Bestemmingsplan
"Midden Reeland"
(het gebied tussen de Noordendijk, de Molenvliet, de Twintighoevenweg, de Dubbeldamseweg-Zuid, de spoorlijn Dordrecht-Breda, de Toulonselaan en de Oranjelaan)
Gemeente DORDRECHT
Stadsontwikkeling
Toelichting deel uitmakend van het bestemmingsplan
"Midden Reeland"
GEMEENTE DORDRECHT Stadsontwikkeling
Behoort bij het raadsbesluit d.d. 3 januari 2006 tot vaststelling van het bestemmingsplan.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
1
januari 2006
INHOUDSOPGAVE VAN DE TOELICHTING
Hoofdstuk 1.
I N L E I D I N G.........................................................................................4
Hoofdstuk 2.
P L A N G E B I E D ....................................................................................5 2.1. Ligging en begrenzing ......................................................................5 2.2. Historische ontwikkeling en karakteristieken........................................6 2.2.1. De Vogelbuurt......................................................................6 2.2.2. De Indische buurt-noord ........................................................8 2.2.3. De Transvaalbuurt ..............................................................10 2.2.4. De Indische buurt-zuid.........................................................10 2.2.5. Land van Valk ....................................................................11 2.3. Beschrijving van het gebied ............................................................12 2.3.1. Functionele karakteristiek ....................................................12 2.3.2. Verkeersstructuur ...............................................................16 2.3.3. Cultuurhistorische en archeologische aspecten........................16
Hoofdstuk 3.
J U R I D I S C H P L A N O L O G I S C H K A D E R..................................23
Hoofdstuk 4.
B E L E I D S L I J N E N ...........................................................................24 4.1. Rijks-, Provinciaal en Regionaal beleid...............................................24 4.1.1. Algemeen ..........................................................................24 4.1.2. Streekplan Zuid-Holland Zuid (2000)......................................24 4.1.3. Beheersplan van het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden en van Waterschap De Groote Waard. ....................................24 4.1.4. Beheersplan Waterkeringen van het Waterschap. ....................24 4.2. Gemeentelijk beleid........................................................................25 4.2.1. Dordtse Structuurvisie.........................................................25 4.2.2. Stadsplan ..........................................................................25 4.2.3. Dordt Spreekt ....................................................................25 4.2.4. Wijkschets.........................................................................26 4.2.5. Wonen ..............................................................................26 4.2.6. Verkeer en Vervoer .............................................................26 4.2.7. Dijkbebouwing ...................................................................27 4.2.8. Groenvoorzieningen ............................................................27 4.2.9. Economie ..........................................................................28 4.2.10. Prostitutiebeleid..................................................................29
Hoofdstuk 5.
B E S C H R I J V I N G V A N H E T P L A N .........................................30 5.1. Keuze planmethodiek .....................................................................30 5.2. Bestemmingen ..............................................................................30
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
2
januari 2006
Hoofdstuk 6.
M I L I E U - A S P E C T E N .....................................................................41 6.1. Ecologie/natuur in de stad ..............................................................41 6.2. Wet geluidhinder ...........................................................................41 6.2.1. Algemeen ..........................................................................41 6.2.2. Wegverkeerslawaai .............................................................42 6.2.3. Spoorweglawaai .................................................................42 6.2.4. Industrielawaai ...................................................................43 6.3. Risico en externe veiligheid .............................................................43 6.4. Bodemkwaliteit .............................................................................45 6.5. Luchtkwaliteit ...............................................................................46 6.6. Watertoets ...................................................................................47 6.6.1. Beleidslijn Ruimte voor de Rivier ...........................................47 6.6.2. Waterkering .......................................................................48 6.6.3. Stedelijk Waterplan .............................................................48 6.6.4. Veiligheid tegen inundatie en wateroverlast ............................50 6.6.5. Rioleringstelsel/afvalwater....................................................50 6.6.6. Bestemmingsplan ...............................................................51 6.7. Flora- en Faunawet ........................................................................51
Hoofdstuk 7.
U I T V O E R B A A R H E I D ...................................................................52 7.1. Maatschappelijk ............................................................................52 7.2. Financieel.....................................................................................52
Hoofdstuk 8.
R E S U L T A T E N O V E R L E G............................................................53
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
3
januari 2006
Hoofdstuk 1.
INLEIDING
De afgelopen jaren zijn nieuwe bestemmingsplannen gemaakt voor de gebieden Land van Valk (1995), Vogelbuurt en Indische buurt-noord (1999) en Transvaalbuurt en Indische buurt-zuid (2002). Door deze bestemmingsplannen, opgezet als globaal eindplan, werden een aantal oude en zwaar verouderde bestemmingsplannen herzien. In zowel het bestemmingsplan “Land van Valk” als in het plan “Transvaalbuurt en Indische buurtzuid” is aangegeven dat een onderzoek gaande was naar de verbinding tussen de oostelijke stadsdelen (Dubbeldam en Stadspolders) en de binnenstad. Reeds toen is opgemerkt dat als uit dat onderzoek zou blijken dat meer infrastructuur nodig is, voorafgaand aan de totstandbrenging daarvan een ruimtelijke ordeningsprocedure moet worden doorlopen. Inmiddels zijn de plannen duidelijk. Het betreft aanpassing van de Crayensteynstraat, de overweg Krommedijk en de Transvaalstraat. Dat is de belangrijkste reden voor herziening van de nu geldende bestemmingsplannen. Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt de bestemmingsplannen voor heel het midden van Reeland te herzien. Redenen hiervoor zijn onder meer de behoefte aan een gedetailleerder kaartbeeld in het kader van de beoogde digitalisering van bestemmingsplannen en vanwege de discussie over de rooilijnen. In het bestemmingsplan “Transvaalbuurt en Indische buurt-zuid” is reeds een regeling opgenomen voor rooilijnen, in de bestemmingsplannen “Land van Valk” en “Vogelbuurt en Indische buurt-noord” nog niet. Door het nieuwe plan kan zowel een gedetailleerder kaartbeeld worden geïntroduceerd als de nieuwe regeling voor rooilijnen worden opgenomen. Bij het bepalen van de begrenzing van het gebied is gezocht naar in het gebied herkenbare begrenzingen en wordt aangesloten op geldende en in ontwikkeling zijnde bestemmingsplannen in de omgeving. In hoofdstuk 2 is op de ligging en begrenzing van het plangebied ingegaan. Tevens is een beschrijving van het gebied gegeven. In hoofdstuk 3 is aangegeven welke bestemmingsplannen worden herzien, terwijl in hoofdstuk 4 de uitgangspunten voor het bestemmingsplan zijn verwoord. In het hoofdstuk "Beschrijving van het plan" (hfst. 5) is inhoudelijk ingegaan op dit bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt de regeling zoals vastgelegd in de voorschriften van het bestemmingsplan beschreven en waar nodig toegelicht. In het daaropvolgende hoofdstuk 6 worden de milieu-aspecten aan de orde gesteld. In de hoofdstukken 7 en 8 zijn de resultaten van de inspraakronde en het artikel 10 BRO-overleg vermeld.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
4
januari 2006
Hoofdstuk 2.
2.1.
PLANGEBIED
Ligging en begrenzing
Het voorliggende bestemmingsplan “Midden Reeland” regelt de bestemmingen en het gebruik van gronden in het gebied dat globaal begrensd wordt door: • de Noordendijk in het noorden; • de Molenvliet en de Twintighoevenweg in het oosten; • de Dubbeldamseweg-Zuid in het zuiden; • de spoorlijn Dordrecht-Breda, de Toulonselaan en de Oranjelaan in het westen.
Figuur 1: ligging plangebied.
Figuur 2: begrenzing plangebied.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
5
januari 2006
2.2.
Historische ontwikkeling en karakteristieken
Binnen het plangebied kunnen worden onderscheiden: de Vogelbuurt, de Indische buurt-noord en – zuid, de Transvaalbuurt en Land van Valk.
Figuur 3:
Verdeling plangebied.
De dijken en de radialen waarlangs de stad is ontstaan, zijn nog goed herkenbaar in de structuur van de stad en het eiland Dordrecht. Deze lijnen vormen ook nu nog belangrijke verbinding tussen de stadswijken en de binnenstad. Enkele van die lijnen ontwikkelden zich tot stedelijke assen. Dit betreft onder meer de binnen onderhavig plangebied gelegen Reeweg-Oost/Provincialeweg, waardoor sprake is van een koppeling tussen de binnenstad, het knooppunt N3/Provincialeweg en de Kop van ’t Land. Onderstaand worden voor de verschillende gebieden de ruimtelijke, stedenbouwkundige en cultuurhistorische karakteristieken beschreven.
2.2.1. De Vogelbuurt Het gebied wordt begrensd door de Noordendijk, de Molenvliet, de spoorlijn, Halmaheiraplein, de Bankastraat en de Oranjelaan.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
6
januari 2006
Na de Eerste Wereldoorlog waren aan de Bankastraat houten noodwoningen gebouwd. Er heerste woningnood omdat de normale woningbouw stagneerde en steeds meer woningen in de binnenstad onbewoonbaar werden verklaard. In 1926 werd een deel van de noodwoningen gesloopt, de rest werd opgeknapt. Halverwege de jaren dertig maakten de resterende woningen plaats voor de huidige bebouwing aan de Banka- en Billitonstraat. Eind 1945 besloot het Dordtse bestuur tot de bouw van de Vogelbuurt. Het terrein lag echter te laag en zand ter ophoging en stabilisering was nauwelijks te krijgen. Het uiteindelijke gebruikte zand in 1947 was van zo'n slechte kwaliteit, dat het nauwelijks geschikt was om op te bouwen. De slechte ondergrond, een slappe veenlaag, droeg hiertoe bij. Het duurde tot 1951 voordat de grootschalige woningbouw in dit gebied alsnog startte. De woningen werden gebouwd van zogenaamd korrelbeton. Het tweede project in Dordrecht van dit materiaal, dat een innovatie op bouwgebied betekende. Er kon sneller en goedkoper worden gebouwd. In twee jaar tijd werden ruim 600 woningen gebouwd. Het gebied tussen een deel van de Indische buurt-noord en de Molenvliet kwam wat later tot stand. Hier werden onder andere woningen gebouwd ten behoeve van gerepatrieerden uit Indië. In 1959 was de wijk klaar in zijn huidige omvang; ruim 850 woningen en een winkelcentrum aan het Vogelplein. Doordat de slechte ondergrond inklonk is het in de loop der jaren verschillende malen nodig geweest de grond op te hogen. Een en ander is zichtbaar op die plaatsen waar de schuurtjes in de tuinen nauwelijks boven de straat uitsteken. Evenals in Wielwijk en Crabbehof zijn de stedenbouwkundige en sociale opvattingen zoals deze rond de Tweede Wereldoorlog ontstonden herkenbaar in dit deel van de Vogelbuurt . Deze opvattingen waren sterk beïnvloed door de architect Le Corbusier en zijn “La Charte d’Athènes” uit 1941. Hierin stelde hij onder andere dat de stedelijke functies wonen, werken en recreëren autonoom zijn en hij suggereerde hoogbouw als architectonische invulling van de functionele stad. Veelal wordt dit handvest gezien als een vertaling van de opvattingen van het Congrès Internationale des Architectes Modernes. In Nederland werden deze internationale opvattingen vertaald, onder anderen door de leden van de 8 en de Opbouw, als het belang van een juiste keuze van ligging en omvang van de afzonderlijke delen voor arbeid, wonen, recreatie en verkeer. De toepassing van hoogbouw werd vooral aangeprezen omdat dit grotere afstanden tussen de gebouwen mogelijk maakte, zo ontstonden terreinen voor sport en ontspanning. Doel was dus in eerste instantie niet verdichting, maar meer een andere schikking van functies binnen de beschikbare ruimte. Pas later werd hoogbouw ook gezien als een oplossing om snel te voorzien in het naoorlogse woningtekort. De bouw van zowel de Vogelbuurt, als Wielwijk en Crabbehof voorzagen hierin. In 1916 vestigde zich de Particuliere Ziekenverpleging aan de Ceramstraat. In 1970 fuseerde deze met het Gemeenteziekenhuis. Over de Bankastraat kwam een verbindende luchtbrug tussen de ziekenhuizen. In de tachtiger jaren is het gebouw van de ziekenverpleging gesloopt en tegelijkertijd met het ziekenhuisterrein ontwikkeld. Er staat nu een gebouw ten behoeve van ouderenhuisvesting. Aan de Bankastraat, op de kop van het Vogelplein bevindt zich het vroegere badhuis. Dit is in 1928 gebouwd en nu in gebruik als buurthuis. Aan de oostelijke rand van het gebied loopt de Molenvliet. Vroeger verzamelde zich hier het overtollige water uit de polder. Tot 1868 zorgde een molen ervoor dat het water aan de andere kant van de Noordendijk terecht kwam. Daarna gebeurde dit door een gemaal met een sluis en later met een persbuis door de dijk. De functie van de Molenvliet is nu overgenomen door de boezem aan de noordzijde van de Noordendijk. Karakteristiek Vogelbuurt De bebouwing aan de Banka- en Billitonstraat is nog uitgevoerd in de stijl van de Indische buurt. De rest van het gebied is planmatig bebouwd in een eenvoudig rechthoekig stratenpatroon. De bebouwing bestaat uit blokken eengezinswoningen in twee lagen onder een zadeldak, waarvan de noklijn evenwijdig met de straat loopt. Naast eengezinswoningen staan er flatgebouwen in drie en
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
7
januari 2006
vier lagen, meestal onder een plat dak, een enkele keer onder een zadeldak. De flatgebouwen hebben een portiekontsluiting. Het oostelijk gebied, dat iets later tot stand is gekomen, is iets ruimer van opzet. Op de koppen van de bouwblokken aan de Aalscholverstraat bevinden zich winkels. Bij een renovatie in de tachtiger jaren zijn alle betonnen flats en eengezinswoningen voorzien van een isolerende stuclaag aan de buitenzijde, hierbij heeft de bebouwing wisselende pasteltinten gekregen. De straten hebben een eenvoudige inrichting. In de wijk is spaarzaam groen aanwezig. De Vogelbuurt is van belang als representatieve woonwijk uit de wederopbouwperiode.
2.2.2. De Indische buurt-noord Het gebied wordt begrensd door de Reeweg Oost, de spoorlijn, de Soembastraat, de Reigerstraat, de Ceramstraat, de Bankastraat en de Oranjelaan. Voor de jaren twintig bestond het gebied nog voornamelijk uit boerenland, tuinderijen en boomgaarden. De woonbebouwing is tot stand gekomen tussen de jaren 1910 en 1940. De Borneo-, Celebes-, Riouw-, Sumatra-, Java- en Bankastraat bestonden reeds in 1910. De bebouwing kwam in de daaropvolgende jaren geleidelijk tot stand. In 1935 waren ook de Flores- en Boeroestraat bebouwd, de Soembastraat vijf jaar later. Voor de oorlog werden vooral werklozen ingezet bij de bouw. In de oorlog kwam de woningbouw stil te liggen; er was een tekort aan bouwmaterialen en mankracht. Na de oorlog werd de bouw weer snel hervat. De rooms-katholieke begraafplaats ligt al sinds 1880 op de huidige locatie aan de Reeweg Oost. In die tijd lag dit gebied nog buiten de bebouwde kom. De oprukkende stadsuitbreidingen maakten slechts beperkte uitbreidingen van de begraafplaats mogelijk. De omvang is hierdoor nauwelijks gewijzigd. In de jaren tachtig kreeg de begraafplaats een nieuwe entree. In 1913 vond de bouw van de Technische School aan de Oranjelaan plaats. Na enig wikken en wegen moest dit gebouw begin jaren tachtig plaats maken voor het huidige gebouw. Naast de technische school vestigde zich in 1922 de landbouwschool. Het stijgend aantal leerlingen maakte in de jaren vijftig een uitbreiding noodzakelijk aan de achterzijde. Het gebouw is er nog steeds, maar niet meer in gebruik als landbouwschool. De Javastraat sloot oorspronkelijk aan op de Oranjelaan, tussen de technische en de landbouwschool, maar buigt inmiddels af naar de Borneostraat. Het Gemeenteziekenhuis vestigde zich in 1920 aan de Bankastraat. In de jaren vijftig en zestig vonden omvangrijke uitbreidingen plaats. Onder andere werd een polikliniek aan de Ceramstraat gebouwd. Eind tachtiger jaren verhuisde het ziekenhuis naar de Albert Schweitzerplaats. Op de plek van het ziekenhuis werd een nieuwe woonwijk gebouwd. De straten zijn, geheel in stijl, genoemd naar plaatsen in Indonesië.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
8
januari 2006
Sinds 1938 is op een binnenterrein aan de Bankastraat, de Schuilhoek gevestigd. Dit is van oorsprong een opvangtehuis voor moeilijk opvoedbare meisjes. Het Christelijk Lyceum aan het Halmaheiraplein opende zijn deuren in 1958. De bijzondere functies in het gebied zijn vooral te verklaren uit het feit dat het gebied jarenlang een stadsrandfunctie vervulde en als zodanig een geschikte locatie was voor scholen, winkels en ziekenhuis. Karakteristiek Indische buurtbuurt-noord De meeste straten staan loodrecht op de hoofdstraten Bankastraat en Reeweg Oost. In het westelijkste en oudste deel van het gebied staan veel woningen direct aan de straat. Zowel eengezinswoningen als boven- en benedenwoningen komen voor. De woningen bestaan uit twee à drie lagen met kap en zijn opgebouwd uit baksteen. Aan de achterzijde bevinden zich tuinen. Het nieuwbouwgebied ter plaatse van het voormalige Gemeenteziekenhuis onderscheidt zich met name door de afwijkende kleur van de gebruikte baksteen. Qua woningtype, eengezinswoningen, en structuur sluit de nieuwe invulling echter zeer goed aan op de bestaande omgeving. Het feit dat een deel van het bestaande groen gehandhaafd is bij de nieuwe invulling van dit gebied, draagt hier zeker toe bij.
