Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef Toelichting
Gemeente Wijdemeren November 2013 Vastgesteld BC7419-102
HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. PLANNING & STRATEGY
George Hintzenweg 85 Postbus 8520 3009 AM Rotterdam +31 10 443 36 66 (010) 44 33 688
[email protected] www.royalhaskoningdhv.com Amersfoort 56515154
Documenttitel
Telefoon Fax E-mail Internet KvK
Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef Toelichting
Verkorte documenttitel
BP Buitengebied Kortenhoef
Status
Vastgesteld
Datum
November 2013
Projectnaam Projectnummer Auteur(s) Opdrachtgever Referentie
Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef BC7419-102 ir. W. Guliker, Gemeente Wijdemeren BC7419-102/R00002/904229/Rott
A company of Royal HaskoningDHV
INHOUDSOPGAVE Blz. 1
INLEIDING 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
1 1 1 2 2 2 2
Aanleiding en doel Plangebied Planningsopgave Vigerende bestemmingsplannen Planproces en procedure Leeswijzer
2
BELEIDSKADER 2.1 Rijk 2.2 Provincie 2.3 Regio 2.4 Gemeente 2.5 Conclusie beleidskader
3 3 7 13 14 16
3
RUIMTELIJKE ANALYSE 3.1 Ruimtelijke structuur 3.1.1 Structurerende elementen 3.1.2 Deelgebieden 3.2 Ontstaansgeschiedenis 3.3 Cultuurhistorische en archeologische waarden 3.4 Bodem 3.5 Ecologie 3.5.1 Wettelijk kader 3.5.2 Huidige situatie en onderzoeksresultaten 3.5.3 Conclusies
17 17 17 18 18 19 25 27 27 28 28
4
FUNCTIONELE ANALYSE 4.1 Wonen 4.2 Bedrijven 4.3 (Horeca)voorzieningen 4.4 Landbouw 4.5 Recreatie 4.6 Verkeer en parkeren
29 29 29 30 30 30 30
5
WATER 5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.2 5.2.1 5.3 5.4
33 33 33 33 34 35 35 36 37
Beleid Europees beleid Rijksbeleid Provinciaal beleid Waterschapsbeleid Gemeentelijk beleid Situatie plangebied Toekomstige ontwikkelingen
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
6
MILIEU 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6
Milieubeleid Agrarische bedrijven Niet - agrarische bedrijven, horeca, recreatiebedrijven Wegverkeerslawaai Luchtkwaliteit Externe veiligheid
39 39 39 39 40 40 41
7
GEBIEDSVISIE 7.1 Inleiding 7.2 Beleidskeuzes 7.2.1 Wonen 7.2.2 Bedrijven 7.2.3 Horecavoorzieningen 7.2.4 Landbouw / natuur 7.2.5 Recreatie
43 43 43 43 43 43 44 44
8
JURIDISCHE PLANOPZET 8.1 Inleiding 8.2 Systematiek van de planregels 8.2.1 Inleidende regels 8.2.2 Bestemmingen 8.2.3 Algemene regels 8.2.4 Overgangs- en slotregels 8.3 Bestemmingen 8.4 Handhaving
45 45 45 45 46 46 47 48 51
9
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
53
10
MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID 10.1 Overleg artikel 3.1.1 Bro 10.2 Inspraak
55 55 55
BIJLAGEN: 1. Geactualiseerde Ecoscan gemeente Wijdemeren 2. Nota van inspraak en overleg 3. Nota beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen 4. Ruimtelijke onderbouwing Kwakel 22
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
1
INLEIDING
1.1
Aanleiding en doel De gemeente Wijdemeren heeft zich het actualiseren en uniformeren van alle geldende bestemmingsplannen ten doel gesteld. Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening dienen gemeenten iedere tien jaar hun bestemmingsplannen te herzien. Zo wordt gewaarborgd dat de bouw- en gebruiksmogelijkheden van gronden overeenstemmen met geldende wet- en regelgeving en recente beleidsuitgangspunten. Het uniformeren van de geldende bestemmingsplannen bevordert de rechtsgelijkheid binnen de gemeente. Het doel van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Kortenhoef’ is het bieden van een actueel juridisch-planologisch kader voor de bebouwing en het gebruik van de gronden binnen het plangebied dat voldoet aan de huidige wettelijke eisen. Hierbij wordt aangesloten bij andere in voorbereiding zijnde bestemmingsplan van de gemeente.
1.2
Plangebied Het plangebied betreft het buitengebied rond de kern Kortenhoef in het oosten van de gemeente Wijdemeren, zie figuur 1. In het noorden wordt het plangebied begrensd door de Herenweg. In het westen wordt de grens gevormd door de waterkering van de Horstermeerpolder. Het Hilversums Kanaal wordt als zuidelijke begrenzing aangehouden. In het oosten wordt de grens bepaald door de ’s-Gravelandse vaart. De bebouwde kom van Kortenhoef behoort niet tot het plangebied van dit bestemmingplan. Hetzelfde geldt voor het jachthaven- en woonschepengebied ‘het Dode Eind’.
Figuur 1.1: Ligging en begrenzing plangebied.
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott -1-
November 2013
1.3
Planningsopgave Het bestemmingsplan Kortenhoef legt bestand gebruik vast.
1.4
Vigerende bestemmingsplannen Totdat dit bestemmingsplan in werking treedt, zijn er diverse bestemmingsplannen van kracht binnen het plangebied. Een daarvan betreft een uitbreidingsplan in hoofdzaak van voor de inwerkingtreding van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) in 1965, vanwege een gedeeltelijke onthouding van goedkeuring van het bestemmingsplan ’s-Graveland Buitengebied II 1991 door de provincie. In de loop van de tijd zijn voor specifieke bouwprojecten diverse vrijstellingen verleend van de geldende bestemmingsplannen op basis van artikel 19 van de WRO (oud). Op een aantal locaties zijn de bouwregels van deze vrijstellingen van toepassing. In figuur 1.2 is een overzicht gegeven van de vigerende bestemmingsplannen. Naam plan
Datum
Buitengebied II e
2 Partiële Herziening Bestemmingsplan Buiengebied ‘s Gravenland
Datum
vaststelling
goedkeuring
28-02-1991
22-10-1991
23-09-2004
22-03-2005
Koninginneweg 1994
26-05-1994
30-08-1994
Zuidsingel 1990
25-06-1992
15-12-1992
Uitbreidingsplan in hoofdzaak Kortenhoef
30-01-1951
05-03-1952
Kern Kortenhoef
31-05-2007
10-10-2007
Figuur 1.2: Vigerende bestemmingsplannen
1.5
Planproces en procedure Het bestemmingsplan heeft op dit moment de status van ontwerp. De reacties uit de inspraak en het overleg zijn verwerkt en te vinden in de bijlage van dit bestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan gaat ter visie vóór de vaststelling door de gemeenteraad. Eventuele reacties uit deze ter visie legging (zienswijzen) worden verwerkt in het bestemmingsplan. Als er vervolgens geen rechterlijke stappen worden ondernomen, krijgt het bestemmingsplan officieel rechtskracht.
1.6
Leeswijzer Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie in het plangebied beschreven. Dit wordt gedaan door eerst inzicht te geven in de historische ontwikkeling van het plangebied en daarna de ruimtelijke structuur en functionele inrichting van het gebied te beschrijven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het ruimtelijk beleidskader van het Rijk, de provincie en de gemeente uiteengezet. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de doelstellingen en uitgangspunten van dit plan. Hoofdstuk 5 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Het gaat om enkele sectorale aspecten, die mede de keuze van bestemmingen bepalen. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op de regels van de diverse bestemmingen. In hoofdstuk 7 ten slotte wordt de uitvoerbaarheid van het plan beschreven. BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef -2-
Vastgesteld
2
BELEIDSKADER Dit hoofdstuk beschrijft de belangrijkste beleidsdocumenten, die van invloed zijn op dit bestemmingsplan. In paragraaf 2.1 en 2.2 komt het ruimtelijk beleid van respectievelijk het Rijk en de provincie Noord-Holland aan bod. Er wordt toegespitst op de belangrijkste punten die van belang zijn voor het buitengebied rond Kortenhoef. In paragraaf 2.3 worden enkele beleidsstukken van de gemeente toegelicht. Deze beleidsstukken vormen de basis voor de keuze van bestemmingen in dit plan.
2.1
Rijk Structuurvisie Infrastructuur en milieu De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid van het Rijk. Het zal in ieder geval de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040 vervangen. De structuurvisie heeft betrekking op: rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden; rijksbelangen met betrekking tot. (inter)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie; rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur. Het Rijk hanteert 13 nationale belangen. Om samenhang tussen de nationale opgaven inzichtelijk te maken heeft het Rijk gebiedsgerichte opgaven beschreven. Het plangebied ligt in Noordwest-Nederland. De nationale opgave voor NoordwestNederland is het tot stand brengen en beschermen van de EHS, inclusief de Natura 2000-gebieden. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's rond de mainports (Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott -3-
November 2013
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden, werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische Kernbeslissingen (PKB's). Sinds 1 juli 2008 zijn deze documenten alleen nog bindend voor het rijk en niet meer voor andere overheden. Het rijk kiest ervoor om het deel van het ruimtelijk beleid dat bedoeld is bindend te zijn voor andere overheden, ook onder de Wro te borgen. De Wro geeft daarvoor het Rijk de beschikking over het instrument Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt voor bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen, het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan het Barro aan de gemeente opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren. Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau: in bestemmingsplannen te worden verwerkt. De vastgestelde onderdelen van het Barro Ruimte hebben betrekking op onder meer het kustfundament, de grote rivieren en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR). Op 1 oktober 2012 is de tweede deel van het Barro in werking getreden. Deze deel vormt een vertaling van nieuw ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRT-agenda's. Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur reserveringsgebieden voor nieuwe hoofdwegen en spoorlijnen en reserveringsgebieden voor uitbreiding van enkele bestaande hoofdwegen. Relevante regels In het Barro zijn bepalingen die betrekking hebben op de ecologische hoofdstructuur opgenomen. Hier staat beschreven dat de provinciale verordening de begrenzing, het beschermingsregime, de wezenlijke kenmerken en waarden regelt. De provinciale verordening wijst de gebieden aan die de ecologische hoofdstructuur vormen. Natura 2000 De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld in 2010 de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen (Göteborg, 2003). Een belangrijk instrument hiervoor is de uitvoering van de (gebiedsgerichte) onderdelen van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De richtlijnen verplichten daarbij het aanwijzen van Natura 2000gebieden zodat een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden van Europees belang kan worden gerealiseerd: het Natura 2000- netwerk. Dit netwerk heeft als hoofddoelstelling het waarborgen van de biodiversiteit in Europa. Nederland draagt met 162 gebieden bij aan het Natura 2000-netwerk. Het Nederlandse Natura 2000-netwerk heeft een totale omvang van circa één miljoen hectare (waarvan tweederde open water, inclusief de kustwateren). BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef -4-
Vastgesteld
Deze Natura 2000-gebieden wijst Nederland op dit moment aan. Inmiddels zijn er 148 gebieden voor definitieve aanwijzing in procedure gebracht. De ontwerpbesluiten van deze aanwijzingen hebben in 2007 en 2008 ter inzage gelegen. Voor Natura 2000-gebieden geldt het voorzorgsbeginsel: wanneer van een initiatief niet kan worden uitgesloten dat er significant negatieve effecten zijn op de instandhoudingdoelstellingen van het Natura 2000-gebied, moet een passende beoordeling worden opgesteld door de initiatiefnemer. Het bevoegde gezag beoordeelt vervolgens of voldaan is aan de vereisten die de richtlijn stelt. Agenda Vitaal Platteland (2004) Tegelijk met de Nota Ruimte heeft het rijk de Agenda voor een Vitaal Platteland uitgebracht. Deze Agenda gaat uit van een integraal perspectief en richt zich op de economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten van het platteland. De Nota Ruimte omvat het ruimtelijk beleid voor het platteland. De Agenda bestaat uit een visiedeel en een Meerjarenprogramma (MJP). In het MJP Vitaal Platteland staan de beleidsopgaven die voortvloeien uit de visie uitgewerkt in operationele termen (uitvoeringsgericht) en is de koppeling met de rijksbudgetten weergegeven. De opgave voor het platteland luidt als volgt: het op samenhangende wijze combineren van een duurzame en concurrerende landbouw, een vitale natuur, een vertrouwd platteland en een duurzaam beheer en gebruik van water, met de wensen van de burger op het gebied van wonen, werken en vrije tijd. Voor de grondgebonden sectoren als akkerbouw en melkveehouderij wordt geen specifiek ruimtelijk rijksbeleid ontwikkeld. Via de ruimtelijke ordening kunnen andere overheden regelen in welke gebieden deze sectoren zich kunnen handhaven of verder ontwikkelen. De overheid geeft ruimte aan ondernemerschap op het platteland, onder andere door vermindering van regelgeving, door kennis, door het starten van een ondernemersprogramma, de inzet van plattelandsmiddelen en door ruimtelijk beleid. Een vitaal platteland vereist een vitale landbouw. Boeren staan voor de opgave om in periode van afnemende inkomsten en toenemende eisen (milieu, ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit) een duurzame bedrijfsvoering te ontwikkelen. Groene diensten zullen voor een deel van de ondernemers een bijdrage kunnen leveren aan een nieuw ontwikkelingsperspectief. De kwaliteitseisen voor water, natuur, bodem (inclusief archeologie) en lucht, worden in belangrijke mate bepaald door internationale verdragen en afspraken in Europees verband. Voorbeelden daarvan zijn de EU-Nitraatrichtlijn, de EU-Kaderrichtlijn Water, de EU-Vogel- en Habitatrichtlijnen, het mondiaal Biodiversiteitsverdrag en het Verdrag van Valletta (Malta) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed. De daarin vastgelegde normen zijn vertaald naar het nationaal milieubeleid.
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott -5-
November 2013
Nationaal Waterplan (2009) Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de KRW. Tevens bevat het Nationaal Waterplan een eerste beleidsmatige uitwerking van de kabinetsreactie op het advies van de Deltacommissie Nota Belvedère, over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting (1999) Het Vecht- en Plassengebied is aangewezen als Belvedèregebied. In de nota staat het beleid ten aanzien van het cultuurhistorisch en het (te verwachten) archeologisch erfgoed beschreven. De directe omgeving rond Kortenhoef wordt getypeerd als veenweidelandschap, waar zeer lange verkavelingen, soms in waaiervorm, en karakteristieke lintbebouwing langs de ontginningsassen met waardevolle boerderijen voorkomen. Instandhouding van de cultuurhistorische waardevolle verveningsrestanten en petgaten en restanten van eendenkooien, jaagpaden, kaden en weteringen is van essentieel belang. Het is wenselijk de cultuurhistorische identiteit beter uit te dragen en te behouden. De provincie Noord-Holland heeft deze nota uitgewerkt in een provinciale cultuurnota. Hierin wordt nader ingegaan op de cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied. Linieperspectief ‘Panorama Krayenhoff’ (2004) De Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt in de Nota Belvedère voorgesteld als Nationaal Project en is in de derde Architectuurnota (2000) aangewezen als een van de tien ‘Grote Projecten’. Panorama Krayenhoff bevat het Linieperspectief: de breed gedragen visie op de uitvoering van het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie. De doelstelling van het Nationaal Project zijn om de Waterlinie te koesteren en te renoveren als collectieve geheugensteun, te beschermen en te ontwikkelen als groen-blauwe tegenhanger van het stedelijk netwerk en in te zetten en uit te bouwen als relevant onderdeel van de Nederlandse waterbeheersing. In de nabijheid van het plangebied geldt de Vecht als belangrijkste onderdeel van de hoofdverdedigingslijn. Ook de nabijgelegen forten Hinderdam en Kijkuit zijn onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Voor deze forten geldt dat er een ecologische koers wordt voorgestaan. Actieprogramma Ruimte en Cultuur (2005) In dit actieprogramma worden het architectuurbeleid en het Belvedèrebeleid geactualiseerd en in één programma verbonden. Het belangrijkste doel van het Actieprogramma Ruimte en Cultuur is de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van onze gebouwen, dorpen, steden en landschappen.
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef -6-
Vastgesteld
Ten aanzien van rode functies streeft deze nota naar een aantrekkelijke woon- en werkomgeving. Hiervoor moet gezocht worden naar betekenisvolle visies, een betekenisvolle relatie met het verleden en een goede bovenlokale samenhang. Het ontwerp dient de vorming van het karakter van de omgeving. In het landelijk gebied moet worden gezocht naar ruimtelijke kwaliteit gebaseerd op evenwicht tussen ecologische, economische en esthetische aspecten. De omvang van de wateropgave biedt de mogelijkheid een nieuwe betekenisvolle laag aan het Nederlandse cultuurlandschap toe te voegen. Dit kan worden bereikt door samenwerking tussen landschapsarchitecten, cultuurhistorici en technici in het ontwerptraject van waterprojecten. Infrastructuur dient te worden ingepast in de landelijke en stedelijke omgeving. Daarnaast moet er meer aandacht worden besteedt aan de betekenis van infrastructuur als openbare ruimte. Europese kaderrichtlijn water (2000) De Kaderrichtlijn Water (KRW) geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Voor oppervlaktewater betekent dit dat een goede ecologische toestand en een goede chemische toestand bereikt moet worden. Met de inwerkingtreding van de waterwet eind 2009 is grotendeels geïmplementeerd. Doel van de waterwet is het voorkomen en zo nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste. Deze wet beschermt tevens de chemische en ecologische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (1999) Op basis van een aantal kwalificerende vogelsoorten zijn de Oostelijke Vechtplassen, waar het plangebied zich in bevindt, bij besluit van 20 maart 2000 door het ministerie van LNV aangewezen als Speciale Beschermingszone onder de Vogelrichtlijn, een zogenaamd Vogelrichtlijngebied. Nieuwe plannen of projecten in en in de nabijheid van Speciale Beschermingszones worden getoetst aan de Habitatrichtlijn, die ook het beschermingsregime biedt voor vogelrichtlijngebieden. De oostelijke Vechtplassen zijn inmiddels in ontwerp aangewezen als Natura-2000 gebied en zal volgens de planning van het Ministerie van LNV in 2010 definitief worden aangewezen.
2.2
Provincie Structuurvisie Noord-Holland 2040 Op 21 juni 2010 is door Provinciale Staten van de provincie Noord – Holland de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (Structuurvisie) vastgesteld en in werking getreden. Deze Structuurvisie komt voort uit Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord (oktober 2004). In deze Structuurvisie is vermeld hoe de provincie Noord-Holland omgaat met de grote gevolgen vanwege verdere globalisering en klimaatverandering in de periode tot 2040 en tot welke ruimtelijke opgaven en keuzes dit leidt. Daarbij is geschetst hoe de provincie er in 2040 uit ziet en op welke wijze de provincie middels de Structuurvisie zal bijgedragen aan realisering van het toekomstbeeld.
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott -7-
November 2013
In de S Structuurvisie e heeft de provincie p de volgende drrie provincia ale hoofdbelaangen benoem md: 1. Ruimtelijke kw waliteit. 2. Duurzaam ruim mtegebruik. 3. Klim maatbestendigheid. Deze d drie hoofdbe elangen vorm men gezame enlijk de ruim mtelijke hooffddoelstellinng van de provinccie en aan de d ruimtelijke e beslissinge en van de provincie Noo ord-Holland zal altijd een afw weging van deze drie be elangen voo orafgaan. De e provincie Noord-Hollan N nd borgt de hoofdb belangen doo or (niet)jurid dische instru umenten in te e zetten van nuit twaalf onderliggende provinciale ruim mtelijke bela angen. e buiten bes staand bebo uwd gebied tot stand ko omen dienenn plaats te Ontwikkkelingen die vinden op grond va an de karakteristieke eig genschappe en, het zoge enaamde Lanndschapsndschappen . Nieuwe pla annen diene en de DNA, vvan de verscchillende lan ontwikkkelingsgeschiedenis, de e ordeningsp principes en n bebouwingskarakteristtiek van het landschap en de in npassing in de wijdere o omgeving als uitgangspunt te hanteeren. Pas na a epassen van n de SER-lad dder, dat will zeggen hett aantonen van v nut en nnoodzaak en n het toe het verrkennen van n binnensted delijke verdicchtings- en transformati t emogelijkheeden worden n ontwikkkelingen buiiten bestaan nd bebouwd gebied toeg gestaan. Het pla angebied is in de Structu uurvisie aan ngewezen alls zone ‘Gec combineerdee Landbo ouw’ waar la andschappelijk kwetsba are gebieden n zoals veen nweidegebieeden of cultuurrhistorische gebieden ka arakteristiekk zijn. Het ge ebied valt vo oor een deel binnen de nieuwe e Hollandse Waterlinie en e maakt on nderdeel uit van v het Natu ura 2000-geebied Oostelijke Vechtpla assen. In he et westen grrenst het geb bied aan de Horstermeeerpolder or waterberg ging bevindt (zie figuur 2.1). 2 waar zich een zoekgebied voo
Figuur 2 2.1: Uitsnede Sttructuurvisie Noord-Holland N 2040
BC7419-102/R00002/9 904229/Rott ber 2013 Novemb
BP Buitengebbied Kortenhoef -8-
Vastgesteld d
Provinciale Ruimtelijke verordening Structuurvisie Op 21 juni 2010 is door Provinciale Staten van de provincie Noord-Holland tevens de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (Verordening) vastgesteld en in werking getreden. Deze Verordening is gebaseerd op artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening en ter uitvoering van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 opgesteld. In het belang van een goede ruimtelijke ordening stelt het algemene regels over de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Op de kaart van de Verordening is te zien dat enkele delen van het plangebied vallen binnen het bestaand bebouwd gebied (zie afbeelding 3). Kern Kortenhoef, ook bestaand bebouwd gebied, valt buiten het plangebied. Anders dan na toepassing van de Ruimte voor Ruimte regeling (artikel 16 Verordening) of Verbrede Landbouw (artikel 17 Verordening), dienen de regels en bestemmingen van een bestemmingsplan in overeenstemming te zijn met het bestaand bebouwd gebied.
Figuur 2.2: Uitsnede Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie
In de Verordening zijn ook regels voor het landelijk gebied opgenomen. Het is, behoudens de mogelijkheid ontheffing te krijgen van Gedeputeerde Staten, niet toegestaan in een bestemmingsplan te voorzien: in een nieuw bedrijventerrein en kantoorlocatie of uitbreiding van een bestaand terrein in het landelijk gebied; in de ontwikkeling van nieuwe woningbouw in het landelijk gebied. Een bestemmingsplan kan voorzien in de mogelijkheid van nieuwe woningen ter compensatie van storende bebouwing of functies buiten het bestaand gebied als voorzien is in een Ruimte voor Ruimte-regeling. In enkele situaties is opname van een dergelijke regeling verplicht. Onderhavig bestemmingsplan bevat een Ruimte voor Ruimte –regeling.
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott -9-
November 2013
Provinciaal Milieubeleidsplan (2009 - 2013) Op 28 september 2009 is door Provinciale Staten het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009 – 2013 vastgesteld en in werking getreden. Het plan biedt gemeenten en waterschappen een kader voor hun beleid en geeft ondernemers en burgers inzicht in toekomstige ontwikkelingen en maatregelen. Dit Milieubeleidsplan is gericht op de planperiode 2009 – 2013 en gericht op het verbeteren van de milieukwaliteit met het oog op: het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid; het stimuleren van duurzame ontwikkeling in Noord-Holland voor nu en in de toekomst, zonder afwenteling van de milieubelasting naar elders. Verder staan in het Provinciaal Milieubeleidsplan de volgende acht thema’s centraal: afval, bodem, externe veiligheid, geluid, geur, licht en donkerte, lucht, klimaat en energie. Ruimte voor ruimte De regeling ‘Ruimte voor Ruimte’ is gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied. Dit gebeurt door sloop van landschappelijk storende en/of niet passende bebouwing en bestemmingswijziging. Als tegenprestatie krijgt de aanvrager planologische medewerking voor nieuwbouw elders in het gebied of op de saneringslocatie. Vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit worden hier voorwaarden aan verbonden. Wat betreft locatie is het uitgangspunt ‘herbouw aansluitend aan de rand van een kern’. Eén van de vereisten om gebruik te kunnen maken van de Ruimte voor Ruimteregeling is het opstellen van een beeldkwaliteitsplan. Ontwikkelingsprogramma en Kwaliteitsatlas Groene Hart De provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht hebben in opdracht van het Rijk en in overleg met andere betrokkenen (verenigd in het platform Groene Hart) een ’Ontwikkelingsprogramma Groene Hart’ opgesteld dat uitwerking geeft aan het ontwikkelingsperspectief voor het Groene Hart. Het Rijk zal als opdrachtgever inhoudelijk en financieel actief betrokken blijven en op basis van de resultaten van het ontwikkelingsprogramma, afspraken maken over de financiering van de ontwikkelingen en de eventueel benodigde andere instrumenten en het zal de ontwikkelingen monitoren. Specifiek moet rekening worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke waarden en het ‘ja, mits-regime’ dat in het Groene Hart geldt. Dit regime geldt voor alle nationale landschappen en houdt in dat ruimtelijke ontwikkelingen wel mogelijk zijn, maar alleen als de kernkwaliteiten van het betreffende landschap behouden blijven of worden versterkt. De Kwaliteitsatlas Groene Hart biedt houvast en inspiratie voor ontwikkelingen in het Groene Hart. Naast de beleidskaders biedt de Kwaliteitsatlas inzicht in de specifieke kwaliteiten van het landschap en de opgaven per deelgebied. Het doel van de Kwaliteitsatlas is sturen op ruimtelijke kwaliteit aan de hand van gebiedsprofielen, projectvoorbeelden en concepten uit de praktijk. Voor het buitengebied van Kortenhoef geldt dat onder de noemer ‘de Groene Ruggengraat’ het behoud en de ontwikkeling van natuur en robuuste watersystemen voorop staat.
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 10 -
Vastgesteld
Economische Agenda 2012 - 2015 Ondernemers, overheden en onderwijs- en onderzoeksinstellingen moeten beter samenwerken rond kansrijke regionale bedrijfsclusters. Dat is een van de ambities van de provincie Noord-Holland in de nieuwe Economische Agenda 2012-2015 die op dinsdag 8 november 2011 door GS werd vastgesteld. Noord-Holland kiest voor het verbeteren van hun internationale concurrentiepositie door het versterken van de kansrijke sectoren in de Noord-Hollandse economie. Als voorbeeld wordt Agribusiness in het noorden genoemd en de financiële en zakelijke dienstverlening in het zuiden. Voor het thema werklocaties richt de provincie zich de komende jaren op een zorgvuldige planning van nieuwe bedrijventerreinen en het efficiënt benutten van de bestaande terreinen. De provincie wil dat er ruimte wordt gemaakt voor nieuwe ontwikkelingen door eerst de mogelijkheden van bestaande bedrijventerreinen te benutten door te intensiveren en te herstructureren. Voor de herstructurering van bedrijventerreinen wordt door de provincie 14 miljoen euro uitgetrokken. Voor het bevorderen van de provincie Noord-Holland als belangrijke watersportprovincie wordt 3,5 miljoen euro uitgetrokken. Visie Recreatie & Toerisme De gemeente Wijdemeren heeft een groot potentieel op het gebied van recreatie en toerisme. De gemeente Wijdemeren wil recreatie en toerisme als belangrijke economische pijler verder ontwikkelen. Maar hierbij gelden niet alleen economische motieven (bestedingen, bedrijvigheid en werkgelegenheid), maar zijn ook de maatschappelijke aspecten van belang. Woongenot, tegengaan van overlast en piekbelasting van de infrastructuur zijn hierin belangrijke thema’s. De inwoners van de gemeente moeten van een prettige woonomgeving kunnen genieten waarin het goed recreëren is. Hierdoor zijn zij ambassadeurs voor de gemeente Wijdemeren.
De visie op toerisme en recreatie in Wijdemeren is geworteld in vier uitgangspunten: inzetten op dagtoerisme; doelgroepen: vooral dagrecreanten uit de regio; dat wat was, komt niet meer terug. Inspelen op nieuwe trends en ontwikkelingen: vraaggestuurde markt- en productontwikkeling; ondernemers en stakeholders nemen marktgerichte initiatieven, gemeente faciliteert. Notitie ‘Cultuur op de kaart’ 2011 Cultuur op de kaart 2009-2012 blijft gehandhaafd als cultuurnota Noord Holland, maar de Kaderbrief is in de komende jaren leidend bij de uitvoering van het beleid. De beleidsvisie is vertaald naar drie thema’s: 1. Levend Verleden 2. Genieten en Meedoen 3. Mooi Noord-Holland.
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 11 -
November 2013
De activiteiten binnen de thema’s Levend Verleden en Mooi Noord-Holland van Cultuur op de Kaart worden grotendeels voortgezet omdat ze passen binnen de provinciale kerntaak cultuurhistorie. Binnen het thema Genieten en Meedoen worden de wettelijke taken en de afspraken met het Ministerie OCW en het Fonds voor Cultuurparticipatie gecontinueerd. In het thema Levend Verleden wordt ingezet op het behoud van Noord-Hollands Erfgoed. Door een sterk bewustzijn van de Noord-Hollandse geschiedenis en het aanwezige erfgoed voelen Noord-Hollanders zich meer verbonden met elkaar, met hun omgeving en met hun wortels. In het thema Genieten en Meedoen gaat het om Noord-Hollanders kunst en cultuur te laten ontdekken. Doordat men zelf cultuur beleeft of kunst maakt, kan men meer leren over hun eigen cultuur en die van anderen en hun eigen creatief talent ontdekken. In het thema Mooi Noord-Holland is het van belang dat de culturele en cultuurhistorische waarden van Noord-Holland een voorwaardige plek krijgen in ruimtelijke ordeningsopgaven en als uitgangspunt of als inspiratie laten dienen bij de ruimtelijke ontwikkelingen die in de toekomst komen. Uitwerking van de Kaderbrief 2011 voor de cultuurnota 2009-2012 Levend Verleden en Mooi Noord-Holland De meeste activiteiten op terrein van archeologie, monumenten, erfgoed en culturele planologie vallen binnen de kerntaak cultuurhistorie en worden dan ook grotendeels voortgezet. Het gaat dan om: de Monumentenwacht; het (wettelijke) provinciale archeologiebeleid inclusief het depot; de UVR cultuurhistorische waarden (Kranenburgfonds); Steunpunt Monumenten en Archeologie (Cultuurcompagnie); Opdrachten Culturele Planologie; Cultuurhistorische Informatiekaart. De Molenprijs, het flexibele 20% budget van Cultureel Erfgoed Noord-Holland en het onderdeel musea van de Uitvoeringsregeling Programmering en Publiek komen te vervallen. In de Kaderbrief 2011 wordt in het kader van de beleidsaccenten voorgesteld eenmalig 6 miljoen euro extra te storten in het monumentenfonds (Kranenburgfonds) voor restauratie en herbestemming van monumenten. Er zal een voorstel worden gemaakt voor de besteding van dit budget. Genieten en Meedoen Binnen het thema Genieten en Meedoen worden de volgende activiteiten voortgezet: ProBiblio als wettelijke taak; RTVNH als wettelijke taak; de afspraken met het Programmafonds Cultuurparticipatie tot 2013;
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 12 -
Vastgesteld
binnen het programmafonds gaat het om: o UVR flitsregeling basisscholen; o UVR samenwerkingsprojecten cultuureducatie; o UVRs amateurkunst; o Media-educatie; o Voorbeeldprojecten cultuureducatie; o Voorbeeldprojecten amateurkunst/talentontwikkeling;
Als gevolg van de afbouw van de 7 kunsteducatie instellingen en De Kunst, de steunfunctie amateurkunst, zal het Programma Cultuurparticipatie in 2011 en 2012 op de onderdelen cultuureducatie en amateurkunst iets worden aangepast. De 4-jarige cofinanciering van de jeugdtheatergezelschappen, op basis van het Convenant met OCW, zal ook tot 2013 worden gecontinueerd. Deze kosten worden in 2011 en 2012 gedekt uit het budget voor afbouwkosten.
2.3
Regio Waterbeheerplan 2010-2015 Het Waterbeheersplan AGV 2010-2015 is een uitwerking van het waterbeleid van het Rijk en provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. Voor AGV is het Waterbeheersplan sturend voor de programmering van activiteiten en de verdeling van geld en menskracht. Het Waterbeheersplan bevat uitgangspunten voor Watergebiedsplannen, Waterinrichtingsplannen en stedelijke Waterplannen. De hoofddoelen van het Waterbeheersplan zijn veiligheid voor mensen, dieren en goederen, het leveren van voldoende water, het zorgen voor schoon water, verbeteren van de waterkwaliteit en de omgang met afvalwater. Daarnaast zijn de uitgangspunten over hoe om te gaan met water in ruimtelijke plannen beschreven in de Keur van het hoogheemraadschap “Integrale Keur van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht”. De Keur is een instrument waarmee het hoogheemraadschap (een deel van) de doelen uit dit Waterbeheerplan kan realiseren. In de Keur zijn verschillende geboden en verboden vastgelegd. De afgelopen jaren heeft het hoogheemraadschap het beleid voor omgevingsvergunningen en voor een aantal thema’s vastgelegd in beleidsnotities, waaronder de beleidsnota’s ‘Inrichting, Gebruik en Onderhoud van wateren en oevers’, ‘Richtlijnen lozen regen-, grond- en leidingwater’ en ‘Vaarwater op Orde’. De regels ten behoeve van de scheepsvaart(nautische regels) zijn vastgelegd in het Verkeersbesluit 2012. Toeristisch actieplan (TAP) Gooi- en Vechtstreek Het toeristisch actieplan heeft als doelstelling het tot stand brengen van een samenhangend, gemeenschappelijk gedragen en op versterking van de regionale economie gerichte toeristisch- recreatieve visie op lokaal en regionaal niveau. Belangrijkste partners zijn overheid, bedrijfsleven en VVV. Er wordt ingezet op kleinschalige ontwikkelingen zoals het verbeteren van de watersport, arrangementen, agrotoerisme en het benutten van de cultuurhistorische waarden. De weinige verblijfsrecreatieve mogelijkheden dienen te worden vergroot, mits passend binnen de natuur- en landschappelijke waarden. De waterrecreatieve functie van het vechtplassengebied blijft gehandhaafd. BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 13 -
November 2013
Beleidsnotitie Regionaal prostitutiebeleid De voor het bestemmingsplan relevante zaken van het regionale prostitutiebeleid houden het volgende in: er wordt een regionaal en gemeentelijk maximumstelsel gehanteerd, waarbij het maximum wordt gesteld op het per 1 juni 2000 gevestigde aantal bedrijven. Dit betekent dat bedrijven die kunnen aantonen dat ze per 1 juni reeds gevestigd zijn, zich bij de gemeenten kunnen melden. Elke gemeente beziet dan of dat bedrijf op grond van de regelgeving in aanmerking komt voor een vergunning; raam- en straatprostitutie wordt niet toegestaan in deze regio. Beleidsvisie Externe veiligheid De beleidsvisie geeft per locatie en functie een afwegingskader om externe veiligheid op een consistente manier mee te laten wegen in de besluitvorming. Deze beleidsvisie gaat uit van de volgende uitgangpunten: het bieden van een veilige omgeving; er moet ruimte zijn voor bedrijvigheid met en het vervoer van gevaarlijke stoffen; de risico’s moeten zoveel als mogelijk worden beperkt, afhankelijk van de functie van een gebied; incidenten ten gevolge van activiteiten met gevaarlijke stoffen met een grote maatschappelijke ontwrichting is onacceptabel; de aard en de risico’s van de bedrijvigheid die met zich meebrengen moeten passen in het karakter van de regio. Het vestigingsbeleid en het locatiebeleid worden daarop aangepast. De regio Gooi en Vechtstreek is een groen gebied, waar geen plaats is voor zware bedrijven met veel risico’s. Het aantal inrichtingen met gevaarlijke stoffen en het regionale transport van gevaarlijke stoffen zijn beperkt. Een belangrijke risicobron in de regio is de spoorlijn Weesp – Hilversum, die een belangrijke transportroute is voor gevaarlijke stoffen van Rotterdam naar Duitsland. Bij ruimtelijke besluiten moeten de aanwezige risicobronnen, in het kader van externe veiligheid, worden meegewogen.
2.4
Gemeente Het beleid van de gemeente is gericht op het versterken van de positie van Wijdemeren als toeristisch-recreatieve trekpleister in het Groene Hart. Voor het ruimtelijke beleid zijn de volgende documenten van belang: welstandsnota; horecanota; beleidsregels paardenbakken; parkeernormen; duurzaam veilig. Welstandsnota Wijdemeren 2011 Het hoofddoel van de nota is het inzicht verlenen in het welstandsbeleid. Een welstandstoets is (wettelijk) verplicht bij bouwaanvragen en wordt verricht door een (welstands)commissie. Deze heeft het recht een bouwplan – op basis van welstandscriteria – af te wijzen. In de welstandsnota staan de relevante randvoorwaarden en uitgangspunten voor het welstandsbeleid. BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 14 -
Vastgesteld
Voor Kortenhoef geldt een bijzonder welstandsregime. Er zal onder meer worden getoetst op een heldere gevelgeleding en een zorgvuldige architectonische uitwerking. Een aantal uitgangspunten van deze nota zijn: het dorpse karakter van de bebouwing behouden en versterken; bijgebouwen dienen achter het hoofdgebouw te liggen; gebouwen zijn overwegend vrijstaand, individueel en afwisselend, de voorgevels is representatief; het materiaal- en kleurgebruik is traditioneel. Horecanota In Wijdemeren zijn veel horecagelegenheden gevestigd; aanzienlijk meer dan in gemeenten van vergelijkbare omvang. Recreatie en toerisme vormen een belangrijke basis voor horeca. Maar ook de bevolking uit Wijdemeren en de omgeving vormt een pijler voor horeca. De afgelopen jaren heeft de horecasector in heel Nederland last gehad van de economische recessie. Bovendien heeft de sector met name in Wijdemeren te kampen met concurrentie om de ruimte. Inmiddels kruipt de sector uit het dal. Horeca is belangrijk voor Wijdemeren, vanwege de relatie met toerisme en recreatie, het belang voor de werkgelegenheid en het (karakteristieke) verblijfsklimaat. Daarom is de visie van Wijdemeren: behoud en versterking van horeca, met inachtneming van de woon- en leefomgeving, openbare orde en veiligheid. Om hieraan uitvoering te geven wordt aangehaakt bij de visie Toerisme en Recreatie. Hierin worden zones voorgesteld, waarin product/marktcombinaties een beter profiel kunnen krijgen. Daarnaast zet de visie Toerisme en Recreatie nadrukkelijk in op samenwerking, marketing en promotie. De huidige visie op horeca betekent een trendbreuk met de voormalige beleidspraktijk, die ten aanzien van horecaontwikkeling meer conserverend was. Deze nieuwe visie op horeca moet ertoe leiden dat in ruimtelijke plannen en bouwaanvragen meer ruimte wordt gegeven aan horecaontwikkeling. Beleidsregels Paardenbakken De gemeente heeft in 2006 beleidsregels voor paardenbakken vastgesteld. Vanwege de verbreding van de landbouw neemt de behoefte aan voorzieningen die te maken hebben met het houden van paarden toe. De gevolgen van paardenbakken voor het landschap, de woonfunctie en de agrarische bedrijfsvoering in het buitengebied maakten nadere beleidsregels gewenst. In de eerste plaats worden paardenbakken binnen het bestaand bebouwd gebied niet toegestaan. De beperkingen die paardenbakken hebben op stedelijke functies maken het ongewenst om deze binnen de rode contouren toe te staan. In het buitengebied worden paardenbakken in beginsel slechts toegestaan bij paardenhouderijen, -fokkerijen en maneges (bedrijfsmatig). Daarnaast worden paardenbakken toegestaan bij agrarische bedrijven (hobbymatig of als neveninkomsten). De landschappelijke en ecologische waarden van het buitengebied worden op deze manier gewaarborgd. De landschappelijke en ecologische waarden van het buitengebied worden op deze manier gewaarborgd.
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 15 -
November 2013
Beleidsregels parkeernormen van de gemeente Wijdemeren (2006) De gemeente heeft in 2006 beleidsregels voor parkeren vastgesteld. De parkeernormen zijn bedoeld voor: het bevorderen van een goede verkeersafwikkeling; het beperken van overlast in woongebieden, kwetsbare gebieden, aantasting open ruimte en het waarborgen van stedenbouwkundige kwaliteit; het voorkomen van verkeersonveilige situaties; het inzicht bieden in de te hanteren eisen zodat duidelijkheid vooraf wordt geboden; het juridisch vastleggen van parkeerbeleid. Later in de toelichting wordt nog ingegaan op de parkeernormen. Categoriseringsplan Duurzaam Veilig (2007) Het begrip Duurzaam Veilig is in 1991 geïntroduceerd in het kader van de vergroting van de verkeersveiligheid. Een belangrijk onderdeel van Duurzaam Veilig is het afstemmen van functie, gebruik en vormgeving van wegen. Duurzaam Veilig onderscheidt drie wegencategorieën, te weten: stroomwegen, die het doorgaande verkeer vlot verwerken; gebiedsontsluitingswegen, die gebieden zoals woonwijken en recreatiegebieden vlot bereikbaar maken; erftoegangswegen, die erven toegankelijk maken en de straat als ontmoetingsplek veilig stellen.
2.5
Conclusie beleidskader Het plangebied is onderdeel het Groene Hart en Hollandse Waterlinie. Daarnaast is het plangebied onderdeel van het Belvedèregebied ‘Vecht- en Plassengebied’ en is het grootste deel onderdeel van de Provinciale Ecologische hoofdstructuur (PEHS). Verder is vrijwel het gehele buitengebied van Kortenhoef (uitgezonderd de kavels aan de Koninginneweg/Emmaweg) een stiltegebied. Dit betekent dat er rekening moet worden gehouden met de bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische, biotische en abiotische kwaliteiten van dit gebied. De overheid onderstreept naast de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten van het gebied ook het belang van de recreatieve waarde van dit gebied. Als onderdeel van het Groene Hart is het plangebied namelijk van belang voor de leefbaarheid van de omliggende stedelijke regio’s. Verder moet de economische vitaliteit van het gebied gewaarborgd blijven. Hiervoor kunnen nieuwe economische dragers nodig zijn die passen binnen of zelfs gebruik maken van de kwaliteiten van dit gebied. In dit bestemmingsplan worden deze kwaliteiten geborgd.
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 16 -
Vastgesteld
3
RUIMTELIJKE ANALYSE
3.1
Ruimtelijke structuur De ruimtelijke structuur van het plangebied laat zich beschrijven aan de hand van een aantal kenmerken lijnen in het landschap. Deze lijnen vormen de belangrijkste structurerende elementen van het gebied. De randen van het plangebied zijn bepaald op deze structuurlijnen. Zie figuur 3.1 voor de topografische kaart van het gebied.
3.1.1
Structurerende elementen ‘s-Gravelandse Vaart In het oosten wordt de grens bepaald door de ‘s-Gravelandse Vaart. Deze waterweg tussen de Loosdrechtse Plassen en de Vecht loopt ter plaatse van het plangebied kaarsrecht van noord naar zuid. De vaart is de grens tussen het natte veenlandschap van Kortenhoef en het landgoederenlandschap van ’s-Graveland. De vaart wordt aan Kortenhoefse zijde begeleid door de Koninginneweg en de Emmaweg. Hilversums Kanaal De zuidelijke plangrens wordt bepaald door het Hilversums Kanaal. Dit kanaal loopt van Hilversum richting het westen naar de Vecht. De lijn loopt van noordwest naar zuidoost. Tussen de westelijke grens van het plangebied en de Kortenhoefsedijk volgt het kanaal de ontginningsrichting van de veenweiden. Vanaf de Kortenhoefsedijk richting het oosten heeft het kanaal een kleine draaiing, waardoor de ontginningsrichting doorsneden wordt. Zowel ten noorden als ten zuiden van het kanaal wordt het landschap gekenmerkt door de natte veenweiden en -plassen. Ten zuiden van het kanaal ligt de provinciale weg N201. Ringdijk Horstermeerpolder De grens in het westen wordt bepaald door de Ringdijk van de Horstermeerpolder. De dijk is als ring aangelegd. De dijk heeft hierdoor een bochtig verloop, maar loopt grofweg in de richting van zuidwest naar noordoost. De ringdijk vormt tevens een grens tussen twee landschapstypen. Aan de oostkant is het natte veenlandschap gelegen en aan de oostkant het open en strakke landschap dat kenmerkend is voor droogmakerijen. Herenweg De Herenweg is de noordelijke grens van het plangebied. Deze weg volgt de ontginningsrichting van het veenlandschap. Het is de verbindingsweg tussen Ankeveen en Kortenhoef en ’s-Graveland. De weg vormt geen grens in het landschap, zowel ten noorden als ten zuiden is het veenlandschap gelegen. Kortenhoefsedijk/De Kwakel De Kortenhoefsedijk loopt middendoor het plangebied van zuidwest naar noordoost. De dijk is het historische ontginningslint van het gebied. De sloten van het veenlandschap zijn loodrecht op de dijk gegraven en liggen dus in de richting van noordwest naar zuidoost. Het gebied ten westen van de Kortenhoefsedijk is natter dan het gebied ten oosten van de dijk. Langs de Kortenhoefsedijk staat de historische bebouwing van Kortenhoef.
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 17 -
November 2013
3.1.2
Deelgebieden Natuur- en landbouwgebied Het grootste deel van het plangebied bestaat uit een uitgestrekt laagveenmoeras met plassen, grasland en moerasbos. Het is een van de grootste aangesloten laagveenmoerassen van Nederland. Dit laagveengebied met plassen, grasland en moerasbos is onderdeel van de Vechtplassen en is voor een groot deel in bezit van de Vereniging Natuurmonumenten. De twee min of meer aaneengesloten waterlichamen staan bekend als 'Kortenhoefse Plassen' en 'Wijde gat'. De Plassen zijn ontstaan door turfwinning. Er broeden zeldzame vogelsoorten als zwarte stern, grote en kleine karekiet. Bebouwingslinten De bebouwing in het plangebied concentreert zich in het lint langs de Kortenhoefsedijk/De Kwakel en langs de Koninginneweg/Emmaweg ('s-Gravelandse Vaart). In deze bebouwingslinten komen verschillende functies voor. Zowel agrarische als niet-agrarische bedrijvigheid en woningen komen hier voor. Het zuidelijke deel van De Kortenhoefsedijk is relatief dichtbebouwd. Hoe noordelijke hoe meer ruimte tussen de bebouwde kavels komt. In het noorden, langs de Kwakel, bevindt de bebouwing zich alleen nog aan de westkant.
3.2
Ontstaansgeschiedenis Kortenhoef is gelegen in het Vecht- en plassengebied, dat wordt gekenmerkt door veenweiden, plassen en meren. Het gebied wordt doorsneden door kronkelende veenriviertjes, zoals de Vecht, de Angstel en de Drecht. Door de aanwezigheid van de stromen en het natte veenlandschap is het gebied te karakteriseren als een waterrijk gebied. De oudste landschappelijke structuren bestaan uit de veenriviertjes en de oude kreekruggen. In de middeleeuwen is het veengebied in westelijk Nederland ontgonnen. Door ontwatering konden grote gebieden geschikt worden gemaakt voor landbouw. Vanaf de oeverwallen van veenstromen werden sloten aangelegd, waardoor de afwatering van het gebied werd gereguleerd. Zo ontstonden lange, smalle stroken land, gescheiden door sloten. Wanneer de stroken land te lang dreigen te worden, besloot men tot het graven van een dwarswetering. Deze diende dan als nieuwe ontginningsbasis. Langs de verschillende ontginningsbases in het gebied werden boerderijen gebouwd. Vanaf de vijftiende eeuw is er veen afgegraven voor turf. Met name in de zestiende eeuw kwam het slagturven in zwang. Men baggerde in lange stroken, waardoor de zogeheten trekgaten ontstonden. Het land maakte daardoor plaats voor water. Het gewonnen turf werd op de legakkers te drogen gelegd. Om zoveel mogelijk turf te kunnen winnen, werden de legakkers vaak smaller gemaakt dan de wettelijke bepalingen toestonden. Zij konden daardoor geen weerstand bieden aan wind en golven. De legakkers sloegen daardoor onder invloed van wind en golven weg. Op deze manier zijn alle grotere plassen in het veenweidegebied ontstaan.
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 18 -
Vastgesteld
Na de vervening in de negentiende eeuw is het gebied grotendeels aan zichzelf overgelaten, waardoor een fraai afwisselend landschap is ontstaan. Sommige plassen werden drooggemaakt, omdat er steeds minder landbouwgrond beschikbaar was. De Horstermeerpolder is de dichtst bij het plangebied gelegen droogmakerij. In andere gebieden kwam juist een verlandingsproces op gang. In de smallere petgaten groeide het open water dicht met planten. Dit proces verloopt in niet te diepe petgaten zeer snel. Bewoningsgeschiedenis Vanaf het moment dat het gebied geschikt is gemaakt voor landbouw, werd bewoning mogelijk. Langs de ontginningslinten ontstonden boerderijen. Langs de Kortenhoefsedijk ontstond in een lint het dorp Kortenhoef. Ook langs de Koninginneweg en Emmaweg is lintbebouwing ontstaan. Het agrarische karakter van Kortenhoef veranderde door de turfwinning. Kortenhoef werd een vestigingsplaats voor arbeiders in de turfwinning. Mede door het verdwijnen van de landbouwgronden nam het aantal agrariërs af. Door het einde van de turfwinning in de negentiende eeuw was het dorp door een gebrek aan bestaansmiddelen verarmd. Daar kwam pas in de twintigste eeuw verandering in. Door de industrialisatie en de toegenomen mobiliteit kwamen nieuwe middelen van bestaan binnen handbereik. Kortenhoef is langs de Kerklaan uitgebreid richting ’s-Graveland.
3.3
Cultuurhistorische en archeologische waarden Cultuurhistorie Cultuurhistorische waarden zijn van belang voor de identiteit, de herkenbaarheid en het karakter van een gebied of een dorp. De cultuurhistorische waarden moeten in een vroeg stadium van planontwikkeling worden geïnventariseerd bij het ontwerp worden gebruikt en bij de vaststelling worden meegewogen. Er moet onderbouwd worden aangegeven op welke wijze het culturele erfgoed zoveel mogelijk behouden blijft, hersteld of als inspiratiebron gebruikt wordt voor nieuwe ontwikkelingen. Omdat de landschappelijke patronen en verschijningsvormen in grote mate zichtbaar overeenstemmen met de onderliggende bodem en waterhuishouding en ook het menselijke gebruik van het landschap vanaf de eerste ontginning nog zichtbaar te herleiden is, kan het plangebied aangemerkt worden als landschappelijk en cultuurhistorisch zeer waardevol. Het plangebied maakt dan ook deel uit van het Belvedèregebied Vecht- en Plassengebied. Daarnaast is het plangebied van belang voor het Nationaal Project Nieuw Hollandse Waterlinie. Bij Kortenhoef is de veenwinning niet zo ver gegaan als bij Loosdrecht, waar uitgestrekte plassen zijn ontstaan. Alle andere fasen zijn echter aanwezig: van onvergraven graslanden op het veen, via kleinere veenputten en grotere petgaten en legakkers tot het plassengebied van de Kortenhoefse Plassen.
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 19 -
November 2013
Figuur 3.1: Buitengebied Kortenhoef halverwege de negentiende eeuw.
Er zijn in het plangebied belangrijke cultuurhistorische waarden aanwezig (zie hieronder). De cultuurhistorische waarden moeten behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt. De aantasting van de herkenbaarheid van de patronen vormt een bedreiging. In dit verband kan gedacht worden aan nieuwe wegen, bebouwing en omvangrijke beplantingen die niet passen binnen de bestaande patronen. De waardevolle gebouwde elementen kunnen worden aangetast door onzorgvuldige uitbreiding en restauratie, verwijdering of aantasting van omliggende beplantingen. Een andere mogelijke bedreiging vormt het oprichten van sterk contrasterende elementen in de nabijheid van historische bebouwing. Aantasting van de historischgeografische patronen in dit gebied zal niet plaatshebben daar deze patronen (wegen, waterlopen) nog altijd als zodanig functioneren.
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 20 -
Vastgesteld
Monumenten Monumenten zijn panden of objecten met een (officieel erkende) belangrijke cultuurhistorische waarde. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen rijksmonumenten en (provinciale en gemeentelijke) monumenten. Voor een overzicht wordt verwezen naar de onderstaande tabel. Monumenten en monumentaal waardevolle objecten Adres / locatie
Object Boerderij
Provinciaal monument
Emmaweg 82
Zuidersluiswoning
Rijksmonument
Kortenhoefsedijk 65
Boerderij
Gemeentelijk monument
Kortenhoefsedijk 99
Boerderij
Rijksmonument
Kortenhoefsedijk 137
Atelierwoning ‘’ De Karekiet’’
Rijksmonument
Kortenhoefsedijk 145
School
Gemeentelijk monument
Kortenhoefsedijk 149 – 150
Boerderij
Rijksmonument
Kortenhoefsedijk 153
Voormalig polderhuis
Provinciaalmonument
Kortenhoefsedijk 155
Voormalig gemeentehuis
Rijksmonument
Kortenhoefsedijk 157
‘’Het Rechthuis’’
Rijksmonument
Kortenhoefsedijk 163
Pastorie
Rijksmonument
Kortenhoefsedijk 165
‘’Huis met de twee linten’’
Provinciaal monument
Kortenhoefsedijk 168
NH Kerk
Rijksmonument
Kortenhoefsedijk 170
Woonhuis
Provinciaal monument
Emmaweg 72-73
Status
Kortenhoefsedijk 172
Woonhuis
Rijksmonument
Kortenhoefsedijk 173 – 174
Woonhuizen
Rijksmonument
Kortenhoefsedijk 0ng
Kattenbrug
Provinciaal monument
Voor monumenten geldt over het algemeen bescherming van de bestaande situatie en een streven naar herstel in die gevallen waar sprake is van verval. Veranderingen en uitbreidingen mogen uitsluitend van ondergeschikte aard zijn. Rijksmonumenten vallen onder de bescherming van de Monumentenwet. Gemeentelijke monumenten worden beschermd via de gemeentelijke erfgoedverordening. Net buiten het plangebied is een molen aanwezig. Deze is niet meer in bedrijf. De Voorste Molen (ook wel aangeduid met Gabriël) in 1635 gebouwd en bemaalde, samen met de inmiddels verdwenen Middelste Molen en de Achterste Molen, de polder Kortenhoef. In 1957 is de molen verkocht aan de Stichting Molen Gabriël die de molen uitwendig liet restaureren. In de molen bevindt zich nu een woning. Archeologie Archeologische waarden worden in een vroeg stadium in de planvorming betrokken. Daarbij geldt als uitgangspunt het behoud in de bodem ter plekke en planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen. In de gemeente Wijdemeren is nog relatief weinig archeologisch onderzoek verricht. Niettemin is op grond van archeologische en historische bronnen en met de gegevens over de ontwikkeling van het landschap een Beleidskaart Archeologie van de gemeente Wijdemeren opgesteld. Deze Beleidskaart is geraadpleegd om tot een eerste inschatting van de verwachtingswaarde te komen. Daaruit blijkt dat Wijdemeren in het bezit is van
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 21 -
November 2013
gebieden waarbinnen bijzondere archeologische waarden aangetoond of te verwachten zijn. Bij nieuwe ontwikkelingen is in de gebieden waar archeologisch waardevolle zaken in de grond aanwezig zijn, verkennend archeologisch prospectieonderzoek vereist. De gemeente voert hiervoor een beleid dat in eerst instantie gericht is op behoud van waardevolle elementen en structuren. Bij het overige grondgebied van de gemeente wordt een beleid gevoerd waarbij de omvang van de bodemverstorende activiteit bepalend is. Dit betekent dat slechts bij werkzaamheden die een bepaalde maat te boven gaan rekening hoeft te worden gehouden met archeologische waarden. Daarbij wordt een indeling gehanteerd in verschillende categorieën ‘Archeologisch waardevol gebied’, elk met eigen criteria van vrijstelling. Beneden de in de criteria genoemde omvang hoeft met archeologische waarden geen rekening gehouden te worden. De gemeente Wijdemeren geeft door middel van regimes aan welk niveau van het archeologiebeleid in een bepaald gebied als ‘redelijk’ kan worden beschouwd. De regimes komen tot stand op basis van de bekende archeologische waarden, de kennis van de geschiedenis en de eventuele recente bodemverstoringen. Gezamenlijk leiden deze gegevens tot een verwachting met betrekking tot het aantreffen van archeologische sporen in de bodem. Deze verwachting is op basis van ervaring omgezet in regimes met de bijbehorende criteria. Indien een bouwplan kleiner is dan de voor het gebied aangegeven criteria, is geen afweging van het archeologisch belang noodzakelijk. Hieronder zijn de verschillende categorieën weergeven. Categorie
Rekening houden met archeologie vanaf planomvang van:
Eerste
Bij alle grondroerende werkzaamheden
Tweede
Bij plannen van 50 m² en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 cm beneden maaiveld
Derde
Bij plannen van 100 m² en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 cm beneden maaiveld
Vierde
Bij plannen van 500 m² en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm beneden
Vijfde
Bij plannen van 2.500 m² en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm beneden
Zesde
Geen regime
maaiveld maaiveld Categorieën archeologie, bron: toelichting bij Beleidskaart Archeologie gemeente Wijdemeren
In het plangebied bevinden zich gronden waar met de tweede, derde, vierde en vijfde categorie rekening gehouden moet worden. Hieronder komen deze gronden aan bod. Allereerst de gronden van de tweede categorie. Het betreft hier gronden waar de volgende poldermolens hebben gestaan: Grongse molen; Polder Kortenhoef, Achterste molen; Polder Kortenhoef, De Kortenhoefse Achtkant.
