BEZINNINGSDAG LITURGIE 15-09-2012 De Christologie van het kerkelijk jaar Na de liturgische opening heet Tjeu iedereen welkom. Tjeu vervangt Ans Bertens, zij is verhinderd door een uitvaart. Het thema: De Christologie van het kerkelijk jaar is voortgekomen uit verschillende vragen die de afgelopen jaren zijn gesteld. De inleider voor deze ochtend is Dr. L. van Tongeren. Hij is als universitair docent verbonden aan de universiteit van Tilburg en Tilburg school of humanities, department of culture Studies. De thematiek van vandaag heeft altijd zijn aandacht gehad. Hij heeft een groot onderzoek gedaan naar de ‘Leer van de feesten’. Hij heeft ook historisch onderzoek gedaan naar Kruisverheffing (doctoraal studie).
Dr. L. van Tongeren
1. Opening: Een kalender is een schematisch hulpmiddel; het geeft ordening en maakt de informatie hanteerbaar. Een kalender heeft alles te maken met tijd en feesten. Een liturgische kalender geeft een concrete uitwerking van de Christologie van zondag tot zondag en van feest tot feest.
2. De tijd is een ongrijpbare grootheid en moeilijk te definiëren. Tegelijk is tijd ook heel erg bepalend voor ons doen en laten. De beleving van tijd is vaak subjectief. Er is een spanning tussen objectieve tijd en onze perceptie van de tijd. Tijd is onontkoombaar en onomkeerbaar. Mensen hebben geprobeerd structuur aan te brengen in de tijd. Er was b.v. onderscheid tussen licht en donker, tussen warm en koud. Dat maakte het mogelijk om tijdseenheden te onderscheiden. De ervaring van terugkerende gebeurtenissen werd gekoppeld aan een bepaalde duur. Zo ontstonden de astronomische cycli: dag, jaar, seizoenen (solstitium / zonnewende 21 juni en 21 december; equinox 21 maart en 21 september), maanden. Het tijdsverloop is afhankelijk van de natuur. Het is een kosmisch proces waar we als mens geen invloed op hebben. De dag, het jaar, het seizoen ervaar je. Ook de maand is een tijdseenheid die gekoppeld is aan een kosmisch fenomeen - de baan die de maan nodig heeft om om de aarde te draaien. We hebben ook andere tijdsindelingen: b.v. week, semester, eeuw, kwartaal, enz.. Dit zijn door de mens bedachte organisatie grootheden. Voorgegeven ordening = kosmisch bepaald Geconstrueerde ordening = onderlinge afspraken
3. Feest: een feest heeft alles met tijd te maken; het is gerelateerd aan de eigen levensloop en er is voortgang in de tijd, geboorte, doop, verjaardag, sterven. Er zijn ook feesten die zich in de loop van een jaar voltrekken; oogstfeesten, gedenkdagen, opening jaar, enz. Een feest heeft altijd een aanleiding; een reden. Een feest veronderstelt een solidaire gemeenschap; je hebt andere mensen nodig. Een feest heeft ook altijd een bijzondere vormgeving. Je maakt er iets bijzonders van. Het onderscheidt zich van iets anders. Het is ook een onderscheidend moment in de tijd. Een feest onderbreekt de dagelijkse tijd. Het vormt een contrast met de sleur van het dagelijkse leven en geeft er ritme aan. Feesten zijn belangrijk om vervlakking van het leven te-
gen te gaan. Een feest veronderstelt dus dat er ook iets gewoons is. Het gewone en bijzondere hebben elkaar nodig. Dit geldt ook voor de liturgische kalender.
