A COMPANY OF
Notitie HASKONING NEDERLAND B.V.
Aan Van Datum Kopie
: : : :
Onze referentie
:
Betreft
:
De heer R. Benhadi (Hekkelman) Mevrouw B. Verlaat 12 november 2010 De heer M. Wildeboer (Royal Haskoning) en de heer P. de Wit (GEM Waalsprong) 9M5896.D0/N004/901263/HVT/Nijm
INDUSTRIAL ENGINEERING
Beoordeling hoofdstuk 7 “Toetsing externe veiligheid met betrekking tot Toorank”, BMD Advies Centraal Nederland, d.d. 19 oktober 2010
Inleiding In de nabijheid van Toorank wordt het bestemmingsplan ‘Groot Oosterhout’ gerealiseerd. Toorank heeft beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (kenmerk PP/CO 2083534, d.d. 27 januari 2010) en aangegeven in de toekomst mogelijk beperkt te worden in haar uitbreidingsmogelijkheden door de voorgenomen woningbouw. Één van de aspecten die hierbij door haar wordt aangedragen is het milieuaspect externe veiligheid. In een door Royal Haskoning opgestelde Kwantitatieve Risico Analyse (9M5896.J1/R003/901660/SVLI/Nijm d.d. 2 april 2010) (verder aangeduid met QRA) is het volgende geconcludeerd: • de plaatsgebonden risicocontour 10-6 loopt enkele meters buiten de inrichtingsgrens van Toorank. Er bevinden zich in de huidige situatie én in de toekomstige situatie ten gevolge van het bestemmingsplan Groot Oosterhout binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar géén (beperkt) kwetsbare objecten en daarmee wordt voldaan aan de eisen uit het BEVI; • de plaatsgebonden risicocontour 10-6 ligt over de bebouwingsvrije zone zoals opgenomen in het bestemmingsplan ‘Groot Oosterhout’. Deze risicocontour ligt niet over de zone waar woonbebouwing wel mogelijk is; • het aantal slachtoffers voor het groepsrisico wordt berekend op minder dan tien personen. Conform het BEVI [5] is het groepsrisico relevant vanaf tien slachtoffers. Derhalve is het groepsrisico niet van belang bij de besluitvorming. Opgemerkt wordt dat de nu berekende externe veiligheidsrisico’s zijn overschat als gevolg van: • het feit dat ethanol als puur ethanol is beschouwd. Ethanol, 40% en 55%, heeft een aanzienlijk lagere verbrandingswaarde en dampspanning en zal bij het vrijkomen tevens tot aanzienlijk kleinere effectafstanden leiden; • het feit dat de opslagtanks als uitpandige opslagtanks zijn beschouwd. Door de aanwezigheid van ramen in deze ruimte (zie foto’s in bijlage 5) is de WBDBO van de ruimte niet gegarandeerd maar de aanwezigheid van een muur met ramen zal bij het vrijkomen en mogelijk ontsteken van de ethanol de omvang van de effecten aanzienlijk reduceren. Op basis van het feit dat de externe veiligheidsrisico’s, ten gevolge van de activiteiten van Toorank, voldoen aan de grens- en richtwaarden uit het BEVI en het feit dat er in ieder geval geen onderschatting van de risico’s heeft plaatsgevonden, kan gesteld worden dat Toorank in ieder geval binnen het bestemmingsplan ‘Groot Oosterhout’ past. Vooralsnog worden vanuit externe veiligheid tevens geen belemmeringen voorzien voor mogelijke uitbreidingen.
