Haaglanden/kantoor Den Haag 'S-GRAVENHAGE 1
>
Postbus 30206
2500 GE 'S-GRAVENHAGE
Telefoon 0800 - 0543 Telefax
. . . . . . . . . . . . .
Kennisgroep CAO Doorkiesnummer Datum
3 december 2009 Uw kenmerk
Kenmerk
CAR-UWO Betreft
Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst voor de sector gemeenten (CAR-UWO)
Geachte, Zoals besproken in ons overleg op 16 juni jl. waarbij ook mijn collega, ………….., aanwezig was doe ik u hierbij toekomen de fiscale beoordeling van de bepalingen van de CAR-UWO. Afgezien van hoofdstuk 19, heb ik de versie van 20 januari 2009 beoordeeld. Dat is de versie die u ………… op die datum hebt gemaild. U hebt daarbij vermeld dat de wijzigingen van het laatste kwartaal 2008 er nog niet in waren verwerkt. Van hoofdstuk 19 heb ik de versie van juli 2009 beoordeeld, die in werking treedt per 1 oktober of zo spoedig mogelijk daarna doch uiterlijk 1 januari 2010. Het doel van de beoordeling is onder meer dat werkgevers, de gemeenten, zo goed mogelijk in staat zijn om hun fiscale verplichtingen na te komen. Ik heb de beoordeling beperkt tot de in mijn ogen belangrijkste fiscale aspecten. In de bijgevoegde rapportage informeer ik u over het resultaat van deze beoordeling. Wellicht ten overvloede vermeld ik dat u aan deze beoordeling alleen vertrouwen kunt ontlenen indien en voor zover ik fiscale aspecten expliciet benoem. De beoordeling heeft plaatsgevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2009. Bij de beoordeling van CAO’s verzoek ik de vereniging van werkgevers altijd om de CAO-partijen van de inhoud van deze brief op de hoogte te stellen. Omdat de CAR-UWO niet rechtstreeks doorwerkt naar de gemeenten, laat ik het aan u over te besluiten of de inhoud van deze brief moet worden gecommuniceerd met de gemeenten en het personeel.
ON 403 - 1Z*1ED
Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd.
Hoogachtend, Belastingdienst/Kennisgroep CAO namens de inspecteur
Bezoekadres In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden
Prinses Beatrixlaan 512 'S-GRAVENHAGE
Kenmerk
2
Bijlage
Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst voor de sector gemeenten (CAR-UWO) In deze rapportage verwijs ik naar het Handboek Loonheffingen 2009 (hierna: Handboek). De Belastingdienst verstrekt het Handboek jaarlijks aan inhoudingsplichtigen/werkgevers. Daarnaast verstuurt de Belastingdienst regelmatig Nieuwsbrieven en Mededelingen. Daarin staan aanvullingen op het Handboek. Een actuele versie van het Handboek kunt u raadplegen op de internetsite van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). De (loon)begrippen voor de diverse wetten waarop de loonheffingen zijn gebaseerd kunnen verschillen. De term loonheffingen gebruikt men voor de loonheffing (loonbelasting en premies volksverzekeringen), de premies werknemersverzekeringen en de Zorgverzekeringswet (Zvw) samen. Ook voor de toepassing van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: WVA) geldt dat soms sprake is van afwijkende begrippen. Als sprake is van loon voor de loonheffingen en tevens van WVA-loon, dan gebruik ik de term “loon”.
