BIJDRAGEN V A N H E T IN S T IT U U T V O O R SO C IA A L O N D E R Z O E K VAN H E T N ED ERLA N D SE VO LK Onder redactie van H. M. Jolles, met medewerking van H. M. In t VeldLangeveld, ]. A. A. van Doorn, P. J. A. ter Hoeven, P. Ploeger, R. van W aard en H. W ijsenbeek, allen verbonden aan het IS O N E V O .
A.
M E D E D E L IN G E N V A N H E T B U R E A U .
Iso n ev o-C o n ta ctd ag en 1957. Evenals vorige jaren zullen ook nu weer in het conferentieoord Woudschoten bij Zeist, onder auspiciën van het Instituut, twee dagen worden gewijd aan aspecten van het sociaal onderzoek. De data zijn 18 en 19 november. Als sprekers zullen optreden: Drs. Kl. Laansma, Sociale planning en sociaal onderzoek; Drs. T h . ]. Ijzerman, Opzet en technieken van het sociaal onderzoek in de Twentse textielindustrie; Drs. E . A. van Trotsenburg, Action research, een sociaal-pedagogisch instrument; P. J. A. ter Hoeven, Onderzoek onder Hongaarse vluchtelingen in Nederland; Drs. T . van den Brink, Toepassingsmogelijkheden van de uitkomsten van de Alge mene Woningtelling 1956. B.
C O N G R E S S E N E N C O N F E R E N T IE S .
V an 8-12 september werd in Arnhem het zev en d e internationale vluchtelingen-cong res gehouden. De organisatie van dit jaarlijks terugkerende congres is in handen van de Associa tion for the study of the W orld Refugee Problem (A W R ) en de Association Européenne pour 1'Etude du Problème des Réfugiés (A E R ). De drie hoofdthema’s waren: 1. Uitwisseling van gedachten over de opname van de recente vluchtelingenstroom uit Hongarije in verschillende W est-Europese landen. 2. D e betekenis en de waarde van de vluchtelingen voor Europa, onderscheiden naar het economische, het politieke en psychologische aspect. 3. De reïntegratie van repatriërenden na de emancipatie van vroegere koloniën, protectoraten, etc. Het zou ondoenlijk zijn hier de vele lezingen (soms zes op een dag) te verslaan. De kans is bovendien groot, dat dan een zeer versnipperd beeld zou ontstaan. Een zwakke kant van de opzet van dit congres, dat toch een studiekarakter had, was n.1. de geringe coördinatie tussen de verschillende thema’s. Z o kon h et dan gebeuren, dat bij de ver handelingen over het derde onderwerp, de integratie van de repatrianten, zeker twee derde der congresgangers afwezig was. E n toch had juist een vergelijking tussen deze twee zo verschillende groepen zeer vruchtbaar kunnen zijn. Het tweede thema, dat een meer theoretisch karakter had kon niet voor een ver bindende schakel zorgen, omdat het zeer expliciet de vluchteling uit O’o st-Europa in het centrum had staan.
ISONEVO-BIJDRAGEN
299
M aar afgezien van deze critiek bood het congres vele aanknopingspunten voor een verdere doordenking, in het bijzonder van het vraagstuk van de pelitieke vluchteling. D at hierbii de sociale wetenschappen een waardevolle bijdrage kunnen leveren bleek bij het aanhoren van de inleidingen meer dan eens heel duidelijk. 1. De dramatische uittocht van bijna 200.000 Hongaren na 4 november 1956 heeft in vele W estelijke landen problemen opgeroepen, waarvan dikwijls de oplossing nog lang niet in zicht is. Merkwaardig was het te moeten constateren, dat via een minimumdefinitie van het begrip „integratie” de meeste inleiders zich beperkten tot de verschaf fing van woning en werk. D at zij daarmee zichzelf de kans ontnamen door t e . stoten tot een veel wijdere probleemstelling kan niet in de laatste plaats worden betreurd voor de Hongaren zelf. V an een critische waardering van het eigen werk was weinig sprake, ja, het leek soms meer op een demonstratie van eigen nationale voortreffelijk heid in het vluchtelingenwerk. M gr. L. U ngar van de „Caritas” in W enen, behoorde tot de weinige sprekers, die de zelfcritiek niet ontweken. Zijn referaat over problemen van opvang en coördinatie bevatte o.a. een scherpe aanval op de instelling van superkampen, ook al zouden de technici in hulpverleningszaken die nodig achten. Ook was het onjuist geweest om de vluchtelingen onder druk tot beslissingen te brengen over hun vertrek naar andere staten. Daardoor kwamen ze dikwijls in de ver keerde landen terecht, terwijl ook de beroepsvoorlichting op die wijze ernstige schade zou zijn toegebracht. Het was voorts een fout, om in al deze zaken ook de vluchtelingen zelf niet te laten meedenken. Door deze ondemocratische handelwijze zouden heel wat vluchtelingen ressentimentsgevoelens koesteren. Spr. achtte het tenslotte funest dat zo veel van deze jonge mensen werden doorgestuurd, terwijl juist hun aanwezigheid corrigerend had kunnen werken op de ongunstige demografische situatie in