Bijlage 5 Standaardbestek Versie maart 2014
Deel 0 Totstandkoming van de overeenkomst 0.01
Aanbestedende dienst: Stichting Waternet, krachtens algemene volmacht vertegenwoordigd door de Algemeen Directeur van Waternet, Korte Ouderkerkerdijk 7, 1096 AC Amsterdam.
0.02
Procedure: De aanbesteding geschiedt volgens de Onderhandse procedure van het Aanbestedingsreglement Werken 2012 (ARW 2012).
0.03
Inlichtingen: Inlichtingen zullen indien noodzakelijk voor de aanbesteding worden gehouden.
0.04
Inschrijving: Van toepassing is artikel 01.01.02 van de Standaard RAW Bepalingen (Standaard 2010) met uitzondering van de daarin genoemde ontleding en lid 03 en 04.
0.05
Inschrijvingsstaat: Van toepassing is artikel 01.01.03 van de Standaard RAW Bepalingen (Standaard 2010), met uitzondering van lid 03 en 04.
0.06
Aanbesteding: Onderhandse aanbesteding overeenkomstig het Aanbestedingsreglement Werken 2012 (ARW 2012 )De uitnodigingen worden per e-mail verstuurd. In afwijking op artikel 7.10.1 van het ARW 2005 is het de inschrijver verplicht om zijn inschrijving via e-mail aan te bieden. (e-mailadres:
[email protected])
Het indienen van varianten is niet toegestaan. Artikel 7.12 en 7.13 van het ARW 2012 zijn niet van toepassing.
0.07
Opdracht: 1.
Niet van toepassing is artikel 01.01.04 van de Standaard RAW Bepalingen (Standaard 2010).
2.
Het gunningscriterium is de laagste prijs. Hierbij geldt het volgende: Bij toetsing van de inschrijving aan de gunningscriteria wordt gestart met de inschrijver met de laagste prijs. Daarvan worden de verrekenprijzen beoordeeld. Indien deze niet akkoord zijn en er niet tot overeenstemming wordt gekomen, zal overgegaan worden tot beoordeling van de een na laagste inschrijver enzovoort.
3.
Aan artikel 7.22.1 van het ARW 2012 na rechter “te Amsterdam” toevoegen.
Deel 1 Algemeen 1.01
Opdrachtgever: Stichting Waternet Amsterdam, krachtens algemene volmacht vertegenwoordigd door de Algemeen Directeur Waternet, Korte Ouderkerkerdijk 7, 1096 AC Amsterdam.
1.02
Directie: Directie UAV zal bij opdracht worden aangegeven.
1.03
Lokatie: Het werk is gelegen in de gemeente Amsterdam.
1.04
Algemene beschrijving: Het uit te voeren werk bestaat in hoofdzaak uit: aanleg en/of reconstructie van riolering het onderhouden van de uitgevoerde werken volgens § 1.06 van dit bestek.
1.05
Tijdsbepaling: e aannemer dient bij inschrijving de geschatte tijdsduur van het werk op te geven. Indien de directie een latere startdatum vaststelt dan bij het offerteverzoek was aangegeven, zal geen verrekening plaatsvinden. Bij overschrijding van het aantal werkdagen kan een korting wegens te late oplevering, bedoeld in § 42 van de U.A.V. 1989, worden ingehouden. Deze bedraagt € 500,- (zegge vijfhonderd euro) per dag.
1.06
Onderhoudstermijn: De onderhoudstermijn, als bedoeld in § 11 lid 1 van de U.A.V. 1989, bedraagt 13 weken.
Deel 2.1 Algemene gegevens 2.1.01
Peilen en hoofdafmetingen.
2.1.01.01
De hoogteligging en de hoofdafmetingen van het werk zijn op de bestekstekeningen weergegeven. De hoogten zijn en worden weergegeven in meters ten opzichte van N.A.P.. Door de directie zal ter plaatse het peil worden aangegeven. De hoogte dient door de aannemer gecontroleerd te worden.
2.1.02
Grondmechanische gegevens. De van toepassing zijnde grondmechanische en/of analytische gegevens worden bij de uitnodiging tot prijsopgave verstrekt.
2.1.03
Bepaling grondverzet.
2.1.03.01
De hoeveelheid te ontgraven grond wordt standaard bepaald conform de berekening als weergegeven op bijlage 1.
2.1.03.02
De hoeveelheid af te voeren grond wordt standaard bepaald conform de berekening als weergegeven op bijlage 2.
2.1.03.03
Voor de taludhelling bij niet afgestempelde sleuf wordt uitgegaan van: zand 1,5:1 klei en veen 2:1.
2.1.03.04
Het uitleveringspercentage van de af te voeren grond is te stellen op: 1,1 (zand) 1,2 (klei) 1,3 (veen). Zie bijlagen 1 en 2.
Deel 2.2 Nadere beschrijving 2.2.01
Bestratingen.
2.2.01.01
De aannemer dient de vrijkomende bestratingsmaterialen op een nader door de directie aan te geven plaats op te tassen en/of te pakketteren.
2.2.01.02
Het op te nemen asfalt met eventuele (beton- en/of puin-) fundering dient te worden gezaagd. Deze materialen moeten worden afgevoerd. Schoongemaakt puin en niet teerhoudend asfalt (met een analyserapport ter beschikking gesteld door directie) kunnen, mits met afmetingen < 1,00 m x 1,00 m, naar soort gescheiden, kosteloos worden gestort bij Paro of Beelen. Stortkosten teerhoudend asfalt zijn voor rekening van de directie. Asfalt moet worden afgevoerd naar een door de directie op te geven verwerker binnen de gemeente Amsterdam.
2.2.02 Grondwerk. 2.2.02.01
Grondsoorten moeten naar soort gescheiden worden ontgraven. Uitkomend zand en goedgekeurde grond moeten zoveel mogelijk naast de sleuf worden gedeponeerd. Eventuele tijdelijke opslag op het werkterrein dient te geschieden op aanwijzing van de directie.
2.2.02.02
Er dient tot 0,20 m onder de onderkant van de te maken werken te worden ontgraven, waarna de sleuf met zand en/of goedgekeurde grond aangevuld moet worden tot de onderkant van de te maken werken.
2.2.02.03
Eventueel in de ontgraving aangetroffen puin, restanten van funderingen en verhardingen welke met de aanwezige graafwerktuigen kunnen worden verwijderd, worden gerekend te behoren tot de ontgraving.
2.2.02.04
Zonodig moeten sleuven worden beschoeid, gestut of gestempeld in verband met water- en grondkering. Hiervoor gelden de bepalingen, genoemd in § 24.07.01 lid 01 van dit bestek. De voor het drooghouden van een afgekiste sleuf benodigde bronbemaling aan beide zijden komt niet voor aparte verrekening in aanmerking.
2.2.02.05
Na het gereedkomen van de werken moeten de ontgravingen tot maaiveldhoogte c.q. onderkant verharding worden aangevuld met zand en/of goedgekeurde uitkomende grond en worden verdicht in lagen van ten hoogste 0,40 m.
2.2.02.06
Uitkomende grond die naar het oordeel van de directie niet geschikt is voor aanvulling, dient droog te worden afgevoerd. Stortkosten zijn voor rekening van de directie.
2.2.02.07
Uitkomende verontreinigde grond moet worden afgevoerd naar een door de directie nader te bepalen locatie. Stortkosten zijn voor rekening van de directie. De aannemer wordt bij de verwerking van bovengenoemde grond gewezen op de per 1 juli 1993 ingetreden Verordening Bedrijfsafvalstoffen.
2.2.03. Rioleringswerk algemeen. 2.2.03.01
In principe gelden de aanbevelingen, genoemd in de NPR 3218 als leidraad voor de uitvoering, behalve die bepalingen, die in strijd zijn met de Standaard 2010.
2.2.03.02
Er dient te allen tijde droog gewerkt te worden.
2.2.03.03
Alle verlaten rioolleidingen (incl. lozingen) dienen opgenomen of, in voorkomende gevallen, volgevloeid te worden. Het opnemen van putten in te vervallen rioolleiding dient in de verrekenprijs voor het opnemen van riool te zijn inbegrepen. Indien de te vervallen leiding zich dieper dan 1,50 m beneden het maaiveld of op een kritieke plaats bevindt, moet zij worden volgevloeid met door de directie ter beschikking te stellen vulstof (niet met zand). Het riool dient schoongemaakt te zijn (volgens §2.2.06.02) voordat met opnemen en/of volvloeien mag worden begonnen. Het tijdstip en de eventuele fasering van reiniging worden in overleg met de directie vastgesteld. In de verrekenprijs voor het volvloeien van rioolleiding dient te zijn inbegrepen
het aanbrengen van schildmuren
het verwijderen van de putten tot 1,10 m beneden maaiveld
het afdekken van de putten met een bodemplaat
het verrichten van alle voorbereidende en bijkomende werkzaamheden (o.a. het aanbrengen van vul- en ontluchtingsopeningen, het ter beschikking stellen van de benodigde materialen ten behoeve van het vullen van de vol te vloeien leiding, het leveren van schoon leidingwater en het assisteren bij het volvloeien).
Tijdens het vullen dient de leiding schoon en leeg te zijn. 2.2.03.04
De lengte van de te leggen riolen is inclusief de te plaatsen putten/putonderbakken.
2.2.03.05
Het leveren en aanbrengen van knevelinlaten bij te vernieuwen PVC-riolen en het leveren en aanbrengen van wandinlaten in kunststof putten dienen in de meterprijs te zijn opgenomen.
2.2.03.06
Elke streng dient na aanvulling, voordat de wegfundering en/of het wegdek wordt aangebracht, te worden gecontroleerd. De aannemer deelt tijdig mee wanneer de oplevering kan plaatsvinden. Op het moment van oplevering moet de riolering schoon en leeg zijn.