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 22 -
Vastgesteld
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 23 -
November 2013
De Grongse molen is gebouwd voor 1575 en ligt ten zuiden van het Horstermeer. De molen is oorspronkelijk gebouwd als poldermolen. In 1633 werd de oorspronkelijke wipmolen vervangen door een achtkante molen. Ook werd de molen verplaatst ongeveer 1,5 tot 2 kilometer naar het westen. Dit had te maken met kostenbesparing van de bedijkers. De Polder Kortenhoef (Achterste molen) werd vanouds bemalen door drie molens, waarvan deze de derde molen was. Verder waren er de eerste of Voorste molen en de tweede of Middelmolen. Het water werd geloosd op de Vecht. In 1891 werd de Achterste molen door bliksem geraakt, brandde af en werd niet meer herbouwd omdat de molen al bijna buiten gebruik was geraakt. Deze Polder Kortenhoef (De Kortenhoefse Achtkant) was de voorganger van de Middelmolen in de Polder Kortenhoef. Deze molen is in 1632 gebouwd als poldermolen. In 1704 is de molen verbrand. De Middelmolen is gebouwd in 1720 en brandde af in 1942 waarna de molen niet meer herbouwd is. Op de plaatsen van bovenstaande molenplaatsen kunnen zich in de bodem, met name waar deze nog niet zo sterk verstoord is, archeologische relevante resten bevinden. Deze zullen voornamelijk bestaan uit fundamenten van molens, sluizen en bijgebouwtjes, voormalige waterlopen, kaden, gereedschappen en gebruiksvoorwerpen. De gronden met de derde categorie liggen in de historische kern Kortenhoef. Kortenhoef is een veendorp uit de Late Middeleeuwen. In 1156 wordt het dorp genoemd onder de naam Curtevenne. De kern van het dorp ligt dan waar nu nog het oude kerkje aan de Kortenhoefsedijk staat. In de 17e en 18e eeuw vestigen zich hier veel immigranten en breidde het dorp zich uit. In de 19e eeuw verarmt Kortenhoef. De gronden van de vierde categorie liggen op een tweetal locaties in het plangebied. Er zijn daar voornamelijk sporen van bewoning en ontginning en gebruik te verwachten afkomstig uit de vroege Prehistorie maar ook uit latere periodes kunnen archeologische resten aanwezig zijn. Tenslotte is een groot gedeelte van het plangebied van de vijfde categorie. Het betreft hier de Veenpolders waar een geringe verwachting bestaat op het aantreffen van archeologische resten. Als er archeologische resten aanwezig zijn, zullen deze waarschijnlijk dateren uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. De archeologische resten zullen voornamelijk betrekking hebben op de ontginning van het veen en het gebruik van het ontgonnen veen voor agrarische activiteiten. Doordat de archeologische verwachting van dit gebied vrij laag is, bestaat alleen bij grootschalige ontwikkelingen de noodzaak nader archeologisch onderzoek uit te voeren. De gemeente heeft bovenstaande categorieën op de volgende manieren in het bestemmingsplan verwerkt: De gronden van categorie 2 hebben de dubbelbestemming “Waarde – Archeologie – 1” gekregen waarbij een archeologisch onderzoek vereist is bij plannen van 50 m² en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 cm beneden het maaiveld.
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 24 -
Vastgesteld
De gronden van categorie 3 hebben de dubbelbestemming “Waarde – Archeologie – 2”gekregen waarbij een archeologisch onderzoek vereist is bij plannen van 100 m2 en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 cm beneden het maaiveld. De gronden van categorie 4 hebben de dubbelbestemming “Waarde – Archeologie – 3” gekregen waarbij een archeologisch onderzoek vereist is bij plannen van 500 m² en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld. De gronden van categorie 5 hebben de dubbelbestemming “Waarde – Archeologie – 4” gekregen waarbij een archeologisch onderzoek vereist is bij plannen van 2.500 m² en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm beneden maaiveld.
Archeologisch onderzoek moet uitmaken of er ook daadwerkelijk archeologische waarden aanwezig zijn, maar dat is op dit moment niet noodzakelijk.
3.4
Bodem De provincie Noord-Holland heeft een checklist (bodemtoets) opgesteld, waarin vijf bodemaspecten zijn opgenomen die in een bestemmingsplan aandacht moeten krijgen. Deze aspecten worden in de voorbereidingsfase van het bestemmingsplan onderzocht. Door de bodemtoets als instrument voor ruimtelijke plannenmakers mee te nemen, wordt het plannen met “bodem” gemakkelijker gemaakt. De bodemtoets bestaat voorlopig uit de hieronder beschreven aspecten. Bodemopbouw Functies en/of bestemmingen dienen te worden afgestemd op de bodemopbouw binnen het plangebied. Bodemkwaliteit Er dient minimaal een historisch bodemonderzoek te zijn gedaan en indien er sprake is van een verdachte locatie, dan tevens een verkennend bodemonderzoek. In het bestemmingsplan moeten de gevolgen van de bodemkwaliteit voor de toegekende functies worden aangegeven. Nieuwe bebouwing dient op een schone ondergrond te worden gerealiseerd. Indien er ter plaatse gebouwd gaat worden, zal de bodemkwaliteit moeten voldoen aan de wettelijke normen. Bij functiewijziging dient een indicatief bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Indien er ter plaatse gebouwd gaat worden, zal de bodemkwaliteit moeten voldoen aan de wettelijke normen. Zie figuur 3.2 voor een indruk van de huidige bodemsituatie in het plangebied. Dit betreft een uitsnede van de interactieve kaart van het bodemloket. Met het bestemmingsplan worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt. Daarom hoeft vooralsnog geen bodemonderzoek uitgevoerd te worden.
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 25 -
November 2013
Figuur 3.2: Uitsnede kaart Bodemloket.
Bodembeschermingsgebied Het grootste deel van het plangebied is op grond van de Provinciale Milieuverordening aangewezen als één van de tachtig in de provincie gelegen bodembeschermingsgebieden. De Kortenhoefse Plassen en het direct omliggende land zijn onderdeel van het bodembeschermingsgebied ‘Ankeveense en Kortenhoefse Plassen’. Het gebied betreft uitveningsplassen, waar veenvorming plaatsvindt in de vorm van petgaten en zetwallen. De actieve processen veenvorming en verlanding moeten behouden blijven. Verdroging moet worden tegengegaan, maar er mag geen gebiedsvreemd water worden ingelaten. Het gebied is niet aangewezen als aardkundige monument. Dit betekent dat de eisen die in de Provinciale Milieuverordening voor aardkundige monumenten niet gelden voor het plangebied. De benodigde omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten in de bestemmingen ‘Agrarisch met waarden – Natuur – en landschapswaarden’ dient om de aardkundige waarden in de bodembeschermingsgebieden te beschermen. In het gebied zijn een aantal voormalige stortlocaties. De grootste daarvan zijn gesitueerd bij de gemeentewerf aan de Kwakel en te zuiden van de kern Kortenhoef. Er is gebleken dat er sprake is van ernstige verontreiniging op de locatie ten zuiden van de kern Kortenhoef. Ontgrondingen Zodra beton- en metselzand op land gewonnen gaat worden, moet in ruimtelijke plannen rekening worden gehouden met de bereikbaarheid van potentiële winlocaties. In het plangebied zijn geen ontgrondingen.
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 26 -
Vastgesteld
Archeologie Dit bodemaspect is in paragraaf 3.3 uitgebreid aan bod gekomen.
3.5
Ecologie
3.5.1
Wettelijk kader De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale weten regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet. Soortenbescherming Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het ‘nee, tenzij’-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde plantenen diersoorten zijn in principe verboden, maar er kunnen vrijstellingen en ontheffingen worden verleend van de verbodsbepalingen. Het toetsingskader voor deze vrijstellingen is geregeld in een Algemene Maatregel van Bestuur, de AMvB artikel 75. Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene vrijstelling voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is vrijstelling mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel ontheffing worden verleend na een uitgebreide toetsing. Gebiedsbescherming De natuurbeschermingswet biedt een beschermingskader voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Een belangrijk onderdeel van de Natuurbeschermingswet is dat er geen vergunning gegeven mag worden voor handelingen of projecten die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van de habitat van soorten, waarvoor een gebied is aangewezen. Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat er schadelijke effecten kunnen optreden, dan dient de initiatiefnemer een 'passende beoordeling' te maken. Dat betekent een onderzoek naar alle aspecten van het project en welke gevolgen die kunnen hebben voor datgene wat bescherming geniet.
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 27 -
November 2013
3.5.2
Huidige situatie en onderzoeksresultaten Ten behoeve van het verkrijgen van een actueel beeld van de aanwezige natuurwaarden en de effecten hierop ten gevolge van de ruimtelijke situatie die het bestemmingsplan mogelijk maakt, is in 2010 een ecoscan uitgevoerd. De ecoscan is als bijlage 1 toegevoegd aan het bestemmingsplan. In de voorliggende paragraaf is een samenvatting gegeven van het onderzoek Het plangebied bestaat voor een groot deel uit het natuurgebied ‘de Kortenhoefse Plassen’. Dit is gelegen aan weerszijden van de Kortenhoefsedijk. Het natuurgebied is een laagveen bestaand uit plassen omzoomd met rietlanden, grasland en moersassen. De plassen zijn ontstaan door turfwinning en de petgaten en legakkers zijn nog duidelijk herkenbaar. In de petgaten vormt zich opnieuw laagveen. Vereniging Natuurmonumenten, de beherende instantie, is van plan om op sommige plaatsen de verlande petgaten opnieuw uit te graven zodat het proces van verlanding opnieuw kan beginnen. Het gebied is belangrijk voor verschillende vogels, zowel wintergasten als broedvogels. Natura 2000 Een groot deel van het plangebied, de oost- en westzijde, is onderdeel van het Natura 2000 gebied ‘Oostelijke Vechtplassen’. De status van Natura 2000 gebied is gericht op de bescherming van de onderstaande, in het plangebied aanwezige, habitattypen: meren met Krabbescheer, meest matig ontwikkeld; blauwgrasland, verzuurd; trilvenen, goed ontwikkeld; veenmosrietland, meest goed ontwikkeld; hoogveenbossen, goed tot matig ontwikkeld.
3.5.3
Conclusies Omdat in het plangebied in de directe nabijheid van de natuurgebieden geen ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, is verstoring van habitattypen, habitatrichtlijnsoorten en vogelrichtlijnsoorten als gevolg van verzoeting, verzilting, verontreiniging, verdroging, vernatting, licht, geluid, trillingen en optische verstoring uit te sluiten. Het bestemmingsplan is daarmee wat betreft deze aspecten uitvoerbaar vanuit de Natuurbeschermingswet.
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 28 -
Vastgesteld
4
FUNCTIONELE ANALYSE
4.1
Wonen De woonfunctie bestaat in hoofdzaak uit lintbebouwing die is gelegen langs de Kortenhoefsedijk, Koninginneweg en Emmaweg. Het woningtype bestaat uit grondgebonden woningen, al dan niet vrijstaand of geschakeld. Enkele woningen langs de Kortenhoefsedijk en Emmaweg zijn aangewezen als rijksmonument of gemeentelijk monument. Deze worden in paragraaf 3.3 benoemd.
4.2
Bedrijven In het lint langs de Emmaweg en de Kortenhoefsedijk zijn diverse bedrijven te vinden. De bedrijven in het plangebied zijn gelegen tussen de woningen, wat een historisch gegroeide situatie is. In onderstaande tabel is weergeven welke bedrijven het betreft. Adres
Activiteit
Kortenhoefsedijk 15
Timmerbedrijf
Kortenhoefsedijk 15
Loogerij
Kortenhoefsedijk 15A
Opslag
Kortenhoefsedijk 15B
Aannemerij
Kortenhoefsedijk 61 A
Autoschade + spuiterij
Kortenhoefsedijk 85
Metaalbedrijf
Kortenhoefsedijk 85 K0
Timmerbedrijf
Kortenhoefsedijk 85 K1
Kantoor
Kortenhoefsedijk 85 K2
Kantoor
Kortenhoefsedijk 86
Opslag
Kortenhoefsedijk 86
Veehouderij
Kortenhoefsedijk 86 A
Opslag
Kortenhoefsedijk 99
Kantoor
Kortenhoefsedijk 124 A
Jachthaven
Kortenhoefsedijk 157
Restaurant
Kortenhoefsedijk 171
Detailhandel
Kortenhoefsedijk 180 B
Garage (hobby?)
Kortenhoefsedijk 188
Jachtwerf
Kortenhoefsedijk 189
Jachtwerf
De Kwakel 8
Veehouderij
De Kwakel 12
Opslag + hobbymatig paarden
De Kwakel 20
Veehouderij
De Kwakel 22
Veehouderij (paarden)
De Kwakel 24
Manege
De Kwakel 26
Garage
Herenweg t.o. nr2
Aannemer
Koninginneweg 78
Veehouderij hobbymatig
Emmaweg 57
Opslag + kantoor
Emmaweg 58
Opslag + detailhandel
Emmaweg 58 B
Garage
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 29 -
November 2013
4.3
Adres
Activiteit
Emmaweg 65 A
Veehouderij (paarden)
Emmaweg 74
Manege
Emmaweg 79 A
Hobbymatig paarden
Emmaweg 87
Veehouderij
(Horeca)voorzieningen In het plangebied zit één horecagelegenheid, een restaurant. Dit bevindt zich aan de Kortenhoefsedijk 157.
4.4
Landbouw De agrarische functie komt voornamelijk voor ten westen van de ’s-Gravelandse vaart, zowel ten noorden als ten zuiden van de bebouwde kom van Kortenhoef. Dit deel van het plangebied bestaat uit veenweiden. Deze zijn in gebruik voor extensieve veeteelt en enkele tuinderijen. In het plangebied zijn diverse agrarische bedrijven aanwezig. Het gaat om enkele melkveehouderijen, paardenhouderijen en kwekerijen. De veehouderijen en kwekerijen zijn sinds lange tijd in het gebied aanwezig. De paardenhouderijen zijn een relatief nieuw verschijnsel.
4.5
Recreatie In het plangebied bevinden zich agrarische gronden die van bijzondere betekenis zijn voor natuur, landschap en bodem. Hier kan ook maar in een beperkte mate recreatie plaatsvinden. In het gebied vindt geen intensieve recreatie plaats. Een voorbeeld van extensieve recreatie die plaatsvindt in het plangebied is de georganiseerde wandelingen en boottochten door Vereniging Natuurmonumenten. Het gebied is overigens ook toegankelijk zonder gids.
4.6
Verkeer en parkeren Verkeer In de ruimtelijke ordening dienen verkeerskundige aspecten afgewogen te worden, omdat deze van grote invloed zijn op de het doelmatig functioneren van verschillende bestemmingen. Wanneer nieuwe ontwikkelingen worden gepland, is het van belang te onderzoeken welke effecten dit heeft op de verkeerskundige situatie om zo nodig passende maatregelen te kunnen nemen. Binnen het plangebied zijn de volgende wegen gelegen: de Kortenhoefsedijk, de Emmaweg, de Koninginneweg, de Herenweg en de Kwakel. Het betreft alle historische wegen in het buitengebied. Deze wegen hebben een ontsluitende functie voor de bebouwing langs deze wegen.
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 30 -
Vastgesteld
Verder hebb ben de Emm maweg en de e Kortenhoe efsedijk een verbindendee functie voor de kern Korten nhoef met de e N201. De W Wilhelminaw weg en de Herenweg H heebben een verbindende e functie voo or Kortenhoe ef en ’s-Gra aveland met het bedrijveenterrein De Slenk, Bussum en Ankeveen. De Herenwe eg heeft een n vrijliggend fietspad. O Op de overige e wegen maa akt al het verrkeer gebrui k van één rijbaan. Het parkeren p vinndt voor het overgrote deel plaats op eigen terre ein. De gemeen nte heeft een n ‘Duurzaam m Veilig’ verk keersbeleid. Dit beleid iss erop gericht het gebruik en de d inrichting g van de weg g aan te pas ssen op de functie f van dde weg. Volg gens dit verkeerssbeleid besta aan er drie ttype wegen: erftoega angswegen; gebiedssontsluitingswegen; stroomw wegen. erstaande ka aart is aange egeven hoe de wegen in n het plangeebied zijn Op de onde benoemd.
aar vervoer is s het plange ebied bereik kbaar met tw wee buslijnenn. Dit gaat om o lijn Per openba 105 van Hilvversum naar Bussum viia ’s-Gravela and en lijn 106 van Hilveersum naar Weesp via ’s-Grave eland, Kortenhoef en Ne ederhorst de en Berg. Lijn n 105 rijdt ovver het Noorrdeinde aan de oosttzijde van de e ’s-Gravela andse Vaart, net buiten het h plangeb ied. Lijn 106 6 rijdt via de Kerkllaan in de ke ern Kortenh oef en via de Kortenhoe efsedijk in heet buitengeb bied. Met dit besttemmingspla an worden g geen nieuwe e ontwikkelin ngen mogelijjk gemaakt. Een verkeerskun ndige toets is dan ook n niet uitgevoe erd. Een verw wachte toenname van verkeersbew wegingen op p de wegen in het plang gebied in de komende tiien jaar ligt ten t grondslag aan a de auton nome ontwikkkeling van groeiende g mobiliteit m en eeen toenem mend autobezit. Parkeren an de Beleid dsregels parrkeernormen n gemeente Wijdemerenn voorziet he et Op grond va bestemming gsplan in voldoen de pa arkeerruimte e. De parkee ernormen zijnn minimum – normen. Er mogen meer m parkeerplaatsen da an de norm worden aan ngelegd, wannneer die niet ten koste gaan van de bere eikbaarheid, veiligheid, ruimtelijke r kwaliteit k en leeefbaarheid. BP Buitengebied Kortenhoeff Vastgesteld
BC7419-1002/R00002/904 4229/Rott - 31 -
November 2013
Parkeren op eigen terrein is uitgangspunt van de beleidsregels, waarbij parkeerplaatsen behorende bij de openbare weg buiten beschouwing blijven. Als een functie die geheel of gedeeltelijk gebruik maakt van openbare parkeergelegenheid, vervangen wordt door een andere categorie of andere functie, dan kan de nieuwe vestiging van die openbare parkeergelegenheid gebruik blijven maken, mits er geen sprake is van een grotere parkeerbehoefte volgens de norm van de beleidsregels. In het bestemmingsplan is een nadere eisenregeling opgenomen ten aanzien van parkeren om te bewerkstelligen dat aan de parkeernormen kan worden voldaan die staan vermeld in de Beleidsregels parkeernormen gemeente Wijdemeren.
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 32 -
Vastgesteld
5
WATER
5.1
Beleid
5.1.1
Europees beleid Internationaal wordt gestreefd naar duurzame en robuuste watersystemen. De Europese Unie heeft in 2000 de Kader Richtlijn Water (KRW) vastgesteld. Het doel van de KRW is verbetering van de (ecologische) kwaliteit van het oppervlaktewater. Bij ontwikkeling dient het streven naar duurzame en robuuste watersystemen centraal te staan, waarbij een goede ecologische en chemische waterkwaliteit wordt gerealiseerd. Voor het bestemmingsplan gelden, in relatie met de KRW, diverse aandachtspunten: scheiden van schoon en vuil water, op diepte houden van wateren, een natuurvriendelijke inrichting en onderhoud van oevers en het voorkomen en aanpakken van verontreinigingsbronnen van hemelwater.
5.1.2
Rijksbeleid WB21 en NBW Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat landelijk in de belangstelling. Het vigerende beleid is beschreven in onder meer de Startovereenkomst ‘Waterbeleid 21e eeuw’ (WB21), de Handreiking Watertoets 2, en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBWactueel). Basisprincipes uit het beleid zijn: “meer ruimte voor water” en het “voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd”. Dit is in WB21 geconcludeerd in twee drietrapsstrategieën: voor waterkwantiteit (vasthouden, bergen en afvoeren) en voor waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden en zuiveren). Voor het bestemmingsplan gelden specifiek de volgende aandachtspunten. In gebieden die op termijn nodig worden geacht voor waterberging, mag geen bebouwing komen. In gebieden met dikke veenpakketten, mogen geen ruimtelijke besluiten worden genomen die leiden tot bodemdaling. De ruimte dient zodanig te worden bestemd, dat door inrichting en gebruik geen vervuiling optreedt naar grond- en oppervlaktewater. Ruimtelijke ingrepen zijn waterneutraal, of hebben zelfs een verbetering van het bestaande watersysteem tot gevolg. Waterwet Alle regelgeving op het gebied van water is verankerd in de Waterwet. De gemeente heeft een zorgtaak voor het freatisch grondwater in haar gebied gekregen. Voor alle activiteiten op, in of met invloed op het oppervlakte- en grondwater en de waterkeringen dient een Watervergunning in het kader van de Waterwet te worden aangevraagd. Nationaal Waterplan In het Ontwerp Nationaal Waterplan zijn algemene beleidsuitgangspunten opgenomen, waaronder het streven naar: duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer; ruimte voor water en meebewegen met en gebruik maken van natuurlijk processen; het in samenhang aanpakken van opgaven voor wonen, werken, mobiliteit, recreatie, landschap en natuur, water en milieu. BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 33 -
November 2013
Natura2000 en Vogel- en Habitatrichtlijn Natura2000 is een netwerk van natuurgebieden dat een voorwaarde is voor de instandhouding van de Europese natuur. Er is een reeks van natuurgebieden aangewezen die van belang zijn voor Europa. De Loenderveensche Plas West/Terra Nova, de Loenderveensche Plas Oost, de Waterleidingplas, het Waterleidingkanaal en de Breukeleveensche Plas zijn aangewezen als beschermde gebieden onder de Vogelen Habitatrichtlijn (enkele bedrijfsterreinen uitgezonderd). De Loenderveensche Plas West/Terra Nova is tevens aangewezen als Beschermd Natuurmonument. De Loosdrechtse Plassen (met uitzondering van de Eerste Plas) zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Voor deze gebieden wordt een gunstige staat van instandhouding nagestreefd en geldt een ‘nee, tenzij’- regime voor activiteiten die mogelijk natuurschade veroorzaken. Het waterbeheer wordt geacht bij te dragen aan de gunstige staat van instandhouding. Het Plassengebied is onderdeel van de nationale landschappen Groene Hart en de Hollandse Waterlinie. Dit betekent dat de overheid de kwaliteiten van dit landschap wil instandhouden en versterken. Voor het waterbeheer belangrijke doelen zijn het zoveel mogelijk behouden van het veen en daarmee van de veenlandschappen en het bodemarchief. 5.1.3
Provinciaal beleid Provinciaal Waterplan Het motto van het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is: “Beschermen, Benutten, Beleven en Beheren”. In het Provinciaal Waterplan heeft de Provincie het landelijk beleid vertaald naar haar strategische doelen ten aanzien van water: waarborgen van voldoende bescherming van mens, natuur en bedrijvigheid tegen overstromingrisico’s via het principe: preventie (het op orde houden van de waterkeringen met aandacht voor ruimtelijke kwaliteit), gevolgschade beperken (bijvoorbeeld waterbestendig bouwen daar waar nodig) en rampenbeheersing (bijvoorbeeld goede vluchtroutes en informatievoorziening); watersysteem in balans en verantwoorde benutting en beleving door mens, natuur en bedrijvigheid. Versterken van het watersysteem en de beleving door deze te combineren met natuurontwikkeling, recreatie en/of cultuurhistorie. schoon en voldoende water door een kosteneffectief en klimaatbestendig grond- en oppervlaktewatersysteem. maatwerk in het grond- en oppervlaktewatersysteem in samenhang met integrale gebiedsontwikkeling. Het plangebied is onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Voor een deel valt dit gebied samen met de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Verdroging in de PEHS gebieden dient te worden voorkomen. In gebieden die onderdeel uitmaken van de PEHS, maar die nog niet zijn gerealiseerd, wordt de drooglegging niet vergroot. In verworven natuurgebieden worden peilen ingesteld die zijn afgestemd op het voorkomende natuurdoeltype.
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 34 -
Vastgesteld
5.2
Waterschapsbeleid Keur AGV 2011 en aanvullende beleidsdocumenten De uitgangspunten over hoe om te gaan met water in ruimtelijke plannen zijn beschreven in de Keur. De Keur is een verordening met verbods- en gebodsregels ter bescherming van waterstaat- en waterhuishoudkundige werken en voorzieningen om de wateraan- en afvoer, waterberging en de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast zo goed mogelijk te kunnen garanderen. Door de regels in de Keur worden ook de ecologische kwaliteit van wateren en waterkeringen en de daarmee verbonden natte natuurwaarden zo goed mogelijk beschermd. Legger AGV De legger beschrijft de locatie van wateren, dijken en kunstwerken met de daarbij behorende eisen, onderhoudsverplichtingen en verdeling verantwoordelijkheden. In het plangebied liggen een aantal primaire watergangen en tertiaire waterkeringen. Handboek hemelwater Het handboek gaat het over het omgaan met hemelwater dat op verhard oppervlak valt (daken, wegen) en vervolgens afstroomt naar de riolering, de bodem of het oppervlaktewater. Uitgangspunt is dat hemelwater zoveel mogelijk wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater of in de bodem wordt geïnfiltreerd. Hemelwater wordt daarvoor schoon genoeg geacht; maar wanneer het ingezamelde hemelwater te verontreinigd is of verontreiniging van het water niet is te voorkomen dan moet het hemelwater ter plaatse worden gezuiverd. Bij nieuwe lozingen op een vuilwaterriool is het uitgangspunt dat deze alleen plaatsvinden als lozing op of in de bodem, in een openbaar hemelwaterstelsel of in het oppervlaktewater redelijkerwijs niet mogelijk is. Waterbeheerplan 2010-2015 Het Waterbeheersplan AGV 2010-2015 is een uitwerking van het waterbeleid van het Rijk en provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. Voor AGV is het Waterbeheersplan sturend voor de programmering van activiteiten en de verdeling van geld en menskracht. Het Waterbeheersplan bevat uitgangspunten voor Watergebiedsplannen, Waterinrichtingsplannen en stedelijke Waterplannen. De hoofddoelen van het Waterbeheersplan zijn veiligheid voor mensen, dieren en goederen, het leveren van voldoende water, het zorgen voor schoon water, verbeteren van de waterkwaliteit en de omgang met afvalwater.
5.2.1
Gemeentelijk beleid Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (VGRP) 2012-2017 De gemeente is door de zorgplicht voor hemelwater verplicht om hemelwater in te zamelen. De wijze waarop is opgenomen in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (VGRP). In het VGRP heeft de gemeente de volgende aandachtspunten benoemd: Verhogen effectiviteit van het rioolbeheer; Invullen van de nieuwe gemeentelijke grondwater- en hemelwatertaak; Maatregelen ten behoeve van het verbeteren van oppervlaktewaterkwaliteit in relatie met Natura 2000, Waterkwaliteitsspoor, Kaderrichtlijn Water en duurzamer omgaan met hemelwater.
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 35 -
November 2013
In de p planperiode van v het VGR RP mag watter op straatt voorkomen n met een geemiddelde van 1x per jaar, da aarna 1x perr 2 jaar. De g gemeente ziet z liever inn novatieve opplossingen melen van he emelwater (g groen dak/w waterplein), ddan extra op het gebied van apart inzam aan te legge en. Ook wijstt de gemeen nte gebieden aan waar eigenaren zzelf moeten riolen a zorgdra agen voor het verwerke en van heme elwater op eigen terrein,, middels inffiltratie of direct laten afvoere en naar aan ngrenzend o pen water. Schade S kan ook wordenn voorko omen door een hierop ge erichte inrich hting van de e openbare ruimte. r wenste ontw watering in bestaand en in nieuwbou uwgebied is 0,7 meter bbeneden De gew maaive eld. Dit is ee en keuze op het raakvlakk ‘tegengaan grondwate eroverlast’ een ‘tegeng gaan verdroging’. Het grondwaterpe eil hoeft niett laag gehou uden te wordden zodat het reg genwater kan infiltreren en geen ove erlast kan ontstaan. Eco ologische rissico’s en verder inklinken vo oorkomen, zijn z belangrij ker dan grondwateroverlast. In besstaand wenste ontw watering in W Wijdemeren daarom d minder groot zijjn. In gebied kan de gew bouw gebied den wordt de e gewenste 0,7 meter ontwatering nagestreefd n zonder nieuwb verlaging van besttaande grondwaterstand den.
5.3
Situatie plangebied Door de hoge ligging en goede e doorlatend dheid van he et gestuwde e materiaal ((zand) vormtt echtse Heuvvelrug een belangrijk b inffiltratiegebied. Het neers slagoverschhot infiltreert de Utre in de stuwwal en stroomt s naarr het laaggellegen Vechttplassengeb bied en de reelatief diep gelege en Horsterme eerpolder. In n de laaggellegen en be emalen polde er kwelt het water op en n wordt a afgevoerd viia het opperrvlaktewaterr (zie figuur 5.1). 5 De wesstelijk gerich hte regionale e grondwate erstroming vindt v hoofdza akelijk plaatss via het eerste watervoerend pakket dat circa 30 m meter dik is. De (regiona ale) grondw waterstromin ng van de stuwwal naar de lager ge elegen gebie eden wordt bbeïnvloed door de e grondwate eronttrekking gen in de Uttrechtse Heu uvelrug. Van naf 2000 tot in 2001 is de hoe eveelheid vo oor de drinkw waterwinning g teruggebra acht van 14 naar 7 miljooen m3/jaar.
Figuur 5.1: Regionaal grondwatersys g teem.
BC7419-102/R00002/9 904229/Rott ber 2013 Novemb
BP Buitengebbied Kortenhoef - 36 -
Vastgesteld d
5.4
Toekomstige ontwikkelingen In het bestemmingsplan wordt de huidige situatie vastgelegd. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen als gevolg van (ingrijpende) veranderingen in het bestemmingsplan zijn buiten beschouwing gelaten. Dit wil niet zeggen dat er geen nieuwe ontwikkelingen zijn. Kleinschalige ontwikkelingen en veranderingen binnen de bestaande functie en functiewijzigingen blijven mogelijk. Wanneer nieuwe ontwikkelingen effect hebben op de waterhuishouding is een voorwaarde, dat in het kader van de watertoets overleg wordt gevoerd met het Hoogheemraadschap. De waterhuishouding mag door de nieuwe ontwikkelingen niet verslechteren (stand-still principe).
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 37 -
November 2013
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 38 -
Vastgesteld
6
MILIEU
6.1
Milieubeleid De activiteiten in het plangebied veroorzaken allemaal in meer of mindere mate (milieu)hinder, zoals geluid, stank, stof en/of gevaar. Aan deze vormen van hinder zijn (al dan niet wettelijke) normen gesteld. In een bestemmingsplan moet aandacht worden besteed aan de wijze waarop de gemeente hiermee omgaat. Het gaat hierbij voornamelijk om het aanhouden van voldoende afstand tussen veroorzaker en ontvanger.
6.2
Agrarische bedrijven In het plangebied zijn diverse agrarische bedrijven aanwezig. Het gaat om enkele melkveehouderijen, paardenhouderijen en kwekerijen. De veehouderijen en kwekerijen zijn sinds lange tijd in het gebied aanwezig. De paardenhouderijen zijn een relatief nieuw verschijnsel. Een landelijke trend is het afnemen van het aantal volwaardige veehouderijen. Dit is ook in het buitengebied van Kortenhoef te zien. Het aantal bedrijven is de laatste jaren afgenomen. De graslanden worden vaak overgenomen door Natuurmonumenten en op een natuurlijke wijze beheerd of geheel omgezet naar natuur. De boerderijen krijgen veelal een woonfunctie. Voor alle agrarische bedrijvigheid geldt logischerwijs dat ze goed past in het buitengebied.
6.3
Niet - agrarische bedrijven, horeca, recreatiebedrijven De mate van hinder die door bedrijven wordt veroorzaakt, verschilt van bedrijf tot bedrijf. Bedrijven worden daarom opgedeeld in diverse (hinder)categorieën. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ uit 2009 van de VNG. Milieuzonering wordt gebruikt om afstanden aan te houden tussen hinderveroorzakende functies (bijvoorbeeld bedrijven) en hindergevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) ten opzichte van elkaar. Bij milieuzonering wordt over het algemeen gebruik gemaakt van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) die aan het bestemmingsplan wordt toegevoegd. Ook bij dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van een SvB. Deze is als bijlage bij de planregels gevoegd. Met de SvB wordt de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in bestemmingsplannen geregeld. De SvB gaat uit van indicatieve afstanden tussen een bedrijfscategorie en hindergevoelige functies. Voor de bestemming 'Bedrijf' in dit bestemmingsplan geldt dat in het algemeen bedrijven tot en met categorie 3.1 zijn toegestaan. Deze bedrijven hebben een relatief beperkte impact op de omgeving. Voor de toelaatbaarheid van horecabedrijven wordt gebruik gemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten. Op dit moment is één horecabedrijf gevestigd in het plangebied. Het betreft een restaurant aan de Kortenhoefsedijk 157. Dit bedrijf veroorzaakt geen hinder op de omgeving.
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 39 -
November 2013
Er is verder één jachthaven in het plangebied aanwezig. De jachthaven is als zodanig bestemd. Bestaande gebouwen en activiteiten zijn mogelijk gemaakt. Van hinder is geen sprake. Het bedrijf past in haar omgeving.
6.4
Wegverkeerslawaai De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. In geval van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen dient daarom de geluidsbelasting in kaart te worden gebracht. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Ook is het niet mogelijk dat de voorgevels van woningen bij sloop en nieuwbouw dichter bij de weg komen te liggen. Dit betekent dat de geluidssituatie niet kan verslechteren doordat een nieuwe woning dichter op de weg wordt gebouwd. Er is dan ook geen nader akoestisch onderzoek uitgevoerd. De verwachting is dat door het stiller worden van het wagenpark de geluidssituatie in de toekomst zal verbeteren.
6.5
Luchtkwaliteit Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden welke is beschreven in de Wet luchtkwaliteit. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Door deze wijziging zijn het Besluit luchtkwaliteit 2005 en het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit 2006 komen te vervallen. Daarvoor in de plaats is een aantal nieuwe Ministeriële regelingen en Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s) van kracht geworden, waaronder de AmvB ‘Niet in Betekende mate' (NIBM). Een belangrijk verschil met het oude Besluit luchtkwaliteit 2005 is een flexibele koppeling tussen ruimtelijke ontwikkelingen en luchtkwaliteit. Projecten die ‘niet in betekende mate’ (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreinigingen hoeven niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen (in de vorm van grenswaarden). Projecten die wel in betekende mate (IBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging, worden in gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (zogenoemde overschrijdingsgebieden) in principe opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) dat op 1 augustus 2009 definitief is vastgesteld. Dit NSL houdt in dat het totaal aan maatregelen voor het verbeteren van de luchtkwaliteit in een gebied de negatieve effecten (alle geplande ruimtelijke projecten die de luchtkwaliteit verslechteren) tenminste moeten compenseren.
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 40 -
Vastgesteld
Indien een IBM-project niet in het NSL is opgenomen, kan het project eventueel alsnog doorgang vinden. Realisatie van een project is dan alleen mogelijk bij een expliciete toetsing aan de grenswaarden waarbij geen overschrijding door de aangevraagde activiteiten wordt veroorzaakt. Het begrip NIBM speelt derhalve een belangrijke rol in de nieuwe regelgeving en is uitgewerkt in het Besluit ‘Niet in betekende mate bijdragen’ 1 en de Regeling ‘Niet in betekende mate bijdragen’ 2. Het Besluit en de Regeling maken onderscheid in de situatie vóór en ná de definitieve vaststelling van het NSL. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Een toets aan de luchtkwaliteitsnormen is dan ook niet uitgevoerd. Uit een gemeentebreed onderzoek (rapport luchtkwaliteit Wijdemeren 2008) blijkt dat in de gemeente Wijdemeren wordt voldaan aan de normen uit de Wet luchtkwaliteit. Door autonome ontwikkelingen als het schoner worden van het wagenpark en andere productietechnieken in de industrie is de verwachting dat de luchtkwaliteit in de komende tien jaar verbetert. Een aantal gemeenten in de regio heeft te maken met overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen. Mede om deze reden participeert Wijdemeren in het Regionaal samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (RSL).
6.6
Externe veiligheid Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat hierbij om LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties en vul- en opslagplaatsen. Op grond van het BEVI zijn in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) voor een aantal bedrijfscategorieën vaste veiligheidsafstanden opgenomen. Externe veiligheid betreft de kans op overlijden voor burgers (aanwezig in bebouwing of verblijfsgebieden grenzend aan risicobronnen) als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij de risicobron. Risicobronnen kunnen bedrijven zijn, maar ook het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, vaarwegen en spoorwegen en via buisleidingen. Ook risico’s veroorzaakt door windturbines (afvallen rotorbladen) en dalend en stijgend vliegverkeer bij vliegvelden, worden gerekend tot de externe veiligheidsrisico’s. Dit risico wordt uitgedrukt in plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de overlijdenskans per jaar als gevolg van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen bij een ongeval. Dit kan op een kaart worden weergegeven met behulp van contouren. Het groepsrisico betreft de kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico kan met behulp van een grafiek worden weergegeven. 1
Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen); Staatsblad 2007 / 440
2
Staatscourant 9 november 2007, nr. 218 / pag. 11
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 41 -
November 2013
In of nabij het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig die invloed hebben op aanwezigen binnen het plangebied (i.c. het invloedsgebied ligt niet over het plangebied). In de directe nabijheid van het plangebied vindt wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N201 en een aardgasleiding vanaf de grens van het plangebied richting het oosten onder het Ankeveensepad. Buiten het plangebied bevindt zich een chemicaliënfabriek Reymerink. Hogedruk aardgasleiding In de omgeving van het plangebied ligt een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding. Het betreft een leiding met een diameter 6,6 inch en een werkdruk van 40 bar. Uit informatie van de risicokaart blijkt dat het invloedsgebied van deze leiding niet over het plangebied ligt. Conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen3 hoeven de externe veiligheidsrisico’s hiervan derhalve niet kwantitatief vastgesteld te worden. Conform de risicokaart blijkt tevens dat er geen plaatsgebonden risicocontour 10-6 berekend is. Verdere toetsing in het kader van externe veiligheid dan ook niet aan de orde. Provinciale weg N201 Over de provinciale weg N201 vindt structureel vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De planlocatie ligt binnen de toetsingsafstand van 200 meter zoals gesteld in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Crnvgs)4. Overeenkomstig de risicokaart leidt het transport van gevaarlijke stoffen over deze weg niet tot een plaatsgebonden risicocontour 10-6. Vanwege het lokale karakter van het transport van gevaarlijke stoffen via deze route, wordt niet verwacht dat het groepsrisico de oriëntatiewaarde overschrijdt. Omdat het bestemmingsplan een conserverend bestemmingsplan betreft (en er geen ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt), zal het groepsrisico ook niet wijzigen. Waardoor er geen verantwoordingsplicht van toepassing is. Door de gemeente is deze route overigens ook niet aangewezen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Reymerink Reymerink is een chemicalieënfabriek en ligt op 1 kilometer afstand buiten het plangebied. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van dit bedrijf. Conform de risicokaart blijkt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met het plaatsgebonden risicocontour 10-6.
3 Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit van 24 juli 2010, Staatsblad 2010 nummer 686. 4 Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 42 -
Vastgesteld
7
GEBIEDSVISIE
7.1
Inleiding Met het bestemmingsplan ‘Buitengebied Kortenhoef’ wordt voor de bebouwing en het gebruik een actueel juridisch-planologisch kader vastgesteld. De nu geldende beleidskaders en de nieuwste wet- en regelgeving krijgen zo hun doorwerking in het bestemmingsplan. Het ruimtelijk beleid voor het buitengebied van Kortenhoef is geënt op de huidige situatie in het plangebied. Het uitgangspunt voor dit bestemmingsplan bestaat dan ook uit het stellen van bouw- en gebruikregels op basis van de bestaande functies en bebouwing in het plangebied. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
7.2
Beleidskeuzes Ruimtelijke structuur Voor wat betreft de ruimtelijke structuur wordt ingezet op behoud en versterken van de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden. Dit betekent dat bestaande functies niet mogen uitbreiden. Verder is ook geen uitbreiding voorzien.
7.2.1
Wonen Gelet op het restrictieve rijks- en provinciale beleid met betrekking tot het Groene Hart, wordt er buiten het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) in beginsel geen mogelijkheden opgenomen voor de bouw van nieuwe woningen. Wel kan eventueel vrijkomende agrarische bebouwing worden gebruikt als burgerwoning. Tevens kan in het kader van de ruimte-voor-ruimte regeling oude landschapsvervuilende bebouwing (vervallen schuren) worden ‘omgeruild’ tegen de mogelijkheid om een woning te bouwen. Hiertoe is in dit bestemmingsplan een regeling opgenomen. Daarnaast zal bij de bestaande bebouwing mogelijke vraag bestaan voor uitbreiding van de woning dan wel van bijgebouwen.
7.2.2
Bedrijven De bedrijven in het plangebied zijn verspreid gevestigd in de linten. Er zijn geen bedrijventerreinen waar meerdere bedrijven geconcentreerd zijn. Daar waar bedrijven zijn gevestigd mogen deze blijven bestaan. Gezien het landelijke karakter van het plangebied en de aanwezige natuur- en landschapswaarden is het niet gewenst dat bedrijven zich verder uitbreiden.
7.2.3
Horecavoorzieningen De in het plangebied voorkomende horeca valt binnen de algemene toelaatbaarheid. Op de bestaande locaties blijven de horecavoorzieningen mogelijk. Gezien het landelijke karakter van het plangebied en de aanwezige natuur- en landschapswaarden is het niet gewenst het aantal horecavoorzieningen uit te breiden.
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 43 -
November 2013
7.2.4
Landbouw / natuur In de loop der tijd is agrarisch grond in het plangebied omgezet naar natuur en in eigendom overgedragen aan de Vereniging Natuurmonumenten. De gemeente ziet dit als een positieve ontwikkeling. De Vereniging Natuurmonumenten wordt gezien als een goede landschapsbeheerder. Doordat een grote hoeveelheid grond in eigendom is van één partij neemt tevens de kans op verrommeling door erfafscheidingen af.
7.2.5
Recreatie In het plangebied komen enkele recreatieve functies voor. De functies zijn omgeven door natuur. Om de omliggende natuurwaarden te beschermen is het niet wenselijk dat bestaande recreatieve functies uitbreiden. Verder is het niet wenselijk dat er nieuwe recreatieve functies zich in het plangebied vestigen, eveneens om de in het plangebied aanwezige natuurwaarden te behouden.
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 44 -
Vastgesteld
8
JURIDISCHE PLANOPZET
8.1
Inleiding In het kader van de actualisatie van alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Wijdemeren komt ook het bestemmingsplan Plassengebied aan bod. Het bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen: de juridisch bindende planregels en verbeelding, met daarbij een toelichting. De planregels regelen het gebruik van de gronden en gebouwen. Ze bevatten bepalingen met betrekking tot de toegestane bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008. De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken (zie ook volgende paragraaf). De verbeelding laat zien waar de bestemmingen die in de planregels staan, zich bevinden. Verbeelding en planregels samen vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Bij dit bestemmingsplan wordt de verbeelding middels vijf kaarten met een schaal van 1:2000 gevisualiseerd. Op de kaarten is met lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn op de kaart met aanduidingen nadere regels aangegeven. De verbeelding is volgens IMRO 2008 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) getekend. De toelichting is niet juridisch bindend, maar heeft wel twee belangrijke functies: onderbouwing van het plan; uitleg van bepaalde bestemmingen en planregels.
8.2
Systematiek van de planregels De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk III biedt de nodige flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden en in hoofdstuk IV staan de overgangs- en slotregels. De hoofdstukken worden hieronder toegelicht.
8.2.1
Inleidende regels Dit hoofdstuk bevat alle bepalingen die nodig zijn om de overige planregels goed te kunnen hanteren. Begrippen (artikel 1) In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover in de planregels begrippen worden gebruikt die niet in het artikel staan vermeld, wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 45 -
November 2013
Wijze van meten (artikel 2) Dit artikel geeft aan hoe de hoogtematen die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, bepaald moeten worden. 8.2.2
Bestemmingen In dit hoofdstuk van de planregels komen de verschillende bestemmingen aan de orde. Per bestemming is de volgende indeling gehanteerd: Bestemmingsomschrijving Een omschrijving van de functies die bij de bestemming mogelijk zijn. Bouwregels Planregels die aangeven waar, wat en hoe hoog gebouwd mag worden. Daarnaast komen in sommige bestemmingsplanregels ook nog de volgende onderdelen voor: Specifieke gebruiksregels Uitsluiting van specifiek, met de bestemming strijdig gebruik van de gronden en gebouwen. Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen onder meer nadere eisen stellen aan de plaatsing, afmeting, kapvorm en nokrichting van gebouwen. Afwijking van de bouwregels of gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen afwijken op ondergeschikte punten van de planregels, mits binnen de grenzen van de bestemming wordt gebleven. Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in bepaalde gevallen.
8.2.3
Algemene regels Anti-dubbeltelregel Deze bepaling wordt in elk bestemmingsplan opgenomen om te voorkomen dat in feite meer kan worden gebouwd dan in het bestemmingsplan bedoeld is. Dit kan zich voordoen bij woningbouw wanneer (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaar wisselen. In een dergelijk geval worden de nieuw verworven gronden niet meegeteld bij de berekening van de bouwmogelijkheden als dat al voor een in het verleden verleende bouwvergunning gebeurd is. Algemene bouwregels In dit artikel is een aantal algemene regels opgenomen die gelden voor meerdere bestemmingen. Zo geldt voor bestaande bouwwerken dat deze, voor zover deze in strijd is met een in het bestemmingsplan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, doch niet worden vergroot of anderszins gesitueerd.
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 46 -
Vastgesteld
Algemene aanduidingsregels In de algemene aanduidingsregels is een gebiedsaanduiding opgenomen die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden. In dit bestemmingsplan wordt van een algemene aanduidingsregel gebruikt gemaakt ter bescherming van de belevingswaarde en het functioneren van poldermolen Gabriël. Deze monumentale poldermolen is gelegen aan de Zuwe 14 net buiten het plangebied. Algemene afwijkingsregels Deze bevoegdheid geeft de mogelijkheden om kleine afwijkingen te realiseren. Het gaat hier om het oprichten van nutsvoorzieningen tot 50 m3, het overschrijden van in de planregels voorgeschreven maatvoeringen en ondergeschikte afwijkingen ten gevolge van meetveranderingen. Ook is onder voorwaarden afwijking van het bestemmingsplan mogelijk ten behoeve van bed & breakfast. Algemene wijzigingsregels Deze bevoegdheid heeft betrekking op het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen. Algemene procedureregels In dit artikel is geregeld welke procedure gevolgd dient te worden indien toepassing wordt gegeven aan een in dit plan opgenomen bevoegdheid omtrent nadere eisen. Overige regels In dit artikel is onder andere geregeld dat voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere regelgeving, de andere regelgeving geldt zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van tervisielegging van het ontwerp van bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef. 8.2.4
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht In dit artikel staan de regels van overgangsrecht die op grond van het Besluit ruimtelijke ordening in elk bestemmingsplan verplicht moeten worden opgenomen. Op de peildatum, te weten de datum van inwerkingtreding van het nieuwe plan, mag bebouwing of gebruik in strijd met het nieuwe plan onder bepaalde voorwaarden worden voortgezet of gewijzigd. Slotregel In de slotregel staat op welke wijze de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef kunnen worden aangehaald.
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 47 -
November 2013
8.3
Bestemmingen Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden Deze bestemming is gegeven aan de gronden in het buitengebied welke niet als natuurgebied worden beheerd en zowel van landschappelijke, natuurhistorische als cultuurhistorische waarde zijn. In het plangebied zijn bouwvlakken opgenomen waarbinnen gebouwen mogen worden gebouwd. Daar waar de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is geplaatst is een bedrijfswoning toegestaan. Het houden en fokken van paarden is enkel toegestaan daar waar dat is aangeduid. Wijziging van de bestemming naar de bestemming Wonen is mogelijk indien aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Zo is dit enkel mogelijk indien sprake is van bedrijfsbeëindiging dan wel bedrijfsverplaatsing en de aanwezige bedrijfsopstallen worden gesloopt. Ook mag het aantal woningen per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 2. Indien er wordt voldaan aan de regeling ‘Ruimte voor Ruimte’(nut en noodzaak) kan er bij bedrijfsbeëindiging een derde woning worden overwogen. Het gaat hierbij om het perceel Emmaweg 86. Om uitbreiding van het agrarisch bedrijf mogelijk te maken is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daarnaast kan middels een wijzigingsbevoegdheid de bestemming worden gewijzigd naar de bestemming Natuur. Bedrijf Deze bestemming is gegeven aan de gronden voor bedrijfsmatige activiteiten langs de Herenweg, Koninginneweg, Kortenhoefsedijk en Emmaweg. Om inzicht te krijgen in de milieubelasting van gevestigde bedrijven, wordt gebruik gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijfsactiviteiten gerangschikt zijn naar de mate van de belasting van het milieu. Deze Staat van Bedrijfsactiviteiten maakt onderdeel uit van de regels. Hoe hoger de milieubelasting van het bedrijf, des te hoger de milieucategorie zal zijn van de Staat waaronder het bedrijf valt. Iedere milieucategorie kan worden vertaald naar een minimaal aan te houden richtafstand ten opzichte van met name woongebied. In het plangebied zijn bedrijven tot en met categorie 3.1 toelaatbaar. Een relatief lage categorie bedrijvigheid. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan, waar dit op de verbeelding via een aanduiding is aangegeven. Bedrijf - Nutsbedrijf Deze bestemming is gegeven aan de nutsvoorzieningen aan de Koninginneweg. Vanwege de grootte van deze nutsvoorziening is een aparte bestemming opgenomen. Gebouwen mogen enkel binnen het bouwvlak gebouwd worden, waarbij de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 4 meter mag bedragen. Groen Deze bestemming is gegeven aan groenstroken in het zuiden van het plangebied. Horeca Het horecabedrijf aan de Kortenhoefsedijk 157 heeft de bestemming Horeca gekregen. Horeca-activiteiten tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten is toelaatbaar. Een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan indien dit via een aanduiding is aangegeven.
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 48 -
Vastgesteld
Maatschappelijk De maatschappelijke voorziening aan de Kortenhoefsedijk 145 heeft de bestemming Maatschappelijk gekregen. Educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele, sporteducatieve en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en daarmee gelijk te stellen voorzieningen zijn daar toegestaan. Maatschappelijk - Begraafplaats De Kortenhoefsedijk 168, waar de NH Kerk, een rijksmonument, en het achter de begraafplaats liggende kerkhof is gelegen heeft deze bestemming gekregen. Gebouwen zijn enkel binnen het bouwvlak toegestaan. Natuur Deze bestemming is gegeven aan de gronden die in eigendom zijn van terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties en/of als natuurgebied worden beheerd. Binnen deze bestemming zijn enkel gebouwen ten behoeve van het behoud, herstel en/of ontwikkeling toelaatbaar. De ijsbaan Kortenhoef ligt op de gronden met de bestemming Natuur. Met de aanduiding ‘ijsbaan’ is deze ijsbaan in dit bestemmingsplan toegestaan. Om de natuur- en landschapswaarden te behouden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden opgenomen. Recreatie - Jachthaven De bestaande jachthaven aan de Kortenhoefsedijk binnen het plangebied heeft deze bestemming gekregen. Diverse functies zijn binnen deze bestemming toegestaan. De bestemming kan gewijzigd worden naar de bestemming Wonen en Water, mits aan een aantal nader genoemde eisen wordt voldaan. De functie van het woonschip kan gewijzigd worden naar een bedrijfswoning. De jachthaven wordt omringd door een bijzonder kwetsbaar natuurgebied. Dit natuurgebied dient beschermd te worden tegen ontwikkelingen die extra belasting op deze natuur geven. Hierdoor zijn de ontwikkelingsmogelijkheden binnen deze bestemming beperkt. Recreatie - Verblijfsrecreatie Deze bestemming is gegeven aan gronden langs de Kortenhoefsedijk. Enkel verblijfsrecreatie in de vorm van recreatiewoningen is toegestaan. Permanente bewoning is niet toegestaan. Recreatie - Volkstuin De volkstuinen langs de Emmaweg hebben de bestemming Recreatie – Volkstuin gekregen. Sport - Manege Deze bestemming is gegeven aan de manege langs de Emmaweg. Op het bouwperceel is maximaal 1 paardenbak toegestaan, met inachtneming van enkele regels. Tuin Deze bestemming is gegeven aan de tuin naast Emmaweg 75. De beschoeiing mag niet hoger zijn dan het aansluitend terrein.
