BIBLIOTHEEK KITLV
0013 1068
r :-f o
\
^p*/^ VOM
V^SWBtfÔ
&S£g»@&
J
X
*. . . i ^ r t i ^ ,
a i*~t-i"
4T
AMPONl L AT THE EXHIBITION lil«
INTI'
J.H. ut Bim
De 3rfanbscfye ïDoningen OP DE
INTERNATIONALE KOLONIALE EN UITVOERHANDEL-TENTOONSTELLING.
£f?e Hatme Dtr>ellmgs AT THE
INTERNATIONAL COLONIAL- AND EXPORT-EXHIBITION.
3 Internationale Koloniale en TJitvoerhandel-Tentoonstelling in de hoofdstad van Nederland, gedurende de zomermaanden van het jaar 1883, was nauwelijks verzekerd of men begreep onmiddellijk dat Nederland, als tweede koloniale mogendheid, verplicht was te zorgen dat de tentoonstelling van zijne koloniën, zoowel wat betrof de verschillende producten, als het geven van een voorstelling van het leven in die verafgelegen landen, zoo volmaakt en uitvoerig mogelijk moest zijn. Kosten noch moeite werden dan ook ontzien, noch door het benoemde Comité van Uitvoering, noch door de Regeering, om dat doel te bereiken. Het gevolg van dat streven is dan ook geweest, dat, al moge men het betreuren dat de tentoonstelling alleen mogelijk werd gemaakt doordien het buitenlandsch kapitaal geneigd was, zich in die onderneming te wagen, terwijl het Nederlandsche daartoe den moed miste, de Nederlandsche Koloniale tentoonstelling door ieder, zoowel vreemdeling als landgenoot, geroemd wordt als een der meest interessante en volmaakte afdeelingen van de geheele tentoonstelling.
When it was once decided to hold an International Colonial- and Export-trade Exhibition in the capital of Netherland, during the summer months of the year 1883, it was understood immediately that Netherland, as the second colonial empire, was bound to take care, that the Exhibition, both as to the Colonies themselves as well as to the various productions, and the representation of domestic life in those distant regions, should be as complete and detailed as possible. Neither expense nor trouble was regarded by the Executive Committee, or by Government, to attain this result. The consequence of these endeavours is that, though we may regret that the Exhibition was only rendered possible by foreign capital being ready to embark in an enterprise, for which Dutch capital was not forthcoming, yet the Netherland Colonial Department has been pronounced by everyone - both by foreigners and our own country-men, as the most interesting and complete department of the whole exhibition. And indeed, there is plenty of reason for this assertion. If the Netherland Colonial building gives a graphic image of the geography and ethnology of those regions, the culture and so forth, as explicit as perhaps exists nowhere in the world, so the Colonial Park outside the building contains for the visitor a great deal wortli seeing.
2
DE KAMPONG OP DE TENTOONSTELLING. - THE KAMPONG AT THE EXHIBITION.
En wel is er alle reden voor die bewering. Wordt door het Nederlandsche Koloniale gebouw een aanschouwelijk beeld gegeven van land- en volkenkunde, cultures, als anderszins, zoo uitvoerig als er misschien nergens ter wereld een bestaat, ook buiten het gebouw in het zoogenaamde Koloniale park is voor den bezoeker veel belangrijks te zien. Immers vindt men daar een welgeslaagde voorstelling van de tropische plantenwereld; het oog van den bezoeker wordt ook onmiddellijk aangetrokken door de vele gebouwen van vreemden vorm, uitsluitend vervaardigd van hout en bamboe, met een dakbedekking van bladeren of houten pannen. Die woningen loopen, wat vorm en inhoud aangaat, zeer uiteen, wat veroorzaakt wordt door verschillende plaatselijke omstandigheden. Al die houten huizen zijn uit de verschillende deelen van onze uitgebreide bezittingen in den Indischen Archipel. Het is ons doel, in dit geschrift een korte beschrijving te geven van die verschillende woningen.
Het grootste aantal dier woningen heeft men vereenigd op het terrein, gelegen tusschen het Koloniale en het Hoofdgebouw, en zoo als het ware een inlandsch dorp of kampong gebouwd, omgeven door pagger of hekwerk van gevlochten bamboe. Die kampong nu bestaat uit: een huis der Boegineezen uit de ommelanden van Makassar, een woning uit de Preanger-Regentschappen, een dito uit Atjeh, een dito van Alfoeren uit de residentie Amboina, een dito uit de Padangsche bovenlanden, een stal of gedogong voor twee paarden met een koekraal, terwijl er door een particulieren inzender nog aan is toegevoegd een model voor woningen van de vaste arbeiders op ondernemingen in West-Java. De groote weg, die midden door de kampong leidt, loopt uit op een bamboe brug, waarover de bezoeker aan de overzijde van het water komt, aan een kampong huisje van Batavia, een tweeden stal voor twee paarden en een paar kleine modellen van Palembangsche en andere woningen. Wij zullen nu die verschillende woningen een voor een beschrijven en daartoe beginnen met
Het Boegineesche Huis. Zoo als men weet, behooren de Boegineezen thuis op Celebes. Oorspronkelijk zijn zij van elders afkomstig, doch hebben bij hunne komst op Celebes de Alfoeren verdreven, die nu grootendeels de kusten bewonen. Men treft onder hen velen aan, die vrij beschaafd zijn. Zij houden zich voornamelijk bezig met kusthandel, landbouw en het oogsten van de natuurlijke producten van het eiland.
For have we not there a very successful display of the wealth of tropical vegetation? while the eye of the visitor is immediately struck by the manifold tenements of quaint device, constructed entirely of wood and bamboo, with roofings of leaves, cocoa-fibre, or shingle, according to the requirements or resources of the various localities, and all showing the peculiarities of some parts of our vast posession in the Indian Archipelago. It is our object to give in the following lines a description of these different dwellings.
The greatest number of these dwellings, then, have been collected on the ground between the Colonial Building and the Main-Building, forming, as it were, a native village or Kampong, surrounded by a fence or hedge of latticed bamboo. This kampong consists of: a Boeginese house of the ommelanden of Macassar; a dwelling from the Preanger Regencies; a ditto from Atjeh; an Alforous house from the Residency of Amboina; a dwelling from the Padang Uplands; a stable or gedogong for two horses, with a cow-house. While a private exhibitor has added to these a model of the dwellings occupied by the fixed labourers in the Enterprises of West-Java. The main-road running through the kampong, leads to a bamboo-bridge, which takes the visitor across the water to a kampong-dwelling of Batavia, a second stable for two horses, and a couple of small models of Palembang dwellings and others. We will now describe these various habitations one by one, and therefore begin with
The Boeginese House. As is known, the Boeginese belong to Celebes, but were not the original inhabitants. When they invaded Celebes they drove the native Alfoors into the interior, and now for the greatest part occupy the coasts. Several of them are tolerably civilized. Their occupation is chiefly the coasting-trade, agriculture, and reaping the spontaneous productions of the soil. Celebes is almost as large as Java, but is less populated. Only a part of the island, though, the greater part is subject to the immediate rule of the Netherland-Indian Government, and besides these there are a number of petty states and princes. The Boeginese are a comely and sturdy people; they are fond of strong drinks, but are courageous and brave. As has been said already, they mostly inhabit the coast-
DE KAMPONG OP DE TENTOONSTELLING. - THE KAMPONG AT THE EXHIBITION. Celebes is bijna even groot als Java, doch heeft een minder groote bevolking. Het grootste gedeelte staat slechts onder middellijk beheer van het Nederlandsen-Indische gouvernement en men vindt er een oneindig aantal kleine rijkjes en vorsten. De Boegineezen zijn een flink, krachtig volk; zij gebruiken gaarne sterken drank, doch zijn moedig en dapper. Zoo als reeds gezegd is, bewonen zij voornamelijk de kustlanden en dit is dan ook de reden, dat hun huizen hoog uit den grond gebouwd worden, met een ledige ruimte er onder, de zoogenaamde Kollong.
Het Boegineesche huis in de kampong is, voor zoover het geraamte aangaat, vervaardigd van bajanghout (kajoe bajang). De wanden bestaan uit platgeslagen bamboe, ter versterking gevat tusschen bamboe latten. De vloeren bestaan uit bamboe, waarover een dun netwerk van bamboe, dat weder bedekt is met rottang matten. Wanneer men de trap opgaat, die toegang geeft tot de woning, komt men eerst in een galerij , die over de geheele lengte van het huis loopt en waarvan het laatste gedeelte als keuken dienst doet. Deze galerij, waarvan de vloer ongeveer een voet lager ligt dan die van de
3
lands, and therefore their dwellings are built at a height from the ground, with an empty space below, the so-called Kollong. The Boeginese house in the kampong is, as to its frame-work, constructed of bajang wood (kajoe bajang) The walls consist of flattened bamboo, fixed into bamboo slips or laths. The floors are also of bamboo crossed with a slight network of bamboo, which is again covered with rattan matting. On mounting the steps giving access to the dwelling, one comes first into a gallery running along the whole length of the house, its termination forming the kitchen.
