Universiteit Utrecht Afstudeerscriptie bachelor rechtsgeleerdheid
Biedt het octrooirecht afdoende bescherming tegen 3D printen bij priv´ egebruik?
Auteur: Nick Verboom Studentnummer: 3844870
Afstudeerdocent: R.W. de Bruin Datum: 17 juni 2014 Aantal woorden: 6562
Inhoudsopgave 1 Wat zijn de mogelijkheden van 3D printen? 1.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2 Van digitaal naar tastbare objecten . . . . . . 1.3 Technieken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.4 Toepassingen . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . .
2 2 2 3 4
2 Wat is het octrooirecht? 2.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2 Rechtsbronnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.3 Directe werking verdragen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5 5 5 5
3 Vereisten voor het verkrijgen van een octrooi 3.1 Materi¨ele vereisten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2 Toewijzen van octrooien . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7 7 8
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
4 Welke rechten heeft een octrooihouder? 4.1 Exclusieve rechten van de octrooihouder . . . . . . . . . . . . 4.2 Priv´e-exceptie in het octrooirecht . . . . . . . . . . . . . . . . 4.3 Indirecte inbreuk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.4 Acties van de octrooihouder tegen de inbreukpleger . . . . . . 4.5 Tegen welk gebruik kan de octrooihouder een actie instellen? 5 Kan 3D printen analoog worden vergeleken met het gale bron? 5.1 Auteursrecht en het downloaden uit illegale bron . . . 5.2 Welke uitvindingen kunnen worden geprint? . . . . . . 5.3 Vergelijking met het downloaden uit een illegale bron .
. . . .
. . . . .
. . . .
. . . . .
. . . .
. . . . .
. . . .
. . . . .
. . . .
. . . . .
. . . .
. . . . .
. . . .
. . . . .
. . . .
. . . . .
. . . .
. . . . .
. . . .
. . . . .
. . . . .
9 9 9 10 13 14
downloaden uit een ille. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
15 15 15 16
6 Conclusie
17
7 Bibliografie
19
Inleiding Sinds enkele jaren komt het onderwerp 3D printen meer in beeld. Mede door de komst van relatief laag geprijsde printers voor consumenten staan we aan het begin van een mogelijke technologisch omgangspunt. Naar schatting zal 3D printen een impact van tussen de 230 en 550 miljard dollar hebben op de economische markt in het jaar 2025.1 Hierbij rijst de vraag of alle mogelijke toepassingen wel zijn toegestaan binnen de huidige wetgeving in Nederland. Vroeger, ca. 15 jaren geleden, kwam Napster in beeld om eenvoudig muziek te downloaden, maar werd twee jaar later verboden. De ontwikkeling van Napster is dan ook interessant om te vergelijken met die van het 3D printen bij consumenten. Zal het 3D printen dezelfde weg volgen als die Napster heeft gevolgd en zal het voorts een net zo’n grote impact hebben op het dagelijks leven? Hiervoor is de volgende onderzoeksvraag opgesteld; biedt het octrooirecht afdoende bescherming voor de octrooihouder tegen inbreuken bij het priv´egebruik van 3D printen? Bij deze hoofdvraag zijn de volgende deelvragen opgesteld: 1. Wat zijn de mogelijkheden van 3D printen? 2. Wat is het octrooirecht? 3. Wat zijn de vereisten voor het verkrijgen van een octrooi? 4. Welke rechten heeft een octrooihouder? 5. Kan de 3D printer analoog worden vergeleken met het downloaden uit een illegale bron? In de eerste deelvraag zal worden ingegaan op het technische aspect van 3D printen en in de tweede deelvraag zal het wettelijk kader van het octrooirecht worden geschetst. In de derde deelvraag zullen de vereisten voor het verkrijgen van een octrooi worden besproken. De rechten die men verkrijgt met een octrooi zullen in de vierde deelvraag worden besproken. In de laatste deelvraag zal een vergelijking worden geschetst aan de hand van de voorgaande deelvragen en de ontwikkelingen van Napster en andere technieken voor het downloaden van bestanden. In hoofdstuk 6 zal ten slotte de conclusies uiteen worden gezet.
1
J. Manyika et al., ‘Disruptive technologies: Advances that will transform life, business, and the global economy’, McKinsey Global Institute mei 2013, p. 105.
1
1
Wat zijn de mogelijkheden van 3D printen?
1.1
Inleiding
De uitvinding van het 3D printen wordt toegeschreven aan Wyn Kelly Swainson in 1971.2 Zijn idee was om door middel van een warmtestraal twee materialen aan elkaar te binden.3 Dit is de eerste soort printer die we tegenwoordig kennen. Bij deze techniek worden grondstoffen in lagen geplaatst door middel van het uitspuwen, spuiten of drukken van diverse materialen. Daarnaast kent men tegenwoordig een printersoort die het materiaal met elkaar bindt door middel van een laser.
1.2
Van digitaal naar tastbare objecten
Alvorens een object kan worden geprint, zal het moeten worden ontworpen. Dit gebeurt in programma’s zoals Google Sketchup en AutoCAD. Hierin wordt een digitaal ontwerp gemaakt en opgeslagen in een Computer-Aided-Design (CAD) bestand.
Figuur 1: Programma waarin een CAD bestand wordt ontworpen
Nadat het object is ontworpen in een CAD bestand, zal het worden omgezet naar een Standard Tessellation Language (STL) bestand.4 Dit STL bestand zal het ontwerp omzetten in een mesh Dit is een verzameling polygonen welke meestal bestaan uit driehoeken.
Figuur 2: “Hoekig” STL bestand over een rond CAD bestand
Dit STL bestand zal naar de printer worden gestuurd die het nogmaals zal omzetten in lagen 2 3 4
‘Forget Avatar, the real 3D revolution is coming to your front room’, The Guardian, 4 april 2010, theguardian.com. Patent US4041476. Lipson & Kurman 2013, p. 79.
2
die geprint kunnen worden. Aan de hand van diverse technieken kan het object worden geprint. De meest gebruikte zullen nu aan bod komen.
1.3 1.3.1
Technieken Fused Deposition Modeling (FDM)
FDM is een techniek waarbij materiaal, meestal een thermoplast, door een spuitmond wordt geforceerd en het object laag voor laag zal worden geprint.5 Naast het bronmateriaal, is vaak materiaal nodig om het te cre¨eren object te ondersteunen.
Figuur 3: Fused deposition modeling: 1 – Opbrengen (Injectie) van gesmolten materiaal, 2 – Vorm in opbouw. 3 – Beweegbaar platform
Door de relatief eenvoudige techniek is dit een vrij goedkope manier om objecten te printen die ideaal zijn voor thuisgebruik.6 Een nadeel is dat alleen geprint kan worden met materiaal dat door de spuitmond past. Zo kan er bijvoorbeeld geen glas of metaal worden geprint. Voorts duurt het printproces langer bij FDM printers dan bij andere technieken.7 1.3.2
Laser Engineered Net Shaping (LENS)
In tegenstelling tot FDM, kan een LENS printer wel degelijk metalen printen. In deze vorm wordt een poedervorm van de grondstof in een laser geblazen. Een deel van de stofwolk zal de laser raken en dientengevolge direct gesmolten worden op het gewenste oppervlak. Zodoende zal het object worden geprint, omdat de laser de contouren ervan volgt en de stof er als het ware op vastbrand.
Figuur 4: Optomec LENS printer
1.3.3
Stereolithography (SL)
Deze vorm van printen gebruikt een vat gevuld met een UV gevoelige fotopolymeer en een laser. Op het moment dat de laser de fotopolymeer raakt, zal het verharden. Hierdoor kan men een 5 6 7
Lipson & Kurman 2013, p. 69. Lipson & Kurman 2013, p. 70. ‘Fused Deposition Modeling: Most Common 3D Printing Method’, Livescience 19 september 2013, livescience.com.