12 november 2010
9M5896.D0/N004/901263/HVT/Nijm
1/5
In opdracht van Toorank heeft vervolgens BMD Advies Centraal Nederland de QRA beoordeeld (hoofdstuk 7 ‘Beoordeling QRA-rapportage van Haskoning inclusief PSU-file’ van Toetsing externe veiligheid met betrekking tot Toorank 19 oktober 2010, BMD Advies Centraal Nederland te Elst). GEM Waalsprong heeft Royal Haskoning verzocht om deze beoordeling van BMD Advies Centraal Nederland te beoordelen. Navolgend worden de bevindingen van Royal Haskoning puntsgewijs weergegeven. Bevindingen Navolgend is een reactie gegeven op de kanttekeningen van BMD Advies Centraal Nederland te Elst. Hierbij is de nummering gehanteerd, zoals deze ook in de beoordeling van BMD Advies Centraal Nederland te Elst is gehanteerd. 1. Voor de PGS-15 opslagvoorzieningen is een afzonderlijke selectiemethode van toepassing. Bij PGS-15 opslagplaatsen is het voornaamste risico het ontstaan van toxische verbrandingsproducten tijdens een brand in de betreffende opslag. Omdat de bijdrage van deze opslagen significant kunnen zijn voor de externe risico’s, dienen deze opslagplaatsen altijd te worden meegenomen in de QRA. Om te bepalen of een PGS-15 opslagvoorziening geselecteerd moet worden voor een QRA, wordt getoetst aan de eisen zoals vermeld in de Handleiding Risicoberekeningen Bevi: a) in de opslag dient 10 ton of meer aan gevaarlijke stoffen opgeslagen te zijn; b) er dient een brand mogelijk te zijn (in het brandcompartiment dienen stoffen aanwezig te zijn die brandbaar zijn); c) er moet een toxische stof vrij kunnen komen bij brand. Dat kan op de volgende twee manieren: 1. een opgeslagen toxisch product (ADR klasse 6.1 VG I of VG II) wordt deels onverbrand met de rookgassen meegevoerd; 2. een opgeslagen product vormt bij brand toxische verbrandingsproducten (N, S, Cl, F of Br houdende producten); d) de rookgassen moeten zich in de omgeving verspreiden. Vooral in het beginstadium van een brand vormen de toxische verbrandingsproducten een gevaar voor de omgeving, omdat er dan (door afkoeling aan de wanden en het dak van de opslagvoorziening) relatief koude verbrandingsgassen vrijkomen die laag bij de grond blijven hangen. Bij een meer ontwikkelde brand worden de verbrandingsgassen niet of nauwelijks meer afgekoeld en verspreiden deze hete gassen zich in verticale richting. Deze zogenaamde pluimstijging zorgt voor een aanzienlijke verdunning van de toxische concentraties op leefniveau. Bij buitenopslagen met een overkapping die verder grotendeels ‘open’ zijn, waarin de opgeslagen stoffen voornamelijk tegen de regen zijn beschermd, vindt nauwelijks afkoeling van verbrandingsgassen plaats en worden om deze reden in de rekenmethode niet meegenomen. Hetzelfde geldt voor buitenopslagen zonder overkapping. Op het moment dat de PGS-15 opslag voldoet aan de bovenstaande eisen dient de PGS-15 opslag in beschouwing genomen te worden. Er van uitgaand dat de opslag als PGS-15 opslag beschouwd moet worden, dan kan gesteld worden dat naar alle waarschijnlijkheid voldaan wordt aan punt a (>10 ton). Gezien het korte tijdsbestek waarop de stukken ingeleverd dienen te worden, is het niet mogelijk om dit te controleren. Punt b is duidelijk een ja. Alcohol is brandbaar. Bij punt c komt echter een nee. Alcohol (ethanol C2H6O) bevat geen componenten, die toxische verbrandingsproducten kunnen vormen.