This gallery, the floor of which is about a foot lower than the other apartments, is used as a lumberplace for household utensils, fishing-tackle, etc. The house consists further of three spacious apartments, the foremost, also the largest, is the abode by day, while the two others are used for sleeping-apartments. In one of these is a low wooden bedsi«'ad around which curtains are usually suspended. The house has also a garret, which is generally used as a store for agricultural products, principally rice. 'Flic back apartment is provided with projecting windows.
•1
DE KAMPONG OP DE TENTOONSTELLING. - THE KAMPONG AT THE EXHIBITION.
andere vertrekken, dient tot bergplaats van huisraad, vischwant als anderszins. Het huis bestaat verder uit drie ruime vertrekken. Het voorste, tevens het grootste, is de plaats waar overdag verblijf wordt gehouden, terwijl de beide andere als slaapvertrekken dienst doen. In een daarvan vindt men een laag houten ledikant, waaromheen gewoonlijk een gordijn gehangen wordt. In het huis is ook een zolder, die gewoonlijk gebruikt wordt als bewaarplaats van landbouw-producten, vooral rijst. In het achterste vertrek zijn uitstekende vensters. Nu moet men wel in aanmerking nemen, dat* dit huis er een is, zoo als die alleen door de zeer gegoede Boegineezen bewoond worden, terwijl de mindere man veel eeneenvoudiger huizen heeft. In hoofdzaak komt daarvan echter de bouworde overeen met de beschrevene, doch ze zijn veel kleiner en van minder goede materialen vervaardigd.
De Soendaneesche Woningen. Ofschoon de inboorlingen van Java allen tot het Maleische ras behooren, kan men hen toch verdeelen in twee bepaalde volksstammen en wel de Soendaneezen, die WestJava bewonen, en de eigenlijk gezegde Javanen op het midden en oostgedeelte van het eiland. Aan de kusten van Oost-Java vindt men ook vele Madoereezen. Nog zijn er op Java wel een paar andere volksstammen, doch deze zijn weinig talrijk en van geen belang. Als grens tusschen de door Soendaneezen en Javanen bewoonde landstreken kan men de rivier Losari aannemen. De reden dat uit.de bevolking van Java, oorspronkelijk tot éen stam behoorende, twee rassen ontstaan zijn, zoo verschillend in taal, zeden en gewoonten, moet gezocht worden in de overheersching gedurende een reeks van jaren, van Midden- en Oost-Java door de volken van het vaste land van Indië, de Hindoes, een overheersching, die niet ophield, voor de invoering van den Islam in de tweede helft der 15« eeuw. De Soendaneezen onderscheiden zich van de Javanen vooral door hun taal; zij zijn kleiner van gestalte, doch krachtiger, eenvoudiger maar ook minder ontwikkeld en meer bijgeloovig. Het is een kinderlijk volk en vriendelijk in den omgang; zij gebruiken opium noch sterken drank, en maken daardoor een gunstige uitzondering op den regel. Europeanen, die jaren lang in de binnenlanden van WestJava gewoond, en daar met den Inlander geleefd en gewerkt hebben, zal men dan ook zelden over hen hooren klagen, hoewel het niet valt te ontkennen dat, wanneer zij meer met Europeanen in aanraking komen, vooral met zulke, die geen slag hebben met hen om te gaan, hunne ondeugden zich meer ontwikkelen dan hunne deugden. Ook in hunne verschillende instellingen is groot onderscheid op te merken met de overige deelen van Java. Zoo is b. v. in West-Java het grondbezit individueel, terwijl
Now it must be well understood that this is a house, such as are tenanted only by the well-to-do Boeginese. while the inferior classes inhabit much simpler dwellings. In the main-features, however, the style of building is the same as the one described above, but they are much smaller, and composed of inferior materials.
The Sundanese Dwellings. Though the Natives of Java all belong to the Malay-race, yet they may be divided into two distinct tribes — the Sundanese, who inhabit West-Java, and the Javans proper in the Central and Eastern parts of the island. Along the coasts of East-Java are also a number of Madurans. There are moreover in Java a few other tribes, but these are not very numerous and of little account. As the limit between the countries peopled by the Sundanese and the Javans, we may take the River Losari. The reason why the population of Java, originally belonging to one tribe, should now show two distinct races, so different in language, customs and habits, must be sought in the prevalence during a long lapse of time in Middle and East-Java of the rule of the peoples from the Continent of India, the Hindoos, a supremacy which did not cease till the introduction of Islam, in the latter part of the 15th century. The Sundanese are distinguished from the Javans especially by their language; they are of smaller stature but more vigorous, simpler but also less cultivated and more superstitious. They are a child-like people and affable in conversing ; they take neither opium nor spirits, and thereby make a favorable exception to the rule. Europeans who have lived for years in the interior of WestJava, and have lived and laboured there with the Natives, will be seldom heard to complain of them, though it cannot be gainsaid that on coming more in contact with the Europeans, especially with such Europeans as have not the tact to associate with them, their vices come out more strongly than their virtues. A great difference from other parts of Java is also perceptible in their various institutions. Thus, for instance, the territorial possession in West-Java is allodial, while in other parts it is agrarian, that it is to say, the ground there belongs to the collective population of a Dessa (*) in common, and is re-distributed periodically among the population. A great portion of West-Java is occupied by the Residence of what is called the Preanger regentschappen, a magnificent country, with a delightful climate, and as large as 2 /a of Netherland. In the beautiful mountaindistricts the Sundanese have most retained their natural state; there the language is spoken with the greatest (*) Au aggregate of kampongs.
DE KAMPONG OP DE TENTOONSTELLING. - THE KAMPONG AT THE EXHIBITION. dit elders communaal is, dat wil zeggen, dat daar de gronden toebehooren aan de gezamenlijke bevolking van een dessa (*) en dan periodiek onder de bevolking verdeeld warden. Een groot gedeelte van West-Java wordt ingenomen door de residentie der Preanger-Regentschappen, een prachtig land met heerlijk klimaat en zoo groot als ongeveer 3 /3 van Nederland. In de schoone bergstreken van die residentie zijn de Soendaneezen het meest in hun natuurstaat gebleven; daar hoort men de taal het zuiverst spreken en is de Inlander gelukkig bij de gemakkelijke bevrediging van zijn eenvoudige behoeften. En in welk gedeelte van de Preanger de vreemdeling ook reist, overal zal hij woningen aantreffen, zoo als die op de tentoonstelling in de kampong te zien zijn. Het geraamte bestaat ook weder uit hout, de wanden uit matten van bamboe, zoogenaamde billik en de dakbedekking uit atep. Deze wordt vervaardigd van alang-alang (Imperata arundinacea) of van de bladeren dernipa (Nipa littoralis) van den klapperboom of van den areng palm. De vloer bestaat uit een laag van bamboe, waarover weer kruiselings dunne bamboe-latten gebonden worden, en dit alles wordt bedekt met een mat van geslagen bamboe, zoogenaamde paloeppoe. Het huis bestaat uit een voorgalerij en verder uit een groot vertrek, waarin gewoonlijk een paar kleine ruimten afgeschoten zijn voor slaapplaatsen. De voorgalerij dient gewoonlijk voor bergplaats van landbouwgereedschap en men vindt daar in den regel de vrouw des huizes werkzaam aan haar weeftoestel. De huizen der Soendaneezen zijn ook uit den grond gebouwd, doch slechts op een geringe hoogte, wat in de bergstreken ook voldoende is en de huizen beter bestand doet zijn tegen de valwinden, die vooral in den westmoesson veel voorkomen. Daartoe worden de huizen in de Preanger ook voorzien van een kruisverband, wat men overigens bijna nergens in Indië aantreft. De Soendaneezen zijn allen landbouwers en zelfs zij, die een bepaald beroep uitoefenen, hebben toch allen hun eigen rijstvelden of tuinen, die zij door hunne familieleden laten bewerken. Zij zullen ook nimmer verzuimen in den tijd, dat de rijstvelden bewerkt of de oogst gesneden moet worden, daarbij tegenwoordig te zijn. Het grootste gedeelte verreweg der bevolking van de Preanger is echter uitsluitend landbouwer en allen planten steeds rijst zoo mogelijk op natte velden (sawah's) of, waar dit niet mogelijk is, doordien het terrein te sterk geaccidenteerd is, op droge velden (hoema's). Bovendien hebben zij altijd om hun huis of zoo dicht mogelijk daarbij, een tuin voor veldvruchten, zoowel voor eigen gebruik als om die op de naastbij zijnde markt (passar) te verkoopen. Voor zoover zulks in dit klimaat mogelijk is, heeft men getracht ook van een dergelijken tuin een voorstelling te geven. Gewoonlijk wordt, evenals in dezen tuin, door den Soendanees het volgende geplant: Koffie, Pisang, Turksche tarwe (Djagong), Spaansche peper (*) Een verzameling van kampongs.