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 49 -
November 2013
Verkeer Deze bestemming regelt de openbare verharde gronden waar de verkeers- en verblijfsfunctie overheersen. Water Deze bestemming is gegeven aan het water langs de Kortenhoefsedijk, Kwakel, en de Koninginneweg. Water - Waterweg De bestemming Water – Waterweg is gegeven aan het water langs de Vreelandseweg en de Koninginneweg en Emmaweg. Bruggen ten behoeve van erftoegangswegen zijn toegestaan, met dien verstande dat de hoogte ten opzichte van het aansluitende afgewerkte maaiveld niet meer mag bedragen dan 8,5 meter. Wonen Deze bestemming is gegeven aan diverse percelen langs de linten in het plangebied. In de planregels is geregeld wat de maximale bebouwingsoppervlakte mag zijn. Dit hangt af van de grootte van het bouwperceel. Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn nadere regels opgenomen. Verder is een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten onder voorwaarden toegestaan. Waarde – Archeologie 1 Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de bescherming van archeologische waarden. In de regels is opgenomen wanneer een archeologisch onderzoek dan wel een omgevingsvergunning is vereist. In ieder geval is archeologisch onderzoek vereist bij plannen van 50 m² en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 cm beneden maaiveld. Waarde – Archeologie 2 Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de bescherming van archeologische waarden. In de regels is opgenomen wanneer een archeologisch onderzoek dan wel een omgevingsvergunning is vereist. In ieder geval is archeologisch onderzoek vereist bij plannen van 100 m² en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 cm beneden maaiveld. Waarde – Archeologie 3 Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de bescherming van archeologische waarden. In de regels is opgenomen wanneer een archeologisch onderzoek dan wel een omgevingsvergunning is vereist. In ieder geval is archeologisch onderzoek vereist bij plannen van 500 m² en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm beneden maaiveld. Waarde – Archeologie 4 Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de bescherming van archeologische waarden. In de regels is opgenomen wanneer een archeologisch onderzoek dan wel een omgevingsvergunning is vereist. In ieder geval is archeologisch onderzoek vereist bij plannen van 2500 m² en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm beneden maaiveld.
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 50 -
Vastgesteld
Waterstaat - Waterkering Deze dubbelbestemming geldt voor de gronden met een primaire waterkerende functie. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter. Het is mogelijk om hiervan af te wijken indien het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.
8.4
Handhaving De nota ‘Zichtbare handhaving bouwregelgeving’ (oktober 2007) beschrijft het handhavingsbeleid voor de gemeente Wijdemeren. De nota betreft de bouwregelgeving, inclusief de zogenaamde inrichtings- en gebruiksregels uit bestemmingsplannen. Met het handhavingsbeleid streeft de gemeente verschillende doelen na: inhoudelijke kwaliteit; veiligheid; duurzaamheid; formele gelijkheid; gezag; sterkere positie bij de rechter.
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 51 -
November 2013
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 52 -
Vastgesteld
9
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID Gelet op het bepaalde in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht te worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Een exploitatieplan is niet vereist wanneer het kostenverhaal anderszins is geregeld of wanneer er geen ontwikkelingen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening mogelijk worden gemaakt. Het onderhavige bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Dat wil zeggen dat er in het bestemmingsplan geen bouwplannen zitten en de bestemmingsregeling is afgestemd op de bestaande functies en bebouwing. Het bestemmingsplan is in die zin economisch uitvoerbaar.
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 53 -
November 2013
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
BP Buitengebied Kortenhoef - 54 -
Vastgesteld
10
MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID
10.1
Overleg artikel 3.1.1 Bro Het voorontwerpbestemmingsplan is / wordt verzonden aan een aantal instanties en organisaties, zoals de provincie en het hoogheemraadschap, om hen in de gelegenheid te stellen te reageren op het plan. Met deze reacties kan het plan verbeterd worden.
10.2
Inspraak en zienswijzen Van 24 mei tot 5 juli 2012 heeft het voorontwerp ter inzage gelegen. Op het voorontwerp hebben 25 personen een schriftelijke inspraakreactie gegeven. Ook hebben 5 instanties een inhoudelijke reactie ingediend. De beantwoording van de gemeente Wijdemeren is opgenomen in de ‘Nota van inspraak en overleg’. Deze nota is als bijlage van deze toelichting opgenomen. Vanaf 13 mei 2013 heeft het ontwerpbestemmingsplan ter visie gelegen, gedurende zes weken. De beantwoording van de zienswijzen is opgenomen in de ‘Nota beantwoording zienswijzen’. Deze nota is als bijlage van deze toelichting opgenomen.
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott - 55 -
November 2013
Bijlage 1 Geactualiseerde ecoscan gemeente Wijdemeren
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
*HDFWXDOLVHHUGH(FRVFDQ*HPHHQWH:LMGHPHUHQ voor vijf bestemmingsplannen
Gemeente Wijdemeren 28 mei 2010 Definitief rapport 9V3597
,1+28'623*$9( Blz. 1
INLEIDING 1.1 1.2 1.3
1 1 3 5
Algemeen Bepalen relevante toetsingskaders Leeswijzer
2
JURIDISCH KADER 2.1 Flora- en faunawet 2.1.1 Inleiding 2.1.2 Doelstelling wet 2.1.3 Beschermingsstatus 2.1.4 Verbodsbepalingen 2.1.5 Zorgplicht 2.2 Natuurbeschermingswet en Natura 2000 2.2.1 Inleiding 2.2.2 Ontwerpbesluit 2.3 Ecologische Hoofdstructuur en Groene Hoofdstructuur 2.3.1 Inleiding 2.3.2 Toetsingscriteria
7 7 7 8 8 9 9 10 10 12 20 20 20
3
WERKWIJZE
23
4
INVENTARISATIE 4.1 Flora- en faunawet 4.1.1 Vaatplanten 4.1.2 Zoogdieren 4.1.3 Reptielen 4.1.4 Amfibieën 4.1.5 Vissen 4.1.6 Vogels 4.1.7 Overige taxonomische groepen 4.2 Natuurbeschermingswet 4.2.1 Habitattypen 4.2.2 Habitatrichtlijnsoorten 4.2.3 Vogelrichtlijnsoorten 4.3 Ecologische Hoofdstructuur
25 25 25 27 31 31 33 34 36 37 38 39 40 45
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
5
TOETSINGSKADER 5.1 Toetsingskader 5.1.1 Natuurbeschermingswet 5.1.2 Flora- en faunawet 5.1.3 Ecologische Hoofdstructuur en Provinciaal Hoofdstructuur 5.2 Beknopte beschrijving effecten 5.2.1 Geluid 5.2.2 Licht 5.2.3 Trillingen 5.2.4 Depositie en verdroging - mechanisme 5.2.5 Depositie - autonome ontwikkeling 5.2.6 Recreatie
47 47 49 51 Ecologische 53 55 55 57 59 60 61 66
6
EFFECTBESCHRIJVING 6.1 Inhoud van de bestemmingsplannen 6.1.1 Korte beschrijving bestemmingsplannen 6.1.2 Mogelijkheden onder de bestemmingsplannen 6.2 Flora- en faunawet 6.2.1 Vaatplanten 6.2.2 Grondgebonden zoogdieren 6.2.3 Vleermuizen 6.2.4 Reptielen 6.2.5 Amfibieën 6.2.6 Vissen 6.2.7 Vogels met een vast nest 6.2.8 Vogels zonder vaste nesten 6.2.9 Overige taxonomische groepen 6.2.10 Synthese 6.3 Natuurbeschermingswet 1998 6.3.1 Habitattypen 6.3.2 Habitatrichtlijnsoorten en Vogelrichtlijnsoorten 6.4 (Provinciaal) Ecologische Hoofdstructuur
69 69 69 70 73 73 74 76 76 77 77 78 78 79 79 80 80 81 83
7
CONCLUSIES
85
REFERENTIES
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
87
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
,1/(,',1*
$OJHPHHQ Gemeente Wijdemeren werkt hard aan het herzien van haar bestemmingsplannen. Het op onderdelen wijzigen of volledig herzien van bestaande bestemmingsplannen is vaak een langdurig proces, waardoor het kan gebeuren dat wet- en regelgeving relevant voor het bestemmingsplan tussentijds wijzigt. Een bestemmingsplan kan pas vastgesteld worden wanneer gebleken is dat de activiteiten die in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden géén significant negatieve effecten op beschermde natuurwaarden hebben of wanneer in redelijkheid aangenomen mag worden dat de activiteiten vergunbaar zijn1. Met name de omgang met de Natuurbeschermingswet 19982 is veranderd, waardoor aan eerder genoemde eis niet meer voldaan kan worden op basis van de Ecoscans3,4,5,6 die ten behoeve van de bestemmingsplannen al zijn uitgevoerd. Zo dient tegenwoordig rekening gehouden te worden met de ligging van habitattypen en het voorkomen van Habitat- en Vogelrichtlijnsoorten binnen beschermde gebieden, ook als het om externe werking gaat. Deze informatie komt op dit moment stap voor stap beschikbaar uit de voor onder de Natuurbeschermingswet beschermde gebieden verplichte beheerplannen. De meeste van deze processen zijn nu gestart. Ook is de omgang met verzurende en vermestende depositie aanmerkelijk strenger geworden. In deze rapportage worden de reeds uitgevoerde Ecoscans voor een viertal bestemmingsplannen, te weten “Plassengebied”, “Tussen de Dijken”, “Buitengebied Ankeveen”, “Buitengebied Nederhorst en Berg” dan ook aangepast aan de actuele stand van zaken. Bestemmingsplan “Buitengebied Kortenhoef” maakt ook onderdeel uit van deze rapportage, maar hiervoor is nog geen eerdere Ecoscan opgesteld. Deze bestemmingsplannen samen vormen het plangebied voor deze rapportage (figuur 1.17).
1
LNV; 2007a; Handreiking bestemmingsplannen en Natuurwetgeving; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Voedselkwaliteit; Den Haag. 2 3
Hierna Natuurbeschermingswet Loop, F, van der; Hoffmann, A.; 2008; Ecoscan bestemmingsplan Plassengebied, 9T9007/R4/MZI/Rott ; Royal
Haskoning B.V.; Rotterdam. 4
Loop, F, van der; Hoffmann, A., 2008; Ecoscan bestemmingsplan Tussen de Dijken, 9M135G0/R/902562/Ams;
Royal Haskoning B.V.; Amsterdam. 5
Loop, F, van der; 2007; Ecoscan bestemmingsplan Buitengebied Ankeveen, 9S4334/R2/902562/Amst ;Royal
Haskoning B.V.; Amsterdam. 6
Loop, F, van der; 2007; Ecoscan bestemmingsplan Buitengebied Nederhorst den Berg, 9M8135/R1/902562/Amst;
Royal Haskoning B.V.; Amsterdam. 7
De begrenzing zoals aangegeven in figuur 1.1 weergegeven is nadrukkelijk globaal. Voor exacte begrenzingen
wordt verwezen naar de betreffende bestemmingsplannen. Dit geld took voor alle volgende figuren waar begrenzingen op aangegeven zijn.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott -1-
28 mei 2010
)LJ XXU/LJJLQJSODQJHELHG
Blauw: Plassengebied; Paars; Tussen de Dijken; Rood: Kortenhoef; Geel: Ankeveen; Groen: Nederhorst den Berg.
Door onder meer het beschikbaar komen van aanvullende informatie rondom het voorkomen van beschermde natuurwaarden in Natura 2000-gebieden, is het goed mogelijk dat de informatie zoals deze in de bestaande Ecoscans is gebruikt voor bijvoorbeeld Flora- en faunawet inmiddels ook achterhaald is. Actualiseren van deze gegevens is daarom ook onderwerp van deze rapportage. In deze rapportage worden de activiteiten die het bestemmingsplan mogelijk maakt getoetst aan de vraag of ontheffing dan wel vergunning verleend kunnen worden. Het is echter wenselijk om bij daadwerkelijk invulling van de mogelijkheden helder aan te kunnen geven met welke wet- en regelgeving of soort(groepen) de initiatiefnemer rekening moet houden. In deze rapportage wordt dan ook een toetsingskader voorgesteld, op basis van die delen van de wet- en regelgeving waarover al consensus bestaat, op grond waarvan de gemeente helder richting initiatiefnemers kan communiceren als het om natuur wet- en regelgeving gaat. In deze rapportage wordt de oriëntatiefase voor natuur wet- en regelgeving doorlopen voor de vijf relevante bestemmingsplannen. (Quickscan Flora- en faunawet en Voortoets Natuurbeschermingswet). Eventuele vervolgstappen worden per bestemmingsplangebied nader uitgewerkt in een separate rapportage. 9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan -2-
Definitief rapport
%HSDOHQUHOHYDQWHWRHWVLQJVNDGHUV Een bestemmingsplan beschrijft wat er met de ruimte in een bepaalde gemeente mag gebeuren. Zo wordt onder meer aangegeven welke ruimtelijke ontwikkelingen onder welke voorwaarden zijn toegestaan. Omdat de Flora- en faunawet geldt voor het gehele Nederlandse grondgebied, is deze van toepassing voor de vijf onderhavige bestemmingsplannen. De ligging van het plangebied ten opzichte van onder de Natuurbeschermingswet beschermde gebieden is weergegeven in figuur 1.2. De hier relevante bestemmingsplangebieden zijn gelegen in de nabijheid van of gedeeltelijk in Natura 2000-gebieden “Oostelijke Vechtplassen” en “Naardermeer”.
)LJXXU/LJJLQJSODQJHELHGWHQRS]LFKWHYDQEHVFKHUPGHJHELHGHQ
Blauw: Plassengebied; Paars; Tussen de Dijken; Rood: Kortenhoef; Geel: Ankeveen; Groen: Nederhorst den Berg; Geel omlijnd: “Oostelijke Vechtplassen”; Oranje omlijnd: “Naardermeer”.
8
LNV; 2009; http://www.minlnv.nl; september 2009
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott -3-
28 mei 2010
Figuur 1.2 laat zien dat ook de kaders van de Natuurbeschermingswet relevant zijn in dit kader. Figuur 1.3 laat zien dat (delen) van het plangebied ook overlappen met de (Provinciaal) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS). Daarmee zijn ook de kaders van deP)EHS relevant voor deze rapportage.
)LJXXU/LJJLQJWHQRS]LFKWHYDQ3 (+6
9
Povincie Noord-Holland; 2008; Globale kaart Ruimtelijke bescherming & compensatie natuur en recreatie; Provincie Noord-Holland; Haarlem
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan -4-
Definitief rapport
Samenvattend zijn de volgende planologische en juridische kaders relevant voor deze rapportage: x Flora- en faunawet; x Natuurbeschermingswet; x (Provinciaal) Ecologische Hoofdstructuur.
/HHVZLM]HU Hoofdstuk 2 geeft een korte samenvatting van de voor deze rapportage relevante juridische kaders. In hoofdstuk 3 wordt de gevolgde werkwijze beschreven en in hoofdstuk 4 volgt een beschrijving van (het mogelijk) voorkomen van beschermde soorten binnen de invloedssfeer van het plangebied. Het toetsingskader waarop de toetsing in hoofdstuk 6 gebaseerd is, volgt in hoofdstuk 5. Het zevende en laatste hoofdstuk geeft de conclusies van deze Ecoscan.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott -5-
28 mei 2010
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan -6-
Definitief rapport
-85,',6&+.$'(5 Deze rapportage gaat uit van drie verschillende toetsingskaders (paragraaf 1.2), te weten: x Flora- en faunawet; x Natuurbeschermingswet; x (Provinciaal) Ecologische Hoofdstructuur. De bijbehorende kaders worden hieronder kort toegelicht.
)ORUDHQIDXQDZHW
2.1.1
Inleiding De Flora- en faunawet regelt de bescherming van planten en dieren in Nederland en is in april 2002 in werking getreden. In 2005 is het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten ingrijpend gewijzigd. Via de Flora- en faunawet is onder andere het soortenbeschermingsdeel van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving vastgelegd (Tabel 310 van de Flora- en faunawet). Onder de Flora- en faunawet zijn als beschermde soort aangewezen11:ҏ x een aantal inheemse plantensoorten; x alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren (m.u.v. zwarte rat, bruine rat en huismuis); x alle van nature op het Europese grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie voorkomende vogelsoorten; x ҏalle van nature in Nederland voorkomende amfibieën- en reptielensoorten; x alle van nature in Nederland voorkomende vissoorten (m.u.v. soorten in Visserijwet 1963); x een aantal overige inheemse diersoorten aangewezen als beschermde soort. Daarnaast is een aantal uitheemse dier- en plantensoorten als beschermde soort aangewezen. De wet heeft onder meer betrekking op beheer en schadebestrijding, jacht, handel en bezit en overige menselijke activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten.
10
De aanduidingen Tabel 1, Tabel 2 en Tabel 3 hebben betrekking op de tabellen uit het AMvB behorend bij de Flora- en faunawet. Het betreft geen verwijzing naar tabellen in de tekst.
11
LNV; 1998; Wet van 25 mei 1998, houdende regels ter bescherming van in het wild levende planten- en diersoorten; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit; Den Haag.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott -7-
28 mei 2010
2.1.2
Doelstelling wet De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Daarnaast erkent de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde). Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken, met een ontheffing of vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) of, in geval van beheer en schadebestrijding, van Gedeputeerde Staten11. Het verlenen van ontheffingen is gedelegeerd aan Dienst Regelingen.
2.1.3
Beschermingsstatus In de Flora- en faunawet (middels wijziging Besluit Vrijstellingen) is voor soorten een driedeling gemaakt12: 1. Beschermde meer algemene soorten (Tabel 1). 2. Beschermde minder algemene soorten (Tabel 2). 3. Streng beschermde soorten (Tabel 3). Veel streng beschermde soorten vallen onder de Europese Habitatrichtlijn en de Europese Vogelrichtlijn. Er zijn echter ook inheemse (Nederlandse) dier- en plantensoorten als streng beschermde soorten aangewezen. Deze streng beschermde soorten zijn opgenomen in Tabel 3 van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) welke de Flora- en faunawet reglementeert. Voor deze soorten moet een uitgebreide toets uitgevoerd worden. Niet streng beschermde soorten vallen ook onder de Flora- en faunawet. Enerzijds zijn dit soorten (Tabel 2) waarop negatieve effecten bij ruimtelijke ontwikkelingen slechts toegestaan zijn na het verkrijgen van een ontheffing, tenzij gewerkt wordt volgens een vooraf goedgekeurde gedragscode. Voor soorten van dit beschermingsniveau dient een lichte toets te worden uitgevoerd. Anderzijds zijn er soorten die in Nederland zo algemeen zijn dat bij ruimtelijke ontwikkeling een algemene ontheffing geldt (Tabel 1) en deze dus niet hoeft te worden aangevraagd, mits de voorgenomen werkzaamheden voldoen aan een van de volgende criteria: x de werkzaamheden zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud; x de werkzaamheden zijn te kwalificeren als bestendig gebruik; x de werkzaamheden zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkeling. Soorten die niet zijn genoemd in de AMvB vallen alleen onder de algemene zorgplicht13.
12
De aanduidingen Tabel 1, Tabel 2 en Tabel 3 hebben betrekking op de tabellen uit het AMvB behorend bij de Flora- en faunawet. Het betreft geen verwijzing naar tabellen in de tekst.
13
Er bestaat een relatie tussen de beschermde status van een soort en opname op een Rode Lijst van bedreigde soorten. Een Rode Lijst bevat een overzicht van soorten die in hun voortbestaan in Nederland bedreigd zijn. Dit wordt bepaald op basis van zeldzaamheid en/of negatieve trend. De lijsten worden periodiek vastgesteld door de Minister van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV). Voor het opstellen van de AMvB met beschermde soorten is gebruik gemaakt van de Rode Lijsten, maar deze worden niet zonder meer in hun geheel overgenomen.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan -8-
Definitief rapport
2.1.4
Verbodsbepalingen De Flora- en faunawet bevat een aantal verbodsbepalingen om de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten en dieren zoveel mogelijk te waarborgen. De meest relevante verbodsbepalingen zijn terug te vinden in artikel 8 tot en met 13 en worden hieronder kort weergegeven: x artikel 8: Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. x artikel 9: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. x artikel 10: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. x artikel 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Dit dient te allen tijde per soort en per project te worden getoetst. x artikel 12: Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. x artikel 13: Het is verboden planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten of producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse of beschermde uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde inheemse of beschermde uitheemse diersoort, (…) te vervoeren, ten vervoer aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin (…) binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben. Deze verbodsbepalingen zijn geldig in heel Nederland, ongeacht het type werkzaamheden of de omvang daarvan. Vaak is het mogelijk vrijstelling of ontheffing te krijgen voor het overtreden van een van de verbodsbepalingen. Of dit mogelijk is en onder welke voorwaarden hangt af van het beschermingsniveau van de beschermde soort in kwestie en de aard van de handeling.
2.1.5
Zorgplicht Overigens geldt voor alle planten en dieren (dus ook voor soorten, die niet zijn opgenomen in de Flora- en faunawet) de algemene zorgplicht. Deze houdt in dat iedereen ‘voldoende zorg’ in acht moet nemen voor alle in het wild levende planten en dieren en hun leefomgeving11. Veelal komt de zorgplicht erop neer dat tijdens werkzaamheden negatieve effecten op planten en dieren zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen en dat bij de inrichting aandacht moet worden besteed aan de realisatie van geschikt habitat voor plant en dier.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott -9-
28 mei 2010
$UWLNHO=RUJSOLFKW x
x
Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe omgeving; De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwegen te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd ten einde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht betekent niet dat er geen effecten mogen optreden, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, op zodanige wijze gebeurt dat de verstoring en eventueel lijden zo beperkt mogelijk is.
1DWXXUEHVFKHUPLQJVZHWHQ1DWXUD
2.2.1
Inleiding De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld de achteruitgang van de biodiversiteit op haar grondgebied uiterlijk 2010 te stoppen. Hiertoe is het Natura 2000 netwerk in het leven geroepen. Dit is een netwerk van belangrijke natuurgebieden, waarbinnen alle lidstaten maatregelen nemen om de gunstige staat van instandhouding van de soorten en habitattypen waarvoor die gebieden zijn aangewezen te garanderen. Nederland draagt met 162 gebieden bij aan dit netwerk. De wettelijke bescherming van de Natura 2000-gebieden is per 1 oktober 2005 geregeld in de vernieuwde Natuurbeschermingswet 1998. Per 1 februari 2009 zijn ook gebieden die alléén als Habitatrichtlijngebied zijn aangemeld ook onder de Natuurbeschermingswet 1998 gebracht, waardoor ook internationale verplichtingen uit Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en diverse verdragen (bijvoorbeeld het Verdrag van Ramsar betreffende de bescherming van wetlands) in de nationale regelgeving zijn verankerd. Voor elk Natura 2000-gebied zijn of worden (ontwerp) aanwijzingsbesluiten opgesteld, waarin is opgenomen voor welke soorten en/ of habitattypen het betreffende gebied van belang is. Aan de hand van deze aanwijzingsbesluiten worden instandhoudingsdoelen gedefinieerd. Deze beschrijven per soort en/ of habitattype wat de doelen zijn om de natuurwaarden in een “gunstige staat van instandhouding” te brengen en/ of te behouden. In een beheerplan moet vervolgens aangegeven worden hoe deze doelen in ruimte en tijd gerealiseerd worden en wat de beoogde resultaten in samenhang met het bestaande gebruik zijn. Totdat het beheerplan definitief is vastgesteld vormen de (ontwerp) instandhoudingsdoelstellingen het toetsingskader voor de toetsing aan de Natuurbeschermingswet. Elke toetsing aan de Natuurbeschermingswet verloopt volgens een vast patroon (figuur 2.1). Dit rapport vormt de uitwerking van de oriëntatiefase. In de oriëntatiefase dient te worden bepaald of er een vergunningsplicht bestaat en zo ja, welke vervolgstap aan de orde is. Overigens wordt het vervolgtraject in overleg met Bevoegd Gezag bepaald. 9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 10 -
Definitief rapport
)LJXXU6WDSSHQSODQEHKRUHQGELMHHQWRHWVLQJDDQGH1DWXXUEHVFKHUPLQJVZHW
14
LNV; 2005; Algemene handreiking Natuurbeschermingswet 1998; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit; Den Haag.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 11 -
28 mei 2010
2.2.2
Ontwerpbesluit De informatie in deze paragraaf is ontleend aan het ontwerpbesluit “Oostelijke Vechtplassen”8 en ontwerpbesluit “Naardermeer”8, tenzij anders vermeld. ³2RVWHOLMNH9HFKWSODVVHQ´ Gebiedsbeschrijving Het gebied “Oostelijke Vechtplassen” bestaat uit een reeks van laagveengebieden tussen de Vecht en de oostrand van Utrechtse heuvelrug. De “Oostelijke Vechtplassen” is een door vervening ontstaan landschap van open water, moerassen met verlandingsstadia en vochtige graslanden. De veenvorming in het oostelijk deel van het gebied ontstond onder invloed van kwel van de hogere zandgronden van het Gooi en de Utrechtse Heuvelrug, in het westelijk deel was dat vooral onder invloed van de rivier. Het gebied is na circa 1000 n. C. grootschalig verveend, afgegraven en ontgonnen. De plassen die ontstonden op plaatsen waar het veen volledig werd afgegraven, zijn grotendeels behouden gebleven. Sommige plassen zijn aanzienlijk verdiept door zandwinning. De combinatie van rivierinvloeden en invloed van het grondwater uit de heuvelrug heeft een rijke schakering van typen van moeras en moerasvegetaties doen ontstaan. In het gebied zijn twee gradiënten te onderscheiden: van noord naar zuid loopt een gradiënt van meer gesloten gebied (bos) naar meer open landschap (grasland, trilveen en rietland), terwijl van west naar oost een gradiënt is te zien van toenemende kwel (in sloten, petgaten en onder trilvenen aan de voet van de heuvelrug). Het gebied bestaat uit open water met waterplanten, jonge verlandingsstadia, trilvenen, veenmosrietlanden, vochtige graslanden, waaronder blauwgraslanden,wilgenstruwelen en broekbos. Door verlanding en successie is de oppervlakte jonge verlandingsstadia sterk afgenomen. Habitattypen In “Oostelijke Vechtplassen” wordt een achttal habitattypen beschermd, waarvan een tweetal is aangemerkt als prioritair158. In tabel 2.1 zijn de betreffende habitattypen als ook hun staat van instandhouding (SvI) en de (ontwerp) instandhoudingsdoelstellingen weergegeven. Voor definities van in de tabel gebruikte begrippen wordt verwezen naar LNV16,17
15
Volgens de definitie in de Richtlijn heeft de Europese Unie voor de instandhouding van deze habitattypen bijzondere verantwoordelijkheid omdat een belangrijk deel van hun natuurlijke verspreidingsgebied binnen de Europese Unie ligt.
16
LNV; 2006; Natura 2000 doelendocument - Duidelijkheid bieden, richting geven en ruimte laten; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit; Den Haag.
17
LNV; 2007b; Gebiedendocument Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit; Den Haag
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 12 -
Definitief rapport
7DEHO+DELWDWW\SHQPHWELMEHKRUHQGHGRHOVWHOOLQJHQHQVWDDWYDQLQVWDQGKRXGLQJYRRU ³2RVWHOLMNH9HFKWSODVVHQ´ +DELWDWW\SH
(8
3ULRULWDLU
6Y,
'RHOVWHOOLQJ
FRGH Kranswierwateren
H3140
Nee
--
Uitbreiding oppervlakte en verbetering
Meren met
H3150
Nee
-
Uitbreiding oppervlakte en verbetering
H4010B
Nee
-
Behoud oppervlakte en kwaliteit
Blauwgrasland
H6410
Nee
--
Behoud oppervlakte en verbetering
Overgangs- en trilvenen
H7140A
Nee
--
Uitbreiding oppervlakte en verbetering
H7140B
Nee
-
Uitbreiding oppervlakte en verbetering
Galigaanmoerassen
H7210
Ja
-
Uitbreiding oppervlakte en verbetering
Hoogveenbossen
H91D0
Ja
-
Behoud oppervlakte en kwaliteit
kwaliteit Krabbenscheer Vochtige heide
kwaliteit
(laagveengebied) kwaliteit (trilvenen)
kwaliteit
Overgangs- en trilvenen (veenmosrietlanden)
kwaliteit kwaliteit
8
*: Volgt uit **: Volgt uit , voor achtergrond bij de begrippen zie SvI: Staat van Instandhouding in 1HGHUODQG --: zeer ongunstig; -: ongunstig; +: gunstig; ++: zeer gunstig; ND: Niet gedefinieerd
Habitattrichtlijnsoorten Een negental habitatrichtlijnsoorten wordt beschermd in “Oostelijke Vechtplassen”. Eén van deze soorten heeft een prioritaire status. In tabel 2.2 zijn de betreffende habitatrichtlijnsoorten als ook hun staat van instandhouding (SvI) en de (ontwerp) instandhoudingsdoelstellingen weergegeven.
7DEHO+DELWDWULFKWOLMQVRRUWHQPHWELMEHKRUHQGHGRHOVWHOOLQJHQHQVWDDWYDQLQVWDQGKRXGLQJ ³2RVWHOLMNH9HFKWSODVVHQ´ +DELWDWULFKWOLMQVRRUW
(8
3ULRULWDLU
6Y,
'RHOVWHOOLQJ
Nee
--
Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit
FRGH Gevlekte witsnuitlibel
H1042
leefgebied voor uitbreiding populatie tot 2000 volwassen individuen Gestreepte
H1082
Nee
--
Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit
Bittervoorn
H1134
Nee
-
Behoud verspreiding, omvang en kwaliteit
Kleine modderkruiper
H1149
Nee
+
Behoud verspreiding, omvang en kwaliteit
Rivierdonderpad
H1163
Nee
-
Behoud omvang en kwaliteit leefgebied
Meervleermuis
H1318
Nee
-
Behoud omvang en kwaliteit leefgebied
waterroofkever
leefgebied voor uitbreiding populatie leefgebied voor behoud populatie leefgebied voor behoud populatie voor behoud populatie voor behoud populatie
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 13 -
28 mei 2010
+DELWDWULFKWOLMQVRRUW
(8
3ULRULWDLU
6Y,
'RHOVWHOOLQJ
FRGH Noordse woelmuis
H1340
Ja
--
Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit
Groenknolorchis
H1903
Nee
--
Behoud omvang en kwaliteit biotoop voor
Platte schijfhoren
H4056
Nee
-
Behoud omvang en kwaliteit leefgebied
leefgebied voor uitbreiding populatie behoud populatie voor behoud populatie
*: Volgt uit 8 **: Volgt uit , voor achtergrond bij de begrippen zie SvI: Staat van Instandhouding in 1HGHUODQG --: zeer ongunstig; -: ongunstig; +: gunstig; ++: zeer gunstig; ND: Niet gedefinieerd
Vogelrichtlijnsoorten Natura 2000-gebied “Oostelijke Vechtplassen” is aangewezen voor een drietal broedvogelsoorten. Het gebied is verder aangewezen voor niet-broedvogels (voornamelijk wintergasten en doortrekkers). In tabel 2.3 zijn de betreffende habitatrichtlijnsoorten als ook hun staat van instandhouding (SvI) en de (concept) instandhoudingsdoelstellingen weergegeven. 7DEHO9RJHOULFKWOLMQVRRUWHQEURHGYRJHOVHQQLHWEURHGYRJHOV PHWELMEHKRUHQGHGRHOVWHOOLQJHQ HQVWDDWYDQLQVWDQGKRXGLQJ³2RVWHOLMNH9HFKWSODVVHQ´ 9RJHOULFKWOLMQVRRUW
(8
3ULRULWDLU
6Y,
'RHOVWHOOLQJ
Nee
--
Uitbreiding omvang en/of verbetering
FRGH Roerdomp***
A021
kwaliteit met een draagkracht voor ten minste 5 paren. Woudaap***
A022
Nee
--
Uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit met een draagkracht voor ten minste 10 paren.
Purperreiger***
A029
Nee
--
Behoud omvang en kwaliteit met een
Porseleinhoen***
A119
Nee
--
Behoud omvang en kwaliteit met een
Zwarte stern***
A197
Nee
--
Uitbreiding omvang en/of verbetering
draagkracht voor ten minste 40 paren. draagkracht voor ten minste 8 paren. kwaliteit met een draagkracht voor ten minste 80 paren. IJsvogel***
A229
Nee
+
Behoud omvang en kwaliteit met een
Snor***
A292
Nee
--
Behoud omvang en kwaliteit met een
Rietzanger***
A295
Nee
-
Behoud omvang en kwaliteit met een
Grote karekiet***
A298
Nee
--
Behoud omvang en kwaliteit met een
Aalscholver
A017
Nee
+
Behoud omvang en kwaliteit leefgebied
Kolgans
A041
Nee
+
Behoud omvang en kwaliteit met een
draagkracht voor ten minste 6 paren. draagkracht voor ten minste 150 paren. draagkracht voor ten minste 880 paren. draagkracht voor ten minste 50 paren.
draagkracht voor een populatie van gemiddeld 920 vogels (seizoensgemidd.).
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 14 -
Definitief rapport
9RJHOULFKWOLMQVRRUW
(8
3ULRULWDLU
6Y,
'RHOVWHOOLQJ
Nee
+
Behoud omvang en kwaliteit met een
FRGH Grauwe gans
A043
draagkracht voor een populatie van gemiddeld 1200 vogels (seizoensgemiddelde). Smient
A050
Nee
+
Behoud omvang en kwaliteit met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 2800 vogels (seizoensgemiddelde).
Krakeend
A051
Nee
+
Behoud omvang en kwaliteit met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 40 vogels (seizoensgemiddelde).
Slobeend
A056
Nee
+
Behoud omvang en kwaliteit met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 80 vogels (seizoensgemiddelde).
Tafeleend
A059
Nee
--
Behoud omvang en kwaliteit met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 120 vogels (seizoensgemiddelde).
Nonnetje
A068
Nee
-
Behoud omvang en kwaliteit met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 20 vogels (seizoensgemiddelde).
8
*: Volgt uit **: Volgt uit , voor achtergrond bij de begrippen zie ***: Aangewezen als broedvogel SvI: Staat van Instandhouding in 1HGHUODQG --: zeer ongunstig; -: ongunstig; +: gunstig; ++: zeer gunstig; ND: Niet gedefinieerd
Daarnaast zijn voor het gebied de onderstaande kernopgaven geformuleerd x
x
4.08 Evenwichtig systeem: Nastreven van een meer evenwichtig systeem (waterkwaliteit, waterkwantiteit en hydromorfologie): waterplantengemeenschap (voor kranswierwateren H3140 en meren met krabbenscheer en fonteinkruiden H3150), Zwarte stern A197, Platte schijfhoren H4056 en vissen zoals o.a. Bittervoorn H1134, Grote modderkruiper H1145, Kleine modderkruiper H1149, en insecten, zoals Gevlekte witsnuitlibel H1042 en Gestreepte waterroofkever H1082. 4.09 Compleetheid in ruimte en tijd: Alle successiestadia laagveenverlanding in ruimte en tijd vertegenwoordigd: overgangs- en trilvenen (trilvenen en veenmosrietlanden) H7140_A en H7140_B met onder meer Grote vuurvlinder H1060, Groenknolorchis H1903 en vochtige heiden (laagveengebied) H4010_B, blauwgraslanden H6410, galigaanmoerassen *H7210 en hoogveenbossen *H91D0, in samenhang met gemeenschappen van open water.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 15 -
28 mei 2010
x x
4.12 Overjarig riet: Herstel van grote oppervlakten/brede zones overjarig riet, inclusief waterriet, door herstel van natuurlijke peildynamiek en tegengaan verdroging voor rietmoerasvogels, zoals Roerdomp A021, Purperreiger A029, Snor A292, Grote karekiet A298 en voor de Noordse woelmuis *H1340. 4.15 Vochtige graslanden: Herstel inundatie, behoud en nieuwvorming blauwgraslanden H6410, glanshaver- en vossenstaarthooilanden (grote vossenstaart) H6510_B, met name kievitsbloemhooilanden, mede als leefgebied van de Kemphaan A151 en Watersnip A153.
.HUQRSJDYHQHQ6HQVHRI8UJHQF\ De kernopgaven zijn gebaseerd op de belangrijkste verbeteropgaven van de habitattypen en soorten, de bijdragen van gebieden, en de ‘knoppen waaraan gedraaid kan worden’. De kernopgaven geven in feite aan wat in een gebied de belangrijkste bijdrage is voor het realiseren van de landelijke doelen.16 In de kernopgaven kunnen soorten en habitattypen genoemd staan, waarvoor een betreffend gebied niet is aangewezen. In dat geval gelden deze onderdelen van de kernopgave niet 8 voor dit gebied . Voor een aantal instandhoudingsdoelstellingen is een ‘Sense of Urgency’ toegekend. Deze ‘Sense of Urgency’ is toegekend als binnen de eerste beheerplanperiode mogelijk onherstelbare situatie ontstaat. De inschatting is gemaakt dat een kernopgave en de daaronder liggende verplichting om minimaal de huidige waarden in stand te houden, niet meer realiseerbaar is als er niet in de eerste 8 planperiode maatregelen worden genomen .
³1DDUGHUPHHU´ Gebiedsbeschrijving Natura 2000-gebied “Naardermeer” is een natuurlijk meer dat op de overgang van de hoge zandgronden van het Gooi naar het (veen-) poldergebied van West-Nederland ligt. Het stond via de Vecht in open verbinding met de Zuiderzee en werd samen met zijn omgeving geteisterd door storm en vloed. Aan het eind van de 14de eeuw werd het Naardermeer daarom afgedamd en de verbinding met de Zuiderzee verbroken. Sindsdien heeft men twee maal geprobeerd het meer droog te leggen, maar na korte tijd heeft men het toch weer laten onderlopen (in werking zetten Waterlinie en zoute kwel). De waterhuishouding van het meer wordt gevoed door neerslag en kwelwater uit het Gooi. Het is het oudste Nederlandse natuurreservaat, waarin, naast watervegetaties en verlandingszones, ook zich natuurlijk en vrijwel ongestoord ontwikkelende broekbossen voorkomen. Sinds 1984 worden maatregelen genomen om het inlaatwater te zuiveren. Mede als gevolg hiervan hebben kranswiervegetaties zich hersteld. Recentelijk zijn vernattingsmaatregelen in de graslanden rondom het Naardermeer genomen, waardoor de waterhuishouding verbeterd is. In de wateren met weinig golfslag groeien drijvende waterplanten al dan niet verankerd in de waterbodem. Deze begroeiingen bestaan in het gebied grotendeels uit grote fonteinkruiden. In de kleinere watergangen komen met kleine oppervlakte krabbescheerbegroeiingen voor. Bij verdergaande successie gaan de veenmosrietlanden en trilvenen over in drogere en zuurdere vegetatietypen die behoren tot moerasheide of veenbos. Een aanzienlijk deel van het gebied bestaat uit deze vegetatietypen. In het Laegieskampje, aan de zuidrand van het gebied, komt blauwgrasland voor. 9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 16 -
Definitief rapport
Habitattypen In “Naardermeer” wordt een zestal habitattypen beschermd, waarvan er één is aangemerkt als prioritair. In tabel 2.4 zijn de betreffende habitattypen als ook hun staat van instandhouding (SvI) en de (ontwerp) instandhoudingsdoelstellingen weergegeven. Voor definities van in de tabel gebruikte begrippen wordt verwezen naar LNV
7DEHO+DELWDWW\SHQPHWELMEHKRUHQGHGRHOVWHOOLQJHQHQVWDDWYDQLQVWDQGKRXGLQJYRRU ³1DDUGHUPHHU´ +DELWDWW\SH
(8
3ULRULWDLU
6Y,
'RHOVWHOOLQJ
FRGH Kranswierwateren
H3140
Nee
--
Behoud oppervlakte en kwaliteit
Meren met
H3150
Nee
-
Behoud oppervlakte en kwaliteit
H4010B
Nee
-
Behoud oppervlakte en kwaliteit
Blauwgrasland
H6410
Nee
--
Uitbreiding oppervlakte en verbetering
Overgangs- en trilvenen
H7140A
Nee
--
Uitbreiding oppervlakte en verbetering
H91D0
Ja
-
Uitbreiding oppervlakte en verbetering
Krabbenscheer Vochtige heide (laagveengebied) kwaliteit (trilvenen)
kwaliteit
Hoogveenbossen
kwaliteit 8
*: Volgt uit **: Volgt uit18, voor achtergrond bij de begrippen zie SvI: Staat van Instandhouding in 1HGHUODQG --: zeer ongunstig; -: ongunstig; +: gunstig; ++: zeer gunstig; ND: Niet gedefinieerd
Habitattrichtlijnsoorten Een zestal habitatrichtlijnsoorten wordt beschermd in “Naardermeer”, waarvan de gevlekte witsnuitlibel is opgenomen als complementair doel. In tabel 2.5 zijn de betreffende habitatrichtlijnsoorten als ook hun staat van instandhouding (SvI) en de (ontwerp) instandhoudingsdoelstellingen weergegeven.
7DEHO+DELWDWULFKWOLMQVRRUWHQPHWELMEHKRUHQGHGRHOVWHOOLQJHQHQVWDDWYDQLQVWDQGKRXGLQJ ³1DDUGHUPHHU´ +DELWDWULFKWOLMQVRRUW
(8
3ULRULWDLU
6Y,
'RHOVWHOOLQJ
H1082
Nee
--
Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit
Bittervoorn
H1134
Nee
-
Behoud omvang en kwaliteit leefgebied
Kleine modderkruiper
H1149
Nee
+
Behoud omvang en kwaliteit leefgebied
Meervleermuis
H1318
Nee
-
Behoud omvang en kwaliteit leefgebied
FRGH Gestreepte waterroofkever
leefgebied voor uitbreiding populatie voor behoud populatie voor behoud populatie
18
LNV; 2007c; Gebiedendocument Natura 2000-gebied Naardermeer; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit; Den Haag
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 17 -
28 mei 2010
+DELWDWULFKWOLMQVRRUW
(8
3ULRULWDLU
6Y,
'RHOVWHOOLQJ
FRGH voor behoud populatie Groenknolorchis
H1903
Nee
--
Behoud omvang en kwaliteit leefgebied
Platte schijfhoren
H4056
Nee
-
Behoud omvang en kwaliteit leefgebied
Gevlekte witsnuitlibel
H1042
Nee
--
Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit
voor behoud populatie voor behoud populatie leefgebied voor
*: Volgt uit 8 **: Volgt uit 18, voor achtergrond bij de begrippen zie SvI: Staat van Instandhouding in 1HGHUODQG --: zeer ongunstig; -: ongunstig; +: gunstig; ++: zeer gunstig; ND: Niet gedefinieerd &RPSOHPHQWDLUHGRHOHQ De rechtsgrondslag voor complementaire doelen is artikel 10a lid 3 van de Natuurbeschermingswet 1998. Het betreft ten eerste vogelsoorten die in het gebied voorkomen, maar het betreffende gebied is niet als Vogelrichtlijngebied aangewezen. Dit betreft uitsluitend vogelsoorten die in zeer ongunstige staat van instandhouding verkeren. Ten tweede gaat het om habitattypen en soorten (van bijlage I of bijlage II van de Habitatrichtlijn) die nog niet in het gebied voorkomen en die op landelijke schaal in een zeer ongunstige staat van instandhouding verkeren, maar waarvoor in het onderhavige gebied goede kansen aanwezig zijn voor ontwikkeling of vestiging. De reden dat voor complementaire doelen is gekozen, is dat daarmee binnen het netwerk van Natura 2000 een bijdrage wordt geleverd aan de realisering van de landelijke doelen voor de betreffende habitattypen en soort(en). Voor een nadere uitleg wordt verwezen naar het Natura 2000 Doelendocument (paragraaf 3.3)16.
Vogelrichtlijnsoorten Natura 2000-gebied “Naardermeer” is aangewezen voor een vijftal broedvogelsoorten. Het gebied is verder aangewezen voor niet-broedvogels (voornamelijk wintergasten en doortrekkers). In tabel 2.6 zijn de betreffende habitatrichtlijnsoorten als ook hun staat van instandhouding (SvI) en de (concept) instandhoudingsdoelstellingen weergegeven.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 18 -
Definitief rapport
7DEHO9RJHOULFKWOLMQVRRUWHQEURHGYRJHOVHQQLHWEURHGYRJHOV PHWELMEHKRUHQGHGRHOVWHOOLQJHQ HQVWDDWYDQLQVWDQGKRXGLQJ³1DDUGHUPHHU´ 9RJHOULFKWOLMQ
(8
VRRUW
FRGH
3ULRULWDLU
6Y,
'RHOVWHOOLQJ
Aalscholver
A017***
Nee
+
Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht
Purperreiger
A029***
Nee
--
Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht
Kolgans
A041
Nee
+
Behoud omvang en kwaliteit leefgebied.
Grauwe gans
A043
Nee
+
Behoud omvang en kwaliteit leefgebied.
Zwarte stern
A197***
Nee
--
Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht
Snor
A292***
Nee
--
Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht
Grote karekiet
A298***
Nee
--
Uitbreiding omvang en / of verbetering kwaliteit leefgebied met
voor een populatie van ten minste 1500 paren. voor een populatie van ten minste 40 paren.
voor populatie van ten minste 30 paren. voor een populatie van ten minste 30 paren. een draagkracht voor een populatie van ten minste 10 paren 8
*: Volgt uit **: Volgt uit 18, voor achtergrond bij de begrippen zie 16 ***: Aangewezen als broedvogel8 SvI: Staat van Instandhouding in 1HGHUODQG --: zeer ongunstig; -: ongunstig; +: gunstig; ++: zeer gunstig; ND: Niet gedefinieerd
Daarnaast zijn voor het gebied de onderstaande kernopgaven geformuleerd18: x 4.08 Evenwichtig systeem: Nastreven van een meer evenwichtig systeem (waterkwaliteit, waterkwantiteit en hydromorfologie): waterplantengemeenschap (voor kranswierwateren H3140 en meren met krabbenscheer en fonteinkruiden H3150), Zwarte stern A197, Platte schijfhoren H4056 en vissen zoals o.a. Bittervoorn H1134, Grote modderkruiper H1145, Kleine modderkruiper H1149, en insecten, zoals Gevlekte witsnuitlibel H1042 en Gestreepte waterroofkever H1082. x 4.09 Compleetheid in ruimte en tijd: Alle successiestadia laagveenverlanding in ruimte en tijd vertegenwoordigd: overgangs- en trilvenen (trilvenen en veenmosrietlanden) H7140_A en H7140_B met onder meer Grote vuurvlinder H1060, Groenknolorchis H1903 en vochtige heiden (laagveengebied) H4010_B, blauwgraslanden H6410, galigaanmoerassen *H7210 en hoogveenbossen *H91D0, in samenhang met gemeenschappen van open water. x 4.12 Overjarig riet: Herstel van grote oppervlakten/brede zones overjarig riet, inclusief waterriet, door herstel van natuurlijke peildynamiek en tegengaan verdroging voor rietmoerasvogels, zoals Roerdomp A021, Purperreiger A029, Snor A292, Grote karekiet A298 en voor de Noordse woelmuis *H1340. x 4.14 Behoud Hoogveenbossen. x 4.15 Vochtige graslanden: Herstel inundatie, behoud en nieuwvorming blauwgraslanden H6410, glanshaver- en vossenstaarthooilanden (grote vossenstaart) H6510_B, met name kievitsbloemhooilanden, mede als leefgebied van de Kemphaan A151 en Watersnip A153.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 19 -
28 mei 2010
(FRORJLVFKH+RRIGVWUXFWXXUHQ*URHQH+RRIGVWUXFWXXU
2.3.1
Inleiding De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. De EHS bestaat uit: x bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en zogenaamde robuuste verbindingen; x landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheergebieden); x grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee). De EHS is een plan in uitvoering en moet in 2018 klaar zijn. Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op ‘behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden’ van de EHS, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de andere belangen die in het gebied aanwezig zijn. Binnen de EHS is conform de Nota Ruimte19 en daarvóór het Structuurschema Groene Ruimte20 het ’nee, tenzij’-regime van toepassing. Plannen, projecten of handelingen worden volgens dit regime afzonderlijk beoordeeld.
2.3.2
Toetsingscriteria De rijks Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is door Provincie Noord-Holland uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) en vormt in Noord-Holland de ruggengraat van de natuur21. Detailuitwerkingen van deze begrenzing op hoofdlijnen wordt gegeven in het Streekplan Nood-Holland Zuid22 De PEHS bestaat in de eerste plaats uit gebieden en verbindingszones. Sinds kort zijn daar de robuuste verbindingen bijgekomen, die vergelijkbaar zijn met de verbindingszones, maar een andere omvang en een ander karakter hebben. Voor de beoordeling van effecten van een ingreep op de EHS en bij het nader invullen van de begrippen ‘geen netto verlies’, ‘behoud van ambitie’, ’versterking van de EHS’ en ’kwaliteitsslag’ zijn de volgende aandachtspunten ten aanzien van natuurkwaliteit belangrijk23: x Zowel de actuele natuurwaarden als het vastgelegde natuurdoel zijn relevant.
19 20
VROM; 2001; Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening; Ministerie van VROM; Den Haag. LNV; 2003; Structuurschema Groene Ruimte 2 Resultaten van inspraak, bestuurlijk overleg en advies; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit; Den Haag.
21
Provincie Noord-Holland; 2005; Noord-Holland Natuurlijk - Nota natuurbeleid 2005; Provincie Noord-Holland; Haarlem.
22
Provincie Noord-Holland; 2003; Streekplan Noord-Holland Zuid; Provincie Noord-Holland; Haarlem. Inclusief actualisatie (http://www.noord-holland.nl; september 2009)
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 20 -
Definitief rapport
x
x x
x
x
Natuurwaarden worden in de EHS primair afgemeten aan doelsoorten en natuurlijkheid (de kwaliteitscriteria van natuurdoeltypen). Behoud en ontwikkeling van natuurwaarden zijn afhankelijk van het voldoen aan een reeks van randvoorwaarden (met name ten aanzien van bodemgesteldheid, waterkwaliteit, processen in de omgeving, minimumoppervlak en beheer). Significant negatieve effecten betreffen zowel natuurwaarden als hun randvoorwaarden. Lokale ingrepen kunnen (negatieve) effecten hebben op drie schaalniveaus: lokaal, regionaal (kerngebied van de EHS) en landelijk (hele EHS). De vervangbaarheid van natuur hangt af van meerdere ecologische aspecten. daarnaast kunnen ook nationale beleidsambities relevant zijn.
In figuur 2.2 is het bijbehorende stappenschema weergegeven.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 21 -
28 mei 2010
)LJXXU6WDSSHQVFKHPDEHRRUGHOLQJ(+6
23
LNV; 2007d; Spelregels EHS; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit; Den Haag.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 22 -
Definitief rapport
:(5.:,-=( Zoals eerder aangehaald dient deze rapportage als update van de voor een viertal bestemmingsplannen reeds uitgevoerde Ecoscans, waarbij -waar mogelijk- ook nadrukkelijk een algemeen toetsingskader opgesteld zal worden daar waar het de effectenanalyse betreft. Dit toetsingskader moet zoveel mogelijk gelden voor het gehele plangebied. Voor alle bestemmingsplannen moet namelijk aan dezelfde Natura 2000 waarden getoetst worden, terwijl ook de populaties onder de Flora- en faunawet beschermde soorten vaak een groter gebeid beslaan. De volgende stappen worden in deze rapportage doorlopen: x Het plangebied is aan de hand van de verspreidingsatlas van de “Atlas Natura 2000 Naardermeer en Oostelijke Vechtplassen”24 en recente informatie op Natuurloket25, Waarneming26 of vergelijkbare bronnen nagelopen op de meest recente verspreidingsinformatie van beschermde natuurwaarden. De bestaande Ecoscans3,4,5,6 worden hiervoor uiteraard als basis gebruikt. x Hoewel gemeente Wijdemeren voor deze gebieden in principe conserverende bestemmingsplannen opstelt, verandert lokaal het toegestane gebruik. Om eventuele effecten hiervan op beschermde natuurwaarden te toetsen, moet het bestaande gebruik (en intensivering ervan) in beeld gebracht worden. x Er is uitgegaan van de meest recente plankaarten met de uitwerking van de Instandhoudingdoelen in tijd en ruimte (inclusief ruimte voor uitbreidingen) in beide gebieden, voor zover deze reeds bekend zijn uit de processen om te komen tot beheerplannen voor beide gebieden. Deze kaarten worden gebruikt om na te gaan welke verstoringsfactoren mogelijk van belang zijn voor het behalen van de Instandhoudingsdoelen. x Door de verspreidingskaarten van Natura 2000-waarden over de bestemmingsplankaarten te leggen en rekening te houden met externe werking, wordt in beeld gebracht welke verstoringsfactoren relevant zijn voor de toetsing. Ditzelfde wordt ook gedaan voor beschermde soorten als genoemd in de Flora- en faunawet. De mogelijke verstoringsfactoren dienen als input voor het opstellen van een algemeen toetsingskader. Met name vanuit het oogpunt van de Natuurbeschermingswet kunnen vervolgstappen, na overleg met Provincie Noord-Holland, noodzakelijk blijken. Deze vervolgstappen zijn geen onderdeel van de voorliggende rapportage.
24
Veer, R. van ‘t, Hoogeboom, D.; 2008; Atlas Natura 2000 Naardermeer en Oostelijke Vechtplassen; Provincie Noord-Holland; Haarlem.
25
Natuurloket; 2009; http://www.natuurloket.nl; september 2009.
26
Waarneming; 2009; http://www.waarneming.nl; september 2009.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 23 -
28 mei 2010
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 24 -
Definitief rapport
,19(17$5,6$7,( Onderstaand wordt onderscheid gemaakt tussen Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet. Voor de Flora- en faunawet wordt voor het gehele plangebied (dus de vijf bestemmingsplangebieden) per taxonomische groep in kaart gebracht óf en zo ja waar welke beschermde soorten (mogelijk) voorkomen. Wat betreft de Natuurbeschermingswet worden de Habitattypen, Habitatrichtlijnsoorten en Vogelrichtlijnsoorten in aparte paragrafen behandeld. Door waar soorten van de Rode Lijst voorkomen die nog niet vallen onder de beschermingsregimes van Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet (zie ook figuur 1.1), worden deze behandeld in de paragraaf “Ecologische Hoofdstructuur”. Verspreidingskaarten zijn in deze rapportage niet terug te vinden. Hiervoor verwijzen wij naar de kaarten beschikbaar uit 3,4,5,6, 25, 24.en 26 .
)ORUDHQIDXQDZHW Onderstaande inventarisatie is uitsluitend gebaseerd op de in hoofdstuk 3 beschreven bronnen. Soorten die beschermd zijn door Tabel 1 van AMvB artikel 75 Flora- en faunawet worden buiten beschouwing gelaten omdat ten aanzien van deze soorten een algehele vrijstelling geldt. Alleen streng beschermde soorten (Tabel 2 of 3 ) worden benoemd en beschreven.