De Boeroe-, Flores- en Soembastraat bestaan uit een lange, aaneengesloten rij van eengezinswoningen met gedeeltelijk voor- en overal achtertuinen. Ook deze woningen zijn opgebouwd uit baksteen. Ze hebben twee lagen met een kap. Aan de Reeweg Oost varieert de woonbebouwing van ensembles herenhuizen tot blokken boven- en benedenwoningen. Alle woningen hebben een voortuin. Op de hoeken komt een enkele winkel voor. Aan de Bankastraat bevinden zich voornamelijk eengezinswoningen en twee appartementengebouwen op het voormalige ziekenhuisterrein. Ook hier een enkele winkel op een hoek. Aan de Oranjelaan staat een markant ensemble herenhuizen, met romantische accenten in de architectuur als torentjes. De huizen hebben een tuin aan de straat, vaak afgesloten met een smeedijzeren hekwerk. De architectuur is eclectisch met onder andere invloeden van de neorenaissance. De panden bestaan uit een souterrain, bel'-etage, eerste en kapverdieping. Ze zijn gebouwd in baksteen en de kap is bedekt met pannen, vaak in combinatie met leitjes. Het belangrijkste groen in het gebied wordt gevormd door de bomen in de openbare straten. Het Sumatraplein vormt een verbijzondering. Een groenplek met oude bomen en het oorlogsmonument VOOR HEN DIE VIELEN in de Tweede Wereldoorlog. De woonstraten zijn eenvoudig ingericht met een wegdek van klinkers en aan weerszijden trottoirs met betontegels.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
9
januari 2006
In de Riouwstraat is een blokkade gemaakt voor doorgaand verkeer. Het nieuwbouwgebied heeft een meer woonerfachtige inrichting. De hoofdstraten zijn geasfalteerd.
2.2.3. De Transvaalbuurt De Transvaalbuurt, gelegen tussen Toulonselaan en Krommedijk, is gebouwd in het begin van de twintigste eeuw. Het toen nog landelijke gebied werd in 1902 overgenomen van de gemeente Dubbeldam. Begin twintiger jaren was er nog een braakliggend terrein. Dit was bestemd voor de tramremise van de geplande elektrische tram. In 1923 werd er echter een Dordts busbedrijf opgericht, dit maakte een eventuele elektrische tramlijn onrendabel. In 1926 werd op het nog onbebouwde terrein de Cronjéstraat aangelegd. De Transvaalstraat werd in 1930 doorgetrokken van de Krommedijk tot de Dubbeldamseweg. Een aantal huizen aan de spoorzijde werd hiervoor gesloopt. Karakteristiek Transvaalbuurt De Transvaalbuurt is een woonbuurt ontstaan vanuit een planmatige opzet met rechte straten uitkomend op de Toulonselaan en de Krommedijk. Aan de randen: Toulonselaan; Krommedijk; Transvaalstraat, bevinden zich winkels en een enkel bedrijfje. De bebouwing bestaat uit blokken aaneengesloten woningen doorgaans opgebouwd uit één à twee lagen met kap en uitgevoerd in baksteen. Er komen zowel kappen voor met de noklijn evenwijdig aan de straat, als topgevels met mansarde- en zadeldaken. De architectuur is eclectisch met vooral invloeden van de neorenaissance en de Art Nouveau. De niet-doorgaande straten hebben een eenvoudige, woonerfachtige inrichting, à niveau ingericht met gebakken klinkers en met bomen. De doorgaande straten zijn ingericht met een wegdek in gebakken klinkers en aan weerszijden trottoirs met betontegels. Echte groenplekken ontbreken. Het groen in de wijk bestaat uit bomen in de straten. De enige verbijzondering in het gebied is het Oranje Vrijstaatplein waaraan een school is gevestigd. Bij de Reeweg Oost staan aan beide zijden van de straat bomen. Aan de oneven zijde staat de meeste bebouwing direct aan de straat.
2.2.4. De Indische buurt-zuid De Indische buurt-zuid, gelegen tussen Krommedijk, Reeweg Oost en de spoorlijn, werd in het eerste kwart van de twintigste eeuw gebouwd. De Krommedijk is een oude dijk die in het verlengde van de Groenedijk loopt van het Sumatraplein tot de Twintighoevenweg. Vanaf 1922, liep gedurende ruim veertig jaar, een spoorlijn over de Krommedijk. De stoomtrein, "schrik van de Krommedijk" genoemd, bracht via Oranjelaan en Krommedijk goederen van het industrieterrein aan de Staart naar het spoortraject DordrechtGorinchem-Elst. De Reeweg Oost ligt in het verlengde van de Vriesestraat/Vrieseweg en is een oude verbinding van de stad met het achterland.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
10
januari 2006
Karakteristiek Indische buurtbuurt-zuid. De Indische buurt-zuid, gelegen tussen de Krommedijk, Reeweg Oost en de spoorlijn, is qua opzet zeer vergelijkbaar met de Transvaalbuurt. De woonerfachtige inrichting van straten komt hier echter nauwelijks voor. Wel zijn in de straten diverse soorten verkeersdrempels aangebracht. Ook de woningen zijn qua type en bouwstijl vergelijkbaar met de woningen in de Transvaalbuurt. Aan de Reeweg Oost 181 t/m 219 staat een mooi complex herenhuizen met voortuinen. De architectuur vertoont invloeden van de Art Nouveau. De school aan de Reeweg Oost 123 is in 1918 ontworpen door de bekende Dordtse architect B. van Bilderbeek. In de bebouwing in beide gebieden is de invloed van de doe het zelfarbeid zichtbaar. Dit komt aan de straatzijde tot uitdrukking in de dakkapellen, het afwisselend kleurgebruik op houten gootlijsten, kozijnen en ramen en het aantal verschillende voordeuren.
2.2.5. Land van Valk Tussen de Standhasenstraat, Krommedijk en Crayensteynstraat ligt een in het begin van de jaren dertig gebouwd, bijzonder woningbouwcomplex. De tussengelegen straten zijn de Dubbelmondestraat, Giessenmondestraat, Eemkerkstraat, Nessestraat, Herradesstraat en Vorensaterstraat. De grond werd in 1930 door de gemeente Dordrecht aangekocht van de tuindersfamilie Valk, waaraan het buurtje zijn naam te danken heeft. De woningbouw is uitgevoerd in traditionele baksteenarchitectuur: de Delftse School-stijl. De bouw van de school aan de Standhasenstraat in 1934 vormde de afronding van de bebouwing van het Land van Valk. De school werd in 1933 ontworpen door de architect K. van Dongen in Delftse School-stijl: een traditionele, ambachtelijke manier van bouwen in baksteen, met pannendaken en houten ramen met roeden. De Delftse professor Granpré Moliere was de geestelijk vader van deze stroming, die een reactie was op het functionalisme van de Nieuwe Zakelijkheid. Hij pleit voor een architectuur die 'nederig en zelfvergeten is' en streeft een harmonische verhouding na tussen techniek en vorm, zonder het één te laten overheersen door het ander. De Krommedijk is een historische route en dijk, reeds zichtbaar op een plattegrond van 1611, in het verlengde van de Groenedijk. Hij loopt van het Sumatraplein tot aan de sportterreinen Krommedijk. De Dubbeldamseweg is een historische verbinding van de stad Dordrecht met het achterland. Karakteristiek Land van Valk De buurt tussen Crayensteynstraat en Krommedijk is opgebouwd uit gebogen straten met eenvoudige bakstenen, aaneengesloten bouwblokken. Vlak voor de hoeken aan de Krommedijk en de Crayensteynstraat zijn zeer beeldbepalende torenachtige opbouwen aangebracht met een schilddak bedekt met rode pannen. De hoeken zelf hebben van oudsher een winkelfunctie, die tegenwoordig nog maar gedeeltelijk wordt uitgeoefend. De straat is als volgt ingericht: in het midden een bakstenen bestrating met aan weerszijden een smal trottoir met betonnen stoeptegels en (natuurstenen) trottoirbanden. Aan de voorzijde hebben de woningen hebben een ondiepe tuin, oorspronkelijk (en in sommige straten nog) afgescheiden van de openbare straat met een halfhoge haag. De toegang wordt geflankeerd door bakstenen, gemetselde kolommen. Het schoolgebouw van de Groen van Prinstererschool staat tussen de Standhasenstraat en de Vorensaterstraat. Het schoolplein aan de voorzijde (Standhasenstraat) wordt van de openbare ruimte gescheiden door een bakstenen, gemetseld muurtje. De privé-tuinen en de grote bomen aan de Crayensteynstraat zijn zeer beeldbepalend in de totale inrichting van de Crayensteynstraat. De panden aan de noordzijde van de Krommedijk in het plangebied zijn gebouwd in blokken en hoort architectonisch bij het ten noorden gelegen woningbouwcomplex. Markant zijn de grote voortuinen.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
11
januari 2006
De Krommedijk is ingericht met een klinkerbestrating met aan weerszijden trottoirs. Aan de noordzijde is het trottoir aanzienlijk breder, hierin is een bomenrij opgenomen. Aan de zuidzijde staat de oudere bebouwing direct aan de openbare straat. Aan de Twintighoevenweg wordt het beeld vooral bepaald door het groen en het water de Molenvliet. Een markant punt vormt de Weedeweg NZ en ZZ met daartussen een vijver met groen talud, geflankeerd door bomen. Vanaf de langzaam verkeersbrug over de vijver is een zichtlijn op de markante Groen van Prinstererschool.
Aan de Korte Scheidingsweg staan aan de oostzijde villa-achtige landhuizen opgetrokken in baksteen, waarbij soms de invloeden van de Amsterdamse School zichtbaar zijn in de baksteendetaillering. Rondom de huizen liggen grote tuinen, gescheiden van de weg door een waterloop en aan de achterzijde afgesloten door het spoor. Het water loopt ook nog een stukje de Hoekenessestraat in.
De Dubbeldamseweg loopt van de Singel tot de Dordwijklaan. Verder verwijderd van de binnenstad wordt het karakter van de weg landelijker, met name zichtbaar in de bebouwing. Oudere, dorpse vrijstaande bebouwing met tuinen rondom wordt afgewisseld door stedelijker aaneengesloten woonbebouwing. In een deel van de Dubbeldamseweg is sprake van ingestrooid asfalt. De inrichting van het kruispunt van de Dubbeldamseweg met de Prof. Waterinklaan/Eemsteynstraat verstoort de historische continuïteit van de Dubbeldamseweg. Het laatste stuk vanaf de Twintighoevenweg tot het fietstunneltje wordt aan beide zijden begeleid door een waterloop en grasland. Op de hoek met de Twintighoevenweg staat een landhuis. De Werkenmondestraat heeft een inrichting met aan weerszijden zeer karakteristieke bomenrijen.
2.3.
Beschrijving van het gebied
In paragraaf 2.2. zijn de verschillende karakteristieken beschreven. In vervolg daarop wordt in deze paragraaf het gebied verder beschreven. In hoofdstuk 5 is aangegeven welke bestemmingen zijn onderscheiden en op welke wijze karakteristieken in de bestemmingen tot uitdrukking zijn gebracht. 2.3.1. Functionele karakteristiek In het midden van Reeland overweegt de woonfunctie (a). Daarnaast is ook sprake van:
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
12
januari 2006
b. c. d. e. f.
detailhandel en dienstverlening; maatschappelijke voorzieningen; bedrijven en autoboxen; groenvoorzieningen en speelvoorzieningen; een begraafplaats.
Ad a. wonen Er is sprake van woningbouw opgericht in verschillende tijdsperioden (zie par. 2.2.) en met verschillende kenmerken en typologieën. Het betreft rijtjeswoningen, vrijstaande woningen, twee onder een kap woningen, gestapelde woningen en boven- en benedenwoningen. De wijk heeft een gedifferentieerd woningaanbod. De verdeling koop/huur is ongeveer 60/40. Binnen het plangebied is qua verkaveling ook sprake van grote verschillen. Zo is bij de vrijstaande woningen soms sprake van grote ombebouwde tuinen terwijl anderzijds, bijv. in het westelijk deel van de Transvaalbuurt, sprake is van dicht opeenstaande hoofdbebouwing met heel kleine tuinen.
Ad b. detailhandel en dienstverlening. Op twee plaatsen binnen het plangebied is sprake van concentratie van detailhandel en dienstverlening: rond het Vogelplein en langs een deel van de Reeweg Oost. Het Vogelplein is een wijkwinkelcentrum van beperkte omvang. In 1995 is een nieuwe supermarkt tot stand gebracht en is het openbare gebied opnieuw ingericht. Vanaf het kruispunt Vrieseweg/Oranjelaan is aan de zuid-zijde van de Reeweg Oost hoofdzakelijk sprake van detailhandel en dienstverlening: de winkelstrip Reeweg Oost. Bij deze winkelstrip horen feitelijk een beperkt aantal vergelijkbare bedrijven die aan de noordzijde van de Reeweg Oost gevestigd zijn. Langs een deel van de zuidzijde van de Toulonselaan (nrs. 52 t/m 158) is sprake van een zekere mate van concentratie van detailhandelsbedrijven. Deze panden liggen nabij het kruispunt Transvaalstraat/B. de Raadtsingel/Dubbeldamseweg Noord en liggen binnen de invloedssfeer van het NS-station Dordrecht Centraal. Een deel ervan is voor detailhandel in gebruik, maar er is ook sprake van wonen, horeca, kantooractiviteiten en bedrijvigheid. Qua aard, omvang, structuur en trekkracht is daarom geen sprake van winkelconcentratie.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
13
januari 2006
Binnen de Vogelbuurt en Indische buurt-noord is aan de oost- en westzijde van het plangebied sprake van enkele verspreid gelegen detailhandelsvestigingen. Het betreft ruimten op de hoeken van de flatgebouwen en de eengezinswoningen aan de Aalscholverstraat, op de twee hoeken Bankastraat/Ceramstraat, vestigingen op de hoeken van de Celebes- en Riouwstraat en enkele vestigingen in de Sumatrastraat en Borneostraat. Ook binnen de Transvaalbuurt en de Indische buurt-zuid is sprake van verspreide detailhandelsvestigingen: langs onder andere de Transvaalstraat, Eigenhaard, P. Krugerstraat, Vrieseweg, Krommedijk, Bali- en Lombokstraat en Reeweg Oost. De detailhandelsbedrijven zijn veelal gevestigd op de hoeken van de straten. In het Land van Valk is naast enkele verspreid gelegen winkels op de hoek Eemsteynstraat/Hoekenessestraat nog een supermarkt gevestigd.
Ad c. maatschappelijke voorzieningen Verspreid over het plangebied zijn maatschappelijke functies aanwezig. Het betreft onderwijsvoorzieningen in het gebied rond de kruising Bankastraat/Oranjelaan, aan het Halmaheiraplein en een schoolgebouw in de Aalscholverstraat. Het laatstgenoemde schoolgebouw is gedeeltelijk als peuterspeelzaal en speel-o-theek in gebruik. Van onderwijsvoorzieningen is ook sprake aan het Oranje Vrijstraatplein en op het perceel Reeweg Oost 123 terwijl ook ten zuiden van de spoorlijn op de hoek Krommedijk/Crayensteynstraat, in de Standhasenstraat en aan de Krommedijk scholen aanwezig zijn. Naast onderwijsvoorzieningen is binnen het plangebied o.a. sprake van: • het wijkcentrum “De Driesprong” (Bankastraat 10); • de Schuilhoek, een instelling voor jeughulpverlening (op het binnenterrein dat is gelegen tussen de Riouwstraat, Besarstraat en Bankastraat); • een museum (Reeweg Oost 145); • een kerkgebouw (Reeweg Oost 231); • tandarts- en huisartspraktijken (op verschillende locaties binnen het plangebied).
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
14
januari 2006
Ad d. bedrijven en autoboxen In het ten noorden van de Bankastraat gelegen gedeelte van het plangebied komt bedrijvigheid slechts op zeer beperkte schaal voor. Alleen op het binnenterrein tussen de woningen aan de Bankastraat en de Reeweg Oost is een kleinschalig bedrijf gevestigd. Het binnenterrein is bereikbaar vanaf de Ceramstraat. Daarnaast is het pand Bankastraat 283 in gebruik als kantoorruimte. In het middendeel van het gebied (Transvaalbuurt en Indische buurt-zuid) komt bedrijvigheid op verschillende locaties voor. Op de hoek Reeweg Oost/Halmaheiraplein is een benzinepompstation gevestigd. Er is sprake van levering van verschillende motorbrandstoffen; verkoop van LPG vindt niet plaats. Achter de bebouwing Reeweg 125 tot en met 159 en de Timorstraat 2 tot en met 52 wordt bedrijfsmatig een groot aantal garageboxen geëxploiteerd. Dit terrein is vanaf de Timorstraat ontsloten via een pad tussen de panden Timorstraat 12 en 16. Naast deze locaties is sprake van relatief kleinschalige bedrijfsvestigingen in de Komati- en Bali- en Lombokstraat, in de Eerste en Tweede Reedwarsstraat, de Krommedijk, de Chr. de Wetstraat en de Toulonselaan. In het ten zuiden van de spoorlijn gelegen gedeelte van het plangebied is sprake van weinig bedrijfsmatige activiteiten. Enkele bedrijven zijn gevestigd temidden van woonbebouwing, zoals in de Vorensaterstraat of op het perceel Krommedijk 133. Op de hoek Krommedijk/Eemsteynplein is een garagebedrijf gevestigd.