5
purity, and the Native is happy in the easy gratification of his simple wants. And in whatever part of the Preanger the stranger may travel, he will everywhere meet with dwellings like those to be seen in the Exhibition in the kampong. The framework, here too, consists of wood, and the walls of split bamboo called billik, and the roof-covering of atap ; this is made of alang-alang, or of the leaves of the nipa, the coco-nut-tree, or the arengo-palm. The floor is made of a layer of bamboo, across which thin bamboo laths are fastened, and the whole is then covered with a mat of flattened bamboo, known as paloepoe. The house consists of a front gallery and further a large apartment, within which are generally a couple of small rooms partitioned off for sleeping-rooms. The front gallery generally serves for a storage of agricultural implements, and the mistress of the house is generally there busy at her loom. The houses of the Sundanese are also built from the ground, but only at a small height, which in the mountainous districts is sufficient, and renders the houses better able to withstand the heavy gusts of wind, which frequently prevail during the West-mousson. For the same reason the houses in the Preanger are all strengthened by cross fittings, which is otherwise nowhere the case in India. The Sundanese are all farmers, and even those who follow a definite calling, have all, besides, their own ricefields or gardens, which they cause to be cultivated by the members of their family; nor do they ever fail being present when the time arrives for tilling the rice-fields, or bringing in the crop. However, by for the greater part of the inhabitants of the Preanger are exclusively agriculturists, and all of them plant rice, if possible in wet fields (sawahs) or, where this not possible by the nature of the soil, in dry fields (hoemas). Besides this, they have invariably about their houses, or as close to them as possible, a piece of ground to grow garden-stuff for their own use as well as to sell at the neighbouring market (passar). As far as is consistent with our climate, an attempt has been made to give also an image of such a garden. Usually the Sundanese cultivate in this garden the following items: Coffee ; Banana ; India corn (djagong); Spanish pepper (lombok); Calabash (laboe); Tobacco (bakko); Ricini beans (djarak); Beans (katjong). While for ornament they plant before the house a single rose-tree, and on the premises of the Chiefs oleanders. Every house and garden is enclosed by a bamboo latticefence; in the chief places, by order of Government, butin
(i
DE KAMPONG OP DE TENTOONSTELLING. - THE KAMPONG AT THE EXHIBITION.
(Lombok), Kallobassen (Laboe), Tabak (Bakko), Ricinusboon (Djarak), Boonen (Katjang); terwijl hij tot versiering voor het huis een enkele roos plant, die op de erven van hoofden dikwijls vervangen worden door oleanders. Elk huis en tuin is omgeven door een bamboe hekwerk, op de hoofdplaatsen op last van het gouvernement, doch in de binnenlanden om de aanplanting te beschermen tegen strooptochten van wilde varkens als anderszins. Sedert ten gevolge der nieuwe agrarische wetten er aan Europeesche ondernemers gronden in erfpacht worden afgestaan voor den tijd van 75 jaar, is het aantal particuliere landbouwondernemingon in de Preanger-Regentschappcn belangrijk toegenomen en heeft vooral de kinacultuur daardoor een groote uitbreiding gekregen. Het zal wel niet noodig zijn, te zeggen dat die ondernemingen ook haren invloed op de inlandsche bevolkingdeden gelden. Was men in den aanvang wel eens bevreesd, dat vele dier ondernemingen zouden te kampen hebben met gebrek aan werkvolk, de ondervinding heeft geleerd, dat daarvoor geen kans bestaat, zoolang het volk maar billijk en rechtvaardig behandeld wordt. De Soendanees is evenals ieder ander inlander zeer wantrouwend, en het is dus in het belang van den ondernemer zelfs allen schijn van onrechtvaardigheid te vermijden, doch kan dit gepaard gaan met de noodige gestrengheid en het opleggen van straffen bij werkelijk bestaande overtredingen. Een Soendanees, die zich schuldig gevoelt, zal zelfs nooit den schijn aannemen, daarin iets onbillijks te vinden. Het werkvolk van die ondernemingen bestaat ten eerste uit de vaste opgezetenen, zoogenaamde „boedjangs" en ten tweede uit vrije arbeiders of koelies. De eersten werken tegen een vaste maandelijksche bezoldiging, die deels in geld, deels in rijst wordt uitbetaald. Voor deze vaste arbeiders worden door den ondernemer huizen gebouwd, waarvan een model in do kampong is tentoongesteld. Dergelijke woningen worden echter veelal alleen verstrekt aan de gehuwde arbeiders, waarbij dan steeds eenige ongehuwden inwonen. Volgt men dien regel niet, dan zijn de woningen kleiner. Dergelijke huizon kosten bij aanbouw ongeveer f 60 on kunnen bij behoorlijk onderhoud jaren dienst doen. Do inwendige verdeeling van het huis is als volgt: Ten eerste een breede voorgalerij, dan het hoofdvertrek, waarin door gordijnen (klambais) de slaapvertrekken zijn afgescheiden, en een achtergalerij, gedeeltelijk zonder verhoogden vloer. Deze galerij dient voor keuken, terwijl het andere gedeelte gebruikt wordt als bergplaats van huisraad. Voordat wij van dit gedeelte der kampong afstappen moge nog een korte beschrijving volgen van de ingezonden Oostindische planten en die nu dienen tot versiering van den achter-uitgang van het koloniale gebouw, die tot den kampong toegang geeft. In werkelijkheid zijn dit planten waaruit de inlander nut weet te trekken. Ons bestek gedoogt echter niet meer dan een korte opgave der namen in de Hollandsche, Maleische en Latijnsche talen en het gebruik dat er door den inlander van gemaakt wordt.
the interior, to protect the plantations from the ravages of wild animals. Since, in consequence of the new agrarian laws, land is leased out to European enterprises for a period of 75 years, the number of private agricultural enterprises has increased considerably in the Preanger Regencies, and the cinchona culture especially has obtained great extension. It need scarcely be said that these undertakings have also made their influence felt on the native population. If in the beginning it was feared that many of these enterprises would have to suffer for want of hands, experience has shown that there was no cause for such a foar, as long as the people wore treated fairly and justly. The Sundanese, like all the other natives, are very distrustful, and therefore it is the manager's interest to avoid even the least semblance of injustice ; but this may be attended with the necessary severity, and the imposing of punishments for flagrant trespasses. A Sundanese, feeling himself guilty, will never even assume the semblance of finding anything unjust in a punishment. The labourers on these establishments consist first of the fixed denizens, so-called boedjangs, and secondly of free day-labourers or coolies. The former work at fixed monthly wages, which are paid partly in cash, partly in rice. For these fixed labourers houses are built at the expense of the managers, a model of which is exhibited in the kampong. Such dwellings are, however, often provided for the married labourers alone, which are then shared by some unmarried ones. Where this system is not adopted, the houses are made smaller. Such houses cost for building about 60 florins, and when properly cared for, serve for years. The interior distribution of the house is as follows: first a broad front-gallery, then the principal apartment, in which are the bed-places partitioned off by curtains (klambais); and a back-gallery, partly without the raised flooring. This serves for kitchen, while the rest is used as a storing place for house-hold utensils. Before quitting this part of the kampong wo must give a short description of the East Indian Plants which have been sent in, and which are now used to ornament the back outlet of the Colonial Building, giving access to the kampong. In reality, these are plants which the natives know how to utilize. Our space, however, doos not allow us to give more than a list of the names in the English, Malay and Latin languages, and the uses to which they are applied by the natives.
Lijst der Indische Planten in de Kampong. Hollandsche naam.
Latjjnsche n a a m .
Oleander. j Koffieboom.
Maleische n a a m . Pakoe Oentjal. Poehoen koppi.