4.1.1
Vaatplanten Tabel 4.1 laat zien dat in en rond het plangebied een achttaltal streng beschermde (Tabel 2 of 3) plantensoorten voorkomt. Binnen het plangebied komen de algemeen beschermde soorten Zwanenbloem, Gewone dotterbloem en Koningsvaren voor. Voor de bestemmingsplannen Kortenhoef en Tussen de dijken zijn geen warnemingen van (streng) beschermde vaatplanten bekend. Algemeen beschermde soorten mogen hier wel verwacht worden. Klein glaskruid is in 2008 waargenomen langs de Kromme kade, maar valt als zodanig buiten de hier relevante bestemmingsplangebieden. 7DEHO$DQZH]LJHRIPRJHOLMNDDQZH]LJHRQGHU)ORUDHQIDXQDZHWEHVFKHUPGHYDDWSODQWHQ 6RRUW
:HWHQVFKDSSHOLMNH
%HVFKHUPLQJ
%HVWHPPLQJVSODQJHELHG Nederhorst den Berg, Ankeveen
QDDP Groenknolorchis
Liparis loeselii
FF3 / HR IV & NB
Klein Glaskruid
Parietaria judaica
FF2
Buiten bestemmingsplangebied
Rietorchis
Dactylorhiza majalis
FF2
Plassengebied, Nederhorst den
Ronde Zonnedauw
Drosera rotundifolia
FF2
Ankeveen
Tongvaren
Asplenium scolopendrium
FF2
Plassengebied, Nederhorst den
Waterdrieblad
Menyanthes trifoliata
FF2
Plassengebied, Nederhorst den
Wilde Gagel
Myrica gale
FF2
Plassengebied, Ankeveen
Zomerklokje
Leucojum aestivum
FF2
Nederhorst den Berg
Berg, Ankeveen
Berg Berg, Ankeveen
FFX: Flora- en faunawet Tabel 1, 2 of 3; HR X; Habitatrichtlijn bijlage I of IV; NB: Natuurbeschermingswet
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 25 -
28 mei 2010
De in tabel 4.1 vermelde soorten worden hieronder beknopt beschreven op basis van Weeda et al (1985), tenzij anders vermeld27. Groenknolorchis De soort is gebonden aan zonnige tot licht beschaduwde, onbemeste grond, die onder invloed staat van basisch (alkalisch) grondwater. Het meest wordt de plant aangetroffen in trilvenen en duinvalleien. In trilvenen, zoals hier het geval is, heerst in de groeiplaatsen een vrijwel constant waterpeil, met water dat bestaat uit een mengsel van ijzer- en of calciumrijk water, carbonaathoudend, ongeveer neutraal, niet te voedselrijk oppervlaktewater met regenwater. Rietorchis Rietorchis is een plant van zonnige tot licht beschaduwde, vochtige bodems die ’s zomers hoogstens oppervlakkig uitdrogen. De bodem is verder min of meer basenrijk en vaak gaat het om relatief voedselrijke, matig zure tot ongeveer neutrale veengrond en humeuze zand-, leem- en lichte kleigrond. Vaak komt de soort voor aan de rand van Veenmosrietland of oeverbegroeiingen. Ronde Zonnedauw Ronde zonnedauw groeit op zonnige, open plaatsen op natte, voedselarme, zure grond. Vaak tussen veenmos. De soort is te vinden in moerassige heide, hoogveen, veenmosrietland, langs veenplassen, blauwgrasland, duinvalleien, zandgroeven en op kale plekken langs slootkanten. De soort is in het oosten en midden van Nederland plaatselijk vrij algemeen. Ronde zonnedauw is vrij zeldzaam in laagveengebieden, zoals de Oostelijke Vechtplassen. Tongvaren Tongvaren groeit in ons land met name op vochtige muren, zoals in waterputten, grachtkanten en sluismuren. De grote hoeveelheden meststoffen in het oppervlaktewater werken ten gunste van deze stikstofminnende plant. Hoewel de soort in Nederland niet algemeen is, is hij wel wijdverspreid. Waterdrieblad Waterdrieblad is een pionier van verlandingsvegetaties en kenmerkend voor zwak zure, matig voedselrijke, venige bodem. Verslechtering van de waterkwaliteit, veelal als gevolg van de inlaat van gebiedsvreemd water, maar ook natuurlijke successie leiden tot het verdwijnen van deze soort. Hoewel plaatselijk nog algemeen in de HollandsUtrechtse en Fries-Overijsselse laagveengebieden, is Waterdrieblad in Nederland hierdoor zeldzaam.
27
Weeda, E.J., Westra, R., Westra, Ch., Westra, T.; 1985; Nederlandse Oecologische flora - wilde planten en hun relaties; ISBN 90-6301-024-9
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 26 -
Definitief rapport
Wilde gagel Wilde gagel komt voor op matig vochtige tot zeer natte, zure, venige grond. Veelal betreffen het locaties die ’s winters onder water staan en ’s zomers droogvallen. Op Pleistocene gronden in het oosten van Nederland komt Gagel vrij algemeen voor. In West-Nederland is deze soort door ontginning en ontwatering sterk achteruitgegaan, maar Wilde gagel wordt in het Hollands-Utrechtse Veenweidegebied nog veel aangetroffen. Binnen het plangebied treft men de soort aan op eilanden en in verlandingsvegetaties aan de rand van de plassen. Zomerklokje Van de in Nederland inheemse bolgewassen heeft het Zomerklokje de natste standplaats. De soort groeit binnen het overspoelingsgebied van rivieren, daar waar deze het ontmoetingsgebied tussen veen en zeeklei doorsnijden. De soort groeit vooral daar waar de oeverzones breed zijn en periodiek onder water komen te staan en waar een afzetting plaatsvindt van materiaal dat tussen veen en klei in staat (geen volledige afbraak van organisch materiaal, maar wel afzetting van slib). 4.1.2
Zoogdieren Tabel 4.2 laat zien dat in het plangebied een veertiental streng beschermde zoogdiersoorten voorkomt. Onderstaand worden deze beknopt besproken op basis van Janssen en Schaminée (2008)28 en Decleer (2007)29 tenzij anders vermeld. Uiteraard komen ook algemeen beschermde soorten voor in het plangebied, waaronder verschillende soorten muizen, Egel, Haas, Konijn, Mol, Ree en Vos. Ten oosten van Kortenhoef komt het Edelhert (Tabel 2) voor in de daar aanwezige bossen. In het plangebied ontbreekt geschikt habitat voor deze soort. Vleermuizen Baardvleermuis De Baardvleermuis jaagt overwegend in bosrijke gebieden, waarbij ze een breed scala aan insecten uit de lucht pakken op relatief laagte hoogte langs bospaden, bosranden, beken en op open plekken in het bos. Deze soort kan ook jagen in parken, tuinen en kleinschalige landschappen met veel houtkanten en bomenrijen. De soort overwintert in ondergrondse objecten als ijskelders, forten, mergelgroeven. In de zomer verblijft de soort in kleine spleten in gebouwen of bomen, waarbij ook vleermuiskasten worden gebruikt. Franjestaart De Franjestaart is een soort van gesloten tot halfopen bossen en kleinschalige, veelal waterrijke landschappen met een hoog aandeel holle bomen. Ze plukken insecten vaak direct van de vegetatie. Jachtgebieden bevinden zich doorgaans niet verder dan tien kilometer van de verblijfplaatsen, waarbij lijnvormige structuren worden gevolgd en verlichting wordt vermeden. De soort overwintert zowel in ondergrondse structuren als in holle bomen. In de zomer verblijft de soort in bomen, waarbij ingerotte spechtenholen de voorkeur lijken te hebben. 28 29
Janssen, J.A.M., Schaminée, J.H.J. (ed); 2008; Soorten van de Habitatrichtlijn; KNNV Uitgeverij; Zeist. Decleer, K. (ed); 2007; Europees beschermde natuur in Vlaanderen en het Belgische deel van de Noordzee Habitattypen, dier- en plantensoorten; Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en bosonderzoek; INBO.M..2007.01; Brussel.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 27 -
28 mei 2010
Gewone dwergvleermuis De Gewone dwergvleermuis jaagt in allerlei milieus - ook het stedelijke gebied - zolang het landschap maar niet te open is. Wel heeft de soort behoefte aan goed aaneengesloten lijnvormige elementen. Voor zijn verblijfplaats maakt de Gewone dwergvleermuis uitsluitend gebruik van gebouwen. 7DEHO$DQZH]LJHRIPRJHOLMNDDQZH]LJHRQGHU)ORUDHQIDXQDZHWEHVFKHUPGH]RRJGLHUHQ 6RRUW
:HWHQVFKDSSHOLMNH
%HVFKHUPLQJ
%HVWHPPLQJVSODQJHELHG
QDDP Baardvleermuis
Myotis mystacinus
FF3 / HR IV
Nederhorst den Berg, Ankeveen
Boommarter
Martes martes
FF3 / HR I
Plassengebied
Das
Meles meles
FF3 / HR I
Tussen de Dijken
Eekhoorn
Sciurus vulgaris
FF2
Plassengebied, Tussen de dijken, Ankeveen
Franjestaart
Myotis nattereri
FF3 / HR IV
Gewone dwergvleermuis
Pipistrellus pipistrellus
FF3 / HR IV
Plassengebied, Ankeveen Plassengebied, Tussen de dijken, Nederhorst den Berg, Ankeveen
Gewone grootoorvleermuis
Plecotus auritus
FF3 / HR IV
Laatvlieger
Eptesicus serotinus
FF3 / HR IV
Plassengebied, Nederhorst den Berg, Ankeveen Plassengebied, Tussen de dijken, Nederhorst den Berg, Ankeveen
Meervleermuis
Myotis dasycneme
FF3 / HR IV & NB
Plassengebied, Tussen de dijken, Nederhorst den Berg, Ankeveen
Noordse woelmuis
Microtus oeconomus
FF3 / HR IV
Plassengebied, Tussen de dijken, Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef
Rosse vleermuis
Nyctalus noctula
FF3 / HR IV
Plassengebied, Tussen de dijken, Ankeveen
Ruige dwergvleermuis
Pipistrellus nathusii
FF3 / HR IV
Plassengebied, Tussen de dijken, Nederhorst den Berg, Ankeveen
Waterspitsmuis
Neomys fodiens
FF3 / HR I
Plaasengebied, Tussen de dijken, Nederhorst den Berg, Ankeveen
Watervleermuis
Myotis daubentonii
FF3 / HR VI
Plassengebied, Tussen de dijken, Nederhorst den Berg, Ankeveen
FFX: Flora- en faunawet Tabel 1, 2 of 3; HR X; Habitatrichtlijn bijlage I of IV; NB: Natuurbeschermingswet
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 28 -
Definitief rapport
Gewone grootoorvleermuis De Gewone grootoorvleermuis foerageert in kleinschalige landschappen, parken en open bossen en verwijdert zich daarbij niet meer dan drie kilometer van zijn verblijfplaats. Ze jagen voornamelijk op grotere insecten als nachtvlinders, kevers en vliegen die ze vooral van de vegetatie plukken. De soort overwintert in koele ruimtes en boomholten, waarbij ze een voorkeur vertonen voor plaatsen waar temperatuur, luchtvochtigheid en lichtintensiteit sterk wisselen. In de zomer verblijven ze zowel in gebouwen als bomen en nestkaten. Laatvlieger De Laatvlieger heeft een voorkeur voor open tot halopen landschappen, waarbij de soort weinig behoefte heeft aan aaneengesloten lijnvormige elementen. Laatvliegers foerageren voornamelijk op grotere insecten als kever en nachtvlinders die ze in de vlucht vangen. Waar de soort overwintert is niet of nauwelijks bekend. in de zomer gebruiken ze vrijwel uitsluitend gebouwen als verblijfplaats. Meervleermuis De Meervleermuis foerageert boven groot open water, rivieren en kanalen, waar ze insecten van het wateroppervlak kunnen plukken. Bij de keuze van hun foerageergebied is niet zozeer de oppervlakte van het waterlichaam van belang, maar met name de lengte van de door bomenrijen, oeverwallen of rietkragen beschutte oevers. De soort kan tot 15 kilometer van zijn verblijfplaats foerageren. In de winter verblijft de soort op plekken met een stabiele temperatuur tussen 4 en 9 graden Celsius (in forten en dergelijke). In de zomer is de soort gebonden aan gebouwen, maar de paarverblijven bevinden zich ook in bomen en vogel- of vleermuiskasten. Rosse vleermuis De Rosse vleermuis jaagt vooral boven moerassen en andere waterrijke gebieden binnen tien kilometer van haar verblijfplaats. Ze jagen met name op kleinere insecten, waarbij ook op grote hoogte (200m) gejaagd kan worden. De soort overwintert in bomen waar de temperatuur vrij constant is. Ook in de zomer wordt vrijwel uitsluitend gebruik gemaakt van bomen als verblijfplaats. Ruige dwergvleermuis De Ruige dwergvleermuis bewoont water- en bosrijke landschappen, waarbij de jachtgebieden vaak gevormd worden door kanalen, rivieren, vijvers en bossen. Aaneengesloten landschapselementen zijn van belang bij de verplaatsing tussen verblijfplaats en jachtgebied. In de winter gebruikt deze soort allerlei holle ruimten in gebouwen, bomen of zelfs houtstapels. In de zomer worden met name boomholten gebruikt, maar incidenteel ook gebouwen of vleermuiskasten. Watervleermuis De Watervleermuis jaagt laag (30cm) boven niet verlichte, beschutte waterpartijen, zoals brede sloten en traag stromende beken. De jachtgebieden, die enkele kilometers van de verblijfplaats kunnen liggen, worden bereikt langs onverlichte lijnvormige structuren. De soort overwintert in vochtige ruimten met een constante temperatuur (bijvoorbeeld kelders, groeven en forten). In de zomer verblijven ze vooral in oude, holle bomen in een bosrijke omgeving, maar ook gebouwen worden sporadisch gebruikt.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 29 -
28 mei 2010
Grondgebonden zoogdieren Boommarter30 De Boommarter is het enige zoogdier dat in staat is een eekhoorn door de boomkruinen te achtervolgen en te vangen, maar eet hoofdzakelijk wat hem voor de voet komt. Zijn eten bestaat uit insecten, vogels en eieren, kleine zoogdieren (van muis tot halfwas konijn) en aas. In de nazomer en herfst eet de Boommarter ook vaak bessen en vruchten. De Boommarter leeft bij voorkeur in bossen van allerlei typen en leeftijden. Boommarters kiezen hun rustplaatsen vaak in boomholten, konijnen-, vossen of dassenholen, tussen boomwortels of onder takkenbossen; nesten zitten vaak in oude spechtenholen, regelmatig in inrottigsholten en soms in gebouwen die in of aan de rand van het bos staan. Das30 De Das leeft in allerlei soorten biotopen, maar met een voorkeur voor kleinschalig akkeren weidelandschap met verspreide bosjes, heggen en houtwallen. Maar ook andere open terreinen, zoals vochtige heiden en rivierdalen, zijn geschikte gebieden. Het leefgebied van de das moet voldoen aan voldoende dekking, weinig verstoring, een groot voedselaanbod en een bodem waarin ze goed kunnen graven en met een grondwaterstand van tenminste 1,5 meter onder het maaiveld. De Das is een nachtdier, dat in de schemering zijn burcht verlaat en op zoek gaat naar voedsel, tot op een afstand van een tot twee, soms vier kilometer van de burcht. De Das leeft in Nederland in familiegroepen van gemiddeld 3 tot 4 dieren. Dassen zijn alleseters. Ze zijn slechte jagers en eten dat wat ze direct voor de neus tegenkomen, maar door hun luidruchtige manier van foerageren ontsnapt alles wat alert is. Ze eten voornamelijk regenwormen, die ze 's nachts in weilanden en open gebieden opsporen. Verder eten ze bosvruchten, gevallen fruit, noten, eikels, knollen, maïs, koren, paddenstoelen, knaagdieren, slakken, kevers en hommel- en wespenbroed. In bermen, akkerranden en slootkanten wroet de das vaak naar kevers en insectenlarven. Eekhoorn30 Eekhoorns komen voor in loofbos, naaldbos of gemengd bos maar ook in tuinen, parken en houtwallen in de buurt van bos. Hun voorkeur gaat uit naar ouder bos (naaldbomen ouder dan 20 jaar en loofbomen ouder dan 40-80 jaar) omdat daar meer voedsel en nestgelegenheid is. Eekhoorns zijn vooral in de vroege ochtend en de namiddag actief. Voedsel zoeken ze in de bomen en op de grond. Hun voedsel bestaat hoofdzakelijk uit boomzaden zoals eikels, noten en kegels van naaldbomen. Ook eten ze als aanvulling daarop (afhankelijk van het jaargetijde) knoppen, bladeren, bessen, paddestoelen, rupsen, vogeleieren en jonge vogels. Een winterslaap kennen Eekhoorns niet, want ze blijven warm in hun nest en leggen voedselvoorraden aan. Wel zijn ze 's-winters minder actief. Eekhoorns bouwen nesten van 30-50 cm doorsnede. Deze nesten maken ze in boomkronen. Naast één hoofdnest zijn ook vijf tot zes kleinere 'reservenesten' in gebruik.
30
VZZ; 2009; http://www.vzz.nl; September 2009.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 30 -
Definitief rapport
Noordse woelmuis30 De Noordse woelmuis leeft in hoge vegetaties met vooral grasachtige planten. De soort heeft een duidelijke voorkeur voor natte terreinen, zoals rietland, moeras, drassige hooilanden, vochtige duinvalleien en periodiek overstroomde terreinen. Doordat de Noordse woelmuis geen watervrees heeft, kan hij goed eilandjes bereiken, waar hij dan vaak als enige woelmuis voorkomt. In gebieden waar geen andere woelmuizen leven, wordt hij ook wel aangetroffen in drogere gedeelten, zoals in wegbermen of zelfs in droog naaldbos. De soort kan de concurrentie met andere woelmuissoorten niet aan, waardoor hij voor zijn voortbestaan afhankelijk is van gebieden waar hij als enige woelmuissoort voorkomt. Waterspitsmuis8 De waterspitsmuis wordt altijd in een straal van 500 meter van het water aangetroffen en komt voor in de buurt van helder niet te voedselrijk water met watervegetatie en begroeide oevers. Poelen, natuurlijke vijvers, rivieren, snelstromende (bos)beekjes, moerassen en moerasbossen, rietlanden, elzenbroekbossen, kruidenrijke oevervegetaties vormen vaak geschikte biotopen. Ook een goed ontwikkelde struikvegetatie in de buurt behoort tot één van de biotoopvereisten. De soort is sterk aan water gebonden: ze kunnen zeer goed zwemmen en duiken en blijven tot 20 seconden onder water. Ook op land wordt naar voedsel gezocht, vooral langs de waterlijn en tussen de oevervegetatie. De holen en gangen zitten in de oever, tot dicht bij het water; sommige gangen komen op het water uit. Voedsel bestaat voornamelijk uit insecten en andere ongewervelden, maar ook grotere prooien als amfibieën(eitjes) en kleine vissen staan op het menu. Vanuit de oever lopen er vaak gangen naar het water toe die soms onder de waterlijn uitkomen. 4.1.3
Reptielen De Ringslang (Natrix natrix) is het enige reptiel dat binnen het plangebied voorkomt en is beschermd door Tabel 3 (Habitatrichtlijn bijlage I) van de Flora- en faunawet. De Ringslang komt voor in de bestemmingsplangebieden Plassengebied, Tussen de Dijken, Nederhorst den Berg, Ankeveen en Kortenhoef. De Ringslang is een soort van moerassen en is gebonden aan waterrijke gebieden, maar het is een mobiele soort die soms ver van het water wordt aangetroffen. Dit reptiel komt in Nederland vooral voor op de waterrijke zandgronden en in laagveengebieden. Het biotoop moet behalve water, voldoende zonplekken in de vorm van dijklichamen, open plekken in bosranden, rietlanden en ruigtes bevatten, maar ook voldoende schuilplaatsen onder stenen, stronken en houtstapels8. Voor de voortplanting is deze soort afhankelijk van broedhopen met rottend plantenmateriaal.
4.1.4
Amfibieën Tabel 4.3 laat zien dat in het plangebied een drietal streng beschermde amfibieën voorkomt. Onderstaand worden deze beknopt besproken op basis van LNV (2008)8 tenzij anders vermeld. Uiteraard komen ook algemeen beschermde soorten voor in het plangebied, waaronder Bruine kikker, Gewone pad, Meerkikker en Kleine watersalamander. Wat betreft de Kamsalamander is het voorkomen van de soort niet onomstotelijk vastgesteld binnen beide bestemmingsplangebieden.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 31 -
28 mei 2010
7DEHO$DQZH]LJHRIPRJHOLMNDDQZH]LJHRQGHU)ORUDHQIDXQDZHWEHVFKHUPGHDPILELHsQ 6RRUW
:HWHQVFKDSSHOLMNH
%HVFKHUPLQJ
%HVWHPPLQJVSODQJHELHG
FF3 / HR IV
Plassengebied, Tussen de
QDDP Heikikker
Rana arvalis
Dijken, Nederhorst den Berg, Ankeveen Rugstreeppad
Bufo calamita
FF3 / HR IV
Plassengebied, Tussen de Dijken, Nederhorst den Berg, Ankeveen
Kamsalamander
Triturus cristatus
FF3 / HR IV
Ankeveen, Kortenhoef
FFX: Flora- en faunawet Tabel 1, 2 of 3; HR X; Habitatrichtlijn bijlage I of IV; NB: Natuurbeschermingswet
Heikikker De Heikikker bewoont tal van habitats: laagveengebieden, voedselarme tot matig voedselrijke vennen, beekjes en andere waterpartijen, vochtige heide, blauwgraslanden, broek- en ooibossen, beek- en rivierdalen, uiterwaarden en de vochtige duinen van Texel en Schouwen. De Heikikker heeft een voorkeur voor zwak zure wateren (pH = 5.0-6.0). Voor het afzetten van de eiklompen zijn open, ondiepe plassen favoriet. Na de paartijd zijn de volwassen dieren voornamelijk op het land te vinden in natte begroeiingen met biezen, grote zegge, lisdodden en andere hoog opschietende moerasplanten. De Heikikker overwintert voornamelijk op het land. Rugstreeppad De Rugstreeppad leeft vooral in open terreinen waar de bodem en vegetatie regelmatig veranderingen ondergaan, bij voorkeur op droge en losgrondige bodems die snel opwarmen. De Rugstreeppad staat bekend als superpionier en duikt regelmatig op bij bouwterreinen en pas opgespoten gronden in stedelijk gebied. Naarmate een gebied meer dichtgroeit met bomen en struiken, verdwijnt de rugstreeppad, om plaats te maken voor de Gewone pad. Ook in zijn voortplantingswater heeft de Rugstreeppad het liefste zo min mogelijk begroeiing. Kale oevers en ondiep water zijn de belangrijkste kenmerken voor een geschikt voortplantingswater. Vooral tijdelijke wateren voldoen aan die eisen. De Rugstreeppad leeft van allerlei (water)insecten, -larven, kevers, rupsen, spinnen en wormen. De overwinteringlocaties zijn vaak zandige plekken en bosjes in nabijheid van water, soms wel een meter diep onder de grond. Kamsalamander De Kamsalamander komt voor in kleinschalige, deels agrarische, landschappen vooral bij overgang van bos naar grasland: gebieden met hagen, houtwallen, rijen knotbomen, rietkragen, vochtige bosjes en poelen. Het voedsel bestaat uit allerlei kleine waterdieren (watervlooien, watermijten, muggenlarven) en kleine kruipende insecten. Volwassen dieren eten ook graag kikkervisjes. De voortplantingshabitat wordt gevormd door vrij grote, geïsoleerde, stilstaande, half beschaduwde, voedselrijke wateren (poelen, vennen, sloten) met een goed ontwikkelde water- en oevervegetatie. De wateren moeten bovendien (zoveel mogelijk) vrij zijn van vissen en watervogels, die anders de eieren en larven opeten. Overigens is het effect hiervan groter, naarmate er minder watervegetatie aanwezig is. De soort overwintert op het land. De landhabitat wordt gevormd door kleine landschapselementen waarin voldoende vorstvrije plaatsen aanwezig zijn zoals bosjes, hagen, struwelen, houtwallen, overhoekjes en bosranden.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 32 -
Definitief rapport
4.1.5
Vissen Tabel 4.4 laat zien dat in het plangebied een drietal streng beschermde vissen voorkomt. Onderstaand worden deze beknopt besproken op basis van Emmerik en Nie (2006)31 tenzij anders vermeld. Bittervoorn De Bittervoorn komt voor in langzaam stromende tot stilstaande wateren met voldoende waterplanten. In Nederland komt de soort voor in relatief brede en diepe sloten en vaarten, maar in Limburg zijn incidentele vangsten uit beken bekend. De Bittervoorn is voor een succesvolle voortplanting afhankelijk van voldoende aanbod van grote zoetwatermosselen. Hierin worden door het vrouwtje de eieren gelegd. 7DEHO$DQZH]LJHRIPRJHOLMNDDQZH]LJHRQGHU)ORUDHQIDXQDZHWEHVFKHUPGHYLVVHQ 6RRUW
:HWHQVFKDSSHOLMNH
%HVFKHUPLQJ
%HVWHPPLQJVSODQJHELHG
FF3 / HR I &
Plassengebied, Tussen de
NB
Dijken, Nederhorst den
QDDP Bittervoorn
Rhodeus cericeus
Berg, Ankeveen, Kortenhoef Grote modderkruiper
Misgurnus fossilis
FF3 / HR I &
Plassengebied, Tussen de
NB
Dijken, Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef
Kleine Modderkruiper
Cobitis taenia
FF2 & NB
Plassengebied, Tussen de Dijken, Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef
Rivierdonderpad
Cottus gobio
FF 2 & NB
Plassengebied, Tussen de Dijken, Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef
Rivierprik
Lampetra fluviatilis
FF3 / HR I
Plassengebied
FFX: Flora- en faunawet Tabel 1, 2 of 3; HR X; Habitatrichtlijn bijlage I of IV; NB: Natuurbeschermingswet
Grote modderkruiper De Grote modderkruiper heeft een duidelijke voorkeur voor stilstaand en (zeer) langzaam stromend, ondiep water met veel waterplanten. Hierbij kunnen allerlei watertypen gebruikt worden waaronder sloten. Wat betreft bodemsamenstelling worden zandbodems gemeden. Modder waarin ook veenkluiten met blad en plantenwortels aanwezig zijn genieten de voorkeur.
31
Emmerik, W.A.M. van, Nie, H.W. de; 2006; De zoetwatervissen van Nederland - Ecologisch bekeken; Vereniging Sportvisserij Nederland; Bilthoven; ISBN 90-810295-1-7.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 33 -
28 mei 2010
Kleine modderkruiper De Kleine modderkruiper kent een bredere ecologische range vergeleken met de Grote modderkruiper. De soort komt voor in kleine slootjes, greppels, beken en kanalen maar ook in de oeverzone van grote meren en overstroomde rivieroevers. Ondiepe plekken met een rijke begroeiing van hogere waterplanten en een zandbodem of een zachte laag slib hebben de voorkeur. Sterk modderige of stenige bodems worden gemeden. Overigens is de aanwezigheid van hogere planten geen basisvoorwaarde voor het paaien. Rivierdonderpad Van deze soort worden tegenwoordig twee aparte soorten onderscheiden, namelijk de Rivierdonderpad en de Beekdonderpad. Beekdonderpadden komen uitsluiten voor in beken, terwijl Rivierdonderpadden een bredere amplitude hebben. De Rivierdonderpad wordt gevonden in wateren met een grondbodem, maar ook op zandig substraat, stenen, takken, boomwortels en holle oevers, waarbij beschutting en schuilplaatsen van doorslaggevend belang zijn. Rivierprik De rivierprik is gebonden aan stromend water. Als larve leeft de soort in slibbodems van rivieren en (hetzij in mindere mate) plassen. Na 3 tot 5 jaar verandert de larve geleidelijk in een aan zout water aangepast parasitair dier en trekt naar zee, waar hij leeft in ondiepe kustwateren en estuaria. Deze fase duurt ongeveer 1,5 jaar, waarna de paaitrek terug naar zoet water start. De paai vindt plaats in de midden- en bovenlopen van rivieren. 4.1.6
Vogels Wat betreft vogels zijn alleen die broedvogels weergegeven waarvan de nesten onder de Flora- en faunawet jaarrond beschermd zijn óf waarvan inventarisatie gewenst is (tabel 4.5). Deze lijst is recent geactualiseerd door het Ministerie van LNV en wijkt daarom af van de eerdere Ecoscans. In het onderstaande zijn alleen soorten opgenomen waarvan broedgevallen of nestindicerend gedrag daadwerkelijk zijn vastgesteld. Uiteraard zijn veel meer soorten ter plaatse of overvliegend waargenomen26. Soorten relevant voor de Natuurbeschermingswet worden in een aparte paragraaf besproken.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 34 -
Definitief rapport
7DEHO$DQZH]LJHRQGHU)ORUDHQIDXQDZHWEHVFKHUPGHEURHGYRJHOV 6RRUW
:HWHQVFKDSSHOLMNH
%HVFKHUPLQJ
%HVWHPPLQJVSODQJHELHG
VR cat 5
Plassengebied, Tussen de Dijken,
QDDP Blauwe Reiger
Ardea cinerea
Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef Boerenzwaluw
Hirundo rustica
VR cat 5
Tussen de Dijken, Nederhorst
Boomkruiper
Certhia brachydactyla
VR cat 5
Plassengebied, Tussen de Dijken
Boomvalk
Falco subbuteo
VR cat 4
Plassengebied, Tussen de Dijken
Bosuil
Strix aluco
VR cat 5
Tussen de Dijken
Buizerd
Buteo buteo
VR cat 4
Plassengebied, Nederhorst den
Ekster
Pica pica
VR cat 5
Plassengebied, Tussen de Dijken,
Gekraagde Roodstaart
Phoenicurus phoenicurus
VR cat 5
Tussen de Dijken, Ankeveen
Grauwe Vliegenvanger
Muscicapa striata
VR cat 5
Tussen de Dijken, Nederhorst
Grote Bonte Specht
Dendrocopos major
VR cat 5
Plassengebied, Tussen de Dijken,
den Berg, Kortenhoef
Berg, Ankeveen Nederhorst den Berg
den Berg Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef Havik
Accipiter gentilis
VR cat 4
Plassengebied, Nederhorst den
Huismus
Passer domesticus
VR cat 2
Plassengebied, Tussen de Dijken,
Berg, Ankeveen Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef Huiszwaluw
Delichon urbicum
VR cat 5
Tussen de Dijken, Nederhorst
IJsvogel
Alcedo atthis
VR cat 5 & NB
Tussen de Dijken, Nederhorst
Kerkuil
Tyto alba
VR cat 3
Ankeveen (mogelijk)
Koolmees
Parus major
VR cat 5
Plassengebied, Tussen de Dijken,
den Berg, Ankeveen den Berg
Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef Ooievaar
Ciconia ciconia
VR cat 3
Ankeveen
Pimpelmees
Cyanistes caeruleus
VR cat 5
Plassengebied, Tussen de Dijken, Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef
Ransuil
Asio otus
VR cat 4
Plassengebied (mogelijk)
Sperwer
Accipiter nisus
VR cat 4
Plassengebied, Tussen de Dijken
Spreeuw
Sturnus vulgaris
VR cat 5
Tussen de Dijken, Nederhorst
Wespendief
Pernis apivorus
VR cat 4
Ankeveen (mogelijk)
Zwarte Kraai
Corvus corone
VR cat 5
Plassengebied, Tussen de Dijken,
den Berg, Ankeveen
Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef Zwarte Roodstaart
Phoenicurus ochruros
VR cat 5
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
Ankeveen, Kortenhoef
9V3597/R00002/902430/Rott - 35 -
28 mei 2010
VR: Vogelrichtlijn; cat 1: Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste- rust en verblijfplaats; cat 2: Nesten van koloniebroeders doe elk seizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing van het biotoop; cat 3: Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing; cat 4: Vogels die elk jaar gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen; cat 5: Nesten zijn alleen gedurende het broedseizoen beschermd, tenzij zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden jaarronde bescherming rechtvaardigen.
4.1.7
Overige taxonomische groepen Soorten die onder de Flora- en faunawet beschermd zijn, maar nog niet behandeld zijn in bovenstaande paragrafen komen hieronder aan bod. In tabel 4.6 zijn de aangetroffen soorten opgesomd. Gestreepte waterroofkever In Nederland wordt de Gestreepte waterroofkever zowel in groot water, eutrofe en oligotrofe poelen als is in sloten aangetroffen. Het lijkt alsof deze soort zich in de Nederlandse laagveengebieden beter heeft kunnen handhaven dan in vennen en plassen op de zandgronden. Deze soort komt voor in schoon water. Vooral de verslechtering van de waterkwaliteit is aan te duiden als oorzaak van de achteruitgang. Dit geldt in het bijzonder voor het zwaartepunt van de Nederlandse verspreiding: het Hol8. 7DEHO$DQZH]LJHHQPRJHOLMNDDQZH]LJHRQGHU)ORUDHQIDXQDZHWEHVFKHUPGHVRRUWHQEHKRUHQG WRWWD[RQRPLVFKHJURHSHQGLHQRJQLHWLQKHWERYHQVWDDQGH]LMQEHQRHPG 6RRUW
:HWHQVFKDSSHOLMNH
%HVFKHUPLQJ
%HVWHPPLQJVSODQJHELHG
QDDP Gestreepte waterroofkever
Graphoderus bilineatus
FF3 / HR VI & NB
Plassengebied, Nederhorst
Platte schijfhoren
Anisus vorticulus
FF3 / HR VI & NB
Plassengebied, Tussen de
ten Berg, Ankeveen Dijken, Nederhorst ten Berg, Ankeveen Groene glazenmaker
Aeshna viridis
FF3 / HR IV
Rouwmantel
Nymphalis antiopa
FF3 / HR I
Plassengebied, Tussen de Dijken Plassengebied, Tussen de Dijken
Heideblauwtje
Plebejus argus
FF3 / HR I
Plassengebied
FFX: Flora- en faunawet Tabel 1, 2 of 3; HR X; Habitatrichtlijn bijlage I of IV; NB: Natuurbeschermingswet
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 36 -
Definitief rapport
Platte schijfhoren De Platte schijfhoren leeft in helder stilstaand water van veengebieden met een rijke plantengroei. De dieren schuwen vervuild en/of brakwater en leven niet in periodiek droogvallende wateren. De soort komt vooral in de laagveengebieden, op allerlei onderwater levende en drijvende plantensoorten, maar ook in wateren met weelderig groeiende draadalgen32. Groene glazenmaker De larven van de Groene glazenmaker leven vrijwel uitsluitend in begroeiingen die worden gedomineerd door krabbenscheer (Stratiotes aloides). Tussen de stekelige bladeren van deze plant vinden ze bescherming tegen predatoren, zoals vissen en kikkers. De Groene glazenmaker komt voor in poldersloten, oude rivierarmen, petgaten, stadswateren en verveningsplassen, zolang er maar velden met krabbenscheer in staan. Volwassen dieren vliegen in de buurt van de voortplantingsplekken langs bosranden en boven rietvelden. Hier jagen ze op insecten en worden geslachtsrijp8. Rouwmantel De Rouwmantel leeft in gevarieerde, open bossen met wilgenstruiken op vochtige, zonnige plaatsen. De vlinder vliegt vooral langs bosranden met beschutte, warme inhammen en langs brede bospaden. Bossen met veel dood hout bieden meer geschikte overwinteringplaatsen. Dat de soort in Nederland niet vast voorkomt heeft waarschijnlijk te maken met het natte en milde klimaat in de winter. Te weinig individuen overleven deze en daardoor zijn er in het voorjaar te weinig vlinders om tot succesvolle voortplanting te komen. Het merendeel van de Nederlandse rupsen is gevonden op wilgen (94%) de rest op berk en prunus. De vlinders voeden zich voornamelijk met rottend fruit en sap van bloedende bomen. In het voorjaar drinken de vlinders ook nectar van wilgenbloesem. De Rouwmantel overwintert als vlinder in een houtstapel of holle boom8. Heideblauwtje Het Heideblauwtje is gebonden aan vochtige heide. Hoewel zowel dopheide als struikheide waardplant zijn voor de rupsen van het heideblauwtje, komt de soort niet voor in uitgestrekte monocultures struikheide. Er is altijd dopheide in het leefgebied aanwezig, liefst met een bedekking van minimaal 40%. Dopheide is ook de belangrijkste nectarplant voor de vlinders. Een gevarieerde structuur van de vegetatie is van groot belang. Zowel de waardmieren als de vlinders hebben kale grond nodig, naast dop- en struikheide. De eitjes overwinteren op de waardplant. Het heideblauwtje is niet erg mobiel en de meeste vlinders blijven op de vliegplaats zelf8.
1DWXXUEHVFKHUPLQJVZHW Voor de beschrijving van de natuurwaarden die in “Naardermeer” en “Oostelijke Vechtplassen” zijn aangewezen is geput uit Veer en Hoogeboom (2008)24, tenzij anders vermeld. Dit document geeft wat betreft habitattypen, Habitatrichtlijnsoorten en Vogelrichtlijnsoorten de meest actuele stand van zaken weer.
32
Stichting Anemoon; 2009; http://www.anemoon.org; september 2009.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 37 -
28 mei 2010
4.2.1
Habitattypen In tabel 2.1 en tabel 2.4 zijn de habitattypen weergegeven waarvoor “Naardermeer” en “Oostelijke Vechtplassen” zijn aangewezen. In tabel 4.7 is weergegeven in welke bestemmingsplangebieden de betreffende habitattypen aanwezig zijn. 7DEHO9RRUNRPHQYDQKDELWDWW\SHQELQQHQKHWSODQJHELHG +DELWDWW\SH
&RGH
%HVWHPPLQJVSODQJHELHG
.ZDOLWHLW
Kranswierwateren
H3140
Nederhorst den Berg,
Meest goed ontwikkeld
Meren met Krabbescheer
H3150
Ankeveen
mozaïek met H3150
Plassengebied, Tussen de
Meest matig ontwikkeld
Dijken, Kortenhoef, Nederhorst den Berg, Ankeveen Vochtige heide
H4010B
-
-
Blauwgrasland
H6410
Tussen de Dijken
Verzuurd
Trilvenen
H7140A
Plassengebied, Tussen de
Goed ontwikkeld
(laagveengebied)
Dijken, Nederhorst den Berg, Ankeveen Veenmosrietland
H7140B
Plassengebied, Tussen de
Meest goed ontwikkeld
Dijken, Nederhorst den Berg, Ankeveen Galigaanmoerassen
H7210
Ankeveen
Goed ontwikkeld
Hoogveenbossen
H91D0
Plassengebied, Tussen de
Goed tot matig ontwikkeld
Dijken, Kortenhoef, Nederhorst den Berg, Ankeveen
De abiotische randvoorwaarden die de habitattypen aan hun omgeving stellen zijn in veel gevallen in detail bekend uit de literatuur (bijvoorbeeld Bal et al., 200133 of 27). Het Ministerie van LNV heeft deze informatie gedurende de periode 2006-2009 gebundeld in zogenoemde “profieldocumenten” voor de afzonderlijke habitattypen en habitatrichtlijnsoorten8. De profieldocumenten geven een beschrijving van de knelpunten op landelijk niveau. In Veer & Hoogeboom (2008)24 worden “bedreigingen” genoemd specifiek voor “Oostelijke Vechtplassen” en “Naardermeer”. Beiden zijn hieronder samengevat. x
33
.UDQVZLHUZDWHUHQ+ Abiotiek: Basisch tot zwak zuur (pH> 6,0), zeer zoet tot matig brak, licht tot matig voedselrijk water. Dominantie van ondergedoken waterplanten met fijne bladeren en helder water (doorzicht is tenminste de helft van de diepte). Knelpunten: Vertroebeling en eutrofiëring door inlaat voedselrijk water, bodemomwoeling door motorboten en vis, te diep baggeren (bij beperkt doorzicht).
Bal, D., Beije, H.M., Fellinger, M., Havenman, R., Opstal, A.J.F.M. van, Zadelhoff, F.J. van. 2001. Handboek Natuurdoeltypen. Expertisecentrum LNV. Wageningen.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 38 -
Definitief rapport
x
x
x
x
x
x
x
4.2.2
0HUHQPHW.UDEEHQVFKHHU+ Abiotiek: Basisch tot neutraal, matig voedselrijk water. Dominantie van drijvende of ondergedoken waterplanten met forse bladeren en helder water (goed doorzicht). Waterdiepte tenminste 0,8 meter; Knelpunten: Vertroebeling door eutrofiering en bodemomwoeling door motorboten en vis, inlaat van gebiedsvreemd water, chemische watervervuiling, waterverharding (interne eutrofiëring), isolatie en fragmentatie; 9RFKWLJHKHLGH+% Abiotiek: Matig zure tot zure, zeer natte tot natte, zeer tot matig voedselarme bodems die niet overstroomd worden. Knelpunten: Intensivering maaibeheer (peilverlaging, bemesting), Verzuring (ern eutrofiëring) onder invloed van voedselrijk water of depositie, wintermaaien, betreding, achterstallig beheer; %ODXZJUDVODQG Abiotiek: Zwak zure tot matig zure, zeer natte tot natte, matig voedselarme tot licht voedselrijke bodems die niet overstroomd worden. Knelpunten: Verzuring of eutrofiëring door inlaat gebiedsvreemd water, afname kwel (dempen sloten) of depositie, verdroging, te extensief of te intensief maaibeheer; 7ULOYHQHQ+$ Abiotiek: Neutrale tot matig zure, ’s winters inunderende tot zeer natte, licht voedselrijke bodems, waar het grondwater niet of nauwelijks wegzakt. Knelpunten: Ontbreken jonge verlandingsstadia, intensivering maaibeheer, inlaat voedselrijk water, sterke bemesting van aangrenzend grasland, betreding, eutrofiëring; 9HHQPRVULHWODQGHQ+% Abiotiek: Matig zure, zeer natte, licht voedselrijke bodems, waar het grondwater nauwelijks wegzakt. Knelpunten: Intensivering maaibeheer, inlaat voedselrijk water, bemesting aangrenzend grasland, betreding, eutrofiëring; *DOLJDDQPRHUDVVHQ+ Abiotiek: Basische tot zwak zure, licht tot matig voedselrijke bodems die permanent zeer vochtig zijn. Knelpunten: Waterverharding door wegvallen kweldruk, inlaat van voedselrijk water, verlaging van het waterpeil, eutrofiëring; +RRJYHHQERVVHQ+' Abiotiek: Zure, zeer natte tot natte, zeer tot matig voedselarme bodems, waar het grondwater in de zomer niet verder dan 40 centimeter onder maaiveld wegzakt. Knelpunten: Verdroging en eutrofiering door peilverlaging, eutrofiëring, versnippering, betreding.
Habitatrichtlijnsoorten In tabel 2.2 en tabel 2.5 zijn de habitattypen weergegeven waarvoor “Naardermeer” en “Oostelijke Vechtplassen” zijn aangewezen. In tabel 4.8 is weergegeven in welke bestemmingsplangebieden de betreffende soorten aanwezig zijn. Overigens zijn deze soorten ook reeds beschreven in paragraaf 4.1, omdat deze soorten ook beschermd zijn onder de Flora- en faunawet. Voor de beschrijving van de soorten wordt dan ook verwezen naar paragraaf 4.1.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 39 -
28 mei 2010
7DEHO9RRUNRPHQYDQKDELWDWULFKOLMQVRRUWHQELQQHQKHWSODQJHELHG +DELWDWULFKWOLMQVRRUW
(8FRGH
%HVWHPPLQJVSODQJHELHG
Gevlekte witsnuitlibel
H1042
-
Gestreepte waterroofkever
H1082
Plassengebied, Nederhorst ten Berg, Ankeveen
Bittervoorn
H1134
Plassengebied, Tussen de Dijken, Nederhorst ten Berg, Ankeveen,
Kleine modderkruiper
H1149
Plassengebied, Tussen de Dijken, Nederhorst ten Berg, Ankeveen,
Rivierdonderpad
H1163
Plassengebied, Tussen de Dijken, Nederhorst ten Berg, Ankeveen,
Meervleermuis
H1318
Plassengebied, Tussen de Dijken, Nederhorst ten Berg, Ankeveen
Noordse woelmuis
H1340
Plassengebied, Tussen de Dijken, Nederhorst ten Berg, Ankeveen,
Groenknolorchis
H1903
Nederhorst den Berg, Ankeveen
Platte schijfhoren
H4056
Plassengebied, Tussen de Dijken, Nederhorst ten Berg, Ankeveen
Kortenhoef Kortenhoef Kortenhoef
Kortenhoef
Ook de Zeggekorfslak (Vertigo moulinsiana) komt voor binnen het plangebied en wel in de bestemmingsplangebieden Plassengebied, Tussen de Dijken, Kortenhoef, Nederhorst den Berg en Ankeveen. De Zeggekorfslak is een vocht- en warmteminnende soort van moerassen en broekbossen. Ze komt voor op voortdurend door kwel gevoede plaatsen waar de kruidenvegetatie wordt gedomineerd door grassen. De Zeggekorfslak overwintert vlak boven de grond, op stengels en de onderzijde van bladeren van grassen en zeggen. De Zeggekorfslak leeft van schimmels die parasiteren op de moerasplanten. Kwelwater is vermoedelijk van vitaal belang voor overleving van de droogte- en koudegevoelige soort; het zorgt voor een constant hoge luchtvochtigheid en het sijpelende water voorkomt ‘s winters dat de temperatuur te ver wegzakt. Op veel vindplaatsen is dit kwelwater relatief kalkrijk8. De soort is opgenomen op bijlage II van de Habitatrichtlijn, maar “Naardermeer” en “Oostelijke Vechtplassen” zijn niet voor deze soort aangewezen. Ook onder de Flora- en faunawet geniet deze soort geen bescherming. Wel is de soort als “kwetsbaar” opgenomen op de Rode Lijst. 4.2.3
Vogelrichtlijnsoorten In tabel 2.3 en tabel 2.1 zijn de habitattypen weergegeven waarvoor “Naardermeer” en “Oostelijke Vechtplassen” zijn aangewezen. In tabel 4.9 is weergegeven in welke bestemmingsplangebieden de betreffende habitattypen aanwezig zijn.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 40 -
Definitief rapport
7DEHO9RRUNRPHQYDQYRJHOULFKWOLMQVRRUWHQELQQHQKHWSODQJHELHG 9RJHOULFKWOLMQVRRUW
(8FRGH
%HVWHPPLQJVSODQJHELHG
Aalscholver***
A017
Niet als broedvogel. Als niet broedvogel in Plassengebied, Tussen de
Roerdomp***
A021
Plassengebied, Ankeveen
Woudaap***
A022
Plassengebied
Purperreiger***
A029
Plassengebied, Ankeveen
Kolgans
A041
Plassengebied, Tussen de Dijken, Kortenhoef, Nederhorst den Berg,
Grauwe gans
A043
Plassengebied, Tussen de Dijken, Kortenhoef, Nederhorst den Berg,
Smient
A050
Plassengebied, Tussen de Dijken, Kortenhoef, Nederhorst den Berg,
Krakeend
A051
Plassengebied, Tussen de Dijken, Kortenhoef, Nederhorst den Berg,
Slobeend
A056
Plassengebied, Tussen de Dijken, Kortenhoef, Nederhorst den Berg,
Tafeleend
A059
Plassengebied, Tussen de Dijken, Kortenhoef, Nederhorst den Berg,
Nonnetje
A068
Plassengebied, Tussen de Dijken, Kortenhoef, Nederhorst den Berg,
Porseleinhoen***
A119
Plassengebied
Zwarte stern***
A197
Plassengebied, Nederhorst den Berg, Ankeveen
IJsvogel***
A229
Plassengebied, Tussen de Dijken, Nederhorst den Berg
Dijken, Nederhorst den Berg, Ankeveen
Ankeveen Ankeveen Ankeveen Ankeveen Ankeveen Ankeveen Ankeveen
Snor***
A292
Plassengebied, Kortenhoef, Nederhorst den Berg, Ankeveen
Rietzanger***
A295
Plassengebied, Tussen de Dijken, Kortenhoef, Nederhorst den Berg,
Grote karekiet***
A298
Plassengebied, Tussen de Dijken
Ankeveen ***: Aangewezen als broedvogel in een van beide gebieden
Aalscholver In Nederland broedt de Aalscholver in bomen zoals wilgen, elzen en populieren en andere verticale landschapselementen zoals hoogspanningsmasten en boorplatformen in de buurt van visrijke wateren in het binnenland en langs de kust. In ons land zijn Aalscholvers zowel te zien in zoete als zoute wateren met goede vispopulaties. De Aalscholver maakt gebruik van gemeenschappelijke rust- en slaapplaatsen, meestal op grote afstand van potentiële verstoringsbronnen. Het voedsel van de aalscholver bestaat vrijwel uitsluitend uit vis. De soort is opportunistisch wat betreft zijn prooikeuze en de selectie van de visgrootte, hij past zich aan het lokale voedselaanbod aan voor zo ver zijn keel dat toelaat. In zoete wateren wordt voornamelijk in scholen levende vis als spiering, baars, pos, blankvoorn en karperachtigen gegeten. In zoute wateren eet de aalscholver vooral platvis (schol), maar ook zandspiering, kleine zeenaald en driedoornige stekelbaars8.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 41 -
28 mei 2010
Roerdomp De broedbiotoop bestaat uit (half)open waterrijke landschappen met brede zones overjarig waterriet en veel overgangen van riet naar water en/of grasland. De soort nestelt plaatselijk ook in homogene vegetaties van lisdodde of mattenbies. De nestplaats is gelegen in periodiek geïnundeerd rietland of tussen permanent in het water staande riet of lisdodden van minimaal enkele jaren oud. Op de nestplek heeft ophoping van oude stengels plaatsgevonden zodat een ‘kniklaag’ is ontstaan, of er is een onderlaag van grote zeggen ofwel ‘zeggenbult’. Het voedsel van de Roerdomp bestaat voornamelijk uit vis en amfibieën. De vogel zoekt zijn voedsel in het ondiepe water tussen het waterriet en langs de randen ervan, verder ook in vochtige en vaak wat ruige graslanden8. Woudaap De broedbiotoop van de Woudaap omvat met riet omzoomde oevers van zoetwatermeren en plassen en stille bochten van langzaam stromende rivieren. De vogel nestelt in moerassen met open water en overgangen tussen dichte riet- of lisdoddenvegetatie en verspreide opslag. Het voedsel van de Woudaap bestaat uit vis, amfibieën en aquatische insecten, die worden gevangen in ondiep, helder water8. Purperreiger De broedbiotoop bestaat uit water- en moerasrijke landschappen. De nestplaats ligt in uitgestrekte rietvelden, waar doorgaans bodemnesten worden gemaakt op een kniklaag van oud, niet te dicht, sterk riet in ondiep water. Ook maken de Purperreigers nesten in wilgenstruiken en soms in moerasbos, tussen blauwe reigers. De voedselbiotoop bestaat uit waterpartijen met veel ondiep, helder en visrijk water. Vaak is dat veenwater omdat de voorkeur uitgaat naar grote moerasgebieden. Daarnaast foerageert de soort ook veel op natte graslanden en in sloten in het boerenland. Het voedsel van de Purperreiger bestaat uit vis (o.a. driedoornige stekelbaars, grote modderkruiper), waterinsecten, kleine zoogdieren (veldmuizen) en amfibieën8. Kolgans De Kolgans heeft voorkeur voor open landschappen in het agrarisch gebied. Van belang zijn rustige en roofdiervrije slaapplaatsen op grotere wateren en terreinen met voldoende voedselaanbod binnen een straal van maximaal 20 km (meestal <10 km) rond de slaapplaatsen. Na aankomst in het najaar verblijft de soort ook bij akkers met oogstresten voor zover die niet zijn ondergeploegd. De Kolgans is een planteneter die foerageert op een verscheidenheid aan planten, zaden en wortels. Gedurende een korte periode in november-december voedt hij zich ook van oogstresten van vooral suikerbiet. In de overwinteringsgebieden eet de kolgans veel grassen en incidenteel ook ingezaaid wintergraan, vaak tijdens vorst. In ondergelopen uiterwaarden of grasland foerageert de soort ook op worteldelen8.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 42 -
Definitief rapport
Grauwe gans De Grauwe gans verblijft overwegend in agrarisch gebied. Meer dan andere ganzensoorten is de Grauwe gans ook in moerassen en estuaria te zien. Voedselterreinen en slaapplaatsen liggen traditioneel vast, net als bij andere ganzen. De afstanden daartussen zijn bij de grauwe gans vaak relatief kort, in de regel kleiner dan 10 km. Grauwe ganzen zijn planteneters. Ze leven gedurende het grootste deel van het jaar voornamelijk van gras. Ook oogstresten van bieten en aardappelen en kweldervegetatie staan op het menu. In de ruiperiode eten grauwe ganzen voornamelijk riet, maar kort voor en na de ruiperiode zijn ze soms ook afhankelijk van gras of akkergewassen zoals zomergraan8. Smient De Smient verblijft in estuaria, ‘wetlands’ en graslanden die in de nabijheid van vaarten, plassen en meren liggen. Vooral in het eerste deel van het najaar/winterseizoen is hij veel te zien in estuaria en getijdengebieden. Daarna zoekt de soort steeds meer het open agrarische gebied in het binnenland op. Smienten rusten daar overdag op vaarten, plassen en meren, en vliegen dan ‘s avonds bij het invallen van de duisternis naar de voedselgebieden in cultuurgrasland. Smienten zijn planteneters die op een grote verscheidenheid aan planten, zaden en wortels kunnen foerageren8. Krakeend De Krakeend heeft een voorkeur voor ondiepe, voedselrijke (eutrofe) zoete wateren. Het kan stilstaand water zijn of zwakstromend water. De soort komt ook voor in brak water, maar mijdt zoute wateren. De Krakeend foerageert vaak bij of op harde oeversubstraten zoals strekdammen, vooroeververdedigingswerken en betonwanden. Het dieet van de Krakeend is grotendeels plantaardig. Hij eet vooral loof, wortels en zaden van waterplanten zoals krans- en draadwieren en vegetatieve delen van waterplanten, soms ook valgraan op stoppelvelden. Daarnaast eet hij ook dierlijk voedsel zoals zoetwaterslakken, waterinsecten, wormen en kleine visjes. Hij zoekt zijn voedsel in ondiep zoet water waarin kranswieren en andere waterplanten groeien, bij voorkeur langs natuurlijke oevers8. Slobeend De Slobeend komt voornamelijk op zoet water voor. De soort mijdt grote estuaria en het intergetijdengebied. De voedselhabitat bestaat uit zoetwatermoerassen, natte natuurgebieden, rivierarmen, plassen en meren. De Slobeend foerageert bij voorkeur in ondiepere bochten en andere beschutte waterpartijen. De Slobeend eet een grote verscheidenheid aan voedsel, maar is gespecialiseerd in watervlooien en ander zoöplankton. Daarnaast foerageert de soort op kleine (zoetwater)mollusken, insecten en hun larven, maar ook op zaden en plantenresten8. Tafeleend De Tafeleend is een zoetwatersoort, met voorkeur voor grotere meren en plassen. De dagrustplaatsen bevinden zich vaak op rustige zoete wateren, bijvoorbeeld in de luwte van dijken of eilanden. De Tafeleend leeft van zowel plantaardig als dierlijk voedsel al naar gelang het aanbod, de tijd van het jaar en de locatie. Ondergedoken waterplanten, kranswieren en fonteinkruiden, evenals vlokreeften, zoetwatermollusken, waterinsecten(larven), amfibieënlarven, kikkervisjes en kleine visjes vormen de belangrijkste voedselbron8.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 43 -
28 mei 2010
Nonnetje Het Nonnetje leeft voornamelijk op visrijke grote zoetwatermeren. Estuariene wateren en rivieren fungeren vooral als alternatief leefgebied bij strenge vorst en ijsvorming op de zoete meren. Het Nonnetje is in ons land een viseter, met voorkeur voor vis van 5-8 cm grootte. Het favoriete stapelvoedsel is spiering. Daarnaast foerageert het Nonnetje ook op jonge baars en snoekbaars en in mindere mate ook op pos en driedoornige stekelbaars. In de broedtijd bestaat zijn voedsel vooral uit macrofauna8. Porseleinhoen De broedbiotoop van het Porseleinhoen bestaat uit open moerassige terreinen van minimaal 1-2 ha met matig voedselrijk water. De Porseleinhoen zoekt een permanent (of periodiek) natte situatie van ongeveer 10 tot 35 cm diep water op met een weelderige vegetatie van biezen, zeggen, lisdodden en andere moerasplanten (hoogte 0.5-1 m). Het Porseleinhoen voedt zich in hoofdzaak met insecten en kleine weekdieren, die hij zoekt in de omgeving van de nestplaats langs slikranden en onder de dekking van een weelderige vegetatie8. Zwarte stern De Zwarte stern is tijdens het broedseizoen gebonden aan zoet water. De broedbiotoop bestaat vooral uit zoetwatermoerassen, vennen, uiterwaarden, plassen en sloten, en oevers van meren en langzaam stromende rivieren. De Zwarte sterns bouwen hun nesten van nature op drijvende waterplanten vroeger was dat vaak Krabbenscheer. Zwarte sterns verblijven buiten het broedseizoen bij voorkeur in grote zoetwatermeren. Ze leven echter zowel in zoete als zoute wateren. Zwarte sterns maken vaak traditioneel gebruik van gemeenschappelijke slaapplaatsen op schaars begroeide kwelders en schorren en op drooggevallen zandbanken en slikken maar slapen ook wel op binnendijkse akkers en in rietmoerassen. Zwarte sterns eten in de broedtijd veel insecten en andere kleine ongewervelde dieren. Naast een voldoende groot aanbod van insecten is de aanwezigheid van visrijk water binnen een straal van 5 km van het nest van belang, omdat vissen een noodzakelijke aanvulling op het dieet van de Zwarte stern vormen 8. IJsvogel De broedbiotoop van de IJsvogel bestaat uit beschutte visrijke, ondiepe, heldere en doorgaans langzaam stromende wateren van minimaal twee meter breed. Het nest is een gegraven hol in steile, vaak afkalvende oevers, wanden van afgravingen of aardkluiten van omgewaaide bomen. Het nest ligt doorgaans direct aan of binnen 200 meter van de waterkant. Voedsel zoekt de ijsvogel vanaf een zitplaats zoals overhangende takken, waarvan de vogel direct in helder water kan duiken. Het voedsel van IJsvogels bestaat voornamelijk uit visjes en waterinsecten zoals libellenlarven, waarbij vis de voorkeur heeft8.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 44 -
Definitief rapport
Snor De voorkeur van de Snor gaat uit naar opgaande, overjarige rietvegetaties met een goed ontwikkelde onderlaag van oud plantenmateriaal (een ‘kniklaag’) in ondiep water. Het zijn natte structuurrijke rietvegetaties die op een ondergrond van minerale bodem en (laag)veen groeien, minimaal 1,5 meter hoog zijn. Vaak is hier en daar wilgenopslag aanwezig. Voor een broedbiotoop van de snor is minimaal 1-2 hectare aan oppervlak nodig. Water op het maaiveld is essentieel. De Snor maakt zijn nest in dichte vegetatie, tussen gebroken rietstengels, lisdodde, grote zeggen en gagel, op een hoogte van 1030 cm boven de grond of het wateroppervlak. Voedsel wordt gezocht in de onderste lagen van de moerasvegetaties, ook vlak boven bodem en water en later in het broedseizoen ook in wilgenopslag. Het voedsel van de Snor bestaat uit kleine diertjes (ongewervelden)8. Rietzanger De broedbiotoop van de Rietzanger bestaat uit vochtige tot vrij droge overjarige rietkragen, rietlanden en kruidenrijke ruigten, zoals te vinden zijn in moerassen, kanalen, sloten, meren, rivieren en grienden en broekbossen. De nestplaats bevindt zich in de ‘kniklaag’ van overjarige rietlandvegetaties ofwel onderlaag van ruigtkruiden en lage struiken van voornamelijk wilgen. Het voedsel van de rietzanger bestaat voornamelijk uit luizen en ook wel uit andere geleedpotigen8. Grote karekiet De Grote karekiet nestelt langs de randen van rietmoerassen en langs grote open wateren met brede waterrietzones. Het riet dient ijl en hoog te zijn en tevens vitaal en stevig. De soort foerageert in waterrietzones, maar ook veel daarbuiten, in kruidige en struikachtige vegetaties. Het voedsel van de Grote karekiet bestaat vooral uit water- en oeverinsecten zoals libellen en waterkevers, ook wel uit jonge kikkers8.