Oostenrijk. D am e M a y Cucw en gaf een overzicht van de hulp, die in Groot-Brittannië aan de Hongaarse vluchtelingen is verleend. Het betreft hier ongeveer 22.000 mensen, waar van bijna 4000 werden aangetrokken door de National Coal Board. Bij de tewerkstel ling van deze laatste groep zijn soms moeilijkheden ontstaan met de local unions, die concurrentie vreesden. Verder schijnen de moeilijkheden mee te vallen. Opmerkelijk is wel, dat men in Engeland de voorkeur heeft gegeven aan pogingen de Hongaren groepsgewijs begrip voor het Engelse leven bij te brengen boven een aanpak via individueel maatschappelijk werk . E r werden excursies georganiseerd naar gemeente raden, gerechtshoven, fabrieken en zelfs ook huisgezinnen. De explicaties werden later schriftelijk ter hand gesteld, zodat een en ander nog eens rustig kon worden bestudeerd. D r. B. Z ö ld y , zelf behorend tot de laatste groep Hongaarse vluchtelingen behan delde de problemen, zoals die door de Hongaren worden ervaren. Zijn betoog was ge baseerd op een enquête onder zijn landgenoten. Het spreekt wel bijna vanzelf, dat heel wat teleurstelling en verbittering in zijn overzicht van de meningen der réfugié’s doorklonk. Daarvoor was deze groep te heterogeen in vluchtmotief en naar toekomstperspectief, terwijl tevens de al te individualistische aanpak dikwijls inzicht in en begrip voor de W estelijke sociale instellingen belemmerde. D at de spr. wat uitvoeriger bleef stilstaan bij de repatriëring van gevluchte Hongaren is mede in dit licht wel begrijpelijk. De congresgangers werden voorts in korte uiteenzettingen ingelicht over de situatie in Oostenrijk, Noorwegen, Nederland. V an Turkse zijde was een sociologische bijdrage gewijd aan de gedeeltelijke mislukking van de integratie der Hongaren in Turkije. De gehele opzet van dit onderzoek was helaas zo onbeholpen, dat van een kennisverrijking geen sprake was. 2. De meer theoretische lezingen behandelden resp. het economische en het politiek-psychologische aspect van het vluchtelingenvraagstuk. Hoewel beide sprekers
300
ISONEVO-BIJDRAGEN
ongetwijfeld interessante gezichtspunten brachten, is het hen toch niet gelukt het chaotische beeld van de eerste serie lezingen te corrigeren. Dr. F . E ddin g, wetenschappelijk hoofdambtenaar aan het W eltwirtschaftliches Institut van de universiteit van Kiel besprak o.a. de afremmende en stimulerende factoren die door de grote toevloed van vluchtelingen in W est-Duitsland (sinds 1945 ongeveer 10 miljoen) op de economie van het land hebben ingewerkt. Juist het samenspel van deze factoren heeft aan de economische ontwikkeling een sterke dynamiek gegeven met een gunstig effect, aldus Dr. Edding, voor W est-Duitsland. Het zou niet onwaarschijnlijk zijn, dat er ook zonder grensbarrières een migratie stroom van O ost- naar W est-Europa zou zijn geweest, omdat het reële inkomen in W est-Europa nog altijd hoger is. Dr. Edding waarschuwde tegen een discriminerende behandeling van hen. die voorname lijk om economische motieven gevlucht zijn. Alleen al het feit, dat de overheid in de communistische landen deze economische emigratie verbiedt, maakt het onderscheid tussen economische en politieke vluchteling moeilijk te handhaven. Drs. ]. C. van B roekhu izen , Directeur van de Europäische Bildungsgemeinschaft „Eiserner V orhang” (E B V ) te Hannover, behandelde de ontmoeting tussen vluchteling en het W esten vanuit de confrontatie van de W esterse Democratie met het Communisme. De vluchtelingen, die naar de O ost-Zone terugkeren, doen dit, omdat zij ervan overtuigd zijn, dat het W esten zich niet voldoende voorbereidt op het streven van het Communisme de gehele wereld te beheersen. Bij de vluchteling moet een totale geeste lijke hervorming plaats vinden, in deze zin, dat hem geleerd moet worden, wat vrijheid en democratie betekenen. Slaagt het W esten daarin, dan is de vluchteling bereid zijn energie disponibel te stellen, en dan wordt hij een waardevol element in de W esterse samenleving, omdat hij wil meehelpen aan een nieuw Europa. Aldus Drs. V an Broek huizen. In dit tweede kader verdient wellicht ook vermelding een paper van P rof. D r. K . V. M üller uit Neurenberg over „Heimat" als sociologisch begrip. Deze op zich zelf niet onverdienstelijke poging om het repatriëringsprobleem wat meer reliëf te geven, strandde op de onvertaalbaarheid van dit Duits-romantische begrip. Voorts bleek het onmogelijk in de sociologische commissie, waar o.a. Müller’s stuk ter discussie stond, met een begrip als „referentie-kader” aansluiting aan moderner opvattingen in de sociale wetenschap pen te vinden. Uiteraard gelukte dit ook niet met de introductie van de begrippen „vaderland” en „moederland”; een poging om de situatie van hen die uit voormalige koloniën kwamen in de discussie te betrekken. 