4. Liturgische kalender In een (liturgische) kalender komen tijd en feest samen. De dag, de week (zondag), het jaar en de seizoenen nemen een relevante plaats in. Een eigen christelijke kalender heeft nooit bestaan. Er is geen eigen christelijke tijdrekening. Ook Christenen moeten zich houden aan de kosmische fenomenen. We kennen wel eigen dagen en een christelijke jaartelling. V.b. a.d =anno domino … Onze jaartelling verwijst naar de geboorte van Christus. Het Jodendom heeft een eigen jaartelling. Zij beginnen bij de schepping van de wereld. Ook de Islam heeft een eigen nulpunt gekozen, de vlucht van Mohammed. Maar de christelijke tijd is dominant geworden. Alle christelijke feesten en gebruiken gaan terug op wat er al was, bv. kerken, gebruiken, gewaden. Het is een voortdurend proces. Pasen bestond b.v. al. De eerste Christenen sloten zich aan bij de joodse manier van Pasen vieren. Later ontstonden er grote inhoudelijke discussies over hoe ze dat dan moesten doen. Er werd dus aangesloten bij de bestaande context, maar deze kreeg een christelijke duiding. De vraag was b.v. of we Pasen samen met de Joden vieren of dat het toch gekoppeld moest worden aan de zondag, de dag des Heren en de dag van de verrijzenis. In de 4e eeuw is besloten om het altijd op zondag te vieren en wel op de eerste zondag na de eerste volle maan, na de lenteequinox. Ook de zondag is een oud christelijk fenomeen. Dan kwamen de Christenen bij elkaar. De Joden deden dat ook, maar op zaterdag. Ook hier zien we de aansluiting bij de religieuze context, maar met een eigen duiding. De seizoensdagen zijn astronomisch bepaald, maar hebben ook een struct uur gegeven voor het kerkelijk jaar. De seizoensdagen is men theologisch gaan duiden. De lente-equinox is bepalend voor Pasen. In het sterftejaar van Christus, 33 n. Chr. viel de 14e Nissan (het joodse Pasen) op 25 maart. Christus werd gezien als het nieuwe Paaslam dat was gestorven. Maar men vierde niet alleen zijn fysieke dood, maar ook zijn perceptie, de fysieke dood wordt gezien als de geboorte in het eeuwig leven. 25 Maart vormt zo de koppeling tussen de sterfdag en de geboortedag voor eeuwig leven. Op die dag vieren we de aankondiging aan Maria. Kosmisch gezien valt het samen met de lente-equinox. Op 12 december, 9 maanden later, wordt dan de geboorte van Christus gevierd; kosmisch is er een zonnewende. Bij de aankondiging aan Maria horen we dat Elizabeth al 6 maanden zwanger is. De geboorte van Johannes vieren we dan ook op 21 juni; de andere zonnewende. Daarmee valt de conceptie van Johannes 9 maanden eerder, dus op 21 september, de herfst-equinox. Hier zie je de koppeling tussen de astronomische gegevens en de theologische duiding. Er zijn twee kalenders in omloop: de zonnekalender is gebaseerd op de verhouding tussen aarde en zon en omvat 365,25 dagen. Deze kalender domineert in het economische jaar. De maankalender is gerelateerd aan de maan = 12 x 29,5 dagen. Dit is een andere grootheid, die veel gebruikt wordt in de islamitische wereld, maar ook voor het vaststellen van Pasen. Deze kalenders passen net niet in elkaar. De week past er ook niet in. Dit geeft complicaties. De Ramadan verschuift elke jaar 11 dagen. Ook Pasen schuift elk jaar. Je bent elk jaar op dezelfde datum jarig, maar niet op dezelfde dag. 2|
In de liturgische kalender zien we twee grote cycli: Kerstcyclus (zonnekalender): vaste datum, wisselende dag; bij deze cyclus horen de Advent- en Kersttijd. De 1e advent valt altijd 4 zondagen voor Kerst. Paascyclus (maankalender), wisselende datum, maar vaste dag - omvat alle dagen die aan Pasen 'vastzitten': ca. 100 dagen - van Aswoensdag tot Pinksteren. Dat geheel schuift elk jaar met Pasen mee. De zondagen tussen beide cycli worden ingevuld met neutrale (groene) zondagen. Vroeger waren dit de zondagen na b.v. Kerst / Pasen. Tegenwoordig worden ze de zondagen door het jaar genoemd. Een deel valt tussen de Kersttijd en de Paastijd en een ander deel tussen de Paastijd en de Kersttijd. Daarnaast of beter gezegd: daar doorheen hebben we nog een uitgebreide heiligenkalender, met feesten op vaste data, maar wisselende dagen (zonnekalender, cfr. Kerst).