(FRORJLVFKH+RRIGVWUXFWXXU Zoals in eerdere hoofdstukken reeds aangehaald bevindt het plangebied zich ook in de Ecologische Hoofdstructuur. Soorten van de Rode Lijst zijn van belang bij de beoordeling van eventuele effecten in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur. Voor zover nog niet in paragraaf 4.1en 4.2 aan de orde gekomen als zijnde beschermd, worden deze hieronder (tabel 4.10) weergegeven. Voor zover het vogels betreft zijn in tabel 4.10 alleen die soorten opgenomen waarvoor uit de beschikbare gegevens blijkt dat broedgevallen niet uitgesloten kunnen worden. Soorten die alleen foeragerend of overvliegend zijn waargenomen, zijn buiten beschouwing gelaten.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 45 -
28 mei 2010
7DEHO$DQZH]LJHRIPRJHOLMNDDQZH]LJHVRRUWHQYDQGH5RGH/LMVW 6RRUW
:HWHQVFKDSSHOLMNHQDDP
7D[RQRPLVFKH
6WDWXV
JURHS
5RGH/LMVW
%HVWHPPLQJVSODQJHELHG
Bruine Korenbout
Libellula fulva
Libellen
Kwetsbaar
Mogelijk Kortenhoef
Bruine Winterjuffer
Sympecma fusca
Libellen
Bedreigd
Mogelijk Kortenhoef
Glassnijder
Brachytron pratense
Libellen
Kwetsbaar
Nederhorst den Berg, Ankeveen
Galigaan
Cladium mariscus
Vaatplanten
Zeldzaam
Ankeveen
Krabbenscheer
Stratiotes aloides
Vaatplanten
Algemeen
Plassengebied, Tussen de Dijken,
voorkomend
Kortenhoef, Nederhorst den Berg, Ankeveen
Grutto
Limosa limosa
Vogels
Gevoelig
Huismus
Passer domesticus
Vogels
Gevoelig
Plassengebied, Ankeveen Mogelijk Kortenhoef
Kemphaan
Philomachus pugnax
Vogels
Ernstig bedreigd
Plassengebied, Ankeveen
Kleinst Waterhoen
Porzana pusilla
Vogels
Verdwenen
Plassengebied
Koekoek
Cuculus canorus
Vogels
Kwetsbaar
Plassengebied, Tussen de Dijken
Matkop
Poecile montanus
Vogels
Gevoelig
Mogelijk Kortenhoef
Nachtegaal
Luscinia megarhynchos
Vogels
Kwetsbaar
Nederhorst den Berg,
Paapje
Saxicola rubetra
Vogels
Bedreigd
Plassengebied
Pijlstaart
Anas acuta
Vogels
Bedreigd
Plassengebied
Ringmus
Passer montanus
Vogels
Gevoelig
Nederhorst den Berg
Tureluur
Tringa totanus
Vogels
Gevoelig
Plassengebied
Watersnip
Gallinago gallinago
Vogels
Bedreigd
Plassengebied
Zomertaling
Anas querquedula
Vogels
Kwetsbaar
Mogelijk Plassengebied
Plassengebied
*: Er is gebruik gemaakt van de Rode Lijst uit 2004
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 46 -
Definitief rapport
72(76,1*6.$'(5
7RHWVLQJVNDGHU Zoals eerder aangehaald wordt onderscheid gemaakt tussen Natuurbeschermingswet, Flora- en faunawet en Ecologische Hoofdstructuur. Allereerst is daarom een algemeen afwegingskader noodzakelijk, gebaseerd op hoofdstuk 2. In figuur 5.1 is dit schema weergegeven. Snel duidelijk wordt, welke wet- en regelgeving relevant is. Voor de relevante wet- en regelgeving is een korte toelichting opgenomen. Het is goed op te merken dat de daadwerkelijke toetsing uitgevoerd dient te worden door een - op grond van de door het Ministerie van LNV daarvoor vastgestelde richtlijnen - inhoudelijk specialist. Bijgevoegd schema kan door bijvoorbeeld Gemeente Wijdemeren gebruikt worden om ervoor te zorgen dat de uiteindelijke uitwerking van het bestemmingsplan ook voldoet aan de kaders gesteld vanuit natuur wet- en regelgeving. Zo wordt gewaarborgd dat de activiteiten in het bestemmingsplan daadwerkelijk niet conflicteren met natuur wet- en regelgeving. In figuur 5.2 en figuur 5.4 is vervolgens weergegeven welke globale proceduretijd aan Natuur beschermingswet en Flora- en faunawet gekoppeld is, mocht vergunning of ontheffing toch noodzakelijk blijken. Zo kan een initiatiefnemer hier al in een vroeg stadium rekening mee houden, waardoor knelpunten in de planning voorkomen kunnen worden. Een stukje rust voor iedereen. Voor de Ecologische Hoofdstructuur is een dergelijk schema niet opgenomen, omdat alleen in intensief overleg met Bevoegd Gezag bepaald kan worden hoe de compensatieopgave in ruimte en tijd ingevuld kan worden. Hieraan is geen termijn te koppelen.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 47 -
28 mei 2010
28 mei 2010
9V3597/R00002/902430/Rott - 48 -
Definitief rapport
Geactualiseerde Ecoscan
)LJXXU$OJHPHHQDIZHJLQJVNDGHU1DWXXUZHWJHYLQJLQUHODWLHWRW5XLPWHOLMNHRQWZLNNHOLQJHQ
5.1.1
Natuurbeschermingswet Zoals figuur 5.1 laat zien is voor zover het de Natuurbeschermingswet betreft van belang onderscheid te maken tussen werkzaamheden ín een Natura 2000-gebied of Speciale Beschermingszone en werkzaamheden buíten deze gebieden. Voor werkzaamheden of ontwikkelingen -inclusief natuurbeheer- binnen een Natura 2000-gebied zal altijd een afweging gemaakt moeten worden voor alle negentien storingsfactoren zoals het Minister van LNV deze onderscheidt (Broekmeyer et al., 200534 met aanvullingen in LNV (2009b)35). In tabel 5.1 zijn deze effecten weergegeven, waarbij op hoofdlijnen is weergegeven welk type werkzaamheden kan leiden tot de betreffende storingsfactor. Het gaat nadrukkelijk niet om een uitputtende opsomming. Zoals eerder aangehaald dient de afweging -op grond van detailinformatie omtrent de voorgenomen activiteit- gemaakt te worden door een door het Ministerie van LNV erkende specialist. 7DEHO6WRULQJVIDFWRUHQ%URHNPH\HUet al., JHUHODWHHUGDDQZHUN]DDPKHGHQ 1U
6WRULQJVIDFWRU
=HNHUUHOHYDQWLQJHYDOYDQ
1
Oppervlakteverlies
Bebouwing, aanleg (water)wegen, windmolens, natuurontwikkeling
2
Versnippering
Bebouwing, aanleg (water)wegen, windmolens,
3
Verzuring
Bebouwing, emissie vanuit industrie, aanleg (water)wegen,
4
Vermesting
Bebouwing, emissie vanuit industrie, aanleg (water)wegen,
5
Verzoeting
Lozingen, peilbeheer, grondwateronttrekking
6
Verzilting
Lozingen, peilbeheer, grondwateronttrekking
7
Verontreiniging
Lozingen, emissies vanuit industrie, recreatie
8
Verdroging
Peilbeheer, grondwateronttrekking, natuurontwikkeling
9
Vernatting
Peilbeheer, grondwateronttrekking, natuurontwikkeling
10
Verandering stroomsnelheid
Peilbeheer, aanleg of verandering watergangen,
11
Verandering overstromingsfrequentie
Aanleg bergingsvoorzieningen, peilbeheer, natuurontwikkeling
12
Verandering dynamiek substraat
Onderhoud aan watergangen
13
Geluid
Bebouwing, industrie, aanleg (water)wegen, recreatie
14
Licht
Bebouwing, industrie, aanleg (water)wegen, recreatie
15
Trillingen
Heien (bebouwing), industrie
16
Optische verstoring
Recreatie, aanleg (water)wegen, windmolens
17
Mechanische effecten
Bouwrijp maken, natuurontwikkeling
18
Verandering populatiedynamiek
Mogelijk bij alle voorgaande
19
Verandering soortensamenstelling
Mogelijk bij alle voorgaande, natuurontwikkeling
natuurontwikkeling, recreatie peilbeheer peilbeheer
natuurontwikkelingen
34 35
Broekmeyer, M.E.A.; 2006; Effectenindicator Natura 2000-gebieden; Alterra-rapport 1375; Wageningen. LNV; 2009b; Effectenindicator Natura 2000-gebieden - Aanvullingen bij het Altarra-rapport 1375 uit 2005; http://www.minlnv.nl
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 49 -
28 mei 2010
Wanneer het gaat om activiteiten buiten een onder de Natuurbeschermingswet beschermd gebied, dient getoetst te worden op eventuele effecten als gevolg van externe werking. Ook tijdelijke evenementen, zoals bijvoorbeeld festivals, zullen in deze categorie vallen. Hoewel afhankelijk van het initiatief, gaat het met name om licht, geluid, trillingen, depositie van gebiedsvreemde stoffen (verzuring, vermesting en verontreiniging) en optische verstoring. Bij grote projecten kunnen ook andere storingsfactoren relevant worden. In tabel 5.1 zijn deze storingsfactoren in oranje weergegeven. Onderstaand (paragraaf 5.2 en in) zijn richtafstanden gegeven. Belangrijk is op te merken dat deze afstanden geen enkele juridische status hebben, maar wel bruikbaar zijn voor een eerste afweging.
)LJXXU3URFHGXUHHQSURFHGXUHWLMG1DWXXUEHVFKHUPLQJVZHW
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 50 -
Definitief rapport
5.1.2
Flora- en faunawet Omdat deze wet geldt voor het gehele Nederlandse grondgebied, ook buiten beschermde gebieden, is het niet direct duidelijk wanneer en welke activiteiten getoetst moeten worden. Vanuit juridisch oogpunt dienen alle activiteiten getoetst te worden aan de Flora- en faunawet. Het is echter in vrijwel alle gevallen mogelijk om de werkzaamheden op dusdanige wijze te plannen dat effecten in kader van de Flora- en faunawet kunnen worden voorkomen. Denk bijvoorbeeld aan het niet starten van werkzaamheden gedurende het broedseizoen. Bovenstaande gaat niet op voor soorten die beschermd zijn door middel van Tabel 3 en óók genoemd zijn op Bijlage IV van de habitatrichtlijn (bijvoorbeeld vleermuizen) en Vogels met vaste nesten. Voor eerst genoemde categorie kan (bij de juridische stand van zaken per november 2009) alleen ontheffing worden voor verstoring van betreffende soorten aangevraagd worden wanneer sprake is van werkzaamheden in het kader van: x Bescherming van flora en fauna (b); x Volksgezondheid of openbare veiligheid (d); x Dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten (e). Een dergelijk belang zal waterdicht onderbouwd moeten worden, hetgeen niet altijd mogelijk zal zijn en vrijwel altijd veel overleg en dus tijd vergt. Voor vogels (met vaste nesten) zijn de kaders nog strikter gesteld. Ten aanzien van deze soorten (bijvoorbeeld Steenuil) kan alleen ontheffing worden voor verstoring van betreffende soorten aangevraagd worden wanneer sprake is van werkzaamheden in het kader van: x Bescherming van flora en fauna (b); x Veiligheid van het luchtverkeer (c); x Volksgezondheid of openbare veiligheid (d). Een Dwingende reden van groot openbaar belang is ten aanzien van vogels niet langer een grond voor ontheffing. Onderbouwing van voornoemde ontheffingsgronden voor ruimtelijke ontwikkeling is nauwelijks mogelijk. Gezocht zal moeten worden naar een acceptabele manier om effecten te voorkomen. In veel gevallen kunnen negatieve effecten op beschermde planten of dieren voorkomen of voldoende beperkt worden door mitigerende maatregelen, zodat het initiatief zeker vergunbaar is. Maatregelen op hoofdlijnen zijn weergegeven in tabel 5.2. Ook hier gaat het nadrukkelijk niet om een uitputtend overzicht. Maatwerk is per initiatief noodzakelijk.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 51 -
28 mei 2010
7DEHO0LWLJHUHQGHPDDWUHJHOHQRSKRRIGOLMQHQRQGHUGH)ORUDHQIDXQDZHWSHUVRRUWJURHS 6RRUWJURHS
0RJHOLMNHPLWLJHUHQGHPDDWUHJHO
Vaatplanten
x
Grondgebonden zoogdieren Vleermuizen
Amfibieën en reptielen
Vissen
Broedvogels zonder vast nest
Broedvogels met vast nest
Vlinders en libellen
x
Groeiplaatsen ontzien Individuen voorafgaand aan de ingreep uitsteken en in geschikt habitat
x
herplanten
x x
Niet werken in periode van winterrust of voortplanting
x
x
Verblijfplaatsen voorafgaand aan de ingreep compenseren
x
Werkzaamheden aan verblijfplaatsen in geschikte periode uitvoeren
x
uitvoeren
x
Individuen vangen en uitzetten in geschikt habitat
x
Werkzaamheden buiten winterrust en voortplantingsperiode uitvoeren
x
x
Beperken werkgebied Werkzaamheden overdag uitvoeren
Werkzaamheden aan foerageergebied of migratieroute in de winter Werkzaamheden buiten winterrust en voortplantingsperiode uitvoeren Beperken werkgebied
x
Individuen vangen en uitzetten in geschikt habitat
x
Werkzaamheden uitvoeren buiten het broedseizoen
x
Werkzaamheden starten voor het broedseizoen en continu doorzetten
x
broedseizoen ongeschikt houden
x
Vaste verblijfplaatsen én de functionele omgeving daarvan ontzien
x
compenseren
x
Beperken werkgebied
Broedhabitat voor broedseizoen ongeschikt maken en gedurende het
Veloren gaande verblijfplaatsen voorafgaand aan de ingreep Uitvoeren van de werkzaamheden in daarvoor geschikte periode
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 52 -
Definitief rapport
Ter illustratie is in figuur 5.3 weergegeven welke voorkeursperiodes de Waterschappen in hun gedragscodes hanteren als het gaat om activiteiten die niet vallen onder bestendig beheer en onderhoud36.
)LJXXU,QGLFDWLHYHZHHUJDYHYDQSHULRGHVZDDULQZHUN]DDPKHGHQNXQQHQZRUGHQXLWJHYRHUG
Het is goed te vermelden dat tegen deze Gedragscode beroep is aangetekend door de VZZ op grond waarvan de Raad van State (Afdeling Bestuursrecht) 27 oktober 2009 geoordeeld heeft dat deze Gedragscode strijdig is met de regelgeving. Het gaat hioerbij om het niet hoeven aanvragen van een ontheffing voor soorten genoemd op Tabel 3 van de Flora- en faunawet voor bestendig beheer en onderhoud. Op de indicatieve waarde van figuur 5.3 heeft deze uitsprak echter geen invloed. 5.1.3
Ecologische Hoofdstructuur en Provinciaal Ecologische Hoofdstructuur Volgens de handleiding van het Ministerie van LNV23 hoeft een toetsing aan de kaders van de EHS alleen te worden uitgevoerd wanneer ingrepen ín de EHS zijn voorzien. Uit recente projectervaring blijkt dat het belangengroepen ook de nadruk leggen op ingrepen buiten de EHS die via externe werking de “wezenlijke waarden en kenmerken” aantasten. Door hier vooraf rekening mee te houden, kan vertraging in een later stadium worden voorkomen. Wat betreft globale contouren kan gebruik gemaakt worden van de vuistregels zoals geïntroduceerd voor de Natuurbeschermingswet (zie eerdere paragrafen). In veel provincies zijn de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS vertaald naar natuurdoeltypen die binnen de EHS gerealiseerd moeten worden en het voorkomen van soorten genoemd op de Rode Lijst. Overigens zijn de natuurdoeltypen recentelijk vervangen door zogenoemde “natuurbeheertypen”, die landelijk toegepast gaan worden. Wanneer ingrepen ín de EHS zijn voorzien zijn moet, in overleg met Bevoegd Gezag (provincie), bepaald worden waar de niet meer te realiseren natuurdoeltypen of leefgebied voor soorten van de Rode Lijst gecompenseerd wordt. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de uitwerking hiervan. 36
Unie van Waterschappen; 2006; Gedragscode Flora- en Faunawet voor waterschappen; Den Haag
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 53 -
28 mei 2010
)LJXXU3URFHGXUHHQSURFHGXUHWLMG)ORUDHQIDXQDZHW
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 54 -
Definitief rapport
%HNQRSWHEHVFKULMYLQJHIIHFWHQ Alvorens in te gaan op de toetsing van de bestemmingsplannen zal iets dieper ingegaan worden op enkele vanuit externe werking veelvoorkomende storingsfactoren en hun effecten. Het betreft een algemene beschouwing en zeker geen gebieds- of soortspecifieke informatie. De effecten verschillen immers per soort, moment in de tijd en plaats in de ruimte. Uiteraard kunnen verschillende vormen van bestaand gebruik meerdere effecten sorteren of een interactie tussen effecten opleveren. Geprobeerd wordt op basis van beschikbare informatie verstoringscontouren te definiëren. Deze zijn gebruikt als hulpmiddel bij de toetsing van de bestemmingsplannen (hoofdstuk 6) en het algemene toetsingskader (paragraaf 5.1). Per situatie is in het vervolg echter apart beoordeeld welke effecten feitelijk op kunnen treden. Zoals in paragraaf 5.3 aangehaald zijn voor verreweg de meeste ruimtelijke ontwikkelingen effecten van licht, geluid, trillingen, emissies en recreatie (onder andere optische verstoring) het meest relevant in het kader van externe werking. Deze zullen kort worden besproken, met name ook omdat uit de voorgaande Ecoscans3,4,5,6 en Ecoscans voor losse ontwikkelingen37 is gebleken dat deze vaak het meest relevant zijn voor “Oostelijke Vechtplassen” en “Naardermeer”. Bovendien is gemeente Wijdemeren niet voornemens om initiatieven mogelijk te maken ín de beide Nature 2000-gebieden, waardoor met name externe werking van belang is. De voornoemde storingsfactoren zijn veelal relevant als het gaat om externe werking. De overige verstoringsfactoren zijn met name relevant als het gaat om nieuwe ontwikkelingen, die niet aan de orde zijn als het gaat om conserverende bestemmingsplannen. Uiteraard zullen alle initiatieven die het bestemmingsplan toelaat uiteindelijk individueel getoetst moeten worden aan natuur wet- en regelgeving. In het kader van bestemmingsplannen hoeft immers alleen zeker gesteld te worden dat de toegestane initiatieven vergunbaar zijn onder vigerende natuur wet- en regelgeving.
5.2.1
Geluid Ten aanzien van habitattypen, habitatrichtlijnsoorten en de individuele soorten zijn vooral zoogdieren en vogels van belang. De overige soortengroepen worden niet of nauwelijks door geluid beïnvloed (Visser, 199638). Voor (kleine) zoogdieren is nauwelijks iets bekend met betrekking tot verstoring als gevolg van geluid. Voor grote zoogdieren, waaronder hertachtigen (Cervidae), is wel onderzoek gedaan naar het effect van aanvliegende vliegtuigen (zie onder meer Smit (200139) voor een overzicht). Het zijn echter veelal vogels waarvoor het effect van geluidverstoring is onderzocht, wat waarschijnlijk samenhangt met het feit dat verstoring bij vogels makkelijker waar te nemen is39. 37
Possen, B.J.H.M.; 2009; Bestemmingsplan Jachthaven Manten - Ecoscan; 9T9007/R00002/902430/1; Royal Haskoning B.V.; ‘s-Hertogenbosch.
38
Visser; 1996; Invloed van wandelrecreatie op de fauna van de Amsterdamse waterleidingduinen - Een inventariserend literatuuronderzoek; IN Smit, C.; 2001; Effecten van militair gebruik en recreatie op flora en fauna – een literatuuronderzoek; Expertisecentrum LNV; nr.2001-037; Wageningen.
39
Smit, C.; 2001; Effecten van militair gebruik en recreatie op flora en fauna – een literatuuronderzoek; Expertisecentrum LNV; nr.2001-037; Wageningen.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 55 -
28 mei 2010
Toch zijn ook ten aanzien van vogels soortspecifieke dosis-effect relaties maar beperkt beschikbaar. Wel zijn verschillende onderzoeken voorhanden die inzicht geven in verstoring door vliegtuigen (voor een overzicht zie 39) en verkeerslawaai (onder meer Reijnen et al, 198740, 199241, 199542, 199643 en Reijnen & Foppen, 199444; SOVON, 200245). Hierbij wordt doorgaans een verstoringdrempel van 43 dB(A) gehanteerd. 6WDWXVYDQGHYHUVWRULQJVFRQWRXUHQ Het vaststellen van algemene richtlijnen is wenselijk om toetsing van de in de nu voorliggende maar ook toekomstige bestemmingplannen mogelijke ontwikkelingen zo eenvoudig mogelijk te kunnen toetsen. Bijvoorbeeld door een contour in meters. Het is echter belangrijk te vermelden dat dergelijke afstanden per gebied, soort, locatie, tijd of ontwikkeling verschillen en dat het daarmee geen algemeen geldende waarheden betreft! Onderstaand is beschreven hoe gekomen is tot een algemene richtlijn, welke voor veel vormen van gebruik in en rondom het gebied toegepast kan worden.
Op afstanden die groot zijn ten opzicht van de afmetingen van de geluidsbron, neemt de geluidsintensiteit af met het kwadraat van de afstand. Als de geluidsbron zich buiten bevindt, en als de afmetingen van deze bron klein zijn ten opzichte van de afstand van de waarnemer, dan kan de bron beschouwd worden als een puntbron. Het geluid wordt dan afgestraald over een bolvormig oppervlak. De afgestraalde geluidsenergie wordt dan verspreid over een oppervlak dat evenredig is met het kwadraat van de afstand tot de bron. Het geluidsniveau zal dan afnemen met 6 dB voor elke verdubbeling van de afstand. Lijnbronnen, zoals bijvoorbeeld een weg met veel verkeer straalt het geluid anders af, namelijk in de vorm van een cilinder. Ook het oppervlak van de denkbeeldige cilinder wordt groter op grotere afstand, maar dat gaat evenredig met de afstand. Het geluidsniveau van een lijnbron neemt hierdoor af met 3 dB per verdubbeling van de afstand46.
40
Reijnen, M.J.S.M., Thissen, J.B.M.; 1987; The effects from road traffic on breeding-bird populations in woodland; Annual report 1986; 121-132; Research Institute for Nature Management; Leersum.
41
Reijnen, M.J.S.M., Veenbaas, G., Foppen, R.P.B.; 1992; Het voorspellen van het effect van snelverkeer op broedvogelpopulaties; P-DWW-92-709.
42
Reijnen, R., Foppen, R., Braak, C. ter, Thissen, J.; 1995; The effects of car traffic on breeding bird populations in woodland III – reduction of density in relation to the proximity of main roads; The journal of applied ecology; 32(1); 187-202.
43
Reijnen, R., Foppen, R., Meeuwsen, H.; 1996; The effects of traffic on the density of breeding birds in Dutch agricultural grasslands; Biological conservation; 75; 255-260.
44
Reijnen, R., Foppen, R.; 1994; The effects of car traffic on breeding bird populations in woodland I – Evidence of reduced habitat quality for willow warblers (Phylloscopus trochilus) breeding close to a highway; The journal of applied ecology; 31(1); 85-94.
45
SOVON; 2002; Broedvogels en de invloed van hoofdwegen – een nationaal perspectief; SOVON onderzoeksrapport 2002/08; Beek-Ubbergen.
46
Geluidsvoortplanting. (2009, maart 16). Wikipedia, de vrije encyclopedie. Opgehaald 08:54, oktober 2, 2009 van http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Geluidsvoortplanting&oldid=16063709.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 56 -
Definitief rapport
Als uitgegaan wordt van een maximale bronsterkte van 70 dB(A) (maximaal toegestaan voor woonbebouwing, dus maximaal toegestaan in bebouwd gebied, maar in de meeste gevallen ligt deze waarde veel lager) en het optreden van effecten op broedvogels vanaf 43 dB(A) 42, dan is een afstand van 27 dB(A)/6 = 450 m minimaal van woningen voldoende, en geldt 27 dB(A)/3=900m vanaf wegen. Grotere wegen produceren meer geluid (80-90 dB(A) voor snelwegen), maar deze zijn binnen de invloedssfeer van de plangebieden niet aanwezig. Een overzicht van richtafstanden is gegeven in tabel 5.3. Het is goed te bedenken dat deze afstanden zijn gebaseerd op een volledig vlakke wereld zonder bomen en gebouwen. De ruwheid van het landschap zorgt in de werkelijkheid vaak voor kleinere afstanden. 7DEHO5LFKWDIVWDQGHQYRRUJHOXLG 7\SHJHEUXLN
0D[LPDOHEURQVWHUNWH
0D[LPDOHDIVWDQG
JHOXLG
ZDDURSHIIHFWHQ
70 dB
~450 m
RSWUHGHQ Bewoning Wegen
70 dB
~450 m
Contour 50 dB lijn
50 dB
~2 m
Contour 50dB bol
50 dB
~2,5 m
Dus op grotere afstand van de leefgebieden van de gevoelige soorten dan deze waarden kunnen dergelijke ontwikkelingen zonder kans op negatieve effecten door geluid plaatsvinden. Als de activiteit op kortere afstand plaatsvindt, dan zal er gekeken moeten worden naar de feitelijke geluidsproductie én naar de gevoeligheid van de betreffende soorten. 5.2.2
Licht Van verlichting is bekend dat deze negatieve effecten kan hebben op natuurwaarden (Molenaar et al., 199747; Gezondheidsraad, 200048; Vegte, 200049; Smit, 2001;Rich & Longcore, 200650). Onder invloed van licht stemmen dieren en planten hun fysiologische en fenologische activiteiten en processen af op hun omgeving. Hierbij zijn, in geval van dieren, niet alleen de directe zintuiglijke waarnemingen van belang, maar ook verschillende hormonale processen die gestuurd worden door licht en een rol spelen in de natuurlijke biologische ritmes. Globaal heeft licht een drietal functies, te weten: x Een regulerende functie; x Een visueel informerende functie; x Een energetische functie. Verstoring door verlichting kan leiden tot (Longcore & Rich, 200451;48,49,50): 47
Molenaar, J.G., Donkers, D.A., Henkers, R.J.H.G.; 1997; Wegverlichting en natuur I–een literatuurstudie naar de werking en effecten van licht en verlichting op de natuur; Dienst Weg- en Waterbouwkunde; DWW-rapport W-DWW-97-057; Delft.
48
Gezondheidsraad; 2000; Hinder van nachtelijk kunstlicht voor mens en natuur; Publicatienummer 2000/25; Den Haag.
49
Vegte, J-W van der; 2000; Ecologische effecten van strooilicht uit de glastuinbouw; IWACO
50
Rich, C., Longcore, T.; 2006; Ecological consequences of artificial night lighting;editors; Island Press; p. 459.
51
Longcore, T., Rich, C.; 2004; Ecological light pollution; Frontiers in ecology and environment; 2(4); 191-198.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 57 -
28 mei 2010
x
x x
x
verbetering van oriëntatie, maar ook tot verstoring daarvan; Bij dagelijkse migratie tussen rust- en foerageergebied, maar ook bij het zoeken van voedsel zelf is een goede oriëntatie van levensbelang. Dieren die zich doorgaans in het donker verplaatsen, kunnen zich mogelijk beter oriënteren wanneer de omgeving wordt verlicht. Hierdoor neemt het predatierisico echter ook toe; aantrekking, fixatie of afstoting; Dieren kunnen worden aangetrokken of afgestoten door verlichting. Dit beïnvloed natuurlijk gedrag. Zo kan het jachtsucces erdoor toenemen (positief voor de predatorsoort, maar negatief voor de prooisoorten); ontregeling van biologische ritmes; Het gedrag van dieren en hun fysieke toestand wordt voor een groot deel bepaald door het licht-duister ritme. Verstoring van deze cyclische ritmes kan leiden tot uitputting als gevolg van bijvoorbeeld slaapgebrek of verstoren van voortplantingssynchronisatie of oriëntatie. En bekend gevolg hiervan is het wereldwijd instorten van de populaties van glimwormen en vuurvliegjes; verandering van habitatkwaliteit en populatiedichtheid.
Bovenstaande punten hebben invloed op de mate van bezetting van potentieel geschikt habitat. Verlichting kan ervoor zorgen dat bepaalde soorten geschikt habitat mijden, terwijl andere soorten er in meer dan normale dichtheden voorkomen. In beide gevallen is sprake van verstoring. Verder moet er voor de beoordeling verschil gemaakt worden tussen luminantie (lichtsterkte), illuminantie (uitstraling) en de spectrale samenstelling van het licht48,51. Voor broedvogels vond Vegte (2000) een verstoringscontour van minimaal 200 meter nabij kassencomplexen en Molenaar et al (200052) vonden een verstoringscontour langs snelwegen van enkele honderden meters. Hierbij moet overigens worden opgemerkt dat onvoldoende duidelijk is in hoeverre het effect door licht dan wel geluid werd veroorzaakt. Uit genoemde bronnen valt af te leiden dat invloed van een verlichting als straatlantaarns effecten tot maximaal 200 meter (padden) of tot maximaal 300 meter (Grutto) bekend zijn. Voor het bepalen van een waarde waarbij zeker geen kans is op significant negatieve effecten optreedt, moet uitgegaan worden van waarden welke tenminste minder zijn dan de lichtsterkte welke van nature in de nacht kan voorkomen. En dat betreft de volle maan (0,1 – 0,2 lux, afhankelijk van bron). Bij nachtactieve soorten heeft de maancyclus vaak invloed op hun gedrag. Meestal is het de volle maan die bepaald gedrag synchroniseert of initieert51. Er is daarom vanuit gegaan dat verlichting minder sterk dan de volle maan geen effecten meer zullen veroorzaken. Bij welke waarde dat optreedt, hangt samen met type, voorspelbaarheid, frequentie en duur van de verlichting. De verwachting is dat afhankelijk van de soort deze waarde vaak tussen 0,1 en 0,01 lux zal liggen.
52
Molenaar, J.G. de, Jonkers, D.A., Sanders, M.E.; 2000; Wegverlichting en Natuur III – Lokale invloed van wegverlichting op een gruttopopulatie; Dienst Weg- en Waterbouwkunde Ontsnipperingsreeks nr. 38; Rijkswaterstaat en Alterra; Wageningen.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 58 -
Definitief rapport
Een lichtsterkte van 0,01 of 0,1 lux komt volgens interpretatie van recent onderzoek53 globaal overeen met de richtafstanden uit tabel 5.4. Ook hier geldt weer dat de genoemde afstanden geen harde grenzen vormen maar een richtlijn zijn. 7DEHO5LFKWDIVWDQGHQYHUVWRULQJGRRUOLFKW
5.2.3
7\SHJHEUXLN
OX[
OX[
snelweg of distributiebedrijf
75 m
150 m
24-uurs procesbedrijf (bv elektriciteitscentrale)
150 m
400 m
24-uurs containerterminal
500 m
1200 m
Trillingen Effecten van trillingen, met name veroorzaakt door heiwerkzaamheden zowel te land als te water, zijn pas recent gekwantificeerd en veel onderzoek moet nog verricht worden. De beschikbare onderzoeken richten zich vooral op zeezoogdieren. Koolstra et al., (200754) gaan voor de werkzaamheden rond de Eemshaven uit van een effect dat over een afstand van 2 kilometer merkbaar is (op land), waarbij het geen heiwerkzaamheden, maar het intrillen van damwanden betreft. Heiwerkzaamheden die in het water plaatsvinden hebben effect over veel groter afstand (Brasseur, 200755; Blacquière, 200856, Prins et al., 200857). Uit onderzoek van Jong & Ainslie (200858) blijkt dat het heien van funderingspalen voor windmolens in de zeebodem tot meer op dan 5 kilometer afstand geregistreerd kan worden. Omdat er voor de hier relevante ontwikkeling geen heiactiviteiten in het water zullen plaatsvinden, wordt uitgegaan van een effecten over een afstand van maximaal 2 kilometer.
53
Royal Haskoning, 2009, Effect onderzoek ENECOGEN in het kader van de Natuurbeschermingswet; 9V0905.01/R00002/902741/Rott; Royal Haskoning B.V.; ‘s-Hertogenbosch.
54
Koolstra, B.J.H., Jager, Z., Manders, L.C., Passende beoordeling ten behoeve van de aanvraag NBwetvergunning uitbreiding en verdieping Eemnshaven; Arcadis rapport 110621/NA8/007/000243; Arcadis Nederland B.V.
55
Brasseur; 2007; Zeezoogdieren in de Eems, cumulatieve effecten van de activiteiten rond de ontwikkeling van de Eemshaven; IMARES Rapport C107/07; IMARES; Wageningen.
56
Blacquière G., Ainslie, M.A., Jong, C.A.F. de, Verboom, W.C.; 2008; Geluidmetingen Eemshaven; TNOrapport TNO-CV 2008 C038; TNO Defensie en Veiligheid, Den Haag.
57
Prins, T.C., Twisk, F., Heuvel-Greve, M.J. van den, Troost, T.A., Beek, J.K.L. van; 2008; Development of a framework for appropriate assessments of Dutch offshore wind farms; Deltares rapport Z4513; Deltares
58
Jong, C.A.F. de, Ainslie, M.A.; 2008; Underwater sound due to piling activities for the Q7 Off-shore wind park; TNO report MON-RPT-033-DTS-2007-03388 IN Prins, T.C., Twisk, F., Heuvel-Greve, M.J. van den, Troost, T.A., Beek, J.K.L. van; 2008; Development of a framework for appropriate assessments of Dutch offshore wind farms; Deltares rapport Z4513; Deltares
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 59 -
28 mei 2010
5.2.4
Depositie en verdroging - mechanisme Emissie van vermestende, verzurende en vervuilende stoffen en verdroging is voornamelijk van belang voor habitattypen, vaatplanten, mossen en korstmossen, maar kunnen als zodanig ook consequenties hebben voor leefgebieden. Dergelijke deposities kunnen de abiotiek die ten grondslag ligt aan het voorkomen van de habitattypen nadelig beïnvloeden. Deposities zijn met name afkomstig van emissies vanuit de landbouw, verkeer, industrie en overige sectoren waarbij brandstoffen gebruikt worden. Verdroging kan, door chemische veranderingen in de bodem, leiden tot zowel verzuring als vermesting. Effecten van verzurende en vermestende depositie zijn complex en kennen verschillende tijdschalen (figuur 5.5). Bij lage depositieniveaus zijn ecosystemen in staat de depositie volledig op te nemen. Bij hogere niveaus treden veranderingen in de soorten samenstelling op; bepaalde plantensoorten worden bevorderd ten koste van andere. Bij nog hogere niveaus is het (inmiddels veranderde) ecosysteem niet meer in staat de depositie volledig op te nemen en spoelen (reactie)stoffen uit naar bodem en grondwater, waardoor deze verzuren (Kros et al., 200859; zie hier voor meer informatie).
)LJXXU(IIHFWHQYDQHXWURILsULQJHQYHU]XULQJRSHFRV\VWHPHQ
59
Kros, J., Haan, B.J. de, Bobbink, R., Jaarsveld, J.A. van, Roelofs, J.G.M. Vries, W. de; Effecten van ammoniak op de Nederlandse natuur; Alterra rapport 1698; Alterra; Wageningen.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 60 -
Definitief rapport
5.2.5
Depositie - autonome ontwikkeling Zowel voor verzurende als voor vermestende depositie is vanuit zowel de Europese als de Nederlandse overheid veel beleid geformuleerd gericht op het terugdringen van de emissies van deze stoffen vanuit met name industrie, landbouw en verkeer. In figuur 5.6 en figuur 5.7 zijn de ontwikkelingen ten aanzien van respectievelijk verzurende en vermestende depositie weergegeven (MNC, 200960)
)LJXXU2QWZLNNHOLQJYHU]XUHQGHGHSRVLWLH
Figuur 5.6 laat zien dat de emissies van verzurende stoffen sterk zijn afgenomen sinds 1990. Vanaf 2000 nam het reductietempo wel af voor de meeste stoffen, behalve voor stikstofoxiden. De landelijk gemiddelde stikstofdepositie (figuur 5.7), ook wel vermestende depositie genoemd, lag tot halverwege de jaren 1990 vrij constant rond de 3.100 mol stikstof (N) per hectare. Vanaf 1994 daalde de stikstofdepositie geleidelijk naar 2.200 mol per hectare in 2002. Vanaf 2002 is de depositie redelijk stabiel rond 2.200 mol per hectare per jaar. De kleine variaties ontstaan vooral door weersomstandigheden60. Verder wil het kabinet zwaarder inzetten op het terugdringen van de achtergronddepositie (Kabinetsreactie DN. 2008/3439).
60
MNC; 2009; http://www.milieunatuurcompendium.nl; oktober 2009
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 61 -
28 mei 2010
)LJXXU2QWZLNNHOLQJYHUPHVWHQGHGHSRVLWLH
Ten aanzien van verzurende emissies mag worden geconcludeerd dat er sprake is van een autonome afname. Voor vermestende depositie lijkt dit landelijk niet het geval te zijn, uitgaand van bestaand beleid. Depositie - kritische depositie en achtergrondwaarden De stikstofgevoeligheid en kritische depositiewaarde van de onder de Natuurbeschermingswet in “Oostelijke Vechtplassen” en “Naardermeer” beschermde habitattypen is weergegeven in tabel 5.5.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 62 -
Definitief rapport
7DEHO6WLNVWRIJHYRHOLJKHLGHQNULWLVFKHGHSRVLWLHZDDUGH³2RVWHOLMNH9HFKWSODVVHQ´HQ ³1DDUGHUPHHU´ +DELWDWW\SH
(8
*HYRHOLJKHLG
*HYRHOLJKHLG
.ULWLVFKH
.ULWLVFKH
FRGH
YRRU
YRRU
GHSRVLWLHZDDUGH
GHSRVLWLHZDDUGH
YHU]XULQJ
YHUPHVWLQJ
SRWHQWLHHO]XXU
VWLNVWRI
PROKDMDDU
PROKDMDDU
Kranswierwateren
H3140
Zeer gevoelig
Gevoelig
Niet bekend
2100
Meren met
H3150
Zeer gevoelig
Niet gevoelig
Niet bekend
2100
H4010B
Niet gevoelig
Zeer gevoelig
1100-1400
1300
Blauwgrasland
H6410
Gevoelig
Zeer gevoelig
1000-1500
1100
Trilvenen
H7140A
1000-1500
1200
Veenmosrietlanden
H7140B
1000-1500
700
Galigaanmoerassen
H7210
Gevoelig
Gevoelig
Niet bekend
1100
Hoogveenbossen
H91D0
Niet gevoelig
Zeer gevoelig
Niet bekend
1800
Krabbenscheer Vochtige heide (laagveengebied)
Gevoelig
8
Gevoelig
*: Volgend uit de effectenindicator . Voor achtergronden zie
3435
. Overigens is de karakterisering niet op subtype
niveau beschikbaar. **: Volgend uit Dobben & Hinsberg (2008)
61
62
***: Volgens Dougle & Kroon (2005) . Het gaat om een benadering van de habitattypen, daar de kritische depositiewaarden hierin op het niveau van vegetatietype gegeven zijn
61
Dobben, H.F. van, Hinsberg, A. van. 2008. Overzicht kritische depositiewaarden voor stikstof toegepast op habitattypen en Natura 2000-gebieden. Alterra rapport 1654. Alterra. Wageningen.
62
Dougle, P.G., Kroon, P.. 2005. Evlauatie verzuring in het NMP3 - verzuringsbeleid op de lange baan. Concept rapport. ECN-Beleidsstudies.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 63 -
28 mei 2010
Voor habitatrichtlijnsoorten en vogelrichtlijnsoorten zijn uiteraard geen kritische depositiewaarden berekend omdat er geen directe invloed bestaat. Het al dan niet voorkomen van deze soorten hangt wel in grote mate af van het voorkomen van de juiste vegetatiegemeenschappen (deels verzameld in habitattypen), waardoor een bemestings- of verzuringseffect van indirecte aard is. De onderlinge afhankelijkheid is weergegeven in tabel 5.6. Hierbij zijn niet-broedvogels buiten beschouwing gelaten, omdat deze in veel grotere mate afhankelijk zijn van (groot) open water, waar zij rusten of foerageren (CBS & SOVON, 2005)63 en niet van de beschermde habitattypen. 7DEHO5HODWLHWXVVHQKDELWDWW\SHQHQYRJHOHQKDELWDWULFKWOLMQVRRUWHQ³2RVWHOLMNH9HFKWSODVVHQ´ HQ1DDUGHUPHHU
Gevlekte witsnuitlibel
X
Gestreepte waterroofkever
X
X
Platte schijfhoren
X
X
X
X
Kleine modderkruiper
X
X
Rivierdonderpad
X
X
Meervleermuis
x
x
Noordse woelmuis
+RRJYHHQERVVHQ x
x
Groenknolorchis
X
X
X f
*DOLJDDQPRHUDVVHQ
9HHQPRVULHWODQG
7ULOYHQHQ
X
Bittervoorn
Roerdomp
9RFKWLJHKHLGH
.UDQVZLHUZDWHUHQ
0HUHQPHW.UDEEHQVFKHHU
X x
f
Woudaap
f
f
Purperreiger
f
f
f
f
Porseleinhoen Zwarte stern Ijsvogel
X X
Snor Rietzanger
x
Grote karekiet X/x: Preferent leef- of broedgebied: f: Preferent foerageergebied
63
CBS, SOVON. 2005. Trends van vogels in het Nederlandse Natura 2000-netwerk. Sovon Vogelonderzoek Nederland en Centraal Bureau voor de Statistiek. Sovon Informatierapport 2005/09. Beek-Ubbergen.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 64 -
Definitief rapport
Tabel 5.7 en tabel 5.8 laten voor respectievelijk vermestende en verzurende depositie zien of in de huidige situatie de achtergronddepositie reeds hoger dan wel lager is dan de kritische depositiewaarde. Voor vermestende depositie geldt dat voor de habitattypen H4010B, H6410, H7140AB en H7210 zeker sprake is van een overschrijding, terwijl dit voor verzurende depositie geldt voor alle habitattypen. 7DEHO.ULWLVFKHHQDFWXHOHVWLNVWRIGHSRVLWLHHQRYHUGDQZHORQGHUVFKULMGLQJYRRU³2RVWHOLMNH 9HFKWSODVVHQ´HQ³1DDUGHUPHHU´ &RGH
1DDP
H3140 H3150
.ULWLVFKH
$FKWHUJURQGGHSRVLWLH
2YHUVFKULMGLQJ
GHSRVLWLH
Min
Max
Min
Max
mol N/ha/jaar
mol
mol
mol
mol
N/ha/jaar
N/ha/jaar
N/ha/jaar
N/ha/jaar
Kranswierwateren
2100
1600
2130
-500
30
Meren met Krabbenscheer
2100
1600
2130
-500
30
en fonteinkruiden H4010B
Vochtige heide
1300
1600
2130
300
830
H6410
Blauwgraslanden
1100
1600
2130
500
1030
H7140A
Trilvenen
1200
1600
2130
400
930
H7140B
Veenmosrietlanden
700
1600
2130
900
1430
H7210
Galigaanmoerassen
1100
1600
2130
500
1030
Hoogveenbossen
1800
1600
2130
-200
330
H91D0 61
*: Naar 60 **: Naar ***: Achtergrond - Kritische depositie, dus negatieve getallen geven een onderschrijding 7DEHO.ULWLVFKHHQDFWXHOH]XUHGHSRVLWLHHQRYHUGDQZHORQGHUVFKULMGLQJYRRU³2RVWHOLMNH 9HFKWSODVVHQ´HQ³1DDUGHUPHHU´ &RGH
1DDP
H3140 H3150
.ULWLVFKH
$FKWHUJURQGGHSRVLWLH
2YHUVFKULMGLQJ
GHSRVLWLH
Min
Max
Min
Max
mol N/ha/jaar
mol
mol
mol
mol
H/ha/jaar
H/ha/jaar
H/ha/jaar
H/ha/jaar
Kranswierwateren
Niet bekend
2300
2830
Niet bekend
Niet bekend
Meren met Krabbenscheer
Niet bekend
2300
2830
Niet bekend
Niet bekend
en fonteinkruiden H4010B
Vochtige heide
1100-1400
2300
2830
900
1730
H6410
Blauwgraslanden
1000-1500
2300
2830
800
1830
H7140A
Trilvenen
1000-1500
2300
2830
800
1830
H7140B
Veenmosrietlanden
1000-1500
2300
2830
800
1830
H7210
Galigaanmoerassen
Niet bekend
2300
2830
Niet bekend
Niet bekend
H91D0
Hoogveenbossen
Niet bekend
2300
2830
Niet bekend
Niet bekend
62
*: Naar 60 **: Naar ***: Achtergrond - Kritische depositie, dus negatieve getallen geven een onderschrijding
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 65 -
28 mei 2010
2PJDQJPHWNULWLVFKHGHSRVLWLHZDDUGHQ In de begeleidende brief bij het vrijgeven van Dobben & Hinsberg (2008) door het ministerie van LNV met betrekking tot kritische depositiewaarden voor stikstof wordt nadrukkelijk gesteld: Voor kritische depositiewaarden geldt dat deze per habitattype een richtinggevend wetenschappelijk hulpmiddel zijn en geen absolute waarden - bij het beoordelen van de milieubelasting van Natura2000-gebieden (citaat brief van LNV TRCJZ/2008/2036, d.d. 16 juli 2008). In het door Adviesgroep Huys gepubliceerde rapport (Huys et al., 2009) “Meer dynamiek bij de uitvoering van nationale en Europese natuurwetgeving” wordt een vergelijkbare oproep gedaan, waar de Minister van LNV -blijkens haar brief van 1 juli 2009 (P.D.N. 2009.56)- voornemens is gehoor aan te geven.
5.2.6
Recreatie De effecten van recreatie zijn niet of nauwelijks kwantitatief onderzocht. Recreatie is een breed begrip en kan bijvoorbeeld zorgen voor betreding van een habitatype, maar ook voor verstoring van buiten dat gebied. Wat betreft betreding zijn de gegevens met name empirisch van aard. Wat betreft de verstoring van een gebied is met name door Krijgsveld et al. (200464 en 200865) onderzoek gedaan naar verstoringsafstanden van vogels in relatie tot allerlei vormen van recreatie. In “Oostelijke Vechtplassen” gaat het met name om waterrecreatie, waar door Loop & Hoffmann (20073) en Grootjans & Hoffmann (200966) in ruime mate aandacht is besteed. Het vaarseizoen loopt grofweg van april tot oktober. Een en ander is sterk afhankelijk van weer en vrije tijd. Daarom is het zomerseizoen (juni, juli, augustus) het meest interessant, met een veronderstelde piek in juli (gelet op vakantie en temperatuur). Zonnige weekenden (zowel in zomerseizoen als voor- en naseizoen) zijn ook interessant voor recreanten. Er wordt gevaren met kano’s, roeiboten, zeilboten, surfplanken, gemotoriseerde sloepen en jachten en waterski’s (jetski’s). Er is een belangrijk onderscheid tussen gemotoriseerd en niet-gemotoriseerd als het gaat om (geluid)hinder en emissies. Ook is er een duidelijk onderscheid in waterrecreatiegedrag tussen de gebruikers van de diverse vaartuigen: x Voor zeilboten zijn juist de grote, open wateren interessant. Het betreffende recreatiegedrag wordt getypeerd door relatief lange tochten qua afstand, maar niet persé qua tijd, gebruikmakend van een groot oppervlak aan open water. Het sportieve aspect speelt hierbij een belangrijke rol.
64
Krijgsveld, K.L., Lieshout, S.M.J., van, Winden, J. van der, Dirksen, S.; 2004; Verstoringsgevoeligheid van vogels - literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie; Vogelbescherming Nederland.
65
Krijgsveld, K.L., Smits, R.R., Winden, J. van der.; 2008; Verstoringsgevoeligheid van vogels - update literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie; Vogelbescherming Nederland.
66
Grootjans, K.H.T., Hoffmann, A.H.; 2009; Loosdrechtse Plassen - Zonering Natuurdoelen en recreatief medegebruik in het Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen; 9M8135G0/N00003/901451/Root; Royal Haskoning B.V.; Rotterdam.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 66 -
Definitief rapport
x
x
x
Bij gemotoriseerde jachten gaat het vaak om het omgekeerde: langere “tochten” (aanwezigheid op het water) qua tijd, maar niet persé qua afstand, vaak gebruikmakend van een kleiner oppervlak aan water, soms ook helemaal niet uitvarend. Het sportieve element is minder (of niet) van belang; rustig genieten staat hierbij meer centraal. De doelgroep bestaat uit (steeds meer) ouderen. Voor surfplanken is juist het sportieve aspect weer wel van belang. Surfplanken maken intensief gebruik van een oppervlakte open water nabij het startpunt. - Bij roeiboten en kano’s is het sportieve aspect weer minder van belang dan bij surfplanken, al geldt dat weer in mindere mate voor kano’s. Het onderscheid met surfplanken is dat er veelal een route wordt afgelegd, die meestal niet over het open water leidt, met uitzondering wellicht van de roeiboten die worden gebruikt door (recreatieve) vissers. Gelet op hun beperkte diepgang en kleine afmetingen kunnen ze in principe bijna overal varen. Kleine gemotoriseerde sloepen worden gebruikt voor een relatief korte tocht en/of door vissers. Gelet op hun beperkte diepgang en kleine afmetingen kunnen ze in principe bijna overal varen.