Ad e. groenvoorzieningen en speelvoorzieningen Binnen de woongebieden is over het algemeen sprake van weinig openbare ruimte en groen. Wel zijn er veel groengebieden rondom de wijk terwijl daarnaast door de tuinen toch sprake is van een groen karakter. Van groenvoorzieningen is sprake langs de Noordendijk en de Molenvliet, langs beide in het plangebied gelegen spoorbanen, rond het tussen de Weedeweg noord-zijde en -zuid-zijde gelegen water, rond de begraafplaats aan de Reeweg Oost en tussen de woningbouwinvulling van het Merwedeziekenhuiscomplex en de Reeweg Oost. Verspreid over het plangebied komen kleinschalige speelplaatsen voor. Daarnaast is er een tweetal speeltuinen. Het zijn de speeltuinen van de speeltuinverenigingen Oosterkwartier (Meerkoetstraat 50 A) en Victorie (Heijsterbachstraat 103).
Ad f. begraafplaats Aan de Reeweg Oost 118 ligt de rooms-katholieke begraafplaats. De ingang en de zuidelijke begrenzing van de begraafplaats ligt aan respectievelijk wordt gevormd door de Reeweg Oost. De begraafplaats wordt aan de overige zijden begrensd door de woonfunctie.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
15
januari 2006
2.3.2. Verkeersstructuur Verschillende wegen binnen het plangebied zorgen voor ontsluiting van de wijk en voor een verbinding met wegen die een bovenwijkse functie hebben. Het zijn de Noordendijk, de Bankastraat, de Reeweg Oost/het Halmaheiraplein, de Krommedijk, de Toulonselaan. De Oranjelaan, Transvaalstraat en de Crayensteynstraat hebben een bovenwijkse functie. De overige wegen in het plangebied behoren tot het verblijfsgebied en kunnen verschillend zijn ingericht. Bijvoorbeeld als weg (incl. fietspad) en trottoir, als woonerf of als 30 km-gebied. Uitgangspunt met betrekking tot deze laatstbedoelde wegen is dat sprake dient te zijn van een verblijfsgebied: de leefbaarheid in de straten dient centraal te staan. Dit betekent dat de verkeersfunctie in principe beperkt wordt tot bestemmingsverkeer. Een zestal fietsroutes lopen (gedeeltelijk) door het plangebied. Het zijn de fietsroutes over: a. de Noordendijk: deze fietsroute sluit aan de oost-zijde van het plangebied aan op het fietspad aan de Groenezoom; b. de Reeweg Oost: vanaf de fietstunnel aan het Halmaheiraplein naar de Vrieseweg; c. de Twintighoevenweg, het Halmaheiraplein en de Aalscholverstraat naar de Noordendijk; d. de Prof. Waterinklaan, Eemsteynstraat, Krommedijk en Oranjelaan; e. de Transvaalstraat en (via de overweg Krommedijk) de Crayensteynstraat; f. de Dubbeldamseweg-Zuid. De straten zijn nog niet allemaal voldoende ingericht op de fietsroute-functie. De verbinding tussen het ten noorden en het ten zuiden van de spoorlijn gelegen gebied wordt gevormd door: het langzaam-verkeertunneltje tussen de Dubbeldamseweg Noord en de Dubbeldamseweg Zuid; de overwegen Krommedijk en Halmaheiraplein (voor alle verkeer); het langzaam-verkeertunneltje aan het Halmaheiraplein en de Blauwe tunnel (voor zowel auto- als fietsverkeer) in de Dubbeldamseweg Zuid. In het kader van de discussie die de afgelopen jaren gevoerd is over de oostelijke ontsluitingsroute (langs welke routes kan het autoverkeer van en naar de oostelijke stadsdelen worden geleid) is besloten te komen tot herinrichting van de Transvaalstraat, de overweg Krommedijk en de Crayensteynstraat. Daarbij is onder meer sprake van de aanleg van vrijliggende fietspaden.
2.3.3. Cultuurhistorische en archeologische aspecten. a.
Cultuurhistorische aspecten: Monumenten, Monumenten Inventarisatie Projecten en waardevolle gebieden.
Het Reeland bestaat uit een aantal cultuurhistorisch waardevolle wijken. Structuur en bebouwing vormen in deze wijken een harmonisch geheel en ze zijn karakteristiek, zoals de Indische buurt, maar soms ook bijzonder, zoals het Land van Valk, voor hun bouwtijd. Die bouwtijd beslaat voor het Reeland een periode vanaf het begin van de twintigste eeuw (Indische buurt) tot deze eeuw (voormalig ziekenhuisterrein). Van afwisselende bebouwing aan het Toulonselaan, dat deels nog een negentiende eeuwse sfeer uitademt tot de stempelbouw uit de wederopbouwperiode in de Vogelbuurt. Oude infrastructurele werken als het spoor, de Krommedijk, de Noordendijk en de Reeweg hebben de hoofdvorm van de wijken bepaald. Het gebied heeft op dit moment nog een beperkt aantal beschermde monumenten. Kijkend naar stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten en naar de monumenteninventarisatie van de periode 1850-1940 is de verwachting dat dat aantal de komende jaren aanmerkelijk zal uitbreiden.
•
Monumenten
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
16
januari 2006
In het plangebied is sprake van een tweetal rijksmonumenten: − Reeweg Oost 123, school. Het vroeg twintigste eeuwse schoolgebouw is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische, de architectuurhistorische en de stedenbouwkundige waarde. De school is van cultuurhistorische belang als een goed voorbeeld van een praktijkschool en is als zodanig een representatieve schakel in de ontwikkeling van de scholenbouw in Nederland. De school is van architectuurhistorisch belang vanwege het bijzondere ontwerp, de detaillering en het materiaalgebruik. Vanwege de samenhang tussen in- en exterieur en omdat het een representatief werk is uit het oeuvre van de Dordtse architecten Reus en Van Bilderbeek. Het complex is tevens van belang vanwege de herkenbaarheid en de grote mate van gaafheid van de oorspronkelijke hoofdvorm en de detaillering, zowel wat het exterieur als het interieur betreft. De school heeft stedenbouwkundige waarde vanwege de prominente situering langs een oude uitvalsroute van Dordrecht. Beschermd is het oorspronkelijke, door Van Bilderbeek en Reus ontworpen volume. De voorbouw, met voorplein en de oostelijke aan de Timorstraat gelegen vleugel. − Reeweg Oost 145, woonhuis en museum. Het vroeg twintigste eeuwse woonhuisinterieur is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische, de architectuurhistorische en de zeldzaamheidswaarde. Het interieur is van cultuurhistorisch belang als een bijzonder voorbeeld van een in Art Deco uitgevoerd interieur en als een bijzondere schakel in de ontwikkeling van het woonhuisinterieur in Nederland. Het interieur is van architectuurhistorisch belang vanwege de bijzondere kwaliteiten van het ontwerp, vanwege de detaillering en de materiaaltoepassing. Het interieur is ook van belang vanwege de herkenbaarheid en de grote mate van gaafheid. Het interieur heeft tevens zeldzaamheidswaarde als een van de weinige bewaard gebleven Art Deco woonhuisinterieurs in Nederland. Gemeentelijke monumenten zijn in het gebied nog niet geïnventariseerd. Op voorhand kan echter worden gezegd dat een groot aantal panden in het gebied in aanmerking komt voor plaatsing op de gemeentelijke lijst. Wanneer dit gebied wordt geïnventariseerd is nog niet bekend. De inventarisatie zal in ieder geval zijn gebaseerd op de lijst van het MIP 1850-1940.
• Monumenten Inventarisatie Project 1850-1940 De provincie Zuid-Holland heeft in opdracht van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg een inventarisatie uitgevoerd naar tussen 1850 en 1945 tot stand gekomen bouwkunst en stedenbouw. De in het kader van dit monumenten inventarisatie project geïnventariseerde objecten zijn vermeld in de bij deze toelichting behorende bijlage 1. Deze zal als basis worden gebruikt voor de inventarisatie van gemeentelijke monumenten. • Monumenten Inventarisatie Project 1940-1960 In vervolg op de landelijke inventarisatie van bouwkunst en stedenbouw uit de periode 1850-1940 staat er een inventarisatie van architectuur en stedenbouw uit de Wederopbouwperiode 1940-1960 op de rol. Op grond van de monumentenwet kunnen objecten, ensembles en complexen worden beschermd als ze 50 jaar zijn of ouder. Gezien het jaarlijks opschuiven van deze grens komt nu de Wederopbouwperiode in beeld. Belangrijk is in eerste instantie het bevorderen van kennis en waardering voor deze periode. Daarnaast is het de bedoeling de vakwereld en de politiek te overtuigen en hen te bewegen tot een bewust, cultuurhistorisch geïnspireerde planontwikkeling voor de kenmerkende buurten en wijken uit de periode 1940-1965. De Vogelbuurt is zeer karakteristiek voor deze bouwperiode.
• Gebieden Naast de inventarisatie van objecten heeft ook een inventarisatie van waardevolle gebieden plaatsgevonden. − Merwesteinpark en omgeving (Dordrecht Zuidoost) Het noord-westelijk deel van het plangebied valt net binnen de grenzen van het potentiële beschermd stadsgezicht Dordrecht Zuidoost, dat het Merwesteinpark als kern heeft. Het betreft de
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
17
januari 2006
aan de zuidoostzijde van de Toulonselaan gelegen percelen (even-zijde Toulonselaan) en het gebied tussen Reeweg, Borneostraat, Javastraat en Oranjelaan. De aanwijzing van het beschermd stadsgezicht heeft nog niet plaatsgevonden en de grenzen liggen ook nog niet definitief vast. Binnen dit gebied dient extra zorgvuldig met nieuwe ontwikkelingen te worden omgesprongen, zeker als het ingrepen in de structuur betreft. In bijlage 2a is een voorlopige en beknopte motivering voor de aanwijzing van Dordrecht Zuidoost opgenomen.
− Land van Valk In het plangebied is ook nog een waardevol gebied geïnventariseerd dat niet is geselecteerd: het Land van Valk. De beknopte toelichting op de inventarisatie is opgenomen in bijlage 2b.
Figuur 4: Voorlopige begrenzing van het potentiële beschermd stadsgezicht Dordrecht Zuidoost.
b.
Archeologische aspecten.
Malta Conform de Europese regelgeving, vastgelegd in het ‘verdrag van Malta’ en in 1992 ondertekend door Nederland, wordt gestreefd archeologische waarden zo veel mogelijk in de bodem (in situ) te bewaren. Is bij planontwikkeling bodemverstoring van locaties met een grote archeologische waarde
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
18
januari 2006
niet te vermijden, of zijn archeologische vooronderzoeken in dat kader noodzakelijk, dan verplicht het verdrag tevens iedereen die de bodem verstoort, de kosten voor (voor)onderzoek te dragen. Dit inmiddels als wetsvoorstel ingediende reglement zal worden verankerd in de nieuwe Monumentenwet (2005). Voorts is het verstoren van archeologische Rijksmonumenten niet toegestaan, en iedere voorgestelde wijziging daaraan moet worden voorgelegd aan de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. In het kader van het verdrag van Malta is het dus van belang om bij planontwikkeling vroegtijdig rekening te kunnen houden met eventuele archeologische waarden. In deze paragraaf is voor het plangebied Midden Reeland uiteen gezet wat de verwachtingen zijn op archeologisch gebied, voor zover dat nu bekend is. Toetingscriteria De toetsingscriteria voor de archeologische adviezen voor het Midden Reeland zijn: • De Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Zuid Holland (2003), regio Hoeksche Waard/IJsselmonde/Dordrecht (kaart 1a en 1b); • Beleidsnota Bureau Monumentenzorg & Archeologie (2003); • Archeologische context (reeds uitgevoerde onderzoeken en/of waarnemingen); • Historische contexten. De Cultuurhistorische Hoofdstructuur en het archeologie beleid in Dordrecht Tot voor kort werd voor het voorspellen van de archeologische verwachting op het eiland van Dordrecht, gebruik gemaakt van de Geologische Inventarisatie van het Eiland van Dordrecht, uitgebracht in juni 1996 door de toenmalige Rijksgeologische Dienst (RGD). Deze kaart komt overeen met de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) 2e versie, van de ROB. De kaart van de RGD is echter op basis van grondboringen en onderzoeken in december 1998 geactualiseerd. Deze door voortschrijdend inzicht geactualiseerde kaart is vervolgens door de provincie Zuid-Holland gebruikt voor de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Sinds 1 februari 2003 is de CHS dan ook de meest recente archeologische waardenkaart, en wordt voor het eiland van Dordrecht gebruikt als verwachtingskaart. Op figuur 5 is het plangebied aangegeven. De kaart geeft voor het plangebied drie legenda-eenheden aan, namelijk de donkere stroomgordel waarvoor geldt: ‘zeer hoge kans op archeologische waarden’, een lichtere stroomgordel waarvoor geldt: ‘redelijke tot grote kans op archeologische sporen’ en de rest van het plangebied, waarvoor geldt: ‘Lage kans op archeologische sporen’. De overzichtskaart van geheel Dordrecht is in dit op plan opgenomen als bijlage 3. Als de donkere stroomgordel nader wordt bekeken, dan blijkt dat deze ongeveer een tracé betreft vanaf (een gedeelte) van de Dubbeldamseweg-Zuid naar de Toulonselaan, onderwijl de spoorlijn Dordrecht-Breda kruisend. Dat dit gebied op de archeologische waardenkaart wordt aangeduid als een gebied met “zeer grote kans op archeologische sporen” is niet zo vreemd: hier is sprake van het stroomgebied van de oorspronkelijke Thure, het riviertje waaraan de stad Dordrecht is ontstaan. Op de bijbehorende oeverwallen kunnen bewoningssporen vanaf de vroege Middeleeuwen of zelfs nog daarvoor worden aangetroffen. Hier is de trefkans op archeologische sporen van vóór het ontstaan van de stad Dordrecht dus groot. Op dit punt sluit het bestemmingsplan ‘Midden Reeland’ wat betreft archeologie aan op het bestemmingsplan ‘Schil-Oost’. Het in het bestemmingsplan Schil-Oost beschreven tracé Dubbeldamseweg-Blekersdijk, is als het ware het vervolgtraject van de Thure.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
19
januari 2006
Figuur 5: Eiland van Dordrecht, plangebied Midden Reeland op de Cultuurhistorische Hoofdstructuur, kaart “archeologische waarden”.
De lichtere stroomgordel behoort toe aan een ouder en dieper gelegen rivierstelsel. Op deze oude stroomgordel en/of de naastgelegen oeverwallen kunnen bewoningssporen vanaf de prehistorie (5000 BP) worden aangetroffen. Tenslotte het lichtgrijze overige gebied met een lage kans op archeologische waarden. Hoewel het gebied buiten de middeleeuwse stadskern van Dordrecht ligt en zich hier vooralsnog geen stroomgordels en oeverwallen bevinden, is de kans op archeologische waarden klein, maar niet volledig uitgesloten. Mede omdat de kaarten van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur op hoofdlijnen sturen en op bodemkundige gegevens zoals die ons op dit moment bekend zijn. Het gebied buiten de middeleeuwse stadskern is echter onvoldoende bekend in archeologisch opzicht (vanwege metersdikke rivierafzettingen als gevolg van de St. Elisabethsvloed). Daarom kàn de Gemeente Dordrecht zichzelf en derden verplichten om bij planontwikkeling op advies van een archeoloog van de gemeente, in dergelijke lichtgrijze gebieden tòch een vooronderzoek in te stellen, als de gemeentelijk archeoloog daar om een bepaalde reden aanleiding toe ziet. Voor de gebieden met een hoge en een redelijke kans op archeologische sporen is een (voor)onderzoek bijna altijd noodzakelijk (zie onder Advies). Archeologische en historische context In het Midden Reeland zijn geen uitgebreide opgravingen uitgevoerd die de kans op het treffen van archeologische waarden binnen het plangebied volledig in beeld brengt. Wel is bekend dat in de jaren ’90 van de vorige eeuw, een metalen borstcuras van een middeleeuwse voetsoldaat is gevonden door een amateur-archeoloog. Dit harnas kwam naar boven bij de aanleg van de nieuwe spoortunnel, aan de Dubbeldamseweg-zuid. De vondst, nabij de stroomgordel van de Thure, wijst er wel op dat de kans op archeologische waarden inderdaad zeer groot is. Daarnaast is in 1998, binnen het plangebied, aan de Tiesselenstraat/Eemsteynstraat, een archeologische proefsleuf gegraven, voorafgaand aan de nu inmiddels gerealiseerde nieuwbouw. De resultaten
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
20
januari 2006
van dat kleinschalige onderzoek waren echter uniek te noemen. Uit het onderzoek is gebleken dat het gebied wellicht al in de 7e/8e eeuw werd bewoond. Een dun kleilaagje op het veen, een meter of 5-6 onder het huidige maaiveld, maakte landbouw destijds al mogelijk. In monsters uit dit kleilaagje werden onder meer stuifmeelkorrels (pollen) van rogge aangetroffen, die op vroege landbouw zouden kunnen wijzen in dit gebied. Dit in tegenstelling tot de algemene aanname dat de westelijke gebieden van Nederland, met het wegtrekken van de Romeinen vanaf de 2e eeuw, vrijwel geheel ontvolkt raakten. Pas vanaf de 11e eeuw werd de Grote- of Zuid Hollandse waard ontgonnen en ontstonden, zoals tot dusver werd aangenomen, de eerste nederzettingen. Het onderzoek aan de Tiesselenstraat/Eemsteynstraat wijst dus uit dat het buitengebied rond de stad Dordrecht waarschijnlijk al voor de 11e eeuw in gebruik is geweest en toont hiermee aan dat dergelijke onderzoeken zich zeker voort moeten zetten als planontwikkeling in het Midden Reeland daar aanleiding toe geeft. Verder is in maart 2002 een booronderzoek uitgevoerd binnen het plangebied De Hoven. Dit gebied sluit niet naadloos aan op het Midden Reeland, maar wordt op een diepte van 5 tot 6 meter beneden het maaiveld wel doorkruist door dezelfde prehistorische stroomgordel als die zich in het Midden Reeland bevindt (lichtere stroomgordel, zie fig. 5). Het booronderzoek heeft bij De Hoven geen archeologische sporen aangetoond, maar de ligging van De Hoven is te ver verwijderd van het Midden Reeland om representatief te zijn voor dit gebied. Een booronderzoek in het Midden Reeland zou dus aanbevelenswaardig kunnen zijn voor deze dieper gelegen stroomgordel, als planontwikkeling binnen het gebied daar aanleiding toe geeft. Tenslotte kan op basis van oude kaarten niet veel aanvullende informatie met betrekking tot archeologie worden verkregen. Op een kaart van circa 1717 is in het buitengebied van Dordrecht pas op enkele plaatsen een bouwwerk zichtbaar. Op deze kaart lijkt in het Midden Reeland in die tijd een soort kerkje te hebben gestaan, maar dat is dan ook het enige wat uit die kaart blijkt. Op een kaart van 1857/1858 zijn al wat meer losse huizen in het buitengebied ontstaan, maar van een woonwijk is in het Midden Reeland nog geen sprake. De eerste aanzet daartoe is zichtbaar op een kaart uit 1894. Daarop is een wijk te zien tussen de Transvaalstraat, de Toulonselaan en de Kromme Dijk. Op een kaart uit 1912 is vervolgens de Indische buurt aanwezig. Pas op een kaart uit 1939, is het gehele Midden Reeland te zien. Advies Binnen het bestemmingsplan Midden Reeland zal een gemeentelijk archeoloog in ieder geval de gebieden met een hoge en een redelijk kans op archeologische sporen nader moeten onderzoeken op: a) de aanwezigheid van archeologische sporen; b) welke waarde die sporen voorts (nog) hebben; en c) als zich waardevolle sporen binnen het plangebied bevinden, welke mogelijkheden het meest adequaat zijn om een terrein van grote archeologische waarde te beschermen. Dit laatste in overeenstemming met art. 4 van het Verdrag van Malta. Voor overige locaties binnen het plangebied kan een vooronderzoek zich richten op de vraag of er terreinen zijn die toch een archeologische potentie hebben ondanks de lage kans. Is een archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk, dan valt dit uiteen in verschillende fasen: 1. 2.
