MILIEUADVIES aan
Gemeente Utrechtse Heuvelrug
t.a.v.
Marjolijn Kuipers
opsteller
Dagmar Storm
telefoon
030 – 75 40 304
datum
26 maart 2012
kenmerk
UHR1210.A105/projectnummer
doc.ref
document1
onderwerp
Milieuadvies met beoordeling voorontwerp bestemmingsplan Buurtweg 32 te Leersum
aantal pag.
12 (inclusief deze pagina)
bijlage
Bijlage 1: Planlocatie Bijlage 2: Milieukwaliteitsprofiel ‘wonen – buiten centrum’ Bijlage 3: Beoordeling verkennend bodemonderzoek
Korte inhoud De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft de Milieudienst Zuidoost-Utrecht gevraagd het voorontwerp bestemmingsplan Buurtweg 32 in Leersum (SR120013, 21 februari 2012) te beoordelen. De initiatiefnemer is voornemens om in ruil voor de beëindiging van de bedrijfsfunctie (met de mogelijkheid 2 om 2.000 m aan kassen op te richten), de sloop van bestaande bedrijfsgebouwen en het verwijderen van verharding (waaronder de parkeerplaatsen), twee nieuwe woningen te realiseren op het perceel aan de Buurtweg 32. In de toekomstige situatie worden daarmee de bedrijfsactiviteiten beëindigd en de aanwezige opstallen zullen worden gesloopt. In dit advies wordt het voorontwerp bestemmingsplan en het bijbehorend bodemonderzoek (Van Dijk geo-en milieutechniek, kenmerk: 151337, 15 december 2012) beoordeeld op de milieuthema’s Bodem, Bedrijven- en milieuzonering, Geluid, Luchtkwaliteit, Externe veiligheid en Duurzaamheid. De Milieudienst heeft eerder een indicatief advies (juni 2011) gegeven met betrekking tot de ontwikkeling op de locatie aan de Buurtweg 32 in Leersum. De Milieudienst heeft voor de beoordeling van het voorontwerp bestemmingsplan het milieukwaliteitsprofiel ‘wonen – buiten centrum’ van het milieubeleidsplan “Natuurlijk Duurzaam” gebruikt. Samenvatting milieukwaliteitsprofiel: Gebiedstype
Bodem Geluid Lucht Stikstofdioxide Fijn stof Externe Veiligheid Duurzaamheid
Wonen – buiten centrum Wettelijk Gemeentelijk kader beleid, ambitie Voldoet niet
Voldoet niet
Voldoet
Voldoet
Voldoet
Voldoet
Voldoet
Voldoet
Voldoet
Voldoet
Voldoet niet
Voldoet niet
Kwaliteitsdocument, versie 2.0, 26 januari 2011
Samenvatting tekst beoordeling per milieuthema: Algemeen De Milieudienst adviseert om het gegeven tekstvoorstel met betrekking tot het Milieubeleidsplan op te nemen in paragraaf 2.2 Gemeentelijk beleid. Bodem De paragraaf is niet akkoord. De Milieudienst heeft het verkennend bodemonderzoek beoordeeld en komt tot de conclusie dat er aanvullend bodemonderzoek moet worden uitgevoerd. Wanneer de resultaten van het aanvullend bodemonderzoek bekend zijn moeten deze resultaten worden verwerkt in de paragraaf Bodem. Bedrijven en milieuzonering De paragraaf is niet akkoord. De Milieudienst adviseert om de motivering dat een goed woon- en leefklimaat wordt gegarandeerd bij de toekomstige woningbouw op te nemen in de paragraaf. Geluid De paragraaf is akkoord. Lucht De paragraaf is akkoord. Externe Veiligheid De paragraaf is akkoord. Duurzaamheid De Milieudienst adviseert om met de ontwikkeling van het perceel aan de Buurtweg 32 aandacht te besteden aan duurzaamheid met aspecten zoals duurzaam bouwen en hierop een paragraaf Duurzaamheid op te nemen in paragraaf 5.1 Milieu van de toelichting bestemmingsplan.