3. Ook bij de behandeling van het derde thema, de integratie van repatrianten uit voormalige koloniën, leek de vrees gerechtvaardigd, dat een onvoldoende analyse van begrippen als adaptatie en integratie een weerspiegeling was van een eenzijdige of weinig doelgerichte praktische benadering van diverse aanpassingsproblemen. D at de in dit kader gebruikte term repatriëring een zeer eigensoortige inhoud had, bleek wel uit de percentages die de drie sprekers gaven van die groepen; die het vaderland nooit eerder betreden hadden. D e h eer ]. Sim on det, hoofdambtenaar van het Franse ministerie van buitenlandse zaken besteedde speciale aandacht aan de 150.000 repatrianten uit Indo-China, Marokko en Tunis. Als de belangrijkste bepalende conditie voor de adaptatie noemde spr. de bekendheid met het Franse sociaal-economische milieu, waarbij opgemerkt moet worden, dat vermoedelijk aan dit begrip adaptatie met betrekking tot de algemene aanpassing een beperkte betekenis werd toegekend. De economische problemen zijn vrijwel opgelost, maar niet vergeten mag worden,
ISONEVO-BIJDRAGEN
301
aldus spr. dat de repatriëring voor een grote groep een ontworteling heeft betekend, met psycho-dramatische gevolgen, zoals die ook in de situatie van de vluchteling te bespeuren zijn. Het was jammer, dat de congresbezoekers juist over dit laatste aspect niet uitvoeriger ingelicht werden. Kort aangestipt werden moeilijkheden bij de integratie in gesloten agrarische streken, bij de omscholing, en de zorgen om een groep Eurasiens uit Indo-China, die weigert de opvangkampen te verlaten uit een behoefte om het eigene van hun groep in de Franse samenleving te bewaren. D e h ee r D rs. ]. H . K ra a k, die belast is geweest m et de uitvoering van studie over de integratie van de repatrianten uit Indonesië in Nederland stond uitvoeriger stil bij de integratieproblematiek. Afgezien van de gegeven hulp waren integratiebevorderende factoren: geringe culturele verschillen, een grote soepelheid bij de betreffende groep, een gunstige economische conjunctuur in Nederland en het ontbreken van rasvooroor delen. Belemmerende factoren waren o.a. het voorkomen van sterke ressentimentsgevoelens t.a.v. het ontvangende land speciaal bij de leidende bovenlaag onder de repatrianten, gevoelens van marginaliteit bij de Indische Nederlanders, i.h.b. de maatschappelijke hoger geplaatsten, en bij de lager geplaatste groepen een zwakke financiële basis en een moeilijk aansluitende beroepsvoorgeschiedenis. Spr. schetste het verloop van het integratieproces als bevredigend; wat de tweede generatie betreft, kon nog niet over voldoende gegevens worden beschikt. T en aanzien van de groep der Ambonnezen beperkte de heer Kraak zich tot het geven van een korte informatie over de situatie, waarin deze groep zich bevindt. Gewe zen werd op de geheel eigensoortige problematiek van deze groep, vooral samenhangend met het ontbreken van een duidelijk toekomstperspectief. P rof. C a v allaro uit Italië sprak over de uit Afrika teruggekeerde Italianen (tussen 1941 en 1952: 220.000) en de grote moeilijkheden van de integratie (lees economische integratie), vooral door de grote werkeloosheid waarmee Italië te kampen heeft. De lezing eindigde in een pleidooi voor een grotere internationale solidariteit voor deze „nationale" vluchtelingen (zelfs op juridische gronden zou men aldus de spreker kunnen betwijfelen, of het begrip „nationaal" hier op zijn plaats is). Vanuit een wetenschappelijke benadering gezien bleven dus belangrijke politieksociologische en psychologische vragen op dit congres nog onbeantwoord. Het lijdt geen twijfel, dat bij verdere studie in het bijzonder van het vraagstuk van de politieke vluch teling, hoge eisen gesteld zullen worden aan de sociale wetenschappen wat een bewuste hantering van in het spel gebrachte waarden betreft. P.P . en A. ter H. N ation ale S tu diedagen „H et Jo n g e G ezin", D en H aa g , 1 en 2 o k to b er 1957. Deze dagen werden georganiseerd door de Nationale Contactcommissie voor Gezinsbelangen en door de Gezinsraad. De eerste is een stichting, waarin 59 organisaties zijn vertegenwoordigd, wier arbeid voornamelijk of mede is gericht op behartiging van de belangen van het gezin. D e tweede is een middels de N .C.G. tot stand gekomen advieslichaam voor overheid en N .C.G. Het belangrijkste referaat, waarvan niet ontkend kan worden dat het in deze kring een zekere schokwerking had, was van prof. dr. J. H. v. d. Berg. Hij kritiseerde de theorieën van Spitz en Bowlby, volgens welke het ontbreken van moederzorg en moeder liefde in de vroege jeugd leidt tot onherstelbare schade aan het kind, waaruit later de ernstigste psychische en sociale aanpassingsstoornissen kunnen voortkomen. In Bow lby’s onderzoekingen ontbreekt de controlegroep en de longitudinale studie, hoewel Bowlby in een verslag van een follow-up uit 1956 zelf zijn oorspronkelijke conclusies al enigszins herroept. V . d. Berg ziet de oorzaak van neurosen daarentegen veel meer in de „persona-
