Bijen en Landschapsbeheer Hoe maken we het landschap bijenvriendelijk Wat betekent dat voor de biodiversiteit en de kwaliteit van het landschap Een selectie van de mogelijkheden Arie Koster
-- www.bijenhelpdesk.nl --- www.drachtplanten.nl
Biodiversiteit in de praktijk Biodiversiteit staat voor biologische verscheidenheid. Dit begrip heeft betrekking op soorten, genen en ecosystemen op een bepaalde plek of in een bepaald landschap. Dat kan in de ruimste zin de hele aarde omvatten, maar ook in enge zin een achtertuin.
De biodiversiteit in het landschap wordt beplaald door de landschapselementen en hun beheer Landschapselementen kunnen bijdragen aan de biodiversiteit van wilde bijen als aan een aantal strikte voorwaarden is voldaan:
Stuifmeel en nectar bronnen (dus bloemen) moeten aanwezig zijn. Nestgelegenheid voor wilde bijen moet aanwezig zijn. Synchronisatie tussen de bloei van planten en het vliegen van bijen mag niet worden verstoord. Als de bijen vliegen moeten de planten bloeien. Naast deze basisprincipes is voor de biodiversiteit van wilde bijen verscheidenheid in voedsel (palnten) en nestgelegenheid noodzakelijk.
Enkele voorbeelden Bijensoort
Voedselbron
Nestplaats
milieu
Pluimvoetbij
gele lintbloemen
zandgrond
open grasland
Slobkousbij
Grote wederik
Zandige bodems
Natte ruigte
Heggenrankbij
Heggenrank
Zandige bodems
Droog struweel
Rietsigaarbij
Diverse bloemen
Rietsigaar (gal)
Natte/vochtige ruigte
Wormkruidbij
Boerenwormkr.
Taluds/muren
Droge ruigte
Maskerbijen
Diverse bloem
Holle stengels
Ruigte en stuweel
Alles draait om stuifmeel en nestgelenheid
Wormkruidbij vliegt op composieten o.m. op boerenwormkruid. Dus na de bloei maaien
Pluimvoetbij op composieten o.m. op speerdistel. Dus na de bloei maaien
Kattenstaartbij op kattenstaart Dus na de bloei maaien
Samenhang diversiteit bijen en diversiteit flora en vegetatie Bijen zijn volledig afhankelijk van stuifmeel en vrijwel volledig afhankelijk van nectar De diversiteit van bijen en andere bloembezoekende insecten is onlosmakelijk gekoppeld aan de diversiteit van de flora. De diversiteit van de flora is gekoppeld aan de diversiteit van het landschap en het beheer van de afzonderlijke landschapselementen. Vooral in Nederlandse cultuurlandschap is de floristische diversiteit sterk van het beheer afhankelijk. Het gaat om het beheer van: bermen, graslanden, beplantingen, oevers, akkerranden, parken, tuinen en vele andere groene terreinen. Hier wordt alleen op enkele lintvormige elementen in gegaan.
Voor bijen moet dit beheer zijn gericht op: Een zekere floristisch diversiteit. Floristisch diversiteit gaat vaak gepaard met een diverse bijenstand. Ongestoorde ontwikkeling van de vegetatie in het vliegseizoen van deze bijen. Als door te vroeg maaien de bloei van planten wordt vertraagt of onderbroken, verdwijnen de bijen. Als de bijen beginnen te vliegen moeten bloeiende planten aanwezig zijn. Maaien betekent dat de bloei van planten 2 tot 4 weken wordt onderbroken of definitief stopt. (Synchonisatie !) Het bevorderen en het instand houden van nestgelegenheid. Dat lukt niet altijd voor alle potentieel voorkomende bijen. Gedifferentieerd en/of gefaseerd beheer leidt tot ruigte en struweel. Aanleggen van kleinschalige beplantingen in combinatie met bevorderen van bloemrijke vegetaties.
Oorspronkelijk was deze zandige grond voedselarm en zuur, maar door omgevingsfactoren is de bodem matig voedselrijk geworden en vormt zo een favoriete plek voor stijf havikskruid. Deze vegetatie hoeft eenmaal per jaar te worden gemaaid.(Oosterwolde 1997). Deze vegetaties worden vaak al voor of tijdens de bloei gemaaid. Komen wel weer in bloei maar hebben dan geen functie meer voor wilde solitaire bijen.