3.
bureauonderzoek archeologische inventarisatie, kartering en waardering. Een inventarisatie (verkennend onderzoek) heeft in de eerste plaats tot doel om de ondergrond van het gebied nauwkeurig in beeld te brengen. Aan de hand van de resultaten hiervan kan worden besloten of het zinvol is een kartering te starten. Het is mogelijk dat de ondergrond dermate is verstoord dat vervolgonderzoek geen zin meer heeft. Als de ondergrond interessant lijkt te zijn kan een karterend booronderzoek worden uitgevoerd met als doel het vaststellen van de aan- of afwezigheid van archeologische vindplaatsen en wat de waarde hiervan (nog) is voor de gemeente, de provincie of het rijk. Mogelijke onderzoeksmethoden zijn bijvoorbeeld booronderzoeken, proefsleuven, of elektrische weerstandsmetingen. uitgebreid archeologisch onderzoek (een opgraving) of fysieke bescherming van het terrein;
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
21
januari 2006
4.
uitwerking van het veldwerk (conservering, registratie, analyse, rapportage en presentatie).
Alle uit te voeren vormen van onderzoek worden gecoördineerd door de gemeentelijk archeoloog, welke in samenwerking met de medewerkers van het Dordts Archeologisch Centrum en/of een door het rijk gecertificeerde marktpartij, onderzoek uitvoert binnen een vooraf opgesteld Programma van Eisen (PvE).
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
22
januari 2006
Hoofdstuk 3.
JURIDISCH PLANOLOGISCH KADER
Voor het plangebied zijn op dit moment de volgende bestemmingsplannen van kracht: A. “Land van Valk”, vastgesteld op 21 november 1995 en goedgekeurd op 19 maart 1996; B. “Transvaalbuurt en Indische buurt-zuid, vastgesteld op 5 maart 2002 en goedgekeurd op 9 juli 2002; C. “Vogelbuurt en Indische buurt-noord”, vastgestelde op 2 maart 1999 en goedgekeurd op 10 mei 1999.
Figuur 6:
geldende bestemmingsplannen in het plangebied van het bestemmingsplan “Midden Reeland”.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
23
januari 2006
Hoofdstuk 4.
4.1.
BELEIDSLIJNEN
Rijks-, Provinciaal en Regionaal beleid
4.1.1. Algemeen Zowel op rijks-, provinciaal als regionaal niveau is het voorzien in de ruimtebehoefte voor stedelijke functies een belangrijk uitgangspunt. Naast het instandhouden van een gezond economisch voorzieningenniveau is de instandhouding en uitbreiding van de woningvoorraad van belang. Bij het realiseren van de woningbouwtaakstelling in de Drechtsteden moet worden gestreefd naar het benutten van verdichtingslocaties binnen het bestaand stedelijk gebied. Ook het herstel, behoud en de verbetering van het woon- en leefklimaat en de zorg voor het milieu vormen belangrijke uitgangspunten.
4.1.2. Streekplan Zuid-Holland Zuid (2000) Op 17 mei 2000 hebben Provinciale Staten het Streekplan Zuid-Holland Zuid vastgesteld. Het streekplan beschrijft de hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen binnen het streekplangebied voor de periode tot 2010. In het streekplan Zuid-Holland Zuid is het plangebied voor het overgrote deel aangeduid als “bestaand Stads- en dorpsgebied”. Het tussen de Crayensteynstraat en de Krommedijk gelegen gedeelte van Land van Valk is aangeduid als “stads- en dorpsgebied met grote cultuurhistorische waarde” en de bestaande spoorlijnen Dordrecht-Geldermalsen en Dordrecht-Breda als “bestaande spoorweg”. De geluidszone van het industrieterrein “De Staart” ligt over een deel van het plangebied. Voor dit onderdeel wordt verwezen naar par. 6.2.4. van deze toelichting.
4.1.3. Beheersplan van het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden en van Waterschap De Groote Waard. Met ingang van 1 januari 2005 berust het kwaliteitsbeheer en het kwantiteitsbeheer van de oppervlaktewateren en de zorg voor de waterkeringen bij het Waterschap De Hollandse Delta. De beleidszaken op het gebied van de waterhuishouding zijn nader uiteengezet in het door het oorspronkelijk Waterschap de Groote Waard en het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden gezamenlijk opgestelde beheersplan. In par. 6.6 is nader op het aspect water ingegaan.
4.1.4. Beheersplan Waterkeringen van het Waterschap. In het kader van de Wet op de Waterkeringen heeft het Waterschap De Groote Waard destijds het beheersplan Waterkeringen opgesteld. In dit beheersplan, dat nu sprake is van het Waterschap de Hollandse Delta ook van toepassing is, is aangegeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan het hoofddoel voor waterkeringen: “het hebben en houden van waterkeringen die veiligheid garanderen tegen bedreigingen door hoog water”. Passend binnen onder meer die doelstelling staat het Waterschap positief tegenover meervoudig gebruik van de waterkeringen door bebouwing, recreatie, natuur etc.. Naast het primaire belang kunnen ook recreatieve, natuur-, landschappelijke, stedenbouwkundige en cultuurhistorische belangen worden meegewogen met als resultaat een duurzaam functionerend beheersgebied in termen van de waterstaatkundige verzorging.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
24
januari 2006
Binnen het plangebied “Midden Reeland” ligt de Noordendijk, die onderdeel uitmaakt van primaire waterkering. In het beheersplan is vastgelegd dat het Waterschap zal voldoen aan de veiligheidsnorm zoals vermeld in de Wet op de Waterkering. Deze norm houdt in, dat de kering moet zijn berekend op een waterstand die hoort bij een bepaalde kans van overschrijding. Voor de Noordendijk is dit 1/2000 per jaar. Voor verschillende onderdelen stelt het Waterschap afzonderlijke beleidsnota’s vast. Het betreft onder meer beleid ten aanzien van dijkgraslanden en bebouwingen.
4.2.
Gemeentelijk beleid
4.2.1. Dordtse Structuurvisie De op 8 september 1992 vastgestelde Dordtse Structuurvisie vormt een raamplan voor de ruimtelijke ontwikkeling op de lange termijn; een denkrichting voor de toekomst. In de Structuurvisie wordt een verandering bepleit van kwantiteit naar kwaliteit; het gaat er niet om hoeveel woningen in Dordrecht kunnen worden gerealiseerd. Belangrijker is het zoeken naar de basiskwaliteiten van de stad en zijn omgeving. Het geheel van functie, vorm, ruimte, massa, ritme, beweging en symboliek moet tot een integraal beeld en plan leiden. Het gebied Midden Reeland betreft een deel van één van de bestaande woonwijken. Met betrekking tot de voorzieningenstructuur, de werkgelegenheidsstructuur en de openbaar vervoersstructuur in het bestaande gebied is in de Structuurvisie geen verandering voorgesteld. Voor het gebied rond het Halmaheiraplein is de mogelijkheid voor het tot stand brengen van een halteplaats aan het railnet (NS-station) genoemd terwijl er rond het Halmaheiraplein mogelijkheden tot verdichting zijn. Omdat er op dit moment nog geen sprake is van plannen in die richting en het niet de verwachting is dat dergelijke ontwikkelingen binnen de planperiode van dit bestemmingsplan aan de orde zullen zijn, zijn bedoelde ontwikkelingsmogelijkheden in dit bestemmingsplan niet meegenomen. Overeenkomstig de Structuurvisie leg het bestemmingsplan de bestaande situatie vast: wonen in nagenoeg het gehele plangebied met verspreid over het gebied detailhandel, bedrijvigheid en op een aantal locaties horeca en maatschappelijke doeleinden.
4.2.2. Stadsplan Het op 4 april 2000 door de gemeenteraad vastgestelde Stadsplan geeft richtingen en hoofdlijnen aan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Dordrecht voor de lange termijn (2000-2015) met een doorkijk naar de periode erna. Voor de korte termijn, tot 2005, sluit het Stadsplan aan bij bestaande beleidsnota’s. Het gaat daarbij vooral om het behouden en versterken van de stad en het buitengebied. Het plan is gericht op verbetering en vernieuwing van wat er is. Doel is een toetsingskader te bieden voor het verder ontwikkelen van een aantrekkelijke gemeente om te wonen, te werken, de vrije tijd door te brengen, kortom, te leven. In het Stadsplan is Reeland kort gekarakteriseerd en is aangegeven dat verbeteringen wenselijk zijn op het punt van overlast van doorgaand verkeer, gebrek aan ouderenwoningen en mogelijke funderingsproblemen in een deel van de wijk. Uitgangspunt bij ontwikkelingen in Reeland is het behoud van de bestaande structuur en de bestaande kwaliteiten van de wijk.
4.2.3. Dordt Spreekt Op 11 maart 1997 kwam de gemeenteraad tot besluitvorming over de woningbehoeften en woningbouwlocaties op het Eiland van Dordrecht in de periode tot 2005. Deze besluitvorming was het resultaat van een breed opgezette discussie met burgers, partijen en geledingen in de stad.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
25
januari 2006
Per wijk is onderzocht welke locaties geschikt kunnen worden geacht voor het realiseren van woonbebouwing. Voor het midden van de wijk Reeland is aangegeven: • Vogelbuurt: de schoollocatie aan de Aalscholversstraat/Fuutstraat; • Transvaalbuurt: de braakliggende locatie Toulonselaan 116; • Indische buurt-zuid: de schoollocatie aan de Reeweg Oost 123.
4.2.4. Wijkschets In het kader van wijkgericht werken is eind 1995/begin 1996 een wijkschets voor “Het Reeland” opgesteld. Het plangebied omvat een deel van deze wijk. In de wijkschets wordt de situatie in de wijk geanalyseerd, wordt een overzicht gegeven van positieve en negatieve kenmerken van de wijk en wordt op hoofdlijnen een visie op de toekomst van de wijk gegeven. In de wijkschets is geconstateerd dat de wijk gevarieerd is van opbouw en dat structurele wijzigingen niet nodig zijn. Maatregelen die de leefbaarheid en de kwaliteit van de wijk op peil kunnen houden liggen vooral op het gebied van verkeer, het wonen, de veiligheid en de voorzieningen. Voor de maatregelen op het gebied van verkeer wordt verwezen naar de specifieke paragraaf daarover. Met betrekking tot het wonen zijn een gevarieerd woningaanbod, het op peil houden en zo nodig verbeteren van de kwaliteit van bestaande woningen en het verder vergroten van de buurtgebondenheid en onderlinge betrokkenheid van bewoners uitgangspunten. Zo zullen nieuw te bouwen woningen op bijvoorbeeld verdichtingslocaties moeten aansluiten op de Dordtse woningbehoefte en op de behoefte in de wijk (met name ouderenwoningen). Met betrekking tot de woonomgeving is in de wijkschets geconstateerd dat behoefte bestaat aan meer openbaar groen en speelgelegenheden, maar dat vanwege het fysiek ontbreken van ruimte totstandbrenging van meer groen en speelgelegenheden niet eenvoudig zal zijn. Naast het reguliere onderhoud aan de woonomgeving, is aanpassing van de inrichting van de openbare ruimte op het Halmaheiraplein gewenst. In het kader van het verhogen van veiligheid worden diverse acties ondernomen. Vanwege het ontbreken van economisch draagvlak is er geen ruimte voor uitbouw van winkelvestingen. Het mogelijke vertrek van de LTS zal gevolgen kunnen hebben voor deze locatie.
4.2.5. Wonen In het Jaarplan Wonen 2005 is onder andere het Bouwscenario Drechtsteden opgenomen. Voor Midden Reeland zijn daarin de volgende nieuwbouwlocaties voor de periode vanaf 2005 aangegeven: Omschrijving: Toulonselaan Reeweg Oost, school Chr. de Wetstraat
Aantal woningen: 12 10 8
4.2.6. Verkeer en Vervoer Op 6 september 2005 heeft de gemeenteraad het beleidsvoornemen van het Mobiliteitsplan Dordrecht vastgesteld. Het Mobiliteitsplan Dordrecht (MPD) beoogt een antwoord te bieden op de opgaven die vanuit een toenemende (auto)mobiliteit op Dordrecht af komen. Vanuit de vaak tegengestelde belangen van bereikbaarheid en leefbaarheid wordt gestreefd naar gebiedsgericht maatwerk. De hoofddoelstelling van het mobiliteitsplan is het verbeteren van de bereikbaarheid en het handhaven van de leefbaarheid. Om de doelstellingen uit het Mobiliteitsplan mogelijk te maken hanteert Dordrecht een vierstappen strategie, waarvan de eerste drie dienen om de laatste stap zo lang mogelijk uit te kunnen stellen:
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
26
januari 2006
Stap 1:
Stap 2:
Stap 3:
Stap 4:
Verleiding om modaliteitkeuze te beïnvloeden (vooral verminderen van het autoverkeer); Inzet op fiets en openbaar vervoer. Ook het lokale bedrijfsleven zal in deze stap een rol kunnen vervullen. Verleiding om andere reisperiode te kiezen. (Toekomstige) knelpunten kunnen voorkomen worden of makkelijker op te lossen indien zo maximaal mogelijk wordt ingezet op spreiding van de reistijden. Het gaat daarbij zowel om spreiding van personenvervoer als van vrachtvervoer. Hier wordt niet alleen medewerking voorzien van het bedrijfsleven maar ook van scholen. Verleiding om routekeuze te beïnvloeden (vooral het omleiden van het autoverkeer via de hoofdwegen); Het is dus de bedoeling dat door het aanbieden van kwalitatief goede routes automobilisten worden verleid tot het gebruik van deze routes. De beïnvloeding van de routekeuze wordt daarbij ondersteund door bewegwijzering en parkeerverwijssystemen. Als voorgaande stappen geen alternatief kunnen bieden, wordt ingezet op het nemen van wegvak- en kruispuntmaatregelen om knelpunten aan te pakken (het in goede banen leiden van het autoverkeer).
Belangrijk onderdeel van het Mobiliteitsplan is de aanwijzing van de hoofdnetten (auto, fiets en openbaar vervoer). In of langs het plangebied behoren een aantal wegen tot het hoofdnet auto: Noordendijk, Oranjelaan en de route Crayensteynstraat – Transvaalstraat staan als “stadsweg” benoemd. Hiermee wordt aangegeven dat deze wegen van belang zijn voor de auto, maar dat ook de positie van de fiets en het openbaar vervoer van groot belang is. In afwijking van de vorige beleidsvisie verkeer en vervoer zijn geen maximale intensiteiten weergegeven. De fietsroutes zijn al aangegeven in paragraaf 2.3.2. Voor het hoofdnet openbaar vervoer zijn eveneens de Noordendijk, Oranjelaan en de route Crayensteynstraat – Transvaalstraat van groot belang. Met uitzondering van de Noordendijk zullen deze wegen onderdeel uit gaan maken van het HOV-D netwerk.
4.2.7. Dijkbebouwing De gemeenteraad heeft op 9 december 1997 de Nota "Kijk op de dijk" vastgesteld. In de nota is het kwaliteitskarakter van de verschillende dijken in Dordrecht beschreven. Dit karakter wordt onder meer bepaald door de openheid c.q. de geslotenheid, de zichtlijnen, de bebouwingsstructuur en de karakteristiek van een dijk. Vervolgens is in de nota het beleid vastgelegd ten aanzien van de verschillende dijken. Per dijkvak is daarbij aangegeven of het mogelijk/wenselijk is nieuwe bebouwing aan de dijk toe te voegen. Voor de Noordendijk wordt in de nota opgemerkt dat het binnen onderhavig plangebied gelegen gedeelte van de Noordendijk een waterstaatskundige functie heeft: de dijk maakt onderdeel uit van de primaire waterkering. Alleen al vanwege die reden is het tot stand brengen van nieuwe bebouwing op dit dijkvak niet aan de orde. Het binnen het plangebied gelegen gedeelte van de Krommedijk is aan beide zijden geheel aaneengesloten bebouwd. Omdat sprake is van volledige opname van de dijk in het stedelijk weefsel, is er sprake van een “stedelijk dijkprofiel”. Het zicht op het achtergelegen gebied is uitsluitend bij kruisende wegen beperkt mogelijk.