2.2.03.07
De aannemer dient op zijn kosten, overeenkomstig het bestaande werk of op aanwijzing van de directie, de riolen te herstellen, die werden verbroken om de nieuwe werken te kunnen maken of door de uitvoering ervan werden beschadigd of zijn verzakt.
2.2.03.08
Lozingen dienen haaks op de put te worden aangesloten d.m.v. een steekmof. Indien de kolken nog niet geplaatst zijn, dienen de kolklozingen vanaf het aansluitpunt op het riool tot 0,50 m door de aan te brengen wegverharding gelegd te worden en middels een werkkaart te worden verrekend.
2.2.04 Onderheide riolen en putten. 2.2.04.01
De eventueel aanwezige paalfundering dient te worden verwijderd tot 0,5 m beneden de nieuw aan te brengen funderingsconstructie.
2.2.04.02
De door de aannemer te leveren en aan te brengen houten palen t.b.v. de funderingsconstructie dienen te zijn van Europees naaldhout, met een paalpunt van min. 0,45 m. De omtrek van de paal op 1 m beneden de top dient min. 0,55 m te zijn. Voor het heien dient een valblok te worden toegepast van tenminste 800 kg en maximaal 1000 kg of een overeenkomstig dieselheiblok. Na het heien dienen de palen op de juiste hoogte vlak afgezaagd te worden.
2.2.04.03
Het plaatsen van damwand dient te geschieden m.b.v. een hoog frequent en variabel moment trilblok.
2.2.05 Putten. 2.2.05.01
De opbouw en afmetingen van gemetselde putten zijn aangegeven in de “Procedure gemetselde putten”.
2.2.05.02
Bij het maken van een put van geprefabriceerde betonelementen dient de aannemer een voegverbinding te maken met bitumenstrip. De voegen dienen uitwendig over een breedte van 0,10 m aan weerszijden van de voeg te worden ingesmeerd met een primer en daarna met 0,20 m breed asfaltbandage te worden afgeplakt en vastgebrand. Voor deze werkzaamheden zal geen verrekening plaatsvinden.
2.2.05.03
In voorkomende gevallen dient de aannemer een stroomprofiel van beton of metselwerk te maken en niet-gebruikte sparingen in de onderbak dicht te zetten.
2.2.05.04
Stroomprofielen in gemetselde putten mogen van hetzelfde materiaal zijn als de toegepaste buizen, met uitzondering van PVC.
2.2.05.05
Te metselen putten dienen in steens metselwerk in koppenverband te worden opgetrokken, waarbij de binnenzijde van de put moet worden afgekwast en de buitenzijde moet worden beraapt.
2.2.05.06
Voor het aansluiten van lozingen op putten wordt verwezen naar deel 3 art. 25.12.06. De mondjes/putwandinlaten dienen waterdicht te worden aangebracht en, voor zover er niet direct lozingen op worden aangesloten, worden afgesloten.
2.2.05.07
De putranden moeten op hoogte worden gebracht met stellagen van steens metselwerk tot 0,10 m beneden de definitieve bestratings- en/of maaiveldhoogte. Bij betonputten inwendig 60x60 cm moeten putranden op hoogte worden gebracht met stelringen van beton tot 0,10 m beneden de definitieve bestratings- en/of maaiveldhoogte. Indien de putranden op definitieve straathoogte worden gesteld, moeten zij worden gesteld in cementspecie/metselwerk. Bij beton putten inwendig 60x60 cm moeten zij worden gesteld in steenvrij speciebed/stelringen
2.2.05.08
Verrekening van het plaatsen van gemetselde putten zal als volgt plaatsvinden:
de bodemplaat incl. stroomprofiel of zonk: in het leidingwerk
metselwerk: verrekening metselhoogte per cm (putschacht, voor alle putten tezamen afgerond op 10 cm.
afdekplaat, 2 stellagen puthals en putafdekking: aparte post puthals.
2.2.06 Overige werkzaamheden. 2.2.06.01
Door de directie ter beschikking gestelde niet-kunststof materialen die overtollig zijn en voor hergebruik geschikt zijn (bijv. zonken en afdekplaten) en de niet hergebruikte putstellen dienen te worden afgevoerd naar de werf van Waternet Sector Afvalwater Amsterdam.
2.2.06.02
In afwijking op artikel 25.13.02 van de Standaard 2010 wordt bepaald dat: Voordat het riool verwijderd of vol gevloeid wordt, dient het riool gereinigd te worden door Waternet sector Afvalwater afdeling RI&O. Kosten hiervoor komen voor rekening opdrachtgever. Minimaal 10 werkdagen voordat het riool gereinigd moet worden, dient de aannemer telefonisch contact te nemen met directie UAV welke bij de opdrachtbrief bekend wordt gemaakt.
2.2.06.03
Uitkomende, vrijgekomen en schoongemaakte PVC-materialen dienen te worden afgevoerd naar Wavin (werf Diemen, vooraf contact opnemen met Dhr. A. Visscher 0523-288224) of naar Spaklerweg 45 (vooraf contact opnemen met Dhr. C. Storck tel. 06-52534404). Voor deze werkzaamheden zal geen verrekening plaatsvinden.
2.2.06.04
Uitkomende, vrijgekomen gietijzeren buizen dienen te worden afgevoerd en worden eigendom van de aannemer. Voor deze werkzaamheden zal geen verrekening plaatsvinden.
2.2.06.05
Uitkomend puin afvoeren naar een door de directie aan te wijzen verwerker Beelen of Paro of een nader door de directie op te geven verwerker d.m.v. een begeleidingsbrief ter beschikking gesteld door de directie. Schoongemaakt puin dient naar soort te worden gescheiden, mits met afmetingen < 0,50 m x 0,50 m, kosteloos worden gestort.
2.2.06.06
De aannemer wordt bij de verwerking van bovengenoemde materialen gewezen op de per 1 juli 1993 ingetreden Verordening Bedrijfsafvalstoffen.
2.2.06.07
Na afloop van de werkzaamheden overgebleven, door de directie ter beschikking gestelde PVC-materialen t.b.v. persleidingen, dienen te worden afgevoerd naar Wavin.
2.2.07 Te verwerken bouwstoffen. 2.2.07.01
De directie stelt de in § 01.14.01 lid 01 genoemde materialen ter beschikking, waarbij de kosten van het eventueel laden op de plaats van terbeschikkingstelling, het transport van deze materialen naar het werk en het verwerken en/of tijdelijk opslaan van de materialen in de resp. eenheidsprijzen dienen te zijn opgenomen. Daarnaast moet de aannemer HDPE- en PVC-materialen <ø200 mm (hulpstukken klasse Sn4 en buizen vergelijkbaar met klasse Sn8, geheel of gedeeltelijk bestaand uit gerecycled PVC-materiaal en KOMO-goedgekeurd), houten heimasten, beton, bekisting- en stelmateriaal (t.b.v. opstortingen kespen, evt. aan te brengen stroomprofielen en aanstortingen rioolbuizen), metselzand, cement, metselstenen, thermisch verzinkte bouten, moeren en pakkingen (SBR-rubber met canvasinlage)
en hulpmaterialen t.b.v. het samenstellen van geprefabriceerde betonputten (zie § 2.2.05 lid 02) en het benodigde leidingwater leveren. 2.2.07.02
Het cement voor beton- en metselspecie moet volgens NEN-EN 8005 okt. 04 hoogovencement CEM IIIA en CEM IIIB voldoen.
2.2.07.03
De aan te maken betonmortel dient te volgens NEN-EN 8005 okt 04 betonkwaliteit C20/25. Het aanmaken van deze mortel dient met een speciemolen te geschieden.
2.2.07.04
Metselstenen dienen dikformaat, niet geperforeerd en te zijn, maatklasse II, gebruiksklasse B3 volgens NEN-EN 771. Tevens dienen de oppervlakken van de steen vlak te zijn.
2.2.07.05
De aan te maken metselmortel dient klasse M 17,5, type I te zijn volgens NEN 3835. Het aanmaken van deze mortel dient met een speciemolen te geschieden.
Deel 3. Standaard bepalingen 01
ALGEMENE EN ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN.
01.01
Algemene bepalingen.
01.01.01
Van toepassing zijn de bepalingen. Op dit werk zijn, voor zover daarvan in dit bestek niet is afgeweken, van toepassing in afdalende zin:
a.
de Standaard RAW Bepalingen, hierna te noemen 'Standaard 2010', uitgegeven door de Stichting CROW.
b.
de “Voorschriften voor het betreden van de Amsterdamse rioolstelsels”;
c.
CROW-publicatie 250 'Graafschade voorkomen aan kabels en leidingen, Richtlijn zorgvuldig graafproces'
c.
de Kwaliteitseisen, beoordelingsrichtlijnen en ontwerpen vastgesteld door de door de Raad voor de certificatie erkende certificerende instellingen zoals deze drie maanden voor de dag van aanbesteding luiden;
d. 01.01.02
het Veiligheids- en Gezondheidsplan. De Standaard 2010 is tegen betaling van EUR 95,- en CROW. Publicatie 250 is tegen betaling van EUR 32 verkrijgbaar bij CROW. Zie ook: www.crow.nl.
01.01.03
De aannemer wordt nadrukkelijk gewezen op correcte naleving van de regels, gesteld in het Bouwstoffenbesluit Bodem- en oppervlaktewaterbescherming en vigerende milieuwetgeving.
01.01.05
Overige algemene bepalingen.