Op deze plek met grote wederik zou de slobkousbij moeten vookomen. Maar omdat deze vegetatie laat in de voorjaar/vroeg in de zomer is gemaaid. Bloeit deze plant pas eind juli – begin augustus. Te laat voor de slobkousbij die alleen op deze plant voorkomt.
Een voorbeeld van waar het lang goed ging. Er is alleen na de bloei gemaaid. Dit heeft geleid tot de aan wezigheid van de Slobkousbij. Door een andere beheerder is er later weer te vroeg gemaaid waardoor de slobkousbij weer is verdwenen.
Slobkousbij op grote wederik
Een voorbeeld van een stadsrand: In dit park en op andere plaatsen in Veenendaal komt grote kattenstaart al meer dan 10 jaar talrijk voor. Wordt gewoonlijk na de bloei gemaaid. Resultaat een grote populatie van de kattenstaartbij. Deze bij komt pas eind juli op gang. In juli augustus maaien is desastreus voor deze bijenpopulatie.
Kattenstaartbij in actie
Gewone engelwortel langs het Randmeer bij Elburg (2007). Zulke stroken hoeven in principe niet te worden gemaaid, zolang er geen houtopslag is. De vraag is hier waarom het dijktalud is gemaaid. Dit is een beeld dat vrijwel overal in Nederland is te zien.
Vegetatie en nestgelegenheid: bij stuikhei levert dat vaak geen problemen op er zijn meestal wel plekken te vinden waar bijen kunnen nestelen. Maar het kan geen kwaad om open plekken te ceeren.
Op deze plek komt de heidezijdebij talrijk voor langs de randen van de vegetatie zijn vordoende open plekken.
Een open plek in een heischrale berm: zeer goed voor bijen die in de grond nestelen.
Heidezandbij op struikhei
Het beheer moet zorgvuldig gebeuren zonder te veel rijsporen.
Hoe lichter het materieel des te beter het resultaat: vinger balk en bos maaier zijn de beste alternatieven voor de zeis. Op deze plek (spoorwegtalud ZL) werd jaarlijks 1/3 deel van de vegetatie gemaaid. (Gefaseerd beheer)
Conclusies: wat te doen om de wilde bijenstand te bevorderen Streven naar bloemrijke en floristisch diverse vegetaties d.m.v. extensief, gefaseerd en/ of gedifferentieerd maaibeheer dat in principe nooit voor of tijdens de bloei mag plaats vinden. Grof beheer (sporenvorming, slordig maaien onzorgvuldig afvoeren van maaisel en te laat afvoeren van maaisel ) moet worden voorkomen door goede afspraken. Houd er rekening mee dat veel opdrachten worden doorgesluisd naar onderaannemers. Dit gaat heel vaak ten koste van de kwaliteit van het beheer. Omdat in de toekomst te voorkomen moet er worden gestreefd naar aan andere uitbestedings trategie. Kleinschalige uitbesteding die de Europese regelgeving omzeilen. Kost iets meer maar leidt wel tot betere kwaliteit. Daarbij moet het eerst worden gedacht aan provinciaal landschapsbeheer. Daar zit vaak de kennis van de natuur in de regio. Nestgelegenheid creëren en/of in stand houden door creëren van: • Open grond • Ruigte en zomen • Klein schalige beplantingen •\
Voor uitvoerige informatie wordt verwezen naar: www.Bijenhelpdesk.nl www.drachtplanten.nl
De biodiversiteit in het landschap wordt beplaald door de landschapselementen en hun beheer Landschapselementen kunnen bijdragen aan de biodiversiteit van wilde bijen als aan een aantal stricte voorwaarden is voldaan:
Stuifmeel en nectar bronnen
(dus bloemen) moeten aanwezig zijn.
Nestgelegenheid voor wilde bijen moet aanwezig zijn. Synchronisatie tussen de bloei van planten en het vliegen van bijen mag niet worden verstoord. Als de bijen vliegen moeten de planten bloeien. Naast deze basis principes is voor de biodiversiteit van wilde bijen verscheidenheid in voedsel en nestgelegenheid noodzakelijk.