pagina 2
Algemeen De Milieudienst adviseert in de paragraaf Gemeentelijk beleid (2.2) van het voorontwerp bestemmingsplan ook het milieubeleidsplan op te nemen. Hiervoor wordt een tekstvoorstel gedaan: Gemeentelijk beleid: Milieubeleidsplan “Natuurlijk Duurzaam” 2009-2012 Het milieubeleidsplan “Natuurlijk Duurzaam” 2009-2012 is op 24 september 2009 vastgesteld door de Raad. Het beschrijft de duurzaamheidsambities van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. In het milieubeleidsplan staan vier pijlers centraal: 1. duurzaamheid 2. gemeentelijke interne duurzaamheidszorg 3. klimaat, energie en duurzaam bouwen 4. kwaliteit van de leefomgeving Het milieubeleidsplan stelt duurzaamheid voorop. Intern zet de gemeente in op duurzaamheid, maar ook buiten de gemeentelijke organisatie wordt dit gestimuleerd. In 2035 wil de gemeente klimaatneutraal zijn en in 2015 wil de gemeentelijke organisatie energieneutraal zijn. Daarnaast streeft de gemeente naar een gezonde, veilige en duurzame leefomgeving. Hiertoe wil de gemeente de bestaande milieukwaliteit behouden en waar mogelijk verbeteren. Dit betekent dat er ook eisen worden gesteld aan ruimtelijke ontwikkelingen, enerzijds op gebouwniveau en anderzijds op omgevingsniveau. Op gebouwniveau streeft de gemeente naar een 25% verscherpte EPC en het werken met het ® instrument GPR Gebouw . GPR Gebouw geeft per thema een ‘rapportcijfer’ uiteenlopend van 7 (minimaal niveau) tot 10 (zeer goed) waarvoor geldt dat voor het thema energie voor woningbouw een GPR-score van 7 overeenkomt met het bouwbesluit. Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt een GPR score van gemiddeld minimaal 7, met minimaal een 7 voor het thema energie. Bij zogenaamde “kansrijke” projecten, waarbij bijvoorbeeld meer dan 50 woningen gebouwd worden of waar de gemeente een grondpositie heeft, geldt een GPR score van minimaal 8 en een 50% verscherpte EPC. Voor de ontwikkeling van het perceel aan de Buurtweg 32 te Leersum wordt uitgegaan van een GPR score van gemiddeld minimaal 7, met minimaal een 7 voor het thema energie. Op omgevingsniveau past de gemeente gebiedsgericht milieubeleid toe. Hiertoe zijn er voor de gemeente acht gebiedstypen met bijbehorende ambities (milieukwaliteitsprofielen) opgesteld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen worden deze milieukwaliteitsprofielen toegepast. Voor de ontwikkeling aan de Buurtweg 32 te Leersum is het milieukwaliteitsprofiel ‘Wonen – buiten centrum’ van toepassing. Een uitgebreide beschrijving van de bijbehorende de ambities is te vinden in het milieubeleidsplan. De milieuthema´s worden voor de ontwikkeling Buurtweg 32 getoetst aan het milieukwaliteitsprofiel ‘Wonen – buiten centrum’. (in bijlage 2 van dit advies is het Milieukwaliteitsprofiel toegevoegd)
Bodem De Milieudienst heeft het verkennend bodemonderzoek beoordeeld en komt tot de conclusie dat er aanvullend bodemonderzoek moet worden uitgevoerd. Wanneer de resultaten van het aanvullend bodemonderzoek bekend zijn moeten deze resultaten worden verwerkt in de paragraaf Bodem. Paragraaf 5.1.1 Bodem is door de Milieudienst beoordeeld. In deze paragraaf wordt vermeld dat in het kader van de herontwikkeling voor het plangebied een verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd. Dit verkennend bodemonderzoek is door de Milieudienst beoordeeld (zie bijgevoegde ‘Beoordeling bodemonderzoek’).