3
object laag voor laag printen. Een voordeel van deze techniek is dat het zeer snel is en het heeft een precisie van 10 micrometer (een mensenhaar is ca. 50 micrometer).8
Figuur 5: Stereolithography
1.3.4
Laser Sintering (LS)
LS is dezelfde techniek als Stereolithografie, alleen gebruikt het geen fotopolymeer, maar een poeder. Daarnaast kan met Laser Sintering een diversiteit aan bronmaterialen worden gebruikt zoals metaal en keramiek.9
1.4
Toepassingen
In het voorgaande hoofdstuk zijn de diverse printtechnieken besproken, maar hoe kan men dit toepassen? Hiervoor zijn de mogelijkheden haast eindeloos. Men kan speelgoed, modellen voor architecten, batterijen10 en wapens11 printen. Botten12 en andere organische objecten zoals stamcellen13 , bloedvaten14 , oogcellen15 , voedsel kunnen ook worden geprint.16 Onlangs is er in Utrecht de schedel17 van een vrouw vervangen door een schedelprothese die gemaakt is met een 3D printer. Naast deze kleine objecten kunnen ook grote mechanische objecten worden geprint. Gedacht kan worden aan vliegtuigen18 , delen van huizen19 , complexe bewegingen van mens en dier20 of mechanische objecten.21 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Lipson & Kurman 2013, p. 73. J.P. Kruth, P. Mercelis, J. Van Vaerenbergh, L. Froyen, M. Rombouts, (2005), ‘Binding mechanisms in selective laser sintering and selective laser melting’, Rapid Prototyping Journal, Vol. 11 Iss: 1, p. 29. ‘Printing Tiny Batteries’, WYSS Institute 18 juni 2013, wyss.harvard.edu. ‘Working gun made with 3D printer’, BBC 6 mei 2013, bbc.com. ‘3D printer used to make bone-like material (video)’, Washington State University, news.wsu.edu. ‘Printed human organs for testing and transplantation’, Heriot Watt University, 4 februari 2013, hw.ac.uk. ‘Artificial blood vessels created on a 3D printer’, BBC 16 september 2011, bbc.co.uk. ‘Adult rat retinal ganglion cells and glia can be printed by piezoelectric inkjet printing’, Barbara Lorber et al 2014 Biofabrication 6 01500. ‘3D Printen: Nu Ook Voedsel Printen’, TNO 12 november 2012, tno.nl. ‘Volledige kunststof 3D-geprinte schedel ge¨ımplanteerd’, UMC Utrecht 25 maart 2014, umcutrecht.nl. ‘Southampton engineers fly the world’s first ‘printed’ aircraft’, University of Southampton, 28 juli 2011, southampton.ac.uk. ‘Work begins on the world’s first 3D-printed house’, The Guardian 28 maart 2014, theguardian.com. ‘Onderzoekers maken ontwerptool voor beweegbare 3d-prints’, Tweakers 2 augustus 2012, tweakers.net. ‘ZCorp’s 3D Printer replicates a wrench’, IB-PROCADD d.o.o, 11 juli 2011, youtube.com.
4
2
Wat is het octrooirecht?
2.1
Inleiding
Het octrooirecht is onderdeel van het intellectueel eigendomsrecht dat uit een aantal gebieden bestaat. Deze bestaan onder andere uit het octrooirecht, auteursrecht, modellenrecht en merkenrecht. Al deze concepten hebben betrekking op een idee, een niet-materiaal object (corpus mysticum) dat wordt belichaamd door een materieel object (corpus mechanicum). Het is niet het fysieke object dat het octrooirecht behelst, maar het idee of concept van het object. In het geval van het octrooirecht, heeft dit recht betrekking op het recht om een uitvinding te exploiteren.
2.2
Rechtsbronnen
Het huidige Nederlandse octrooirecht vindt zijn oorsprong in 1883 met het Verdrag van Parijs.22 In dit verdrag is opgenomen dat staten een bescherming moeten bieden voor het octrooirecht. Dit resulteerde in de Rijksoctrooiwet 1910 (ROW 1910). In 1973 is het Europees Octrooiverdrag (EOV) getekend dat in 1978 in werking trad.23 Dit verdrag biedt een autonoom systeem dat vereisten aan de procedure en rechten van een octrooi stelt.24 Deze betreffen onder meer de duur van een octrooi25 , producten die voortvloeien uit een door een octrooi beschermd proces26 en de omvang van de bescherming.27 In 1995 trad het Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights (TRIPS) verdrag in werking.28 Dit verdrag behelst een aantal minimumeisen waaraan het nationale octrooirecht moet voldoen.29 Naast de voorgaande verdragen, die daadwerkelijk in werking zijn getreden, dient rekening te worden gehouden met het Gemeenschapsoctrooiverdrag. Dit verdrag is in 1975 tot stand gekomen, maar is echter nooit in werking getreden. Meer over dit verdrag in hoofdstuk 4.3.
2.3
Directe werking verdragen?
Het Europese Hof van Justitie heeft herhaaldelijk gesteld dat het TRIPS verdrag geen directe werking heeft.30 Deze moet echter worden uitgelegd in het licht van het EOV.31 TRIPS roept derhalve voor particulieren geen rechten in het leven waarop zij zich voor de rechter rechtstreeks op kunnen beroepen, maar kan soms wel gebruikt worden voor de toepassing en uitleg van andere rechtsbronnen.32 Voorts zal op grond van artikel 2 lid 1 TRIPS delen van het Unieverdrag van Parijs toegepast moeten worden. Het EOV is geen verordening, maar een verdrag gesloten tussen staten onderling. Hierdoor heeft het in beginsel geen directe werking, dit in tegenstelling tot een verordening.33 Om te bepalen of het EOV directe werking heeft, dient per bepaling te worden gekeken of deze duidelijk en onvoorwaardelijk is.34 Dezelfde criteria dienen te worden toegepast op de vraag of een bepaling uit TRIPS directe werking heeft. Voor vrijwel alle bepalingen uit het EOV zullen deze criteria worden vervuld en zal dientengevolge het EOV gelden in plaats van de nationale bepalingen.35 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35
Gielen et al. 2011, p. 5. Trb. 1975, 108; 1976, 101; 2002, 64. Preambule EOV en artikel 2 lid 2 EOV. Artikel 60 lid 1 EOV. Artikel 64 lid 2 EOV. Artikel 69 EOV; Protocol betreffende de interpretatie van artikel 69 EOV. Trb. 1994, 130, p. 361-400. Gielen et al. 2011, p. 7. Kur & Dreier 2013, p. 76. HvJ EG 14 december 2000, C-300/98 & C-392/98 (Dior/Tuk en Assco/Layher ). HvJ EG 25 oktober 2007, C-238/06, r.o. 39 (Develey/BHIM ). HR 2 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR1797, NJ 2005/80, m.nt. E.A. Alkema. HvJ EG 5 februari 1964, C-26/62 (Van Gend en Loos). Gielen et al. 2011, p. 16.
5
Voorts geldt op grond van artikel 93 Gw dat een bepaling, die naar haar inhoud een ieder kan verbinden, verbindende kracht heeft na bekendmaking waarbij ingevolge artikel 94 Gw nationale regels niet van toepassing zijn wanneer deze niet verenigbaar zijn met een ieder verbindende bepaling van verdragen. Of een verdrag al dan niet directe werking heeft is echter niet direct van belang. Als gevolg van de diverse internationale verdragen is het materi¨ele octrooirecht ge¨ uniformeerd en dient het derhalve uniform te worden toegepast.36
36
Gielen et al. 2011, p. 20.
6
3
Vereisten voor het verkrijgen van een octrooi
Octrooieerbare uitvindingen kunnen een drietal vormen aannemen; producten, processen en stoffen of mengsels.37 Gezien het feit dat het resultaat van een 3D printer een product is, zal de bespreking in de navolgende delen worden beperkt tot een octrooi op een product.