ISONEVO-BIJDRAGEN
302
lity absorption”, waaraan het kind thans bloot staat, waarbij hij zich o.m. aan Riesman refereert. Hiermee wordt gedoeld op de omstandigheid, dat tegenwoordig de neiging be staat, om uit angst voor ontsporingen een teveel aan opvoeding te bieden, en zo min mogelijk aan het kind zelf over te latèn. In de opvoeding is de personality absorption een gevolg van moederlijke overbezorgdheid, angst voor trauma’s e.d. Kleinere referaten werden gehouden door mevr. dr. Chr. A. M. M ichels-Veraart en mevr. dr. H. de Roever-Bonnet over beroepsarbeid door de jonge gehuwde vrouw, waarbij zij van tegengestelde standpunten uitgingen. Mevr. Michels veroordeelde deze arbeid met behulp van bekende, maar wetenschappelijk nooit getoetste argumenten; mevr. De Roever besprak een aantal rapporten, die in 1956 waren uitgebracht op een conferentie van de Internationale Vereniging van Vrouwelijke Artsen, rapporten die op een zeer smalle feitelijke basis berustten. Mevr. dr. F . T . Diemer-Lindeboom sprak over de betekenis van de woning voor het jonge gezin. De tweede dag van de bijeenkomst was gewijd aan bespreking der referaten in discussiegroepen en aan de opstelling van conclusies en aanbevelingen. H .V .-L. D.
O V E R Z IC H T V A N T IJD S C H R IF T E N .
Sociologische gids. P O N S IO E N , J., G eo rg e G u rvitsch: een bew eg elijke sociolog ie. SG , IV , 7, juli 1957, 113— 118. Kort overzicht van leven en werk van deze intrigerende, veelzijdige en subtiele Franse socioloog. D O O R N , J. A. A. van, D e so cio lo g ie tussen sp ecialisatie en expan sie. SG , IV , 7, juli 1957, 119— 125. Opmerkingen naar aanleiding van de dissertatie van H. Bianchi over plaats en object van de criminologie.
Sociaal kompas. L O R IM E R , Frank, Jean Bourgeois-Pichat 6 Dudley Kirk, A n inquiry concerning som e ethical prin ciples relating to hum an reproduction. SK , IV , 5/6, 201— 213. Internationaal gericht overzicht van opvattingen betreffende de vruchtbaarheid, houdingen en maatregelen dienaangaande, met name vanuit Katholiek gezichtspunt belicht.
Sociologisch bulletin. M E IJE R , Christien, E en kijk in en o p het leven van d e w erken de jon g e vrouw in d e g ro te stad. SB , X I, 1, 1957, 2— 36. Bevat gedeelten van een rapport, uitgebracht aan het hoofdbestuur van de Neder landse Vereniging ter Behartiging van de Belangen der Jonge Meisjes. Het is gebaseerd op een enquête in 1955 gehouden onder 204 meisjes in Amsterdam.
Tijdschrift voor Maatst'happelijk Werk. M IL IK O W S K I, Drs. H. Ph., H et gezin in zijn m aatschappelijke relaties. T M W , X I, 11 en 12, 5 juni en 20 juni 1957, 161— 168 en 177— 181. Aan de hand van drie gevallen uit de praktijk van de kinderkliniek van het Acade misch Ziekenhuis te Leiden (waaraan de schrijver als socioloog verbonden is) wordt doorzichtig gemaakt hoe maatschappelijke factoren hun invloed kunnen doen gelden op het gezinsleven.
ISONEVO-BIJDRAGEN
303
Tijdschrift voor volkshuisvesting en stedebouw. M E E R D IN K , J. en D. J. de Haan, D e grote o n b e k e n d e : d e w on in g b eh oefte, T V S , X X X V I I I , 6, juni 1957, 89— 93. Bespreking van een aantal methoden ter berekening van de woningbehoefte. H O RCH , C. en C. Bitter, Buurverhoudingen in trappenhuizen. T V S , X X X V I I I, 6, juni 1957, 93— 96. Verslag van een enquête door de afdeling Gezondheidstechniek T .N .O . betreffende de mate van burencontact op etagewoningen en flats, gedifferentieerd naar enkele sociale gezichtspunten. M et tabellen. B A R E N D S , J. en F. de Pree, O n d erzoek n aar d e w oon w ensen van h oofd arbeid ers. T V S , X X X V I I I, 7/8, juli/augustus 1957, 106— 111. Verslag van een studie over opvattingen van leraren, predikanten, hogere ambtena ren en employés, e.a. aangaande hun woonsituatie, waarbij in grote lijnen aandacht werd besteed aan: wooncomfort en ruimte, in het algemeen en met betrekking tot verschillende doeleinden, gebruik van de maaltijden, badkamer, douche, zolder, centrale verwarming, en sfeer in huis.