4.2.8. Groenvoorzieningen De nota “Dordrecht Kleurrijk Groen” (juni 1995) geeft een visie op het groen in Dordrecht. De dijken zijn aangeduid als bijzonder element binnen Dordrecht. Ze worden bijvoorbeeld veel gebruikt als toegangsroute vanuit de wijken naar de binnenstad en zijn een belangrijk middel om de natuur in de stad te brengen. De loop van de dijken moet (meer) herkenbaar gemaakt worden.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
27
januari 2006
Qua beheer is vastgelegd: • Semi-natuurlijk onderhoud: langs de Noordendijk en langs het ten oosten van de kruising met de Krommedijk gelegen gedeelte van de Crayensteynstraat; • Hoogwaardig Traditioneel Onderhoud: op het Vogelplein en op de kruising Reeweg Oost/Bankastraat/Halma-heiraplein; • Natuurlijk onderhoud: langs het ten westen van de kruising met de Krommedijk gelegen gedeelte van de Crayensteynstraat. Op 9 september 1997 heeft de gemeenteraad het beleidsplan Stedelijke Ecologische Structuur vastgesteld. Dit beleidsplan gaat in op de vraag welke natuur in en rond de stad Dordrecht aanwezig is en wat er gedaan moet worden om deze natuur voor lange termijn veilig te stellen. De ontwikkeling van een stedelijke ecologische structuur staat daarin centraal: een samenhangend netwerk van bron- en leefgebieden voor flora en fauna, aansluitend op de natuur in het buitengebied. De dragers van de Stedelijke Ecologische Structuur worden gevormd door bos, hooiland, water en de witte gebieden. In het kader van het bestemmingsplan “Midden Reeland” gaat het om: a. de spoorbermen van de spoorlijnen Dordrecht-Breda en Dordrecht-Geldermalsen alsmede een deel van de bermen van de Noordendijk die alle zijn aangeduid als hooilandstructuur; b. het water tussen de Weedeweg Noordzijde en –Zuidzijde dat onderdeel uitmaakt van de waterstructuur. Dit water maakt onderdeel uit van de stedelijke ecologische structuur langs de Twintighoevenweg die weer in verbinding staat met net buiten het plangebied gelegen de Molenvliet dat daar ook onderdeel van uitmaakt. Deze watergangen maakt deel uit van een groter oppervlaktewatersysteem dat vooral van belang is voor oever- en waterplanten en voor dieren van natte milieu’s. Bij herinrichtingsplannen die consequenties hebben voor de Molenvliet moet hiermee rekening gehouden worden.
4.2.9. Economie a. Detailhandel Uitgangspunt van de Structuurvisie Detailhandel & Horeca Drechtsteden (2002) is handhaving en versterking van de bestaande detailhandelsstructuur. In dat kader wordt in onder meer het plangebied Midden Reeland gestreefd naar een detailhandelsstructuur welke kan voorzien in de dagelijkse behoeften (met een accent op food) van de bewoners van de wijk. Dit betekent handhaving van de winkelvoorzieningen aan het Vogelplein en de Reeweg-Oost en geen uitbreiding van het aantal verspreid gevestigde detailhandelsvestigingen. b. bedrijvigheid In par. 2.3. is reeds aangegeven waar binnen het plangebied sprake is van de bedrijfsfunctie. De Milieudienst Zuid-Holland Zuid (MZHZ) heeft geadviseerd binnen het plangebied categorie 1 en 2 bedrijven toe te staan alsmede categorie 3 bedrijven als blijkt dat deze naar aard een inrichting gelijk gesteld kunnen worden met bedrijven in de categorieën 1 en 2. Alle bestaande bedrijven binnen het plangebied behoren tot de categorieën 1 en 2.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
28
januari 2006
Figuur 7:
gevestigde bedrijven
Het is niet de bedoeling het aantal bedrijfsvestigingen binnen het plangebied uit te breiden. Wel moet de uitoefening van een vrij beroep en van aan huis verbonden beroepen in een ondergeschikt deel van de eigen woning mogelijk zijn.
c. horeca Uitgangspunt is handhaving van de bestaande horecavestigingen. Uitbreiding van het aantal horecavestiging is niet aan de orde. In uitzondering hierop kan binnen de grotere detailhandelsconcentraties de vestiging van winkelondersteunende horeca mogelijk gemaakt worden als sprake is van een positieve bijdrage aan het functioneren van het concentratiegebied.
4.2.10. Prostitutiebeleid Na de opheffing van het landelijke bordeelverbod is in Dordrecht op 5 september 2000 de notitie Prostitutiebeleid vastgesteld. Uitgangspunt van het beleid is een vergunningplicht voor seksinrichtingen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening en legalisering van de op 1 januari 2000 bestaande seksinrichtingen. Legalisering houdt tevens in een positieve bestemming in het desbetreffende bestemmingsplan. Met betrekking tot “thuiswerkers”geldt dat de activiteiten worden aangemerkt als “werk in de eigen woning”, waarbij het pand de hoofdfunctie wonen behoudt. Dergelijke panden behoeven niet als seksinrichting te worden bestemd. Samenvattend kan worden gesteld dat een seksinrichting binnen een bestemmingsplan alleen is toegestaan indien het betreffende pand daartoe is bestemd. In het onderhavige plangebied is geen seksinrichting als bedoeld in genoemde notitie gevestigd, zodat een positieve bestemming achterwege kan blijven.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
29
januari 2006
Hoofdstuk 5.
5.1.
BESCHRIJVING VAN HET PLAN
Keuze planmethodiek
Sedert de wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening 1985, in werking getreden op 1 juli 1986, kan qua planmethodiek een keuze gemaakt worden uit drie planvormen te weten: het gedetailleerde bestemmingsplan (art 10 WRO); het globale bestemmingsplan met uitwerkingsverplichting (art. 11 WRO); en het globale bestemmingsplan zonder uitwerkingsverplichting (art. 10 WRO). Deze laatste vorm staat bekend onder de naam “globaal eindplan”. Voor het onderhavige gebied is gekozen voor een gedetailleerd plan, onder andere omdat geen grootschalige veranderingen aan de orde zijn en ook in het kader van de beoogde digitalisering van bestemmingsplannen behoefte bestaat aan een gedetailleerder kaartbeeld. De bestemmingen en de daarvoor geldende bouwgrenzen en rooilijnen zijn van de plankaart afleesbaar.
5.2.
Bestemmingen
Via de plankaart is het karakter van het gebied terug te vinden in de bestemmingen. Een groot deel van het plangebied heeft de bestemming “Woondoeleinden” (a). Daarnaast zijn de volgende bestemmingen onderscheiden: b. c. d. e. f. g. h. i. j. k. l. m.
Gemengde Woondoeleinden Centrumvoorzieningen; Maatschappelijke doeleinden; Begraafplaats; Bedrijfsdoeleinden; Auto-boxen; Recreatieve Doeleinden; Waterkering; Water; Verkeersdoeleinden – wegverkeer; Verkeersdoeleinden – spoorwegverkeer; Groenvoorzieningen.
Ad a. Woondoeleinden. Binnen de bestemming “Woondoeleinden” is door middel van nadere aanduidingen duidelijk gemaakt wat voor woningtype is toegestaan. Eengezinswoningen en boven- en benedenwoning zijn niet nader aangeduid (op de plankaart staat alleen de letter “W”). Via de aanduidingen (s), (tw) en (v) zijn respectievelijk gestapelde, twee onder een kap- of vrijstaande woningen onderscheiden.
Binnen de bestemming is op de plankaart en in de voorschriften een onderscheid gemaakt in:
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
30
januari 2006
-
een bouwvlak, waarbinnen onder meer hoofdbebouwing is toegestaan; een gebied waar aan- en bijgebouwen zijn toegestaan (aanduiding “e”, erf); een gebied waar in principe geen gebouwen zijn toegestaan (aanduiding “t”, tuin).
In het algemeen is de benadering als volgt. Het bouwvlak is meestal om de huidige bebouwing gelegd; in nieuwe situaties is het bouwvlak geënt op de voorgenomen hoofdbebouwing. Als uitbreiding van hoofdbebouwing in één laag of met dezelfde hoogte als de hoofdbebouwing acceptabel is, is het bouwvlak uitgebreid. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij vrijstaande woningen of bij hoeksituaties. Bij eengezinswoningen is het gedeelte waar aan- en bijgebouwen zijn toegestaan (erf) gesitueerd aan de achterzijde en in voorkomende gevallen aan de zijkant van de woning. Het gedeelte aan de zijkant van de woning ligt 0,5 m achter de voorgevel van de woning, heeft een breedte van maximaal 2/3 van breedte van de voorgevel en een afstand van 1 m tot de perceelsgrens.
Figuur 8: Voorbeeld systematiek bouwvlak, erf en tuin bij eengezinswoningen Bij vrijstaande woningen (nader aangeduid met “v”) is sprake van grotere maten: 3 m terugliggend ten opzichte van de voorgevels van de woningen en 3 m ten opzichte van de perceelsgrenzen. Voor de hoogte en diepte van aan- en uitbouwen is aansluiting gezocht bij de criteria voor vergunningvrije bouwwerken in de gewijzigde Woningwet: een uitbreiding mag een diepte hebben van 2,5 m buiten het bouwvlak tot een hoogte van 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning (tot een maximum van 4 m). Andere aan- en bijgebouwen zijn toegestaan mits deze onder meer niet hoger zijn dan 3 m, het gezamenlijke oppervlak van bouwwerken niet meer bedraagt dan 50 % van het erf tot een maximum van 50 m².
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
31
januari 2006
Op de grotendeels vóór de voorgevel gelegen gronden en in voorkomende gevallen aan de zijkant van de woning zijn in principe geen gebouwen toegestaan. Wel zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan, waaronder erfafscheidingen. Voor de voorgevelrooilijn, die op de plankaart is aangegeven, mogen erfafscheidingen een hoogte hebben van 1 m en achter de voorgevelrooilijn van 2 m. Als een zij- en achterperceel grenst aan (grotere) voortuinen van andere woningen wordt de scheiding tussen tuin en erf mede bepaald door de uitzichtshoek (30 graden) vanuit het midden van de voorgevel van de ‘andere woning’. Bij gestapelde bebouwing W(s) is het bouwvlak gelegd rondom de bestaande bebouwing. Ook hier is op de kaart en in de voorschriften gewerkt met de nadere aanduidingen tuin (t) en erf (e). Als op de gronden van gestapelde bebouwing aan- en bijgebouwen aanwezig of acceptabel zijn, zijn de -in principe achter het hoofdgebouw/bouwvlak gelegen- gronden nader aangeduid met erf. De overige gronden en als dergelijke bebouwing niet acceptabel is alle gronden rond de gestapelde bebouwing, zijn aangeduid met tuin (t).
Figuur 9: voorbeeld systematiek bij gestapelde bebouwing
Op een groot aantal locaties is naast de woonfunctie tevens sprake van een andere functie. Het betreft de bestaande detailhandel, horeca, maatschappelijke doeleinden, bedrijven en kantoren. De niet woon-functies zijn apart op de plankaart aangeduid en in de voorschriften is de toelaatbaarheid geregeld. Over het algemeen zijn niet woon-functies alleen op de begane grond gevestigd en mogelijk gemaakt. Omdat bij het schoolgebouw aan de Reeweg-Oost sprake is van maatschappelijke doeleinden op de verdiepingen is daarvoor een aparte regeling opgenomen. Voor deze locatie is ook een aparte regeling opgenomen met betrekking tot de functie en bebouwingsmogelijkheden. De gronden hebben de bestemming “Woondoeleinden” en een drietal nadere aanduidingen (2x m en I) . De eerste twee aanduidingen hebben betrekking op de functie. De bestaande functie (maatschappelijke doeleinden) is toegestaan op zowel de begane grond als op de verdiepingen. Daarnaast is –net zoals in het geldende bestemmingsplan- als de mogelijk toekomstige functie “wonen” mogelijk gemaakt. Op grond van dit bestemmingsplan kan het bestaande gebouwencomplex in plaats van de onderwijsfunctie voor wonen in gebruik genomen worden. Het betreft de bebouwing tussen de Madoerastraat en de Timorstraat. Omdat kan blijken dat een deel van het gebouwencomplex niet voor bewoning geschikt is (of is te maken) of dat dat vanuit financieel/economisch oogpunt niet haalbaar is c.q. vanuit stedenbouwkundig/ruimtelijk oogpunt niet wenselijk is, bestaat de kans dat
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
32
januari 2006
overgegaan zal moeten worden tot sloop van een gedeelte (de achterbouw) en dat gedeeltelijk vervangende nieuwbouw aan de orde is. Hierbij moet worden opgemerkt dat het object is aangewezen als rijksmonument. Voor deze locatie is na het vervallen van de onderwijsfunctie de woonfunctie de meest voor de hand liggende. In de voorschriften zijn de uitgangspunten voor invulling van de locatie vastgelegd. Zo is vastgelegd dat op de locatie maximaal 50 woningen tot stand gebracht mogen worden. De rooilijn aan de zijde van de Reeweg Oost is op de plankaart aangegeven. Bebouwing is alleen toelaatbaar achter die lijn alsmede binnen de bestaande rooilijnen van de Madoera- en Timorstraat. De bouwhoogte moet zijn afgestemd op de omliggende bebouwing. Gelet op de functie van de Reeweg Oost en de stedenbouwkundig/ruimtelijke structuur van het plangebied mag geen nieuwe ontsluiting vanaf de Reeweg Oost worden aangelegd. Indien woningen tot stand gebracht worden, moet in principe in de daaruit voortvloeiende parkeerbehoefte op eigen terrein worden voorzien, om te voorkomen dat de parkeerdruk in het openbare gebied onacceptabel toeneemt. Op grond van de vrijstellingbepalingen kunnen Burgemeester en Wethouders voor de gronden met de bestemming “Woondoeleinden” vrijstelling verlenen voor onder meer een vrij beroep of een aan huis verbonden beroep, voor het wijzigen van een aantal niet-woonfuncties of voor het toestaan van een niet-woonfunctie op de verdieping(en) en voor het toestaan van een cat. 3 bedrijf als zo’n bedrijf qua aard en inrichting kan worden gelijkgesteld met een cat. 2-bedrijf. Daarnaast is vrijstelling mogelijk voor verschillende bouwwerken. Het betreft onder andere het tot stand brengen van een erker, balkon, aan- en bijgebouwen tot een oppervlakte van 75 m² in plaats van 50 m² of voor hogere aan- of bijbouwen. Vanwege de ligging van de waterkering in het noordelijk deel van het plangebied sprake van een dubbelbestemming. De bestemming “Waterkering” heeft het primaat boven de bestemmingen “Woondoeleinden” en “Verkeersdoeleinden”. Ook voor de beschermingszone van de waterkering is een afstemmingsregeling opgenomen. Binnen de bestemming “Woondoeleinden” is nog sprake van een aanduiding die een toelichting behoeft: de aanduiding “openbare verbinding”. Vanaf de Toulonselaan naar Hof de Vriendschap is sprake van een openbare onderdoorgang onder bestaande woningen. Om te waarborgen dat deze verbinding gehandhaafd blijft, is op de plankaart een aanduiding vermeld en in de voorschriften geregeld dat en met welke breedte en hoogte-maten een open ruimte gehandhaafd moet blijven.
Ad b. Gemengde Woondoeleinden Het langs het westelijk deel van de Toulonselaan gelegen gebied met verschillende functies –er is op dit moment feitelijk sprake van een gemengd gebied– heeft de bestemming “Gemengde Woondoeleinden”. Op de begane grond is overeenkomstig het huidige gebruik een menging van functies, zoals wonen, maatschappelijke doeleinden, bedrijven, detailhandel en dienstverlening toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 250 m² b.v.o. (na vrijstelling tot 500 m²). De woonfunctie is in alle panden zowel op de begane grond als op de verdiepingen mogelijk. Het uitoefenen van horeca in de vorm van een café is alleen mogelijk op de begane grond van de op de plankaart als zodanig aangeduide gronden.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
33
januari 2006
Voor de verdiepingen is de woonfunctie voorgeschreven. Als op de begane grond een nietwoonfunctie aanwezig is, moet ook op de verdiepingen worden gewoond. Op de verdieping(en) van verschillende panden is op dit moment echter sprake van een niet-woonfunctie. Het is niet de bedoeling dat gebruik onder het overgangsrecht te brengen. Daarom is –net zoals binnen de bestemmingen “Woondoeleinden” en “Centrumvoorzieningen” –opgenomen dat burgemeester en wethouders onder bepaalde voorwaarden bevoegd zijn vrijstelling te verlenen voor een nietwoonfunctie op de verdieping(en). Wel moet het gebruik op de verdiepingen noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van de op de begane grond gevestigde functie en moet worden aangetoond dat de verdieping(en) niet geschikt zijn voor de woonfunctie. Uitgangspunt blijft dus de woonfunctie op de verdiepingen. Ook kan vrijstelling worden verleend voor een vrij of voor een aan huis verbonden beroep, voor het wijzigen van het op de plankaart aangegeven horecabedrijf in een andersoortig horecabedrijf (mits geen sprake is van onaanvaardbare negatieve beïnvloeding van de woon- en leefomstandigheden in de naaste omgeving) en voor het toestaan van een categorie 3-bedrijf als dat gelijkgesteld kan worden met maximaal een cat. 2-bedrijf. Voor wat de bebouwingsregeling betreft is gebruik gemaakt van dezelfde systematiek als bij de bestemming “Woondoeleinden”. Gewerkt is met een bouwvlak, waarbinnen bebouwing is toegestaan tot de op de plankaart aangegeven hoogte en met de aanduiding erf (e) met de bijbehorende regeling. Voortuinen komen bij de bestemming “Gemengde Woondoeleinden” niet voor.