NERIUM OLEANDER. COPFEA ARABICA. ID. LIBERIA. ID.
A R A B I C A
POL.
V A R .
Koppi
belang.
Kaneelboom. Wonderboom.
ClNNAMOMUM Z E Y L A N I C U M . RICINUS COMMUNIS.
Koeloet - of Djarak.
Tabak. Spaansche peper. Turksche tarwe. Indiaansch bloemriet.
NICOTIANA TABACUM. CAPSICUM ANNUUM. Z E A MAYS. C A N N A INDICA.
Bako. Lombok. Djagong. Kembang
M U S A
Pisang. Bamboe.
Pisang. Bamboe.
Gebruik.
E N S E T E .
ARUNDO DONAX. CHAMAEDOREA ELEGANS. OSMUNDA REGALIS. ASPIDIUM SP. CORDYLINE SP.
Kajoemanis.
gedang.
Pakoe. Pakoe tjokkeh. Hanjoewang.
Caoutchoukboom.
FlCUS ELASTICA OF U R O S T I G M A KARET.
Getah-kadjei.
Kalf s voet.
COLOCASIA.
Appa-au.
Theestruik.
T H E A VIRIDIS.
Poehoen
Théh.
Bekend. Behalve het gewone gebruik der koffieboon, worden ook de bladeren geroosterd en m e t water afgetrokken om te drinken, z.g. koppi dawon. Bekend. Bladeren en zaden voor veelvuldig gebruik in de geneeskunde. De olie wordt veel gebruikt om t e branden. Bekend. Toespijs bij de rijst.. Bekend. Van de zaden m a a k t m e n bidsnoeren en worden die ook gebruikt als hagel. Bekend. ld. Geen. Geen. De jonge bladen geroost of gekookt bij de rijst tegen slechten eetlust, indigestie, enz. Levert de bekende caoutchouc. Het melksap wordt ook gebruikt voor fakkels. De bladstelen dienen als voedsel voor menschen en dieren. Gebruik bekend.
List of Indian Plants in the Kampong. E n g l i s h Name. Oleander. Coffee-tree.
Latin Name. NERIUM COFFEA ID. ID.
OLEANDER. ARABICA. LIBERIA. AR. VOL. FAR.
Cinnamon-tree. Castor ail plant.
R I C I N U S
Tobacco. Capsico. Maize. Indian shot.
NlCOTIANA TABACUM. CAPSICUM ANNUUM. Z E A MAYS. C A N N A INDICA.
Banana. Bamboe-cane.
Caoutchouc-tree.
ClNNAMOMUM ZEYLANICUM.
M U S A
COMMUNIS.
E N S E T E .
ARUNDO DONAX. CHAMAEDOREA ELEGANS. OSMUNDA REGALIS. ASPIDIUM SP. CORDYLINE SP.
F I C U S
E L A S T I C A
U R O S T I G M A
O F
Malay N a m e . Pakoe Oentjal. Poehoen koppi. Koppi
belang.
Koeliet - of Djarak. Bako. Lombok. Djagong. Kembang
Kajoemanis.
gedang.
Pisang. Bamboe. Pakoe. Pakoe - tjokkeh. Hanjoewang. Getah-kadjei.
K A R E T .
Calf s foot.
COLOCASIA.
Appa-au.
Tea-shrub.
T H E A
Poehoen
VIRIDIS.
Théh.
Use.
Known. Besides the common use of the coffee-bean the leaves also are roasted, and an infusion of these is used as a beverage, t h e so-called koppi dawon. Known. Leaves and seeds frequently used medicinally. The oil is much used for roasting, etc. Known. Condiment with rice. Known. The seeds are used for rosaries, and also a s small shot. Known. Id. None. None. The young leaves roasted or boiled with t h e rice to improve t h e appetite, digestion, etc. Gives the well-known India-rubber, the milky juice is also used for torches. The stalks of the leaves are used as food, for m e n and animals. Use known.
DE KAMPONG OP DE TENTOONSTELLING. - THE KAMPONG AT THE EXHIBITION.
De Alfoersche W o n i n g . De Alfoeren bewonen verscheidene eilanden in het oostelijk gedeelte van den Indischen Archipel en waren daalde oorspronkelijke bewoners. Evenals reeds van Celebes gezegd is, zijn zij achtereenvolgens overal door vreemde nederzettingen van de kusten verdreven en bewonen nu voornamelijk de binnenlanden van de groote eilanden als Celebes, Boeroe Coram, Ternate enz. Zij bestaan uit verschillende stammen, waarbij men groot onderscheid in taal, gewoonten en levenswijze vindt. Zoo worden op Boeroe' alleen zeven dialecten gesproken, zoo wordt do oene helft van Ceram bewoond door Koppensnellers, die men daarentegen op het andere gedeelte nimmer aantreft. Zij zijn allen heidenen (uitgezonderd een klein aantal, die tot het christendom bekeerd zijn), zeer bijgeloovig en in hooge mate overgegeven aan tooverij. Lichamelijk zijn de Alfoeren flink ontwikkeld, zeer goede landbouwers on hoewel er niet aan verslaafd, toch niet afkeerig van sterken drank. Ons bestek veroorlooft echter niet, van de vele stammen der Alfoeren de verschillende zeden en gewoonten te beschrijven. Die niet aan koppensnellen doen, zijn zeer vreedzaam en in onbezochte streken schuw voor den Europeaan, doch weten wij uit eigon ondervinding, dat men zich zelfs in de diepste binnenlanden zeer veilig onder hen kan bewegen. Het Alfoorsche huis in de kampong is gebouwd van hout en atep, daar in die streken weinig bamboe groeit geschikt voor huizenbouw. De woning rust op vier stevige houten palen, een paar voet in den bodem ingelaten en op een zekere hoogte voorzien van houten schijven. Deze dienen om aan do vele veldrotten, die men op Ceram vindt, den toegang tot het inwendige der woningen to beletten. Op de voorzijde deipalen is eenige versiering aangebracht. De bovenkanten dier palen zijn door houten dwarsliggers verbonden; daarop liggen kruiselings verschillende lagen van dunne sparren en latten, die den vloer vormen. Alleen de bovenste laag is van bamboe. Moge nu die vloer niet sterk genoeg schijnen, men vergeté niet, dat die huizen bewoond worden door menschen, die steeds blootsvoets gaan en gemiddeld van minder gewicht zijn dan Europeanen. De wanden van het huis worden, evenals het dak, gemaakt van atep, die in deze streken vervaardigd wordt van het blad van den sago-palm (Metroxylon Sagus). De nok van het dak wordt dichtgemaakt door een laag gemoetie, ook een product van den arengpalm (Arenga Sacharifera). De zijwanden van het huis steken een eind buiten den vloer uit en zijn er daarom daar ter plaatse schuine schotten aangebracht. Deze bestaan uit een houten geraamte, waarvan de open ruimte is aangevuld met gabba-gabba, de bladnerf van den sagopalm. Aan weerszijde van het huis vindt men op een geringe hoogte van den grond een langen bak, waaruit men langs een bamboe ladder door een deur in de schuine schotten
The Alfopous Dwellings. The Alfoors inhabit several islands in the Eastern part of the Indian Archipelago and wore there the original inhabitants. As has been said before of Celebes, they were successively driven from the coasts by foreign settlers and invaders, and now chiefly occupy the interior of the great islands, such as Celebes, Borneo, Coram, Ternate, etc. They consist of several tribes, in whom great differences of language, habits and customs are observable. So in Boeroe alone seven dialects are spoken; so one half of Ceram is inhabited by scalpers, who are never met with in the other parts. They are all heathens (with the exception of a small number who have been converted to Christianity) very superstitious, and greatly addicted to witchcraft. Physically the Alfoors arc wellmade, good farmers, and though not addicted, having no objection to strong drinks. Our limits do not allow us, however, to describe the manners and habits of the numerous tribes of the Alfoors. Those who do not practice scalping, are very peaceful, and, in unfrequented regions shy of the Europeans ; yet we know from our own experience that, even in the remotest parts of the interior, one can sojourn with them in perfect safety. The Alfoor house in the kampong is built of timber and atap, as very little bamboo fit for building purposes grows in those parts. The dwelling rests upon four stout timber posts, driven a couple of feet into the ground, and provided with disks of timber at a certain height. These serve to prevent the field-rats, that are found in great numbers in Ceram, from-entering the dwelling. On the front surface these posts are slightly ornamented. The tops of these posts are connected by cross-beams; athwart these arc laid several layers of thin spars and laths to form a floor. Only the uppermost layer is. of bamboo. If you should think such floors not very strong, it should be borne in mind, that they are meant for people who constantly go bare-foot, and are, on an average, of much lighter build than the Europeans. The sides of the house, as well as the roof, are made of atap, which in these parts is made of the leaf of the sago-palm (Metroxylon Sagus) The top ridge of the roof is closed by a covering of gemoetic also a product of the arengo-palm (Arenga Saccharifcra). The sides of the house project a little beyond the floor, and therefore a slanting skirting is made to close these places. It consists of a wooden frame, the open spaces of which are filled up with gabba-gabbah, the leaf-nerve of the sago-palm. On either side of the house is, at a small height from the ground, a long trough, from which admittance to the house is gained up a bamboo-ladder, through a door practised in the slanting-skirting. These troughs are used for the stowing away of implements of husbandry. The
DE KAMPONG OP DE TENTOONSTELLING. - THE KAMPONG AT THE EXHIBITION. toegang heeft tot het huis. Die bakken dienen tot het bergen van landbouwgereedschap. Het inwendige van de woning bestaat slechts uit een ruim vierkant vertrek, aan weerszijden voorzien van houten rakken tot berging van het huisraad. Het verdere ameublement bestaat uit eenige banken en kisten, van gabbagabba gemaakt. Nog moet opgemerkt worden, dat de Alfoor aan den nok van hot dak eenige scalpen ophangt, zonder welke hij meent dat er geen zogen op zijn huis kan rusten. De Alfoeren, die, zoo als reeds gezegd is, Heidenen zijn, eten gaarne varkensvleesch, en telen die dan ook gewoonlijk in de open ruimte onder hunne woningen.