01.01.05.01
De aannemer wordt gewezen op het per 1 oktober 1996 in werking getreden verkeersbesluit, waarbij het gebied begrenst door de Singelgracht, de Nieuwe Vaart en het Spoorbaantracé tussen de Singelgracht en de Nieuwe Vaart gesloten wordt verklaard voor voertuigen en samenstelling en samenstelling van voertuigen met een totaalgewicht van meer dan 7,5 ton. Dit besluit is niet van toepassing op (doorgaande) hoofdroutes. Ontheffing is per voertuig is aan te vragen bij de Gemeente Amsterdam, stadsdeel centrum. Voor meer informatie zie: http://www.amsterdam.nl/veelgevraagd/ontheffingvrachtverkeer-7-5-ton/?productid={F4B09BEE-0ECF-4FD4-A700-1874ABCECC6D Tevens is het gebied binnen de Ring A10 een milieuzone voor vrachtauto's. Oude vrachtauto’s en vrachtauto’s zonder roetfilter zijn hier niet toegestaan omdat ze een relatief grote bijdrage leveren aan de vervuiling van de lucht. Uitzondering hierop zijn Amsterdam-Noord en enkele bedrijventerreinen.
01.01.05.02
Elke aanspraak tot vergoeding van schade als bedoeld in § 6 lid 9 van de U.A.V. 1989 dient de aannemer terstond ter kennis van de directie te brengen.
01.01.05.03
In aanvulling op § 6 lid 13 van de U.A.V. 1989 wordt bepaald dat, indien de gevolgen bedoeld in de zin van dit lid kostenverlaging van het werk tot gevolg zal hebben, deze kostenverlaging met de opdrachtgever zal worden verrekend.
01.01.05.04
In aanvulling op paragraaf 23 lid 3 van de U.A.V. 1989 wordt onder het in goede staat onderhouden van hulpmiddelen ook verstaan het voorkomen en verwijderen van graffiti binnen vijf werkdagen op aanwijzing van directie en op kosten van opdrachtgever.
01.01.05.05
In aanvulling op § 23 van de U.A.V. 1989 dient de aannemer van de wegbeheerder toestemming te
hebben verkregen voor het plaatsen van loodsen en andere
hulpmiddelen dit in afwijking van paragraaf 5 lid 1en 15 lid 2 van de U.A.V.
01.01.05.06
In aanvulling op § 6, lid 3 van de U.A.V. 1989 wordt bepaald, dat tot de verplichtingen van de aannemer tevens wordt gerekend het betalen van haven- en sluisgelden.
01.01.05.07
In aanvulling op § 3 lid 1 van de U.A.V. 1989 wordt bepaald, dat van de aan de personen, die de directie bijstaan, toe te kennen bevoegdheden, afgezien van eventuele nadere door de directie te geven aanwijzingen ter zake, de volgende bevoegdheden zijn uitgesloten: •
het voorlopig schorsen van de uitvoering van het werk (U.A.V. 1989 § 14);
•
het voortzetten van het werk (U.A.V. § 50).
Zonder schriftelijke opdracht in de vorm van een bestelnummer en/of een vermelding in het dagboek zal geen betaling plaatsvinden. Uitsluitend de projectmanager is bevoegd tot het verstrekken van opdrachten en de daarbij behorende prijsvorming inzake verrekening van meer- en minderwerk. 01.01.05.08
In aanvulling op paragraaf 28 van de U.A.V. 1989 dient de aannemer coördinaten voor aanvang van het werk in situ uit te zetten. Dit is van toepassing indien er op de rioleringstekening bij putten coördinaten worden vermeld.
01.02 Betalingsregelingen: aannemingssom. 01.02.01
Betaling.
01.02.01.01
In aanvulling op § 40, lid 11 van de U.A.V. 1989 wordt bepaald, dat de aannemer zijn gegevens ten behoeve van de eindafrekening binnen 14 dagen na de oplevering c.q. de onderhoudstermijn ter beschikking moet stellen. De eindafrekening wordt door de directie opgesteld.
01.04 Betalingsregelingen: loon- en prijswijz.; t.b.s. werkn./mat. 01.04.02
Wijziging in loonkosten, kosten van brandstoffen en bouwstoffen. Verrekening van wijzigingen in loonkosten, kosten van brandstofgroepen en kosten van bouwstofgroepen vindt niet plaats; dit in tegenstelling tot het bepaalde in artikel 01.04.02 t/m 01.04.06 van de Standaard 2010.
01.04.07
Ter beschikking stellen werknemers en materieel.
01.04.07.01
Bij het op verzoek van de directie inzetten van werknemers tijdens de normale werktijd zal de als bijlage toegevoegde lijst met “eenheidsprijzen voor de verrekening van meer- en/of minderwerk bij bestekken en regiewerken” worden gehanteerd.
01.04.07.02
Bij het op verzoek van de directie inzetten van werknemers buiten de normale werktijd zullen de loonkosten worden verhoogd overeenkomstig de CAO-regelingen van het CAO-Bouwbedrijf. De in dit lid bedoelde verhoging van loonkosten dient afzonderlijk te worden gedeclareerd.
01.04.07.03
Bij het op verzoek van de directie inzetten van materieel buiten de normale werktijd is het gestelde in lid 02 van toepassing voor zover dit de kosten van bediening betreft.
01.05 Betalingsregelingen: declaraties. 01.05.01.01
In aanvulling op § 40, lid 6 van de U.A.V. 1989 is het factuuradres: Waternet, Postbus 94107, 1090 GC Amsterdam. Facturen zonder vermelding van ons bestelnummer en projectnummer worden niet in behandeling genomen.
01.08 Bijdragen. 01.08.01
Bijdrage RAW-systematiek.
01.08.01.01
Een “bijdrage RAW-systematiek”, als bedoeld in artikel 01.08.01 van de Standaard 2010, wordt niet verlangd.
01.08.02 01.08.02.01
Bijdrage wegbouwkundig onderzoek. Een “bijdrage Fonds Collectief Onderzoek GWW onderzoek” als bedoeld in artikel 01.08.02 van de Standaard 2010, wordt niet verlangd.
01.09 Kabels en leidingen. 01.09.01
Verplichtingen van de opdrachtgever.
01.09.01.01
Door de directie zal geen bouwbespreking als bedoeld in § 5 lid 1 van de U.A.V. 1989 worden gehouden. Huisaansluitingen zijn niet op de uitvoeringstekening aangegeven. Deze dienen van tevoren, vanaf de aansluiting op het riool, zonder verrekening te worden opgezocht.
01.09.02
Verplichtingen van de aannemer.
01.09.02.01
De aannemer dient te beschikken over een opbreekvergunning (“objectvergunning”) alvorens met de werkzaamheden aan te vangen.
01.09.02.02
De aannemer verzorgt de KLIC-melding drie werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden.
01.09.02.03
Voordat met de ontgraving wordt begonnen, moeten proefgaten of -sleuven met handkracht worden gegraven voor het vaststellen van de juiste ligging van de in en in de nabijheid van de ontgraving gelegen kabels en leidingen. Voor deze werkzaamheden zal geen verrekening plaatsvinden. Indien kabels en leidingen, die op tekening vermeld staan, niet binnen een horizontale afstand van 2 meter aan weerszijden en 1 meter diepte vanaf de onderkant van de verharding, worden aangetroffen, dient de aannemer de directie hiervan in kennis te stellen.
01.09.02.04
Als door de gevolgde werkwijze buiten de werktijden kabels met een spanning van 10.000 Volt of hoger in ontgraven toestand “bereikbaar” zijn, dient de aannemer de nodige voorzieningen ter voorkoming van ongelukken te treffen.
01.09.02.05
Werkzaamheden aan kabels en leidingen mogen uitsluitend worden uitgevoerd in aanwezigheid van door de directie aan te wijzen leidingbeheerder(s). Stagnatie ten gevolge van wijzigingen aan kabels en leidingen komt niet voor verrekening in aanmerking.
01.09.02.06
Bovengrondse voorzieningen ten behoeve van kabels en leidingen en andere door de directie aan te wijzen objecten, dienen steeds bereikbaar en bedienbaar te zijn.
01.09.02.07
In aanvulling op paragraaf 6 lid 18 van de U.A.V. dient de dagelijkse vertegenwoordiger van de aannemer, te allen tijde, zowel overdag als 's nachts, bereikbaar te zijn.
01.09.02.08
Bij het uitvoeren van hijs-, hef- of heiwerkzaamheden, dan wel werkzaamheden met grondverzetmachines binnen 5 meter van onder spanning staande rijdraden van tram of trein, dienen bijzondere maatregelen te worden te worden getroffen om te voorkomen dat enig deel van het werktuig of de daarmee gehesen last in aanraking kan komen met de onder spanning staande rijdraad.
01.11 Verband met andere werken. 01.11.01
Werken, die in elkander grijpen. In verband met het bepaalde in § 31 lid 1 van de U.A.V. 1989 wordt de aannemer erop gewezen dat gelijktijdig werkzaamheden kunnen worden verricht voor/door meerdere Diensten en Bedrijven.
01.12 Verkeersmaatregelen en veiligheid. 01.12.06
Voorzieningen in het belang van het verkeer.
01.12.06.01
In afwijking van het bepaalde in § 30 lid 1 van de U.A.V. 1989 draagt de opdrachtgever zorg voor het plaatsen van afzettingen, het aanbrengen van bebording en het aanbrengen van verlichting in het belang van het verkeer in de omgeving van het werk en op de grens van het werk. De aannemer draagt zorg voor het in stand houden en onderhouden van deze voorzieningen.
01.12.06.02
In- en uitritten en kruispunten ten behoeve van het werkverkeer worden door de directie in overleg met de aannemer bepaald.
01.12.06.03
De aannemer dient klein materiaal t.b.v. afzettingen binnen de grenzen van het werkterrein te leveren, te plaatsen en te onderhouden. Dit geldt tevens voor de afzetting langs de ontgraven sleuf.
01.12.06.04
De aannemer dient altijd toegang aan hulpdiensten te bieden.
01.12.06.05
Op plaatsen waar de verharding is verwijderd, dient de aannemer loopschotten/rijplaten te leggen en te onderhouden ten behoeve van het (voetgangers-)verkeer en hulpverlenende diensten . De loopschotten worden door de directie op het werk ter beschikking gesteld en dienen na gebruik door de aannemer op een door de directie aan te wijzen plaats te worden opgetast. Voor de in de leden 01.12.06.01, 02, 03, 04 en 05 beschreven werkzaamheden zal geen verrekening plaatsvinden.