Tijdschrift voor economische en sociale geografie. SA S , Anthony, S o m e a sp ects o f D utch im m igration to C an ada since 1945. T E S G , X L V III, 7/8, juli/augustus 1957, 189— 190.
Geografisch tijdschrift. W IS S IN K , G. A„ D e on tw ikkelin g van d e L on den se agglom eratie na d e o o r lo g : plan en w erkelijkheid. G T , X , 4, juli 1957, 149— 163. Overzicht van planologische ideeën der voornaamste instanties, en van de realisering van ontwikkelde denkbeelden.
Dux. (Katholiek Maandblad voor allen, die medewerken aan de vrije jeugdvorming in Neder land en België.) Het nummer van juli/augustus 1957 bevat een aantal opstellen over de kwestie der standen, o.a. O L D E N D O R F F , Prof. dr. A., D e stan dsidee en d e standen. Dux, 24, 7/8, juli/augustus 1957, 270— 275. De betekenis en de interpretatie van het begrip rangstand wordt besproken in verband met het kersteningswerk. De vraag wordt behandeld of er geen andere belangrijke onderscheidingen in sociale categorieën gemaakt moeten worden, en in hoeverre deze samenvallen met de rangstanden.
International Social Science Bulletin. Speciaal nummer, gewijd aan; S o cia l C h an g e in P olan d. T E P IC H T , J., R esea rch N o te s on C h a n g es in C on tem porary P olish S o ciety . IS S B , IX , 2, 1957, 157— 165. Een algemeen beeld van de huidige stand van zaken op het gebied van Marxistische wetenschappelijke methoden van onderzoek van de tegenwoordige samenleving. S Z U L C , S., D em ographic P roblem s o f P olan d. IS S B , IX , 2, 1957, 164— 174. D Z IE W IC K A , M„ A N e w S o c ia l G rou p in P o la n d : P easan t W o rk ers. IS S B , IX , 2, 1957, 174— 180.
304
ISONEVO-BIJDRAGEN
S Z C Z E P A N S K I, J., C h an g es in the Structure and Functions o f the Intelligentsia. IS S B , IX , 2, 1957, 180— 193. G A L E SK I, B., S o cia l Stratification o f R ural A r e a s : R esea rch P roblem s. IS S B , IX , 2, 1957, 193— 211. M A L A N O W S K I, J., A. Sarapata, S. Szostkiewicz, T h e Individual Inquiry C ard as an Instrum ent o f R esea rch into th e Structure o f the P erson n el o f a W o r k E stablishm ent. IS S B , IX , 2, 1957, 212— 226.
Cahiers Internationaux de Sociologie. G U R V IT C H , Georges, R éflex ion s sur les rapports entre p h ilo so p h ie et so ciolo g ie, C IS, X X I I, 1957, 3— 14. De scheiding tussen filosofie en sociologie, die vooral door de scholen van Durkheim en W eber werd voltrokken, is niet geheel zonder gevaren. De nadelen zijn te merken op het gebied van theorie-vorming, van opzet van onderzoek, bij de wering van implicite filosofische vooronderstellingen en tenslotte bij de evaluatie van onderzoek resultaten. Juist voor een mens-wetenschap als sociologie is het nodig zich voort durend rekenschap te geven van de eigen grenzen en van de wijdere perspectieven van de filosofie. Binding aan een enkele filosofie is daarbij ook weer een gevaar dat vermeden dient te worden. B R A U D E L , Fernand, Lucien F e b v r e et l'histoire. C IS , X X I I, 1957, 15— 20. Bewonderende necrologie van de onlangs overleden Franse historicus. Z E L L E R , Gaston, lin e notion d e ca ra ctère h istorico-social : la d érog ean ce. C IS , X X I I, 1957, 40— 74. O ver het verlies van adellijke privileges door aristocraten die b.v. in de handel gingen. De spanningen tussen het rente-verbod en de mercantilistische politiek van de Franse koningen i.v.m. deze commerciële activiteiten van edellieden. Geeft overzicht van de juridische weerslag van deze spanningen en de daarop volgende veranderingen. D U M A Z E D IE R , Joffre, A m bigu ité du loisir et dynam ique socio-cu ltu relle, C IS , X X II, 1957, 75— 96. W il, anders dan Sorokin, socio-culturele dynamiek verstaan als bestudering van voorwaarden en processen die zich voordoen bij de aanpassing van de cultuur aan onze industriële en democratische samenleving en bij de groei of vermindering van de afstand en spanningen tussen de culturen van de verschillende groepen die de totale samenlevingen uitmaken. T en onrechte wordt daarbij de besteding van de vrije tijd te dikwijls gereduceerd tot recreatie. Dit is teveel gedacht vanuit het werk, terwijl ook andere vormende krachten op deze vrije tijd inwerken. E r zijn zelfs aan wijzingen dat juist de mogelijkheden van de vrije tijd bepalend gaan inwerken op b.v. het accepteren van bepaalde aanbiedingen. E r is immers een hele „culture populaire” ontstaan, die nog te weinig als zelfstandige factor wordt herkend en bestudeerd. Dit product van industrialisering en democratisering gaat nu weer op de arbeid zelf terugwerken. Om deze wederzijdse relatie verdient de vrije-tijdsbesteding in een breder kader te worden onderzocht. V E X L IA R D , Alexandre, V a g a b o n d a g e et structures sociales. C IS , X X I I, 1957, 97— 116. Sociologisch geïnterpreteerd, is de vagabond het individu dat zichzelf onderhoudt zonder daartoe van de functionele mechanismen gebruik te maken die de' samenleving biedt waarvan hij deel uitmaakt. Aldus geformuleerd kan vagabondage bestudeerd