3.1 3.1.1
Materi¨ ele vereisten Uitvinding
Er dient sprake te zijn van een uitvinding.38 Het dient te gaan om een uitvinding met een technisch karakter of een technische oplossing voor technische problemen.39 Het begrip technisch karakter dient niet restrictief te worden uitgelegd, i.e. wanneer er technische overwegingen zijn gemaakt zal het in beginsel voldoen aan het vereiste voor een uitvinding.40 3.1.2
Nieuwheid
Het begrip nieuwheid dient negatief te worden uitgelegd, i.e. een uitvinding zal als nieuw worden aangemerkt als het niet deel is van de stand van techniek.41 De stand van techniek wordt gevormd door al hetgeen voor de octrooiaanvraag openbaar toegankelijk is gemaakt door een schriftelijke of mondelinge beschrijving, door toepassing of op enige andere wijze.42 Als er enig publieke kennis is, zal er dientengevolge geen octrooi kunnen worden verleend. 3.1.3
Inventief
Er is sprake van inventiviteit indien een uitvinding, met inachtneming van de huidige stand van techniek, niet voor de hand ligt voor een deskundige op het desbetreffende gebied en het product niet beschikbaar is voor het publiek en niet kan worden geanalyseerd en gereproduceerd door de deskundige, ongeacht of bijzondere redenen kunnen worden ge¨ıdentificeerd om het product te analyseren.43 De huidige stand van techniek bij het inventiviteitscriterium is hetzelfde als bij het nieuwheidscriterium.44 Dit is een absolute stand van techniek waarbij moet worden uitgegaan van de kennis van de vakman. Ook wanneer de uitvinding als zodanig voor de hand ligt, kan de werkwijze waarmee deze uitvinding tot stand is gebracht alsnog als inventief worden beschouwd.45 3.1.4
Industrieel toepasbaar
Een uitvinding dient industrieel toegepast te kunnen worden.46 Hieraan is voldaan indien het onderwerp daarvan kan worden vervaardigd of toegepast op enig industrieel gebied. De term industrieel dient derhalve ruim te worden ge¨ınterpreteerd.47 De uitvinding dient voorts in de 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47
Kur & Dreier 2013, p. 109. Artikel 2 ROW, 52 EOV & 27 lid 1 TRIPS. Kur & Dreier 2013, p. 107. Board of Appeal of the European Patent Office 13 mei 1994, ECLI:EP:BA:1994:T076992.19940531 (SOHEI ). Artikel 2, 4 ROW, 52, 54 EOV & 27 TRIPS. Artikel 54 lid 2 EOV. Artikel 6 ROW, 56 EVO, 27 lid 1 TRIPS; Board of Appeal of the European Patent Office 18 december 1992, ECLI:EP:BA:1992:G000192.19921218. Board of Appeal of the European Patent Office 30 november 1983, ECLI:EP:BA:1983:T010782.19831130, r.o. 11. HR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4115, r.o. 4.1d, RvdW 2013/764 (Lundbeck/Tiefenbacher ). Artikel 2, 7 ROW, 57 EOV & 27 TRIPS. Artikel 1 lid 3 Verdrag van Parijs; Board of Appeal of the European Patent Office 7 juli 2006, ECLI:EP:BA:2006:T089805.20060707, r.o. 2; Gielen et al. 2011, p. 23.
7
praktijk toepasbaar te zijn. Een nutteloze toepassing48 of de toepassing van een uitvinding voor een esthetisch effect49 als zodanig voldoet hier niet aan.50 3.1.5
Niet octrooieerbare uitvindingen
Vanwege het ontbreken van het technische karakter is in artikel 2 ROW en 52 lid 2 EOV een niet-limitatieve opsomming gegeven van uitvindingen die niet octrooieerbaar zijn. Het derde lid maakt duidelijk dat de uitzonderingen van het tweede lid beperkt moeten worden uitgelegd. De in de uitzondering bedoelde onderwerpen mogen zeker in octrooien voorkomen, zolang de uitvinding maar niet uitsluitend uit die onderwerpen bestaat. Voorts worden in artikel 3 ROW en 53 EOV een aantal andere uitvindingen uitgesloten van octrooieerbaarheid.
3.2
Toewijzen van octrooien
Men kan op een tweetal manieren een octrooi verkrijgen. Dit kan enerzijds via de nationale weg waarbij men een rijksoctrooi verkrijgt dat alleen voor Nederland geldt.51 Anderzijds kan dit via het EOV waarbij het Europese octrooi uiteenvalt in een bundel van nationale octrooien.52 In Nederland zal er niet inhoudelijk worden getoetst of een octrooi voldoet aan de voorgaande criteria, omdat in artikel 2 ROW de term vatbaar wordt gehanteerd, in tegenstelling tot de term wordt verleend in artikel 52 EOV.53 Het gevolg is dat pas bij een inbreukprocedure een octrooihouder zeker weet of zijn octrooi geldig is.54
48 49 50 51 52 53 54
Board of Appeal of the European Patent Office, 11 May 2005, ECLI:EP:BA:2005:T087004.20050511, r.o. 4. Board of Appeal of the European Patent Office 25 april 1989, ECLI:EP:BA:1989:T011988.19890425, r.o. 4.2. Huydecoper 2002, p. 122. Kamerstukken II 1977/75, 15038, 3, p. 2. Gielen et al. 2011, p. 16. Kamerstukken II 1991/92, 22604, 3, p. 18. Gielen et al. 2011, p. 21.
8
4
Welke rechten heeft een octrooihouder?
In dit hoofdstuk zal allereerst worden vastgesteld welke handelingen een octrooihouder tot zijn beschikking heeft ter exploitatie van het octrooi. Vervolgens zal worden ingegaan op de regeling betreffende de priv´e-exceptie en de indirecte inbreuk. Als laatste zullen de acties die de octrooihouder heeft ter handhaving van zijn octrooi aan bod komen.
4.1
Exclusieve rechten van de octrooihouder
De rechten van een octrooihouder zijn te vinden in artikel 53 ROW. Dit betreft een limitatieve lijst van handelingen.55 Deze handelingen zijn in drie fasen te onderscheiden: de vervaardiging van het geoctrooieerde voortbrengsel, het verhandelen van dit voortbrengsel en het gebruik ervan.56 Deze fasen zullen hieronder worden besproken. Vervaardigen Over het algemeen zal over de betekenis van dit begrip weinig verschil van mening ontstaan.57 Voorts valt onder vervaardigen de vervaardiging van onderdelen welke al dan niet met behulp van een handleiding of zonder bijzondere kennis kunnen worden samengesteld, zoals een bouwdoos.58 Verhandelen Onder verhandelen valt onder andere in het verkeer brengen of verder te verkopen, verhuren, af te leveren of anderszins te verhandelen.59 Het begrip in het verkeer brengen wordt begrepen als iedere activiteit, waardoor het voorwerp van de uitvinding daadwerkelijk onder de beschikking van een derde wordt gebracht, bijvoorbeeld op grond van koop, verhuur of leen.60 Het begrip aanbieden dient derhalve ruim te worden uitgelegd.61 Al zou men een advertentie plaatsen voordat het octrooi is afgelopen dat slechts een aanbod inhoudt om de uitvinding na afloop van het octrooi te verkopen en te leveren, dan zal dit alsnog worden aangemerkt als “aanbieden” en derhalve inbreuk zijn.62 Gebruiken Onder gebruiken valt elke toepassing van de geoctrooieerde uitvinding. Hierbij valt het normaal gebruik onder, maar ook het demonstreren van de betreffende uitvinding op een beurs.63
4.2
Priv´ e-exceptie in het octrooirecht
In het huidige artikel 53 ROW wordt gesproken over het uitsluitend recht om bepaalde handelingen uit te voeren, maar alleen in of voor zijn bedrijf. Hierin ligt de priv´e-exceptie gelegen, de octrooihouder kan alleen optreden tegen handelingen welke niet priv´e worden gedaan. Deze afbakening is overgenomen uit artikel 30 Rijksoctrooiwet 1910 (ROW 1910). In het ontwerp uit 1904-1905 van de voorganger van de huidige Rijksoctrooiwet zag artikel 30 lid 1 sub a er als volgt uit:64 a. het geoctrooieerde voortbrengsel, of een voortbrengsel met de geoctrooieerde verbetering beroepmatig te vervaardigen; 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64
Geerts 2011, p. 43; Gielen et al. 2011, p. 54. Kamerstukken II 1974/75, 13209, 3, p. 46. Gielen & Verschuur 2009, Tekst & Commentaar bij artikel 53 ROW, aant. 2. Gielen et al. 2011, p. 54. Artikel 53 lid 1 sub a ROW. Kamerstukken II 1984/85, 19131, 3, p. 24. HR 22 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW4006, r.o. 3.4.2, NJ 2012/472, m.nt. Ch. Gielen; Huydecoper 2002, p. 231. HR 18 december 1992, r.o. 3.4, NJ 1993, 735 (Medicopharma/ICI ). Rb. Amsterdam 12 september 2008, ECLI:NL:RBAMS:2008:BF6695, r.o. 4.3, BIE 2009/38. Kamerstukken II 1904/05, 197, 2, p. 4.