01.12.07 Veiligheid. 01.12.07.01
Er wordt nadrukkelijk op gewezen, dat de volledige verantwoordelijkheid voor het treffen van veiligheidsmaatregelen en voor het handhaven van de veiligheid op het werk overeenkomstig de wettelijke en daarmee gelijk te stellen voorschriften, gemeentelijke verordeningen en collectieve arbeidsovereenkomst(en), bij de aannemer berust. De zorg van de aannemer voor de veiligheid dient zich uit te strekken tot alle personen, die zich op het werk bevinden en de openbare veiligheid.
01.12.07.02
De aannemer zal zich ter zake van de veiligheid op het werk nimmer kunnen beroepen op de omstandigheid, dat de directie over een eigen Arbo-coördinator beschikt.
01.12.07.03
In aanvulling op § 6 van de U.A.V. 1989 wordt bepaald, dat de aannemer van de op het werk of in verband met het werk plaatshebbende ongevallen of rampen, ongeacht van welke aard, onverwijld kennis te geven aan de directie
en dat de
aannemer gehouden is, alle verlangde inlichtingen daaromtrent te verschaffen. 01.12.07.04
Voordat groot materieel en mechanisch gereedschap op het werk worden aangevoerd en voordat hulpconstructies op het werk in gebruik worden genomen, dienen deze aan het oordeel van de directie te worden onderworpen. Keurings- en onderhoudcertificaten, maximaal 6 maanden oud, dienen op eerste verzoek van de directie ter inzage te worden verstrekt. Voor opbouwkranen is een opstellingkeuring vereist.
01.12.07.05
Voor het opslaan van vaste, vloeibare en gasvormige brandstoffen, brandbare materialen en hulpmiddelen dienen afzonderlijke bovengrondse opslagplaatsen te worden ingericht, welke moeten voldoen aan de geldende voorschriften en overeenkomstig de aanwijzingen van de Amsterdamse Brandweer.
01.12.07.06
Tijdens het achteruit rijden en gedurende het lossen c.q. storten van de vrachtauto’s dient steeds minstens één man op een veilige afstand achter de auto aanwezig te zijn.
01.12.07.07
De aannemer wordt erop gewezen, dat het maximale gewicht, dat door één persoon mag worden getild c.q. gedragen, 25 kg. bedraagt; het maximale gewicht, dat door 2 personen mag worden getild c.q. gedragen, 40 kg. bedraagt.
01.13 Algemeen tijdschema, werkplan en dergelijke. 01.13.01
Algemeen.
01.13.01.01
Van de aannemer wordt een algemeen tijdschema, als bedoeld in § 26 van de U.A.V. 1989, verlangd.
01.14 Bouwstoffen. 01.14.01
Door opdrachtgever ter beschikking te stellen bouwstoffen.
01.14.01.01
Voor de in dit bestek beschreven en op de tekeningen aangegeven werken zullen door de opdrachtgever beschikbaar worden gesteld: •
betonnen, gietijzeren en kunststof buizen inwendig 200 mm en groter, inclusief de benodigde hulpstukken
•
betonnen en kunststof putten
•
betonnen bodemplaten
•
betonnen putzonken hoog 0,53 m
•
betonkrimpplaatjes 0,80 x 0,275 x 0,06 m
•
betonnen afdekplaten
•
stelringen
•
betonnen heipalen
•
betonnen kespen
•
putafdekkingen
•
de voor het volvloeien van te vervallen rioolleiding benodigde vulstof
•
het tekort komende zand ter aanvulling van ontgravingen.
Het zand moet door de aannemer worden aangevoerd van de werf Loswal firma van Vliet (Toetsenbordweg, Kwadrantweg en/of Zuiderijdijk en/of een nader door de directie op te geven plaats binnen de gemeente Amsterdam, gelost en verwerkt en/of opgeslagen. Betonnen buizen worden op het werk ter beschikking gesteld naast middel van vervoer. Kunststof buizen en hulpstukken en betonnen putten worden op het werk ter beschikking gesteld op middel van vervoer. Overige materialen (zie hieronder beschreven) dienen door de aannemer te worden geladen, getransporteerd, gelost en verwerkt en/of opgeslagen op de: *werf Waternet Sector Afvalwater (Overige en hierboven genoemde materialen). Voor kleinere hoeveelheden kunststofbuizen (< 24 m) en hulpstukken (< 5 st) t.b.v. vrijvervalriool. *werf Wavin (Indien de afroep termijn van 3 werkdagen niet gehaald kan worden of voor kleinere hoeveelheden “volwandige” kunststofbuizen (< 24 m) en hulpstukken (< 10 st) t.b.v. persleidingen. Voor deze werkzaamheden zal geen verrekening plaatsvinden. De in dit lid genoemde materialen (met uitzondering van zand) dienen tenminste 3 werkdagen tevoren bij de directie te worden afgeroepen. Zand (meer dan 100 m3) ten behoeve van de aanvulling van sleuven en bouwputten kan tot uiterlijk 12.00 uur op de dag voorafgaand aan de dag van verwerking worden afgeroepen bij de directie. 01.14.01.02
Bij de aflevering door de producent van door de opdrachtgever ter beschikking te stellen bouwstoffen, ondertekent de aannemer de vrachtbrief en dient deze bij de directie in. De ondertekende vrachtbrief vormt de verklaring van de aannemer dat de door derden afgeleverde bouwstof aanwezig is op het werk conform de hoeveelheid vermeld op de vrachtbrief. Indien de vrachtbrief niet bij de directie wordt ingeleverd, kan een inhouding plaatsvinden ter grootte van de waarde van de geleverde goederen. De door de directie ter beschikking gestelde materialen blijven te allen tijde eigendom van de directie.
01.14.01.03
De aannemer dient bij het in ontvangst nemen van door de opdrachtgever ter beschikking gestelde bouwstoffen deze te controleren op uiterlijke gebreken. Geconstateerde gebreken dienen op de vrachtbrief te worden vermeld.
01.14.01.04
De door de opdrachtgever ter beschikking gestelde bouwstoffen waaraan door de aannemer gebreken zijn geconstateerd, mogen niet door de aannemer worden verwerkt.
01.14.02
Keuring bouwstoffen.
01.14.02.01
Door de aannemer te leveren steenachtige bouwstoffen en grond moeten voldoen aan categorie 1-bouwstoffen volgens het Bouwstoffenbesluit Bodem- en oppervlaktewaterbescherming, aan te tonen middels erkende certificaten. Bij elke levering van materialen, leverbaar met kwaliteitsverklaring of certificaat, moet een exemplaar van de kwaliteitsverklaring of het certificaat aan de directie worden verstrekt.
01.14.02.02
Het transport, de opslag en de verwerking van bouwstoffen, die leverbaar zijn met een kwaliteitsverklaring als bedoeld in lid 01, dan wel onder certificaat, dienen mede te geschieden overeenkomstig de richtlijnen, vermeld in
de betreffende
kwaliteitsverklaring, resp. de voorschriften van de leverancier. 01.14.02.03
Bouwstoffen, die met een kwaliteitsverklaring/certificaat worden geleverd, worden geacht te zijn goedgekeurd in de zin van § 18 van de U.A.V. 1989, indien de betreffende verklaring aan de directie is overhandigd of, in geval van partij keuringsmerk, de bouwstoffen door de directie op het werk zijn geïnspecteerd.
01.14.03
Locaties.
01.14.03.01
De in het bestek genoemde onderscheiden locaties, waar ter beschikking gestelde materialen kunnen worden afgehaald of waarnaar uit het werk vrijkomende materialen afgevoerd dienen te worden, zijn gelegen: zandloswallen: •
Loswal Zeeburg Zuiderijdijk 48, 1095 KN Amstedam;
•
loswal Westpoort Kwadrantweg 7, 1042 AG Amsterdam;
•
Loswal Noord Toetsenbordweg 3, 1033 MZ Amsterdam. puinstortlocaties:
•
Paro Siciliëweg 40,1045 AS te Amsterdam;
•
Beelen Amsterdam b.v. Ankerweg 16 1041 AT te Amsterdam. grondstortlocaties:
•
Grondbank Nederland TOP-Duivendrecht Stationsweg Duivendrecht (De aannemer dient de afvoer van grond (per dag) 24 uur voor het afvoeren telefonisch te melden bij de planning van de Grondbank Nederland tel: 030-2966485 contactpersoon Timo Winkel bereikbaar van 08:30 tot 17:00 uur.) ;
•
Stort Nauerna is gelegen aan de Nauerna 1 te Assendelft;
•
Stort De Liede is gelegen aan de Spaarnwouderweg 1175 Vijfhuizen. materiaal afhaal locaties:
•
Werf Waternet Sector Afvalwater Amsterdam is gelegen aan de
Provincialeweg 21,1108 AA Amsterdam Zuidoost, openingstijden van 07.30 uur tot 16.30 uur; (GPS kent soms Provincialeweg 21 Amsterdam Zuidoost niet, zoeken op: Driemondweg Amsterdan Zuidoost of Provincialeweg 21 Driemond) •
Werf Wavin is gelegen aan de Venserweg 3 te Diemen.
•
Vestigingen Pipelife is gelegen aan Galileistraat 43 te Heerhugowaard of De Factorij 40a te Hoorn.
01.14.04
Verwerking van door de aannemer te leveren materialen.
01.14.04.01
Het aanmaken van beton- en/of metselspecie dient met water van drinkwaterkwaliteit te geschieden.