inside of the dwelling consists merely of a spacious quadrangular apartment, on either side provided with wooden racks on which to hang domestic utensils. The further furniture consists in a few benches and chests made of gabah-gabah. We must moreover observe that the Alfoor hangs inside the top of the roof, a few scalps, without which ho deems there can be no blessing on his homo. The Alfoors, who, as has been noticed, are heathens; are very fond of pork, and therefore usually breed swine in the open space boneath their dwellings.
Het Atjeh-huis.
The Atjeh House.
Deze woning moet voor ons, Nederlanders, wel merkwaardig zijn, bij het nagaan welke inspanning er noodig is geweest, om in dat land moester te worden na eon strijd van 10 jaren en dan nog slechts meester van zulk een klein gedeelte van het oude Sultansrijk. Te verwonderen is het dan ook niet, dat alle bezoekers gaarne hot inwendige willen bezichtigen. Atjeh, dat tot 1873 geheel van ons onafhankelijk was, beslaat het noordelijk gedeelte van Sumatra. Wel bestonden, er langs de kusten een massa kleinere staten met hun eigen vorsten of radja's, doch waren die alle onderworpen aan den sultan van Groot-Atjeh, wiens zetel was in den Kraton. Langdurige binnenlandsche onlusten en oorlogen
This habitation cannot but be very interesting to the Netherlanders, considering what exertions have boon required to become master of the country after a struggle of more than ten years' duration, and then only masters of a small portion of the ancient Sultan's dominion. Therefore it is not surprising that all visitors are anxious to see the interior. Atjeh, which remained quite indopendant from us till 1873, occupies the Nothorn part of Sumatra. There existed then a number of potty states all along the coasts, having princes or Eadjas of their own, but they were all subject to the Sultan of Great-Atjeh, whose seat was in the Kraton (a kind of fortress). Long and serious
10
DE KAMPONG OP DE TENTOONSTELLING. - THE KAMPONG AT THE EXHIBITION.
tusschen de kleinere staten onderling, waren oorzaak, dat het eens zoo gevreesde Atjehrijk naar buiten alle macht en invloed verloor. Toen nu in 1873 de oorlog uitbrak tusschen het Ned.-Indische gouvernement en Atjeh, meende men een gemakkelijke overwinning te zullen behalen, doch bleek het spoedig dat allerwege de landzaat opkwam om het land tegen de ongeloovigen te verdedigen en waren er jaren van strijd noodig, om vasten voet in het land te verkrijgen. Millioenen schats en duizenden menschenlevens zijn daartoe opgeofferd en nog is het einde van den strijd niet te voorzien. Wol verdient dat land dus onze belangstelling. De Atjeh-woning in de kampong is er een uit de vlakke strook lands van Groot-Atjeh, die zich van de bergen tot aan de zee uitstrekt en die, zoo als ook onze troepen menigmaal ondervonden, dikwijls geteisterd wordt door zware overstroomingen (bandjirs) en worden daarom die woningen hoog uit den grond gebouwd. Zij worden bijna geheel van hout opgetrokken en gedekt met atep en wordt de nok ook gedekt, evenals het Alfoersche huis, met het haarachtige product van den arengpalm, dat echter op Sumatra den naam heeft van „doek". Het huis rust op 6 korte en 6 lange stijlen, waarvan alleen het gedeelte tusschen de lange stijlen van wanden voorzien is. Aan weerskanten van die afgesloten ruimte vindt men een galerij, waar men overdag huist. Uit beide galerijen heeft men, langs een trapje, door een lage smalle deur toegang tot het inwendige van het huis, dat echter weer in twee ongelijke deelen verdeeld is. Het grootste gedeelte daarvan dient als slaapvertrek voor de voornaamste bewoners en hunne kinderen. Dat is dan ook aan alle kanten omgeven van bontgekleurde sitsen gordijnen en de eigenlijke slaapplaats is ook op die wijze afgesloten. Het beddegoed bestaat eenvoudig uit een ligmatje en eenige kussens. Een koperen lamp met zeven pitten en gevuld met klapperolie dient tot verlichting. In dit vertrek worden ook steeds de wapens bewaard. Het tweede vertrek dient als doorgang van de eene zijgalerij naar de andere en verder als slaapplaats voor de overige bewoners, en tot algemeene bergplaats. De palen staan op den grond, zoodat men het huis in zijn geheel zou kunnen opnemen en verplaatsen. Daar er ook niet het minste kruisverband in is aangebracht en het huis een zwaren bovenlast heeft, zou het niet, zooals de Soendaneesche woningen, tegen zware winden bestand zijn, doch is dat ook minder noodig, daar deze huizen nimmer op zich zelven staan, maar altijd in groote versterkte kampongs vereenigd zijn en omgeven van zwaar houtgewas, die ze voldoende beschutten tegen stormen.
disturbances at home, and wars among the smaller states, caused the once so dreaded empire of Atjeh to lose all her power and influence. When in 1873 the war broke out between the Netherland-Indian Government and Atjeh, an easy conquest was anticipated; but it soon appeared that the native population arose on all sides to defend their country against the unbelievers, and years of warfare were required to gain a firm footing in the country. Millions of treasure and thousands of human lives have been sacrificed for that purpose, and yet there is no prospective end to the struggle. So this country does well deserve our attention. The Atjeh habitation in the kampong is one from the flat strip of land in Great Atjeh, stretching from the mountains to the sea, and which, as our troops have but too often experienced, is subject to frequent and destructive inundations (bandjirs), and for this reason the houses are built up at a good height from the ground. They are erected almost entirely of timber, and thatched with atap, while the top ridge, like the dwellings of the Alfoors, is protected with a covering of the hairy fibre of the arengo-palm, which, however, in Sumatra bears the name of „ doek ". The house rests upon six short and six long stakes, but only the part between the long stakes is provided with walls or sides. On either side of this inclosed space is a gallery, used as a household-place by day. From these two galleries, access is obtained along a small flight of steps and through a low, narrow door into the interior of the house, which, however, is again divided into two unequal parts. The largest compartment serves as bedroom for the principal inmates and their children. Thence it is hung all round with bright-coloured chintz curtains and the couch itself is similarly curtained. The bed, etc. consists simply of a matting and a few bolsters. A copper lamp with seven wicks and filled with cocoaoil lights the apartment. Here the weapons are also constantly kept. The second apartment serves as a passage from one side-gallery to the other, and further as a dormitory for the rest of the inmates, and at the same time as a general store-room. The posts are upon the ground, so that the whole house could be taken up and removed. As they have no cross-beams or supports of any kind, but on the contrary are rather top-heavy, these houses could never stand violent winds, like the Sundanese dwellings ; but this is not necessary, as these houses never stand by themselves, but are always collected in large fortified kampongs, and are moreover surrounded by dense groves, which sufficiently protect them against storms.
Het huis uit de Padangsche Bovenlanden.
The House from the Padang Uplands.