9
In de Memorie van Toelichting bij het ontwerp van de ROW 1910 in 1904-1905 werd een vergelijking gemaakt met het buitenland waarin bijvoorbeeld alleen productiemiddelen onder het octrooirecht vielen.65 De reden waarom niet is gekozen voor het beperken van het octrooirecht tot slechts productiemiddelen is dat er bezwaren waren over de beschermingsomvang.66 In de Memorie van Toelichting uit het vergaderjaar 1904-1905 bij het ontwerp van artikel 30 ROW 1910 werd overwogen om de term beroepmatig te hanteren om de scheiding tussen priv´egebruik en bedrijfsmatig gebruik te scheiden.67 In het vergaderjaar 1907-1908 werd opgemerkt dat de term beroepmatig onduidelijkheid kon veroorzaken.68 Deze onduidelijkheid werd in het definitieve ontwerp opgelost.69 De term beroepmatig werd vervangen door in of voor zijn bedrijf waardoor het octrooirecht tot het bedrijfsleven wordt beperkt.70 Desalniettemin bleef de bedoeling van de wetgever gelijk, namelijk het uitsluiten van het onrechtmatig maken van priv´egebruik van geoctrooieerde voortbrengselen. Of een handeling in of voor een bedrijf wordt verricht, zal afhangen van de vraag of hiermee al dan niet in een particuliere resp. wetenschappelijke behoefte wordt voorzien.71 Nu is vastgesteld hoe de priv´e-exceptie in het nationale octrooirecht terecht is gekomen, dient te worden onderzocht of het huidige artikel 53 ROW past in het internationale recht. Artikel 28 lid 1 TRIPS stelt dat een octrooihouder het uitsluitend recht heeft om het geoctrooieerde voortbrengsel te vervaardigen, gebruiken, ten verkoop aan te bieden, te verkopen of voor deze doeleinden in te voeren. Op grond van artikel 30 TRIPS mogen staten het uitsluitend recht beperken, mits deze uitzonderingen niet op onredelijke wijze strijdig zijn met de normale exploitatie van het octrooi en niet op onredelijke wijze de legitieme belangen van de houder van het octrooi schaden, rekening houdend met de legitieme belangen van derden. Ingevolge artikel 64 lid 1 EOV heeft de octrooihouder dezelfde rechten als die hij zou ontlenen aan een in die Staat verleend nationaal octrooi. Hieruit volgt dat de rechtsgevolgen van het octrooi, zoals welke handelingen van een derde als inbreuk gelden, uitsluitend worden bepaald door het nationale recht en past de Nederlandse priv´e-exceptie in het internationale recht.72
4.3 4.3.1
Indirecte inbreuk Doctrine van de indirecte inbreuk
Men spreekt van indirecte octrooi-inbreuk indien middelen betreffende een wezenlijk bestanddeel van de uitvinding, die geschikt en bestemd zijn voor de toepassing van een geoctrooieerde uitvinding, aanbiedt of levert voor de toepassing van de geoctrooieerde uitvinding aan personen die niet tot toepassing van de uitvinding gerechtigd zijn.73 Deze doctrine behelst de mogelijkheid van de octrooihouder om met een enkele actie verdere directe inbreuk te voorkomen doordat de bron van de inbreuk wordt aangepakt.74 Daar waar de directe inbreukpleger niet eenvoudig aan te pakken is, doordat deze bijvoorbeeld kleinschalig of geheim is, zal de indirecte inbreukpleger vaker wel eenvoudiger aan te pakken zijn. 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74
Kamerstukken II 1904/05, 197, 3, p. 9-10. Kamerstukken II 1904/05, 197, 3, p. 9-10. Kamerstukken II 1904/05, 197, 3, p. 25. Kamerstukken II 1907/08, 35, 1, p. 8. Kamerstukken II 1909/10, 24, 6, p. 4. Kamerstukken II 1909/10, 24, 1, p. 11. Gielen et al. 2011, p. 57. Board of Appael of the European Patent Office 11 december 1989, ECLI:EP:BA:1989:G000288.19891211 r.o. 3.3; Huydecoper 2002, p. 227. Kamerstukken II 1984/85, 19131, 3, p. 33; artikel 73 ROW. Benyamini 1993, p. 175.
10
4.3.2
Wettelijk kader
De aansprakelijkheid voor de indirecte inbreuk is neergelegd in artikel 73 ROW. Dit artikel is in 1987 tot stand gekomen naar aanleiding van het Gemeenschapsoctrooiverdrag (GOV) en destijds neergelegd in artikel 44A ROW 1910. Hiermee ontstaat een voor de octrooihouder zelfstandig handeling om, naast artikel 53 ROW, de inbreukpleger aan te spreken.75 Het in artikel 73 ROW neergelegde beginsel van de indirecte inbreuk is ontleend aan artikel 26 van het Gemeenschapsoctrooiverdrag dat nooit in werking is getreden, maar wel van belang.76 De bedoeling van het wetsontwerp was onder meer om de Nederlandse octrooiwet in overeenstemming te brengen met het GOV.77 Hoewel het GOV nooit van kracht is geworden, is het desalniettemin wel van grote invloed, omdat staten over een aantal principes overeen zijn gekomen, zoals de indirecte inbreuk.78 De Rijksoctrooiwet is voorts naar aanleiding van dit verdrag gewijzigd, omdat de wetgever beoogde aan te sluiten bij de veranderingen in het buitenland.79 De Memorie van Toelichting zegt dan ook; “Het voorgestelde nieuwe artikel 44A is ontleend aan artikel 30 (thans 26) van het verdrag (GOV) en volgt in alle opzichten het daarin neergelegde stelsel van bescherming van de octrooihouder tegen indirecte inbreuk.”.80 Uit het voorgaande blijkt derhalve dat de opvattingen over artikel 26 GOV ook dienen te gelden over artikel 73 ROW. Het doel van dit hoofdstuk is om te bepalen of er sprake kan zijn van indirecte inbreuk bij het 3D printen van een geoctrooieerde uitvinding. Hierbij zal worden gefocust op het CAD bestand. De in artikel 73 ROW opgenomen termen zullen nu worden besproken. 4.3.3
Middel betreffende een wezenlijk bestanddeel
Om te bepalen of een CAD bestand onder artikel 73 ROW valt, dient het te voldoen aan de voorwaarde dat er sprake dient te zijn van een middel betreffende een wezenlijk bestanddeel van de uitvinding. Het is echter de vraag of onder de term middel niet alleen fysieke objecten moet worden verstaan, of dat ook een CAD bestand hieronder kan vallen. De Memorie van Toelichting zegt echter weinig over de omvang van de interpretatie voor deze term.81 Een tegenstander van een ruime interpretatie is Hoyng. Hij stelt simpelweg dat met middelen alleen bedoeld wordt fysieke middelen en niet gebruiksaanwijzingen, tekeningen of ontwerpen die laten zien hoe het geoctrooieerde voortbrengsel kan worden vervaardigd.82 Daarentegen verdedigt hij wel een ruimere bescherming in de vorm van de aanvullende werking van 6:162 BW.83 Benyamini is echter een andere mening toegedaan en stelt dat artikel 73 ROW wel enigszins ruim dient te worden ge¨ınterpreteerd. Volgens hem worden er, als men artikel 26 GOV letterlijk interpreteert, geen middelen uitgesloten zoals know-how, ontwerpen, plannen, software, etc.84 Voorts dient de vraag te worden beantwoord of met de term betreffende wordt bedoeld dat het middel feitelijk deel moet uitmaken van het geoctrooieerde voortbrengsel, of dat het middel ook het abstracte concept van de uitvinding behelst. De letterlijke interpretatie geeft blijk van een voorkeur voor de opvatting dat het middel ook een concept van de uitvinding kan behelzen.85 Zo zal een apparaat dat een geoctrooieerd voortbrengsel kan vervaardigen onder artikel 73 ROW vallen, omdat het aanzienlijk betrekking heeft op elk essentieel element, oftewel het concept van 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85
Benyamini 1993, p. 182. Zie voorts Trb. 1976, 103, p. 191. Hoyng 1988, p. 110. Gielen et al. 2011, p 16. Kamerstukken II 1984/85, 19131, 3, p. 24. Kamerstukken II 1984/85, 19131, 3, p. 33. Kamerstukken II 1984/85, 19131, 3, p. 33. Hoyng 1988, p. 199, 200. Hoyng 1988, p. 214, 215. Benyamini 1993, p. 198. Benyamini 1993, p. 199.