Hoofdstuk 2 AANSTELLING EN ARBEIDSOVEREENKOMST versie 20 januari 2009 Artikel 2:5:2 Minimum-urengarantie bij oproepkrachten Dit artikel luidt: “De overeenkomst kent een minimum-urengarantie. Per oproep wordt een minimum van 2 uur gegarandeerd en op maandbasis wordt uitbetaling van minimaal 15 uur gegarandeerd. De middeling van gewerkte uren vindt per kwartaal plaats indien in de maanden van het betreffende kwartaal meer of minder uren wordt gewerkt.” Onder voorwaarden kan de afdrachtvermindering onderwijs van toepassing zijn. Hierbij verdient het volgende de aandacht. De afdrachtvermindering onderwijs verstaat onder een werknemer met volledige arbeidsduur: een werknemer met een contractuele arbeidsduur van 36 uur of meer per week. Voor deze afdrachtvermindering geldt dat, indien sprake is van een werknemer zonder contractueel overeengekomen vaste arbeidsduur of van een werknemer met een contractueel overeengekomen arbeidsduur van minder dan 36 uur per week, de werkgever het toetsloon en de afdrachtvermindering naar evenredigheid moet herrekenen. Indien bij oproepkrachten het aantal te werken uren niet contractueel is vastgelegd, moet de werkgever het toetsloon en het bedrag van de afdrachtvermindering naar evenredigheid herrekenen. De werkgever moet het werkelijk door de oproepkracht gewerkte aantal uren delen door 36. De deeltijdfactor mag daarbij niet groter zijn dan 1. Omdat de arbeidsduur niet contractueel is vastgelegd kan voor de toepassing van de WVA geen sprake zijn van overwerk. Loon dat een werkgever in deze situatie ter zake van overwerk aan een oproepkracht uitbetaalt behoort tot het WVA-loon. Ik verwijs naar de paragrafen 22.1.3 en 22.1.4 van het Handboek.
Hoofdstuk 3 SALARIS EN VERGOEDINGSREGELINGEN versie 20 januari 2009 Hoewel hoofdstuk 3 bij de lopende Cao-onderhandelingen wordt herzien, vermeld ik toch het volgende. Artikelen 3:2 en 3:2:1 Overwerkvergoeding Volgens deze artikelen heeft de ambtenaar recht op een vergoeding voor overwerk. De overwerkvergoeding kan zowel in verlofuren als in geld worden uitbetaald.
Kenmerk
3
De vergoeding van het reguliere uurloon met daarbij de toeslag voor overwerk behoort tot het loon. Indien sprake is van overwerkloon in de betekenis van een beloning voor arbeid welke een werknemer verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor die werknemer geldende normale arbeidsduur mag de werkgever voor de loonheffing de tabellen voor bijzondere beloningen toepassen. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.5 van het Handboek. Voor de WVA geldt als hoofdregel dat overwerkloon niet tot het WVA-loon behoort. Een uitzondering hierop is dat een reistijdvergoeding tot het overwerkloon kan behoren. Ik verwijs naar paragraaf 22.1.3 van het Handboek. Een andere uitzondering geldt in de gevallen dat de werkgever de deeltijdfactor vaststelt aan de hand van het aantal uren waarover het loon verschuldigd is in plaats van het contractueel vastgelegde aantal uren. In dat geval moet de werkgever vooraf, voor de periode van een kalenderjaar, vastleggen dat hij van deze mogelijkheid gebruik maakt en voor welke categorie werknemers hij dit doet. Ik verwijs naar paragraaf 22.1.4 van het Handboek. Als de werkgever overwerkloon in vrije tijd compenseert ontstaat een aanspraak op compensatieverlof. Aanspraken op compensatieverlof behoren als zodanig niet tot het loon voor zover zij aan het eind van het kalenderjaar, samen met aanspraken op vakantieverlof, niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week, gerekend over een periode van 50 weken. Ik verwijs naar paragraaf 17.50.1 van het Handboek. De doorbetaling tijdens de opname van het compensatieverlof behoort tot het loon. Artikel 3:5:1 Ambtsjubileumgratificatie Volgens dit artikel 3:5:1 bedraagt de gratificatie bij een ambtsjubileum van 25 jaar de helft van het maandloon incl. vakantietoeslag, en bij een ambtsjubileum van 40 en 50 jaar het gehele resp. het gehele maandloon incl. vakantietoeslag. Aan de ambtenaar die wordt ontslagen wegens reorganisatie, arbeidsongeschiktheid of FPU, en die, indien het ontslag niet had plaatsgevonden het voor een gratificatie vereiste aantal dienstjaren binnen vijf jaren na de ontslagdatum had kunnen vervullen, wordt een proportionele gratificatie toegekend. Bij gedeeltelijk ontslag wordt de proportionele ambtsjubileumgratificatie berekend naar rato van het aantal uren waarvoor ontslag wordt verleend. Gratificaties bij een 25- en 40-jarig dienstverband zijn vrijgesteld tot maximaal het loon over een maand. De arbeidsverhouding moet daadwerkelijk 25 resp. 40 jaar hebben geduurd. De gratificatie bij een diensttijd van 50 jaar is belast voor de loonheffingen indien de ambtenaar/werknemer een ambtsjubileumgratificatie heeft ontvangen bij 40 jaar diensttijd. De proportionele gratificatie bij ontslag is belast voor de loonheffingen, immers de arbeidsverhouding heeft op dat moment nog niet 25 of 40 jaar geduurd. Ik verwijs overigens voor dit onderwerp naar paragraaf 17.14 van het Handboek. Voor het bepalen van de diensttijd mag de werkgever alleen die perioden meetellen gedurende welke de werknemer van - in materieel opzicht - dezelfde werkgever loon heeft genoten. Ook de tijd welke is doorgebracht bij eerdere werkgevers vallend onder de overheid of vallend onder dezelfde CAO telt mee voor het berekenen van de diensttijd.