Wat maakt een feest tot een christelijk feest? De bestaande tijdsorde en feesten zijn veelal overgenomen en deze heeft men een eigen invulling en duiding gegeven, door ze te verbinden met Jezus of met gebeurtenissen die aan hem gerelateerd waren. Hij was de centrale figuur om wie Christenen zich groepeerden. Jezus was de persoon door wie God zich definitief geopenbaard had. In Jezus was God onder de mensen verschenen. Het meest beslissende van die openbaring en van de zelf gave, de overgave van God, was uiteindelijk Jezus volledige overgave. Zijn lijden, dood en verrijzenis, zijn opstandig uit de diepste diepten van de aarde, werd jaarlijks met Pasen gevierd. Dat heilstichtende werk van Jezus werd met Pasen verbonden, omdat zijn lijden en dood met het joodse Paasfeest samenvielen. Hij werd gezien als het nieuwe Paaslam. Lijden en dood stonden ook centraal in de wekelijkse viering van de eucharistie op zondag. Het jaarlijks Pasen en het wekelijks Pasen op zondag structureerden het leef- en tijd ritme van de Christenen. Het Paasmysterie (het hele leven van Jezus m.n. lijden, dood en verrijzenis) vervulde de Christenen en bepaalde hun identiteit. Het Paasmysterie strekte zich uit over alle andere gebeurtenissen van het leven van Jezus. Alle gebeurtenissen in het leven van Christus hebben in hun godmenselijke betrekking heilsbetekenis. Het hele leven van Jezus staat in het perspectief van de relatie tussen God en mens. Daarmee is niet alleen het Paasgebeuren van belang, maar is de hele levensgeschiedenis van Jezus het waard om herinnerd en gevierd te worden en levend te blijven. Dat gebeurt door de verschillende vieringen in de loop van het jaar. Het kerkelijk jaar sluit aan bij de bestaande tijdsorde. Ook onze liturgische ordening is cyclisch. Maar daarnaast heeft ook een historisch verloop. De historische levensmomenten uit het leven van Jezus worden als het ware in het cyclische proces dat jaarlijks terugkeert ingeschoven. Daarmee heeft het liturgisch jaar niet alleen een cyclisch, maar ook een lineair aspect. |3
We vieren dus elk jaar niet alleen Kerstmis en Pasen, maar we vieren elk jaar ook een voortgang van het op weg zijn naar de voltooiing, naar de eeuwigheid. We kunnen het liturgische jaar het beste vergelijken met een kurkentrekker; het maakt elk jaar dezelfde ronding, maar het heeft ook een voortgang. Jezus verschijnt op een bepaald moment in de geschiedenis en krijgt een plek binnen het jaarlijks terugkerende kosmische systeem. Christus vormt het perspectief van het verstrijken van de tijden, van het voortgaan van de tijd. Ons leven, ons doe n en laten, ons zijn, ons staan in de wereld, zijn uiteindelijk gericht op de persoon van Christus. Dit is heel uitdrukkelijk uitgedrukt in het ritueel van de Paasnacht. Een ritueel dat je kunt verstaan als een soort geloofsbelijdenis. Een geloofsbelijdenis dat Christus de sleutel is voor het verstaan van de tijd. In de paasnacht wordt over de Paaskaars een kruis gekerfd en de letters alpha en omega worden daarop geplaatst. Daarbij wordt gezegd: ‘Christus, gisteren en heden, begin en einde, alpha en omega, alle tijd behoort Hem toe’. Het is een christologische duiding van de tijd, waarin uitgedrukt is dat ons hele leven, het verstrijken van de tijd, op Christus gericht is en in zijn perspectief staat. Dat betekent dat niet alleen het kerkelijk jaar christologisch is, maar ons hele leven. Ons staan in de wereldgeschiedenis is een christologisch verstaan van ons zijn en van ons zijn in de tijd. Pasen vormt het hart van het kerkelijk jaar; alle vieringen van de kerk zijn daarop terug te voeren. Alle vieringen van de kerk zijn gedachtenisvieringen van het mysterie van Christus. Het liturgische jaar ontvouwt door het jaar heen de