pagina 3
Omdat de laag onder de halfverharding (puin) verdacht is op bodemverontreiniging met zware metalen en PAK, vanwege mogelijke uitspoeling vanuit de halfverharding, dient aanvullend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. De laag onder de halfverharding, binnen het gehele plangebied, dient conform de NEN5740 te worden onderzocht. Tijdens de uitgevoerde asbestinventarisatie, type A, (gericht op te slopen bebouwing) blijkt dat de asbesthoudende dakbedekking van de stal/ schuur, ten westen van de woonboerderij, en het schuurtje, ten oosten van de woonboerderij, sterk verweerd is. Indien asbest op het maaiveld wordt aangetroffen, dient een bodemonderzoek conform de NEN5707 te worden uitgevoerd. Conclusie De Milieudienst heeft het verkennend bodemonderzoek beoordeeld en komt tot de conclusie dat er aanvullend bodemonderzoek moet worden uitgevoerd. De laag onder de halfverharding (puin) is verdacht op bodemverontreiniging met zware metalen en PAK, vanwege mogelijke uitspoeling vanuit de halfverharding. De laag onder de halfverharding, binnen het gehele plangebied, dient conform de NEN5740 te worden onderzocht. De resultaten van het aanvullend bodemonderzoek moeten worden verwerkt in de paragraaf Bodem van de toelichting bestemmingsplan.
Bedrijven en milieuzonering De Milieudienst heeft een tweetal opmerkingen op paragraaf 5.1.4 Bedrijven en milieuzonering en adviseert deze te verwerken in de paragraaf. Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt getoetst conform: VNG handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’(editie 2009); Wet milieubeheer. Paragraaf 5.1.4 Bedrijven en milieuzonering is beoordeeld. In deze paragraaf is aangegeven dat er geen bedrijven in de omgeving van het plangebied zijn die hinder zouden kunnen ondervinden van de toekomstige woningbouw. Naast het aantonen dat er geen hinder ontstaat voor bedrijven moet er in deze paragraaf ook worden gemotiveerd dat er een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd bij de toekomstige woningbouw. De Milieudienst adviseert deze motivatie op te nemen in de paragraaf. Het plangebied is gelegen in het buitengebied. De Milieudienst adviseert om in de paragraaf milieuzonering de beoordeling van de geurhinder van veehouderijen op te nemen, als onderdeel van de beoordeling of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied is de geurbelasting van veehouderijen een belangrijk beoordelingsaspect. Er zijn twee soorten geurbelasting waar rekening mee dient te worden gehouden: de voorgrondbelasting en de achtergrondbelasting. Onder voorgrondbelasting wordt verstaan de individuele geurbelasting van de betreffende veehouderij(en). Onder achtergrondbelasting wordt verstaan de cumulatieve geurbelasting op de locatie als gevolg van de aanwezige veehouderijen in de omgeving. In de beoordeling van de geurhinder moet worden gemotiveerd dat er een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.
pagina 4
Conclusie De Milieudienst heeft paragraaf 5.1.4 Bedrijven en milieuzonering beoordeeld. De paragraaf is niet akkoord en de Milieudienst adviseert om de motivering dat een goed woon- en leefklimaat wordt gegarandeerd bij de toekomstige woningbouw op te nemen in de paragraaf.
Geluid De tekst in paragraaf 5.1.3 ‘Geluid’ is akkoord. Het aspect geluid (Wet geluidhinder) is opgenomen in paragraaf 5.1.3 van de toelichting bestemmingsplan. De bevindingen in paragraaf 5.1.3 zijn juist en de tekst geeft geen aanleiding tot opmerkingen. Op het plangebied is het kwaliteitsprofiel ‘Wonen – buiten centrum’ van toepassing. Voor het aspect luchtkwaliteit wordt er in de plansituatie voldaan aan de ambitiekwaliteit. De Milieudienst adviseert om dit op te nemen in de paragraaf geluid.