01.14.04.02
Voor toe te passen mortels dient gebruik te worden gemaakt van
01.14.04.03
Door de aannemer te leveren metselstenen dienen te voldoen aan de volgende eisen: •
210 x 100 x 65
•
klasse F2/D
•
tolerantie klasse T2
•
niet geperforeerd
•
de oppervlakken dienen vlak te zijn
Per te leveren partij dient een ‘specificatie metselbaksteen’ volgens NEN-EN771-1 te worden geleverd. 01.14.04.04
Klezoren mogen niet in het metselwerk voorkomen.
01.16
Verzekeringen.
01.16.01
C.A.R.-verzekering.
01.16.01.01
Het Werk: Onverminderd de wettelijke en contractuele aansprakelijkheid van de aannemer, verzekert de opdrachtgever het in het bestek omschreven werk volgens de voorwaarden van een Contructie All Risks verzekering. Daarin zijn mede begrepen de wettelijke aansprakelijkheid van genoemde verzekerden, als ook bestaande eigendommen van opdrachtgever. Als verzekerde worden aangemerkt de directie, de architect, de adviseur(s), de aannemer en de eventuele onderaannemers(s)
De standaard eigen risico’s op deze polis van toepassing zijn: Sectie I
Het werk
€ 5.000,00
Sectie II
Aansprakelijkheid
€ 5.000,00
Sectie III
Eigendommen Opdrachtgever
€ 5.000,00
Voor speciale eigen risico’s wordt verwezen naar een kopie van de polis (bijlage 9), als ook naar de Algemene en Bijzondere Voorwaarden (bijlage 10), die als bijlage aan het bestek van het werk waarop wordt ingeschreven / van het uit te voeren werk zijn toegevoegd. Overige: Onverminderd zijn wettelijke en contractuele aansprakelijkheid, verzekerd de aannemer: hetgeen overigens te behoeve van de uitvoering van het werk op of nabijheid het bouwterrein aanwezig is, zoals materieel en hulpmaterieel de goederen van hen, die ten behoeve van de uitvoering van het werk op of nabij het werkterrein aanwezig zijn, zoals kleding en voertuigen van de directie, de aannemer en onderaannemer(s) en hun personeel.
Schaden: Alle niet gedekte schaden en/of eigen risico’s blijven voor rekening van de aannemer. Aannemer vrijwaart opdrachtgever dan ook voor alle aanspraken op schade vergoedingen, tenzij deze aanspraken het directe gevolg zijn van handelingen van Opdrachtgever. 01.17
Vrijgekomen materialen.
01.17.03
Vervoeren goedgekeurde oude bouwstoffen.
01.17.03.01
Opgenomen, goedgekeurde putstellen en andere rioleringsmaterialen (bijv. zonken en afdekplaten) dienen, indien ze niet worden hergebruikt, schoongemaakt te worden afgevoerd naar de werf van Waternet Sector Afvalwater Amsterdam.
01.18
Bescherming te handhaven beplanting.
01.18.01
Voorkomen van schade aan beplanting.
01.18.01.01
Bij het uitvoeren van het werk dienen beschadigingen van boven- en ondergrondse delen van de te handhaven beplanting te worden voorkomen. Hiertoe dient de aannemer (voor zijn rekening) maatregelen te treffen.
01.18.01.02
Binnen de wortelzone van de te handhaven beplanting is het gestelde onder a. tot en met e. niet toegestaan, tenzij in het bestek of door de directie nadrukkelijk anders is bepaald. a. het ontgraven van grond; b. het opslaan van materialen; c. het ophogen met grond; d. machinale grondbewerking; e. het berijden met materieel.
01.18.01.03
Onder de in lid 02 genoemde wortelzone bij bomen wordt verstaan het grondoppervlak dat ontstaat door projectie van de kroon van bomen naar alle kanten vermeerderd met 1,5 meter; voor zuilvormen geldt het grondoppervlak van een cirkel met als middelpunt de stam van de boom en als diameter 50 * d (d = stamdiameter van de boom, horizontaal gemeten op 1,30 meter boven het maaiveld).
01.18.01.04
Indien de aannemer te handhaven beplanting beschadigt of beschadiging aan vorenvermelde beplanting constateert, dient hij daarvan terstond de directie in kennis te stellen.
01.19
Arbeidsomstandigheden.
01.19.01
Veiligheids- en gezondheidsplan.
01.19.01.01
De aannemer stelt op basis van de bij de uitnodiging tot prijsopgave verstrekte gegevens het Veiligheids- en Gezondheidsplan op t.b.v. de uitvoeringsfase, op basis van het Bouwprocesbesluit, en treft, indien noodzakelijk, de hieruit voortvloeiende maatregelen.
01.21
Waterkeringen.
01.21.01
Voorkomen van schade aan waterkeringen.
01.21.01.01
In, op of binnen het invloedsgebied van een waterkering is het niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van de kering-beheerder werkzaamheden uit te voeren, die de stabiliteit van de kering kunnen beïnvloeden.
01.21.01.02
Onder het in lid 01 genoemde invloedsgebied wordt verstaan een strook van 10 maal de kerende hoogte uit de teen van het dijktalud, met een minimum van 10 m.
01.21.01.03
Bij de uitvoering van de werkzaamheden als beschreven in lid 01, dient een kopie van de schriftelijke toestemming op het werk aanwezig te zijn.
01.22
Watergangen.
01.22.01
Voorkomen van verstoring van de waterhuishouding.
01.22.01.01
Het natte profiel van de watergangen mag niet gewijzigd worden zonder schriftelijke toestemming van de waterkwantiteitsbeheerder.
01.22.01.02
Bij de uitvoering van werkzaamheden als beschreven in lid 01, dient een kopie van de schriftelijke toestemming op het werk aanwezig te zijn.
01.25
Revisie Gegevens digitaal vastleggen op topografisch ondergrond
01.25.01
Algemeen
01.25.01.01
Te verstaan onder : a.
meetgegevens: Gemaakte veldwerken, schetsen logbestanden gegenereerd door het gebruikte instrumentarium, data van de grondslagberekeningen, data van detailmetingen en een lijst van de gebruikte referentiepunten.
b.
rechtstreeks inmeten:
Het te meten object zelf bij open sleuf of put aanmeten dus niet middels verklikken. 01.25.02
Aanmeetpunten
01.25.02.01
Van leidingen dient de as (x.y) en de binnenonderkant buis (z) te worden gemeten. Van putstellen en appendages dient het hart (x,y) te worden gemeten. Van persleidingen dient op rechtstanden met een minimale puntdichtheid van 25 meter de positie en de binnenonderkant buis te worden gemeten en weergegeven.
01.25.03
Eisen en uitvoering
01.25.03.01
De aannemer dient er zorg voor te dragen dat alle aangelegde objecten ten tijde van de periode dat er nog geen revisie aan de opdrachtgever is geleverd direct zijn te lokaliseren.
01.25.03.02
Voor het tijdstip dat de verharding wordt aangebracht dienen de aangelegde objecten door de aannemer rechtstreeks te zijn ingemeten.
01.25.03.03
De positie (x, y) van de objecten:positie rechtstreeksinmeten met een maximale afwijking 150 mm aan het R.D. net. De hoogte (z) van de objecten:hoogte rechtstreeks meten met een maximale afwijking 10 mm t.o.v. N.A.P. vlak.
01.25.03.04
De gegevens moeten volgbaar zijn geregistreerd en toegankelijk zijn voor de opdrachtgever. De aannemer dient voor de revisievervaardiging alleen gebruik te maken van de geleverde template- en voorbeeldbestanden van de opdrachtgever en levert dientengevolge een microstation V8 revisie bestand volgens de Waternet specificaties en een “PDF”bestand hiervan, geschikt voor 1:200 afdrukken. Op verzoek levert de aannemer 1;200 afdrukken. De bestanden dienen voorzien te zijn van een ingevuld stempel van Waternet met dagtekening, naam en handtekening van een vertegenwoordiger van de aannemer.
01.25.03.05
Bij de revisiegegevens tevens de gebruikte materialen, type buis, binnendiameter, putten, inlaten, appendages, boogsegmenten, knikken, duikers, zinkers, gemalen, hulpstukken, permanente hulpconstructies, details, verwijderde -, volgevloeide -, en volgeschuimde leidingen, kathodische beschermingen vermelden, palen afbeelden en paalpuntdiepte aangeven. Van boringen en zinkers dient een lengteprofiel te worden gegeven.
01.25.04
Aanleveren gegevens t.b.v. revisie door opdrachtgever
01.25.04.01
Aan de aannemer worden de benodigde digitale topografie-, besteksbestanden, een voorbeeldbestand en een template bestand met daarin laagindeling, symboliek en kaartinhoud verstrekt.
01.25.04.04
Door de opdrachtgever verstrekte gegevens mogen alleen voor het desbetreffende werk gebruikt worden.
01.25.05
Tijdsbepaling leveren revisiegegevens
01.25.05.01
De aannemer levert alle meetgegevens en revisiebestanden schaal 1:200 ter beoordeling uiterlijk binnen 10 werkdagen na opneming als voorlopig. De bestanden bevatten al hetgeen is aangelegd in de periode voorafgaand aan de opneming. De aannemer levert digitaal de definitieve bestanden uiterlijk binnen 5 werkdagen na ontvangst van de eventuele opmerkingen van de opdrachtgever. Bij meerdere opnemingen per werk is er sprake van gedeeltelijke revisies.
01.26
Revisie Waternet afvalwater t.b.v. schetskaart
01.26.01 01.26.01.01
Schetskaart algemeen Te verstaan onder • Schetskaart: het vastleggen van perceelslozingen op een analoge tekening van formaat A4 • Perceelslozing: Afvoer van vuil water en/of regenwater komende vanaf een perceel met een diameter van < 200 mm.
01.26.01.02
De aannemer dient de schetskaart gegevens, vooral van de onderdelen van het werk welke na realisatie niet zichtbaar of niet bereikbaar zijn, gedurende het werk vast te leggen en indien gevraagd te overleggen aan de directie.