Hoofdstuk 4a UITWISSELEN VAN ARBEIDSVOORWAARDEN versie 20 januari 2009 Artikel 4a:2 Geld uitwisselen tegen vakantie-uren Volgens dit artikel kan men geld uitwisselen tegen vakantie-uren. Aanspraken op vakantie(verlof) behoren als zodanig niet tot het loon voor zover zij aan het eind van het kalenderjaar, samen met aanspraken op compensatieverlof, niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week, gerekend over een periode van 50 weken. Ik verwijs naar paragraaf 17.50.1 van het Handboek. De doorbetaling tijdens de vakantiedagen waarvan de aanspraak niet tot het loon behoort, behoort wel tot het loon.
Kenmerk
4
Artikel 4a:3 Inhouding op bezoldiging, eindejaarsuitkering, vakantietoelage of urenvergoeding Dit artikel betreft de mogelijkheid van uitruil van arbeidsvoorwaarden, ook wel genoemd de cafetariaregeling. Het artikel luidt: “1. Het college kan op verzoek van de ambtenaar zijn bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, zijn eindejaarsuitkering als bedoeld in artikel 3:6, zijn vakantietoelage als bedoeld in artikel 6:3 of zijn vergoeding als bedoeld in artikel 4a:1, vijfde lid, verlagen voor door het college vastgestelde bestedingsmogelijkheden. 2. Bij regeling van het college kunnen voor de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid nadere voorschriften worden gesteld.” Vanuit fiscaal oogpunt staat het werkgevers en werknemers vrij om de overeengekomen beloning te wijzigen. De wijziging van de arbeidsbeloning dienen werkgever en werknemer te beschouwen en duidelijk vast te leggen als een wijziging van of een aanvulling op de arbeidsovereenkomst. Ik verwijs naar paragraaf 17.7 van het Handboek. Als werkgevers en werknemers hier onvoldoende aandacht aan besteden is het mogelijk dat de wijziging niet de beoogde fiscale gevolgen heeft. Als sprake is van het besteden van loon, is het loon fiscaal reeds genoten, en wel voorafgaand aan of door de ruil. Het loon is dan belast. Het beleid dat de Belastingdienst hanteert over het wijzigen van beloningen is verwoord in het besluit van 5 augustus 2009, nr. CPP2009/1458M, Stcrt. 2009, nr. 12167.
Hoofdstuk 6
VAKANTIE, VAKANTIETOELAGE EN (ZWANGERSCHAPS- EN BEVALLINGS)VERLOF versie 20 januari 2009 Artikel 6:2:3 Vakantieopbouw tijdens ziekte, arbeidsongeschiktheid en andere redenen van afwezigheid Het vijfde lid van dit artikel luidt: “Voor vakantie-uren waarop de ambtenaar aanspraak heeft, maar die met ingang van de dag van ontslag nog niet zijn verleend wordt een vergoeding gegeven. Deze vergoeding is gelijk aan het uurloon van de ambtenaar voor elk niet verleend vakantie-uur.” Een vergoeding wegens te weinig genoten vakantiedagen behoort tot het loon. Voor de loonheffing mag de werkgever naar keuze de tabellen voor bijzondere beloningen of de tijdvaktabellen toepassen. Als de tabellen voor bijzondere beloningen tot een lagere inhouding leiden of als uitsluitend premie volksverzekeringen op het loon wordt ingehouden, dan is het gebruik van die tabellen verplicht. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.5 van het Handboek. Een eenmalige vergoeding wegens te weinig genoten vakantiedagen behoort niet tot het WVA-loon. Ik verwijs naar paragraaf 22.1.3 van het Handboek. Artikel 6:2:5 Ingevolge dit artikel kan verleende vakantie worden ingetrokken, wanneer dringende redenen van dienstbelang dat noodzakelijk maken. Als de ambtenaar door de intrekking van de vakantie geldelijke schade lijdt, wordt deze schade hem vergoed. In voorkomende gevallen behoort een dergelijke schadevergoeding mogelijk niet tot het loon. De werkgever kan, eventueel onder verwijzing naar deze brief, in concrete gevallen uitsluitsel vragen aan de voor hem bevoegde inspecteur. Artikel 6a:7 Levensloopbijdrage Ingevolge dit artikel heeft de ambtenaar recht op een bijdrage van de werkgever voor de levensloopregeling. Een bijdrage van de werkgever voor de levensloopregeling is loon voor de werknemersverzekeringen, maar is onbelast voor de loonbelasting, volksverzekeringen en de Zvw. Voor meer informatie verwijs ik naar paragraaf 19.2 van het Handboek voor een uitvoerige toelichting.