verschillende aspecten van dat Paasmysterie. In de titels van boeken vinden we dit terug: Pius Parsch: Het jaar des Heren. Onze weg door het kerkelijk jaar, en André Nocent: Célébrer Jesus-Christ. L 'année liturgique (7 delen). Het christologische perspectief draagt het hele jaar en is bepalend voor het hele jaar. De centrale plek van het Paasmysterie is lang ondergesneeuwd geweest, pas in de 19e eeuw is het weer meer centraal komen te staan. Voor die tijd heeft het ontbroken aan een meer samenhangende en inhoudelijke theologische duiding van het kerkelijk jaar. Het kerkelijk jaar werd vooral gezien als een aparte grootheid met een meer pedagogische en didactische betekenis; het was meer een catechetische manier om het leven van Jezus op de voet te volgen. Na het 2e Vaticaans Concilie heeft dit ook zijn weerslag gekregen in allerlei documenten en in uitwerkingen naar het liturgisch jaar toe. Het gaat in het kerkelijk jaar om het vieren van de heilsdaden van de Heer in het heden van de wereld en van de kerk. Het gaat niet alleen om de historische Jezus. Het is de verbinding van de aardse Jezus met de verhoogde Jezus; met de verheerlijkte Jezus; of te wel met de Jezus van het geloof. Het kerkelijk jaar is niet alleen een louter herinneren van de heilshistorische gebeurtenissen, maar in de viering zijn de heilsdaden ook present. In de viering is goddelijke presentie. Hij leeft voort in de vierende kerk. Wat we vieren gebeurt ook op het moment dat we het vieren. Het is werkzaam en actief op het moment van het vieren. We hebben er deel aan. Met Kerstmis wordt Jezus voor ons geboren. 'Heden is onze redder geboren' (niet toen en toen, maar hier en nu).
4|
Het mysterie wordt zo gevierd dat de heilzame betekenis duidelijk wordt in het vieren en de deelnemers er deel aan krijgen: ‘Doe dit (nu) tot mijn gedachtenis’. De heilzame gebeurtenissen hebben eens en voor altijd plaats gevonden. Ze werken nog steeds door. Door zijn heilzaam handelen in de liturgie te gedenken en te voltrekken is Zijn heilswerk aanwezig en werkzaam. Hij is in de liturgie aanwezig en dat maakt de liturgie tot een sacramentele handeling. De presentie heeft te maken met de perceptie van wat gevierd wordt. Het present stellen van het verleden zo dat ik er hier en nu deel aan heb. Het gebeurt steeds en steeds opnieuw. De essentie van het joodse Paasverhaal is dat wij bevrijd worden / zijn uit Egypte, enz. Het lied van Oosterhuis drukt hetzelfde uit: ‘Alsof de richting ons werd ingeschapen’ en ‘weer zullen slaven uit ons geboren om bevrijding schreeuwen’. Er werden steeds meer vieringen en feesten toegevoegd om elementen van die grote heilsgeschiedenis te vieren en te gedenken. Niet alleen personen en gebeurtenissen die aan het leven van Jezus gerelateerd worden (temporale) maar ook sanctorale: b.v. vieringen van heiligen; het gaat niet om de heilige maar om wat vanwege hem/haar gevierd wordt; waar hij/zij naar verwijst. Het mysterie van Christus wordt zichtbaar in de heilige en daarom wordt deze heilige naar voren gehaald. De oorsprong van de heiligencultus ligt bij de martelaren. De martelaren delen op de meest intense wijze in de dood van Christus. In het brevier zien we de samenhang in het Offertorium van Cosmas en Damianus: ‘Heer, bij de herdenking van de kostbare dood van uw heiligen (Cosmas en Damianus) bieden wij U dat offer aan waarin alle martelaarschap zijn oorsprong vindt. Door ...’. De heilige kan niet los gezien worden van Christus. Het gaat altijd om het perspectief van het getuigenis van het heil dat Christus gerealiseerd heeft. In het verlengde daarvan kregen heiligen ook andere functies en betekenissen, b.v. : helper in nood, voorbeeld ter navolging, deugdzaamheid, patronaatsfunctie, sociale betekenis, enz..