01.26.01.03
Voorwaarde waaraan een schetskaart dient te voldoen: • •
• • •
Van elke gemaakte c.q. vernieuwde perceelslozing moet een schetskaart gemaakt worden, het is toegestaan om meerdere percelen en/of lozingen op een schetskaart te verwerken. De plaats van het straat-, vuilwater- en regenwaterriool waarop de lozingen worden aangesloten met de bijbehorende putten. De te gebruiken aanduiding voor het soort riool moet overeenstemmen met de symbolen zoals op uitvoerings- en revisietekening Het nieuw aangelegde (gereviseerde) riool dient op schetskaart als bestaand te worden aangegeven. De te gebruiken aanduiding voor het soort lozing moet overeenstemmen met de symbolen zoals op de uitvoeringstekening of het een vuil- of regenwaterlozing betreft. De plaats waar de lozing de gevel of de terreingrens kruist; deze plaats moet in maten worden vastgelegd ten opzichte van een vast markant punt, zoals gevel, gevelscheiding, etc.
• •
• • •
De hoogte van de binnenonderkant van de lozing ten opzichte van NAP op de plaats waar de lozing de gevel of terreingrens kruist. De hoogtemaat moet binnen de gevellijn of terreingrens worden geschreven. Op de schetskaart dient tevens de definitieve straathoogte bij de erfgrens/voetpad vermeld te worden. De definitieve straathoogtes staan vermeld op de bestratings tekeningen, welke op aanvraag zullen worden verstrekt door de directievoerder. De plaats van het ontstoppingstuk, bochten en eventueel het schuine spruitstuk dienen met bijbehorende maten te zijn voorzien. De inwendige diameter van de lozing, indien een andere diameter is toegepast dan 125mm. Stijl van tekenen a. Schaal van de Schetskaart 1:100 b. Teksthoogte maatvoering: 0.25, lettertype 105 INTL_ISO c. Teksthoogte tekst: 0.25, lettertype Verdana d. Teksthoogte maaiveld: 0.25 lettertype Verdana e. Teksthoogte huisnummer: 0.50, lettertype Verdana f. Symbool Onstoppingstuk : een dichte bol van 0.50 m g. Symbool vuilwaterlozing: lijn 3.00 m met een dichte bol van 0.6 m h. Symbool regenwaterlozing: lijn 3.00 m met een open bol van 0.6 m i. Symbool regenwaterlozing aan de gevel: een open bol van 0.6 m j. Symbool leiding: Lijnstijl PVC 125 k. Nieuw gereviseerd riool dient als bestaand riool te worden aangegeven l. Regenwaterlozing aangesloten op de buis dient vanaf de put in en door gemeten (links naar rechts) te worden. m. Maatvoering Noord gericht t.o.v. schetskaart n. Straatnaam, aanlegdatum, vermelding huisnummers, schaal, naam aannemer en stadskaart (zie stempel op uitvoeringstekening) vermelden met een teksthoogte van 0.50, lettertype Verdana. o. Een voorbeeld van een schetskaart is als bijlage toegevoegd conform bovenstaande voorwaarden.
01.26.01.04
De volgende zaken dienen niet op een schetskaart te staan • Op de schetskaart mogen geen lozingen getekend worden van beide straatzijden. • Bandenlijnen, parkeerplaatsen, bomen en overige maaiveld inrichting. Deze kunnen wijzigen tijdens de levensduur van het riool en de lozingen. • De lijnsymboliek aan te leggen nieuw riool vanaf de uitvoeringstekening.
01.26.01.05
Perceelslozingen op particulierterrein • Indien perceelslozingen worden vervangen op particulier terrein na opdracht eigenaar, dan dienen deze perceelslozingen ook verwerkt te worden op de schetskaart.
01.26.02
Eisen en uitvoering
01 26.02.01
De aannemer dient er zorg voor te dragen dat alle aangelegde lozingen ten tijde van de periode dat er nog geen schetskaart aan de opdrachtgever is geleverd direct zijn te lokaliseren.
01.26.01.02
Voor het tijdstip dat de verharding wordt aangebracht dienen de aangelegde perceelslozingen door de aannemer rechtstreeks te zijn ingemeten.
01.26.01.03
De positie (x, y) van de perceelslozingen: maximale afwijking 150 mm t.o.v. R.D. net. De hoogte (z) van de perceelslozingen: maximale afwijking 10 mm t.o.v. N.A.P. vlak.
01.26.01.04
De gegevens moeten navolgbaar zijn geregistreerd en toegankelijk zijn voor de opdrachtgever. De aannemer dient voor de vervaardiging van de schetskaarten alleen gebruik te maken van de geleverde template- en voorbeeldbestanden van de opdrachtgever
en levert een Microstation V8 perceelslozingen bestand volgens de Waternet specificatie af. 01.26.03
Aanleveren gegevens t.b.v. schetskaart door opdrachtgever
01.26.03.01
Aan de aannemer worden de benodigde digitale topografie- en een template bestand met daarin, laagindeling, symboliek en kaartinhoud en een voorbeeldbestand verstrekt.
01.26.03.01
De door de opdrachtgever verstrekte gegevens mogen alleen voor het desbetreffende werk gebruikt worden.
01.26.04
Tijdsbepaling levering schetskaart
01.26.04.01
Binnen 10 werkdagen na de dag van opneming per fase verstrekt de aannemer in 2- voud op papier de schetskaarten aan de directie. De schetskaarten bevatten al het geen is aangelegd in de periode voorafgaand aan de opneming per fase.
01.26.04.02
Na goedkeuring van de schetskaart, e-mailt de aannemer naar
[email protected] het bestand waarop alleen de perceelslozingen zijn verwerkt in .dgn formaat.
24
Technische bepalingen sleuf- en sleufloze technieken
24.02
Eisen en uitvoering.
24.02.01
grondwerk, ontgraving.
24.02.01.01
Tijdelijke opslag op het werkterrein dient te geschieden op aanwijzing van de directie.
24.02.01.02
Eventueel in de ontgraving aangetroffen puin, restanten van funderingen en verhardingen welke met de aanwezige graafwerktuigen kunnen worden verwijderd, worden gerekend te behoren tot de ontgraving.
24.02.01.03
Eventuele verontreinigingen op wegen ten gevolge van grondtransport dienen op eerste aanzegging van de directie door de aannemer te worden verwijderd.
24.02.03
Grondwerk, aanvulling.
24.02.03.01
In aanvulling op het bepaalde in artikel 24.02.03 lid 01 van de Standaard 2010 wordt bepaald dat na het gereedkomen van de werken de ontgravingen vanaf 30 cm boven de bovenkant van de buis tot maaiveldhoogte c.q. onderkant verharding moet worden aangevuld in lagen van ten hoogste 0,40 m.
24.02.03.02
In tegenstelling tot het bepaalde in artikel 24.02.03 lid 06 van de Standaard 2010 met betrekking tot leidingen, mag tot 30 cm boven de buis alleen naast de buis worden verdicht, tenzij de voorschriften van de leverancier anders aangeven.
24.02.03.03
Voordat met aanvullen mag worden begonnen, dient het metselwerk van gemetselde putten verhard te zijn. Bij onderheide riolen mag men pas aanvullen na minimaal 48 uur na opstortingen van beton op de kespen en aanstorten van de grove sparing in de put
24.02.03.04
Voor het aanbrengen van elke nieuwe laag dient de aannemer de verdichting van de voorafgaande laag te controleren, met een gemiddelde van 3 verdichtingproeven
per 100 m lengte. De hierbij geregistreerde meetgegevens dienen direct aan de directie ter beschikking te worden gesteld. Eventuele kosten voor de meetgegevens dienen in de aanneemsom te zijn inbegrepen. Het aan de directie aanleveren van meetgegevens ontheft de aannemer niet van zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van de verdichting.24.02.03.05. Bij verdichten van grond in beplantingsvakken of onder gras mag geen verkneding of structuurbederf optreden. Teelaarde mag niet worden verdicht. 24.02.03.06
Grond, die in aanvulling is verwerkt in beplantingsvakken of onder gras op een diepte van minder dan 0,80 m, mag na verdichting een conuswaarde hebben van maximaal 2,0 N/mm2.
24.02.05
Verdichtinggraad van zand in aanvulling.
24.02.05.01
In afwijking van artikel 24.02.05 lid 01 van de Standaard 2010 dient de verdichtinggraad op een diepte van meer dan 1 meter tenminste 98 % te bedragen.
24.02.05.02
In afwijking van artikel 24.02.05 lid 02 van de Standaard 2010 dient de verdichtinggraad onder verhardingen op een diepte van minder 1 meter tenminste: •
98% bedragen voor het zandbed van rijbanen en voet- en fietspaden op zandondergrond en van rijbanen op kleiondergrond;
•
97% bedragen voor het zandbed van rijbanen op veen ondergrond en voet- en fietspaden op klei ondergrond;
• 24.02.05.03
96% bedragen voor het zandbed van voet- en fietspaden op veen ondergrond.
De proctordichtheid van de aanvulling onder verhardingen dient minimaal gelijk te zijn aan de oorspronkelijke proctordichtheid.
24.03
Informatie-overdracht.
24.03.01
Uitvoering van werkzaamheden.
24.03.01.01
Voordat met aanvullen mag worden begonnen, dient de directie hiervan in kennis te worden gesteld.
24.04
Risicoverdeling en garanties.
24.04.02
Droogmaking en drooghouding.
24.04.02.01
In aanvulling op art. 22.02.02 lid 02 van de Standaard 2010 wordt bepaald, dat de (bron)bemaling, benodigd voor het drooghouden van de bouwputten en sleuven, het behouden van een stabiele grondslag en het opdrijven van de gemaakte werken te voorkomen, geheel voor rekening en risico van de aannemer is. Alleen indien de directie uitdrukkelijk opdracht verstrekt tot het plaatsen van (bron)bemaling, zal verrekening plaatsvinden tegen geldende eenheidsprijzen.