Kenmerk
5
Artikel 6a:9 Opname levenslooptegoed Volgens het derde lid mag men het levenslooptegoed geheel of gedeeltelijk afkopen in geval van beëindiging van het dienstverband. De uitkering ter zake van de afkoop van het levenslooptegoed behoort tot het loon voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen en bijdrage Zvw. Op het bedrag van de afkoop is de groene tabel van toepassing. De werknemer of ambtenaar heeft recht op vergoeding van de bijdrage Zvw. Ik verwijs naar de paragrafen 7.3.2 en 14.2.2 van het Handboek.
Hoofdstuk 7 AANSPRAKEN BIJ ONGESCHIKTHEID WEGENS ZIEKTE OF GEBREK versie 20 januari 2009 Artikel 7:3 Artikel 7:4 Artikel 7:5
Recht op bezoldiging (bij arbeidsongeschiktheid) Bezoldiging bij ziekte bij seniorenmaatregel, onbetaald/gedeeltelijk betaald verlof Uitkering wegens arbeidsongeschiktheid in en door de dienst
Deze artikelen bevatten bepalingen over het recht op doorbetaling van al dan niet volledige bezoldiging in het geval de ambtenaar ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als gevolg van ziekte of gebrek. Aan de gewezen ambtenaar die recht heeft op een WGA- of IVA-uitkering wordt, bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst, een aanvullende uitkering verleend. In het geval van volledige arbeidsongeschiktheid van de ambtenaar geldt het volgende. Zowel de doorbetaling van de bezoldiging als de aanvulling op de WAO-, dan wel WIA-uitkering (WGA- en IVAuitkering) behoren als loon uit vroegere dienstbetrekking tot het loon. Op deze doorbetaling en de aanvulling is voor de loonheffing onder voorwaarden de witte tabel van toepassing. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.1 van het Handboek. De inkomensafhankelijke bijdrage Zvw bedraagt in deze situatie 6,9%. Zie de paragrafen 6.2.3 en 6.2.5 van het Handboek. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid geldt het volgende. De bezoldiging die betrekking heeft op de restcapaciteit behoort tot het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. De aanvulling op de WAO of WIAuitkering (WGA- en IVA-uitkering) behoort tot het loon uit vroegere dienstbetrekking. Voor de loonheffing is zowel op de bezoldiging als op de aanvulling de witte tabel van toepassing. Ik verwijs ook hier naar paragraaf 7.3.1 van het Handboek. De inkomensafhankelijke bijdrage Zvw ter zake van de aanvulling bedraagt 6,9%. Ik verwijs naar de paragrafen 6.2.3 en 6.2.5 van het Handboek. Voor zover de werkgever loon uit vroegere dienstbetrekking (door)betaalt, komt hij niet in aanmerking voor een afdrachtvermindering. Ik verwijs naar de paragrafen 22.1.1 tot en met 22.1.3 van het Handboek. Artikel 7:6 Overlijdensuitkering bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst Het eerste lid van dit artikel luidt: “Indien de ambtenaar die (…) overlijdt en zijn overlijden een rechtstreeks gevolg is van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst, dan wordt aan diegene die, in verband met dit overlijden, uit hoofde van het dienstverband van de ambtenaar, een nabestaandenpensioen geniet, een uitkering verleend ten bedrage van 18% van dit nabestaandenpensioen. (…) ” Volgens het tweede lid eindigt de uitkering – kort gezegd – op het moment waarop de overledene 65 jaar zou zijn geworden; dan wel op het moment dat de weduwe of weduwnaar aan wie een nabestaandenpensioen werd toegekend hertrouwt, dan wel een geregistreerd partnerschap aangaat. Hoewel dit artikel bij de lopende Cao-onderhandelingen wordt herzien, vermeld ik toch het volgende. Deze uitkering behoort tot het loon voor de loonheffingen, tenzij de uitkering eenmalig is. In dat geval is de uitkering vrijgesteld voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het maandloon. Overigens verwijs ik naar paragraaf 17.16 van het Handboek. In deze paragraaf staan uitvoerig de