Luchtkwaliteit De tekst in paragraaf 5.1.2 ‘Luchtkwaliteit is akkoord. Het aspect luchtkwaliteit is opgenomen in paragraaf 5.1.2 van de toelichting bestemmingsplan. De tekst geeft geen aanleiding tot opmerkingen. Op het plangebied is het kwaliteitsprofiel ‘Wonen – buiten centrum’ van toepassing. Voor het aspect luchtkwaliteit wordt er in de geprojecteerde situatie voldaan aan de ambitiekwaliteit. De Milieudienst adviseert om dit op te nemen in de luchtkwaliteitparagraaf.
Externe veiligheid De tekst in paragraaf 5.1.5 ‘Externe veiligheid’ is akkoord. In paragraaf 5.1.5 van de toelichting bestemmingsplan is het aspect Externe veiligheid behandeld. De conclusie is juist. Er zijn geen belemmeringen op het gebied van Externe veiligheid. Plaatsgebonden en groepsrisico en/of de noodzaak om dat te berekenen is niet aan de orde. Op het plangebied is het kwaliteitsprofiel ‘Wonen – buiten centrum’ van toepassing. Voor het aspect externe veiligheid wordt er in de plansituatie voldaan aan de ambitiekwaliteit. De Milieudienst adviseert om dit op te nemen in de paragraaf externe veiligheid.
Duurzaamheid De Milieudienst adviseert om een paragraaf Duurzaamheid op te nemen in de toelichting van het bestemmingsplan. Voor nieuwbouw streeft de gemeente naar een 25% scherpere EPC dan wettelijk verplicht.
pagina 5
De Gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft haar duurzaam bouwen beleid verwoord in het milieubeleidsplan “Natuurlijk Duurzaam”. Voor nieuwbouw streeft de gemeente een 25% scherpere EPC na dan wettelijk verplicht is. Per 1 januari 2011 streeft zij voor woningen dus naar een EPC 0,45. Daarnaast wordt gestreefd naar een minimale gemiddelde GPR Gebouw score van 7.
GPR Gebouw Het instrument GPR Gebouw vertaalt concrete maatregelen in een prestatiescore voor duurzaam bouwen. Het is een hulpmiddel om duurzaamheidsambities van tevoren te bepalen. Om een bepaalde GPR Gebouw score te bereiken zijn er veel verschillende mogelijkheden die in principe zelf te bepalen zijn door de bouwende partij. Scores variëren van 0 t/m 10, een score van 6 staat gelijk aan het Bouwbesluitniveau (uitgezonderd thema energie voor nieuwbouw woningen waarvoor een 7 gelijk is aan bouwbesluit). GPR Gebouw is opgebouwd uit vijf verschillende thema’s: energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde (GPR Gebouw versie 4.1). Voor het gebruik van GPR Gebouw kan via de gemeente of de Milieudienst Zuidoost-Utrecht een gratis sublicentie worden aangevraagd.