Jetski’s zijn vergelijkbaar met surfplanken: ze maken intensief gebruik van een oppervlakte open water nabij het startpunt met als uitzondering het feit dat ze gemotoriseerd zijn en dus veel geluid produceren. Gelet op hun beperkte diepgang en kleine afmetingen kunnen ze in principe bijna overal varen.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 67 -
28 mei 2010
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 68 -
Definitief rapport
())(&7%(6&+5,-9,1* Bij het lezen van onderstaande effectbeschrijving is het van belang te vermelden dat de toetsing van een bestemmingsplan een andere functie dient dan het toetsen van concrete activiteiten. Voordat een bestemmingsplan goedgekeurd kan worden moet duidelijk zijn dat: x effecten in het licht van natuur wet- en regelgeving niet aan de orde zijn, óf; x dat voor optredende effecten ontheffing onder de Flora- en faunawet dan wel vergunning onder de Natuurbeschermingswet of kaders van de Ecologische Hoofdstructuur verkregen kan worden. Bij de uiteindelijke uitvoering van de mogelijkheden in het bestemmingsplan dient de specifieke locale ingreep in een zo hoog mogelijk detailniveau getoetst te worden door een door het Ministerie van LNV erkent specialist, zodat onomstotelijk vaststaat welke effecten aan de orde zijn en of hiervoor ontheffing dan wel vergunning noodzakelijk is. De hier voorliggende toetsing kan een dergelijke toetsing niet vervangen.
,QKRXGYDQGHEHVWHPPLQJVSODQQHQ De vijf bestemmingsplannen zijn conserverend van aard. Dat wil in principe zeggen dat ontwikkelingen die nu niet in het bestaande bestemmingsplan zijn opgenomen, ook niet zijn toegestaan na actualisatie. Toch kan ook een conserverend bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maken die -in ieder geval op hoofdlijnen- getoetst moeten worden aan natuurwetgeving, bijvoorbeeld omdat voor het nu geldende bestemmingsplan nog nooit gebeurd is67. In dit hoofdstuk wordt in kaart gebracht wát mogelijk wordt onder de nieuwe bestemmingsplannen (de ingreep). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen Natuurbeschermingswet, Flora- en Faunawet en Ecologische hoofdstructuur.
6.1.1
Korte beschrijving bestemmingsplannen Nederhorst den Berg De Vecht vormt de oostelijke en de noordelijke grens van het plangebied. De Spiegelen Blijkpolderplas beslaat ongeveer de helft van het plangebied. De randen bestaan uit moerasbos. Aan de noordkant ligt Hinderdam, waarvan het fort van belang is als winterverblijfplaats voor vleermuizen. De weilanden ten westen van de plas zijn in agrarisch beheer. Verder speelt recreatie een heel belangrijke rol binnen het gebied in de vorm van havens, woonboten en een camping5.
67
De Natuurbeschermingswet zoals we die nu kennen is pas sinds 2005 van kracht. Sindsdien is de planologische doorwerking verbeterd en versterkt ten opzichte van de eerder geldende Natuurbeschermingswet (Beschermde en Staats Natuurmonumenten).
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 69 -
28 mei 2010
Ankeveen Het plangebied bestaat voor een groot deel uit het natuurgebied “Ankeveense plassen”, dat is gelegen ten westen en ten oosten van de woonkern Ankeveen. Ten oosten van Ankeveen liggen naast beschermd natuurgebied ook weilanden, twee bedrijventerreinen en overige functies. Het natuurgebied is een laagveen bestaand uit plassen omzoomd met rietlanden, grasland en moerassen. De plassen zijn ontstaan door turfwinning, en de petgaten en legakkers zijn nog duidelijk herkenbaar. In de petgaten vormt zich opnieuw laagveen6. Kortenhoef De procedure om te komen tot een nieuw bestemmingsplan “Kortenhoef” heeft nog geen activiteiten opgeleverd die afwijken van een puur conserverend bestemmingsplan. Met andere woorden: nieuwe activiteiten zijn nog niet naar voren gekomen. Voor Kortenhoef wordt voor deze toetsing dan ook uitgegaan van een puur conserverend karakter. Plassengebied Het bestemmingsplangebied ligt in het zuiden van de gemeente. Het gebied ligt in de Vechtstreek en omvat de Loosdrechtse plassen, Breukeleveense plas, Loenderveense Plas, Waterleidingsplas en een klein deel van de Vuntus. Ook de woonkernen van Breukeleveen, Oud-Loosdrecht en Mijnden maken deel uit van het bestemmingsplangebied. De herziening van het bestemmingsplan is in principe conserverend van aard3. Tussen de Dijken Een groot deel van het plangebied heeft een natuurfunctie. Daarnaast is recreatie een belangrijke functie in het gebied. Dit is grofweg onderverdeeld in waterrecreatie, verblijfsrecreatie en dagrecreatie. In het zuidoosten van het plangebied ligt een groot oppervlak met de functiebeschrijving “Natuurgebied met agrarisch gebruik. Een deel van dit terrein is in beheer bij Natuurmonumenten. Omdat aan de oostkant enkel open water ligt, vormt het gebied Tussen de dijken een belangrijke schakel voor verspreiding van soorten van noord naar zuid. Een ecologisch knelpunt in het plangebied is de verspreiding van soorten van noord naar zuid of andersom4. . 6.1.2
Mogelijkheden onder de bestemmingsplannen De bestemmingsplannen voor Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef, Plassengebied en Tussen de Dijken zijn zonder uitzondering conserverend van aard. Nieuwe ontwikkelingen worden maar zeer beperkt toegestaan. In tabel 6.1 volgt een overzicht van de nieuwe ontwikkelingen die per bestemmingsplangebied zijn toegestaan (stand van zaken per 1 november 2009).
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 70 -
Definitief rapport
7DEHO0RJHOLMNHQLHXZHRQWZLNNHOLQJSHUEHVWHPPLQJVSODQ %HVWHPPLQJVSODQ
7RHJHVWDQHRQWZLNNHOLQJ
Nederhorst den Berg
Woningbouw Hinderdam 19
Ankeveen
Uitbreiding bestemming natuur
Uitbreiding camping “Chalet Parc de Vechtoever” Bedrijfspanden en bedrijfswoning Bedrijventerrein de Boomgaard Kortenhoef
Geen
Plassengebied
Uitbreiden Jachthavens
Tussen de Dijken
Oud Loosdrechtsedijk 105 a t/m c; Bestemmingswijziging van Bos naar Wonen Oud Loosdrechtsedijk 113 d t/m k; Bouw 8 recreatiewoningen Nieuw Loosdrechtsedijk 212; Wijziging verandering recreatieterrein Oud Loosdrechtsedijk 117; Uitbreiding Jachthaven Oud Loosdrechtsedijk 103b; Nieuwe gebouwen voor watersportvereniging Nieuw Loosdrechtsedijk 198; Nieuwe woning met tuin en tennisbanen Oud Loosdrechtsedijk 79; Verplaatsing woning
Tabel 6.1 laat zien dat maar op zeer beperkte schaal wordt afgeweken van het conserverende karakter van de bestemmingsplannen. Toetsing aan Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet en Ecologische Hoofdstructuur vindt onderstaand telkens in een aparte paragraaf plaats, waarbij aandacht is voor de verschillende bestemmingsplannen. Voor de Natuurbeschermingswet dient onderscheid gemaakt te worden tussen nieuwe ontwikkelingen én het bestaande bestemmingsplan, omdat de bestemmingsplannen nog niet eerder aan de Natuurbeschermingswet zijn getoetst. Feitelijk gaat het dan om een toetsing van bestaand gebruik (zie box). Telkens zal een uitspraak gedaan worden óf de nieuwe bestemmingsplannen onder vigerende wet- en regelgeving uitvoerbaar zijn. Kortom: kan vergunning of ontheffing, indien noodzakelijk, ook daadwerkelijk verkregen worden. %HVWDDQGJHEUXLN Onder bestaand gebruik worden alle activiteiten verstaan die op het moment van inwerkingtreden van de Natuurbeschermingswet 1998 (01-10-2005) in of rondom een Natura 2000-gebied plaatsvonden en sedertdien niet of niet in betekende mate zijn gewijzigd. Door inwerkingtreding van de Crisis- en Herstelwet geldt voor stikstofemissies 7 december 2004 als referentiedatum. Deze activiteiten zijn totdat er een beheerplan voor dat gebied is vastgesteld niet vergunningplichtig. In het beheerplanproces zullen deze activiteiten getoetst worden. Indien dan blijkt dat ze geen negatieve effecten veroorzaken worden ze in het beheerplan opgenomen en blijft de ontheffing van de vergunningplicht van kracht. In het andere geval herleeft de vergunningplicht. Onder de definitie van bestaand gebruik vallen met een activiteit betekent dus niet dat negatieve effecten toegestaan zijn of 68 dat er een andere toetsing plaatsvindt (Steunpunt Natura 2000, 2008) .
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 71 -
28 mei 2010
Zoals de box “Bestaand gebruik” laat zien zijn activiteiten die voorafgaand aan 1 oktober 2005 al in het gebied werden ontplooi vrijgesteld van vergunningsplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet totdat de beheerplannen zijn vastgesteld. Op het voorstaande zijn enkele “uitzonderingen”. Ten eerste kan het zo zijn dat “bestaand gebruik” dergelijk grote negatieve effecten heeft dat niet ingrijpen tot het vaststellen van de beheerplannen onomkeerbare schade doet aan de instandhoudingsdoelstellingen. In dat geval moet de minister ingrijpen door middel van de zogenaamde aanschrijvingsbevoegdheid. Een andere uitzondering vormt bestaand gebruik dat eigenlijk als nieuw project gezien moet worden omdat ze jaarlijks aanzienlijk wijzigt of waarbij de (natuurlijke) omstandigheden grote wijzigingen vertonen (bijvoorbeeld mosselzaadvisserij). Idem voor activiteiten die nog niet geheel overzien kunnen worden, waarvan de details nog niet bekend zijn of die in betekende mate aan verandering onderhevig zijn (Steunpunt Natura 2000, 2008)68. Soms is ook sprake van een verschil tussen feitelijk- en vergund gebruik. Een waterwinbedrijf kan een vergunning hebben om een bepaalde hoeveelheid water op te pompen maar daar op dit moment maar de helft van benutten. Dat is het feitelijke gebruik. In het beheerplan kan mogelijk waterwinning voor de volle omvang van de vergunning opgenomen worden, als dat zich verhoudt met de natuurdoelen. Maar mogelijk ook niet. Onder de definitie van bestaand gebruik vallen met een activiteit betekent dus niet dat vergund gebruik de norm is68. De ambitie van de Bevoegde Gezagen voor de beheerplannen is om zo veel mogelijk gebruik in het beheerplan te regelen. Samenvattend betekent dit dat68: x Volgens de Natuurbeschermingswet het feitelijk gebruik als bestaand gebruik opgevat moet worden, dat getoetst moet worden in het kader van het beheerplan. Ambitie is dit feitelijk gebruik zoveel mogelijk te reguleren in het beheerplan (eventueel met mitigerende maatregelen). x Tot het tot stand komen van het beheerplan is het dus ook het feitelijk gebruik dat vrijgesteld is van vergunningplicht (los van de ‘uitzonderingen’ die hierboven worden toegelicht). x Het vergund gebruik reguleren in het beheerplan is wel de bestuurlijke ambitie: daarom is het streven ook het vergund gebruik in het kader van de beheerplannen te toetsen en zoveel mogelijk te reguleren eventueel met mitigerende maatregelen. Uitgaande van het gegeven dat de bestemmingsplannen ouder zijn dan 1 oktober 2005 én sinds die tijd niet in betekenende mate gewijzigd zijn (ook nu worden weer conserverende plannen opgesteld), zullen deze als bestaand gebruik getoetst worden in de beheerplanprocessen. Voor “Oostelijke Vechtplassen” en “Naardermeer” zijn deze processen in volle gang en is men druk bezig met het inventariseren van bestaand gebruik (Jonge et al., 200969). Uiteindelijk zal de uitkomst van het gebiedsproces gelden als het resultaat van de toetsing van bestaand gebruik in de beheerplannen.
68 69
Steunpunt Natura 2000; 2008; Aanvullingen op Intern werkdocument toepassing begrippenkader Nb-wet. Jonge, C. de, Jol, F., Lycklama, T.; 2009; Audit ‘Pleziervaart en Natura 2000’; omgaan met onzekerheden in effectbeoordelingen; Kenniscentrum Recreatie; Den Haag.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 72 -
Definitief rapport
Daarbovenop komt dat géén van de activiteiten of bestemmingen zoals de bestemmingsplannen deze in de huidige situatie toelaten (op basis van de beschikbare gegevens), dermate conflicterend zijn met de instandhoudingsdoelstellingen dat onomkeerbare schade ontstaat aan de instandhoudingsdoelstellingen. Uit de bestaande Ecoscans3,4,5,6 komen dergelijke zaken niet naar voren en ook uit onder meer 24 blijkt dat de voornaamste knelpunten niet voortkomen uit het “verkeerd” bestemmen van gebieden, maar met name voortkomen uit voor het bestemmingsplan externe factoren als dynamiek en waterkwaliteit. Het is daarom niet zinvol in deze toetsing vooruit te lopen op de toetsing van bestaand gebruik, zeker ook niet omdat Gemeente Wijdemeren in deze processen meedraait en daar haar belangen inbrengt. Onderstaande toetsing beperkt zich dan ook tot de nieuwe activiteiten zoals genoemd in tabel 6.1. Overigens mag, gezien het conserverende karakter van de nieuw op te stellen bestemmingsplannen, verwacht worden dat voorgaande in de toekomst niet zal wijzigen. *HOGLJKHLGYDQGHWRHWVLQJ Wanneer in betekenende mate wordt afgeweken van de activiteiten zoals deze zijn weergegeven in tabel 6.1 kan dit gevolgen hebben voor de toetsing zoals deze hieronder is beschreven. Of in betekenende mate wordt afgeweken, kan bepaald worden aan de hand van het toetsingskader uit hoofdstuk 5.
)ORUDHQIDXQDZHW De toetsing wordt ingevuld per bestemmingsplan, op basis de gegevens uit hoofdstuk 4 en de werkzaamheden uit hoofdstuk 5. Zoals ook in hoofdstuk 4, zal alleen aandacht besteed worden aan streng beschermde soorten (Tabel 2 en 3). Voor soorten beschermd onder Tabel 1, geldt in geval van de Ruimtelijke ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt een algehele vrijstelling, waardoor ontheffing ten aanzien van deze soorten niet noodzakelijk is. Overigens blijft de algemene zorgplicht wel van kracht. Vanuit Flora- en faunawet zijn alleen nieuwe activiteiten relevant. Daarom wordt alleen getoetst aan de initiatieven uit tabel 6.1.
6.2.1
Vaatplanten Groenknolorchis, de soort waar alleen op grond van een dwingende reden van groot openbaar belang ontheffing voor verkregen kan worden, komt zeker niet voor in de buurt van locaties waar ontwikkelingen zijn voorzien24. Effecten op deze soort zijn dan ook uit te sluiten. Voor de overige soorten zijn met name werkzaamheden van belang in het natte profiel of die leiden tot het omzetten van vochtige schrale graslanden in een andere functie. Hiervoor is, vanwege de bescherming door middel van Tabel 2, geen ontheffing noodzakelijk wanneer gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor effecten op vaatplanten binnen bestemmingsplan gebieden Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef, Tussen de dijken en Plassengebied kan zeker ontheffing verkregen worden.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 73 -
28 mei 2010
6.2.2
Grondgebonden zoogdieren Nederhorst den Berg Tabel 4.2 laat zien dat het mogelijk gaat om Noordse woelmuis (Tabel 3/Bijlage IV Habitatrichtlijn) en Waterspitsmuis (Tabel 3/Bijlage I Habitatrichtlijn). Veer & Hoogeboom24 laten zien dat in de buurt van locaties waar ontwikkelingen zijn voorzien nog nooit waarnemingen van Noordse woelmuis zijn gedaan. Waarnemingen na het jaar 2000 stammen zonder uitzondering uit gebieden die meer dan 5 kilometer zuidelijk zijn gelegen. Gezien de aanwezige habitats (tuin, landbouwpercelen, druk recreatiegebied) die ongeschikt zijn voor Noordse woelmuis - wordt de soort hier ook niet verwacht. De Waterspitsmuis is waargenomen in de oevers van de Spiegelpolderplas, circa 500 meter oostelijk van het plangebied. Voorwaarde voor het voorkomen van deze soort is de aanwezigheid van een goed ontwikkelde oevervegetatie en flauwe oevers. Beiden ontbreken ter plaatse van de voorgenomen ontwikkelingen. Effecten op grondgebonden zoogdieren binnen bestemmingsplangebied Nederhorst den Berg worden uitgesloten. Aanvragen van een ontheffing is niet noodzakelijk. Ankeveen Tabel 4.2 laat zien dat het mogelijk gaat om Eekhoorn (Tabel 2), Noordse woelmuis (Tabel 3/Bijlage IV Habitatrichtlijn) en Waterspitsmuis (Tabel 3/Bijlage I Habitatrichtlijn). Hoewel de Eekhoorn alleen in het oosten van het bestemmingsplangebied is waargenomen, verdient deze soort aandacht bij kap van bomen, bosschages of bossen. Door te werken volgens een goedgekeurde gedragscode hoeft, omdat de soort beschermd is dor middel van Tabel 2, geen ontheffing te worden aangevraagd. Veer & Hoogeboom24 laten zien dat in de buurt van locaties waar ontwikkelingen zijn voorzien na 2000 geen waarnemingen van Noordse woelmuis zijn gedaan. Veer & Hoogeboom24 noemen als oorzaak de verbossing en de concurrentie van Aardmuis en Veldmuis, die Noordse woelmuizen zeer slecht aan kunnen. De Waterspitsmuis kan binnen dit bestemmingsplangebied voorkomen in alle oevers waar de vegetatie goed ontwikkeld is. In het bestemmingsplan worden de gronden met bestemming natuur uitgebreid. In de huidige situatie - agrarisch gebruik - mag deze soort soort niet verwacht worden. Ten aanzien van de reconstructie van de N236 is reeds geconcludeerd dat ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet verkregen kan worden indien noodzakelijk6. Voor effecten op grondgebonden zoogdieren binnen bestemmingsplan Ankeveen kan zeker ontheffing verkregen worden. Kortenhoef Onder dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe activiteiten voorzien en geldt een volledig conserverend karakter. Effecten op beschermde grondgebonden zoogdieren zijn uit te sluiten, ook omdat binnen dit bestemmingsplangebied geen beschermde grondgebonden zoogdieren worden verwacht.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 74 -
Definitief rapport
Voor effecten op beschermde grondgebonden zoogdieren in bestemmingsplangebied Kortenhoef is ontheffing niet noodzakelijk. Plassengebied Tabel 4.2 laat zien dat het mogelijk gaat om Boommarter (Tabel 3/ Bijlage I Habitatrichtlijn), Eekhoorn (Tabel 2), Noordse woelmuis (Tabel 3/ Bijlage IV Habitatrichtlijn) en Waterspitsmuis (Tabel 3 / Bijlage I Habitatrichtlijn). Hoewel binnen bestemmingsplan Plassengebied geschikt habitat voor de Boommarter ontbreekt, is toch een waarneming nabij Breukeleveen bekend. De soort heeft een zeer groot territorium (tot enkele vierkante kilometers), waarbij door zwervende exemplaren ook ongeschikt leefgebied wordt doorkruist. Gezien het feit dat habitats binnen het bestemmingsplangebied ongeschikt zijn als permanent leefgebied, gaat het vrijwel zeker om een zwervend exemplaar. Het uitbreiden van de jachthavens heeft daarmee geen effect op de Boommarter. Hetzelfde geldt overigens voor de Eekhoorn, waarvoor geschikt leefgebied alleen aanwezig is in het oosten van het plangebied, waar geen ontwikkelingen zijn voorzien. De Noordse woelmuis komt alleen voor in de graslanden oostelijk van de Breukeleveense plas. Hier zijn geen ingrepen voorzien, waardoor effecten uit te sluiten zijn. De Waterspitsmuis kan ook in dit bestemmingsplangebied verwacht worden in alle goed ontwikkelde oeverzones. Indien de uitbreiding van de jachthavens toch betrekking heeft op de oevers (dus niet alleen in het water plaats vindt) zal rekening gehouden moeten worden met deze soort. Ontheffing kan echter wel verkregen worden, mits afdoende mitigerende maatregelen in acht genomen worden. Voor effecten op grondgebonden zoogdieren binnen bestemmingsplan Plassengebied kan zeker ontheffing verkregen worden. Tussen de Dijken Tabel 4.2 laat zien dat het mogelijk gaat om Das (Tabel 3/Bijlage I Habitatrichtlijn), Eekhoorn (Tabel 2), Noordse woelmuis (Tabel 3/Bijlage IV Habitatrichtlijn) en Waterspitsmuis (Tabel 3/Bijlage I Habitatrichtlijn). Van de Das zijn enkele waarnemingen bekend uit het oosten van dit bestemmingsplangebied. Dichtstbijzijnd kerngebied bevindt zich rond de Utrechtse heuvelrug. De locaties waar de jachthavens zich bevinden herbergen voor de Das marginaal geschikt biotoop en zullen door deze soort niet gebruikt worden. Effecten op deze soort worden dan ook uitgesloten. De Eekhoorn is bekend uit het noorden van dit bestemmingsplangebied, maar er staan waarschijnlijk elders ook enkele oudere bomen die door de Eekhoorn als vaste rust- en verblijfplaats gebruikt kunnen worden. Indien bomen gerooid moeten worden voor een van de activiteiten zoals het bestemmingsplan die nu mogelijk maakt (bijvoorbeeld van bos naar wonen) vormt deze soort zeker een aandachtspunt. Hetzelfde geldt voor de Waterspitsmuis, die zeker verwacht mag worden langs de oevers van dit bestemmingsplangebied. Ten aanzien van beide soorten kan ontheffing echter zeker verkregen worden wanneer voldoende mitigerende maatregelen in acht genomen worden.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 75 -
28 mei 2010
De Noordse woelmuis is alleen bekend buiten dit plangebied, maar lokaal zal ook geschikt habitat aanwezig zijn binnen het bestemmingsplangebied, waardoor het voorkomen van deze soort niet uitgesloten kan worden. Echter, de mogelijkheden onder het bestemmingsplan hebben allemaal betrekking op het wijzigen van bestaande bebouwing, iets waar de Noordse woelmuis geen effecten van ondervindt. Uitzondering vormt uiteraard de bestemmingswijziging van bos naar wonen, maar Noordse woelmuizen zijn in bossen niet te verwachten. Voor effecten op grondgebonden zoogdieren binnen bestemmingsplan Tussen de dijken kan zeker ontheffing verkregen worden. 6.2.3
Vleermuizen Omdat vleermuizen de vijf bestemmingsplangebieden als integraal onderdeel van hun leefgebied kennen, wordt het onderscheid tussen bestemmingsplangebieden hier niet gemaakt. De bekende verblijfplaatsen van de soorten3,4,5,6 worden door de activiteiten die toegestaan worden niet beïnvloed. Het is, zeker ten aanzien van de Gewone dwergvleermuis, niet uit te sluiten dat verschillende gebouwen binnen de bestemmingsplangebieden gebruikt worden als verblijfplaats. Hetzelfde geldt voor de bomen die moeten wijken voor de reconstructie van de N236. Door ruim voorafgaand aan het invullen van het bestemmingsplan gericht vleermuisonderzoek te laten uitvoeren, moet blijken of ontheffing onder de Flora- en faunawet noodzakelijk is. Het aanvragen van een ontheffing kan veelal worden voorkomen door de verdwijnende verblijfplaatsen voorafgaand aan de ontwikkeling te compenseren. Voor de reconstructie van de N236 kan ontheffing op grond van een dwingende reden van groot openbaar belang naar verwachting verkregen worden. Migratieroutes kunnen worden aangetast bij bijvoorbeeld grootschalige kap van lijnvormige elementen als bomenrijen (reconstructie N236). Ook hier geldt dat gericht onderzoek de noodzaak tot een ontheffingsaanvraag bepaald,.maar dat deze naar verwachting verkregen zal kunnen worden. De activiteiten die de verschillende bestemmingsplannen mogelijk maken, hebben geen effect op foerageergebieden van de aangetroffen vleermuissoorten. Voor effecten op vleermuizen binnen bestemmingsplan gebieden Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef, Tussen de dijken en Plassengebied kan zeker ontheffing verkregen worden.
6.2.4
Reptielen De Ringslang is het enige reptiel dat is aangetroffen binnen de vijf bestemmingsplangebieden. Omdat de Ringslang behoefte heeft aan hopen rottend plantenmateriaal kan hij ook voorkomen in bijvoorbeeld tuinen. Het is daarom niet uit te sluiten dat de ontwikkelingen zoals deze voorzien zijn in de bestemmingsplannen leiden tot effecten op de Ringslang. Omdat de soort op bijlage I van de Habitatrichtlijnstaat, kan wel ontheffing aangevraagd worden voor Ruimtelijke Ontwikkelingen. Deze zal verleend worden, indien voldoende maatregelen in acht worden genomen.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 76 -
Definitief rapport
Voor effecten op de Ringslang binnen bestemmingsplan gebieden Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef, Tussen de dijken en Plassengebied kan zeker ontheffing verkregen worden. 6.2.5
Amfibieën Voor zowel Heikikker, als Rugstreeppad als Kamsalamander kan alleen ontheffing aangevraagd worden op grond van een dwingende reden van groot openbaar belang. De Heikikker kan van belang zijn voor de ontwikkeling van de camping (Nederhorst den Berg) en werkzaamheden in het natte profiel (en geschikt landhabitat) in bestemmingsplangebied Tussen de Dijken. Een ontheffingsaanvraag voor de Heikikker kan voorkomen worden door effecten te voorkomen (bijvoorbeeld door waterlopen en geschikt landhabitat te ontzien of aanleggen van nieuw biotoop voorafgaand aan vernietigen van eventueel aanwezig biotoop). Andere mogelijkheid is het onderbouwen van een dwingende reden van groot openbaar belang. Het is aan te raden tijdens de specifieke toetsing onderzoek naar het voorkomen van deze soort uit te laten voeren. De Rugstreeppad is niet bekend van en wordt ook niet verwacht op locaties waar ontwikkelingen zijn voorzien. De soort is wel een aandachtspunt bij de aanleg van de N236 en bedrijventerrein de Boomgaard (Ankeveen), omdat deze soort bekend is van terreinen die pas braak liggen. Vestiging van deze soort dient zoveel mogelijk voorkomen te worden. Voor het voorkomen van vestiging is echter geen ontheffing noodzakelijk. Voor effecten op amfibieën binnen bestemmingsplan gebieden Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef, Tussen de Dijken en Plassengebied kan het aanvragen van een ontheffing voorkomen worden. Het is onwaarschijnlijk dat voor alle activiteiten ook daadwerkelijk ontheffing aangevraagd kan worden wanneer de Heikikker daadwerkelijk voorkomt binnen het plangebied van betreffende activiteiten.
6.2.6
Vissen Tabel 4.4 laat zien dat dezelfde vier beschermde vissoorten (Bittervoorn, Grote modderkruiper, Kleine modderkruiper en Rivierdonderpad) in de vijf bestemmingsplangebieden verwacht mogen worden. Daarom worden de vijf bestemmingsplannen hieronder integraal besproken. Uitzondering vormt de Rivierprik, die is waargenomen in de waterleidingplas binnen bestemmingsplangebied Plassengebied. Hier worden geen nieuwe activiteiten toegestaan, waardoor effecten zijn uit te sluiten. Overigens kan voor deze soort ontheffing worden aangevraagd, mits voldoende mitigerende maatregelen in acht worden genomen. Voor zover het de overige vissoorten betreft zijn alleen activiteiten in het natte profiel relevant. Deze zijn denkbaar bij de uitbreiding van de camping (Nederhorst den Berg) of de uitbreiding van jachthavens (Plassengebied, Tussen de Dijken). Indien gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode hoeft voor Kleine modderkruiper geen ontheffing te worden aangevraagd. Voor de overige soorten kan ontheffing aangevraagd worden voor ruimtelijke ontwikkeling. Deze zal verleend worden, mits voldoende mitigerende maatregelen in acht genomen worden.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 77 -
28 mei 2010
Voor effecten op vissen binnen bestemmingsplan gebieden Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef, Tussen de dijken en Plassengebied kan zeker ontheffing verkregen worden. 6.2.7
Vogels met een vast nest Tabel 4.5 laat zien dat het gaat om Boomvalk, Buizerd, Havik, Kerkuil, Ooievaar, Ransuil, Sperwer, Wespendief en Huismus. Deze soorten komen uit de bestaande gegevens niet naar voren op locaties waar ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden, maar met name grootschalige kap van bos of bosschages of de kap van oude bomen met holtes verdient aandacht. Overigens blijkt uit de beschikbare informatie dat de verwachtingswaarde voor deze soorten bij de reconstructie van de N236 laag is. Het slopen en herbouwen van bestaande woningen is van belang als het om de Huismus gaat. Voor ruimtelijke ontwikkeling zal voor deze soorten geen ontheffing verleend worden, omdat de geldende belangen niet onderbouwd kunnen worden. Het is daarom zaak een ontheffingsaanvraag te voorkomen. Dit is mogelijk door bekende nestplaatsen bij ontwikkeling te ontzien of voorafgaand aan de ingreep de vaste verblijfplaats met bijbehorend functioneel leefgebied te compenseren (bijvoorbeeld het aanbrengen van “mussenvides” of uilenkasten). Voor effecten op vogels met een vast nest binnen bestemmingsplan gebieden Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef, Tussen de dijken en Plassengebied kan zeker geen ontheffing verkregen worden. Wel kan de noodzaak voor een ontheffing voorkomen worden.
6.2.8
Vogels zonder vaste nesten Tabel 4.5 laat een groot aantal soorten zien die binnen de vijf bestemmingsplangebieden broeden, maar wier nest niet jaarrond beschermd is. Ecologische redenen om op individuele locaties betreffende nesten wél als jaarrond beschermd te beschouwen, komen uit de beschikbare gegevens niet naar voren. Overigens hebben de activiteiten die mogelijk gemaakt worden vrijwel zeker alleen betrekking op meer algemene soorten, omdat het veelal gaat herbestemming van bebouwd gebied. Voor het verstoren van broedende vogels wordt geen ontheffing verleend, maar verstoring is uitstekend te voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of de werkzaamheden voorafgaand aan het broedseizoen aan te vangen en continu door te zetten. Ook kunnen de aanwezige habitats ongeschikt gemaakt worden voor broedende vogels. Hier is geen ontheffing voor nodig. Voor effecten op vogels zonder vast nest binnen bestemmingsplan gebieden Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef, Tussen de dijken en Plassengebied kan zeker geen ontheffing verkregen worden. Wel kan de noodaak voor een ontheffing voorkomen worden door mitigerende maatregelen uit te voeren.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 78 -
Definitief rapport
6.2.9
Overige taxonomische groepen Tabel 4.6 laat zien dat het gaat om Gestreepte waterroofkever (Tabel 3/Bijlage IV Habitatrichtlijn), Platte schijfhoren (Tabel 3/Bijlage IV Habitatrichtlijn), Groene glazenmaker (Tabel 3/Bijlage IV Habitatrichtlijn), Rouwmantel (Tabel 3/Bijlage I Habitatrichtlijn) en Heideblauwtje (Tabel 3/Bijlage I Habitatrichtlijn). De Gestreepte waterroofkever is niet aangetroffen op locaties waar ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden. Omdat deze soort heel specifieke eisen aan zijn habitat stelt (zie hoofdstuk 4) wordt deze soort op dit moment niet buiten zijn kerngebieden verwacht. Daarbuiten vormt de waterkwaliteit een te groot knelpunt24. Hetzelfde geldt voor Groene Glazenmaker, die vrijwel volledig afhankelijk is van vegetaties met Krabbenscheer. Deze zijn niet te verwachten op locaties waar ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden. Het heideblauwtje is gebonden aan vochtige heidevegetaties die niet voorkomen op locaties waar ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden. Rouwmantel is sinds 1964 geen standvlinder meer in Nederland. In 1995 en 2006 was er in Nederland een grote invasie van rouwmantels; verder worden ze nauwelijks gezien. Het zal dan ook gaan om een incidentele waarneming. Voorafgaand aan de activiteit dient bezien te worden of deze soort daadwerkelijk voorkomt. Overigens kan ten aanzien van deze soort ontheffing worden verkregen op grond van ruimtelijke ontwikkeling. Met uitzondering van Kortenhoef is de Platte schijfhoren bekend uit alle bestemmingsplangebieden, maar niet op die locaties waar ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Effecten zijn dan ook uit te sluiten. Voor effecten op soorten behorend tot de overige taxonomische groepen binnen bestemmingsplan gebieden Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef, Tussen de dijken en Plassengebied is geen ontheffing noodzakelijk of kan deze zeker verkregen worden.
6.2.10
Synthese Paragraaf 6.2 is samengevat in tabel 6.2. 7DEHO6\QWKHVH)ORUDHQIDXQDZHW 6RRUWJURHS
2QWKHIILQJQRRG]DNHOLMN
2QWKHIILQJPRJHOLMN
Vaatplanten
Nee
-
2QWKHIILQJYRRUNRPHQ -
Grondgebonden
Mogelijk
Ja
-
Vleermuizen
Mogelijk
Ja
-
Reptielen
Mogelijk
Ja
-
Amfibieën
Mogelijk
Niet in alle gevallen voor
Ja in geval van Heikikker
zoogdieren
Heikikker Vissen
Mogelijk
Ja
-
Vogels met vast nest
Vrijwel zeker
Nee
Ja, compenseren voor
Vogels zonder vast nest
Ja
Nee
Ja, mitigerende
Overige groepen
Mogelijk alleen
Ja
-
ingreep maatregelen uitvoeren Rouwmantel
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 79 -
28 mei 2010
Tabel 6.2 laat concluderen dat effecten die de activiteiten die de vijf bestemmingsplannen mogelijk maken uitvoerbaar zijn op grond van de Flora- en faunawet. Waar noodzakelijk kan het aanvragen van een ontheffing voorkomen worden of kan een ontheffing verleend worden. Wanneer een initiatiefnemer daadwerkelijk overgaat tot het opvullen van de ruimte die de bestemmingsplannen bieden, zullen de initiatieven afzonderlijk en in meer detail aan de Flora- en faunawet getoetst moeten worden. De vijf bestemmingplannen zijn uitvoerbaar binnen de kaders van de Flora- en faunawet
1DWXXUEHVFKHUPLQJVZHW De toetsing wordt ingevuld per bestemmingsplan, op basis de gegevens uit hoofdstuk 4 en de werkzaamheden uit hoofdstuk 5. Zoals in paragraaf 6.1 gezegd, wordt alleen aandacht besteed aan de nieuwe activiteiten zoals beschreven in paragraaf 6.1. De in tabel 6.1 genoemde ontwikkelingen bevinden zich allen buiten de begrenzing van “Naardermeer” en “Oostelijke Vechtplassen”, waardoor alleen sprake kan zijn van effecten veroorzaakt als gevolg van externe werking (zie tabel 5.1). Effecten van de overige storingsfactoren zijn dan ook op voorhand uit te sluiten. Alleen deze effecten worden hieronder dan ook in beschouwing genomen, waarbij onderscheidt gemaakt wordt tussen habitattypen, habitatrichtlijnsoorten en vogelrichtlijnsoorten.
6.3.1
Habitattypen Habitattypen -een verzameling plantengemeenschappen- zijn niet gevoelig voor geluid, licht, trillingen en optische verstoring. Typische soorten die mede bepalend zijn voor de kwaliteit van de habitattypen kunnen hier wel gevoelig voor zijn, waarbij met name gedacht moet worden aan vogelsoorten. Aan dit aspect wordt aandacht besteed bij vogelrichtlijnsoorten, waardoor deze aspecten hier buiten beschouwing blijven. Verzuring en vermesting Tabel 5.7 en tabel 5.8 laten zien dat op dit moment de kritische depositiewaarde op basis van een worst-case benadering voor alle habitattypen wordt overschreden als het gaat om emissie van verzurende en vermestende stoffen. Daarmee vormen emissies van deze stoffen een aandachtspunt bij de uiteindelijke toetsing van de concrete initiatieven. Gekeken zal moeten worden of er sprake is van een significant negatief effect op basis van ecologische gronden. In de meeste gevallen gaat het om het vervangen of uitbreiden van bestaande bebouwing. Een toename van depositie als gevolg hiervan is niet te verwachten, omdat, zeker in geval van herbouw, betere isolatie en efficiëntere technieken worden toegepast in vergelijking met de verdwijnende bebouwing. Waar jachthaven uitgebreid gaan worden, heeft toetsing van eerdere initiatieven laten zien dat vergunning in kader van Natuurbeschermingswet niet noodzakelijk is voor de beperkte aanvullende emissie die dat met zich meebrengt37. Dit doet overigens niets af aan het gegeven dat elk afzonderlijk initiatief getoetst zal moeten worden, waarbij cumulatie met andere initiatieven een belangrijk gegeven is.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 80 -
Definitief rapport
Omdat mogelijkheden beschikbaar zijn om dergelijke effecten te mitigeren (denk bijvoorbeeld aan het investeren in schonere technieken of beheer door een initiatiefnemer of het verhogen van de ruwheid tussen het plangebied en de Natura 2000-gebieden) zijn significant negatieve effecten - voor zover aan de orde - te voorkomen als het gaat om het realiseren van de mogelijkheden in het bestemmingsplan. Het is belangrijk op te merken dat een basisgedachte hierbij is dat de dalende trend, zoals deze uit voorgaande informatie af te leiden is, doorzet en op basis van extra inspanning wordt versneld. Effecten als gevolg van verzurende en vermestende depositie zijn niet uit te sluiten, maar met passende maatregelen kunnen significant negatieve effecten op het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen worden voorkomen. De bestemmingsplannen Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef, Plassengebied en Tussen de Dijken zijn daarmee wat betreft deze aspecten uitvoerbaar vanuit de Natuurbeschermingswet. Verzoeting, verzilting, verontreiniging, verdroging en vernatting De beschikbare gegevens laten zien dat de grotere niet natuurgerelateerde initiatieven geen invloed hebben op de grondwaterstanden in “Naardermeer” en “Oostelijke Vechtplassen” (denk aan reconstructie N336 en Bedrijventerrein de Boomgaard). De kleinere niet natuurgerelateerde initiatieven vereisen, voor zover bekend, geen aanvullende drooglegging. Daar waar het areaal natuur vergroot zal worden, zal ongetwijfeld sprake zijn van vernatting. Verdroging is een van de knelpunten in het gebied, ook binnen bestemmingsplangebied Ankeveen en de relevante habitattypen hebben baat bij vasthouden van gebiedseigen, niet te eutroof water. Negatieve effecten zijn dan ook niet te verwachten. Effecten als verzoeting, verzilting, verontreiniging, verdroging en vernatting zijn dan ook uit te sluiten. De bestemmingsplannen Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef, Plassengebied en Tussen de Dijken zijn daarmee wat betreft deze aspecten uitvoerbaar vanuit de Natuurbeschermingswet. 6.3.2
Habitatrichtlijnsoorten en Vogelrichtlijnsoorten Habitatrichtlijnsoorten zijn niet gevoelig voor verzuring en vermesting. Zoals eerder aangehaald gaat het om een indirect effect via de habitattypen waarvan deze soorten afhankelijk zijn. Deze effecten zijn in voorgaande paragraaf behandeld, waardoor hieronder alleen aandacht wordt besteed aan verzoeting, verzilting, verontreiniging, verdroging, vernatting, licht, geluid, trillingen en optische verstoring. Visser (1996) en Smit (2001) geven overigens aan dat vrijwel alle habitatrichtlijnsoorten niet of nauwelijks gevoelig zijn voor optische verstoring, waarbij opgemerkt moet worden dat met name kleine zoogdieren als Noordse woelmuis niet of nauwelijks zijn onderzocht (Zie Smit, 2001 en Grift et al, 200870).
70
Grift, E.A. van der, Foppen, R., Loos, W-B., Molenaar, H. de, Oomen, D., Reijnen, R., Sierdsma, H., Wegman, R.; 2008; Quick-scan verstoring fauna door laagvliegen; Alterra rapport 1725; Alterra; Wageningen.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 81 -
28 mei 2010
Verzoeting, verzilting, verontreiniging, verdroging en vernatting De beschikbare gegevens laten zien dat de grotere niet natuurgerelateerde initiatieven geen invloed hebben op de grondwaterstanden in “Naardermeer” en “Oostelijke Vechtplassen” (denk aan reconstructie N236 en Bedrijventerrein de Boomgaard). De kleinere niet natuurgerelateerde initiatieven vereisen, voor zover bekend, geen aanvullende drooglegging. Daar waar het areaal natuur vergroot zal worden, zal ongetwijfeld sprake zijn van vernatting. Verdroging is een van de knelpunten in het gebied, ook binnen bestemmingsplangebied Ankeveen, en de habitatrichtlijnsoorten hebben baat bij vasthouden van gebiedseigen, niet te eutroof water en / of het terugbrengen van enige dynamiek in het gebied. Negatieve effecten zijn dan ook niet te verwachten. Effecten als gevolg van verzoeting, verzilting, verontreiniging, verdroging en vernatting zijn dan ook uit te sluiten. De bestemmingsplannen Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef, Plassengebied en Tussen de Dijken zijn daarmee wat betreft deze aspecten uitvoerbaar vanuit de Natuurbeschermingswet. Licht, geluid, trillingen en optische verstoring De in “Naardermeer” en “Oostelijke Vechtplassen” beschermde soorten zijn niet bekend binnen een afstand van 500 meter van de voorgenomen initiatieven. Omdat het in de meeste gevallen gaat om uitbreiding of nieuwbouw van bestaande woningen of herbouwen van bestaande woningen op locaties binnen reeds bebouwd gebied of daar net aangrenzend, is uit te sluiten dat de emissie van geluid, licht en trillingen negatieve effecten heeft op de relevante vogelrichtlijn- en habitatrichtlijnsoorten. Immers, dergelijke habitats zijn nu al ongeschikt voor deze soorten en de initiatieven zullen niet leiden tot een belasting die afwijkt van de reeds bestaande bebouwing. Wat betreft de grotere initiatieven (Reconstructie N236 en Bedrijventerrein Boomgaard) blijkt uit de beschikbare informatie niet dat nieuwe effecten op onder de Natuurbeschermingswet beschermde soorten aan de orde zijn. Zeker met het oog op Vogelrichtlijnsoorten (en typische soorten behorend bij de habitattypen) is optische verstoring een wezenlijk knelpunt. Optische verstoring is met name relevant als het gaat om het uitbreiden van jachthavens als gevolg van een toename van de recreatievaart. Deze vaartuigen kunnen zich in principe ook begeven op plaatsen waar deze Vogelrichtlijnsoorten tot broeden kunnen komen of waar wintergasten foerageren of rusten. Uitbreiding van jachthavens is aan de orde binnen bestemmingsplan Plassengebied en het daaraan grenzende bestemmingsplan Tussen de Dijken. In Loop & Hoffmann (2008) is aangegeven dat recreatievaart negatieve effecten kan hebben op vogelrichtlijnsoorten, hoewel Krijgsheld et al (2004 en 2008) geen eenduidig verband gevonden hebben voor vogels van riet en moeras in relatie tot recreatie. Varende boten zorgen met name voor optische verstoring in combinatie met geluid.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 82 -
Definitief rapport
De Loosdrechtse Plassen -waar bestemmingsplan Plassengebied en Tussen de Dijken aan grenzen- zijn van marginale betekenis voor overwinterende vogels. Er zitten nauwelijks overwinterende vogels op de Plassen. Andere gedeelten van het Natura 2000-gebied zijn van veel grotere betekenis voor overwinterende vogels (zie Loop & Hoffmann, 2008). Daarnaast is in het winterseizoen het aantal vaarbewegingen veel lager dan in het hoogseizoen (zie Loop & Hoffmann, 2008) en is de dichtheid van vogels op het open water erg laag. Gezien de grote oppervlakte van de plas, de lage aantallen vogels op het water en het huidige aantal varende boten in de winterperiode is door de uitbreiding van de jachthavens geen significant negatief effect te verwachten op overwinterende vogels (zie hoofdstuk 2 voor relevante soorten). De soorten die als broedvogel zijn aangewezen in “Oostelijke Vechtplassen” en “Naardermeer” maken zonder uitzondering gebruik van rietlanden en moerassen. Zij ondervinden alleen verstoring als het rietland of moeras betreden wordt of door waterriet wordt gevaren. Voor recreatievaart is dit type habitat nagenoeg overal ontoegankelijk binnen “Oostelijke Vechtplassen” en “Naardermeer”. De oevers met de breedste rietkragen hebben de bestemming natuur in de bestemmingsplannen. Zolang geen nieuwe aanlegplaatsen bij rietkragen worden aangelegd, vindt er geen verstoring plaats en wordt de recreatievaart voldoende goed gescheiden van de beschermde natuurwaarden. Effecten als gevolg van verzoeting, verzilting, verontreiniging, verdroging, vernatting, licht, geluid, trillingen en optische verstoring zijn dan ook uit te sluiten. De bestemmingsplannen Nederhorst den Berg, Ankeveen, Kortenhoef, Plassengebied en Tussen de Dijken zijn daarmee wat betreft deze aspecten uitvoerbaar vanuit de Natuurbeschermingswet. De vijf bestemmingplannen zijn uitvoerbaar binnen de kaders van de Natuurbeschermingswet 1998
3URYLQFLDDO (FRORJLVFKH+RRIGVWUXFWXXU De toetsing wordt ingevuld per bestemmingsplan, op basis de gegevens uit hoofdstuk 4 en de werkzaamheden uit hoofdstuk 5. Zoals figuur 2.2 laat zien is het allereerst van belang óf een ingreep is voorzien in de EHS. Wanneer de initiatieven uit tabel 6.1 vergeleken worden met figuur 1.3, valt op dat de initiatieven - op grond van de beschikbare gegevens - niet binnen de ecologische hoofdstructuur zijn voorzien. De Rode Lijst soorten uit tabel 4.10 zijn ook niet bekend uit de omgeving van locaties waar initiatieven mogelijk gemaakt worden. Toetsing aan de kaders van de EHS is daarmee niet noodzakelijk. Eventuele externe werking is, conform figuur 2.2, voldoende afgedekt door toetsing aan overig (rijks) ruimtelijk beleid, zoals hierboven ingevuld in het kader van de Natuurbeschermingswet. Dezelfde soortgroepen zijn immers van toepassing (zie tabel 4.10). De vijf bestemmingplannen zijn uitvoerbaar binnen de kaders van de Ecologische Hoofdstructuur
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 83 -
28 mei 2010
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 84 -
Definitief rapport
&21&/86,(6 x
x x x x
x
De toetsing op bestemmingsplanniveau kan een toetsing van de uiteindelijke ingrepen niet vervangen. De vijf bestemmingsplangebieden bevinden zich binnen gebieden waar de Natuurbeschermingswet en de kaders van de Ecologische Hoofdstructuur van toepassing zijn. Ook komen onder de Flora- en faunawet streng beschermde soorten voor binnen deze gebieden. De bestemmingsplannen hebben zonder uitzondering een conserverend karakter. Nieuwe initiatieven zijn maar zeer beperkt mogelijk. De toetsing laat zien dat de initiatieven die mogelijk worden gemaakt onder de bestemmingsplannen uitvoerbaar geacht worden op grond van vigerende natuur wet- en regelgeving. Van de initiatieven welke in de bestemmingsplannen mogelijk gemaakt worden wordt geacht dat deze uitvoerbaar zijn op grond van de vigerende wetgeving. Afhankelijk van tijdstip en wijze van de daadwerkelijke uitvoering kan het voorkomen dat een nadere toetsing noodzakelijk is en kunnen mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn om een ontheffing mogelijk te maken. Depositie van verzurende en vermestende stoffen is een algemeen aandachtspunt ten aanzien van Natura 2000. Van de initiatieven welke in de bestemmingsplannen mogelijk gemaakt worden wordt geacht dat significant negatieve effecten als gevolg van verzurende en vermestende depositie te voorkomen. Omdat dit onderwerp nog volop onderwerp is van ontwikkelingen als de Programatische Aanpak Stikstof (PAS) is het raadzaam dit onderwerp te blijven volgen.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 85 -
28 mei 2010
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 86 -
Definitief rapport
5()(5(17,(6 x x x x x x x x x x x x x x x
x x x x
Bal, D., Beije, H.M., Fellinger, M., Havenman, R., Opstal, A.J.F.M. van, Zadelhoff, F.J. van. 2001. Handboek Natuurdoeltypen. Expertisecentrum LNV. Wageningen. Blacquière G., Ainslie, M.A., Jong, C.A.F. de, Verboom, W.C.; 2008; Geluidmetingen Eemshaven; TNO-rapport TNO-CV 2008 C038; TNO Defensie en Veiligheid, Den Haag. Brasseur; 2007; Zeezoogdieren in de Eems, cumulatieve effecten van de activiteiten rond de ontwikkeling van de Eemshaven; IMARES Rapport C107/07; IMARES; Wageningen. Broekmeyer, M.E.A.; 2006; Effectenindicator Natura 2000-gebieden; Alterra-rapport 1375; Wageningen. CBS, SOVON. 2005. Trends van vogels in het Nederlandse Natura 2000-netwerk. Sovon Vogelonderzoek Nederland en Centraal Bureau voor de Statistiek. Sovon Informatierapport 2005/09. Beek-Ubbergen. Decleer, K. (ed); 2007; Europees beschermde natuur in Vlaanderen en het Belgische deel van de Noordzee - Habitattypen, dier- en plantensoorten; Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en bosonderzoek; INBO.M..2007.01; Brussel Dobben, H.F. van, Hinsberg, A. van. 2008. Overzicht kritische depositiewaarden voor stikstof toegepast op habitattypen en Natura 2000-gebieden. Alterra rapport 1654. Alterra. Wageningen. Dougle, P.G., Kroon, P.. 2005. Evlauatie verzuring in het NMP3 - verzuringsbeleid op de lange baan. Concept rapport. ECN-Beleidsstudies. Emmerik, W.A.M. van, Nie, H.W. de; 2006; De zoetwatervissen van Nederland - Ecologisch bekeken; Vereniging Sportvisserij Nederland; Bilthoven; ISBN 90-810295-1-7. Geluidsvoortplanting. (2009, maart 16). Wikipedia, de vrije encyclopedie. Opgehaald 08:54, oktober 2, 2009 van http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Geluidsvoortplanting&oldid=16063709. Gezondheidsraad; 2000; Hinder van nachtelijk kunstlicht voor mens en natuur; Publicatienummer 2000/25; Den Haag. Grift, E.A. van der, Foppen, R., Loos, W-B., Molenaar, H. de, Oomen, D., Reijnen, R., Sierdsma, H., Wegman, R.; 2008; Quick-scan verstoring fauna door laagvliegen; Alterra rapport 1725; Alterra; Wageningen. Grootjans, K.H.T., Hoffmann, A.H.; 2009; Loosdrechtse Plassen - Zonering Natuurdoelen en recreatief medegebruik in het Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen; 9M8135G0/N00003/901451/Root; Royal Haskoning B.V.; Rotterdam. Janssen, J.A.M., Schaminée, J.H.J. (ed); 2008; Soorten van de Habitatrichtlijn; KNNV Uitgeverij; Zeist. Jong, C.A.F. de, Ainslie, M.A.; 2008; Underwater sound due to piling activities for the Q7 Off-shore wind park; TNO report MON-RPT-033-DTS-2007-03388 IN Prins, T.C., Twisk, F., Heuvel-Greve, M.J. van den, Troost, T.A., Beek, J.K.L. van; 2008; Development of a framework for appropriate assessments of Dutch offshore wind farms; Deltares rapport Z4513; Deltares Jonge, C. de, Jol, F., Lycklama, T.; 2009; Audit ‘Pleziervaart en Natura 2000’; omgaan met onzekerheden in effectbeoordelingen; Kenniscentrum Recreatie; Den Haag. Koolstra, B.J.H., Jager, Z., Manders, L.C., Passende beoordeling ten behoeve van de aanvraag NB-wetvergunning uitbreiding en verdieping Eemnshaven; Arcadis rapport 110621/NA8/007/000243; Arcadis Nederland B.V. Krijgsveld, K.L., Lieshout, S.M.J., van, Winden, J. van der, Dirksen, S.; 2004; Verstoringsgevoeligheid van vogels - literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie; Vogelbescherming Nederland. Krijgsveld, K.L., Smits, R.R., Winden, J. van der.; 2008; Verstoringsgevoeligheid van vogels update literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie; Vogelbescherming Nederland.
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 87 -
28 mei 2010
x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x
Kros, J., Haan, B.J. de, Bobbink, R., Jaarsveld, J.A. van, Roelofs, J.G.M. Vries, W. de; Effecten van ammoniak op de Nederlandse natuur; Alterra rapport 1698; Alterra; Wageningen. LNV; 1998; Wet van 25 mei 1998, houdende regels ter bescherming van in het wild levende planten- en diersoorten; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit; Den Haag. LNV; 2003; Structuurschema Groene Ruimte 2 Resultaten van inspraak, bestuurlijk overleg en advies; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit; Den Haag. LNV; 2005; Algemene handreiking Natuurbeschermingswet 1998; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit; Den Haag. LNV; 2006; Natura 2000 doelendocument - Duidelijkheid bieden, richting geven en ruimte laten; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit; Den Haag. LNV; 2007a; Handreiking bestemmingsplannen en Natuurwetgeving; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit; Den Haag. LNV; 2007b; Gebiedendocument Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit; Den Haag LNV; 2007c; Gebiedendocument Natura 2000-gebied Naardermeer; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit; Den Haag LNV; 2007d; Spelregels EHS; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit; Den Haag. LNV; 2009b; Effectenindicator Natura 2000-gebieden - Aanvullingen bij het Altarra-rapport 1375 uit 2005; http://www.minlnv.nl Longcore, T., Rich, C.; 2004; Ecological light pollution; Frontiers in ecology and environment; 2(4); 191-198. Loop, F, van der; 2007; Ecoscan bestemmingsplan Buitengebied Ankeveen, 9S4334/R2/902562/Amst ;Royal Haskoning B.V.; Amsterdam. Loop, F, van der; 2007; Ecoscan bestemmingsplan Buitengebied Nederhorst den Berg, 9M8135/R1/902562/Amst; Royal Haskoning B.V.; Amsterdam. Loop, F, van der; Hoffmann, A., 2008; Ecoscan bestemmingsplan Tussen de Dijken, 9M135G0/R/902562/Ams; Royal Haskoning B.V.; Amsterdam. Loop, F, van der; Hoffmann, A.; 2008; Ecoscan bestemmingsplan Plassengebied, 9T9007/R4/MZI/Rott ; Royal Haskoning B.V.; Rotterdam. MNC; 2009; http://www.milieunatuurcompendium.nl; oktober 2009 Molenaar, J.G. de, Jonkers, D.A., Sanders, M.E.; 2000; Wegverlichting en Natuur III – Lokale invloed van wegverlichting op een gruttopopulatie; Dienst Weg- en Waterbouwkunde Ontsnipperingsreeks nr. 38; Rijkswaterstaat en Alterra; Wageningen. Molenaar, J.G., Donkers, D.A., Henkers, R.J.H.G.; 1997; Wegverlichting en natuur I–een literatuurstudie naar de werking en effecten van licht en verlichting op de natuur; Dienst Weg- en Waterbouwkunde; DWW-rapport W-DWW-97-057; Delft. Natuurloket; 2009; http://www.natuurloket.nl; september 2009 Possen, B.J.H.M.; 2009; Bestemmingsplan Jachthaven Manten - Ecoscan; 9T9007/R00002/902430/1; Royal Haskoning B.V.; ‘s-Hertogenbosch. Prins, T.C., Twisk, F., Heuvel-Greve, M.J. van den, Troost, T.A., Beek, J.K.L. van; 2008; Development of a framework for appropriate assessments of Dutch offshore wind farms; Deltares rapport Z4513; Deltares Provincie Noord-Holland; 2003; Streekplan Noord-Holland Zuid; Provincie Noord-Holland; Haarlem. Inclusief actualisatie (http://www.noord-holland.nl; september 2009) Provincie Noord-Holland; 2005; Noord-Holland Natuurlijk - Nota natuurbeleid 2005; Provincie Noord-Holland; Haarlem.