12 november 2010
9M5896.D0/N004/901263/HVT/Nijm
2/5
2
3
4/5
6
7
8
9
Op basis hiervan is de opslag niet meegenomen. Op het moment dat er geen toxische verbrandingsproducten verwacht worden, is het ook niet mogelijk om effecten vast te stellen, zoals bedoeld onder punt 1 in hoofdstuk 7 ‘Beoordeling QRA-rapportage van Haskoning inclusief PSU-file’. Met andere woorden op dit punt behoeft de QRA niet aangepast te worden; over het algemeen genomen heeft het leidingwerk een geringe invloed op de externe veiligheid. Op basis van expert judgment is destijds besloten om het leidingwerk niet mee te nemen. Bij deze beslissing heeft meegespeeld dat het grootste deel leidingwerk inpandig is gelegen, waardoor de effecten bij een calamiteit beperkt blijven tot de inrichting. Met andere woorden op dit punt wordt de QRA niet aangepast; ook hier geldt dat op basis van expert judgment de pompen niet zijn meegenomen. Het is niet ongebruikelijk dat pompen en leidingwerk niet meegenomen worden. De reden hiervoor is dat over het algemeen de opslagtanks en de verladingsactiviteiten (in dit geval tankauto) bepalend zijn. Daarnaast zijn de pompen en het leidingwerk grotendeels inpandig. Het bedrijf is kleinschalig. Dus indien er een leiding breekt of lekt, dan zal dit relatief snel gesignaleerd worden. Met andere woorden op dit punt wordt de QRA niet aangepast; de destillatiekolom en procesvaten zijn in de QRA niet in beschouwing genomen, omdat verondersteld is dat de inhoud van de destillatiekolom en de procesvaten in verhouding tot de opslagtanks gering is. De effecten zijn afhankelijk van de hoeveelheid product dat vrij kan komen. De grootste effecten worden derhalve verwacht bij een calamiteit met de opslagtanks. Daarnaast vinden de processen inpandig plaats en zoals reeds eerder opgemerkt zullen de effecten bij een calamiteit naar verwachting beperkt blijven tot de inrichting. In de tekst van de QRA had voornoemde beter verwoord kunnen worden. Het resultaat van de QRA verandert hier echter niet door; het genoemde standaard debiet is een aangenomen debiet dat Royal Haskoning vaker tegenkomt bij het verladen van tankauto’s. Dit debiet is gehanteerd, omdat er geen verladingdebiet beschikbaar was ten tijde van het opstellen van de QRA. Hiermee is verklaard waarop het debiet gebaseerd is. BMD Advies Centraal Nederland geeft niet aan dat het gehanteerde debiet onjuist is. Derhalve wordt verondersteld dat het gehanteerde standaarddebiet correct is en de QRA op dit punt dus ook niet gewijzigd behoeft te worden; uit tabel B2.1 uit bijlage 2 blijkt dat inderdaad uit is gegaan van een aanwezigheidsduur gelijk aan de verladingduur (één uur) plus tien minuten. Het is correct opgemerkt dat dit in tabel 3.1 niet duidelijk is weergegeven. Tekstueel dient dit beter toegelicht te worden. Door BMD Advies Centraal Nederland wordt aangegeven dat dertig minuten reëler is. Hierbij wordt echter niet aangegeven waarom. Gezien de kleinschaligheid van het bedrijf is de verwachting van Royal Haskoning dat een totale aanwezigheidsduur van zeventig minuten reëel is. Er zullen naar verwachting geen wachttijden zijn en dergelijke. De QRA wordt op dit punt dus niet inhoudelijk aangepast; aangezien het een vloeibaar product betreft, is de verwachting dat een verschil van twee à drie graden geen significant verschil geeft in de effecten. Er kan een discussie gevoerd worden over dit punt over wat een reële temperatuur is van het product (bijvoorbeeld wordt er ’s morgens beladen dan is de temperatuur nog niet zo hoog). Hetgeen gedaan is in de QRA om uit te gaan van 9,8 ºC is niet ongebruikelijk. Aangezien er geen significante verschillen verwacht worden, blijft de QRA ongewijzigd; het is tekstueel niet correct weergegeven. Het moet 1% van het standaarddebiet zijn. Wiskundig is het uit te leggen dat het 1% is. Ook dit is niet ongebruikelijk en is al vele malen door onder andere Royal Haskoning in door Bevoegd gezag goedgekeurde QRA’s toegepast.