Advies Het gebruik van het computerprogramma GPR Gebouw wordt gratis door de gemeente beschikbaar gesteld. Voor een licentie kunt u contact opnemen met de heer Erwin Mikkers van de Milieudienst via email:
[email protected] of 030 6999 577. Er wordt dan vrijblijvend een wachtwoord en gebruikersnaam toegestuurd. Met deze licentie kan u, uw architect of ontwikkelaar gebruik maken van GPR Gebouw (www.gprgebouw.nl) om zodoende te kijken welke duurzame maatregelen bij het te realiseren gebouw passen. De licentie kan zonder verplichtingen worden gebruikt. Mogelijke maatregelen Lang niet alle duurzaam bouwen maatregelen kosten geld, veel maatregelen vergen een investering die zich in de toekomst terugverdient door een besparing op energiekosten. Sommige maatregelen, zoals zongericht verkavelen kosten in principe niks extra. Door vroegtijdig na te denken over het ontwerp en mogelijke energiebesparende maatregelen, kunnen meer ‘gratis’ maatregelen eenvoudig toegepast worden. Een aantal maatregelen waar bij nieuwbouw van woningen aan kan worden gedacht zijn: Energie 2 Beperken van de energievraag met isolatie van 4,0 m K/W of hoger voor het dak, gevel en vloer. Goede kierdichting en vermijden koudebruggen, zorg dat het een aandachtspunt is van de aannemer om onnodige energiekosten in de toekomst te vermijden. Warmtepompen op lucht- of zonneboilers voor verwarming en warm tapwater. Lage temperatuur verwarming, zoals vloerverwarming voor beter comfort en een hoger rendement van de ketel/warmtepomp. Tijdgestuurd of CO2-gestuurd ventilatiesysteem Douche warmte terugwinning Zongericht verkavelen Plaatsen van PV-panelen (elektriciteit opgewekt door de zon), de kosten hiervoor zijn de afgelopen jaren sterk gedaald. Voor veel woningen is de terugverdientijd ca. 11 jaar. Materiaalgebruik Compact bouwen kost minder materiaal en geeft warmteverliesoppervlak. Pas FSC hout toe in de kozijnen of inlands hout uit duurzaam beheerde bossen.
pagina 6
-
Een zinken goot loogt uit naar het water. Kijk naar alternatieven als een EPDM goot of een zinken goot met coating.
Water Denk aan waterbesparende voorzieningen (o.a. 4 liter reservoir, stroomvergroter en spoelonderbreker, thermosstatische mengkraan, waterbesparende douchekop) Plaats een regenton voor buitentoepassingen. Beperk het verharde oppervlak in de tuin en op parkeerplekken. Gezondheid & woonkwaliteit Denk goed na over het ventilatiesysteem dat bijdraagt aan een goed afgesteld gezond binnenklimaat. Neem een extra loze leiding op met aansluitpunt naar alle verblijfsruimten. Conclusie De Milieudienst adviseert om een paragraaf Duurzaamheid op te nemen in de toelichting van het bestemmingsplan. Vanaf 1 januari 2011 geldt een wettelijke verplichte wordt dit aangescherpt tot 0,6. De ambitie van de gemeente gaat verder en streeft naar een EPC = 0,45 voor nieuwbouw woningen. Gebruik het programma op www.gprgebouw.nl om te kijken welke aanvullende duurzaamheidmaatregelen genomen kunnen worden en voor de ontwikkeling van de nieuwe woningen interessant kunnen zijn. Streef hierbij naar een minimale GPR Gebouw score van minimaal gemiddeld 7. Vraag een gratis sublicentie voor GPR Gebouw aan via de heer Erwin Mikkers van de Milieudienst (030 6999 577 of
[email protected] ).
pagina 7
Bijlage 1: Planlocatie
pagina 8
Bijlage 2: Milieukwaliteitsprofiel Wonen – buiten centrum 1 Wonen – Buiten centrum Wettelijk niveau Huidige kwaliteit Bodem - Besluit Achtergrondwaarden*** Achtergrondwaarden Bodemkwaliteit Energie / Dubo - EPL 6,6 onbekend -
EPC
-
GPR Gebouw
Externe Veiligheid - plaatsgebonden risico (PR) -
groepsrisico (GR)
Geluid - wegverkeer (dB) - bedrijven (dB(A)) - rail (dB) Groen en Natuur - belevingswaarde Licht - dag en avond (lux) 7.00-23.00 uur - nacht (lux) 23.00-7.00 uur Lucht 3 - NO2 [μg/m ] -
3
PM10 [μg/m ]
Verkeer - Fietspaden
-
Fietsstallingen
-
Openbaar vervoer
Water - belevingswaarde - afkoppelen (%)
Ambitiekwaliteit Achtergrondwaarden
25% verscherpte EPL
0,6
onbekend
50% verscherpte EPC
5
onbekend
Gemiddeld 7, bij kansrijke projecten 8
-6
1 * 10 - 1 * 10 -8 -6 1 * 10 - 1 * 10 (Drieb) < 0,1 x OW 0,1 – 12 x OW (Drieb) -8
1 * 10
nvt, motivatieplicht
-7
≤ 1 * 10
-8
< 0,1 x OW
48* 50 55**
<53 50 <55 <60 (Maarn)
<48 45 <50 <55 (Maarn)
n.v.t.