24.04.03
Grondwerk, aanvulling.
24.04.03.01
De kosten van door de beheerder te nemen en te analyseren van proctorproeven, die niet aan de gestelde eisen voldoen, alsmede alle bijkomende kosten (bijvoorbeeld herstel wegverharding) zullen op de aannemer worden verhaald.
24.04.03.02
Alle meerkosten ten gevolge van afwijkingen van de volgens bijlage 1 en deel 2.1 lid 03 te herleiden ontgravingbreedte B2 zijn voor rekening van de aannemer, tenzij deze de noodzaak van de afwijking aantoont.
24.05 Bijbehorende verplichtingen. 24.05.06
Bemalingen.
24.05.06.01
De wijze van drooghouden van ontgravingen en de lozing van het daarbij af te voeren water behoeft de voorafgaande toestemming van de directie.
24.05.06.02
(Retour-)bemaling mag geen enkel schade-risico opleveren voor bebouwing en waterbouwkundige constructies in de nabijheid. De grondwaterstanden dienen wekelijks aan de directie te worden gerapporteerd.
24.05.06.03
Elke pomp dient op de riolering te lozen via een zandvang van voldoende capaciteit.
24.05.06.04
De aannemer dient de hoeveelheid (grond)water, die wordt onttrokken dan wel geïnfiltreerd te meten door middel van een EMF-meter (Electro Magnetic Flow). Deze moet geplaatst worden in een recht gedeelte van de leiding
met een recht
stuk van 10 x de diameter van de pijp vòòr de EMF-meter en 5 x de diameter van de pijp nà de EMF-meter.Elke week moet aan de directie een overzicht worden overgelegd met de gegevens van de week daarvoor. Op dit overzicht moeten de volgende gegevens worden vermeld: o
naam van het project
o
identificatie van het winningspunt
o
merk/type/ijkrapport van de debietmeter (toegestane toleranties maximaal 10%)
o
geregistreerde hoeveelheid onttrokken en geïnfiltreerd (grond)water, per etmaal en
o
corresponderende meterstanden
o
capaciteit/merk/type van de pomp
o
bemalingdatums/bemalingtijdstippen/aantal draaiuren per etmaal
o
cumulatief en de eventuele bijzondere omstandigheden. Indien er geen grondwater wordt onttrokken dient de aannemer dit schriftelijk op te geven.
24.07 Hulpwerken. 24.07.01.01
Het plan en de constructie van de te maken hulpwerken, waaronder afkistingen, damwanden (conform CUR 166), ondersteuningen en installaties, moeten met behulp van tekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan de directie worden aangeboden. Deze goedkeuring ontheft de aannemer niet van zijn verantwoordelijkheid voor de hiervoor genoemde hulpwerken.
24.07.01.02
Bij toepassing van schotten dient men gebruikt te maken van een gecertificeerd systeem dat voldoet aan de eisen van de Arbeidsinspectie. Type: enkel/dubbel geleidesysteem/variabele schachtbox (type Krings of gelijkwaardig).
24.07.01.03
Het verwijderen van damwand/sleufafkistingen mag pas dan geschieden, wanneer de rioleringssleuf volledig is aangevuld en de grondwaterstand tot het oorspronkelijke niveau is teruggebracht.
24.07.01.04
Tot het aanbrengen van stalen damwanden/sleufafkisting wordt tevens gerekend het opvangen van overstekende kabels en leidingen in de sleuf, daar waar nodig.
24.07.01.05
Tot het treffen van voorzieningen tegen het inkalven van de sleuf wordt tevens gerekend;
het aanbrengen van alle voorzieningen welke het heiwerk mogelijk maken, zoals o.a. het leggen van rijplaten,
draglineschotten, het maken van hulpsteiger of -brug etc.,
het (evt.) grondwerk noodzakelijk voor het uitvoeren van het heiwerk (voorsleuven),
het ter beschikking stellen van de benodigde materialen,
het opruimen van de genoemde voorzieningen
25
TECHNISCHE BEPALINGEN LEIDINGWERK
25.02
Eisen en uitvoering leidingwerk algemeen.
25.02.02
Fundering.
25.02.02.01
Bij onderheide riolen dienen tussen de kespen en de buizen zachthouten wiggen (dik ca. 30 mm) te worden aangebracht in de dwarsrichting van de buizen. Aan weerszijden van de stelklos moet polystyreen worden aangebracht. Afmetingen: 200 mm, breedte 1/6 van de inwendige buisdiameter en hoogte 30 mm. De kesp dient over de volle breedte te worden opgestort over een hoogte van 1/3 van de uitwendige diameter van de buis, vermeerdert met de hoogte van de stelklos (een en ander volgens tekening). De buis moet volledig dragen op de opstorting. De door de stelklos veroorzaakte onderbreking van de opstorting onder de zool van de buis mag niet breder zijn dan 0,12 m bij buizen ≤Ė300 mm en niet breder dan 0,20 m bij buizen ≥Ė400 mm.
25.02.02.02
Het maken van de opstorting mag pas geschieden wanneer de sparingen rond de hakkelbouten zijn volgestort en uitgehard.
25.02.03
Montage leiding.
25.02.03.01
Het in artikel 25.02.03 lid 01 van de Standaard 2010 vermelde is tevens van toepassing op gietijzeren, betonbuizen met plaatstelen kern en stalen buizen.
25.02.03.02
Het pasmaken van rioolbuizen mag geschieden d.m.v. slijpen. Overlast voor de omgeving dient tot een minimum beperkt te blijven, e.e.a. ter beoordeling van de directie.
25.02.03.03
Ten aanzien van de te maken lassen in een stalen leiding of stuiklassen in een HDPE-leiding gelden volgende bepalingen:
zowel de lasser als de lasmethode dient gekwalificeerd te zijn. De bewijzen van lasvaardigheid en de lasmethode dienen tijdig, voor de aanvang van het laswerk, ter goedkeuring aan de directie te worden voorgelegd. Een bewijs van lasvaardigheid mag niet ouder zijn dan 6 maanden;
de lassers moeten gedurende het werk een vast kenmerk hebben;
voor het maken van proeflassen wordt buismateriaal ter beschikking gesteld. Buismiddellijn, wanddikte en plaats van opstelling worden in onderling overleg vastgesteld.
25.02.03.04.1 Ten aanzien van te maken lassen in plaatstalen kernbuizen gelden volgende bepalingen:
Voordat met de laswerkzaamheden begonnen wordt dient door de aannemer en LMB (Las methode beschrijving)
ter goedkeuring aan de directie worden overlegd.
de laswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een gekwalificeerde lasser
de laswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd met droge elektroden aan droog materiaal en mogen niet
worden beïnvloed door sterke wind en tocht. Indien het laswerk onder ongunstige weersomstandigheden
moet plaatsvinden, dient een deugdelijke overkapping te worden aangebracht.
voor het lassen dienen de einden van de buizen te worden gericht en gecentreerd.
nadat het laswerk gereed is, dienen de stekeinden van de wapening van de ommanteling aan elkaar te worden gelast.
nadat de voegen schoon en droog zijn, deze aan de buitenzijde behandelen met Cugla-Epoxy Sealer of
gelijkwaardig omstorten met betonmortel (cement klasse A, mengverhouding 1 : 1,5 : 2,5, grindkorrel tussen 5 en
12 mm) en aan de binnenzijde van de buis behandelen met Cugla Epoxy Sealer of gelijkwaardig en hierna voeg
volzetten Cuglaton Epoxymortel of Cuglaton 4 mm of gelijkwaardig indien
binnenzijde van de buis ontoelaatbare scheurvorming is opgetreden, dient
als gevolg van laswerk aan de deze gelijktijdig met het volzetten van 25.02.03.05
de stootvoeg te worden gerepareerd.
Inkorten van nodulair gietijzeren afvalwater buizen:
ter plaatse van de zaagsnede dient te uitwendige diameter te worden gecontroleerd;
het uiteinde van de ingekorte buis dient te worden voorzien van een zoekrand (afschuining) zie onderstaande
tabel;
•
na het afschuinen / afronden moet de buitenbekleding worden hersteld met epoxy coating. Maten van de zoekrand DN
breedte
hoogte
mm
mm
60-600
9
3
700-1200
15
5
1400-1600
20
7
1800-2000
23
8
25.02.04
Aanbrengen putten.
25.02.04.01
De vaar- en moereinden van bodemstukken, opzetstukken en afdekplaten, moeten schoon en droog zijn voordat
ze worden ingesmeerd met een primer en
bitumenkit. De voeg moet vervolgens aan de buitenzijde van de put over een breedte van 0,1 m aan weerszijden van de voeg worden ingesmeerd met een primer, waarna bitumenstrip moet worden aangebracht. Voor deze werkzaamheden zal geen verrekening plaatsvinden. 25.04 Risicoverdeling en garanties.
25.04.01
Montage leiding.
25.04.04.01
In de verrekenprijs voor het leggen van rioolleiding dient het pasmaken van buizen en het aanbrengen van bochten te zijn inbegrepen.
25.05 Bijbehorende verplichtingen. 25.05.01
Montage leiding.
25.05.01.01
Tot het monteren van buizen en hulpstukken wordt tevens gerekend het leveren van de benodigde pakkingen (SBR-rubber met canvas inlage), thermisch verzinkte bouten en moeren.
25.05.01.02
Tot het aanbrengen van buizen en kespen ten behoeve van onderheid riool wordt tevens gerekend het leveren van de benodigde zachthouten wiggen en polystyreen.
25.05.02.03
Tot het verwijderen van rioollozingen wordt tevens gerekend het in- en uitwendig schoonmaken van de uitkomende buizen.
25.12.06
Huis- en kolkaansluitingen.