De residentie „de Padangsche Bovenlanden", een van de drie waaruit het gouvernement van Sumatra's westkust bestaat, wordt met recht een heerlijk land genoemd en kan wedijveren met de beste streken van Java. Een prachtige
The Residency of the „Padangsche Bovenlanden " one of the three forming the Government of Sumatra's WestCoast, is justly termed a delightful country, and can vie with the best parts of Java. Magnificent scenery, a healthy
DE KAMPONG OP DE TENTOONSTELLING. - THE KAMPONG AT THE EXHIBITION. natuur, gezond klimaat, vruchtbare bodem en een talrijke nijvere bevolking zijn daarvoor voldoende redenen. Die landstreek vormde vroeger het hart van het voorheen zoo machtig inlandsen rijk van Menang-Kaban en nu van een dor vruchtbaarste, schoonste en best bevolkte van onze provinciën op Sumatra. Dat die landstreek vroeger tot een machtig rijk met eigen taal en eigen beschaving behoorde, bewijzen nog de woningen met haar eigenaardigen vorm en veelvuldige versieringen van houtsnijwerk. Het huis is geheel uit palen en planken samengesteld en heeft, behalve het houtsnijwerk, nog andere versieringen van blik, terwijl het geheel bont beschilderd is. De vloer van het huis is ook eenige voeten boven den bodem verheven en is bedekt met een vlechtwerk van gespleten bamboe. Een der lange zijden vormt het front van het huis en men vindt daarin een deur en twee ramen, die door houten luiken kunnen gesloten worden. Tot de deur heeft men toegang langs een trap, waarboven een afdak gebouwd is. Naast dit afdak is een bak van bamboe met water gevuld, om, voordat men het huis ingaat, de voeten te reinigen. Het inwendige van het huis bevat in de twee achterhoeken afgesloten slaapplaatsen en daartusschen de keuken, terwijl de overblijvende vrije ruimte aan alle zijden omgeven is van een bont gordijn. In elk slaapvertrek vindt men een houten rustbank en een soort tafel van latten en in de ruimte voor stookplaats, waar ook het huisraad geborgen is, een klein afgeschoten gedeelte, met aarde gevuld, om bij het aanbrengen van vuur geen brandgevaar voor het huis te doen ontstaan. De dakbedekking bestaat uitsluitend uit „doek" en zulk een dak kost ook veel handenarbeid ; wanneer het eenmaal gereed en goed gelegd is, duurt het jaren, daar de grondstof niet vergaat of verrot. De nokken van het dak, dat van een haan voorzien is, zijn naar boven omgebogen en ook weer getooid met tinnen en blikken versierselen. Daar de bewoners van de Padangsche Bovenlanden groote liefhebbers zijn van hanengevechten, ziet men gewoonlijk voor een der vensters een bamboe mandje hangen, waarop de vechthaan van het huis zit. Hij wordt zorgvuldig verpleegd; en is hij dapper en sterk, dan wordt hij door het geheele huisgezin in eere gehouden.
Wij hebben nu van alle woningen aan deze zijde van het water een korte beschrijving gegeven, doch blijft ons nog te melden over de inlandsche paardenstal of gedogang. Deze is ingericht voor twee paarden en ziet er vrij eenvoudig uit, doch is voldoende in een tropisch klimaat. Hij bestaat uit negen zware houten stijlen, met de noodige verbindingen, een dak van atep en een vloer van planken. De zijkanten zijn dichtgemaakt met matten van bamboe, doch dat is zelfs in een tropisch klimaat onnoodig. Van de paarden behoort de vos tot het Makassaarsche ras op Celebes, en de zwarte, een battakker, op Noord-Sumatra.
11
climate, a fruitful soil, and a numerous industrious population make this place what it is. This region formed formerly the core of the whilom powerful empire of Menang-Kaban, and is now one of the most fertile and beautiful provinces of Sumatra. That this region belonged formerly to a powerful empire with a language and culture of its own, is still attested by the habitations with their peculiar shapes and manifold ornamentations of wood-carvings. The house is entirely constructed of posts and planks, and has, besides the wood-carvings, many other decorations of tin, and the whole is painted in gaudy colours. The floor of the house is also elevated a few feet above the ground, and is covered with a plaited-work of split bamboo. One of the long sides forms the front of the house, in it are a door and two windows, which can be closed with wooden shutters. A flight of steps gives access to the door under a porch. Near this porch is a kind of tank made of bamboo, which is filled with water for the purpose of washing one's feet before entering the house. Inside the house, two back corners contain enclosed spaces for sleeping, and between these is the kitchen, while the rest of the space is surrounded on all sides by gaudy curtains. Each sleeping apartment is provided with a wooden couch and a kind of table of laths, and in the space for the fire-place, where also domestic utensils are kept, a small space is partitioned off, which is filled with earth as a precaution against fire, in bringing in burning fuel. The roofing consists exclusively of „ doek " and such a roof calls for plenty of manual labour; when however it is once completed and well secured, it lasts for years, as the material never decays or rots. The ridges of the roofs, surmounted with a cock, are bent upwards at their extremities, and also adorned with tin ornaments. As the inhabitants of the Padangsche Bovenlanden are very fond of cock-fighting, a bamboo basket is often suspended before the windows, containing the game-cock of the house. He is carefully nurtured, and if valiant and vigorous, he is highly honoured by the whole family.
We have now given a short description of all the houses on this side the water, but we have still a word to say about the native stable or gedogang. This is arranged for two horses, looks tolerably simple but is sufficient for a tropical climate. It consists of nine stout wooden posts, with the necessary fastenings, a roof of atap and a plank floor. The sides are closed with mats of bamboo, but this is even superfluous in a tropical climate. Of the horses, the sorrels belong to the Macassar breed in Celebes, and the black is a Batakker in North-Sumatra. Among both breeds some very strong and valuable horses are found. The Macassars are much used for cavalry, while the Batta-horses are also much in request
12
DE KAMPONG OP DE TENTOONSTELLING. -
Onder beide rassen vindt men sterke, deugdzame paarden. De Makassaren worden veel gebruikt voor de cavalerie, terw\j] ook de Battakers als sterke moedige dieren zeer gewild zijn. Zij zijn in den regel wel klein van stuk, maar worden zeer oud. Naast den stal is nog een kleine kraal gebouwd voor een inlandschen os, zooals die vooral in Oost-Java veel als trokvce gebruikt worden.
De Bamboe-brug. Wanneer men in de bergachtige binnenlanden van onzen Oostindischen Archipel reist, dan passeert men onophoudelijk kleine riviertjes, die in don drogen moesson zeer weinig water bevatten on zelfs langs de steonen droogvoets te passeeren zijn, maar die in don regenmousson, wanneer daar in de bergen een storm losbreekt, gepaard met slagregens, zoo als men zo in Europa nimmer ziet, binnen enkele uren aangroeien tot een zwaren stroom van donkerbruin moddorachtig water, die zich met groote snelheid naar lagcr gelegen landen spoedt, dikwijls om daar onheil aanbrengende ovorstroomingen (bandjirs) te veroorzaken, en dio in zijn toomloozo vaart mot ontzettende kracht alles medesleopt wat hem in den weg staat. Het is natuurlijk, dat men in dergelijke streken geen gewone houten bruggen met pijlers kan bouwen en is de inlander dan ook van oudsher er reeds op uit geweest, over die rivieren bruggen te bouwen van éon spanning en hebben zij dan ook geleerd op die wijzo zelfs over de breedste stroomen bruggen te leggen, die werkelijk kunststukken van waterbouwkunde genoemd kunnen worden. Do koloniale tentoonstelling geeft niet alleen vele modelIon van dergelijke bruggen te zien. maar heeft ook over hot water, dat de kampong in twee doelen deelt, een dergelijke eenvoudige brug laten bouwen. Wij zullen ook van doze bruggen korte beschrijvingen geven. Van groote riviersteonen en zware boomstammen werd er eerst aan weerszijden van het water een klein landhoofd gebouwd, voldoende sterk om do leggers van do brug te kunnen dragen. De 10 lange loggers, gemaakt van do zwaarste bamboe, worden daar nu overgelegd op een onderlingen afstand van van 1 /a voet en aan elkander verbonden door dwarsliggers, or onder tegen aan gelegen, en op elk kruispunt daaraan bevestigd door een zwaar bindsel van rottang of dunne lijn. Nu werden er aan weerszijden van de brug lange schuine schoren van bamboe aangebracht, van onderen steunende tegen de landhoofden en van boven door een kruisbindsel aan elkaar verbonden. Die kruispunten werden weder door bamboe verbonden aan een extra dwarsligger onder het midden der brug, waardoor nu de brug gedragen werd door een hanger, die het doorzwiepen reeds belangrijk belette. Het kruisverband word nu verder daargesteld door de noten van eiken dwarsligger in een kruis van bamboe te doon rusten en op al de daardoor ontstane kruispunten zware bindsels te leggen. Om het overzakken
THE KAMPONG AT THE EXHIBITION. as strong and serviceable animals. They are as a rule rather small of size, but grow very old. Near the stable another little kraal is built for a native ox, as is much used especially in East-Java for drawing in ploughs, etc.