11
de uitvinding.86 Het middel dient het concept van het octrooi te behelzen zoals is neergelegd in de conclusies.87 De term middel dient volgens Benyamini dan ook niet te worden beperkt tot middelen die slechts essentieel zijn tot de functionaliteit van de uitvinding, maar het moet worden uitgelegd als het essentieel zijn voor het concept van de uitvinding.88 De term wezenlijk bestanddeel kan derhalve ook betrekking hebben op een wezenlijk deel van het concept van de uitvinding. De term middel dient echter niet zover te worden opgerekt dat middelen die slechts gebruik maken van het geoctrooieerde voortbrengsel hier onder vallen.89 4.3.4
Voor de toepassing van
De Memorie van Toelichting zegt dat “onder toepassing van de uitvinding wordt verstaan (. . . ) de vervaardiging van een geoctrooieerde voortbrengsel ”.90 Niet geheel duidelijk is of andere handelingen uit artikel 53 ROW hieronder vallen. Hoyng stelt dat dit wel het geval is.91 Ook Benyamini is het hier mee eens.92 Er hoeft geen sprake te zijn van directe inbreuk wil er sprake zijn van indirecte inbreuk.93 Wel dient er sprake te zijn van een substanti¨ele dreiging van directe inbreuk. Voorts dient er bij indirecte inbreuk wederom sprake te zijn van het aanbieden of leveren in of voor zijn bedrijf zoals besproken in hoofdstuk 4.2.94 De toepassing van de uitvinding kan echter ook door particulieren geschieden. In het geval men houder is van een octrooi op een voertuig dat is aangepast voor het vervoeren van invaliden, pleegt een derde indirecte inbreuk wanneer zij zonder toestemming aangepaste schokdempers aan particulieren levert die geschikt zijn voor het uitoefenen van de functie van dit octrooi.95 4.3.5
Geschikt en bestemd
De leverancier dient te weten of het moet gezien de omstandigheden duidelijk zijn, dat die middelen voor de toepassing geschikt en bestemd zijn.96 Aan dit verwijt van de leverancier, ligt een afweging van de belangen van octrooihouders enerzijds en van de leverancier anderzijds ten grondslag. Er dient derhalve een kenniselement bij de leverancier aanwezig te zijn omtrent de geschiktheid en de bestemming van de middelen. Volgens de Memorie van Toelichting kan de leverancier wordt de bewijslast voor de leverancier verlicht doordat van hem niet het bewijs wordt gevergd; de octrooihouder kan volstaan met het lichtere bewijs dat een en ander duidelijk uit de omstandigheden volgt. De term geschikt kan voorts worden gehanteerd om een zekere kwaliteit te eisen aan het middel.97 Of een middel geschikt is voor de toepassing van een uitvinding dient objectief te worden bepaald.98 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98
Benyamini 1993, p. 202; Hoyng 1988, p. 200. Benyamini 1993, p. 199, 200. Benyamini 1993, p. 201. Vgl. HR 31 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AI0346, NJ 2006/600 (Senseo). Kamerstukken II 1984/85, 19131, 3, p. 34. Hoyng 1988, p. 203. Benyamini 1993, p. 181. Benyamini 1993, p. 181. Kamerstukken II 1984/85, 19131, 3, p. 35. Rb. ’s-Gravenhage 26 maart 1991, ECLI:NL:RBSGR:1991:AM1761, BIE 1993/56 (Invalidenvervoer III ). Kamerstukken II 1984/85, 19131, 3, p. 34. Benyamini 1993, p. 195. Hoyng 1988, p. 202.
12
4.3.6
Valt het CAD bestand onder de werking van artikel 73 ROW?
Een CAD bestand kan een middel betreffende een wezenlijk bestanddeel van de uitvinding zijn.99 Het behelst immers het gehele concept van de uitvinding. Een 3D printer als zodanig kan voorts gebruikt worden voor andere niet inbreukmakende doeleinden. Dit wordt bovendien beperkt door de term bestemd, i.e. alleen het CAD bestand is bestemd om specifiek te dienen voor het printen van het geoctrooieerde product en is derhalve een middel betreffende een wezenlijk bestanddeel. De printer kan daarnaast mogelijk worden aangemerkt als een product dat algemeen in de handel verkrijgbaar is en valt derhalve niet onder de indirecte inbreuk.100 Vanwege het feit dat de term algemeen in de handel verkrijgbare producten ruim dient te worden opgevat, vallen ook meer complexe producten, waaronder een printer, hieronder.101 De vraag of onder de term voor de toepassing van alle handelingen uit artikel 53 ROW vallen, is niet zozeer relevant voor de vraag of een CAD bestand hieronder kan vallen. Al zou onder het toepassen van alleen worden verstaan het vervaardigen van een geoctrooieerd voortbrengsel, dan zou dit geen verschil maken voor de vraag of een CAD bestand hieronder valt. Een CAD bestand wordt immers, in de context van het 3D printen, primair gebruikt voor het vervaardigen van een 3D print. Het is echter wel waarschijnlijk dat onder de term voor de toepassing van alle handelingen in artikel 53 ROW worden bedoeld. Een CAD bestand is voorts geschikt en bestemd om een geoctrooieerd voortbrengsel te vervaardigen. Als het CAD bestand niet nauwkeurig genoeg zou zijn, is het niet geschikt om het geoctrooieerde voortbrengsel te vervaardigen, het product zou dan immers niet juist kunnen werken. Een tekening die gepubliceerd is bij een octrooiaanvraag is niet geschikt om een geoctrooieerd voortbrengsel te vervaardigen, omdat het niet nauwkeurig genoeg is. Wanneer het CAD bestand niet valt onder de indirecte inbreuk, zou voorts een eigenaardig contrast ontstaan. Enerzijds zou het CAD bestand samen met een 3D printer niet als indirecte inbreuk kunnen worden aangemerkt, maar een apparaat dat speciaal is ontwikkeld om een geoctrooieerd voortbrengsel te vervaardigen wel. Er bestaat immers geen wezenlijk verschil daartussen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat een CAD bestand een middel is betreffende een wezenlijk bestanddeel van de uitvinding voor de toepassing van een geoctrooieerd voortbrengsel en dat het CAD bestand bovendien voor die toepassing geschikt en bestemd is.
4.4
Acties van de octrooihouder tegen de inbreukpleger
De acties die de octrooihouder heeft zijn neergelegd in de artikelen 70-74 ROW en de op richtlijn 2004/48/EC gebaseerde artikelen 1019-1019i Rv.102 Het gaat hier om onder meer een ex parte procedure103 , volledige proceskostenveroordeling104 , verbod met dwangsom105 en beslag op roerende zaken waarmee een inbreuk op zijn recht wordt gemaakt.106 De handelingen die in artikel 53 ROW zijn neergelegd kunnen op grond van artikel 70 ROW worden gehandhaafd tegen, in beginsel, een ieder. Deze vorderingen staan de octrooihouder ook 99
Gielen & Verschuur 2009, Tekst & Commentaar bij artikel 73 ROW, aant. 2. 73 lid 2 ROW; Vgl. Hoyng 1988, p. 205; Hof Den Haag 30 maart 2010, IEPT 20100330 (Van Beelen v Otter ). 101Hof Den Haag 7 juli 2005, IEPT 20050707 (Almex/Kahl). 102Kamerstukken II 1974/75, 13209, 3, p. 40. 103Artikel 1019e Rv. 104Artikel 1019h Rv. 105Artikel 70 ROW jo. 611a Rv. 106Artikel 70 lid 7 ROW (zie voorts lid 6). 100Artikel
13
ten dienste bij een indirecte inbreuk.107 Bij een verbod met dwangsom is niet vereist dat de derde al inbreuk heeft gepleegd, hoeft er geen sprake te zijn van schade en hoeft de inbreuk niet toerekenbaar te zijn.108 Voorts dienen de inbreukmakende handelingen te zijn gepleegd op commerci¨ele schaal en normaliter sluit dit de handelingen van eindgebruikers te goeder trouw uit.109 Schadevergoeding is al mogelijk wanneer men wist of redelijkerwijs behoorde te weten dat zijn handelingen inbreuk maken.110
4.5
Tegen welk gebruik kan de octrooihouder een actie instellen?