Ad c. Centrumvoorzieningen. Het betreft de grote concentraties aan het Vogelplein, het zuid-westelijk deel van de Reeweg Oost en de supermarkt op de hoek Krommedijk/Hoekenessestraat. Op de begane grond is alleen detailhandel en dienstverlening toegestaan, op de verdiepingen moet worden gewoond. Na vrijstelling is een aantal andere functies toegestaan op de begane grond als zo’n functie past binnen het winkelkarakter. Voorafgaand aan het verlenen van vrijstelling moet de Adviesraad voor de Detailhandel worden gehoord.
Figuur 10: voorbeeld systematiek binnen bouwvlak en buiten bouwvlak bij niet-woonfuncties. Bebouwing is toegestaan binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken tot de aangegeven hoogten. Als geen hoogte is aangegeven geldt de maximale hoogte van 4 m met dien verstande dat als de gronden met de bestemming “Centrumvoorzieningen” direct grenzen aan gronden met de bestemming “woondoeleinden” op en nabij de perceelsgrens een lagere hoogtemaat (3 m) van toepassing is. Buiten het bouwvlak zijn in principe geen gebouwen toegestaan. Dit betreft in een aantal gevallen de gronden voor of naast de winkels. Wel mogen daar onder andere erfafscheidingen tot stand gebracht worden (vóór de op de plankaart aangegeven voorgevelrooilijn tot een hoogte van 1 m en achter de voorgevelrooilijn tot een hoogte van 2 m).
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
34
januari 2006
Ad d. Maatschappelijke doeleinden. De locaties waar binnen het plangebied maatschappelijke doeleinden aanwezig zijn hebben ook die bestemming. Het zijn verspreid over het plangebied diverse locaties, waarvan een deel direct grenst aan (tuinen van) woningen. Bebouwing is alleen toegestaan binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak tot de aangegeven hoogte. Ook hier geldt dat als op de plankaart geen bouwhoogte is vermeld gebouwen tot stand gebracht mogen worden tot maximaal 4 m, de afstemmingsregeling met omliggende woningen van toepassing is en is vastgelegd welke bebouwing buiten het bouwvlak is toegestaan. Op één locatie is binnen de bestemming “Maatschappelijke doeleinden” sprake van een dienstwoning. De dienstwoning, waarvan de inhoud niet meer dan 750 m3 mag bedragen, is op de plankaart apart aangeduid.
Ad e. Begraafplaats. De begraafplaats aan de Reeweg Oost heeft de bestemming “Begraafplaats”. Binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak zijn naast gebouwen ten dienste van het beheer, het onderhoud en het functioneren van de begraafplaats toegestaan. De maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt circa 300 m² (= 33 % van het bouwvlak). De hoogte van gebouwen en de plaats waar die gebouwen zijn toegestaan (respectievelijk 7 m en binnen het bouwvlak) zijn op de plankaart aangegeven.
Ad f. Bedrijfsdoeleinden. De gronden waar binnen het plangebied sprake is van de uitoefening van bepaalde vormen van bedrijvigheid en waar wonen niet aanwezig of toegestaan is, hebben de bestemming “Bedrijfsdoeleinden”. Door middel van verschillende aanduidingen is vastgelegd dat alleen één bepaalde vorm van bedrijvigheid toegestaan. Ter plaatse van de aanduidingen “d”, “hs”, “hr” , “n” en “s” zijn geen andere bedrijven toegestaan dan respectievelijk detailhandel, horeca in respectievelijk de vorm van een snackbar en een restaurant, nutsvoorzieningen, een service-station en de kantoren. Het betreft in alle gevallen de bestaande binnen het plangebied gevestigde bedrijven. Voor een deel van de functies is een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen voor het vestigen van bedrijven. In principe zijn alleen de bedrijven die behoren tot de categorieën 1 en 2 toegestaan. Bedrijfsactiviteiten als bedoeld in art. 41 Wgh en art. 4.2. van het Inrichtingen en Vergunningenbesluit Wet Milieubeheer zijn uitgesloten. In de voorschriften is met betrekking tot kantoorhoudendheid opgenomen dat ter plaatse maximaal 50 % van het aantal m² b.v.o. bedrijfsbe-bouwing (tot een maximum van 2.000 m²) gerealiseerd mag worden. Binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak zijn bouwwerken toegestaan tot de op de kaart aangegeven hoogte en bebouwingspercentage. Als geen hoogte is vermeld, is een hoogte van 4 m toegestaan en geldt als de locatie direct grenst aan woningen een afwijkende regeling voor de bouwhoogte op en nabij de perceelsgrens. Als geen percentage is opgenomen, mag het bouwperceel volledig worden bebouwd. Voor het servicestation is geregeld dat de oppervlakte van de verkoopruimte niet meer dan 50 m² mag bedragen. Een deel van de gronden met de bestemming “Bedrijfsdoeleinden” heeft tevens aanduiding “beschermingszone waterkering” met de bijbehorende afstemmingsregeling in de voorschriften. Bestemmingsplan “Midden Reeland”
35
januari 2006
Ad g. Auto-boxen. Op verschillende locaties binnen het plangebied is sprake van een concentratie van auto-boxen, die als zodanig in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Doelstelling is dat die boxen worden gebruikt voor de stalling van vaar- en voertuigen (auto’s, motoren, boten). Bebouwing tot een hoogte van 3 m is alleen toegestaan binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak.
Ad h. Recreatieve Doeleinden. De speeltuinen aan de Meerkoetstraat en de Heijsterbachstraat zijn opgenomen in de bestemming “Recreatieve Doeleinden”. De eerste speeltuin ligt aan de oostzijde van de Vogelbuurt tussen de groenstrook langs de Molenvliet en de erfbebouwing van de flatgebouwen aan de Aalscholverstraat en de Meerkoetstraat. De tweede, in Land van Valk gelegen speeltuin, wordt omringd door woningen.
Uitbreiding van de speeltuinen is niet mogelijk gemaakt. Voor de speeltuin aan de Meerkoetstraat geldt dat de maximaal toegestane bebouwingsoppervlakte 15 % van het bouwvlak bedraagt (= circa 250 m² b.v.o.). Vanwege de ecologische potenties van de Molenvliet is vastgelegd dat bebouwing alleen is toegestaan binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak (tot een maximale hoogte van 3,5 m). Bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals klimtoestellen, schommels en glijbanen mogen wel buiten het bouwvlak tot stand gebracht worden. Aan de Heijsterbachstraat mag maximaal 5 % van het bouwvlak worden bebouwd. Hier zijn gebouwen toegestaan tot 4 m en mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde niet hoger zijn dan 7 m. Voor wat betreft de bouwhoogten zijn burgemeester en wethouders bevoegd vrijstelling te verlenen voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde tot respectievelijk 5 en 9 m. Voor het geval de speeltuinen eventueel komen te vervallen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De bestemming “Recreatieve Doeleinden” aan de Meerkoetstraat kan gewijzigd worden in “Groenvoorzieningen” (aansluitend aan de Molenvliet) en aan de Heijsterbachstraat in “Woondoeleinden”. Op dit terrein zijn dan tenminste vier en maximaal acht woningen mogelijk. Benadrukt wordt, dat van de wijzigingsbevoegdheid pas gebruik gemaakt kan worden als de speeltuin-activiteiten komen te vervallen.
Ad i. Waterkering. Binnen het plangebied ligt een primaire waterkering. De primaire waterkering bestaat uit een kernzone en een beschermingszone. Ter plaatse van de Noordendijk is de kernzone op de plankaart aangegeven met de primaire bestemming “Waterkering”. Deze zone is derhalve als dubbelbestemming in het plan opgenomen. In het bestemmingsplan staat de waterkerende functie centraal: de bestemming “Waterkering” heeft
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
36
januari 2006
het primaat, de overige bestemmingen (“Woondoeleinden”, “Verkeersdoeleinden” en “Groenvoorzieningen”) zijn daaraan ondergeschikt.
De op grond van de andere bestemmingen toegestane bouwwerken mogen alleen gerealiseerd worden, indien de bij de bescherming van de waterkering betrokken belangen dat gedogen. Dit geld tevens voor bouwwerken die op grond van art. 16 van de voorschriften (alg. vrijstellingsbevoegdheid) tot stand gebracht kunnen worden. Voordat tot realisering van bouwactiviteiten of aanlegwerkzaamheden wordt overgegaan, moet advies van de dijkbeheerder worden ingewonnen. De bescherming van de waterkering kan ertoe leiden dat activiteiten, die normaliter binnen de secundaire bestemmingen zijn toegestaan, door de werking van de keur van het Waterschap geen doorgang kunnen vinden. Bij de beschermingszone gaat het om een ruimere zone, die op de plankaart is aangegeven door een aparte aanduiding. In de verschillende voorschriften is een bepaling opgenomen dat bij het oprichten van bebouwing of het uitvoeren van werken overleg met de dijkbeheerder moet plaatsvinden. Voorkomen moet immers worden dat door activiteiten in de beschermingszone aantasting van de waterkering ontstaat.
Ad j. Water. De watergangen in het plangebied zijn als zodanig bestemd. Om enige flexibiliteit te hebben is bepaald, dat ook groenvoorzieningen zijn toegestaan. Voorwaarde is wel dat de hoeveelheid water niet wordt verminderd. Doordat binnen de bestemming “Groenvoorzieningen” ook water is toegestaan, is bijvoorbeeld een andere inrichting van groen en water mogelijk. Dergelijke wijzigingen zijn niet zomaar mogelijk. In de voorschriften is vastgelegd dat voorafgaand aan herinrichting een inspraakronde moet worden gehouden.
Ad k.
Verkeersdoeleinden – wegverkeer. De wegen binnen het plangebied zijn bestemd voor “Verkeersdoeleinden”. Het betreft de grotere wegen, bijvoorbeeld de Noordendijk of de Crayensteynstraat, maar ook de straten binnen de woongebieden. Voor de bestaande ongelijkvloerse kruisingen (Blauwe tunnel aan de Dubbeldamseweg en fietstunnel Halmaheiraplein) zijn aanduidingen op de plankaart vermeld. Voor het geval beoogd wordt te komen tot herinrichting van de infrastructuur is een inspraakronde voorgeschreven.
Van herinrichting is in ieder geval sprake met betrekking tot het traject “Verbinding Oostelijke Stadsdelen” (VOS). Onderstaand een toelichting op achtergronden en de inhoud van de beoogde herinrichting. In de Beleidsvisie verkeer en vervoer van 1997 is een aantal belangrijke uitgangspunten opgenomen, die ook voor de VOS bepalend zijn: bus en (hoofd)fietsroutes naar de binnenstad moeten verbeterd worden; de woonwijken rond de binnenstad (waaronder Reeland) moeten meer bescherming krijgen tegen autoverkeer; Bestemmingsplan “Midden Reeland”
37
januari 2006
-
de hoofdroutes naar de binnenstad zijn: de Merwedestraat aan de noordzijde en de Laan der VN/Handelskade aan de zuidwest-zijde.
Voor het plangebied Midden Reeland is eind 2003/begin 2004 onder meer voorgesteld de Transvaalstraat, de overweg Krommedijk en de Crayensteynstraat aan te passen. Naast herinrichting van het gehele tracé is met name van belang: voor de Transvaalstraat: handhaving van de parkeervoorzieningen voor de woningen alsmede de aanleg van een vrijliggend tweerichtingsfietspad en een berm met bomenrij tussen de bestaande weg en het geluidsscherm;
-
-
voor Krommedijk: aanpassing van de overweg aan het nieuwe wegbeloop van de Transvaalstraat en de Crayensteynstraat (overweg wordt in oostelijke richting iets breder); voor de Crayensteynstraat: handhaving van de boomstructuur (beide bomenrijen), de aanleg van een nieuwe rijbaan over de zuidberm van de spoorbaan (ten noorden van de bomenrij) en verbetering van de fietssituatie door de aanleg van een tweezijdig fietspad ter plaatse van de bestaande zuidelijke rijbaan. De wateroppervlakte neemt door de herinrichting iets toe.
In paragraaf 6.7. is op de Flora- en Faunawet van deze infrastructurele wijziging ingegaan. Daar waar sprake is van de dubbelbestemming “Waterkering” heeft die bestemming het primaat boven de bestemming “Verkeersdoeleinden-wegverkeer”. Ad l. Verkeersdoeleinden – spoorwegverkeer De bestaande spoorbanen Dordrecht-Geldermalsen en Dordrecht-Breda zijn als zodanig bestemd. De bij deze voorziening behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van spoorwegdoeleinden zijn toegestaan.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
38
januari 2006
Ad m. Groenvoorzieningen De van belang zijnde structurele groenvoorzieningen zijn als zodanig bestemd. Het betreft de te handhaven groene randen op verschillende locaties in het plangebied. Zo is sprake van groenvoorzieningen langs de Noordendijk en de Molenvliet, langs de spoorbanen en aan het Halmaheiraplein en het Sumatraplein, rond de begraafplaats aan de Reeweg Oost en rond het water aan de Weedeweg. Op gronden met de bestemming “Groenvoorzieningen” zijn verhardingen in de vorm van fiets- en wandelpaden en waterpartijen mogelijk. Gebouwen zijn niet toegestaan, wel kunnen binnen de bestemming passende bouwwerken geen gebouwen zijnde tot stand gebracht worden. Ter plaatse van de bestemming “Groenvoorzieningen” aan het Halmaheiraplein is door middel van een nadere aanduiding op de plankaart en een regeling in de voorschriften een grotendeels ondergronds bergbezinkbassin mogelijk gemaakt. Het gaat om de locatie ten oosten van de oprit naar het fietstunneltje onder de spoorbaan waar onder de speelplek sprake van een bassin met een tweetal bedieningsgebouwtjes. Het bassin is grotendeels ondergronds gebouwd. Gelet op het verloop van het aangrenzende terrein steekt het bassin aan de oostzijde maximaal 0,6 m boven het maaiveld uit. Daar waar sprake is van de dubbelbestemming “waterkering” heeft die bestemming het primaat boven de bestemming “Groenvoorzieningen”.
Algemeen en overige voorschriften. De bouwvoorschriften en mogelijkheden van vrijstelling voor de verschillende bestemmingen die hiervoor zijn toegelicht bevatten elementen die specifiek zijn gericht op het onderhavige gebied en een direct gevolg van het eerdergenoemde uitgangspunten voor dit bestemmingsplan. Naast de per bestemming geregelde vrijstellingsbepalingen zijn ook de gebruikelijke algemene vrijstellingsbepalingen (voor bouwwerken van openbaar nut, verschuiven van verschillende grenzen) opgenomen. Vanwege de eerder in deze toelichting beschreven mogelijke archeologische waarden is een voorschrift opgenomen dat toeziet op het doen van archeologisch (voor-)onderzoek. De overige voorschriften in het plan, zoals de dubbeltelbepaling en de overgangsbepalingen spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting. In de gebruiksvoorschriften is onder meer een regeling voor de beroepsuitoefening aan huis (vrije beroepen en aan huis verbonden beroepen) opgenomen. Doel van deze regeling is de bescherming van de woon- en leefsituatie ter plaatse. Naast een maximum percentage en oppervlakte en het feit dat de beroepsuitoefenaar ter plaatse dient te wonen, is bepaald dat activiteiten die op voorhand geen overlast voor de woonomgeving veroorzaken, zonder meer zijn toegestaan. Indien de kans op overlast wel aanwezig is, dient een
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
39
januari 2006
vrijstelling te worden aangevraagd, zodat van geval tot geval een afweging gemaakt kan worden.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
40
januari 2006
Hoofdstuk 6.
6.1.
MILIEU-ASPECTEN
Ecologie/natuur in de stad
De Molenvliet en de Noordendijk liggen in de stedelijke ecologische structuur van Dordrecht. De stedelijke ecologische structuur is een samenhangend netwerk van bron- en leefgebieden voor flora en fauna, aansluitend op natuur in het buitengebied. Dat netwerk maakt het vele soorten planten en dieren mogelijk om te overleven. De stedelijke ecologische structuur is opgebouwd uit bos, water en hooiland. Zij vervult functies voor planten en dieren. Zo brengen bijvoorbeeld diverse bijzondere broedvogels hier hun jongen groot. Ook wordt de stedelijke ecologische structuur door dieren gebruikt om zich van de ene plek naar de andere te verplaatsen. Dat gebeurt via zogenaamde ecologische verbindingszones. Het water aan de oostzijde van het plangebied (Molenvliet en water langs de Twintighoevenweg) maakt deel uit van de ecologische verbindingszone tussen de omgeving Wantijpark/Jeugddorp en de parkendriehoek Dubbelmonde-Dordwijk-Overkamp. De bermen van de Noordendijk en van de spoorbanen Dordrecht-Breda en Dordrecht-Geldermalsen worden gerekend tot de hooilandstructuur.
6.2.
Wet geluidhinder
Binnen het plangebied is sprake van wegverkeerslawaai en spoorweglawaai zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Het plangebied omvat bestaand stedelijk gebied.