5. Concretisering Hoe maak je deze theologische concepten toegankelijk voor jezelf? Hoe wordt het tot een levende aansprekende werkelijkheid voor onszelf? Bij de grote feesten is dat wel duidelijk. Maar hoe zit het met de amorfe, niet zo duidelijk ingevulde, tijd door het jaar? Tegelijk is elke viering een viering van de presentie van Christus. Christus is de werkelijke voorganger. Het is zijn viering waarin wij delen. De liturgie wil zijn aanwezigheid vieren. Het Paasmysterie staat in elke eucharistieviering en elke zondag centraal. In die zin zijn alle vieringen hetzelfde. Maar hoe kunnen we die veelkleurigheid van Christus gestalte geven? De woorddienst geeft altijd een eigen richting en kleur aan de viering. De woorddienst specificeert welk aspect van Christus uitgebeeld wordt. Voor de concretisering of de beleving van de Christologie moeten we ons richten op de woorddienst. Vanuit de woorddienst worden psalmen en liederen gekozen. In de reformatorische traditie bestaat deze praktijk al langer. Het genootschap voor liturgie heeft enkele jaren geleden een voorstel gedaan om meer te letten op de muzikale kleur van de zondag. De vraag was of een zondag door het jaar een eigen herkenbare muzikale klankkleur zou kunnen krijgen. Het Rorate roept b.v. meteen de sfeer van advent op. In de oude liturgie riep de introïtus meteen het karakter of de sfeer van die zondag op. Zondag Laetare maakt meteen duidelijk waar je bent. Geert Broekhuizen vroeg zich af of de afzonderlijke zondag ook een naam mag hebben, voor de herkenbaarheid en de aanspreekbaarheid. Alleen een genummerde zondag door het jaar zegt zo |5
weinig en vraagt nogal wat kennis. Beloken Pasen is b.v. de 1e zondag na Pasen, maar het wordt de 2e zondag van Pasen genoemd. Geert Broekhuizen pleit er dan ook voor om alle zondagen van een naam te voorzien. Een naam zegt immers veel meer dan een nummer. Sommige zondagen hebben al een naam b.v. Sacramentsdag, zondag van de Goede herder, enz. Hij pleit ervoor om te kijken naar de lezingen. Als voorbeeld de Advent. Wat is het centrale thema dat elk jaar op deze zondag terugkeert? Dan komen we bij de zondag van de waakzaamheid; de waakzaamheid komt in alle lezingen voor de 1e Advent terug. lA: ‘Weest dus waakzaam, want gij weet niet op welke dag uw Heer komt’ (Mt 24, 42). 1B: ‘Weest dus waakzaam, want ge weet niet wanneer de heer des huizes komt’ (Mc 13, 35). IC: ‘Weest daarom altijd waakzaam en bidt dat ge in staat moogt zijn te ontkomen aan al die dingen die zich gaan voltrekken’ (Lc 21, 36). In het verlengde van een dergelijke benadering, zou je ook heel specifiek kunnen zoeken naar een passage of zinswending die heel specifiek een facet van Jezus leven of van Jezus prediking belicht. Op deze manier zou je van zondag naar zondag kunnen werken aan een christologische duiding van de zondag; door zo’n passage tot het motto van die zondag te maken. Bijvoorbeeld de Veertigdagentijd in jaar A: 3e zondag: het verhaal van de Samaritaanse bij de put. Het motto zou kunnen zijn: ‘Water dat ik geven zal, zal opborrelen als een bron van eeuwig leven’ (Joh 4, 14). 4e zondag: de genezing van de blindgeborene. Het motto zou kunnen zijn: ‘Ik ben het licht van de wereld’ (Joh 9, 5). 5e zondag: de opwekking van Lazarus. Het motto zou kunnen zijn: ‘Ik ben de verrijzenis en het leven’ (Joh 11,25). Dat kan helpen om het specifieke perspectief van Christus naar voren te halen. Dit kan weer vertaald worden naar de gebeden en halleluja verzen, b.v. ‘als iemand mij liefheeft zal hij mijn woord onderhouden’. Kunnen we zo voor elke zondag een eigen halleluja vers maken of evt. een gebed? Bij de gezangen is dat wat lastiger omdat we geen specifieke gezangen voor één zondag meer hebben. Op deze manier zou je de Christologie meer centraal kunnen stellen. In de Karmel staat de hele week het evangelie centraal. In een groeiproces van een week zou je tot dit soort duidingen of motto’s kunnen komen, en zo de betreffende zondag een duidelijker plaats in het christologische perspectief kunnen geven.