Zoals blijkt uit hoofdstuk 4.2 kan bij priv´egebruik een particulier geen octrooi-inbreuk plegen. Ingevolge artikel 70 lid 9 ROW heeft de octrooihouder de bevoegdheid een bevel te vorderen tot staking van diensten van tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op zijn recht te maken. De richtlijn waarop dit artikel is gebaseerd geeft een brede uitleg aan het begrip tussenpersoon.111 Dit betekent dat de maatregelen van de richtlijn zelfs van toepassing zijn op tussenpersonen die geen rechtstreekse contractuele verhouding of rechtstreeks contact met de inbreukpleger hebben. Bij tussenpersonen kan gedacht worden aan een vervoerder die goederen aflevert of een beheerder van een website.112 Een beheerder van een elektronische marktplaats kan worden gelast om maatregelen te treffen die niet alleen bijdragen tot het doen eindigen inbreuk, maar ook tot voorkomen van nieuwe inbreuken.113 Zolang de beheerder geen actieve rol heeft, is hij niet aansprakelijk indien hij, zodra hij redelijkerwijs van de inbreuk op de hoogte moest zijn, adequaat heeft gehandeld.114
107Artikel
73 lid 1 ROW; Vgl. Rb. Den Haag 26 oktober 2010, IEPT 20101026 (Kedge Holding/Roof Security). 2011, p. 49. 109Overweging 14 bij richtlijn 2004/48/EC. 110Artikel 70 lid 4 ROW. 111Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, Het Europees Economisch en Sociaal Comit´ e en het Comit´ e van de Regio’s, Toepassing van Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. 112Kamerstukken II 2006/07, 30222, 3, p. 8; Gielen et al. 2011, p. 682; T. van der Linden, ‘Het is niet goed of het deugt niet: De juridische positie van internet tussenpersonen is onbevredigend!’, Tijdschrift voor Internetrecht 2014, afl. 1. p. 6. 113HvJ 12 juli 2011, C-324/09, IEPT 20110712 (L’or´ eal/eBay). 114Gielen et al. 2011, p. 683. 108Geerts
14
5 5.1
Kan 3D printen analoog worden vergeleken met het downloaden uit een illegale bron? Auteursrecht en het downloaden uit illegale bron
In 1999 bleek Napster een groot succes te zijn, te groot zelfs. In de gehele wereld kon men met Napster eenvoudig mp3 bestanden uitwisselen. Door het Court of Appeals for the Ninth Circuit werd in 2001 bepaald dat Napster inbreuk maakte op het auteursrecht van diverse artiesten.115 In Nederland is een dergelijke uitspraak te vinden in de zaak van FTD tegen Eyeworks.116 Hierin is geoordeeld dat FTD, een programma dat diverse auteursrechtelijk beschermde werken kan vinden om te downloaden, onrechtmatig is. Zij plegen zelf geen auteursrechtinbreuk, doch handelt FTD wel in strijd met de zorgvuldigheid die zij jegens Eyeworks in acht heeft te nemen. FTD handelt namelijk als stimulator van het uploaden. In 2012 dienden de internetproviders Ziggo en XS4ALL de website thepiratebay.org te blokkeren.117 Dit is mogelijk doordat ook in het auteursrecht een tussenpersoon wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op het auteursrecht te maken kan worden bevolen deze diensten te staken.118 In hoger beroep is dit echter gedeeltelijk vernietigd, omdat niet aan het effectiviteits- en evenredigheidsvereiste is voldaan.119 Lange tijd was men in Nederland in de veronderstelling dat het downloaden van auteursrechtelijk beschermd materiaal voor priv´egebruik altijd rechtmatig was, zelfs wanneer de bron (daar waar het bestand te downloaden is) deze onrechtmatig openbaar heeft gemaakt. Onlangs heeft het Europese Hof van Justitie echter bepaald dat de Nederlandse thuiskopie-uitzondering moet worden beperkt tot het downloaden uit legale bron.120 Dit doet echter niet af aan het aanbod van illegale bronnen. Zelfs na de voorgaand besproken uitspraken, zijn er nog tal van websites die auteursrechtelijke beschermde werken aanbieden.121
5.2
Welke uitvindingen kunnen worden geprint?
Om een vergelijking te maken, dient eerst te worden onderzocht of er daadwerkelijke octrooieerbare uitvindingen zijn die men in het dagelijks leven gebruikt en die men kan printen met een 3D printer. Zoals al in hoofdstuk 1 naar voren is gekomen, kan een hedendaagse 3D printer overweg met tal van vormen en materialen. Men kan eenvoudige uitvindingen printen zoals schoenen122 , lepels123 , stoelen124 , flessen125 en speelgoed.126 Voorts is het mogelijk om complexere uitvindingen te printen. Hierbij valt te denken aan stofzuigers127 en bionische ledematen.128 Er kunnen dus vele geoctrooieerde uitvindingen worden geprint die door consumenten dagelijks worden gebruikt. 115Court
of Appeals for the Ninth Circuit, 12 februari 2001 (A&M Records, Inc. v. Napster, Inc.). Den Haag 15 november 2010, IEPT 20101115, r.o. 6.7-6.9 (FTD v Eyeworks). 117Rb. ’s-Gravenhage 11 januari 2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:BV0549, rechtspraak.nl. 118Artikel 26d Aw. 119Hof Den Haag, 28 januari 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:88, JHG 2014/48. 120HvJ EU 10 april 2014, C-435/12 (ACI Adam/Stichting de Thuiskopie). 121‘Top 10 most polular torrent sites of 2013’, TorrentFreak 6 januari 2013, torrentfreak.com. 122Nederlands Octrooi 2011543; ‘10 Ways 3-D Printing Will Blow Your Mind’, CNBC, cnbc.com/id/100813064/page/7 (geraadpleegd op 22 mei 2014). 123Nederlands Octrooi 1023167. 124Nederlands Octrooi 2008448, 10156968E & 2755005E. 125Nederlands Octrooi 2009586. 126Nederlands Octrooi 10174409E & 98943717E. 127Patent US7309368, USD677027; ‘3d printed vacuum cleaner’, youtube.com (geraadpleegd op 23 mei 2014). 128Patent US6821259; ‘Nemours’, Stratasys, stratasys.com (geraadpleegd op 23 mei 2014). 116Hof
15
5.3
Vergelijking met het downloaden uit een illegale bron
Digitale bestand hebben de eigenschap dat ze eenvoudig kunnen worden gekopieerd met zeer geringe kosten. Met de huidige up- en downloadsnelheden die een thuisgebruiker heeft, kunnen films binnen enkele seconden worden gedownload. Met de huidige 3D printers duurt het printen van kleine objecten echter ´e´en tot enkele uren.129 De kosten van de huidige printers liggen voorts tussen de 800 en 2500 euro.130 Dit betekent dat een 3D printer hetzelfde kost als een computer of laptop, terwijl een computer meer mogelijkheden heeft dan een 3D printer. Daarentegen kan een product wel door een bedrijf worden geprint waardoor mogelijk de kosten worden gedrukt.131 Een geprint product zal echter altijd kosten met zich meebrengen m.b.t. de kosten van de grondstof terwijl een computer ‘slechts’ elektriciteit gebruikt.132 Een andere eigenschap van digitale bestanden is dat deze niet kunnen slijten zoals fysieke objecten. In het geval van 3D printen zijn er nog nadelen qua sterkte en duurzaamheid van het materiaal. De kwaliteit van de laag-op-laag structuur van geprinte onderdelen doet onder aan producten die op traditionele manieren zijn geproduceerd.133 Daarnaast kan met de huidige technologie vaak niet met meerdere materialen worden gewerkt, al wordt dit in de toekomst wel verwacht.134 Hierdoor kan men een speelgoedauto, dat bestaat uit diverse metalen, plastic en rubber, op dit moment nog niet printen. Het 3D printen kan derhalve niet analoog worden vergeleken met het downloaden uit een illegale bron, al zijn er veel gelijkenissen. Het grootste verschil zit in de eigenschappen van digitale bestanden en fysieke 3D geprinte producten. Digitale bestanden hebben immers de eigenschap dat deze duurzaam en eenvoudig te kopi¨eren zijn, terwijl 3D geprinte producten minder duurzaam en lastiger kopi¨eren te zijn. Dit verschil kan in de toekomst mogelijk worden verkleind, waardoor er een meer analoge vergelijking kan worden gemaakt. De opmars van websites die CAD bestanden aanbiedt, kan mogelijk wel analoog met de opmars van het downloaden uit illegale bronnen worden vergeleken. Er ontstaan namelijk steeds meer websites die zich specialiseren in het zoeken naar CAD bestanden.135 Door de uniforme regelgeving in het gehele intellectuele eigendomsrecht, zijn de acties die de rechthebbende heeft, zoals het aanspreken van tussenpersonen, wel analoog te vergelijken. Deze tussenpersonen zijn eenvoudiger te lokaliseren dan websitebeheerders, omdat de consument bijvoorbeeld het geprinte object zelf moet ophalen of opsturen. 3D printen kan derhalve niet volledig analoog worden vergeleken met het downloaden uit een illegale bron. De eigenschappen verschillen teveel hiervoor. Het aanbod van CAD bestanden die gedownload kunnen worden is tegenwoordig nog niet zo groot, al zullen er steeds meer websites komen die zich hierin specialiseren. Een deel van het 3D printen kan derhalve wel analoog worden vergeleken met de opkomst van het downloaden uit een illegale bron, namelijk het aanbod van CAD bestanden. Mogelijk zal in de toekomst het fysieke aspect, namelijk het printen van CAD bestanden, voor consumenten aantrekkelijker worden.