12 november 2010
9M5896.D0/N004/901263/HVT/Nijm
3/5
10
11
12
13
14
15
16
17
Voor wat betreft de wijze van invoeren in SAFETI-NL is het een zeer bewuste keuze van Royal Haskoning om het op deze wijze te doen. Indien het via de voorgeschreven methode gedaan zou worden, dan moet men via trial and error er voor zorgen dat men het juiste debiet krijgt. Door het op de wijze, zoals Royal Haskoning die gebruikt, te modelleren is het voor alle partijen duidelijk waarvan uitgegaan wordt. Royal Haskoning heeft al diverse door bevoegd gezag goedgekeurde QRA’s op deze wijze gemodelleerd. Kortom de QRA behoeft inhoudelijk niet gewijzigd te worden op deze punten; voor de QRA is het percentage alcohol niet relevant, omdat door de beperking van SAFETI-NL om mengsels aan te maken uitgegaan wordt van 100% alcohol. Dit is een worstcase benadering en een overschatting van de effecten. Een fireball risk is relevant bij tot vloeistof verdichte gassen. Daar is hier geen sprake van. Op deze punten behoeft de QRA dus niet aangepast te worden; vermoedelijk wordt tabel 3.3 bedoeld. Onduidelijk is waarom de temperatuur onjuist is daar het opslag betreft waarvan aangenomen mag worden dat deze er 24 uur per dag is. Ook hier wordt de QRA niet gewijzigd; de PSU is leidend (daar zijn de resultaten ook op gebaseerd). Met andere woorden in bijlage 2 is het niet juist weergegeven in de tabel. Zoals het in het hoofdrapport en het PSU-bestand staat is het correct. Tekstueel moet dit gewijzigd worden in de QRA, maar inhoudelijk niet. De keuze van 1 m is willekeurig. De hoogte is ingevoerd om aan te geven dat het geen gewone tankput betreft, maar inpandige opslag. In SAFETI-NL maakt het niet uit of er 1 of 2 meter ingevoerd wordt. De QRA behoeft niet aangepast te worden; onduidelijk is wat met deze opmerking wordt bedoeld. De populatie is ruim meegenomen buiten de 1% letaliteitgrens. De reden is dat op voorhand niet te zeggen is tot waar deze grens loopt en het gebied altijd ruimer wordt geschat. De QRA behoeft niet aangepast te worden; de gehanteerde waarde van 0,466 (afgerond 0,5) is niet vreemd. Op het moment dat uitgegaan zou worden van een ruwheidlengte van 1 m, dan worden over het algemeen genomen de effectafstanden kleiner, omdat de verspreiding van damp geringer wordt. Met andere woorden door uit te gaan van een lagere ruwheidslengte is er mogelijk een geringe overschatting van de situatie. De in de beoordeling genoemde 1,0 m is, gezien het open karakter van het terrein aan de oostkant van Toorank, niet correct. Met andere woorden de gehanteerde 0,5 m (afgerond) wordt representatief geacht voor de gehele omgeving; dit klopt. De materials zijn aangemaakt en vervolgens is geconcludeerd dat dit in SAFETI-NL niet correct functioneerde. In principe kunnen de materials dus gewoon ut het PSU bestand verwijderd worden. Het doorrekenen met 100% ethanol is een conservatieve aanname; gezien de relatief geringe effectafstanden is het niet zinvol om extra ontstekingskansen in SAFETI-NL in te voeren. Daarom is dit dan ook niet gebeurd. Tabel 4.2 is een standaard tabel die vaak in rapporten wordt opgenomen. Inhoudelijk verandert er niet aan de QRA als deze tabel voor de duidelijkheid uit het rapport verwijderd wordt. De spoorweg is niet ingevoerd, omdat de spoorweg op een grotere afstand ligt dan dat de effecten reiken; zoals in bovenstaande punten reeds is aangegeven is de verwachting dat de gemaakte kanttekeningen niet van invloed zijn op de berekende resultaten. Daarnaast wordt nogmaals opgemerkt dat de nu berekende externe veiligheidsrisico’s zijn overschat als gevolg van: • het feit dat ethanol als puur ethanol is beschouwd. Ethanol, 40% en 55%, heeft een aanzienlijk lagere verbrandingswaarde en dampspanning en zal bij het vrijkomen tevens tot aanzienlijk kleinere effectafstanden leiden;
12 november 2010
9M5896.D0/N004/901263/HVT/Nijm
4/5
•
18
het feit dat de opslagtanks als uitpandige opslagtanks zijn beschouwd. Door de aanwezigheid van ramen in deze ruimte is de WBDBO van de ruimte niet gegarandeerd maar de aanwezigheid van een muur met ramen zal bij het vrijkomen en mogelijk ontsteken van de ethanol de omvang van de effecten aanzienlijk reduceren. dit getal wordt niet gebruikt in de berekeningen en is derhalve dan ook niet relevant.
Conclusie De QRA van Royal Haskoning behoeft niet herzien te worden. Sommige punten hadden iets duidelijke verwoord kunnen worden, maar de gehanteerde uitgangspunten zijn goed. Het voorgaande betekent dat de door Haskoning opgestelde QRA geen inhoudelijke bijstelling behoeft. De conclusies uit het rapport d.d. 2 april 2010 blijven overeind.
12 november 2010
9M5896.D0/N004/901263/HVT/Nijm
5/5