9V3597/R00002/902430/Rott 28 mei 2010
Geactualiseerde Ecoscan - 88 -
Definitief rapport
x x x x x x x x x x x x x x x
x x x x
Reijnen, M.J.S.M., Thissen, J.B.M.; 1987; The effects from road traffic on breeding-bird populations in woodland; Annual report 1986; 121-132; Research Institute for Nature Management; Leersum. Reijnen, M.J.S.M., Veenbaas, G., Foppen, R.P.B.; 1992; Het voorspellen van het effect van snelverkeer op broedvogelpopulaties; P-DWW-92-709. Reijnen, R., Foppen, R., Braak, C. ter, Thissen, J.; 1995; The effects of car traffic on breeding bird populations in woodland III – reduction of density in relation to the proximity of main roads; The journal of applied ecology; 32(1); 187-202. Reijnen, R., Foppen, R., Meeuwsen, H.; 1996; The effects of traffic on the density of breeding birds in Dutch agricultural grasslands; Biological conservation; 75; 255-260. Reijnen, R., Foppen, R.; 1994; The effects of car traffic on breeding bird populations in woodland I – Evidence of reduced habitat quality for willow warblers (Phylloscopus trochilus) breeding close to a highway; The journal of applied ecology; 31(1); 85-94. Rich, C., Longcore, T.; 2006; Ecological consequences of artificial night lighting;editors; Island Press; p. 459. Royal Haskoning, 2009, Effect onderzoek ENECOGEN in het kader van de Natuurbeschermingswet; 9V0905.01/R00002/902741/Rott; Royal Haskoning B.V.; ‘sHertogenbosch. Smit, C.; 2001; Effecten van militair gebruik en recreatie op flora en fauna – een literatuuronderzoek; Expertisecentrum LNV; nr.2001-037; Wageningen. SOVON; 2002; Broedvogels en de invloed van hoofdwegen – een nationaal perspectief; SOVON onderzoeksrapport 2002/08; Beek-Ubbergen. Steunpunt Natura 2000; 2008; Aanvullingen op Intern werkdocument toepassing begrippenkader Nb-wet. Stichting Anemoon; 2009; http://www.anemoon.org; september 2009. Unie van Waterschappen; 2006; Gedragscode Flora- en Faunawet voor waterschappen; Den Haag Veer, R. van ‘t, Hoogeboom, D.; 2008; Atlas Natura 2000 Naardermeer en Oostelijke Vechtplassen; Provincie Noord-Holland; Haarlem. Vegte, J-W van der; 2000; Ecologische effecten van strooilicht uit de glastuinbouw; IWACO Visser; 1996; Invloed van wandelrecreatie op de fauna van de Amsterdamse waterleidingduinen Een inventariserend literatuuronderzoek; IN Smit, C.; 2001; Effecten van militair gebruik en recreatie op flora en fauna – een literatuuronderzoek; Expertisecentrum LNV; nr.2001-037; Wageningen. VROM; 2001; Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening; Ministerie van VROM; Den Haag. VZZ; 2009; http://www.vzz.nl; September 2009. Waarneming; 2009; http://www.waarneming.nl; september 2009 Weeda, E.J., Westra, R., Westra, Ch., Westra, T.; 1985; Nederlandse Oecologische flora - wilde planten en hun relaties; ISBN 90-6301-024-9
Geactualiseerde Ecoscan Definitief rapport
9V3597/R00002/902430/Rott - 89 -
28 mei 2010
Bijlage 2 Nota van inspraak en overleg
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
Wijdemeren Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef
nota inspraak en overleg (en ambtshalve wijzigingen)
11 september 2012
2
Inhoud
1. Inleiding 1.1. Inspraak 1.2. Overleg 1.3. Ambtshalve wijzigingen
2. Inspraakreacties
3. Overlegreacties
4. Ambtshalve wijzigingen
Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef Nota inspraak en overleg 11 september 2012
3
1. Inleiding Het bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef voorziet in een actuele regeling voor buitengebied Kortenhoef en heeft als doel een juridisch-planologisch kader te bieden waarbij het vastleggen van bestaande bestemmingen en bestaand gebruik voorop staan.
1.1. Inspraak Het voorontwerpbestemmingsplan heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening vanaf 24 mei 2012 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Op 11 juni 2012 heeft een openbare inloop-/informatieavond plaatsgevonden. Ingekomen reacties Door 25 personen is een schriftelijke inspraakreactie ingediend. In het volgende hoofdstuk zijn de inspraakreacties samengevat en voorzien van een beantwoording. Tevens is aangegeven of de inspraakreacties leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan. Voor zover de reacties hebben geleid tot aanpassingen van het plan, worden deze verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.
1.2. Overleg Het voorontwerpbestemmingsplan Kortenhoef is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening aan de overleginstanties toegezonden. Van de aangeschreven instanties hebben er 5 een inhoudelijke reactie ingediend. In hoofdstuk 3 zijn deze reacties samengevat en voorzien van een overweging van de gemeente.
1.3. Ambtshalve wijzigingen In het ontwerpbestemmingsplan wordt een aantal ambtshalve wijzigingen verwerkt. Deze zijn opgenomen in hoofdstuk 4.
Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef Nota inspraak en overleg 11 september 2012
4
2. Inspraakreacties Door 25 personen is een schriftelijke inspraakreactie ingediend. In het navolgende zijn de schriftelijke inspraakreacties samengevat en voorzien van een beantwoording, met de conclusie of het bestemmingsplan zal worden aangepast.
1. 2.
G.H.J. Kemp, Kortenhoefsedijk 15, 1241 LM Kortenhoef HenE architecten,Vaartweg 187, 1217 ST Hilversum (namens J. Blom, eigenaar van Kortenhoefsedijk 95) 3. C.A.M. de Haas, Lindenheuvel 1, 1217 JV Hilversum, eigenaar van perceel achter Kortenhoefsedijk 125) 4. T. de Munnik-v.d. Velden, Zuwe 24, 1241 NC Kortenhoef (eigenaar van perceel achter Kortenhoefsedijk 176-179) 5. Klaver van der Hooft Posch avocaten, Postbus 10, 1716 ZG Opmeer (namens de heer en mevrouw Munnik, eigenaar van perceel achter Kortenhoefsedijk 176-179 en het perceel naast Kortenhoefsedijk 50) 6. NPO planontwikkeling, Postbus 290, 7460 AG Rijssen, eigenaar van Emmaweg bij 44. 7. W.G.A. Breij, Emmaweg 58, 1241 LH Kortenhoef (namens C. Schalkers Aannemersbedrijf Emmaweg 57, Boco bv Emmaweg 58, J. Hermsen Garagebedrijf Emmaweg 58a, MusicPlant b.v. Emmaweg 59). 8. C. Schalkers, Emmaweg 57, 1241 LH Kortenhoef 9. Luijer advocatenkantoor, Postbus 44, 1243 ZG ’s-Graveland (namens J. Hermsen, eigenaar van Emmaweg 58b) 10. D.A. van Wijk, Emmaweg 60, 1241 LH Kortenhoef. 11. De heer en mevrouw Vos, Emmaweg 64b, 1241LJ Kortenhoef 12. Van der Kommer Legal, De Fruituinen 81, 2132 NZ Hoofddorp (namens J.J. van der Valk, Emmaweg 75) 13. D.S. Windsma, Emmaweg 75A, 1241 LJ Kotenhoef 14. D.F Windsma- Van Kesteren, Emmaweg 75 A, 1241 LJ Kortenhoef 15. Bouwkundig Ontwerp- en adviesbureau G.J. van Ekris b.v.Dorpsweg 71, 3738 CB Maartensdijk (namens de heer H.S. Atta / Farmatex Holding, eigenaar van Emmaweg 82 16. R. van Hattum, Emmaweg 86, 1241 LJ kortenhoef (namens Woonvereniging De Hofstee, Emmaweg 86) 17. H. Brouwer, Emmaweg 87, 1241 LJ Kortenhoef 18. J. van Gilse, Emmaweg 48, 1241 LH Kortenhoef (mede namens F. Fontijn, J. Hermen, N. Steenvoorden en B. Kok, eigenaren/bewoners van de Emmaweg) 19. J.A. Baars, Koninginneweg 87, 1241 CX Kortenhoef. 20. E.F. Klein&Partners, Bernard van Beeklaan1, 1241 AC Kortenhoef (namens E. Holdinga, eigenaar van Kwakel 22) 21. E. Holdiga, eigenaar van Kwakel 22 (geen huisadres opgegeven) 22. E.H. Snaterse, Moerendael 5, 1241 HT Kortenhoef. 23. W. Kemp, Kwakel 8, 1241 LC Kortenhoef 24. K. van Vliet, Koninginneweg 83, 1241 CX Kortenhoef 25. J. van de Rol, Emmaweg 56, 1241 LH Kortenhoef
Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef Nota inspraak en overleg 11 september 2012
5
De reacties luidden als volgt: Nr. Reacties 1. G.H.J. Kemp 1. Er is maar één bedrijfswoning toegestaan op het perceel. Verzoeker wil een tweede bedrijfswoning en refereert naar een toezegging uit 1992.
2.De maximale bouwhoogte in artikel 4 is 8 meter. In het vigerende plan staat 9,5 meter. Verzoeker wil minimaal 9 meter bouwhoogte, zoals ook op het naastgelegen perceel is toegestaan.
Commentaar 1.Enige toezegging uit het verleden is bij ons niet bekend. Het perceel heeft een bedrijfsbestemming. In algemene zin is er per bedrijf één bedrijfswoning toegestaan. Er is geen aanleiding om hiervan af te wijken. Daarnaast bevindt het perceel (ter plaatse van de hooiberg) zich buiten Bestaand Bebouwd Gebied zoals aangegeven in de provinciale verordening. Op grond van die regels is het niet mogelijk om een woning toe te voegen. De regels van de provincie gelden voor alle ruimtelijke plannen.
2.De maximale goothoogte is het geldende bestemmingsplan “Uitbreidingsplan in hoofdzaak 1951” voor dit perceel vastgesteld op 4,5 meter. Een nokhoogte is niet gegeven. Overigens is ook in het bestemmingsplan “Buitengebied II” voor de bestemming “gemengde doeleinden” de maximale goothoogte ook 4,5 meter. De maximale bouwhoogte in de bestemming “bedrijf” is 8 meter. Dit is een algemeen vastgestelde maximale hoogte voor deze bestemming in andere buitengebieden / plangebieden. Vanuit het oogpunt van landschap mag niet te hoog gebouwd worden. 8 meter is voldoende voor twee bouwlagen. Het naastgelegen perceel wijkt daarvan enigszins af. Er is geen aanleiding om de bouwhoogte voor dit plangebied aan te passen. De maximale bouwhoogte blijft gehandhaafd.
3. Voor het perceel geldt een dubbelbestemming “Archeologie I” (artikel 19). Verzoeker wil verwijdering 3. De gemeente is op grond van de van deze dubbelbestemming omdat het perceel is gelegen op een oude vuilnisbelt om onnodige kosten Monumentenwet verplicht om in bestemmingsplannen rekening te houden met de te voorkomen. in de grond aanwezige en te verwachten archeologische waarden. Uitgangspunt hierbij is de door de Stichting Cultureel Erfgoed NoordHolland gemaakte beleidskaart Archeologie voor Wijdemeren. Dat er geen sprake kan zijn van archeologische waarde is dus niet juist. Gelet op de toegekende waarden volgens genoemde waardekaart (en die zijn vertaald in het bestemmingsplan) is de onderzoeksplicht opgelegd. Niet in alle gevallen is ingeval van “het bouwen van gebouwen” overigens een onderzoek naar archeologische waarden vereist (zie de resp. bestemmingen Waarde – Archeologie 1 t/m 4. Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef Nota inspraak en overleg 11 september 2012
6
Voorts heeft de toegekende Waarde archeologie 4 pas betekenis indien er sprake is van werken en werkzaamheden die een oppervlakte beslaan van meer dan 2500 m2. Hiervan zal zelden of nooit sprake zijn. Zie art. 19.3.2 van de regels. De bepaling zal wel worden aangescherpt zodat de normale werkzaamheden die verricht worden op het land, zoals bijv. het inzaaien van het land, niet vergunningsplichtig worden. 2.
3.
4. 5.
HenE architecten, namens J. Blom eigenaar van Kortenhoefsedijk 95 De aanbouw aan de achterzijde van de woning, waarvoor vergunning is verleend in 1996 ontbreekt op de verbeelding. De 20 jaar geleden verlegde oeverlijn / watergang is daardoor anders ingetekend dan in de huidige situatie. C.A.M. de Haas, eigenaar van perceel achter Kortenhoefsedijk 125 Verzoekt om bestaande bestemming / het bestaande gebruik -zijnde het hobbymatig restaureren van schilderijen en lijsten- op te nemen voor het op het perceel aanwezige gebouw.
T. de Munnik-v.d. Velden en Klaver van der Hooft Posch advocaten, namens de heer en mevrouw Munnik, eigenaar van perceel achter Kortenhoefsedijk 176-179 en het perceel naast Kortenhoefsedijk 50. 1. Verzoekt om de bestemming agrarisch te wijzigen en de bestaande bestemming van Kortenhoefsedijk 176 – 179 op te nemen, dat wil zeggen: gemengde bebouwing i.p.v. agrarische bestemming. Dit omdat er al jaren opslag is voor boten, caravans en materiaal en materieel voor de jachthaven. 2. Verzoekt om een woonbestemming op perceel Kortenhoefsedijk 50.
De verbeelding wordt aangepast.
Het betreft een bijgebouw in de bestemming wonen waarin hobbymatige activiteiten plaatsvinden. (Bedrijfsmatige activiteiten zijn en worden niet toegestaan.) Het pand krijgt de bestemming wonen. Dit is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Dat blijft gehandhaafd. De activiteiten passen daarbinnen.
1. Aan het verzoek wordt voldaan. Het vigerende bestemmingsplan geeft de gronden de bestemming gemengde bebouwing. Het perceel krijgt wederom (samen met de voorliggende bedrijfsgebouwen) de bestemming “Bedrijf”. 2. Het perceel heeft de bestemming “Agrarisch met waarden- Natuur en Landschapswaarden”. Het nieuwe bestemmingsplan zal uitgaan van het vastleggen van bestaande bestemmingen en bestaand gebruik. Uitbreiding of wijziging van bestaande bestemmingen en gebruiksmogelijkheden is in principe niet aan de orde. Het toevoegen van een woning - zoals nu aan de orde wordt gesteld - past niet in dat uitgangspunt. Het gaat hier om een van de karakteristieke zichtlijnen in het gebied die behouden moeten blijven. De aantasting van de herkenbare verkavelingpatronen (in de vorm van bebouwing)
Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef Nota inspraak en overleg 11 september 2012
7
moet voorkomen worden. Bovendien is een woning in strijd met de structuurvisie en verordening van de Provincie Noord-Holland. Het perceel valt namelijk buiten het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) waar in principe nieuwe (woon)bebouwing niet wenselijk is. Op grond van die regels is het niet mogelijk om een woning toe te voegen. De regels van de provincie gelden voor alle ruimtelijke plannen. De regels van de provincie bieden de mogelijkheid tot afwijken van de regels (ruimte-voor-ruimte). Het initiatief voldoet niet aan de uitzonderingen die de provinciale regel stelt. De agrarische bestemming blijft gehandhaafd. 6.
7.
NPO planontwikkeling, eigenaar van Emmaweg bij 44 Vraagt om aanpassing van de bouwregels voor Emmaweg 44 overeenkomstig het huidige -onlangs vastgestelde- bestemmingsplan als het gaat om de bouwhoogte: nokhoogte 10 meter en goothoogte 4 meter. W.G.A. Breij, namens C. Schalkers Aannemersbedrijf Emmaweg 57, Boco bv Emmaweg 58, J. Hermsen Garagebedrijf Emmaweg 58a, MusicPlant b.v. Emmaweg 59 1. In het voorontwerp zijn bedrijven in de categorie 1 en 2 toegestaan. Er is geen rekening gehouden met gevestigde bedrijven in hogere leeftijdscategorieën.
Aan het verzoek wordt voldaan. De bouwhoogte voor Emmaweg 44 is aangepast op 10 meter, conform het vigerende bestemmingsplan. De goothoogte past binnen de regels.
1. Aan het verzoek wordt voldaan. De categorie 1-3 is wederom opgenomen. In de vigerende bestemming is categorie 1-3 toegestaan. Het is niet de bedoeling om bestaande mogelijkheden / rechten in te perken.
2. De regel voor bedrijfsbeëindiging voor 2.Verzocht wordt om de regels aangaande wijzigingsbevoegdheid voor bedrijfsbeëindiging niet op bedrijven is analoog aan die van beëindiging van agrarische bedrijven. Het is niet de bedoeling dat te nemen. Dit geldt ook voor de toelichting. de gemeente beslist wanneer een bedrijf er mee stop. Een dergelijke wijziging is altijd op verzoek van de eigenaar zelf en zodoende economisch haalbaar. De regel blijft gehandhaafd. 3.Verzoek om artikel 28.2 te verwijderen.
3. Dit is een standaard regel over het toevoegen, wijzigen, doorhalen en afvoeren van bedrijven van de bedrijvenlijst die in alle bestemmingsplannen voorkomt. Het artikel blijft gehandhaafd.
4. Maakt bezwaar tegen vernatting van het gebied zoals omschreven in artikel 3.5.3. van de toelichting.
4. In dit artikel is het rijksbeleid verwoord. Het gebied maakt onderdeel uit van het Natura 2000 gebied Oostelijke vechtplassen, waarvoor het rijk doelen heeft gesteld.
5. Maakt bezwaar tegen het ontbreken van groeimogelijkheden voor bestaande bedrijven zoals Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef Nota inspraak en overleg 11 september 2012
5.De bedrijven bevinden zich buiten Bestaand
8
omschreven in artikel 7.2.2 van de toelichting.
8.
C. Schalkers, Emmaweg 57 Schalkers heeft een tekening van de situatie op het perceel Emmaweg 57 afgegeven. Hij verzoekt om intekening van de bestaande bebouwing.
bebouwd gebied en buiten de al bestaande bedrijventerreinen. Gezien het landelijk karakter van het plangebied en de aanwezige natuur en landschapswaarden is uitbreiding van deze bedrijven niet mogelijk en niet gewenst. Bij de herziening van alle bestemmingsplannen wordt gebruik gemaakt van de ondergrond van het Kadaster en de GBKN. De bedoelde bebouwing is hierin niet opgenomen en dus niet zichtbaar op de verbeelding. Net als bij andere percelen staan de bebouwingsmogelijkheden in de regels van het bestemmingsplan. Het perceel heeft de bestemming “bedrijf”. De bedrijfsgebouwen zijn ingetekend (bouwblok). Verder is er een bedrijfswoning toegestaan van 190 m2, inclusief aan- uit- en bijgebouwen.
9.
Luijer advocatenkantoor, namens J. Hermsen, eigenaar van Emmaweg 58b Maakt bezwaar tegen de toekomstige plannen rond de sanering en herinrichting van de voormalige vuilnisbelt / plan Groenewoud omdat deze nog niet voldoende concreet of duidelijk zijn en vreest hierdoor schade te ondervinden.
10. D.A. van Wijk, Emmaweg 60 Verzoekt om uitbreiding van zijn overdekte caravanstalling.
11. De heer en mevrouw Vos, Emmaweg 64b Verzoekt om een woonbestemming op de cursusruimte.
Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef Nota inspraak en overleg 11 september 2012
Het plan Groenwoud is niet in het bestemmingsplan opgenomen. Op het moment dat dit plan doorgaat, zal er een aparte procedure volgen. Op dit moment is er geen sprake van een bestemmingswijziging o.i.d. Het bestemmingsplan dat voorligt, is bedoeld om bestaand gebruik / de bestaande bestemmingen vast te leggen.
Dit perceel had de bestemming agrarisch gebied met landschappelijke waarden, met een bebouwingsvlak. Het voormalige tuinbouwbedrijf is niet meer in bedrijf. In het bebouwingsvlak waarop een kas gelegen is, is opslag toegestaan. De bestaande opslag is opgenomen in het bestemmingsplan. Het gaat hier om het toegestaan gebruik van een kas die zijn oorspronkelijke functie heeft verloren. Het perceel bevindt zich buiten bestaand bebouw Gebied, waarvoor een restrictief bouwbeleid geldt. Verdere uitbreiding van deze opslag is niet mogelijk en wenselijk. In het verleden is al medewerking verleend aan de Ruimte-voor- Ruimte regeling op dit perceel. Hiervoor is een extra woning toegevoegd. Daarbij is een van de gebouwen bestemd als cursusruimte. De bebouwing is vergund en ook in gebruik (geweest) als cursusruimte. Er is nooit
9
toestemming gevraagd of gegeven om de cursusruimte als woning te gebruiken. Vastgesteld is dat het gebouw in ieder geval als cursusruimte tot stand is gekomen. Dit is ook al eerder bekendgemaakt door de gemeente aan de familie Vos. Daarnaast bevindt het perceel zich buiten bestaand Bebouwd Gebied zoals aangegeven door de provincie. Op grond van die regels is het niet mogelijk om een woning toe te voegen. De regels van de provincie gelden voor alle ruimtelijke plannen. . De regels van de provincie bieden de mogelijkheid tot afwijken van de regels (ruimte-voor-ruimte). Het initiatief voldoet niet aan de uitzonderingen die de provinciale regel stelt. Het is niet gewenst om verdere uitbreiding van de woonfunctie op dit perceel toe te staan. De bestemming wordt niet gewijzigd in een woonbestemming. 12. Van der Kommer Legal, namens J.J. van der Valk, Emmaweg 75 Dit perceel heeft en had een agrarische Verzoekt om een woonbestemming op het naast de bestemming. Het gaat hier om een van de woning gelegen stuk agrarische grond ten behoeve karakteristieke zichtlijnen in het gebied die van tuin. behouden moeten blijven. De aantasting van de herkenbare verkavelingpatronen (in de vorm van omvangrijke beplanting) moet voorkomen worden. De agrarische bestemming blijft gehandhaafd. 13. D.S. Windsma, Emmaweg 75A 14. D.F Windsma- Van Kesteren, Emmaweg 75 1. Op het perceel is in dit bestemmingsplan al een 1.Verzoekt een bedrijfsbestemming aan het perceel extra woning toegestaan. Het perceel heeft geen toe te kennen daar waar nu woonbestemming is, en bedrijfsbestemming. Toename van het aantal een nieuwe woonbestemming toe te voegen, achter bedrijven buiten het Bestaand Bebouwd Gebied is de (te realiseren) bedrijfsbestemming. niet mogelijk en niet wenselijk. Om die reden komen wij niet tegemoet aan dit verzoek. 2.Verzoekt om bij de woning een schoonheidssalon met verkoopruimte mogelijk te maken.
15. Bouwkundig Ontwerp- en adviesbureau G.J. van Ekris b.v., namens de heer H.S. Atta / Farmatex Holding, eigenaar van Emmaweg 82 Verzoekt om uitbreiding van het woonoppervlak van naar 159,4 m2 (totale bebouwingsoppervlakte 222m2 incl. bijgebouwen en overkappingen).Het betreft een rijksmonument. De bovenverdieping is daardoor erg laag. Verzoeker is van mening dat daarom de verdieping niet als volwaardige oppervlakte Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef Nota inspraak en overleg 11 september 2012
2. Een schoonheidssalon valt binnen de bestemming wonen, mits ondergeschikt aan de woonfunctie (max. 30 % vloeroppervlak). Een verkoopruimte is detailhandel en wordt niet toegestaan vanwege de onder punt 1 genoemde redenen.
De bebouwingsoppervlakte in de bestemming wonen voor dergelijke percelen is bij alle bestemmingsplannen gelijk. Afhankelijk van de grootte van het perceel mag een woning van 150 m2 tot 190 m2 gebouwd worden. Daarnaast zijn er aan- en uitbouwen
10
meegerekend kan / mag worden. Daarnaast is de werkplek nu in de woonkamer. Dat vindt verzoeker niet ideaal.
bijgebouwen en overkappingen toegestaan. . Wij zien geen aanleiding om van deze regels af te wijken.
16. R. van Hattum, namens Woonvereniging De Hofstee, Emmaweg 86 1.Niet alle bebouwing op het perceel is ingetekend op 1.Bij de herziening van alle bestemmingsplannen wordt gebruik gemaakt van de ondergrond van de verbeelding. het Kadaster en de GBKN. De bedoelde bebouwing is hierin niet opgenomen en dus niet zichtbaar op de verbeelding. Net als bij andere percelen staan de bebouwingsmogelijkheden in 2.In het landhuis op Emmaweg 86 zijn sinds 1990 de regels van het bestemmingsplan. twee wooneenheden gevestigd. Verzocht wordt een extra de woning op te nemen (totaal 2 woningen). 2.Op het perceel Emmaweg 86 is één woning toegestaan. Er is geen sprake (geweest) van splitsing van de bestaande woning. Bovendien is 3.Verzoekt om in 3 extra wooneenheden / woningen een en ander in strijd met de structuurvisie en op het perceel ten behoeve van eventuele uitbreiding verordening van de Provincie Noord-Holland. Het perceel valt namelijk buiten het Bestaand van de woonvereniging. Bebouwd Gebied (BBG) waar in principe nieuwe (woon)bebouwing niet wenselijk is. Op het perceel is één woning toegestaan. 3.Ten aanzien van een zodanig weinig concreet verzoek kan geen (positieve) uitspraak worden gedaan. Daarbij geldt dat het perceel buiten het Bestaand Bebouwd Gebied ligt, waar in principe geen extra woningen worden toegestaan. De regels van de provincie bieden de mogelijkheid tot afwijken van de regels (ruimte-voor-ruimte). Het initiatief voldoet niet aan de uitzonderingen die de provinciale regel stelt. 17. H. Brouwer, Emmaweg 87 1. Aan het verzoek wordt tegemoetgekomen. 1. Verzoekt om de Agrarische bestemming te Natuurmonumenten heeft gevraagd de handhaven op de gronden die agrarisch worden bestemming natuur te geven aan alle gronden in gebruikt en die hij pacht. eigendom van de vereniging. Aan dat verzoek is voldaan. Met de instemming van Natuurmonumenten wordt van deze hoofdregel afgeweken in gevallen waar sprake is van pacht. Verpachte gronden die nu verpacht zijn en in gebruik zijn als agrarische grond (zoals in dit geval krijgen de bestemming “Agrarisch met 2.Verzoekt om een aangepaste ruimte-voorwaarden”. Er wordt een wijzigingsbevoegdheid ruimteregeling voor zijn perceel. opgenomen zodat de gronden omgezet kunnen worden van “Agrarisch met waarden” naar “Natuur” als de pacht stopt. 2. De regeling wordt zodanig aangepast dat een extra woning bij bedrijfsbeëindiging mogelijk wordt op Emmaweg 8: De mogelijkheid voor een 3e bedrijfswoning bij Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef Nota inspraak en overleg 11 september 2012
11
bedrijfsbeëindiging wordt opgenomen. Onder de voorwaarde dat er al een tweede bedrijfswoning aanwezig is en er moet voldaan worden aan de Ruimte voor Ruimteregeling (nut en noodzaak). De tekst wordt aangepast / aangevuld. 18. J. van Gilse, mede namens F. Fontijn, J. Hermen, N. Steenvoorden en B. Kok, eigenaren/bewoners van de Emmaweg Maken bezwaar tegen de natuurbestemming op de gronden met een agrarische bestemming in het vigerende bestemmingsplan.
Natuurmonumenten is eigenaar van de gronden verzoekt om deze natuurbestemming. Gezien de aard van het gebied hebben wij hiertegen geen bezwaar. Bovendien past het binnen Provinciaalen Rijksbeleid. Een uitzondering geldt voor gronden die uitgegeven zijn in pacht. Zie de beantwoording onder 18.
19. J.A. Baars, Koninginneweg 87 Verzoekt om de woonbestemming overeenkomstig het Het betreft de percelen Koninginneweg 74-87. vigerende bestemmingsplan aan te passen. Het gaat De woonbestemming wordt opgenomen voor het eigendom van de percelen, conform de geldende om de bestaande tuin, aansluitend aan de woning bestemming. Omdat het hier gaat om uitzonderlijk diepe percelen krijgt het achterste deel daarvan de nadere aanduiding (zb) “zonder bebouwing” om te voorkomen dat er (alsnog) bebouwing wordt gerealiseerd. 20. E.F. Klein&Partners, namens E. Holdinga, eigenaar van Kwakel 22 21. E. Holdiga, Kwakel 22 Verzoekt om een bedrijfswoning bij de paardenfokkerij.
22. E.H. Snaterse, Moerendael 5 Verzoekt om de agrarische grond achter zijn woning aan de Moerendael (welke zijn eigendom is) een woonbestemming te geven.
23. W. Kemp, eigenaar gronden langs de Herenweg De aangegeven gronden in eigendom van Kemp hebben een natuurbestemming gekregen. In het Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef Nota inspraak en overleg 11 september 2012
Op dit moment is er nog geen bedrijfswoning aanwezig op het perceel. Een bedrijfswoning kan echter niet zonder meer worden toegestaan. Nut en noodzaak moeten worden aangetoond door de aanvrager. Als vaststaat dat er een bedrijfswoning noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, kan een bedrijfswoning worden toegestaan onder de voorwaarde van een planschadeovereenkomst. Na afronding van de inspraak zal verzoeker worden benaderd over het vervolg. Het perceel is gelegen buiten het Bestaand Bebouwd Gebied. De openheid van het gebied moet behouden blijven. Een dergelijke verkaveling is een ernstige inbreuk is op de inrichting van het gebied, aanwezige zichtlijnen en de cultuurhistorische waarden. De gronden behouden daarom de agrarische bestemming. De gronden die nu de bestemming Agrarisch met waarden hebben, behouden die bestemming.
12
vigerende bestemmingsplan is niet alles bestemd als natuur. Kemp vraagt de bestemming agrarisch met waarden te handhaven. 24 K. van Vliet, eigenaar van Koninginneweg 83 De eigenaar stelt dat dit ooit twee woningen waren die zijn samengevoegd. Verzocht wordt om een extra woonbestemming om zodoende een geheel nieuwe twee-onder-een-kap te kunnen realiseren op perceel Konininneweg 83.
De verbeelding wordt aangepast.
Op het perceel Koninginneweg 83 is sprake van één woning. Een extra woning is in strijd met de structuurvisie en verordening van de Provincie Noord-Holland. Het perceel valt namelijk buiten het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) waar in principe nieuwe (woon)bebouwing niet wenselijk is. Op het perceel blijft één woning toegestaan.
25 J. van de Rol, bewoner van Emmaweg 56 Vraagt wat de consequenties zijn voor de De bestemming natuur heeft geen consequenties woonbestemming op het perceel Emmaweg 56 i.v.m. voor de woonbestemming op het perceel de natuurbestemming op de naastgelegen gronden. Emmaweg 56.
Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef Nota inspraak en overleg 11 september 2012
13
3. Overlegreacties Het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro aan de volgende instanties toegezonden: 1. Dienst Vastgoed Defentie Ruimtelijke Ordening en Milieu; 2. Ministerie van Economische zaken regio Noord-West te Haarlem; 3. Politie Gooi en Vechtstreek; 4. Regionale Brandweerorganisatie in het Gooi en de Vechtstreek; 5. RECRON; 6. Gewest Gooi en Vechtstreek; 7. Ministerie van Landbouw, Natuur- en Voedselkwaliteit; 8. Vereniging Vrienden van het Gooi; 9. Gewestelijke Afvalstoffen Dienst; 10. Directoraat – Generaal voor de Luchtvaart; 11. Provincie Noord-Holland Unit omgeving vergunningen; 12. VVV Hollands Midden; 13. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; 14. Dienst Landelijk Gebied; 15. Vereniging Leefmilieu Het Gooi, De Vechtstreek e.o.; 16. Waternet; 17. Hydron Midden – Nederland; 18. KPN Operator Vaste Net; 19. PWN , Waterleidingbedrijf; 20. NUON; 21. ANWB; 22. Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten; 23. Watersportbond; 24. Kamer van Koophandel; 25. Gemeente Hilversum; 26. Westelijke Land- en tuinbouw Organisatie WLTO; 27. Gemeentelijke monumentencommissie; 28. Vereniging Leefmilieu Het Gooi; 29. Transport Logistiek Nederland; 30. Stichting Woningcorporaties Het Gooi en Omstreken; 31. Echte Nederlandse Fietsersbond; 32. Historische Kring Ankeveen; 33. Veilig Verkeer Nederland; 34. Vrijwillige Advies Commissie Wijdemeren; 35. Vereniging Curtevenne.
Reactie van instanties Van de onderstaande instanties is een reactie ontvangen. 1. 2. 3. 4. 5.
Land- en Tuinbouw Organisatie Noord, Postbus 649, 2003 RP Haarlem Waternet, Postbus 94370, 1090 GJ Amsterdam Vereniging Natuurmonumenten, Postbus 9955, 1243 ZS ’s-Graveland Brandweer Gooi en Vechtstreek, Kamerlingh Onnesweg 148, 1223 JN Hilversum Vereniging Leefmilieu het Gooi, de Vechtstreek e.o., Hoge Larenseweg 258, 1222 RM Hilversum
Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef Nota inspraak en overleg 11 september 2012
14 De ontvangen reacties worden in het navolgende kort samengevat en van commentaar voorzien. De reacties luiden als volgt: Nr. Reacties 1. Land- en Tuinbouw Organisatie Noord (LTO Noord) Bouwvlak en bouwmogelijkheden: LTO vraagt om het aanleggen van graskuilen, sleufsilo’s en mestopslagen buiten het bouwvlak mogelijk te maken, omdat daarmee binnen het bouwvlak ruimte blijft voor noodzakelijke nieuwe gebouwen.
Bouwhoogte: LTO vraagt om de bouwhoogte te verhogen naar 12 meter (incl. afwijking 14 meter) zodat er sprake is van een betere en natuurlijke ventilatie en daarmee aan (toekomstige) eisen voor dierenwelzijn etc. te kunnen voldoen.
Nevenactiviteiten: Het bestemmingsplan geeft geen ruimte voor nevenactiviteiten. LTO vraagt om toevoeging van die mogelijkheid om bedrijfseconomische redenen.
Commentaar
In het bestemmingsplan moeten alle gebouwen binnen het bouwvlak gebouwd worden. De agrarische bestemmingen hebben een bouwvlak welke ruim voldoende is om daarbinnen alle noodzakelijke bouwwerken etc. te realiseren. Als aan het verzoek om buiten het bouwblok te mogen bouwen wordt voldaan zal per saldo het bouwvlak vergroot worden. Dat is niet gewenst. De landschappelijke waarde ”openheid” pleit voor een concentratie van de gebouwen. Bovendien zijn ons geen concrete verzoeken / wensen bekend van agrariërs in het gebied over grotere bouwblokken.
De maximale bouwhoogte is in het vigerende plan 9 meter. Dat wordt in dit bestemmingsplan 10 meter. Er is geen sprake van schaalvergroting in dit gebied en dergelijk grote bedrijven komen niet voor, zodat de gevraagde hoogte van 12 meter voor gebouwen niet nodig is.
De mogelijkheid tot nevenactiviteit wordt alsnog opgenomen.
Onderwaterdrainage / verbod op scheuren of ploegen: Onderwaterdrainage moet mogelijk worden. Het heeft een positief effect op- en is van belang voor het traditionele veenweidelandschap, het vertragen van maaivelddaling, de verhoging van de landbouwproductie en de vermindering van broeikasgassen. Het verbod op scheuren of ploegen maakt de teelt van voedergewassen onmogelijk. Dat is niet juist.
Aan het verzoek wordt voldaan. In het huidige bestemmingsplan is een uitzondering opgenomen voor werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de gronden. Deze bepaling wordt opnieuw opgenomen in artikel 3.6.2.
Archeologische dubbelbestemming: LTO Noord vraagt geen archeologische dubbelbestemming toe te kennen aan de agrarische bouwvlakken omdat de waarden nihil zijn en een dergelijke dubbelbestemming onnodige beperkingen geeft.
De gemeente is op grond van de Monumentenwet verplicht om in bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige en te verwachten archeologische waarden. Uitgangspunt hierbij is de door de Stichting Cultureel Erfgoed Noord-Holland gemaakte beleidskaart Archeologie voor Wijdemeren. Dat er
Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef Nota inspraak en overleg 11 september 2012
15
geen sprake kan zijn van archeologische waarde is dus niet juist. Gelet op de toegekende waarden volgens genoemde waardekaart (en die zijn vertaald in het bestemmingsplan) is de onderzoeksplicht opgelegd. Niet in alle gevallen is ingeval van “het bouwen van gebouwen” overigens een onderzoek naar archeologische waarden vereist (zie de resp. bestemmingen Waarde – Archeologie 1 t/m 4. Voorts heeft de toegekende Waarde archeologie 4 pas betekenis indien er sprake is van werken en werkzaamheden die een oppervlakte beslaan van meer dan 2500 m2. Hiervan zal zelden of nooit sprake zijn. Zie art. 19.3.2 van de regels. De bepaling zal wel worden aangescherpt zodat de normale werkzaamheden die verricht worden op het land, zoals bijv. het inzaaien van het land, niet vergunningsplichtig worden. 2.
Waternet Regels Waternet: De toelichting wordt hierop aangepast. Met de inwerkingtreding van de Keur 2011 zijn de Keur 2011 en het bijbehorende “Keurbesluit vrijstellingen” van kracht. Nautische regels zijn vastgelegd in het Verkeersbesluit 2012. Waternet verzoekt de toelichting par. 2.3 (pag. 14 en 15 ) hierop aan te passen. Ontbrekende waterkeringen: Waternet verzoekt om alle waterkeringen inclusief beschermingszones op te nemen en een dubbelbestemming te geven. Ontbrekende tertiaire keringen: Herenweg, De Kwakel, watergang Bernard van Beeklaan/Van Voordenlaan /Vreedenburghgaarde en de secundair indirecte waterkering Horstermeerpolder.
Watergangen: Waternet verzoekt om alle primaire watergangen op te nemen en de bestemming “water” te geven. Ontbrekende watergangen: Kwakel / Kortenhoefsedijk / Kattenbrug en de Koninginneweg en de watergang langs de Kortenhoefse Plassen. Bestemmingen: Het aanleggen van bruggen bij de bestemming “waterwaterweg” is alleen toegestaan als er ook een watervergunning is. Waternet vraagt de tekst zodanig aan te passen dat er een verwijzing is naar de watervergunning.
Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef Nota inspraak en overleg 11 september 2012
In de Keur zijn regels opgenomen over het beheer en onderhoud van watergangen. Het regelen in het bestemmingsplan heeft geen toegevoegde waarde. Om die reden handhaven wij de huidige systematiek.
In de Keur zijn regels opgenomen over het beheer en onderhoud van watergangen. Het regelen in het bestemmingsplan heeft geen toegevoegde waarde. Om die reden handhaven wij de huidige systematiek.
Het is onlogisch om vergunningenstelsels te noemen in bestemmingsplannen omdat deze tussentijd kunnen wijzigen. Dat er een watervergunning nodig is naast een omgevingsvergunning wordt automatisch duidelijk bij het aanvragen van een vergunning (OLO).
16
3.
Vereniging Natuurmonumenten (NM) NM vraagt de bestemming natuur te geven aan alle gronden in eigendom van de vereniging.
Gebieden buiten de eigendom van NM hebben de bestemming Agrarisch met waarde. Voor de gebieden die uit moeras, water en moerasbos bestaan vraagt NM om de bestemming Natuur op te nemen. Dat komt de N2000 habitats ten goede.
Aan het verzoek wordt tegemoetgekomen. Gronden die nu verpacht zijn en in gebruik zijn als agrarische grond worden uitgezonderd. Daarvoor wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen zodat de gronden omgezet kunnen worden van “Agrarisch met waarden” naar “Natuur” als de pacht stopt. Wij nemen dit verzoek niet over omdat dit voorbij gaat aan (het recht op) de voortzetting van de huidige bestemming van de eigenaar. Dit kan bovendien leiden tot planschade van de eigenaren.
Een stuk grond in eigendom van NM ten noorden van Dit verzoek wordt gehonoreerd. Het stuk grond de kern Kortenhoef dient als ruilgrond. NM vraagt om krijgt de bestemming Agrarisch met waarden met hieraan de bestemming Agrarisch met waarde en een een wijzigingsbevoegdheid. wijzigingsbevoegdheid te geven. In de toelichting ontbreken de Oostelijke Vechtplassen De tekst wordt aangepast. De Kortenhoefse plassen wordt toegevoegd. (Kortenhoefse Plassen Oost- en westzijde) bij Natura2000. Dat ligt in het plangebied. In de legenda van blad 1 ontbreken drie zwarte cirkels De legenda wordt aangepast. van de molenbiotopen.
4.
5.
De nog te saneren voormalige vuilnisbelt ontbreekt in Pagina 26, par. 3.4 “Bodem”, van de toelichting het plan. NM verzoekt om het bestaan van te noemen. wordt aangepast. In de tekst wordt aandacht besteed aan de stortplaatsen in het plangebied. Vereniging Leefmilieu het Gooi, de Vechtstreek e. De vereniging ziet geen aanleiding tot het maken van Deze opmerking wordt voor kennisgeving opmerkingen. aangenomen. Brandweer De drie risicobronnen: Hogedruk aardgasleiding, Provinciale weg N201 en Reymerink ontbreken in de paragraaf externe veiligheid. Ook de verwijzing naar wet en regelgeving ontbreekt (zie: par. 6.6). Ook de beleidsvisie Externe veiligheid uit 2010 ontbreekt (zie: par. 2.4 toelichting).
Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef Nota inspraak en overleg 11 september 2012
De risicoparagraaf (6.6) wordt hierop aangepast.
Bij paragraaf 2.4 wordt s de beleidsvisie externe veiligheid toegevoegd.
17
4. Ambtshalve wijzigingen De volgende ambtshalve wijzigingen worden in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt: Bij het onderstaande is de artikelnummering van het voorontwerp aangehouden. Verbeelding Legenda 1. (Sa-bk) Specifieke vorm van Agrarisch boomkwekerij / tuinderij. Tuinderij wordt toegevoegd. 2. Onderscheid tussen bedrijven categorie 3 en categorie 2 wordt toegevoegd. Zie opmerking verbeelding blad 1 onder 3 en 4. 3. (-bw) bedrijfswoning uitgesloten. Zie opmerking verbeelding blad 1 onder 5. 4. (zb) zonder bebouwing. Zie opmerking verbeelding blad 3 onder 5 (betreft percelen Koninginneweg 74-87). Blad 1 1.Bestemming natuur op gronden die feitelijk agrarisch in gebruik zijn wordt de bestemming “Agrarische met waarden”, met een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming “Natuur”. Dit betreft gronden van Natuurmonumenten. Natuurmonumenten is akkoord. 2. Alle bedrijven worden omgezet in categorie 3 . Dit betreft bestaande bestemmingen met categorie 3. 3. De Nieuwe bedrijfsbestemming aan de Herenweg is opslag t.b.v. aannemersbedrijf: max. categorie 2 4. Aan de bedrijfsbestemming aan de Herenweg functieaanduiding (-bw) Bedrijfswoning uitgesloten toevoegen. Blad 2 1. Kortenhoefsedijk 117. Bouwblok boomkwekerij verleggen, zodanig dat een bouwblok om de bestaande bebouwing wordt gelegd. Het gaat om twee bouwblokken. 2. Kortenhoefsedijk 148a. Vanwege een (nog te bouwen) woning wordt de woonbestemming voor dit perceel apart opgenomen d.m.v. bestemmingsgrens. Kortenhoefsedijk 138-147: 5 woningen. Kortenhoefsedijk 148-148a: 2 woningen. Koprtenhoefsedijk 152 + 153 +159: 3 woningen. 3. Kortenhoefsedijk 148a. Er is een tweede brug gerealiseerd. Deze nieuwe uitweg wordt alsnog opgenomen. 4.
De bestemming “Wonen” loopt door op de percelen Kortenhoefsedijk 166 / 170. Dat klopt niet omdat de woonbestemming onderbroken wordt met de bestemming “Agrarisch met waarden (sa-bk) van de naastgelegen tuinderij. Deze woonbestemming aanpassen: Kortenhoefsedijk 166 – 165- 162 – 164: 4 woningen. Kortenhoefsedijk 170: 1 woning. Kortenhoefsedijk 171; bedrijfswoning op agrarische bestemming. Tevens wordt het agrarisch bouwblok aangepast. De agrarische bestemming loopt om de woning op het perceel 170.
5. Kortenhoefsedijk 108b. Het verenigingsgebouw van de ijsclub als bouwblok opnemen. 6. Kortenhoefsedijk 106 recreatiewoonboot. Staat niet ingetekend. Alsnog bouwblok opnemen: Recreatie – Verblijfsrecreatie R-VR, met nadere aanduiding (wl).
Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef Nota inspraak en overleg 11 september 2012
18
Blad 3
1. Kwakel 22. Een bouwblok ontbreekt. Er wordt een agrarisch bouwblok opgenomen van 110 meter gemeten vanaf de weg, conform de huidige situatie. 2. Kwakel 24. Bouwvlak ontbreekt .Wordt alsnog ingetekend. 3. Kortenhoefsedijk 15: Nadere aanduiding opslag wordt verwijderd. Het betreft één (volwaardige) bedrijfsbestemming, samen met gehele bedrijfsperceel. 4. Kwakel 8. Vergroting van het agrarisch bouwblok van 150 naar 200 meter vanaf de weg gemeten, conform de huidige situatie. 5. Koninginneweg 74 – 87. De woonbestemming wordt opgenomen voor het eigendom van de percelen, conform de geldende bestemming. Omdat het hier gaat om uitzonderlijk diepe percelen krijgt het achterste deel daarvan de nadere aanduiding “zonder bebouwing” om te voorkomen dat er (alsnog) bebouwing wordt gerealiseerd. Blad 4 1. Emmaweg naast 44 / twee nieuw te bouwen woningen. Max. bouwhoogte 10 meter / goothoogte 4,5 conform geldend bestemmingsplan ”Emmaweg nabij 44”. 2. Emmaweg 58a. De bouwvergunning voor het bedrijfsgebouw wordt
ingetrokken omdat geen gebruik is gemaakt van de vergunning. Dat betekent dat de bestemming / de bestemmingsgrens terug gaat naar de oude situatie, met uitzondering van het gebouw dat er wel staat (veeschuur). De achterliggende bestemming wordt weer agrarisch (AW-NLW). 3. Emmaweg 74. Een (agrarisch) bouwvlak ontbreekt. Er wordt een bouwvlak opgenomen van 110 meter gemeten vanaf de weg, conform de huidige situatie. 4. Emmaweg 87 -88. Een (agrarisch) bouwvlak ontbreekt. Er wordt een agrarisch bouwvlak opgenomen, conform de huidige situatie. 5. Emmaweg 79 a. Bouwvlak ontbreekt . Dit wordt alsnog ingetekend. Toelichting 1. Pagina 3: onder 1.4, overzicht bestemmingsplannen: Buitengebied ’s-Graveland (tekst aanpassen) en toevoegen bestemmingsplan Emmaweg nabij 44. 2. Pagina 32: opsomming bedrijven: Emmaweg 65a is een veehouderij (paarden), geen manege. 3. Pagina 49: onder 8.3, Agrarisch met waarden: alleen melkveehouderijen zijn genoemd. Bouwvlakken zijn ook voor overige agrarische bestemmingen opgenomen. 4. Pagina 50: onder 8.3, Agrarisch met waarden bedrijfsbeëindiging: Op perceel Emmaweg 86 zijn al 2 bedrijfswoningen aanwezig. Bij bedrijfsbeëindiging kan een derde woning worden overwogen als er voldaan wordt aan de regels (o.a. nut en noodzaak).
Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef Nota inspraak en overleg 11 september 2012
19 Regels Algemeen: In diverse artikelen staat dat de bouwhoogte van overige gebouwen geen gebouw zijnde niet meer mag bedragen dan 3 meter. Beschoeiingen en erfafscheidingen moeten worden uitgezonderd. Artikel 3, Agrarisch met waarden – Natuur en landschapswaarden. 1. Pagina 15 onder 3.1 k. “bruggen” (ten behoeve van de bestemming) toevoegen. 2. Pagina 15 onder 3.1 De nadere aanduiding (sa-bk) specifieke vorm agrarisch – boomkwekerij / tuinderij ontbreekt in de regels. Kortenhoefsedijk 171 (tuinderij) en 117 (boomkwekerij). Wordt alsnog toegevoegd. 3. Pagina 15, Bij vrijkomende Agrarische bebouwing: inpandige opslag toestaan. Wordt opgenomen. 4. Pagina 15 artikel 3.2 het aantal bedrijfswoningen 1 toevoegen: “tenzij anders aangegeven op verbeelding”. 5. Onder 3.2. Paardenbakken, kuilen etc. moeten binnen het agrarisch bouwblok worden gesitueerd. De tekst wordt daarop aangepast. 6. Pagina 17 onder 3.7 bedrijfsbeëindiging / wijzigingsbevoegdheid: De ruimte-voorruimteregeling ontbreekt (zoals bedoeld in de Provinciale verordening artikel 16). Er komt een uitzondering voor percelen met alleen opslag. De mogelijkheid voor een 3e bedrijfswoning bij bedrijfsbeëindiging wordt opgenomen. Voorwaarden: waarbij al een tweede bedrijfswoning aanwezig moet zijn en voldaan moet worden aan de Ruimte voor Ruimteregeling (nut en noodzaak). De tekst wordt aangepast / aangevuld. 7. De aanduiding “woonschepenligplaats (wl)” ontbreekt : wordt toegevoegd. 8. Artikel 3.1 onder j. De aanduiding “opslag“ voor niet bebouwde gronden. Dat is onjuist. Het moet zijn: binnenopslag. Het gaat om de percelen Kwakel 6 en Kwakel 12 waarop gebouwen staan waarin opslag is toegestaan. De regel wordt aangepast. Artikel 4 Bedrijf 9. Pagina 18 artikel 4 bedrijf onder a. Categorie 1 t/m 3 (i.p.v. 2), conform vigerende bestemmingsplannen. 10. Regels voor categorie 2 bedrijf toevoegen (voor perceel Herenweg) 11. Een regeling voor bedrijfsbeëindiging ontbreekt (ruimte-voor-ruimteregeling). Pagina 18 artikel 4 Wijzigingsbevoegdheid / bedrijfsbeëindiging opnemen. Analoog aan regeling bedrijfsbeëindiging bij de bestemming “Agrarisch met waarden”. 12. Pagina 19 artikel 4, 4.5” afwijken van gebruiksregels” niet opnemen. 13. Ter plaatsen van de nadere aanduiding opslag (Perceel Herenweg) wordt een bedrijfswoning uitgesloten met de functieaanduiding (-bw). Elders is al een bedrijfswoning aanwezig bij de bestemming bedrijf / opslag. Ook wordt gebruikmaking van de ruimtevoor-ruimteregeling uitgesloten voor percelen met de nadere aanduiding (-bw). De ruimte-voor-ruimteregeling wordt daarop aangepast. Artikel 10. Natuur 14. De aanduiding recreatieark / clubgebouw t.b.v. ijsclub. Aanduiding ontbreekt.
Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef Nota inspraak en overleg 11 september 2012
20 Artikel 11. Recreatie Jachthaven 15. Er is één jachthaven in het plangebied. Deze is alleen geschikt voor ongemotoriseerde boten / fluisterbootjes. Een maximum aan het aantal bootjes is niet nodig. Dat regelt de oppervlakte van de jachthaven. Maar de (bouw)regel is te ruim opgenomen. Conclusie: bestaande regels uit buitengebied II (geldend bestemmingsplan) worden opgenomen. 16. Daarbij wordt een regel voor bedrijfsbeëindiging toegevoegd (wijzigingsbevoegdheid). Wijzigingsbevoegdheid kan niet gerealiseerd worden gezien de gemeten afstand tot de weg. De afstand is meer dan 50 meter. De woonkavel kan niet gerealiseerd worden binnen de gegeven regel omdat het tweedelijns bebouwing betreft. Omzetting van bedrijf naar woning mogelijk. De regel wordt gelijk gemaakt aan bouwvoorschriften van bestemming wonen. Artikel 12 recreatie - Verblijfsrecreatie 17. T.b.v. Kortenhoefsedijk 106, recreatiewoonschip opnemen. Artikel 13 Recreatie - Volkstuin 18. 13.2.1 i.v.m. ongewenste bebouwing aanpassen (bijv. onbeperkte overkappingen). Er worden geen gebouwen mogelijk gemaakt. Het artikel wordt verwijderd. 19. 13.2.2 De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde aanpassen / verlagen naar 1 meter. Artikel 14 Sport – Manege 20. 14.2.1 Bouwregels. onder f. verwijderen, want deze regel staat ook 14.2.2. 21. 14.2 Bouwregels: Maximale oppervlakte bedrijfswoning 190 m2. Toevoegen: inclusief aan- uit- bijgebouwen. De regel wordt gelijk aan andere bestemmingen. 22. 14.3 onder e: hijsinrichting. Het is onduidelijk waarom “hijsinrichting” is opgenomen. Wordt verwijderd. Artikel 16 Water 23. Dit artikel is veel te uitgebreid. Betreft alleen de percelen achter Herenweg. Veel bouwregels niet nodig. Daarnaast bestaat de bestemming Water – Waterweg. Regel wordt aangepast en alleen een beschoeiing wordt toestaan. Artikel 18 Wonen 24. 18.2.1 Bouwregels opnemen: Ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - onbebouwd” mogen geen hoofdgebouwen worden gebouwd. (Betreft percelen Koninginneweg 74-87 / kaart 3 onder 5). 25. Bouwregels voor botenloods ontbreken. Alsnog opnemen: max. bouwhoogte 3 meter, max. goothoogte 2 meter. 26. 18.2.1 onder 3 tekst aanpassen: tot de zijdelingse perceelgrens meer te bedragen……etc. Artikel 25 Algemene bouwregels 27. Regels voor Categorie 3 bedrijven toevoegen
Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef Nota inspraak en overleg 11 september 2012
Bijlage 3 Nota beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013
Wijdemeren Bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef
Nota beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen
1
Nota beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen Het ontwerp bestemmingsplan Buitengebeid Kortenhoef (verder: het bestemmingsplan) heeft overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening en Afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (zienswijze) vanaf 13 mei 2013 gedurende 6 weken ter inzage gelegen.