6.2.1. Algemeen Met uitzondering van enkele ontwikkelingen is in het bestemmingsplan uitgegaan van de bestaande situatie: in het overgrote deel van het plangebied is functiewijziging en/of toevoeging van extra geluidgevoelige bebouwing niet aan de orde. De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen betreffen: verspreid over het plangebied, in het bijzonder in de Transvaalbuurt en de Indische buurt-zuid: vervanging van verschillende kleinschalige niet-geluidgevoelige functies door de woonfunctie; herontwikkeling van de voormalige LTS-locatie aan de Reeweg Oost; herontwikkeling van de HTS-locatie aan de Oranjelaan; de ontwikkeling van woningbouw op de locatie die wordt begrensd door de Aalscholversstraat, Fuutstraat en Noordendijk; de ontwikkeling van woningbouw op de locatie die wordt begrensd door de Bankastraat, Adelaarstraat, Sperwerstraat en Vogelplein. Voor alle genoemde ontwikkelingen is in het kader van de procedures voor de recente bestemmingsplannen “Transvaalbuurt en Indische buurt-zuid” en “Vogelbuurt en Indische buurtnoord” reeds akoestisch onderzoek uitgevoerd. Omdat uit die onderzoeken bleek, dat de in de Wet geluidhinder vastgelegde voorkeursgrenswaarde wel, maar de maximale ontheffingswaarden niet worden overschreden, zijn recent procedures tot vaststelling hogere grenswaarden doorlopen. De resultaten van de akoestische onderzoeken alsmede de besluiten van Gedeputeerde Staten tot vaststelling hogere grenswaarden zijn in dit plan als bijlagen 4 tot en met 7 opgenomen. In het pand Komatistraat 56 is thans nog sprake van bedrijfsmatige activiteiten. Hoewel ook hier de woonfunctie acceptabel was en om die reden in het nu geldende bestemmingsplan de bestemming Woongebied is gelegd, is gebleken dat voor deze plek nog geen akoestisch onderzoek en de benodigde procedure hogere grenswaarden is doorlopen. Daarom is alsnog akoestisch onderzoek
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
41
januari 2006
uitgevoerd (bijlage 8) en de procedure hogere grenswaarden gestart. Het besluit van GS tot vaststelling van de hogere grenswaarden wordt als bijlage in de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen (bijlage 10). Ook in het kader van de ontwikkeling van de plannen voor aanpassing van de Verbinding Oostelijke Stadsdelen is akoestisch onderzoek gedaan (bijlage 9). Daaruit bleek dat de geluidbelasting van een aantal woningen zodanig toeneemt, dat sprake is van een reconstructie van de weg in de zin van de wet Geluidhinder en er maatregelen moeten worden getroffen. Op een groot deel van het tracé van de Verbinding Oostelijke Stadsdelen wordt nieuwe verharding uitgevoerd in een geluidarme variant met een geluidreductie van ca. 3dB(A). Voor enkele woningen aan de Krommedijk blijft sprake van een reconstructie van de weg. Gezien de binnenstedelijke situatie is het treffen van afschermende maatregelen ongewenst en bleek het doorlopen van een procedure tot vaststelling hogere grenswaarden nodig. De procedure is afgerond, het besluit van GS tot vaststelling van de hogere grenswaarden (d.d. 7 september 2005) is als bijlage in de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen (bijlage 10).
6.2.2. Wegverkeerslawaai Op grond van artikel 74 van de in maart 1993 inwerking getreden Wet geluidhinder (Wgh) is iedere weg gezoneerd, behalve: woonerven; 30 km/u gebieden; wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart vast staat dat de geluidsbelasting op de gevels van de aanliggende woningen op 10 meter uit de as van de meest nabij gelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedraagt. Binnen het plangebied is een groot aantal wegen aangewezen als woon-erf c.q. als 30 km-gebied; de overige wegen zijn op grond van de Wet geluidhinder gezoneerd.
6.2.3. Spoorweglawaai Het plangebied wordt doorkruist door de spoorbanen Dordrecht-Breda en Dordrecht-Geldermalsen. Een deel van het plangebied ligt daardoor binnen de geluidszones van genoemde spoorbanen.
Figuur 11:
zones spoorbanen
Het bestemmingsplan maakt binnen de geluidzones van de spoorbanen in: a. de Vogelbuurt en de Indische buurt-noord alleen in het pand Bankastraat 281/283 de vestiging van één nieuwe geluidvoelige functie mogelijk: de woonfunctie in plaats van de bestaande kantooractiviteiten. Uit uitgevoerd akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. b. de Transvaalbuurt en de Indische buurt-zuid op verschillende locaties vestiging van nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk. Akoestisch onderzoek is uitgevoerd. Daaruit bleek dat de
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
42
januari 2006
c.
voorkeursgrenswaarde wel, en dat –met uitzondering van de locatie Toulonselaan 52146/hoek Transvaalstraat) de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden. De voor de overschrijding van de voorkeursgrenswaarden benodigde procedure “vaststelling hogere grenswaarden” is afgerond. Aanvullend is voor de locatie Komatistraat 56 akoestische onderzoek en een procedure hogere grenswaarden gestart. Land van Valk geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk.
6.2.4. Industrielawaai Het plangebied viel gedeeltelijk binnen de geluidzone van het industriegebied “De Staart”. Blijkens de bij het KB d.d. 11 juni 1993 behorende kaart viel het noordelijk deel van het plangebied binnen de zone > 55 dB(A) en de zone 50 dB(A) < < 55 dB(A) van het industrieterrein “De Staart”.
Figuur 12:
Oorspronkelijke 50 en 55 dB(A)-zone industrieterrein “De Staart”.
Zoals is aangegeven worden nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. Inmiddels is een saneringsprogramma afgerond, dat tot doel had de geluidszones rond het industrieterrein te verkleinen. Uit aanvullende metingen en berekeningen bleek, dat de geluidcontour kleiner was dan tijdens het zoneringsonderzoek. In het eerder in werking getreden bestemmingsplan “Vogelbuurt en Indische buurt-noord” is daarom al aangegeven dat de geluidcontour van het industrieterrein binnen de planperiode zodanig zal afnemen dat het oprichten van geluidgevoelige bestemmingen binnen het plangebied zonder meer mogelijk wordt. Omdat kon worden uitgegaan van het saneringsplan is voor het onderdeel industrielawaai destijds geen procedure tot vaststelling van hogere grenswaarden gestart. Inmiddels kan worden opgemerkt dat een deel van de bedrijfsactiviteiten op de Kop van de Staart inmiddels beëindigd zijn en gewerkt wordt aan de ontwikkeling van de Stadswerven. In het kader daarvan is gebleken dat het industrieterrein De Staart alsmede de bijbehorende geluidszone zodanig kan worden verkleind dat deze buiten de plangrens van het bestemmingsplan “Midden Reeland” komt te liggen en daardoor niet meer van toepassing is. Het bestemmingsplan “Herziening zone industrielawaai Staart” dat voorziet in verkleining van het gezoneerde industrieterrein en de inkrimping van de zones, is door de gemeenteraad vastgesteld op 30 augustus 2005.
6.3.
Risico en externe veiligheid
Inleiding In het plangebied zijn de volgende risicobronnen aanwezig: • Spoorweg Rotterdam - Lage Zwaluwe; • Spoorweg Dordrecht – Geldermalsen. Bestemmingsplan “Midden Reeland”
43
januari 2006
Over beide spoorwegen vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Vervoer van gevaarlijke stoffen brengt risico’s met zich mee doordat bij ongevallen de kans bestaat dat gevaarlijke lading vrijkomt. Voor dit transport van gevaarlijke stoffen is een risiconormering vastgesteld. Een combinatie van verschillende aspecten is bepalend voor het risiconiveau van een transportroute: De omvang van de vervoersstroom; deze is bepalend voor de kans op ongevallen met effecten op de omgeving; De soort gevaarlijke stoffen; dit is bepalend voor de effecten op de omgeving; De veiligheid van de transportroute; dit is bepalend voor de kans op ongevallen; Het aantal mensen in de omgeving van de route; dit is bepalend voor mogelijk aantal dodelijke slachtoffers. Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel de kans dat mensen in de omgeving van een transportroute overlijden ten gevolge van een ongeval op deze route waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, binnen aanvaardbare grenzen te houden. Het product van kans en effect (overlijden) wordt aangeduid met het begrip risico. Deze risicobenadering kent een tweetal begrippen om het risiconiveau weer te geven, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats. Bij het plaatsgebonden risico gaat het om de kans per jaar dat een gemiddelde persoon op een bepaalde geografische plaats in de omgeving van een transportroute overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen op deze transportroute, er van uitgaande dat die persoon onbeschermd en permanent op die plaats aanwezig is. Anders gezegd, het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het plaatsgebonden risico kan worden weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Dergelijke contouren zijn van belang bij de beoordeling of een risicovolle activiteit of een risicogevoelige bestemming op een bepaalde plaats kan worden toegelaten. Voor het plaatsgebonden risico is door de rijksoverheid voor nieuwe situaties een grenswaarde vastgesteld van 10-6/jaar. Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van één ongeval op de transportroute waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Dit risico laat zich niet in de vorm van een risicocontour op een kaart weergeven, maar kan wel worden vertaald in een dichtheid van personen per hectare. Hoe meer personen per hectare in het schadegebied van een hier bedoeld ongeval aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is. Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de cumulatieve kansen per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico is in tegenstelling tot het plaatsgebonden risico een oriënterende waarde. Ter bepaling van de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is een risico studie uitgevoerd. Spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe In 2003-2004 is er een studie gedaan naar de veiligheidsaspecten van het spoor in Dordrecht en Zwijndrecht, “de veiligheidsstudie spoorzone Dordrecht Zwijndrecht. Deze veiligheidsanalyse bestaat uit een scenarioanalyse en een kwantitatieve risicoanalyse. • Een scenarioanalyse beschrijft de relevante scenario’s met betrekking tot de externe veiligheid in relatie met transport van gevaarlijke stoffen over spoor. Met name de ontwikkeling van de schade bij de scenario’s in de tijd wordt beschreven. • In de kwantitatieve risicoanalyse zijn de kansen en de effecten van een groot aantal scenario’s meegenomen. In de kwantitatieve risicoanalyse worden het plaatsgebonden risico en het groepsrisico berekend. Voor de berekening van de risico’s zijn binnen Dordrecht de personen dichtheden per hectare geïnventariseerd in zowel de dag- als nachtperiode (situatie 2002). Tevens is een inventarisatie
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
44
januari 2006
gemaakt van de personen dichtheden per hectare in 2010 om hiermee de toekomstige risico’s te kunnen bepalen. Binnen de beoordelingszone van 200 meter uit de as van de spoorbaan voorziet het voorliggende plan geen wijzigingen ten opzichte van de nu reeds vigerende bestemmingsplannen “Land van Valk” (goedgekeurd op 19 maart 1996) en “Transvaalbuurt en Indische buurt–Zuid” (goedgekeurd op 9 juli 2002) Uit de berekeningen blijkt dat het plaatsgebonden risico geen knelpunten oplevert. Uit de groepsrisicoberekeningen blijkt dat in verschillende kilometervakken in de huidige situatie reeds sprake is van overschrijdingen van de oriënterende waarde van het groepsrisico: in het plangebied wordt de oriënterende waarde voor het groepsrisico met een factor 19 overschreden. Ook de situatie 2010 is berekend. Uit deze berekening blijkt dat in 2010 de oriënterende waarde voor het groepsrisico met een factor 15 zal worden overschreden. De daling wordt veroorzaakt door een wijziging in de vervoerscijfers op bovenvermeld tracé. In het kader van de “spoorzone studie” wordt momenteel gewerkt aan het verbeteren van de veiligheidssituatie in het plangebied. Voor het treffen van maatregelen is een financiële bijdrage van het ministerie van VROM toegezegd. De in studie zijnde maatregelen richten zich voornamelijk op het verbeteren van de zelfredzaamheid en beheersbaarheid binnen het gebied. In de loop van 2006-2007 zal daadwerkelijk begonnen worden met het treffen van maatregelen. Spoorweg Dordrecht – Geldermalsen Via het spoortracé Dordrecht Geldermalsen wordt de vestiging van Dupont Dordrecht bevoorraad. Het betreft het transport van brandbare en toxische vloeistoffen. Uit de berekeningen zoals die zijn gedaan in het kader van de Veiligheidsstudie spoorzone Dordrecht Zwijndrecht blijkt, dat op dit tracé geen 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico wordt gevonden. Tevens geldt dat er geen overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico plaatsvindt. Conclusies Binnen het plangebied is geen sprake van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico. Het transport van gevaarlijke stoffen leidt nu en in de toekomst tot overschrijdingen van de oriënterende waarde. Ten opzichte van de nu vigerende plannen creëert het voorliggende bestemmingsplan geen extra en/of nieuwe bebouwingsmogelijkheden binnen de beoordelingszone van 200 meter rondom het tracé Dordrecht Lage Zwaluwe. Ter verbetering van de veiligheidssituatie zal medio 2006 begonnen worden met het treffen van maatregelen ter verbetering van de veiligheidssituatie in het gebeid. De maatregelen concentreren zich op het verbeteren van de zelfredzaamheid en beheersbaarheid. Op het tracé Dordrecht - Geldermalsen is geen sprake van bijzondere veiligheidsrisico’s. Er wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en aan de oriënterende waarde voor het groepsrisico.
6.4.
Bodemkwaliteit
Op basis van alle bij de gemeente Dordrecht geregistreerde bodemonderzoeken is in 2002 de Bodemkwaliteitskaart Dordrecht opgesteld. Op deze kaart staat weergegeven wat de algemene bodemkwaliteit van de bovenste halve meter grond van een bepaalde zone in Dordrecht is. Hierbij wordt geen rekening gehouden met verontreinigingen veroorzaakt door lokale bronnen zoals bv. tankstations, wasserettes en andere verontreinigende activiteiten. Op basis van deze bodemkwaliteitskaart kan voor Midden Reeland het volgende worden aangegeven. Een gedeelte van Midden Reeland, begrensd door de spoorbaan, de Dubbeldamseweg en de Twintighoevenweg valt in de zone welke wordt weergegeven als sterk verontreinigd. Hierbij kan een sterke verontreiniging met lood worden aangetroffen en een matige verontreiniging met zink. De ondergrond (>0,5 m-mv) is slechts licht verontreinigd. Het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd met een of meer van de volgende parameters: arseen, chroom en tolueen.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
45
januari 2006
Een klein gedeelte, begrensd door de Toulonselaan, de Reeweg Oost, de Balistraat en Transvaalstraat valt net als het vorige gedeelte in de zone welke wordt weergegeven als sterk verontreinigd. Hier kan men een zelfde soort verontreiniging verwachten als in het vorige gedeelte. Het gedeelte van Midden Reeland, begrensd door de Reeweg Oost, de Oranjelaan, de Noordendijk en de Aalscholverstraat valt in de zone welke wordt weergegeven als matig verontreinigd. Hierbij kan een matige bodemverontreiniging voorkomen met zink. De ondergrond (0,5 – 1,0 m-mv) kan matig verontreinigd zijn met lood en zink. Het overige gedeelte van Midden Reeland valt in de zone welke als licht verontreinigd wordt beschouwd. Hierbij kan een lichte bodemverontreiniging voorkomen met koper, lood, zink, nikkel en PAK. De in dit gedeelte aangetroffen verhoogde concentraties vormen geen beperking ten aanzien van toekomstig gebruik. Voor grond waarin bodemverontreinigingen voorkomen gelden beperkingen bij hergebruik en afvoer van grond. Deze beperkingen verschillen per locatie en worden bepaald aan de hand van de eisen welke gesteld worden in de Wet Bodembescherming, het Bouwstoffenbesluit en het Gemeentelijk Grondstromenbeleid. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan zal bodemonderzoek moeten uitwijzen of de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik of dat saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn.
6.5.