ISONEVO-BIJDRAGEN
305
worden vanuit het begrip sociale structuur. Daarbij kunnen verschillende typen vagabondage onderscheiden worden. Toepassing van deze denkbeelden op de situatie in de antieke stadstaat, iri de feodale wereld en gedurende het opkomende kapitalisme. R U B E L , Maximilien, F ragm en ts so ciolo g iq u es dan s les inédits d e M arx, C IS, X X I I, 1957, 128— 146. Bespreking van een werk dat in 1939 en 1941 in Moskou verscheen en in 1953 toegankelijk werd voor een groter publiek door heruitgave te Berlijn. Een voorstudie voor Das Kapital: Grundrisse der Kritik der politischen Oekonomie (Rohentwurf), 1857-1858; Anhang, 1850-1859. L E D R U T , Raymond, Q u elqu es rem arques so ciolo g iq u es a p ro p o s d'A rnold T ou n bee. C IS, X X I I, 1957, 147— 155. Kritiek op een aantal centrale begrippen van Toynbee uit zijn Study of History. N A R A G H I, Ehsan, L e s classes m oyen n es en Iran. C IS , X X I I, 1957, 156— 173. Hoofdzakelijk empirische informatieve studie met een aanhangsel over de verwes terde elites in Iran. R e v u e de 1’I n s titu t de S o cio lo g ie . T IM A S H E F F , N., T h éo rie et rech erch e em pirique dans la so cio lo g ie am êricaine. R IS, 1957, 1, 5— 18. Na periode van loutere empirie wordt onontbeerlijkheid van theorieën weer erkend. Bespreking van een aantal sociologische „scholen”, hun theorieën, voorzover aanwezig, en de methodologie die de aard van hun empirisch onderzoek bepaalt. Conclusie, dat slechts bij uitzondering het onderzoek iets oplevert, dat theoretisch belangrijk is, maar dat dit komt door gebrek aan rijpheid van de theorie. G IR O D , R„ M obilité so cia le en Suisse, chan gem en is d e milieu d'une gén ération ä l’autre. R IS , 1957, 1, 19— 32. Uitkomsten van een enquête naar sociale herkomst, levenspeil, sociale stijging of daling, die zonder veel commentaar worden opgesomd. C R A E C K E R , R. de, L a régression so ciale dans la n oblesse. R IS , 1957, 1, 33— 40. Beschrijving van financiële achteruitgang van adellijke families, hun zich vast klampen aan de oude levensstijl, wat hen verhindert zich een volgens thans geldende maatstaven goede positie in het beroepsleven te verwerven. G R E E F , G. de en R. Regnier, P ro blèm es d e crédit ä l’éco n o m ie indigène. R IS , 1957, 1, 41— 74. Overzicht van de toestand van het credietwezen in de Congo. Algemene sociologischeconomische beschouwing van het probleem. Uiteenzetting van doeleinden en moge lijkheden van een organisatie van het credietwezen in de Congo. M O R SA , J„ L ’étudiant bruxellois. R IS , 1957, 1, 75— 124. S o z ia le W e lt. F L IC K , Fritz, D ie ö ffen tlich e M einung ü ber die sozialen T atb estän d e bei der A tom en ergie-V erw en du n g. S W , V III, 2, 1957, 97— 104. Nu W est-Duitsland sinds de verkrijging der souvereiniteit in 1955 in een versneld tempo deel krijgt aan de ontwikkeling van de toepassingen der atoomenergie, is het van belang na te gaan, hoe zich de openbare mening hieromtrent ontwikkelt. Enkele reeds gewonnen inzichten in de Verenigde Staten en Duitsland worden behandeld,
306
ISONEVO-BIJDRAGEN
waarbij sterk de nadruk wordt gelegd op de angst voor de hierbij vrijkomende krachten. G IR A R D , Alain, E ntw icklu ngstendènzen der S o z io lo g ie in F ran kreich . S W , V III, 1, 1957, 13— 2 2 ; en 2, 1957, 104— 114. Gedetailleerd overzicht van instanties, organen, publicaties, stromingen en belangstellingsrichtingen in de Franse sociologie. Minder kritisch dan wel oriënterend. N EU M A N N , Gerhard J., Z u r R elig io n sso zio lo g ie d er Flüchtlinge. S W , V III, 2, 1957, 114— 128. Over samenhangen tussen de vluchtelingen-situatie en het godsdienstig leven der vluchtelingen in verschillende Duitse woongebieden, en enkele sociale achtergronden. L U D W IG , Philipp, P robtem e d er Fam itien politik. S W , V III, 2, 1957, 129— 141. Behandelt o.m. de in Duitsland zeer actuele kwesties van het Leistungslohn en de Familienlastenausgleich. De gezinspolitiek is blijkens dit artikel een, hoewel niet meer zuiver kwantitatief gerichte, bevolkingspolitiek, ingegeven door ongerustheid over de dalende geboorteoverschotten.