Kenmerk
6
gevolgen beschreven van een aantal te onderscheiden situaties, voor zowel de uitkeringen als de aanspraken daarop. Een overlijdensuitkering behoort niet tot het WVA-loon. Ik verwijs naar de paragrafen 22.1.1 en 22.1.2 van het Handboek. Artikel 7:7
Vergoeding kosten geneeskundige verzorging bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst Bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst worden aan de ambtenaar vergoed de te zijner laste blijvende, naar het oordeel van het college noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging. Deze vergoeding behoort sinds 1 januari 2009 tot het loon tenzij de vergoeding berust op een belaste aanspraak. Betreft het kosten die de werknemer in 2008 heeft gemaakt, dan kon de werkgever nog onbelast een vergoeding geven tot en met 31 maart 2009; daarna behoort ook die vergoeding tot het loon. Ik verwijs naar de paragrafen 17.58 en 17.59 van het Handboek. Artikel 7:24a en artikel 7:25 Tegemoetkoming ziektekosten en de hoogte daarvan Volgens dit artikel heeft de ambtenaar, die zowel de basisverzekering als een aanvullende Classic- of Perfectverzekering bij IZA Zorgverzekeraar NV heeft, recht op een tegemoetkoming in zijn ziektekosten. Deze tegemoetkoming wordt eenmaal per kalenderjaar in de maand december uitbetaald en bedraagt € 168 of € 296 per jaar. Dit laatste bedrag geldt als de bezoldiging van de ambtenaar, inclusief de inkomsten die hij geniet uit een andere dienstbetrekking, lager is dan of gelijk is aan het maximumbedrag van schaal 6. Bij indiensttreding op of na 1 januari van een kalenderjaar heeft de ambtenaar naar evenredigheid recht op een tegemoetkoming in ziektekosten. Deze vergoeding behoort sinds 1 januari 2009 tot het loon tenzij de vergoeding berust op een belaste aanspraak. Ik verwijs naar de paragrafen 17.58 en 17.59 van het Handboek.
Hoofdstuk 9a AMBTENAREN DIE VANAF 1 JANUARI 2006 IN DIENST ZIJN GETREDEN OP EEN BEZWARENDE FUNCTIE versie 20 januari 2009 Artikel 9a:6 Terugbetaling (van vergoedingen van o.m. opleidingen) Dit artikel luidt: “De ambtenaar die evident misbruik maakt van de loopbaanfaciliteiten die het college biedt, is verplicht de kosten, verband houdende met de activiteiten dan wel opleidingen, die door het college zijn vergoed, terug te betalen.” Vergoedingen in verband met een studie of een opleiding die een werknemer volgt behoren, voor zover er werkelijk sprake is van beroeps- of studiekosten, niet tot het loon. Een gehele of gedeeltelijke terugbetaling van een vergoeding die niet tot het loon behoort, komt niet in mindering op het loon. Zie paragraaf 4.9 van het Handboek. Zie ook het besluit van 20 februari 2009, nr. CPP2009/78M, Stcrt. nr. 48.
Hoofdstuk 10 WACHTGELD versie 20 januari 2009 Artikel 10:14 Verhuiskosten Dit artikel luidt: “Aan hem die op wachtgeld is of zal worden gesteld kan, indien hij elders arbeid of bedrijf ter hand gaat nemen, door het college een op de voet van de Verplaatsingskostenregeling te bepalen vergoeding in de kosten van een daartoe noodzakelijke verhuizing worden toegekend.” Deze verhuiskostenvergoeding behoort tot het loon voor de loonheffingen. Ik verwijs naar hetgeen ik
Kenmerk
7
hierna bij de artikelen 18:1:2 tot en met 18:1:5 vermeld.