Luchtkwaliteit
Algemeen Luchtverontreinigende stoffen kunnen schade veroorzaken aan de gezondheid van mensen en dieren en aan planten en gebouwen. Stikstofdioxide, zwaveldioxide en zwevende deeltjes (PM10, ook wel fijn stof genoemd) veroorzaken schade aan luchtwegen en versterken hooikoorts, allergische en astmatische problemen. Lood beschadigt de inwendige organen van mensen en dieren. Benzeen is kankerverwekkend. De Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn in 2001 in de Nederlandse wetgeving opgenomen in het ‘Besluit Luchtkwaliteit’. Hierin zijn voor de stoffen stikstofdioxide (NO2), koolmonoxide (CO), fijn stof (zwevende deeltjes, PM10), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2) en lood (Pb) grenswaarden gesteld. Overheden zijn bij besluiten, waarbij het aspect luchtkwaliteit aan de orde is, verplicht de grenswaarden zoals genoemd in het Besluit Luchtkwaliteit in acht te nemen. Per 5 augustus 2005 is het nieuwe Besluit Luchtkwaliteit 2005 van kracht. Hierin is het o.a. mogelijk gemaakt de bijdrage van fijn stof door zeezouten (onschadelijk voor de gezondheid) van de berekende waarde af te trekken voordat er getoetst wordt aan de grenswaarden. Voor Dordrecht geldt een aftrek van 4 µg/m³ van de berekende jaargemiddelde concentratie en van het aantal dagen dat de grenswaarde voor het 24 uurgemiddelde wordt overschreden mogen er 6 dagen worden toegeschreven aan (onschadelijke) zeezouten.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
46
januari 2006
Voor wegverkeer zijn met name de luchtverontreinigende stoffen NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijn stof) van belang. In situaties waarin veel parkeerbewegingen worden verwacht kan ook benzeen een rol van betekenis spelen. De achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10) is in Dordrecht erg hoog, waardoor de bijdrage van het verkeer onder ongunstige meteorologische omstandigheden kan leiden tot overschrijding van grenswaarden. Fijn stof verspreidt zich over grote afstanden. Rijksbeleid is er met name op gericht maatregelen te treffen de fijn stof concentraties terug te dringen. Gezien de dalende tendens van deze concentraties worden voor de toekomst lagere concentraties verwacht. In situaties waarbij een geldende grenswaarde reeds wordt overschreden, dient minimaal een verdere toename te worden voorkomen. Luchtkwaliteit plangebied 1. Stikstofdioxide (NO2) De plandrempel voor 2005 is 50 µg/m3. Indien de plandrempel wordt overschreden dient de gemeente een plan van aanpak op te stellen om in 2010 aan de vastgestelde norm van 40 µg/m3 te kunnen voldoen. In of direct langs het plangebied wordt de plandrempel nergens overschreden. Voor 2015 geldt de grenswaarde van 40 µg/m3. Uit berekeningen blijkt deze waarde nergens overschreden te worden (zie bijlage 11). 2. Fijn stof (PM10) De grenswaarde voor 2005 is 40 µg/m3. Deze grenswaarde wordt in of direct langs het plangebied nergens overschreden. Ook voor 2015 geldt dit. Daarnaast is voor de stof PM10 een 24 uurgemiddelde grenswaarde vastgelegd van 50 µg/m3 die maximaal 35 keer per jaar mag worden overschreden. Uit berekeningen voor 2004 blijkt deze waarde nergens in of nabij het plangebied te worden overschreden. Bekend is echter dat 2004 een zeer gunstig jaar vormde voor deze vorm van verontreiniging. Berekeningen voor eerdere jaren laten zien dat deze waarde in het gehele plangebied werd overschreden. Ook voor 2015 blijken aan de randen van het plangebied (Oranjelaan, Krommedijk en Crayensteynstraat) nog overschrijdingen van deze norm op te treden (zie bijlage 12). In 2005 is dan ook een plan van aanpak opgesteld waarbij de gemeente Dordrecht zich maximaal inspant om de norm te kunnen benaderen. Rijksbeleid is echter noodzakelijk om ook daadwerkelijk overal deze norm te kunnen halen. 3. Overige stoffen De luchtkwaliteitnormen voor de overige stoffen (benzeen, koolmonoxide, lood en zwaveldioxide) worden niet overschreden. VOS De plannen voor de Crayensteynstraat zijn getoetst op de effecten op de luchtkwaliteit. Hiertoe is gerekend met het CAR II model versie 4.0.0. De bestaande intensiteiten en de toekomstige intensiteiten zijn in het CAR model ingebracht. De wijziging van de Crayensteynstraat, het verleggen van één rijstrook ten noorden van de bestaande bomenrij, is “vertaald” door een verlaging van de zogeheten bomenfactor voor één rijstrook van 1,5 naar 1,25. Deze maatregel zorgt er voor dat het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde norm voor fijn stof voor 2004 en 2015 daalt met respectievelijk 5 en 4 dagen (zie bijlage 13).
6.6.
Watertoets
6.6.1. Beleidslijn Ruimte voor de Rivier Doordat het plangebied niet is gelegen aan een rivier behoeft geen rekening te worden gehouden met het rijksbeleid “Ruimte voor de Rivier”.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
47
januari 2006
6.6.2. Waterkering Binnen het plangebied ligt een deel van de primaire waterkering: het betreft de Noordendijk. Bij de primaire waterkering is sprake van een kernzone en een beschermingszone. Zie hiervoor par. 5.2 onder ad i.
Figuur 13:
ligging waterkering
6.6.3. Stedelijk Waterplan De gemeente Dordrecht, het Waterschap de Groote Waard en het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden hebben gezamenlijk het Stedelijk Waterplan Dordrecht opgesteld. Het Stedelijk Waterplan Dordrecht gaat over het oppervlaktewater. Het opstellen van het plan is opgedeeld in drie fasen: verkenningen en visievorming (voor beide zijn rapporten in juni 2002 vastgesteld) en de maatregelenfase (maatregelenplan vastgesteld in september 2003).
In de verkenningenfase is de bestaande situatie van het water in beeld gebracht. Er zijn daarbij de volgende drie uitgangspunten en randvoorwaarden geformuleerd: Veilige waterkeringen: voor het stedelijk waterplan moeten veilige waterkeringen als randvoorwaarde worden gezien. Ambities die in het waterplan worden gesteld en maatregelen die uit die ambities voortvloeien mogen geen afbreuk doen aan de landelijke normen voor de primaire en de secundaire waterkeringen. Dit geldt voor de korte termijn, maar ook voor de lange termijn (met klimaatsverandering, bodemdaling etc.) Duurzaamheid en toekomstwaarde: Uitgangspunt in het waterplan voor alle thema’s is dat de stad en het eiland toekomstwaarde moeten hebben: dat stad en eiland plaatsen blijven waar Dordtenaren graag wonen en leven, waar bezoekers graag verblijven. Per thema dient het beleid afgestemd te zijn op duurzaamheid en toekomstwaarde. Optimaliseren beheer en onderhoud: beheer en onderhoud wordt vaak onderbelicht, maar is van groot belang voor het slagen van het waterplan.
Tijdens de visievorming is een streefbeeld ontwikkeld voor het water op de lange termijn (periode tot 2050). Daarbij zijn de volgende thema’s onderscheiden; 1. Water vasthouden en bergen inclusief: - beperken van overlast oppervlaktewater en riolering; - alleen zuiveren van verontreinigd afvalwater; 2. Schoon oppervlaktewater en gezonde flora en fauna 3. Water en ruimtelijke ontwikkeling versterken elkaar, inclusief gebruik en beleving.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
48
januari 2006
Per thema is aangegeven wat er rond 2050 moet zijn gerealiseerd; hierbij zijn zoveel mogelijk meetbare normen gebruikt. Bewust wordt gewerkt met meetbare normen, omdat daarmee in de maatregelenfase zo concreet mogelijk de benodigde acties kunnen worden gedefinieerd en er kan worden gemonitoord of het streefbeeld is gehaald. In de maatregelenfase is de visie uitgewerkt tot een concreet maatregelenplan. De verkenningennota, de visienota en het maatregelenplan vormen gezamenlijk het eerste stedelijk waterplan waarvan het laatste deel in september 2003 bestuurlijk is vastgesteld. Dit waterplan heeft dan een planperiode tot 2007. Een daaropvolgend waterplan omvat naast een evaluatie een nieuw maatregelenplan. Daarnaast kan het nodig zijn de normen voor de lange termijn aan te passen ten gevolge van ontwikkelingen in klimaat e.d. Deze procedure kan elke 5 jaar worden herhaald. Water vasthouden en bergen In de bestaande situatie in Dordrecht wordt het grootste deel van het regenwater dat valt op verharde oppervlakken (daken, wegen, parkeerplaatsen) via gemengde riolering afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinrichting. Het beleid van het Rijk, zoals verwoord in de Vierde Nota Waterhuishouding, is er op gericht dat het schone regenwater van verharde oppervlakken meer de natuurlijke kringloop van het water gaat volgen en zo min mogelijk naar de afvalwaterzuiveringsinrichting wordt afgevoerd. Hierbij dient er voor te worden gezorgd dat schone en vuile stromen worden gescheiden. In de Vierde Nota Waterhuishouding staan voor nieuwe bebouwing de volgende normen vermeld: het regenwater van 60% van de verharde oppervlakken wordt geloosd in de bodem of rechtstreeks op oppervlaktewater; het regenwater van overige verharde oppervlakken wordt geloosd op een verbeterd gescheiden regenwaterriool. Deze normen worden voor Dordrecht overgenomen. In de Vierde Nota Waterhuishouding staat als norm voor bestaande bebouwing vermeld: het regenwater van 20% van de verharde oppervlakken die nu zijn aangesloten op een gemengd rioolstelsel moet worden afgekoppeld. Het betreft schoon regenwater dat in de bodem of direct op oppervlaktewater kan worden geloosd. In Dordrecht wordt een norm van 40% gehanteerd, hetgeen gelet op de looptijd van 50 jaar, haalbaar moet worden geacht (Vierde Nota Waterhuishouding heeft looptijd van 25 jaar). Kwaliteit van water en waterbodem Landelijk gezien geldt als gewenste kwaliteit voor oppervlaktewater de streefwaarde (Vierde Nota Waterhuishouding). Wanneer de streefwaarde is bereikt zal in de watergangen in Dordrecht veel minder dan in de bestaande situatie het geval is, sprake zijn van stank, vissterfte en botulisme. De doorstroombaarheid van water speelt hierbij een grote rol. Waterbodems worden gekwalificeerd van schoon naar vuil met klasse 0 tot klasse 4. De bagger van waterbodems van klasse 0 en 1 is schoon genoeg om vrij gebruikt te worden en op de waterkant te worden verwerkt. Voor Dordrecht is uitgangspunt dat waterbodems alleen van klasse 0 en klasse 1 mogen zijn. Oeverinrichting Oevers zijn belangrijk voor de ontwikkeling van watergebonden flora en fauna. Belangrijk is dat oevers een doorgaand stelsel vormen met zo min mogelijke barrières. Daarom dient bij elke watergang tenminste één oever natuurvriendelijk te worden ingericht. Uitzonderingen zijn watergangen in intensief bebouwd stedelijk gebied. Hoofdwatergangen hebben een flauw hellende oever met een talud van 1:3 of flauwer. Het talud verloopt zowel onder als boven water flauw. Door variatie in dwars- en lengteprofiel ontstaat een grillige waterlijn en een breed scala aan natte oevermilieus. In de SES-gebieden worden bij voorkeur beide oevers natuurvriendelijk uitgevoerd. De overige watergangen hebben een oever met beplanting en een plas- en draszone. Waterdiepte Bestemmingsplan “Midden Reeland”
49
januari 2006
Voor een gezonde flora en fauna is het van belang dat er voldoende water in de watergangen staat. In Dordrecht worden de watergangen aangelegd met een waterdiepte van 2.0 meter. Visie op plangebied In de visienota is over het plangebied van het bestemmingsplan Midden Reeland het volgende opgemerkt. Opdracht In Reeland wordt 1% van het oppervlak omgezet in oppervlaktewater. Daarnaast moet een verbinding worden gerealiseerd met de Dordwijkzone. Invulling In Reeland is relatief weinig wateroppervlak aanwezig. In de wateren die er zijn worden peilen gehandhaafd van NAP –2,00 m, NAP –1,50 m en NAP –1,20 m. De peilfluctuaties die thans kunnen worden toegestaan zijn niet groter dan 0,10 m vanwege de hoogteligging van de overstortdrempels. Zeker gezien de funderingsproblematiek dient in dit gebied elke mogelijkheid te worden aangegrepen om meer water vast te houden en te bergen. Specifieke mogelijkheden zijn: − infiltratie van schoon regenwater (van verharde oppervlakken) in de bodem. De zandige weg- en rioolcunetten en andere zandophogingen kunnen hierbij wellicht van pas komen; − creëren van meer oppervlaktewater in het gebied; − aanpassen van de te handhaven oppervlaktewaterpeilen in het gebied. In het verleden (begin 20e eeuw) was het zomerpeil in delen van Reeland rond NAP –1,80 m. Thans wordt in die delen het gehele jaar een peil gehandhaafd van NAP –2,00 m. Wellicht kunnen ook nieuwe peilvakken worden geïntroduceerd; − aanpassen van het rioolstelsel zodanig dat overstortdrempels verhoogd kunnen worden. Een resterend tekort aan waterberging van Reeland wordt gecompenseerd in het lage deel van de Dordwijkzone. Het water van Reeland kan daar komen via de rietkragen langs de N3.
6.6.4. Veiligheid tegen inundatie en wateroverlast In de visienota van het stedelijk waterplan Dordrecht is aangegeven dat in Reeland, waarvan Midden Reeland deel uit maakt, 1% van de oppervlakte aan open water kan worden gerealiseerd boven de reeds aanwezige oppervlakte van 1,4%. Uit berekeningen is gebleken dat dit percentage niet voldoende is om in extreme neerslagomstandigheden wateroverlast te voorkomen. In de ten westen van Reeland gelegen lage deel van de Dordtwijkzone is meer open water aanwezig dan strikt noodzakelijk. Door de aanwezige verbinding via de rietkragen langs de N3 tussen beide gebieden wordt het tekort aan waterberging in Reeland voldoende gecompenseerd.
6.6.5. Rioleringstelsel/afvalwater In Midden Reeland ligt een gemengd rioolstelsel bestaande uit betonnen buizen. Het maakt deel uit van het bemalingsgebied Vogelbuurt dat wordt omsloten door: Noordendijk - Twintighoevenweg Dubbeldamseweg - Vrieseweg - Spuihaven. Dit bemalingsgebied loost onder vrij verval op het hoofdrioolgemaal aan de Maria Montessorilaan. De afvoer van het rioolwater uit het gebied vindt plaats via het tracé: Reeweg Oost - Komatistraat Krommedijk - Korte Scheidingsweg - Dubbeldamse weg. In het gebied bevindt zich verder een vijftal overstorten op de volgende locaties: Halmaheiraplein, kruising Twintighoevenweg/Crayensteynstraat, kruising Krommedijk/Twintighoevenweg en kruising Dubbeldamseweg/Crayensteynstraat (2 st.). In het kader van aangescherpte milieuwetgeving is het rioleringsstelsel aangepast door ter plaatse van de bestaande speelplek aan het Halmaheiraplein een grotendeels ondergronds bergbezinkbassin met een inhoud van 900 m3 tot stand te brengen.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
50
januari 2006
6.6.6. Bestemmingsplan In Midden Reeland is 1% van het oppervlak water. Vanwege de bestaande situatie is toevoeging van water nauwelijks mogelijk. Het bestaande water is als zodanig bestemd. Daarnaast is sprake van water binnen met name de bestemming “groenbestemmingen”. Om enige flexibiliteit te hebben is bepaald, dat binnen de bestemming “water” ook groenvoorzieningen zijn toegestaan; voorwaarde is wel dat de hoeveelheid water niet wordt verminderd. Doordat binnen de bestemming “groenvoorzieningen” ook water is toegestaan is bijvoorbeeld een andere vormgeving van groen, dan wel water mogelijk. De totale oppervlakte aan water mag evenwel niet minder worden. Vastgelegd is dat voorafgaand aan herinrichting een inspraakronde moet plaatsvinden. Ter bescherming van de belangen van de waterkering is daarvoor een aparte regeling opgenomen. De bestemming “Waterkering” heeft het primaat. Tevens is een regeling opgenomen met betrekking tot de beschermingszone van de waterkering.
6.7.
Flora- en Faunawet
In Nederland is sinds 2002 een groot deel van de inheemse plant- en diersoorten via de Flora- en Faunawet beschermd. In deze wet is bepaald dat voorafgaand aan ruimtelijke ingrepen, onderzoek naar de flora en fauna moet plaatsvinden. Uit dat onderzoek moet blijken welke beschermde planten diersoorten in het plangebied voorkomen en wat de (significante) effecten van de geplande ruimtelijke ingrepen op die beschermde soorten zijn. In het kader van de Flora- en Faunawet is door het NatuurWetenschappelijk Centrum onderzoek uitgevoerd en advies uitgebracht over de aanpassing van de Crayensteynstraat (Herinrichting van de Crayensteynstraat te Dordrecht en de Flora- en Faunawet, september 2005). Geconstateerd is dat het onderzoeksgebied beperkte natuurwaarde bevat. In de watergang is het echter mogelijk dat de Bittervoorn Rhodeus sericeus en/of de Kleine modder-kruiper Cobitis taenia voorkomt. Om deze reden is er specifiek onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van deze diersoorten. De watergang is door middel van bemonstering met speciale schepnetten onderzocht op de aanwezigheid van deze vissen. Tijdens de bemonstering van de watergangen is de Kleine modderkruiper aangetroffen. Dit is een door de Flora- en Faunawet beschermde vissoort, die echter algemeen is in deze regio. Voor deze soort zal een ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet moeten worden aangevraagd en de werkzaamheden zullen moeten worden aangepast ten behoeve van deze soort.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
51
januari 2006
Hoofdstuk 7.
7.1.
UITVOERBAARHEID
Maatschappelijk
Overeenkomstig de bedoeling van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is het bestemmingsplan “Midden Reeland” onderwerp van inspraak geweest. De inspraakprocedure is gevolgd tijdens de periode dat het bestemmingsplan werd beoordeeld in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (BRO). Door middel van een publicatie in het huis-aan-huis blad "De Stem van Dordt" d.d. 12 mei 2004 is aangekondigd dat gelegenheid is gegeven het ontwerp-bestemmingsplan in het Stadskantoor en in het buurthuis De Driesprong en daarop tot 10 juni 2004 te reageren. Op 2 juni 2004 is een inloopavond gehouden. Tijdens deze bijeenkomst kon het ontwerpbestemmingsplan worden ingezien, was over de inhoud en de procedure informatie beschikbaar en bestond de gelegenheid vragen te stellen. Tijdens de inspraakronde zijn geen reacties ingekomen.
7.2.
Financieel
Bebouwing en inrichting zijn gerealiseerd; er is hoofdzakelijk sprake van een conserverend plan. De eventuele totstandbrenging van (vervangende) nieuwbouw wordt aan particulier initiatief overgelaten. De opbrengsten van de binnen het plangebied eventueel her in te vullen locaties zullen naar verwachting de kosten overtreffen. Daardoor zullen die invullingen minimaal budgettair neutraal kunnen plaatsvinden. Werkzaamheden ten behoeve van een hernieuwde inrichting van de infrastructuur zullen plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud van wegen/riolering e.d. Voor de aanpassingen die moeten plaatsvinden in het kader van het project Verbinding Oostelijke Stadsdelen is een budget nodig van € 8.228.000,-. Dit betreft ook infrastructurele aanpassingen buiten het plangebied “Midden Reeland”. In een eerder stadium is reeds een budget beschikbaar gesteld. De gemeenteraad heeft op 2 februari 2004 ingestemd met uitvoering van de VOS-plannen en tegelijk de nog benodigde financiële middelen beschikbaar gesteld. Gelet op het bovenstaande is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan “Midden Reeland” niet in het geding.
Bestemmingsplan “Midden Reeland”
52
januari 2006