British journal of sociology. M acR A E , Donald G., S o cia l th e o r y : retrospect and prospect. B JS , V III, 2, juni 1957, 97— 105. Globale aanduiding van de positie van de theoretische socioloog en van zijn werk in Engeland. M E R T O N , Robert K., T h e r o le-se t: problem s in so ciolo g ica l theoru . B IS , V III, 2, juni 1957, 106— 120. Gepaard aan de sterke groei van de sociologie en van het aantal sociologen, is gegaan het afsterven van de grote systeembouwers onder hen, en de achteruitgang van de grondige historische kennis. V an de modernen kan alleen Parsons nog als een systeembouwer in de omvattende zin worden beschouwd. V oor het overige beweegt men zich vooral in het vlak van de „theories of the middle range". Deze kunnen later wel weer tot grotere gehelen aanleiding geven, zoals dat ook vroeger wel geschiedde. Een voorbeeld wordt gegeven en uitgewerkt, in het begrip „role-set”. Hieronder verstaat M. het geheel van betrekkingen, die de enkeling onderhoudt met anderen op grond van zijn status. Kenmerken en problemen van dit begrip (dat enige gelijkenis vertoont met het ambience-begrip van Caplow) worden behandeld. S IM E Y , T . S., S o cia l in vestigation : p ast achievem en ts and p resen t difficulties. B JS , V III, 2, juni 1957, 121— 129. Gewezen wordt vooral op vier problemen van de huidige situatie; de behoefte aan een betere theorievorming bij veldonderzoek; aan betere aansluiting van onderzoek aan de behoeften en problemen van de bevolking; naast specialisatie een bredere algemene strategie en een meer begrijpelijk taalgebruik voor ontwikkelde nietdeskundigen, die met de resultaten moeten w erken; en meer universitaire erkenning voor sociaal onderzoek. S H IL S, Edward, P rim ordial, p erson al, sa cred and civil ties. B JS , V III, 2, juni 1957, 130— 145. W aardestelsels worden alleen in zekere mate en facetten beleefd; de enkeling heeft meestal een beperkt blikveld, en ziet alleen wat dichtbij is. Toch ïeageert men, zij het vaak half bewust, ook wel op algemene waarden, met name op hoogtijdagen, zoals verkiezingen. Aan dit uitgangspunt knoopt S. een zeer persoonlijk verslag van
ISONEVO-BIJDRAGEN
307
de ontwikkeling van zijn denken over sociale bindingen en groepsvormingen. Hij ziet hier zijn eigen standpunt in de lijn, die begon bij Tönnies (Gemeinschaft en Gesellschaft), en die liep via M ax W eb er (charismatische leidersbindingen), Cooley (primaire en secundaire groepen), Schmalenbach (de Bund), en andere. De nadruk valt op de invloed van kleine groepen op de gang van de maatschappij, op het onderscheid tussen ideologische en persoonlijke kleine groepen, en op normgerichtheid van deze groepen. M cG R E G O R , O. R., S o cia l research an d so cial p o licy in the ninefeenth century.. B JS, V III, 2, juni 1957, 146— 157. C O L E , G. D. H., S o c io lo g y and social p olicy . B JS , V III, 2, juni 1957, 158— 171.
American Journal of Sociology. H A L P E R N , B., H istory, so cio lo g y and con tem porary a rea studies. A JS, L X III, 1, juli 1957, 1— 10. Toepassing zowel van de sociologie als van de geschiedenis in een analyse van het heden stuit af op tekortkomingen in beide wetenschappen voor die taak. De geschie^denis zou van de sociologie haar systematische hulpmiddelen kunnen overnemen, met dien verstande, dat het bij een historische analyse niet mogelijk is om, zoals de sociologie doet, de groep als maatstaf en eindpunt van veranderingen in het systeem te nemen. T H R U P P , S., H istory an d s o c io lo g y : N ew opportu nities fo r coop eration . A JS, L X III, 1, juli 1957, 11— 16. W ederkerige vooroordelen belemmeren samenwerking. Sociologen a-historisch ge-' richt. Gemeenschappelijk communicatie-orgaan van historici en sociologen zou nodig zijn. E r zijn wel gebieden, waarop zij elkaar op basis van bestaande kennis al zouden kunnen aanvullen, b.v. sociale stratificatie en sociale controle. P A L M E R , G. L., A ttitudes tow ard w o rk in an industrial com m unity. A JS, L X III, 1, juli 1957, 17— 26. D O R N B U SC H , S. M. en D. M. Heer, A JS, L X III, 1, juli 1957, 27— 29.
T h e evalu ation o f w ork b y fem ales, 1940-50.