129‘FAQs
about 3D printing’, 3DGenius, 3dgeni.us (geraadpleegd op 11 mei 2014) Printers Reviews And Comparisons, TopTenREVIEWS, 3d-printers.toptenreviews.com (geraadpleegd op 11 mei 2014). 131‘3D Printing Utrecht’, 3D Hubs, 3dhubs.com/utrecht (geraadpleegd op 23 mei 2014) 132‘Material Portfolio’, Shapeways, shapeways.com/materials (geraadpleegd op 23 mei 2014). 133‘How To Make Any 3D Printed Part Much Stronger’, Fabbaloo 18 april 2014, fabbaloo.com. 134‘3D Printing multi-material objects just got faster’, USC Viterby 20 november 2013, viterbi.usc.edu 135‘DEFCAD launches “The new Pirate Bay” of 3D printing’ TorrentFreak 20 september 2013, torrentfreak.com.
1303D
16
6
Conclusie
Met deze scriptie is een poging gewaagd om een antwoord te vinden op de vraag of het 3D printen een revolutie zal zijn, of dat het dezelfde weg zal volgen als het downloaden van auteursrechtelijk beschermde werken uit een illegale bron. Alvorens deze vraag te beantwoorden, dient allereerst te worden onderzocht wat het octrooirecht is, wat de vereisten voor het verkrijgen van een octrooi zijn en wanneer men inbreuk pleegt. Het octrooirecht heeft betrekking om een uitvinding te exploiteren en wordt voornamelijk bepaald door de Rijksoctrooiwet, het Europees Octrooiverdrag en het TRIPS verdrag. Als gevolg van de diverse internationale verdragen is het octrooirecht ge¨ uniformeerd en dient het derhalve uniform te worden toegepast. Voor het verkrijgen van een octrooi dient de uitvinding nieuw, inventief en industrieel toepasbaar te zijn. De octrooihouder heeft het uitsluitend recht om het geoctrooieerde voortbrengsel te vervaardigen, verhandelen en te gebruiken. Het octrooirecht biedt echter geen bescherming tegen handelingen die in de priv´esfeer zijn gedaan. De bedoeling van deze priv´e-exceptie is om de werking van het octrooirecht te beperking tot alleen het bedrijfsleven. Naast de mogelijkheid om inbreuk te maken op het uitsluitend recht van de octrooihouder, kan een derde indirecte inbreuk maken op een octrooirecht. Hiervan is sprake in het geval men middelen betreffende een wezenlijk bestanddeel van de uitvinding, die geschikt en bestemd zijn voor de toepassing van een geoctrooieerde uitvinding, aanbiedt of levert voor de toepassing van de geoctrooieerde uitvinding aan personen die niet tot toepassing van de uitvinding gerechtigd zijn. De wettekst en Memorie van Toelichting sluiten niet uit dat met een digitaal ontwerp indirecte inbreuk kan worden gepleegd en jurisprudentie over dit onderwerp ontbreekt vooralsnog. Hoyng stelt simpelweg dat alleen met fysieke middelen indirecte inbreuk kan worden gepleegd. Aanknopingspunten kunnen worden gevonden bij Benyamini. Zijn betoog dat ook met niet fysieke middelen inbreuk kan worden gepleegd, lijkt aannemelijk. Hierdoor zijn er twee soorten middelen te onderscheiden waarmee indirecte inbreuk kan worden gepleegd. Allereerst kan met fysieke middelen indirecte inbreuk worden gepleegd wanneer deze een wezenlijk fysiek element van de uitvinding betreffen. Daarnaast is indirecte inbreuk mogelijk met een middel dat een wezenlijk bestanddeel van het concept van de uitvinding behelst. Wanneer een middel, ongeacht of het fysiek of digitaal is, een wezenlijk bestanddeel van het concept van de uitvinding in abstracte zin betreft, kan er indirecte inbreuk mee worden gepleegd. Dit middel dient echter wel geschikt en bestemd te zijn voor de toepassing van de uitvinding. Een CAD bestand van een uitvinding wordt uitsluitend gebruikt om deze uitvinding te vervaardigen. Het behelst dan ook het gehele concept van de uitvinding, namelijk alle functionele en visuele aspecten van de uitvinding. De conclusie dat met een CAD bestand geen indirecte inbreuk kan worden gepleegd zal voorts onlogisch zijn, aangezien een apparaat dat speciaal is ontworpen om een geoctrooieerd voortbrengsel te vervaardigen hier wel onder valt. Een CAD bestand is immers speciaal ontworpen om de uitvinding te vervaardigen. De primaire taak van het CAD bestand is om tot een vervaardiging van de uitvinding te komen. Uit deze omstandigheden volgt dat met een CAD bestand een uitvinding kan worden vervaardigd waarbij de printer van ondergeschikt belang is. De printer zelf kan immers worden aangemerkt als een middel dat algemeen in de handel verkrijgbaar is en heeft niet de primaire taak om alleen de uitvinding te vervaardigen. Met de voorgaande conclusie komen we terug bij de beantwoording van de hoofdvraag. De octrooihouder kan tussenpersonen aanspreken in het geval zij bijvoorbeeld een website als thepiratebay.org beheren, maar dan met CAD bestanden van uitvindingen. In tegenstelling tot het auteursrecht, waarbij op grond van de onrechtmatige daad is geoordeeld dat tussenpersonen onzorgvuldig kunnen handelen jegens rechthebbenden, kan de octrooihouder deze tussenpersonen 17
aanspreken op grond van de indirecte inbreuk. De vereisten voor indirecte inbreuk zijn lichter dan voor de onrechtmatige daad en zullen meer kans van slagen hebben. Wanneer (indirecte) inbreuk wordt geconstateerd, kan de octrooihouder optreden met diverse acties zoals een ex parte procedure, volledige proceskostenveroordeling, verbod met dwangsom en beslag op roerende zaken waarmee een inbreuk op zijn recht wordt gemaakt. Deze acties kunnen echter niet tegen particulieren worden gebruikt. Het is wel mogelijk om een tussenpersoon te bevelen tot staking van diensten die door derden worden gebruikt om inbreuk op zijn recht te maken. Hierbij kan worden gedacht aan een vervoerder die goederen vervoerd of een beheerder van een website. De vraag is echter of dit voldoende effect zal hebben om inbreuk in de priv´esfeer tegen te gaan. Deze vraag kan mogelijk worden beantwoord aan de hand van een vergelijking met het downloaden van auteursrechtelijke werken uit een illegale bron. In 2010 is in Nederland het programma FTD verboden, omdat het in strijd met de zorgvuldigheid handelde. Ook tussenpersonen als Ziggo en XS4ALL hebben hiermee te maken gehad en dienden de toegang tot thepiratebay.org te blokkeren. Er kan echter geen analoge vergelijking worden gemaakt. Het grootste verschil zit in de eigenschappen van de enerzijds duurzame en eenvoudig