The Bamboo-Bridge. In travelling through the mountainous interior of our Eastern Archipelago, the traveller has incessantly to cross small rivulets, which in the dry Monsoon havo very little water in them, and can even be forded over the stepping stones dry-shod, but which, in the rainy Monsoon, when up in the mountains a storm breaks loose, accompanied with torrents of rain such as is never seen in Europe, swell in a few hours to a mighty mountain-torrent of darkbrown muddy water, rushing with such awful rapidity down to the low-lying tracts, as to carry devastation and inundation (bandjers) along with it and in its mad career sweeping along with irrisistible force every thing that stands in its way. It is of course impossible under such conditions to build \\ ordinary bridges on piers, and therefore the natives have I over boen on the look out to construct across these rivers \ bridges of one span, and they have in time learned to throw such bridges even across the broadest rivers, which may justly be called real marvels of bridge-architecture. First they lay large boulders and heavy trunks of trees on either side of the water to form a solid structure as foundation of the layers. Those long layers, ten in number, are made of the stoutest bamboo, and laid at distances of half a foot from each other, and fastened together by crosslayers affixed underneath, and bound at the crossings with stout rattan, or other filament. Now long slanting shorings arc fixed on either side, also of bamboo, leaning below against the structure of boulders, and tied together at top, where they meet, by cross-bindings. At these points of intersection vertical bamboo-poles are affixed, which support an extra cross-layer under the middle of the bridge, by which the bridge is now supported or suspended, and which in a great measure prevents its vibrating. The crossings are now further strengthened by fixing the ends of each cross-layer into a cross of bamboo, and attaching these intersections very firmly. To prevent any toppling, the hanger is also secured with cross-ligaments at top. Now the flooring of the bridge is covered all over with a stout double matting of split bamboo, called sassah and so the bridge is completed. Such bridges, now, are found everywhere in the interior, 1. and are sufficiently strong to bear even heavily loaded waggons, and with proper care last for years. When several " ( persons are crossing the bridge at a time, it will wave up and down, but just this elasticity caused by the crossbearings, increases its power of resistance. As is seen, the construction of the bridge is very simple. Composed simply of Bamboo and Rattan, any native can
DE KAMPONG OP DE TENTOONSTELLING. - THE KAMPONG AT THE EXHIBITION.
13
van de kruisverbanden te voorkomen, werd de hanger van boven ook nog door een kruisverband voorzien. De liggers van de brug werden nu belegd met een dubbele zware mat van gespleten bamboe, zoogenaamde sassah, en hiermede was de brug gereed. Dergelijke bruggen treft men nu overal in de binnenlanden aan. Zij zijn voldoende sterk, zelfs om door beladen vrachtkarren gepasseerd te worden, en doen jaren dienst bij voldoend onderhoud. Bewegen zich verschillende personen te gelijk over de brug, dan ondervinden die een open neergaande beweging, maar juist dat veerkrachtige, door het kruisverband veroorzaakt, verhoogt het draagvermogen. Zooals men ziet is de constructie van de brug zeer eenvoudig. Eenvoudig uit bamboe en rottang samengesteld, kan die door eiken inlander gemaakt worden en dat in vrij
make them in a very short time. So we remember that i at 10 o'clock one night, a few years ago, one of the large I wooden bridges on the mail-route from Buitenzorg to Tjandjoer, in the Preanger-regencies, was swept away by an unexampled violent bondjer. Immediately by order of \ bestuurshoofd, the necessary serfs were called together, and notwithstanding the storm continued throughout the night, the next morning, by 7 o'clock, the great Mail-cart, drawn by six horses, which arrived "there at that time; could cross the temporary bridge.
korten tijd. Zoo herinneren wij ons, dat eenige jaren geleden des avonds te 10 uur een der groote houten bruggen in den postweg van Buitenzorg naar Tjiandjoer in de Preanger-Regentschappen, wegsloeg, ten gevolge van een ongekend zwaren bandjir. Onmiddellijk werden op last van het bestuurshoofd de noodige heerendienstplichtigen opgeroepen, en niettegenstaande het stormweer, dat den geheelen nacht aanhield, kon de groote postwagen, door zes paarden getrokken, die in den vroegen morgen ter plaatse aankwam, reeds te 7 uur de noodbrug passeeren.
have a gallery in front, within are two apartments, one of them provided with a bed-place (baleh-baleh) and a backgallery serving for kitchen. The premises around such houses are generally very small and uncultivated, but there is often a well there, which is then in common use for the tenants of the neigbouring houses. Near this dwelling is a second stable for horses, and a couple of models of houses from other parts of the Indian Archipelago.
Wanneer men nu deze brug gepasseerd heeft, vindt men nog een inlandsche woning, zooals men die in de kampongs van Batavia wel aantreft. Opgetrokken van bamboe en met atep gedekt, zijn ze zeer eenvoudig van samenstelling.
Now we have given a short description of the large kampong, we have still to speak about the other native dwellings. There are two from Java, but from different Residencies, One of these stands in the immediate vicinity of the
Now on crossing our bamboo bridge at the Exhibition, we find another native dwelling, such as is frequently seen in the kampongs of Batavia. Run up with bamboo, and thatched with atap, they are of very simple construction. They
M
DE KAMPONG OP DE TENTOONSTELLING. -- THE KAMPONG AT THE EXHIBITION.
Zij hebben een voorgalerij, binnen twee vertrekken, waarvan een voorzien van een slaapplaats (baleh-baleh) en een achter galerij, die voor keuken dient. De erven van dergelijke huizen zijn in den regel vrij klein en onbebouwd, doch vindt men er dikwijls een put, waarvan dan ook door de bewoners der naastbij zijnde huizen gebruik gemaakt wordt. Op hetzelfde terrein vindt men nog een tweeden paardenstal en een paar modellen van huizen uit andere streken van den Indischen Archipel.
Nu wij dus een korte beschrijving gegeven hebben van de groote kampong, blijft ons nog over ter vermelding de andere inlandsche woningen. Er zijn er twee en wel beide uit Java, doch uit verschillende residentiën. De eene woning in de onmiddellijke nabijheid van de kampong gelegen en de eenige die( niet op de ware, doch slechts op de halve grootte is gebouwd, is afkomstig uit de residentie Japara, de tweede uit de residentie Tegal. Hebben wij in de kampong, behalve woningen uit verschillende streken van de buitenbezittingen, alleen een paar huizen uit West-Java aangetroffen, dus uit de streken, bewoond door de Soendaneezen, de beide bovengenoemde residentiën behooren tot Midden-Java en worden dan ook uitsluitend bewoond door werkelijke Javanen. Hier wordt dan ook weer een taal gesproken, die noch Soendanees, noch Maleier verstaat. Beide residentiën zijn klein doch goed bevolkt. Tegal met 69 mijl oppervlakte, heeft 933,576 inwoners of 13,781 per G mijl, terwijl Japara op 57 G mijl 834,416 inwoners, dus 14,638 per G mijl heeft. De Preanger-Regentschappen, die de grootste residentie van Java uitmaken, hebben op 386 G mijl oppervlakte slechts 1,251,667 inwoners of 3242 per G mijl en zijn dus belangrijk minder bevolkt. De Javanen zijn meer ontwikkeld dan de Soendaneezen en ook ijveriger. Jammer dat zoo velen onder hen verslaafd zijn aan het gebruik van opium. Het huis uit Japara is opgetrokken uit djatti-hout, zooals bekend een uitstekende houtsoort, waarvan men in verschillende residentiën van Midden-Java uitgestrekte bosschen aantreft, terwijl die boom in West-Java geheel ontbreekt en alle proef-aanplantingen aldaar ook geheel mislukt zijn. Ook de dakbedekking van deze woning is van die houtsoort vervaardigd en bestaat uit een soort van houten pannen , zoogenaamde sirap , die met houten pennen aan de panlatten hangen. De woning bestaat uit drie deelen, waarvan de wanden gesloten zijn door vlechtwerk van bamboe. Van datzelfde materiaal zijn ook de deuren vervaardigd. Behalve de woning zijn op hetzelfde erf nog aangebracht een stal voor een paard en een geitenbok, waarvan overigens niets bijzonders valt te melden.