K O LK O , G., E con om ic m obility and social stratification. A JS, L X III, 1, juli 1957, 30— 38. M A N N , P. H., T h e status o f the m arine ra d iom an : a British contribution. A JS, L X III, 1, juli 1957, 39— 41. B O R G A T T A , E . F . en L. S. Cottrell jr., D irection s fo r research in grou p behavior. A JS, L X III, 1, juli 1957, 42— 48. Systematisch empirisch onderzoek dringend nodig om theoretische formuleringen op te bouwen, om termen als „interpersonal relations” en „situational fields” een theore tische en methodologische inhoud te geven. Richtingen van onderzoek: vaststelling van de algemene dimensies van een veld van interactie en bepaling van de „syntality and personality characteristics" (vrij vertaald: de groepsgebonden en de individuele kenmerken van de persoonlijkheid) behorende bij deze dimensies; systematische studie van theoretisch belangrijke variabelen, als b.v. de grootte van de groep; studies van de sociale perceptie en van het aanbrengen van veranderingen in manifest sociaal gedrag. O L M S T E D , M. S., C h a ra cter and social role. A JS, L X III, 1, juli 1957, 49— 57.
ISONEVO-BIJDRAGEN
308
BLA U , P. M ., F o rm a l org a n iza tio n : dim ensions o f analysis. A JS, L X III, 1, juli 1957, 58— 69. Onderzoek naar formele organisaties vaak wat atomiserend van aard, menselijke verhoudingen worden geanalyseerd alsof ze louter attributen van personen zouden zijn en de organisatorische structuur waarvan zij een onderdeel zijn, wordt verwaar loosd. B. onderscheidt minstens drie dimensies in de analyse van formele organisa ties, t.w. de structurele, de organisatorische en die van de ontwikkelingsgang. K IM U R A , Y ., W a r brides in H aw aii and their in-law s. A JS, L X III, 1, juli 1957, 70— 79.
American sociological review. E IS T E R , Allan W ., R eligiou s institutions in co m p lex s o c ieties: difficu lties in the th eo retic sp ecification o f functions. A S R , X X I I, 4, augustus 1957, 387— 391. B LA U , Peter M ., O ccu pation al bias and m obility. A SR , X X I I, 4, aug. 1957, 392— 399. Statistisch onderzoek op grond van in 1947 door North en H att in een survey over beroepsprestige verzameld materiaal. T A R V E R , James D., Su bu rban ization o f retail trade in the standard m etropolitan areas o f the U nited S tates, 1948-54. A SR , X X I I, 4, augustus 1957, 427— 433. ^ R A P P O R T , V ictor, Stephen C. Cappannari en Leonard W . Moss, S o c io lo g y in Italy. A SR , X X I I, 4, augustus 1957, 441— 447. Overzicht van de nieuwere sociologie in Italië, mede gezien in verband met de Italiaanse sociale situatie en de jongste historische ontwikkelingen.
’ Rural sociology. Officieel, driemaandelijks orgaan van de Rural Sociological Society. T A IE T Z , Philip, and O laf F . Larson, S o cia l participation and o ld ag e. R S, X X I , 3/4, sept.-dec. 1956, 229— 238. Aan de hand van surveys in vier agrarische gebieden in New York State worden de gevolgen nagegaan van het zich uit de beroepsbezigheid terugtrekken op de formele participatie, speciaal in verband met de sociale status van de betrokkenen. B E A L , George M., A ddition al h y p o th eses in participation research. R S , X X I , 3/4, sept.dec. 1956, 247— 256. De auteur bepleit, in plaats van statistische factoren, waaronder hij o.m. bedoelt leeftijd, beroep, status en opleiding, meer aandacht te schenken aan „dynamische” factoren, waarmee hij bedoelt factoren, die door groepsactie aan verandering onder hevig kunnen zijn. Hieronder vallen b.v. inzicht in de beginselen van organisatie, bevrediging, invloed, etc. Deze waren dan als dynamische variabelen te gebruiken. S T R A U S S , Murray A., P erson al ch aracteristics an d functional needs in the ch o ice o f farm ing a s an occu pation . R S , X X I , 3/4, sept.-dec. 1956, 257— 266. Nagegaan wordt, welke factoren een rol spelen bij de keuze van beroep van boeren zoons, in verband met de toenemende mechanisatie in de landbouw. B E L L , W endell, Fam ilism and su bu rban ization : o n e test o f th e so cial ch o ic e hypothesis. R S, X X I , 3/4, sept.-dec. 1956, 276— 283. Aan de hand van gegevens van twee voorsteden van Chicago wordt de hypothese getoetst, dat de migratiebeweging naar de suburbs mede is te zien als middel om een beter geschikte omgeving te vinden voor de realisatie van het gezinsleven.
ISONEVO-BIJDRAGEN
309
Journal of Abnormal and Social Psychology. Een maandelijks tijdschrift uitgegeven door The American Psychological Association. B evat een grote reeks korte artikelen, welke zich wat de sociale psychologie betreft voornamelijk richten op fundamentele kennis van intermenselijke betrekkingen en van groepsinvloeden op de pathologie, dynamica en ontwikkeling van het individuele gedrag. B R O E N , W illiam E ., A factor-an aly tic study o f religiou s attitudes. JA SP , X L V , 2, mei 1957, 250— 257. S T O T L A N D , Ezra, e.a., T h e e ffec ts o f grou p ex p ectation s and self-esteem upon selfevalu ation . JA SP , X L V , 1, februari 1957, 55— 64.