Vragen dhr. L. v. Tongeren: De Christologie legt een zwaar accent op het N.T. Het heeft consequenties voor de herontdekking en herwaardering van het O.T. (en van het Jodendom) sinds Vaticanum II. Vanuit de Christologie bezien heeft het O.T. alleen/vooral typologische betekenis - voorafbeelding; het O.T. lezen in het licht van Jezus, en niet vanuit zijn eigen intrinsieke (religieuze) betekenis. Hoe verhoudt deze christologische benadering zich tot de tegenwoordig veelal thematisch opgezette vieringen (naastenliefde, eenzaamheid, onderwijszondag, zondag voor de eenheid, vredeszondag, enz.)? Is een sterk christologische duiding en invulling voor kerkgangers voldoende herkenbaar en biedt deze voldoende ruimte voor actuele noden en existentiële vragen? Veronderstelt deze christologische benadering niet een regelmatige (wekelijkse) participatie aan dat liturgisch jaar - alleen voor liturgische virtuozen (kloosterlingen)? Is er een reëel er6|
varen leefritme 'van zondag naar zondag' of 'van feest naar feest' dat door het liturgisch jaar eigenlijk verondersteld wordt? Wordt ook in de liturgie niet veeleer 'het leven gevierd', d.w.z. af en toe en bij bijzondere gelegenheden willen we een aansprekend ritueel waarin we ons herkennen (dat persoonlijk moet zijn) en dat iets met ons doet (we willen geraakt worden - moet dus existentieel relevant zijn - een algemene, goed voelende religieuze expressie die herkenbaar en persoonlijk is).
Vragen voor gesprekken in kleine groepen: 1. Hoe beleef je de christologische dimensie van het kerkelijk jaar? 2. Opent het jou naar het goddelijk mysterie, naar het Geheim van het leven? 3. Welk licht werpt het op jouw eigen leven?
Plenaire gedeelte middag: Wat heeft je geraakt? Wat zit je dwars? Wat is je opgevallen? Wat vind ik belangrijk om te delen? De christologische dimensie doet mij Christus ontdekken in mijn eigen leven. Herhaling van Rozenkrans brengt mijn leven in verbinding met Jezus en Maria. Hoe hangt het leven in de tegenwoordige tijd samen met het eeuwig leven? Groene tijd in het kerkelijk jaar; met heiligen wordt weinig gedaan. Gedenken van heilige is afgeleide van leven van Christus. Heiligen zijn transparant op God. God present stellen is wat Jezus bij uitstek doet. Het Evangelie voedt mij meer dan van heilige op heilige leven. Het gaat om het directe contact met de relatie met Christus. Het bidden naar de zondag toe helpt om het eigen leven daarin in te voegen. Christus gaat leven in het leven van elke dag. Het is verweven met elkaar. De taal is belangrijk bij het spreken over het heilige; het luistert heel nauw. Verstaan we elkaar of komt de communicatie niet tot stand? Leef ik niet vaak langs de christologische dimensie heen? Christus nodigt ons uit, maar ben ik me dat voldoende bewust? Christologische dimensie geeft ook een context voor levensvragen, die tijd vragen. Hoe maak je het verleden actueel? Kunnen we het evangelie zo lezen dat we er zelf door geraakt worden en open gaan. Er is soms een frictie tussen het kerkelijk jaar met alle weekdagen naar de zoveelste zondag en in de provincie liturgie naar de zondag toe bidden. In de verschillende Karmel gemeenschappen zijn er verschillen in hoe de liturgie gevierd wordt. Ieder kan zoeken naar een vorm, maar wel vanuit een gezamenlijke oriëntatie. Door de erkenning van de verschillen wordt de dialoog rijk.
|7