Hoofdstuk 10a BOVENWETTELIJKE WERKLOOSHEIDSUITKERING versie 20 januari 2009 Artikel 10a:26 Regeling tegemoetkoming verhuiskosten Dit artikel luidt: “Aan de betrokkene die elders arbeid of een bedrijf ter hand gaat nemen en recht heeft of zou krijgen op een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering indien hij geen betrekking zou hebben aanvaard of bedrijf ter hand zou hebben genomen, kan op zijn aanvraag een vergoeding van € 2.270,worden toegekend als tegemoetkoming in de kosten van een daartoe noodzakelijke verhuizing. Indien de betrokkene uit anderen hoofde eveneens een tegemoetkoming in de verhuiskosten krijgt, wordt deze vergoeding op de in het eerste lid genoemde tegemoetkoming in mindering gebracht.” Deze verhuiskostenvergoeding behoort tot het loon voor de loonheffingen. Ik verwijs naar hetgeen ik hierna bij de artikelen 18:1:2 tot en met 18:1:5 vermeld.
Hoofdstuk 15 OVERIGE RECHTEN EN VERPLICHTINGEN versie 20 januari 2009 Artikel 15:1:12 Vergoeding van schade Volgens het eerste lid van dit artikel kan de ambtenaar worden verplicht tot gehele of gedeeltelijke vergoeding van door de gemeente geleden schade, voor zover deze aan zijn schuld of nalatigheid is te wijten. De betaling van de schadevergoeding bij schuld of nalatigheid van de ambtenaar aan de gemeente vloeit voort uit de dienstbetrekking of aanstelling en is daarom aan te merken als negatief loon. De betaling van een schadevergoeding bij opzet of bewuste roekeloosheid van de ambtenaar vloeit voort uit het civiele recht en niet uit de dienstbetrekking of aanstelling. In dat geval is geen sprake van negatief loon; maakt de werkgever in dat geval geen gebruik van zijn verhaalsmogelijkheden dan is in beginsel sprake van loon. Artikel 15:1:18 Dienstwoning Volgens dit artikel is de ambtenaar verplicht, indien hem door het college een dienstwoning is aangewezen, deze te betrekken en zich ter zake van de bewoning en het gebruik te gedragen naar de voorschriften die daaromtrent zijn gesteld. Hij draagt de onderhoudskosten welke volgens de wet en het plaatselijk gebruik gemeenlijk voor rekening van de huurder zijn, tenzij terzake een afwijkende regeling is vastgesteld. De verstrekking of vergoeding van het genot van een dienstwoning behoort tot het loon. De waarde van het genot van een dergelijke woning is de waarde in het economische verkeer. Deze verstrekking of vergoeding is echter vrijgesteld voor zover deze waarde in het economische verkeer meer is dan 18% van het jaarloon van de werknemer bij een 36-urige werkweek. Bij een vaste arbeidsduur van minder dan 36 uur per week moet u het loon herrekenen tot 36 uur. Ik verwijs naar paragraaf 17.57 van het Handboek en naar Mededeling 2 van april 2009. In die Mededeling is de ten dele foutieve tekst van het Handboek aangepast. Artikel 15:1:23 Vergoeden van schade Volgens dit artikel heeft de ambtenaar recht op vergoeding van schade van kleding en uitrusting, welke hij buiten zijn schuld of nalatigheid lijdt ten gevolge van de vervulling van zijn betrekking. Ook heeft hij in bepaalde situaties recht op vergoeding van schade aan zijn motorrijtuig, welke hij lijdt ten gevolge van de
Kenmerk
8
vervulling van zijn betrekking.
Een vergoeding voor schade aan of verlies van persoonlijke zaken behoort niet tot het loon indien de schade of het verlies is ontstaan door een bijzondere gebeurtenis die samenhangt met de dienstbetrekking. Voor het motorrijtuig kan een dergelijke vergoeding tot het loon behoren. Dat is het geval indien het maximum van de onbelaste vergoeding van € 0,19 per kilometer wordt overschreden. Ik verwijs naar paragraaf 17.42 van het Handboek.