Groen dat behaagt
Groen dat leeft
10
onbekend
2
2
onbekend
1
40
20-22
18-22
31,3
21-22
20-21
n.v.t.
Ontsluiting op weg met gemengd verkeer en/of lage intensiteit Geen bijzondere voorzieningen Laag frequent, 1x p.u.
Ontsluiting op fietsnetwerk Voldoende stallingen Hoog frequent, 2-4x p.u.
n.v.t.
Basis Midden 10 - 20 60-100 * Met binnen de bebouwde kom een ontheffingsmogelijkheid tot 63 dB en buiten de bebouwde kom tot 53 dB ** Met een ontheffingsmogelijkheid tot 68 dB ***Bouwplannen worden getoetst aan de geldende Circulaire Bodemsanering
1
Binnen gebiedstypen heerst niet overal dezelfde huidige kwaliteit, de weergegeven waarden zijn de gemiddelde kwaliteit. In praktijk zal voor elk project apart steeds de huidige kwaliteit worden bepaald. Deze bepaalde kwaliteit is leidend. pagina 9
BEOORDELING BODEMONDERZOEK betreft
gemeente Utrechtse Heuvelrug
adres bouwwerk
Buurtweg 32, Leersum
opsteller
I. Balk-Pijper
telefoon
030 – 69 99 530
datum
7 maart 2012
kenmerk
UHR1210.A105
doc.ref.
10ipyBuurtweg32Leersum_bod 3
aantal pag.
algemeen soort onderzoek
Verkennend bodemonderzoek
project
Bestemmingsplan Buurtweg 32 Leersum
oppervlakte
8.500 m
opdrachtverlener
Hoveniersbedrijf ‘De Groene Wereld’
uitgevoerd door
Van Dijk geo- en milieutechiek b.v.
rapportnummer
151337
datum rapportage
15 december 2011
2
methode Opzet voor bodemonderzoek voldoet aan de gestelde eisen van de Nederlandse Norm (NEN) 5740. Uitvoering bodemonderzoek voldoet niet geheel aan de gestelde eisen van de NEN 5740. Opmerking: In mengmonster MM1.1 zijn twee niet humeuze monsters met sterk humeuze monsters opgemengd; In MM1.2 zijn twee sterk humeuze monsters met niet humeuze monsters opgemengd; In MM2.2 is één sterk humeus monster met niet humeuze monsters opgemengd; De laag onder de puinverharding had als apart (meng)monster moeten worden onderzocht. Deze laag is namelijk verdacht op mogelijke uitspoeling van zware metalen en PAK vanuit de halfverharding (puin). Het veldwerk is uitgevoerd volgens de BRL SIKB 2000 door hiertoe erkende veldwerkers. De analyses zijn uitgevoerd volgens de voorgeschreven behandelmethode AS3000.