kampong, and is the only one that is not built of the true size, being only half-size. It is from the Residency of Japara, the second from the Residency of Tegal. If we beheld in the kampong, besides the dwellings from several parts of the outer dependencies, only a couple of houses from West-Java, so from those parts inhabited by the Sundanese, the above two residencies belong to Middle-Java, and so are exclusively inhabited by Javans proper. Here then a language is spoken which neither Sundanese nor Malay can understand. Both these Residencies are small but populous. Tegal with an area of 69 sq. miles has 983,576 souls, or 13,781 per sq. mile, while Japara on 57 sq. m. has 834,416 inhabitants, so 14,638 p. sq. m. The Preanger Regentchappen, which constitute the largest Residency of Java, 'have on an area of 386 sq. m. only 1,251,667 inhabitants, or 3,242 p. sq. m. and are therefore considerably more thinly populated. The Javans are more cultivated than the Sundanese, and more industrious. A pity that so many of them are addicted to the use of opium. The house of Japara is built of djatti-wood, which is well-known to be a capital kind of timber, of which extensive forests are found in several Residencies of Middlje Java, whereas in West-Java the tree is never found, while all attempts at planting it there have entirely failed. The roof-covering of these houses is also of this wood, and consists in a shingle-roofing, called The habitation consists in three parts, the partitions of which are formed of plaited bamboo. The doors are also made of the same material. Besides the dwelling, the premises contain a stable for one horse and a he-goat, which calls for no particular description.
The Tegal-House. This is certainly the most curious of the native dwellings erected at the Exhibition, not only for the very peculiar style of building', but also because therein are exhibited a complete collection of products, household utensils and implements of this Residency. This collection was made by government-officers and other individuals established in that Residency. The dwelling consists in two parts. Both are quadrangular and near about of the same dimensions. What is peculiar in the style of these two houses is, that the posts and the rafters are partly made of very stout djatti wooden beams, which is quite unnecessary, as the roof to be supported by the woodwork, is of a light material, exclusively bamboo thatched with atap. The posts and rafters are partially ornamented with carvings. For the rest the construction is very simple and insufficient, so that even precautions have had to be taken to render the habitation proof against violent gusts of wind.
DE KAMPONG OP DE TENTOONSTELLING.
Het Tegalsche Huis. Dit is zeker het merkwaardigste inlandsche gebouw op de tentoonstelling opgericht, niet alleen om den zeer eigenaardigen bouwtrant, maar ook omdat daarin tentoongesteld wordt een volledige verzameling producten, huisraad en gereedschappen uit deze residentie. Deze collectie werd bijeengebracht door een gouvernements-ambtenaar en particulieren in die residentie gevestigd. De woning bestaat uit twee deelen. Beide zijn vierkant en ongeveer van gelijke afmetingen. Het eigenaardige in de bouworde van deze huizen is, dat de stijlen en de dwarsliggers gedeeltelijk van zeer zware djattihouten balken gemaakt zijn, wat geheel onnoodig is, daar toch het dak, dat door die houtwerken gedragen moet worden, van licht materiaal, uitsluitend bamboe en atep, vervaardigd is. De stijlen en dwarsliggers zijn gedeeltelijk voorzien van snijwerk. De constructie is overigens zeer eenvoudig en onvoldoende, zoodat men zelfs voorzorgsmaatregelen heeft moeten nemen om de woning tegen zware windvlagen bestand te doen zijn. Het voorste gedeelte bevat alleen tentoongestelde gereedschappen als anderszins, doch het tweede gedeelte bevat ook allerlei huisraad, een apart vertrek dat als slaapplaats dienst doet en dan ook voorzien is van matjes en de noodige kussens. Verder vindt men er een rijstschuur en verschillende kisten, tafels enz. Voor het Tegalsche huis is een manege gemaakt tot africhting van de aanwezige Indische paarden. Er naast vindt men ten eerste een kraal voor twee buffels (karbouwen) en iets verder een verzameling karren en landbouwwerktuigen, die aantoonen met welke primitieve werktuigen de inlander zijn grond bewerkt. Om de beschrijving der inlandsche gebouwen compleet te doen zijn, blijft ons nog over melding te maken van de Warong of Inlandsche gaarkeuken, geplaatst achter de tent waar de gamelan bespeeld wordt. Het is een eenvoudig gebouwtje van bamboe met dak van atep, zooals men die op Java overal aantreft. In de binnenlanden, langs de groote rivieren vooral, vindt men tal van dergelijke inrichtingen, waar de vele koelies, die goederen transporteeren, voedsel en rust vinden en ook veelal den nacht doorbrengen.
Wij kunnen onze taak hiermede als afgedaan beschouwen. Ons doel was slechts een korte beschrijving te geven van de inlandsche gebouwen op de tentoonstelling, in den vorm waarin die hier aangeboden wordt, zoodat ieder kooper het ook kan beschouwen als een souvenir aan zijn bezoek aan de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling.
THE KAMPONG AT THE EXHIBITION.
15
The front part contains only a show of implements, etc. but the second part contains all kinds of household utensils, a separate apartment that serves for sleeping in, and therefore provided with the necessary mats and bolsters. Furthermore there is a rice - barn, and several chests, tables, etc. Before the Tegal house a manege has been arranged, to train the Indian horses that have been brought over. Next to this is a kraal for two buffaloes (carbouws) and a little further on a collection of carts and agricultural implements, showing with what primitive tools the natives till their ground. To render our description of the Native Dwellings complete, we have still to mention the Warong or Native Kitchen-House or Boarding-House, placed behind the tent where the gamelang is played. It is a very simple little building of bamboo, thatched with atap, as is seen everywhere in Java. In the interior, especially along the large rivers, a number of such establishments are found, where the great number of coolies, who are carriers by trade, find food and rest, and not unfrequently a night's shelter.
Herewith we may consider our task as accomplished. Our object was merely to give a short description of the Native Indian buildings at the Exhibition, in the form in which they are presented to us here, so that every purchaser of our little book may regard it, at the same time, as a souvenir of his visit to the International Colonial and Export Exhibition.
60, ROKIN, AMSTERDAM. undertake
NEWSPAPER, BOOK, and every description of
(General 3ob printing. SPECIALITY : SUPERIOR W O R K W I T H ECONOMY AND DESPATCH. Wood Engraving for all purposes. ^
^AA>-^^-^WVV
-«j<S--»
At those offices are published the following important Journals:
DE INDISCHE GIDS (THE INDIAN GUIDE)
A Political, Literary and Scientific Monthly Journal, 5U'
Year.
Chief-Editor: Mr. C. E. VAN KESTEREN. Editor of the Department of Colonial Literature Dr. T. C. L. WIJNMALEN.
DE INDISCHE MEECUHR THE INDIA MERCURY 6tu Y e a r . This illustrated Commercial and Industrial Newspaper, written in the English and Dutch languages, is recognised as a journal of largo circulation and of great influence m Netherland Indies, British India, South Africa, China, Japan, South and North America, etc. etc. and among exporters in Europe. It has obtained highly favorable opinions of the press in Holland, India and England, among which may be mentioned "The Times". The scale of charges for Adveriisoments and any other information will be given on application.
Offices: 60 ROKIN, AMSTERDAM.
P L A T T E G R O M ) VAN DE KAMPONG. A. Gm'aniiA-che I/aiu/brua. IJ. f/hrt/oc Ttàdit/tittW C. J/iiAu.nri7rJAM'ùii>ex(>/t. /). .Ir/Wiû'/iv Woning ^mfhHicuJiere
Onder.
nemingen in It nvt.-/m'a. //ixcridcrJ/Ml^inObcA. h'. Aj/c/i J', ßyaüaer
/im/entechcuineii.
G. * Imùoina
Àlïberen..
H. /htùiiu/.Yc/te K.
Pueiri/c/Uffat.
L. Ko/ii/toitq/iut.r Jf.Jha/ M
BûveiUcùufen van 7>'ata via.
ïerïséaï
Geifensùd.
GKOUND-PLA.Y
OF T11K KAMPONG.
A i/awmeseSits/tertMim.ßn(i f/o/wes'. A o'faùfe
/àrGofiftf.
°lé \o
IHHBBHSH^^^^^EE^IflHI
l... JJjlUMIUIUJ.ll.Il
BHHBMBIBH^^^HBBiBBIHBHBBBBBHBBBHi
HHHHHMHH^HMNIHHfll^lHMi