Hoofdstuk 18 VERPLAATSINGSKOSTEN versie 20 januari 2009 Artikel 18:1:2 t/m artikel 18:1:5 Tegemoetkoming verhuiskosten Deze artikelen regelen in welke gevallen een tegemoetkoming in verhuiskosten wordt verleend. Artikel 18:1:2 vermeldt in het tweede lid een situatie waarin betrokkene verplicht is tot terugbetaling van de tegemoetkoming. Volgens artikel 18:1:5 kan de tegemoetkoming in verhuiskosten slechts bestaan uit: een bedrag voor de kosten van transport van de bagage en van de inboedel; een bedrag voor dubbele woonkosten, gelijk aan de noodzakelijk te maken kosten, met dien verstande dat de tegemoetkoming ten hoogste een ingevolge artikel 18:1:7a, nader vast te stellen bedrag per maand bedraagt en over een termijn van maximaal vier maanden wordt verleend; en een bedrag voor alle andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten. Deze verhuiskostenvergoedingsregeling kan leiden tot belastbaarheid van de vergoeding. Voor de loonheffingen is een verhuiskostenvergoeding onbelast indien de verhuizing in het kader van de dienstbetrekking plaatsvindt en de vergoeding betrekking heeft op het overbrengen van de inboedel vermeerderd met een bedrag van maximaal € 7.750. In ieder geval is als een verhuizing in het kader van de dienstbetrekking aan te merken het geval dat de werknemer binnen twee jaar na aanvaarding van de dienstbetrekking of binnen twee jaar na overplaatsing binnen de bestaande dienstbetrekking verhuist. Verhuizing moet dan plaatsvinden naar een woning die op een afstand van minder dan tien kilometer ligt van de nieuwe arbeidsplaats van de werknemer terwijl hij op een afstand van meer dan 25 kilometer van deze plaats woonde. Ik verwijs naar paragraaf 17.49 van het Handboek. Een gehele of gedeeltelijke terugbetaling van een vergoeding die niet tot het loon behoort, komt niet in mindering op het loon. Zie paragraaf 4.9 van het Handboek.
Hoofdstuk 19 RECHTSPOSITIEREGELING VRIJWILLIGERS BIJ DE GEMEENTELIJKE BRANDWEER versie 1 oktober 2009 Dit hoofdstuk is gewijzigd. De wijzigingen treden in werking met ingang van 1 oktober 2009, zo snel mogelijk daarna doch uiterlijk per 1 januari 2010. Artikel 19:25 Ongevallenverzekering Ingevolge dit artikel sluit het college een ongevallenverzekering af voor de vrijwilliger; de verzekering keert uit bij overlijden, tijdelijke en blijvende arbeidsongeschiktheid als gevolg van een dienstongeval. De verstrekking van een ongevallenverzekering behoort niet tot het loon. De uitkering uit een dergelijke verzekering behoort wel tot het loon voor de loonbelasting/volksverzekeringen en Zvw. Ik verwijs naar paragraaf 17.37 van het Handboek. Artikel 19:26 Vergoeding geneeskundige kosten Ingevolge dit artikel worden de noodzakelijk gemaakte medische kosten van de vrijwilliger die voor zijn rekening blijven, vergoed tot het bedrag waarvoor het college zich heeft verzekerd. Het college kan in bijzondere gevallen een hogere vergoeding geven.
Kenmerk
9
Deze vergoeding behoort sinds 1 januari 2009 tot het loon tenzij de vergoeding berust op een belaste
aanspraak. Betreft het kosten die de werknemer in 2008 heeft gemaakt, dan kon de werkgever nog onbelast een vergoeding geven tot en met 31 maart 2009; daarna behoort ook die vergoeding tot het loon. Ik verwijs naar de paragrafen 17.58 en 17.59 van het Handboek. Artikel 19:28 Schade aan kleding en uitrusting Volgens dit artikel vergoedt het college de vrijwilliger de schade aan zijn kleding, uitrusting en een hem toebehorend voertuig die hij buiten zijn schuld of nalatigheid lijdt ten gevolge van de door hem verrichtte werkzaamheden, voor zover de schade niet bestaat uit normale slijtage van die goederen. Een vergoeding voor schade aan of verlies van persoonlijke zaken behoort niet tot het loon indien de schade of het verlies is ontstaan door een bijzondere gebeurtenis die samenhangt met de dienstbetrekking. Voor het motorrijtuig kan een dergelijke vergoeding tot het loon behoren. Dat is het geval indien het maximum van de onbelaste vergoeding van € 0,19 per kilometer wordt overschreden. Ik verwijs naar paragraaf 17.42 van het Handboek.