resultaten Historisch onderzoek In het uitgevoerde historisch onderzoek wordt niet vermeld dat de locatie vroeger in gebruik was als gemengd agrarisch bedrijf. Zintuiglijke waarnemingen: Aan de noordzijde van het perceel is een halfverhardingslaag bestaande uit puin met een dikte van circa 0,2 meter aanwezig. Deze halfverhardingslaag maakt geen onderdeel uit van de bodem. pagina 10
Analyseresultaten: Bovengrond (0,0 – 0,7 m-mv; kavel 2): licht verontreinigd met PCB’s*. Bovengrond (0,0 – 0,5 m-mv; kavel 3): geen verontreinigingen aangetroffen. Ondergrond (0,5 – 2,0 m-mv; kavel 2): licht verontreinigd met PCB’s*. Ondergrond (0,5 – 2,0 m-mv; kavel 3): licht verontreinigd met PCB’s*. Grondwater (1,2 m-mv; kavel 2): licht verontreinigd met barium, koper, xylenen* en 1,2dichloorethenen*. Grondwater (1,2 m-mv; kavel 3): licht verontreinigd met barium, koper, xylenen*, naftaleen en 1,2dichloorethenen*. * Na verrekening van de 0,7 factor conform AS3000. Let op: De Milieudienst is niet verantwoordelijk voor het gebruik van de in het rapport genoemde grondwaterstanden voor andere doeleinden dan de bepaling van de milieuhygiënische bodemkwaliteit ten behoeve van de bouwaanvraag (bijvoorbeeld grondwaterberekeningen bij de aanleg van een kelder). Toelichting: 1. De analyseresultaten zijn getoetst aan de toetsingswaarden uit de Wet bodembescherming. In voorliggende beoordeling wordt gesproken van: -
een lichte verontreiniging bij een overschrijding van de Achtergrondwaarde (grond) of Streefwaarde (grondwater);
-
een matige verontreiniging bij een overschrijding van de Tussenwaarde (grond en grondwater);
-
een sterke verontreiniging bij een overschrijding van de Interventiewaarde (grond en grondwater).
2. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging bij meer dan 25 m 3 sterk verontreinigde grond en/of 100 m 3 sterk verontreinigd grondwater.
toetsing aan beleid Het uitgevoerde bodemonderzoek geeft aanleiding tot aanvullend bodemonderzoek.
beoordeling Opvallend is dat het lutumgehalte van de bovengrond in MM1.1 (16 % vd DS), MM2.1 (2.4 % vd DS) en MM 3.1 (5.6 % vd DS) heel erg van elkaar verschilt, terwijl de bodemsoort hetzelfde is. Omdat de gemeten concentraties van de geanalyseerde parameters heel erg laag liggen (onder danwel net boven de achtergrondwaarde) en het onderzochte deel van de locatie onverdacht is voor bodemverontreiniging wordt geen aanvullend bodemonderzoek geëist voor het opmengen van niet humeuze met sterk humeuze monsters. Wel dient aanvullend onderzoek te worden uitgevoerd ter plaatse van de laag onder de halfverhardingslaag. Deze laag is verdacht op zware metalen en PAK. Opmerking: Op de situatietekening met boorpunten in bijlage 1.2 is asbestverdachte dakbedekking weergegeven. Uit de uitgevoerde asbestinventarisatie, type A, (gericht op de te slopen bebouwing) blijkt dat de dakbedekking op de meest zuidelijke schuur niet asbesthoudend is (Van Dijk geo- en milieutechniek b.v., opdrachtnummer: 750237, 15 december 2012).
pagina 11
(aanvullende) voorwaarde(n) Aanvullend bodemonderzoek De laag onder de halfverharding (puin), ter plaatse van de planlocatie, dient aanvullend te worden onderzocht op zware metalen en PAK. Afvoer (puin)verharding De vrijkomende (puin-)verharding moet worden afgevoerd naar een erkende verwerker. De ontdoener van de (puin-)verharding dient op aanvraag de afleverbonnen van de verwerkingsinrichting te tonen.
ir. N. Hanselaar MBM directeur Milieudienst Zuidoost-Utrecht c.c. intern c.c.
pagina 12