25.12.06.01
Bij PVC-lozingen ø 125 en 160 mm moet gebruik gemaakt worden van buizen, kwalitatief gelijkwaardig aan klasse SN 8, die geheel of gedeeltelijk bestaan uit gerecycled PVC-materiaal en KOMO-goedgekeurd kunnen worden geleverd.
25.12.06.02
In vuilwaterlozingen en in gecombineerde lozingen moet een ontstoppingsstuk met klemdeksel worden aangebracht. Dit ontstoppingsstuk moet zo dicht mogelijk, doch minimaal 0,50 meter, uit de erfpachtgrens worden aangebracht en te allen tijde bereikbaar zijn.
25.12.06.03
Vuilwater- en gecombineerde lozingen moeten rechtstreeks op de put worden aangesloten; aansluitingen op rioolbuis behoeven expliciete toestemming van de directie. Regenwater- en kolklozingen moeten op de put of de rioolbuis worden aangesloten.
25.12.06.04
Bij een gemengd stelsel mag 1 (één) regenwaterlozing met behulp van een T-stuk 45° worden aangesloten na het ontstoppingstuk op de vuilwaterlozing die uit hetzelfde perceel komt.
25.12.06.05
Voor de aansluiting van huis- en kolklozingen op het PVC-riool moeten standaard inlaatstukken worden gebruikt.
25.12.06.06
De aansluiting van lozingen rechtstreeks op putten, moet haaks op de putwand geschieden en worden geboord. Er mag niet eerder geboord worden in gemetselde putten dan wanneer het metselwerk verhard is. Aansluitingen op kunststof putten moeten geschieden door middel van een putwandinlaat, op metselwerkputten door middel van een steekmof met spie-eind. De aansluitingen van lozingen rechtstreeks op putten dienen in de meterprijs van de lozingen te zijn opgenomen.
25.12.06.07
De buizen moeten vanaf het overdrachtspunt aan de gevel c.q. de erfafscheiding gelegd worden onder een afschot van 1:100.
25.12.06.08
Toepassing van bochtstukken van 88° is niet toegestaan.Het aantal bochten moet zo klein mogelijk zijn i.v.m. kans op voortijdige verstopping.
25.12.06.09
Bij werken in nieuwbouwprojecten dienen kolklozingen in eerste instantie aangelegd te worden vanaf het hoofdriool tot op ongeveer 1 meter vanaf de te plaatsen kolk. Nadat de wegfundering en de kolk is aangebracht moet de kolk binnen 2 dagen na aanzegging door de directie aangesloten worden op de uitlegger.
25.12.06.10
Bij werken waar sprake is van een voorlopige en een definitieve wegverharding is het geen bepaald in lid 09 van toepassing.
25.12.06.11
Indien perceelslozingen, korter dan één dag, van het hoofdriool zijn afgesloten zal voor het tijdelijk opvangen geen aparte verrekening plaatsvinden.
25.13 Voorzieningen t.b.v. afsluiten riool. 25.13.01
Afsluiten rioolleidingen.
25.13.01.01
Er mogen geen riolen afgezet worden zonder toestemming van de directie. Indien voor de vervanging van rioolstrengen riool moet worden afgestopt, dient de aannemer de benodigde materialen ter beschikking te stellen. De aannemer moet, ook indien in het bestek geen specifieke bemalinginstallatie is aangegeven, de afvoer van het rioolwater te allen tijde waarborgen. Dit geldt eveneens voor zich in het leidingtracé bevindende perceel- en kolklozingen, welke moeten worden opgevangen. Voor de in dit lid genoemde voorzieningen zal geen verrekening plaatsvinden, tenzij deze als eenmalige kosten zijn opgegeven.
25.17 Meet- en verrekenmethoden. 25.17.01
Opleveringsinspectie
25.17.01.01
In aanvulling op 25.17.01 lid 01 dient de video-opname na inspectie in MPEG forrmaat op usb stick aan de directie ter hand te worden gesteld. Het rapport dient analoog en digitaal binnen 2 weken na opname aan de directie te worden overhandigd.
25.17.02
Rioolpersleiding: meetmethode kwaliteitsbepaling.
25.17.02.01
In afwijking van artikel 25.17.04 lid 03 van de Standaard 2010dient de inwendige druk opgevoerd te worden tot 1,5 keer de maximale werkdruk.
25.17.02.02
Tijdens het beproeven van persleidingen dienen ter plaatse van LD (Lage druk)afsluiters groter dan ø500 mm blindflenzen te zijn gemonteerd.
25.17.02.03
De voor de beproeving benodigde hulpmiddelen dienen door de aannemer ter beschikking te worden gesteld en gemonteerd.
25.17.04
Lasverbindingen: methode kwaliteitsbepaling.
25.17.04.01
Lassen van plaatstalen kernbuizen worden in opdracht van de directie steekproefsgewijs door de Röntgen Technische Dienst onderzocht.
25.17.04.02
De kwaliteit van de lassen wordt visueel en mechanisch door de directie onderzocht en radiografisch onderzocht volgens de I.W.W.-code.
25.17.04.03
De aannemer dient tijdig de directie te informeren waar en wanneer het onderzoek kan plaatsvinden.
41
FUNDERINGSTECHNIEKEN.
41.12
Eisen en uitvoering palen.
41.12.01
Algemeen.
41.12.01.01
Heien of trillen nabij kabels en leidingen moet geschieden in overleg met betrokken Diensten en Bedrijven en/of de directie.
41.12.02.02
Palen die niet tot de geprojecteerde diepte zijn ingeheid, dienen zonodig te worden afgehakt of afgezaagd tot de op tekening aangegeven hoogten.
41.12.02.03
Indien het vermoeden bestaat dat een geheide paal is gebroken of ontoelaatbaar gescheurd, kan de directie een onderzoek doen instellen. Als de resultaten van dit onderzoek leiden tot afkeuring van betreffende paal, zijn de kosten van het onderzoek en het leveren en inheien van een vervangende paal voor rekening van de aannemer.
41.12.02.04
Heien met een oplanger/verlengde heimuts/hoerenjong is niet toegestaan.
41.12.02.06
Bij de uitvoering van de bouwwerkzaamheden dient te worden voldaan aan de trillingseisen ter plaatse van de belendende panden conform de SBR-A richtlijn. Hierbij zijn werkzaamheden zoals opbreken van asfalt, passage van bouwverkeer, in- en uittrillen van damwanden en heien van palen bedoeld. Door de opdrachtgever zal voorkomende gevallen continu trillingsmetingen aan de belendende panden worden uitgevoerd ter bewaking van de optredende trillingsintensiteiten.
41.12.02
Heien van palen.
41.12.02.01
De in artikel 41.12.02 lid 01 van de Standaard 2010 bedoelde palen dienen zonder verrekening op aanwijzing van de directie door nieuwe te worden vervangen.
41.12.02.02
Houten palen dienen te voldoen aan de eisen gesteld in NEN 5491.
41.12.02.03
Het heien van een betonnen paal mag niet worden onderbroken.
41.12.02.04
Te diep ingeheide betonnen palen dienen te worden verlengd. Indien een ingeheide paal door opstorting wordt verlengd, dient de wapening van de paal te worden blootgehakt tot onder het slagnet, vervolgens te worden verlengd door elektrisch aanlassen van staven en aanbrengen van een spiraalwapening en slagnet. De laslengte bedraagt 10 x de kerndiameter. Zowel de aan te lassen staven als de nieuwe spiraalwapening en slagnet dienen van dezelfde constructie, diameter en kwaliteit te zijn als die van de oorspronkelijke paal. De directie kan verlangen dat de opgestorte paal wordt nageheid.
41.12.02.05
Voor opstortingen van betonnen palen dient krimpvrije mortel te worden toegepast. Een opgestorte paal mag niet eerder worden belast dan na volledige uitharding.
41.12.02.06
In aanvulling op artikel 41.12.02 lid 05 van de Standaard 2010 dienen deze gegevens ter beschikking van de directie te worden gesteld.
61
VOORZIENINGEN OP DE BOUWPLAATS
61.01 Directiebehoeften. 61.01.01
(Directie)keten.
61.01.01.01
De plaatsing van keten dient te geschieden in overleg met de wegbeheerder. (Loopbriefje)
61.01.01.02
Als aanvulling op § 23 lid 2 van de U.A.V. 1989 dient de aannemer, tenzij vooraf anders is overeengekomen, direct bij aanvang van het werk een directieverblijf ter beschikking te stellen met een vloeroppervlak van tenminste 16 m2, een glasoppervlak van tenminste 1/5 van het vloeroppervlak, en verdere inventaris: •
stoelen;
•
1 tafel, afmetingen 150 x 75 cm;
•
1 bureau met afsluitbare ladeblokken;
•
1 kapstok;
•
1 verbandtrommel;
De keet dient te worden aangesloten op vuilwater- of straatriool. Normale invorderbare lasten, zoals bijvoorbeeld precario, waterschapslasten en straatbelasting, worden geacht bij het bedrag voor het gebruik te zijn inbegrepen. Er dient gedurende 5 uur per dag, tussen 08.30 en 13.30 uur een werkne(e)m(st)er aanwezig te zijn voor het verstrekken en serveren van warme en koude dranken. 61.01.01.03
In aanvulling op § 28 ad b van de U.A.V. 1989 dient de aannemer ter beschikking van de directie te stellen, tenzij vooraf anders is overeengekomen:
een waterpasinstrument met randverdeling, statief en baak met doosniveau;
een meetband, minimaal 20 m lang;
10 jalons;
een jalonrichter;
een hoekspiegel;
meetapparatuur t.b.v. de detectie van O2, H2S en brandbare gassen en dampen;
1 meetwiel;
rioolspiegels en gasdichte rioollampen.
61.02
Voorzieningen op de bouwplaats.
61.02.01
Algemeen.
61.02.01.01
De voorzieningen op de bouwplaats dienen te voldoen aan de eisen, vervat in het V&G-plan en CROW P 132 (Werken met verontreinigde grond).