te kopi¨eren digitale bestanden en de anderzijds minder duurzame en lastiger te kopi¨eren fysieke objecten. De opmars van websites die CAD bestanden aanbiedt, kan mogelijk wel analoog met de opmars van het downloaden uit illegale bronnen worden vergeleken. Voorts zijn de acties die de rechthebbende heeft, zoals het aanspreken van tussenpersonen, wel gelijk aan elkaar, omdat deze acties vaak voor elk gebied van het intellectueel eigendomsrecht gelden. Met de conclusie dat de kosten voor een 3D geprint product aanzienlijk hoger zijn dan het downloaden van bijvoorbeeld een film, biedt dit mogelijkheden voor de octrooihouder om priv´egebruik van handelingen die inbreuk opleveren indirect tegen te gaan. Op basis van de mogelijkheden van het 3D printen en de daling in de kosten van een 3D printer zal bij particulieren in de komende jaren waarschijnlijk een stijging waar te nemen zijn in het gebruik van 3D printers. Op grond van de vergelijking tussen een digitaal bestand en een 3D print, kan echter worden gesteld dat er niet zoveel producten zullen worden geprint in vergelijking met het downloaden van auteursrechtelijk beschermde werken. Er zullen immers altijd kosten zijn verbonden aan de grondstoffen van het product. De consument zelf zal niet zo snel zelf een 3D printer aanschaffen. De tussenpersoon die een bedrijf heeft waarbij men op bestelling een CAD bestand kan printen, kan door de octrooihouder worden aangesproken op grond van de directe inbreuk. Zij vervaardigen immers de uitvinding zelf. Tussenpersonen die een website met CAD bestanden beheren, zullen voorts aangesproken kunnen worden op grond van de indirecte inbreuk. Doordat eerder aansprakelijkheid kan worden vastgesteld op grond van de indirecte inbreuk dan op grond van een onrechtmatige daad, zijn websites als thepiratebay.org eenvoudiger tegen gaan door. De octrooihouder kan bijvoorbeeld een blokkade bij Ziggo eisen of de website die CAD bestanden aanbiedt bevelen om zijn diensten te staken. Door het aanpakken van de tussenpersonen zal dit effect hebben op het priv´egebruik. Een particulier zal immers zijn gedragingen aanpassen op het aanbod van CAD bestanden. Geconcludeerd kan worden dat het octrooirecht afdoende bescherming biedt tegen 3D printen bij priv´egebruik. Het is echter aan de rechtspraak om een definitief antwoord te geven op de vraag of met een CAD bestand indirecte inbreuk kan worden gepleegd. Mocht de rechtspraak het hier niet mee eens zijn, zal de octrooihouder aanzienlijk minder middelen hebben om inbreuk in de priv´esfeer aan te pakken. Het enige dat dan overblijft voor de octrooihouder is de onrechtmatige daad. We zullen het zien...
18
7
Bibliografie
Literatuur Benyamini 1993 A. Benyamini, Patent Infringement in the European Community, Max Planck Institute for Foreign and International Patent Copyright and Competition Law, Munich, Volume 13. Geerts 2011 P.G.F.A. Geerts, Bescherming van de intellectuele eigendom, Deventer: Kluwer 2011. Gielen & Verschuur 2009 Ch. Gielen & A.M. Verschuur, in: Tekst & Commentaar Intellectuele Eigendom, (online, laatst bijgewerkt op 1 april 2009), Kluwer, 2014. Gielen et al. 2011 S. Klos, N. Hagemans, R. Hermans, A. Alkema, Ch. Gielen, M. Groenenboom, R.C.K. van Oerle, Kort begrip van het intellectuele eigendomsrecht, Deventer: Kluwer 2011 Hoyng 1988 W.A. Hoyng, Repareren in het octrooirecht, (diss. KUB), 1988. Huydecoper 2002 J.L.R.A. Huydecoper & C.J.J.C. van Nispen, Industriele eigendom, Deel 1 Bescherming van technische innovatie, Kluwer, 2002. Kur & Dreier 2013 A. Kur & T. Dreier, European Intellectual Property Law: Text, Cases and Materials, Edward Elgar Publishing Limited, 2013. Lipson & Kurman 2013 H. Lipson & M. Kurman, Fabricated: The New World of 3D Printing, John Wiley & Sons, Inc, 2013.
Jurisprudentie Court of Appeals for the Ninth Circuit, 12 februari 2001 (A&M Records, Inc. v. Napster, Inc.). HvJ EG 5 februari 1964, C-26/62 (Van Gend en Loos). HvJ EG 14 december 2000, C-300/98 & C-392/98 (Dior/Tuk en Assco/Layher ). HvJ EG 25 oktober 2007, C-238/06 (Develey/BHIM ). HvJ EU 12 juli 2011, C-324/09, IEPT 20110712 (L’or´eal/eBay). HvJ EU 10 april 2014, C-435/12 (ACI Adam/Stichting de Thuiskopie). Board of Appeal of the European ECLI:EP:BA:1983:T010782.19831130
19
Patent
Office
30
november
1983,
Board of Appeal of the European ECLI:EP:BA:1989:T011988.19890425 Board of Appael of the European ECLI:EP:BA:1989:G000288.19891211
Patent
Patent
Board of Appeal of the European ECLI:EP:BA:1992:T087790.19920728. Board of Appeal of the European ECLI:EP:BA:1992:G000192.19921218.
Office
Patent
Patent
Board of Appeal of the European ECLI:EP:BA:1994:T076992.19940531 (SOHEI ). Board of Appeal of the European ECLI:EP:BA:2000:T116597.20000215 Board of Appeal of the European ECLI:EP:BA:2005:T087004.20050511 Board of Appeal of the ECLI:EP:BA:2006:T089805.20060707
Office
European
Patent
Patent
Patent
11
Office
Office
Patent
25
18
Office
Office
april
1989,
december
1989,
28
juli
1992,
december
1992,
13
mei
1994,
februari
2000,
11
May
2005,
7
juli
2006,
15
Office,
Office
HR 18 december 1992, NJ 1993, 735 (Medicopharma/ICI ). HR 31 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AI0346, NJ 2006/600 (Senseo) HR 2 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR1797, NJ 2005/80, m.nt. E.A. Alkema. HR 22 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW4006,NJ 2012/472, m.nt. Ch. Gielen HR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4115, RvdW 2013/764 (Lundbeck/Tiefenbacher ). Hof Den Haag 7 juli 2005, IEPT 20050707 (Almex/Kahl ). Hof Den Haag 30 maart 2010, IEPT 20100330 (Van Beelen v Otter ). Hof Den Haag, 28 januari 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:88, JHG 2014/48. Rb. ’s-Gravenhage 26 maart 1991, ECLI:NL:RBSGR:1991:AM1761, BIE 1993/56 (Invalidenvervoer III. Rb. Den Haag 7 november 2007, IEPT 20071107 (Scafom/Layher ). Rb. Amsterdam 12 september 2008, ECLI:NL:RBAMS:2008:BF6695, BIE 2009/38. Rb. Den Haag 26 oktober 2010, IEPT 20101026 (Kedge Holding/Roof Security). Hof Den Haag 15 november 2010, IEPT 20101115 (FTD v Eyeworks). Rb. ’s-Gravenhage 11 januari 2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:BV0549.
20