Zienswijzen tegen het ontwerp van het bestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef 1. ARAG Rechtsbijstand dhr. K. de Wit, Postbus 230 3830 AE Leusden, namens de heer M.L. Aalberts, Kortenhoefsedijk 97, Kortenhoef 2. Watersportbedrijf MobyDick, de heer M. de Kloet, Kortenhoefsedijk 124a, 1241 LW Kortenhoef 3. Van den Kommer Legal BV mw. Mr. M.E. van den Kommer, De Fruittuinen 81 2132 NZ Hoofddorp, namens de heer en mw. De Haas, Lindenheuvel 1 te Hilversum, eigenaren van perceel Kortenhoefsedijk achter 125. 4. Van den Kommer Legal BV mw. Mr. M.E. van den Kommer, De Fruittuinen 81 2132 NZ Hoofddorp, namens de heer M.J. van den Brand, Kortenhoefsedijk 148a te Kortenhoef 5. N. Israel-Seideman, Kortenhoefsedijk 164, 1241 LZ Kortenhoef 6. N. Israel-Seideman, Kortenhoefsedijk 164, 1241 LZ Kortenhoef 7. Klaver Van der Hooft Posch advocaten O.H. Minjon, Postbus 3112 1620 GC Hoorn, namens de heer en mevr. De Munnik, wonende de Zuwe 24 te kortenhoef, eigenaren van perceel achter Kortenhoefsedijk 179. 8. VOF Jacobswoud, Postbus 55, 1270 AB Huizen, samenwerking tussen Slokker Vastgoed en Timpaan, eigenaar van gronden aan de Emmaweg 9. W.G.A. de Breij, Emmaweg 58, 1241 LH Kortenhoef 10. Dienstverlening in Ruimtelijke Plannen ing. G.C.M. Verkleij, Truus Oversteegenstraat 46 3417 CN Montfoort, namens de heer J. Hermsen eigenaar / gebruiker van Emmaweg 58a, 58b en 59 te Kortenhoef 11. D.A. van Wijk, Emmaweg 60, 1241 LH Kortenhoef 12. De heer J. Vos en mevrouw G. Vos-Vonk, Emmaweg 64b, 1241 LJ Kortenhoef 13. Van den Kommer Legal BV mw. Mr. M.E. van den Kommer, De Fruittuinen 81 2132 NZ Hoofddorp, namens de heer en mevr. J.J. van der Valk, eigenaren van Emmaweg 75 te Kortenhoef 14. AMN Advocaten dhr. Mr. S. Haak, Landjuweel 34a 3905 PG Veenendaal, namens de heer D.S. Windsma, eigenaar van het perceel Emmaweg 75a te Kortenhoef 15. Bouwkundig Ontwerp en Adviesburo G.J. van Ekris BV, Dorpsweg 71 3738 CB Maartensdijk, namens de heer H. Atta, eigenaar van Emmaweg 82 te Kortenhoef 16. Woonvereniging de Hofstee, de heer R. van Hattum, Emmaweg 86, 1241 LJ Kortenhoef 17. J.A.Baars, Koninginneweg 87, 1241 CX Kortenhoef 18. BuRO dhr. Ing. R. van Veen, Utrechtseweg 29a 3811 NA Amersfoort, namens de heer E. Holdinga, eigenaar van Kwakel 22 te Kortenhoef 19. De heer W. Kemp en mevrouw H. Kemp, Kwakel 8, 1241 LC Kortenhoef 20. Land- en Tuinbouw Organisatie Noord, Postbus 649, 2003 RP Haarlem
1. ARAG, namens de heer M.L. Aalberts, Kortenhoefsedijk 97, Kortenhoef Samenvatting van de zienswijze Op het naastgelegen perceel (Kortenhoefsedijk100) wordt het mogelijk om veel meer bebouwing te realiseren dan voorheen, maar ook vooral veel dichterbij het perceel 97 en daarmee de woning. Bebouwing wordt mogelijk tot op de
15 oktober 2013
Reactie In het kader van uniformering van de regels is in alle nieuwe bestemmingsplannen nagenoeg dezelfde regel opgenomen voor de bestemming “wonen”. Dat betekent dat woningen overal dezelfde maximale oppervlakte,
2
erfgrens en dat heeft gevlogen voor: situering van de woning (minder vrij), uitzicht, privacy, schaduwwerking en de waarde van de woning. Voorgesteld wordt om een afstand van 4 meter tot aan de erfgrens aan te houden.
hoogte, etc krijgen. Voor dit perceel wordt echter een afstand tot de bebouwing van het zuidelijke buurperceel gecreëerd door opname van een stook van 4 meter op perceel Kortenhoefsedijk 100 met een nadere aanduiding : “sbaob” specifieke bouwaanduiding - onbebouwd. Conclusie Zienswijze gegrond.
2. Watersportbedrijf MobyDick, de heer M. de Kloet, Kortenhoefsedijk 124a, 1241 LW Kortenhoef Samenvatting van de zienswijze
Reactie
1.Alleerst wordt verwezen naar een schrijven van 8 juli 2011 1. Een brief uit 2011 met een verzoek om een koffiecorner / theetuin en een recreatiewoning mogelijk inhoudende: te maken is bij ons niet bekend. Op deze plaats geven wij wel antwoord op de vraag of uitbreiding van de - Principeverzoek voor koffiecorner / theetuin. bedrijfsmatige activiteiten tot de mogelijkheden behoort. - Principeverzoek voor recreatiewoning. Het gaat hier om een bijzonder en kwetsbaar natuurgebied. Gemotoriseerd varen is dan ook niet toegestaan (roeiboten en kano’s). Dit buitengebied dient beschermd te worden tegen ontwikkelingen die een extra belasting betekenen. Het toevoegen van recreatiewoningen wordt niet toegestaan. Voorts zou een wijziging van de bestemming doordat er veel (grotere) objecten gerealiseerd mogen worden een zodanige hoeveelheid extra bebouwing en intensivering van het gebruik met zich meebrengen dat dit niet in overeenstemming is met de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS). In voorontwerpbestemmingsplan was inderdaad meer mogelijk dan nu in het ontwerpbestemmingsplan is opgenomen. Dat is veroorzaakt door de uniformering van de regels van alle bestemmingsplannen. In dat kader was per abuis meer mogelijk gemaakt dan de bedoeling is, doordat de regel uit voorontwerp Het watersportbedrijf wil uitbreiden en opschalen zodat een bestemmingsplan Plassengebied was overgenomen. Dat is echter geen vergelijkbaar gebied / vergelijkbare gezonde levensvatbare onderneming ontstaat. Het bestemming. bestemmingsplan sluit niet aan bij het visiestuk van De bestemming was al zeer beperkt gezien de ligging Wijdemeren (Kern van Wijdemeren). Verzocht wordt om van de jachthaven in het kwetsbare natuurgebied. aan artikel 11.1 toe te voegen: In het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied Kortenhoef leek aan de voorgaande enigszins rekening te zijn gehouden. Dit is echter voor een groot deel weer komen te vervallen in het ontwerpbestemmingsplan.
-
Mogelijkheid voor beperkte horeca en recreatief verblijf in het verlengde van duurzame watersport, Mogelijkheid voor watersport gerelateerde detailhandel, Mogelijkheid voor recreatief gebruik in bedrijfsgebouwen.
15 oktober 2013
In het visiestuk “De kern van Wijdemeren” zijn een aantal projecten opgenomen. Deze projecten gaan niet over individuele ondernemers of bedrijven en ook niet over eventuele uitbreiding van die bedrijven. Aan het nu voorliggende verzoek om horeca, recreatief verblijf, watersport gerelateerde detailhandel, recreatief gebruik van de bedrijfsgebouwen wordt -gezien het voorgaande- niet tegemoet gekomen.
3
Er is echter geen bezwaar tegen het realiseren van een theehuis in maximaal 50% van de bestaande bedrijfsbebouwing van de jachthaven. Deze mogelijkheid wordt alsnog opgenomen. 2.Voorts is de aanwezige woonark niet opgenomen. 3.Er is op het perceel geen bedrijfswoning aanwezig. De regels geven de mogelijkheid om een nieuwe bedrijfswoning te realiseren. De regel is bovendien tegenstrijdig. Enerzijds wordt uitgegaan van de huidige voorgevelrooilijn van de bestaande bedrijfswoning, anderzijds mag uitsluitend ter plaatse van de nadere aanduiding een bedrijfswoning worden gerealiseerd.
2 en3. De woonark is weldegelijk opgenomen. De woonark wordt bewoond door de (voormalige) opzichter/eigenaar van de jachthaven. Om die reden is de woonark opgenomen als de bedrijfswoning. In dit geval maakt het in ruimtelijk opzicht niet uit of er sprake is van een woonark of een woning. Daarom is er geen onderscheid gemaakt tussen de bedrijfswoning of een woonark. De woonark mag dus vervangen worden door een bedrijfswoning. Het is echter niet de bedoeling dat er sprake is van een woonboot én een bedrijfswoning op het perceel. Naar aanleiding van de opmerkingen van betrokkene is gebleken dat e.e.a. nu niet goed in het bestemmingsplan is verwoord. Om die reden wordt de woonboot positief bestemd, zoals dat nu ook het geval is. Er komt voorts een wijzigingsbevoegdheid om de woonboot te kunnen vervangen door een bedrijfswoning.
4.De regels van artikel 11.2.1 beperken de lengte en breedte van de steigers. Dat is ongewenst. Voor de toegankelijkheid van boten is de beperking op de breedte van steigers ongewenst i.v.m. in en uitstappen. De lengte van de steigers is al 40 jaar een feit (27 resp. 50 meter lengte).
4. Deze regel is per abuis opgenomen. Dat is ook duidelijk te zien, nu er twee maal de opsomming a t/m c is opgenomen in de regel. Regel 11.2.1 onderaan (a.b.c) wordt verwijderd.
Conclusie 1.Zienswijze deels gegrond / deels ongegrond 2.en 3. Zienswijze ongegrond 4.Zienswijze gegrond. 3. Van den Kommer Legal, namens de heer en mw. De Haas, Lindenheuvel 1 te Hilversum, eigenaren van perceel Kortenhoefsedijk achter 125. Samenvatting van de zienswijze
Reactie
In de nota van Inspraak en overleg is opgenomen dat er sprake is van een ruimte waar sprake is van hobbymatig gebruik ( restaureren van schilderijen en lijsten) bij de bestemming wonen. Hierbij wordt er van uitgegaan dat er sprake is van een bijgebouw bij het hoofdgebouw, zijnde de naastgelegen woning. Dit wordt bepaald binnen de grenzen van het De nota van Inspraak en overleg suggereert dat het onderhavige pand als woning is opgenomen. Het pand staat bestemmingsvlak, en niet zoals deze zienswijze echter nog altijd als bijgebouw op de plankaart en dat is ten suggereert uit de eigendomsverhouding op het betreffende perceel. Het gebouw is (samen met de onrechte omdat het ondergeschikt moet zijn aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw. Op dit perceel is woningen) bestemd als wonen, waarbij het onderhavige het pand zelf het hoofdgebouw. Daarom zou het bestemd gebouw een bijgebouw is. moeten worden als woning. Daarnaast bevindt het perceel zich buiten bestaand Bebouwd Gebied zoals aangegeven door de provincie. Op grond van die regels is het niet mogelijk om een woning toe te voegen. De regels van de provincie gelden voor alle ruimtelijke plannen. De regels van de Het pand achter Kortenhoefsedijk 125 wordt sinds 1987 gebruikt voor hobbymatig restaureren van schilderijen en lijsten. De heer en mw De Haas verblijven er veelvuldig en houden zich daar bezig met tuinieren en het onderhoud van de gronden achter het pand.
15 oktober 2013
4
provincie bieden de mogelijkheid tot afwijken van de regels (ruimte-voor-ruimte). Het initiatief voldoet niet aan de uitzonderingen die de provinciale regel stelt. Het is niet gewenst om verdere uitbreiding van de woonfunctie op dit perceel toe te staan. De bestemming wordt niet gewijzigd in een zelfstandige woonbestemming.
Conclusie Zienswijze ongegrond 4. Van den Kommer Legal, namens de heer M.J. van den Brand, Kortenhoefsedijk 148a te Kortenhoef Samenvatting van de zienswijze De nieuw te bouwen woning is van de plankaart verdwenen, terwijl deze wel opgenomen was in het voorontwerp en ook genoemd is in de nota van Inspraak en overleg. Ook de toegangsbrug is niet opgenomen. De opgegeven reden is de intrekking van de bouwvergunning voor de woning. Dat is onterecht nu er weldegelijk begonnen is met de bouw, en de intrekking van de vergunning voor de woning nog niet onherroepelijk is. Bovendien is er een goede reden (privé) waarom er niet eerder begonnen is met de bouw.
Reactie In 2006 verleende het college een bouwvergunning voor het bouwen van een woning aan de Kortenhoefsedijk 148a. In 2013 besloot het college deze bouwvergunning in te trekken omdat er tot dat moment geen uitvoering was gegeven aan de vergunning. Omdat de woning nog altijd niet gebouwd werd, is er op 21 maart 2013 een voorbereidingsbesluit genomen met als doel de extra woning niet opnieuw mogelijk te maken in het nu voorliggende bestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan heeft de beschermende werking van het voorbereidingsbesluit overgenomen. Belanghebbende heeft -met succes- bezwaar gemaakt en bij de rechter een voorlopige voorziening ingediend. Het college heeft op 2 oktober 2013 besloten dat de bouwvergunning in stand blijft. De woning wordt daarom wederom opgenomen in het bestemmingsplan. De toegangsbrug is overigens weldegelijk opgenomen. Conclusie Zienswijze gegrond
5. en 6. N. Israel-Seideman, Kortenhoefsedijk 164, 1241 LZ Kortenhoef (2 zienswijzen over het zelfde perceel) Samenvatting van de zienswijze De woonbestemming op perceel Kortenhoefsedijk 162 loopt verder naar achteren dan de woonbestemming op perceel 164, terwijl beide percelen in gebruik zijn als tuin en grenzen aan het achterliggende weiland. De situatie bestaat al meer dan 20 jaar. Verzocht wordt om de bestemmingsgrens gelijk te trekken met het oog op gelijkheid, redelijkheid, billijkheid.
15 oktober 2013
Reactie De grens van de bestemming “Wonen” naar de achterliggende bestemming “Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden” loopt enigszins grillig. Echter, de bestemming “Wonen” loopt voornamelijk gelijk aan het perceel 164. Perceel 162 is een uitzondering en steekt verder door naar achteren. Door de achter het perceel liggende watergangen is bovendien sprake van een “natuurlijke” overgang naar het achterliggende gebied met een andere bestemming. Het slotenpatroon geeft als het ware de overgang aan.
5
De bestemmingsgrens is overgenomen van het nu geldende bestemmingsplan Buitengebied II. De bestemmingsgrens is dus al jarenlang hetzelfde. Er is geen aanleiding om die nu te wijzigen. Conclusie Zienswijze ongegrond 7. Klaver Van der Hooft Posch advocaten, namens de heer en mevr. De Munnik, wonende de Zuwe 24 te kortenhoef, eigenaren van perceel achter Kortenhoefsedijk 179. Samenvatting van de zienswijze
Reactie
“sb-cs1” betreft de buitenopslag van caravans. Op het perceel is buitenopslag van boten toegestaan. De mogelijkheid om caravans te stallen op het perceel is niet opgenomen, terwijl het perceel ook gebruikt wordt voor het Het gaat hier om een perceel achter de bedrijfsbebouwing aan Kortenhoefsedijk 179-180. stallen van caravans. Verzocht wordt om de nadere aanduiding “sb-cs1” op te nemen.
Er is nooit sprake geweest van structurele en/of bedrijfsmatige opslag van caravans of goederen. Op het perceel is alleen sprake van structurele opslag van boten. Dat blijkt uit luchtfoto’s van 2002 - 2005- 2007 – 2009 – 2010 – 2011 - 2012– 2013. Gevraagd is om de opslag van goederen voor de jachthaven van de familie De Munnik – Van de Velden mogelijk te maken. Dat is sinds jaar en dag de opslag van boten (en geen caravans). Andersoortige buitenopslag is bovendien ongewenst. De opslag van caravans wordt niet mogelijk gemaakt. Conclusie Zienswijze ongegrond
8. VOF Jacobswoud, Postbus 55, 1270 AB Huizen, samenwerking tussen Slokker Vastgoed en Timpaan, eigenaar van gronden aan de Emmaweg (ZuidSingel fase 8) Samenvatting van de zienswijze
Reactie
Jacobswoud is eigenaar van gronden (4,5 ha) binnen de door de provincie aangewezen Bestaand bebouwd gebied (BBG) waar woningbouw tot de mogelijkheden behoort.
Het gaat om de gronden die beter bekend zijn als Zuidsingel fase 8. Deze gronden bevinden zich binnen de grenzen van het Bestaand bebouwd gebied (BBG), zoals dat is vastgesteld door de provincie.
Het gaat om gronden aan de Emmaweg waar voorheen kassen gestaan hebben. Deze kassen zijn gesloopt ter voorbereiding van de te realiseren woningbouw en anticiperend op de gevoerde gesprekken en met onder andere de gemeente. Nu is het feitelijk in gebruik als agrarische grond en ook als zodanig opgenomen in het bestemmingsplan.
De percelen hebben de bestemming “Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden”. Dat is overgenomen uit het nu geldende bestemmingsplan Buitengebied II, waar de percelen de bestemming “Agrarisch gebied met landschappelijke waarden” hebben (waarop kassen mogen worden gebouwd).
In het verleden waren er concrete plannen voor Het nu voorliggende ontwerp bestemmingplan doet geen woningbouw, aansluitend op de bebouwingsgrens van recht aan de door de gemeente gewekte verwachtingen en de kern Kortenhoef. In 2010 is van deze plannen
15 oktober 2013
6
beperkt de flexibiliteit voor de toekomst.
afgezien. Het gezamenlijke plan van ING, Natuurmonumenten en de gemeente is toen gestrand.
Er wordt verzocht om deze gronden de woonbestemming te De voorbereidende werkzaamheden waarnaar geven, dan wel een wijzigingsbevoegdheid op te nemen, gerefereerd wordt, zijn gedaan in het kader van de oude dan wel een uitwerkingsplan op te nemen. plannen. Het is dus niet zo dat deze nieuwe eigenaar kassen heeft gesloopt o.i.d. De eigendom is eerst nadat de plannen gestrand zijn, overgegaan op de huidige eigenaar die nu een zienswijze indient. Het was hen dus bekend dat de plannen niet door zouden gaan en dat er vooralsnog geen woningbouw gepland is op deze percelen. Er zijn voorts geen afspraken met hen gemaakt over eventuele toekomstige ontwikkelingen. Er zijn ook geen overeenkomsten gesloten met deze eigenaar. Het college heeft in juli 2011 een fasering in woningbouwplanning vastgesteld. Van deze fasering is VOF Jacobswoud overigens op de hoogte. De bouwplannen van Zuidsingel fase 8 zijn doorgeschoven naar periode 2. De planning is gestrand in periode 1, vanwege de economische crisis. De gemeente onderschrijft dus dat er eventueel woningbouw plaats kan vinden in de toekomst, nu de provincie de BBG-grens om het perceel heen heeft gelegd. Het is echter gewenst dat op het moment dat er besloten wordt om hier woningbouw toe te staan er voorwaarden gesteld kunnen worden door de gemeente, en dat er afspraken gemaakt kunnen worden tussen de gemeente en een initiatiefnemer bij dergelijk grote projecten. Het is niet gewenst om nu de bestemming “Wonen” toe te kennen aan deze percelen. Enerzijds omdat onduidelijk is of er woningbouw mogelijk wordt, en anderzijds omdat de voorwaarden die daaraan gegeven worden nog niet bekend zijn. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van concrete plannen. Daarnaast is de haalbaarheid van de beoogde woningen op dit moment te onzeker. Conclusie Zienswijze ongegrond 9. W.G.A. de Breij, Emmaweg 58, 1241 LH Kortenhoef Samenvatting van de zienswijze 1.Het woonhuis aan Emmaweg 58 staat niet aangemerkt als bedrijfswoning. Verzocht wordt om deze alsnog als zodanig op te nemen.
Reactie 1.Er is inderdaad geen bedrijfswoning opgenomen voor perceel 58, terwijl er wel een woning aanwezig is en ook opgenomen is in het bestemmingsplan Buitengebied II. De bedrijfswoning wordt alsnog opgenomen.
2.Het betreft hier twee naast elkaar gelegen bedrijven. Een perceelsgrens is nodig vanwege de regels die per 2.De percelen Emmaweg 57 en 58 zijn aangemerkt als een bedrijfsperceel gelden (w.o. rooilijn). Perceelsgrens
15 oktober 2013
7
perceel. Verzocht wordt om opdeling in twee percelen.
wordt alsnog opgenomen.
3.Van oudsher rust er een bedrijfsbestemming op perceel Emmaweg 58. Verzocht wordt om bestaande rechten vast te leggen.
3.Het huidige gebruik (bedrijf) wordt in het nieuwe bestemmingsplan vastgelegd. Daarmee wordt recht gedaan aan de ingediende zienswijze. Conclusie 1.Zienswijze gegrond. 2.Zienswijze gegrond. 3.Zienswijze ongegrond
10. Dienstverlening in Ruimtelijke Plannen, namens de heer J. Hermsen eigenaar / gebruiker van Emmaweg 58a, 58b (percelen achter 59) en 59 te Kortenhoef Samenvatting van de zienswijze Op grond van het geldende bestemming bestemmingsplan zijn de gronden bestemd als “gemengde bebouwing”, waarbij activiteiten tot categorie 3 van de bijbehorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, toegestaan zijn. Per bestemmingsvlak is een bedrijfswoning toegestaan en mag de totale oppervlakte van bedrijfsgebouwen uitgebreid worden met 10 % (807m2 +10%=881m2), exclusief de dienstwoning (150 m2 met maximaal 50 m2 bijgebouwen). In totaal 1081 m2. Voor de gronden aangeduid met “V” (waar in dit geval sprake van is) geldt dat 40% uitbreiding mogelijk is. Om die reden was er ook een bouwvergunning verleend voor een extra bedrijfsgebouw met een toename van 182m2 aan bedrijfsgebouwen. Vanwege het in voorbereiding zijnde plan Groenewoud is er in overleg met de gemeentebesloten om deze bebouwing (vooralsnog) niet te realiseren. In het ontwerp bestemmingplan is de extra bebouwingsmogelijkheid niet opgenomen. Bovendien is een aan deel van de in bij het bedrijf in gebruik zijnde gronden de bestemming “Agrarisch met waarden- Natuur en Landschapswaarden” toegekend. De bedrijfsgebouwen moeten in het thans voorliggende ontwerpbestemmingsplan binnen de bouwvlakken en achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd. Dat is een aantasting van de flexibiliteit en gebruiksmogelijkheden. In het geldende bestemmingsplan is de maximale goothoogte 4,5 meter. De hoogte van gebouwen mag niet meer zijn dan 5 meter boven de goothoogte. Dat betekent dat de hoogte van gebouwen op maximaal 9,5 meter uit kunnen komen. De maximale hoogte van gebouwen is in het voorliggende ontwerpbestemmingsplan vastgesteld op maximaal 8 meter. Dat is een aantasting van de rechtens aanwezige situatie. Omdat de gronden aan de Emmaweg 58a, 58b en 59
15 oktober 2013
Reactie
8
betrokken kunnen worden bij de project Groenewoud, wordt verzocht om de percelen nu al als een wijzigingsgebied (Wro-zone) aan te wijzen. Daarbij worden ook de voorwaarden genoemd waaronder dat zou moeten gebeuren. 1.Verzocht wordt het op de plankaart voor de percelen Emmaweg 58a, 58b, en 59 opgenomen bestemmingsvlak “Bedrijf” te wijzigen overeenkomstig bijlage 2, zodanig dat alle op dit moment aanwezige bedrijfsmatige bebouwing en parkeervoorzieningen zijn gelegen of komen te liggen binnen het bestemmingsvlak “bedrijf”.
1 en 2.Het geldende bestemmingsplan Buitengebied II gaat uit van de bestaande bebouwing als maximum bebouwingsoppervlak. Daarbij mag met 10% worden vergroot.
2.Verzocht wordt om de aangegeven zelfstandige bouwvlakaanduidingen te verwijderen en te vervangen door het op de plankaart aangeven van een specifieke aanduiding “voorgevelrooilijn” met een nadere aanduiding “totaalmaximaal bebouwd oppervlakte inclusief dienstwoning” van 1189 m2.
Er is geen sprake van dat er een nadere aanduiding “V” op het perceel rust, zoals gesteld wordt. Dat betekent dat er geen mogelijkheid om de bebouwing met 40 % te vergroten. De berekening die gegeven wordt voor het maximaal toegestane oppervlak die hierop gebaseerd is, is onjuist. Er is een vergunning afgegeven voor een extra bedrijfsgebouw op het perceel. Het bestemmingsplan gaf geen ruimte voor die uitbreiding. Het is vergund met een vrijstellingsprocedure. Van deze vergunning is geen gebruik gemaakt. De vergunning is inmiddels ingetrokken. Er bestaat dus geen mogelijkheid (meer) voor extra uitbreiding van bebouwing op het perceel. Het is bovendien niet aannemelijk gemaakt dat binnen de planperiode (alsnog) bebouwing wordt gerealiseerd. De stelling dat niet is begonnen met de bouw van het bedrijfsgebouw in overleg met de gemeente vanwege Masterplan Groenwoud is overigens niet juist. Er zijn in het geheel geen afspraken gemaakt over eventuele toekomstige ontwikkelingen. Ook niet over Groenewoud. Het uitgangspunt is de bestaande (legale)bebouwing. Het bedrijfsperceel is in het verleden uitgebreid naar achteren op de bestemming “Agrarisch met waardenNatuur en Landschapswaarden”. Op dat achterliggende perceel is ook sprake van een woning helemaal achterop het perceel. Deze woning is illegaal en moet verdwijnen. Deze bebouwing wordt dan ook niet opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Gezien het voorgaande wordt de grens van de bedrijfsbestemming verlegd, en opgenomen daar waar de gronden feitelijk in gebruik zijn voor het bedrijf (op perceelbreedte). Op deze gronden was eerder al vergunning gegeven voor het bouwen van een extra bedrijfsgebouw. Daarbij wordt de strook grond waarop de illegale woning staat niet meegenomen. Binnen de systematiek in het bestemmingsplan is gekozen voor bouwvlakaanduidingen. De bouwvlakaanduidingen worden niet gewijzigd en/of verwijderd. Er wordt immers uitgegaan van bestaande
15 oktober 2013
9
bebouwing. De bouwvlakken mogen ingevolge artikel 28.1 onder b. (afwijkingsregels) met 10 % worden vergroot. Dat is de eventuele uitbreidingsmogelijkheid die het bestemmingsplan biedt. Dat was ook de uitbreidingsmogelijkheid in het bestemmingsplan Buitengebied II. Bedrijfsgebouwen moeten achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd. Voor het perceel Emmaweg 59, 58 a en 58b is dat niet de feitelijke situatie, en ook niet mogelijk om toe te passen. Er komt daarom een uitzondering voor dit perceel van de verplichting om achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te bouwen.
3. Het is niet de bedoeling om te treden in bestaande 3.Verzocht wordt om de planregels aan te passen door te rechten. De feitelijke hoogte van bedrijfsgebouwen is toegestane maximale hoogte voor bedrijfsgebouwen te echter geen 9,5 meter. Er is bovendien gedurende de wijzigen van 8 meter naar 9,5 meter, zoals dat ook is planperiode geen gebruik van gemaakt. toegestaan in het huidige bestemmingsplan Buitengebeid II. In het bestemmingsplan Buitengebied Ankeveen is een maximale hoogte van 9 meter opgenomen voor bedrijfsgebouwen. Nu dit gebied oorspronkelijk ook onderdeel uitmaakte van het bestemmingplan Buitengebied II wordt daarbij aangesloten. De bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen wordt aangepast naar 9 meter.
4.Vooruitlopend op bestemmingsplan Groenewoud wordt verzocht om een aanduiding “wro-zone wijzigingsgebied” op te nemen voor de percelen Emmaweg 58a, 58b, en 59 (bestemmingsvlak “bedrijf” en de achterliggende gronden met de bestemming “Agrarisch met waarden – Natuur – en Landschapswaarden”) met een wijziging naar Wonen en/of Tuin.
5.Verzocht wordt om een schriftelijke bevestiging van het college dat de bestemming “Natuur” op de naastgelegen gronden geen enkel nadelig gevolg, extra belemmering of verplichting voor de eigenaar met zich mee brengt met betrekking tot het thans rechtens op de percelen Emmaweg 58a, 58b, en 59 aanwezige en toegestane gebruik.
4. Het onderhavige bestemmingsplan wordt in het kader van de digitalisering van alle bestemmingsplannen in de gemeente opgesteld. Deze procedure dient zo spoedig als mogelijk te worden afgerond. Het is nog onvoldoende duidelijk of de gemeenteraad het Masterplan Groenewoud goed zal keuren en voorts een nieuw bestemmingsplan zal opstellen om dat plan planologisch mogelijk te maken. De beide procedures (Masterplan Groenewoud en bestemmingsplan Groenewoud) zijn aan elkaar gekoppeld. Wanneer het Masterplan Groenwoud niet doorgaat, komt er ook geen nieuw bestemmingsplan. Dat betekent ook dat er geen wijziging komt op het perceel Emmaweg 59, 58a en b. Vooruitlopen op die procedure is ongewenst. Er wordt daarom geen wro-zone-wijzigingsgebied opgenomen voor dit perceel. 5. Op dit moment heeft het perceel naast Emmaweg 59, 58a en b de bestemming “Natuur”. Dat was de bestemming “Agrarisch gebied met landschappelijke waarden”. Betrokkene is geen eigenaar van dit perceel. Er zijn geen nieuwe uitbreidingsmogelijkheden op perceel Emmaweg 59, 58 a en b, zodat niet valt in te zien welke (extra) beperkingen er zullen zijn van de naastgelegen bestemming “Natuur”. Wanneer verzoeker van menig is dat er sprake is van
15 oktober 2013
10
belemmeringen ten opzichte van het vorige bestemmingsplan, is hij in de gelegenheid om dat aan te geven en daarbij aan te geven in welke vorm er sprake is van een belemmering, nadelig gevolg of een verplichting voor (de eigenaar van) perceel Emmaweg 59, 58a en b. Conclusie 1.en 2. Zienswijze deels gegrond / deels ongegrond: Het perceel wordt bestemd naar de huidige feitelijk in gebruik zijnde (legale) situatie. Dat betekent een uitbreiding van het bedrijfsperceel ten opzichte van het huidige bestemmingsplan Buitengebied II. 3.Zienswijze deels gegrond: De bouwhoogte wordt wel opgehoogd (naar 9 meter) voor gebouwen, maar niet naar 9,5 meter. 4.Zienswijze ongegrond 5.Zienswijze ongegrond 11. D.A. van Wijk, Emmaweg 60, 1241 LH Kortenhoef Samenvatting van de zienswijze
Reactie
De bebouwing achter de caravanstalling is niet aangegeven De bebouwing ligt zowel in de bestemming “Bedrijf” als op de tekening. De schuren staan er echter al minstens 50 de bestemming “Agrarisch met waarden- Natuur en landschapswaarden. Dit zijn algemene regels. jaar. Verzocht wordt om de schuren alsnog in te tekenen. In artikel 31.1 van het bestemmingsplan is een regeling opgenomen voor bestaande maatvoering en bestaande oppervlakten. Dat betekent dat alle bestaande gebouwen en bestaande maatvoering als ten hoogste toelaatbaar kunnen worden aangehouden. Daaronder vallen ook de schuren. Betrokkene wordt dus niet in zijn belang geschaad. Conclusie Zienswijze ongegrond: de gebouwen zijn al toegestaan op grond van het bestemmingsplan. 12. De heer J. Vos en mevrouw G. Vos-Vonk, Emmaweg 64b, 1241 LJ Kortenhoef Reactie Samenvatting van de zienswijze In reactie op het verzoek om een woonbestemming voor de In het verleden is al medewerking verleend aan de cursusruimte, heeft de gemeente bij de inspraakprocedure Ruimte-voor-Ruimte regeling op dit perceel. Hiervoor is aangegeven dat er nooit toestemming gevraagd is, dan wel al een extra woning toegevoegd. gegeven is om de cursusruimte om te zetten in een woning. Daarbij is een van de gebouwen bestemd als cursusruimte. De bebouwing is vergund en ook in Er wordt gewezen op een briefwisseling tussen augustus 2002 en april 2003 en een gesprek in augustus 2002 waarin gebruik (geweest) als cursusruimte. deze kwestie aan de orde is geweest. Er wordt verzocht om herziening van het standpunt en om de cursusruimte om te Dit is opgenomen in een plan uit 2004 betreffende de percelen Emmaweg 65 en 71, en Cannenburgerweg 11. zetten in een woning. Dat er rond 2002 een briefwisseling is geweest, is dus juist. Als gevolg daarvan is het plan tot stand gekomen, waarin een extra woning en de onderhavige cursusruimte opgenomen zijn.
15 oktober 2013
11
Er is nooit toestemming gegeven om de cursusruimte als woning te gebruiken. Er is immers al een extra woning toegevoegd op het perceel. Vastgesteld is dat het gebouw in ieder geval als cursusruimte tot stand is gekomen. Dit is ook al eerder bekendgemaakt door de gemeente aan de familie Vos. Daarnaast bevindt het perceel zich buiten bestaand Bebouwd Gebied zoals aangegeven door de provincie. Op grond van die regels is het niet mogelijk om een woning toe te voegen. De regels van de provincie gelden voor alle ruimtelijke plannen. De regels van de provincie bieden de mogelijkheid tot afwijken van de regels (ruimte-voor-ruimte). Het initiatief voldoet niet aan de uitzonderingen die de provinciale regel stelt. Het is niet gewenst om verdere uitbreiding van de woonfunctie op dit perceel toe te staan. De bestemming wordt niet gewijzigd in een woonbestemming. Conclusie Zienswijze ongegrond 13. Van den Kommer Legal, namens de heer en mevr. J.J. van der Valk, eigenaren van Emmaweg 75 te Kortenhoef Samenvatting van de zienswijze 1.Verzocht wordt om het perceel naast Emmaweg 75 (deelperceel 3005) in overeenstemming met het bestaand gebruik te bestemmen als “Tuin”. Verwezen wordt naar de bevindingen van de bezwaarschriftencommissie uit 2010 over deze gronden, waarbij zij vaststelden dat deze gronden al voor het van kracht worden van het bestemmingsplan als tuin cq erf in gebruik was.
2.Verzoekt de gebiedsaanduiding “Wro-zone wijzigingsgebied 1” van de plankaart te verwijderen.
Reactie 1. Er is destijds onderzoek gedaan door de bezwaarschriftencommissie, waarbij het volgende vast is komen te staan: Het betreft in dit geval overgangsrecht onder het bestemmingsplan Buitengebied II, waarbij het gebruik als tuin voortgezet mag worden. Nu dit overgangsrecht al onder het vorige bestemmingsplan viel, moet het volgens de regel opgenomen worden in het nieuwe bestemmingsplan. Het perceel krijgt de bestemming “Tuin”. 2.”Wro-zone-wijzigingsgebied 1” betreft de mogelijkheid om gronden met de bestemming “Agrarisch met waarden – Natuur en Landschapswaarden” om te zetten in de bestemming “Natuur”. Deze aanduiding ligt niet op de onderhavige gronden, maar op de naastgelegen gronden en zijn eigendom van Natuurmonumenten. Conclusie 1. Zienswijze gegrond 2. Zienswijze ongegrond
14. AMN Advocaten, namens de heer D.S. Windsma, eigenaar van het perceel Emmaweg 75a te Kortenhoef. Samenvatting van de zienswijze 1.De inspraakreactie wordt herhaald en ingelast. Daarin is verzocht om een bedrijfsbestemming toe te kennen op het perceel, daar waar nu een woonbestemming is, en een
15 oktober 2013
Reactie 1.Het perceel heeft in het nu geldende bestemmingsplan Buitengebied II de bestemming “woondoeleinden”.
12
nieuwe woonbestemming toe te voegen, achter de (te realiseren) bedrijfsbestemming. Daarnaast is verzocht om bij de woning een schoonheidssalon te maken met een verkoopruimte.
Gevraagd wordt om het perceel een bedrijfsbestemming te geven, ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten van de heer Windsma, zijnde de opslag van goederen. De heer Windsma heeft een Loodgietersbedrijf.
Hieraan is niet tegemoetgekomen en dat is in strijd met artikel 3:2 Awb (afdoende onderzoek), 3:4 Awb (afdoende en evenredige belangenadweging) , 3:46 Awb (juiste en draagkrachtige motivering) en 3:1 Wro (een goede ruimtelijke ordening).
Er zijn eerder afspraken gemaakt met de heer Windsma over dit perceel. Deze afspraken stammen uit medio 2000. Daarbij heeft de heer Windsma voorgesteld om het perceel helemaal op te schonen.
Het voorstel van Windsma uit 2000 houdt het volgende Het perceel is samen met het naastgelegen perceel als één in: - de bestaande opslagmogelijkheid in het gebouw blijft. bestemmingsperceel opgenomen. Dat zou kunnen - er komt toestemming voor de illegaal gebouwde betekenen dat die eigenaar in geval van een calamiteit de bouwtitel kan overnemen van perceel 75a. Deze regeling is aanbouw van de bestaande opslagruimte t.b.v. opslag. onaanvaardbaar en in strijd met rechtszekerheid (ABRS 20 - het bewonen van de bovenwoning wordt gelegaliseerd. - er komt toestemming voor het realiseren van een extra september 2006 200507173/1). Verzocht wordt om de bestemmingsregeling met de buren op te splitsen, in twee nieuw te bouwen schuur t.b.v. opslag naast de bestaande schuur, welke dient als vervanging van de te bestemmingsregelingen. slopen opstallen. - in ruil daarvoor wordt het gehele achterterrein Vanaf de jaren 60 is een bedrijf gevestigd op het perceel. leeggemaakt. Dit gebruik is voorgezet toen het eigendom in 2000 overging. In artikel 30 – 32 van de voorschriften van Destijds is toegezegd dat hieraan meegewerkt zou bestemmingsplan Buitengebied II is de legaliserende worden, onder de strikte voorwaarde dat het hele terrein werking van het overgangsrecht niet uitgezonderd, zodat leeggemaakt zou worden. het gebruik gelegaliseerd moet worden geacht. De regel is dat dan bestemd wordt overeenkomstig bestaand gebruik, Het terrein is echter nog altijd niet leeggemaakt, terwijl tenzij zicht bestaat dat binnen 10 jaar het gebruik zal de opstallen wel gebouwd zijn en de bovenwoning wijzigen. Dat is niet het geval. Geconcludeerd wordt dat het bewoond wordt. gebruik ingepast moet worden. Verzocht wordt het perceel / de percelen te bestemmen als bedrijf, met inachtneming Dezelfde vraag ligt nu opnieuw voor, met nagenoeg van de bestaande woning als bedrijfswoning . hetzelfde voorstel. Met de aanvullende vraag om een Voorts is sprake van een minimale ontwikkelingsmogelijkheid (10 %). Het bestemmingsvlak is bovendien te klein ten opzichte van de feitelijke situatie. Verzocht wordt het perceel naar achteren uit te breiden, tot waar sinds jaar en dag bestaande activiteiten (inclusief opslag) plaatsvinden.
bedrijfsbestemming op het perceel en een vrijstaande bedrijfswoning. Geconcludeerd wordt dat aan de zienswijze gehoor moet worden gegeven, in zoverre dat aan de destijds gemaakte afspraken nu invulling wordt gegeven. Dat betreft de vastlegging feitelijke situatie op het perceel. Vastgesteld is dat ter plaatse, buiten de gebouwen, geen opslag plaatsvindt van materialen e.d. met een bedrijfsmatig karakter. Op het perceel zijn slechts de kennelijk aan het gebruik van het perceel onttrokken materialen e.d. aangetroffen. Dat betekent: -Het perceel heeft en houdt de bestemming “Wonen “, waarbij de oppervlakte van de aanwezige bebouwing in overeenstemming is met hetgeen toegestaan is op grond van de bijbehorende bestemming. - De bestemming “Wonen” / het perceel wordt niet vergroot. - Het perceel wordt bestemmingsplanmatig afgespitst van het buurperceel (huisnummer 76) waarbij de eigendomsgrens wordt aangehouden. - De binnenopslag van goederen (voor het loodgietersbedrijf van betrokkene) is toegestaan binnen de bestemming wonen.
15 oktober 2013
13
- De bovenwoning wordt gelegaliseerd, want er wordt een woning toegestaan op het perceel. - De buitenopslag van goederen is niet toegestaan, en wordt niet toegestaan. - Aan het omzetten van de woonbestemming naar een bedrijfsbestemming met een (vrijstaande) bedrijfswoning wordt niet meegewerkt. Toename van het aantal bedrijven buiten het Bestaand Bebouwd Gebied is niet mogelijk en niet wenselijk. Om die reden komen wij niet tegemoet aan dit verzoek. - Een schoonheidssalon op het perceel is toelaatbaar, indien voldaan wordt aan het hieromtrent bepaalde aan de regels die behoren bij de bestemming wonen. Een verkoopruimte (detailhandel) past niet binnen de bestemming.
2.De gemeente is op grond van de Monumentenwet verplicht om in bestemmingsplannen rekening te houden 2.De dubbelbestemming Archeologie die op het perceel rust met de in de grond aanwezige en te verwachten is te vergaand. Verzocht wordt om de dubbelbestemming archeologische waarden. Dat is vertaald in de Archeologie te verwijderen. dubbelbestemming Archeologie. Conclusie 1.Zienswijze deels gegrond; het perceel wordt afgesplitst van naastgelegen perceel, en deels ongegrond; voor het overige. 2. Zienswijze ongegrond 15. Bouwkundig ontwerp en adviesburo Van Ekris bv, namens de heer H. Atta, eigenaar van Emmaweg 82 te Kortenhoef Samenvatting van de zienswijze
Reactie
Verzocht wordt om de bestemming Waterstaat-Waterkering De bestemming “Waterstaat – Waterkering” is een dubbelbestemming en dient ter bescherming van de te verleggen vanwege de geplande uitbreiding van de waterkering. Op deze gronden mag niet worden woning. gebouwd, tenzij vast komt te staan dat het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad. Of de uitbreiding van een woning op deze bestemming kan plaatshebben moet derhalve getoetst kunnen worden. Het voorgaande betekent dat er ook toestemming nodig is van Waternet. De bestemmingsgrens wordt niet gewijzigd. Conclusie Zienswijze ongegrond. 16. Woonvereniging de Hofstee, de heer R. van Hattum, Emmaweg 86, 1241 LJ Kortenhoef Reactie Samenvatting van de zienswijze Volgens het nu voorliggende ontwerpbestemmingsplan is het maximale bebouwingsoppervlak voor dit perceel 230 m2 (omdat het perceel groter is dan 1000 m2). Het woonhuis is feitelijk al 230 m2 groot. De bestaande bijgebouwen (garage, schuur, een achterhuis) waren er al toen het perceel 23 jaar geleden werd aangekocht. Deze zijn nu niet
15 oktober 2013
De regels in de bestemming “Wonen” zijn algemene regels die gelden voor alle woningen. In artikel 31.1 van het bestemmingsplan is een regeling opgenomen voor bestaande maatvoering en bestaande oppervlakten. Dat betekent dat alle bestaande
14
opgenomen in de regels. Andere bijgebouwen die op het perceel feitelijk aanwezig zijn, zijn ook niet opgenomen / niet zichtbaar op de verbeelding.
gebouwen en bestaande maatvoering als ten hoogste toelaatbaar kunnen worden aangehouden. De gemeente beschikt over recente luchtfoto’s.
Daarnaast is door de gemeente op 26 september 2013 Verzocht wordt om deze bebouwing alsnog op te nemen als een inventarisatie van dit perceel gemaakt, zodat op een later moment terug te vinden is welke bebouwing en bestaand en rechtmatig bebouwd oppervlak. welk oppervlak nu aanwezig is. Conclusie Zienswijze ongegrond 17. J.A.Baars, Koninginneweg 87, 1241 CX Kortenhoef Samenvatting van de zienswijze Het perceel Koninginneweg 87 is in zijn geheel in gebruik als wonen met bijbehorend erf. Het perceel dat in gebruik is als erf heeft in het ontwerpbestemmingsplan een andere bestemming gekregen. Verzocht wordt om voor het hele perceel de huidige bestemming Erf op te nemen, dan wel de bestemming Wonen op te nemen voor het hele perceel, zoals dat ook is gedaan voor het nabijgelegen perceel Koninginneweg 90.
Reactie In het huidige bestemmingplan Koninginneweg 1994 is de bestemming naast en achter de woningen “erf”. Erf is bestemd voor aan- en bijgebouwen. De voorwaarde dat er niet gebouwd kan worden op het achterliggende terrein was er dus niet. Het is onduidelijk waarom deze regel is gewijzigd ten opzichte van het huidige bestemmingsplan. Nu het niet de bedoeling is om de regel strikter te maken dat deze is, wordt de bestemmingsgrens gelijk getrokken aan de huidige bestemminggrens, en krijgt het perceel de bestemming “Wonen”. Dit geldt overigens voor alle percelen aan de Koninginneweg. De bestemming “Tuin” met de nadere aanduiding (st-1) komt te vervallen. Conclusie Zienswijze gegrond.
18. BuRO, namens de heer E. Holdinga, eigenaar van Kwakel 22 te Kortenhoef Samenvatting van de zienswijze Op het perceel Kwakel 22 is sinds 2009 een paardenfokkerij/paardenhouderij gevestigd. Daarom is het noodzakelijk dat er dag en nacht toezicht is op het perceel. Verzocht is om een woning op het perceel te mogen realiseren. Het college heeft aangegeven dat voldaan moet worden aan voorwaarden, voordat er een woning toegestaan kan worden. Er is daartoe een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Er zijn daarom geen belemmeringen voor de bouw van een bedrijfswoning in ruimtelijke zin. In ruimtelijk opzicht is er zelfs sprake van een verfraaiing. Daarnaast is door de Stichting Agrarische
15 oktober 2013
Reactie In het verleden is op dit perceel een vergunning verleend voor het oprichten van een bedrijfsgebouw voor een agrarisch bedrijf. Er is destijds nadrukkelijk aan de orde geweest dat er sprake moet zijn van een (volwaardig) agrarisch bedrijf, omdat alleen dat binnen de bestemmingsregels viel, en de gemeente alleen dan gehouden was aan het verlenen van de vergunning voor dat bedrijfsgebouw. De gemeente is nooit voornemens geweest een bedrijf toe te staan op dit perceel, anders dan een agrarisch bedrijf gericht op het voorbrengen van producten (in dit geval veulens). Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan is door de eigenaren van perceel Kwakel 22 gevraagd om een bedrijfswoning bij het in 2008 opgerichte bedrijf aan de
15
beoordelingscommissie (Abc) geoordeeld of er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf. De Abc heeft daarop negatief geadviseerd omdat thans geen sprake is van een volwaardig inkomen uit het bedrijf en er sprake is van een gebruiksgerichte paardenhouderij. Dit is op beide onderdelen geen onterechte conclusie.
Kwakel 22.
Er is toegezegd dat er een bedrijfswoning gerealiseerd mag worden op het agrarische perceel, onder bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden houden in dat vast moet komen te staan dat nut en noodzaak wordt aangetoond, waarbij vast moet komen te staan dat er sprake is van een Er is echter sprake van een aanloopsituatie, waarbij de volwaardig inkomen uit het bedrijf aan Kwakel 22 / er ondernemer, mede door de economische crisis, zich moet sprake zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf. genoodzaakt ziet om het perceel (tijdelijk) voor andere Als vaststaat dat er een bedrijfswoning noodzakelijk is activiteiten in te zetten: nl. de gebruiksgerichte paardenhouderij door stalling van pensionpaarden. Het gaat voor de bedrijfsvoering, kan een bedrijfswoning worden toegestaan. hier om een nieuw op te richten bedrijf en dat heeft tijd Daarnaast zou een ruimtelijke onderbouwing overlegd nodig. Uitgangspunt blijft een volwaardig inkomen uit de moeten worden en zou er een planschadeovereenkomst paardenfokkerij te halen. moeten komen. Op het naastgelegen perceel Kwakel 24 is een manege gesitueerd, waar wel een bedrijfswoning wordt toegestaan. In ruimtelijke zin verschilt de situatie tussen de percelen langs de Kwakel niet. In dat perspectief zou het billijk zijn om ook op Kwakel 22 een woning toe te staan. Er wordt een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel.
Er is een beoordeling gevraagd aan de Agrarische beoordelingscommissie (Abc). De Abc heeft de conclusie getrokken dat er geen hoofdinkomen uit het nieuwe bedrijf gehaald wordt. Bovendien is er (op dit moment) geen sprake van een agrarisch bedrijf / paardenfokkerij. Op dit moment fungeert het bedrijf (voornamelijk) als pensionstal voor paarden. Op perceel Kwakel 22 kan een bedrijfswoning toegestaan worden nu er wel sprake is van een paardenfokkerij, ook al is dat in de opbouwfase. E.e.a. onder de voorwaarde van het indienen van een ruimtelijke onderbouwing (reeds voorhanden) en een planschadeovereenkomst. Een vergelijk met per perceel Kwakel 24 valt overigens niet te trekken, want dat heeft een geheel andere bestemming, namelijk: “Sport - Manege”. Het betreft geen vergelijkbare situatie. Conclusie Zienswijze gegrond. Er komt echter wel de voorwaarde van een planschadeovereenkomst.
19. De heer en mevrouw Kemp, Kwakel 8, Kortenhoef Samenvatting van de zienswijze 1.Het agrarisch bouwblok in het ontwerpbestemmingsplan klopt niet met de werkelijkheid. De wintervoorraad (w.o. kuilgras) moet binnen het bouwblok worden opgeslagen. Verzocht wordt om aanpassing en daarmee een vergroting van het bouwblok.
Reactie 1.Het agrarisch bouwvlak loopt feitelijk tot aan de dwars op het perceel gelegen pad en dat is feitelijk in gebruik als agrarisch bouwperceel In artikel 3,5 onder d. is opgenomen dat bestaande sleufsilo’s en / of graskuilen toegestaan zijn buiten het bouwblok. Er is daarom geen reden om daarvoor het bouwvlak te vergroten. In artikel 3.6 zijn de afwijkingen van de gebruiksregels opgenomen. Per abuis is een deel van de afwijkingsregels niet opgenomen. Artikel 3.6 wordt daarom aangevuld:
15 oktober 2013
16
B. het bepaalde in artikel 3.2.3, ten behoeve van de aanleg van een paardenbak indien de aanleg achter de bebouwing geen reële mogelijkheid is mits de paardenbak: a. achter de (denkbeeldige) achtergevelrooilijn van de woning wordt gesitueerd; b. niet zichtbaar is vanaf de openbare weg door de aanwezigheid van bedrijfsbebouwing en/of opgaande beplanting. C. het bepaalde in artikel 3.5.1. sub d onder 1 ten behoeve van de bouw van sleufsilo’s, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. de afstand van sleufsio’s tot het bouwvlak mag niet minder bedragen dan 5 meter; b. de hoogte van de sleufsilo mag niet meer bedragen dan 5 meter; c. natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden geschaad. Artikel 3.7.1 maakt het mogelijk om met en omgevingsvergunning bepaalde activiteiten mogelijk te maken, waaronder graskuilen. Het maken van sleuf- en mestslilo’s ontbreekt. Dit wordt alsnog opgenomen onder 3.7.1 i. 2.Daarnaast wordt verzocht om extra vergroting van het bouwblok in de lengterichting van het perceel.
2.Gezien het voorgaande is er dit moment geen aanleiding om zondermeer in te stemmen met vedergaande uitbreiding van het bouwblok. Net als in bestemmingsplan Buitengebied Nederhorst wordt er wel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om eventuele vergroting van het bouwvlak mogelijk te maken tot maximaal 200 meter diep. Dit geldt voor alle agrarische bouwpercelen. Het perceel van betrokkene is echter al 200 meter diep, zodat van deze regel geen gebruik kan worden gemaakt. 3.8 Wijzigingsbevoegdheid Uitbreiding agrarisch bedrijf Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bouwvlak van de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden’ te vergroten behoeve van de vergroting van een bestaand grondgebonden, volwaardig agrarisch bedrijf met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 van deze planregels, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. de vergroting is noodzakelijk in het kader van de doelmatigheid van de agrarische bedrijfsvoering; b. de breedte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 100 meter; c. de diepte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 150 meter, indien de totale oppervlakte van de bestemming 'Agrarisch' na de wijziging niet meer bedraagt dan 1 hectare;
15 oktober 2013
17
d. de diepte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 200 of 250 meter, indien de totale oppervlakte van de bestemming 'Agrarisch' na de wijziging groter is dan 1 hectare tot een maximum van 2 hectare; e. de landschaps- en natuurwaarden worden door deze vergroting niet onevenredig geschaad. Op deze wijze kan in de toekomst eventueel besloten worden tot het vergroten van het bouwblok (mits voldaan wordt aan de voorwaarden). Conclusie Zienswijze ongegrond. Er komt overigens wel een wijzigingsbevoegdheid om buiten het bouwblok sleufsilo’s te realiseren en een wijzigingsbevoegdheid om het bouwblok te kunnen vergroten. 20. Land- en Tuinbouw Organisatie Noord, Postbus 649, 2003 RP Haarlem Reactie Samenvatting van de zienswijze Bouwvlakvergroting. 1.LTO kan er niet mee instemmen dat agrarische bedrijven geen mogelijkheid krijgen om hun bouwvlak te vergroten. Dit is een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden. Er zijn agrariërs gestopt in het gebied, zodat deze ontwikkelingsruimte aan de nog bestaande bedrijven kan worden toegekend. Met het verlengen van de Crisis en Herstelwet hoeft alleen extra ontwikkelingsruimte getoetst te worden in een MER. Gevraagd wordt om via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk te maken dat bouwvlakken vergroot worden tot maximaal 1,5 ha zoals de Provinciale Structuurvisie aangeeft. .
15 oktober 2013
1.Wij zijn ons er van bewust dat uit het oogpunt van de ontwikkeling van agrarische bedrijven gewenst is dat er voldoende ontwikkelingsruimte is voor het desbetreffende agrarische bedrijf. Om hieraan tegemoet te komen hebben wij in artikel 3.8 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Onder voorwaarden behoort vergroting van een bestaand grondgebonden volwaardig agrarisch bedrijf tot de mogelijkheden, via vergroting van het bestemmingsvlak. 3.8 Wijzigingsbevoegdheid Uitbreiding agrarisch bedrijf Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bouwvlak van de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden’ te vergroten ten behoeve van de vergroting van een bestaand grondgebonden, volwaardig agrarisch bedrijf met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 van deze planregels, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. de vergroting is noodzakelijk in het kader van de doelmatigheid van de agrarische bedrijfsvoering; b. de breedte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 100 meter; c. de diepte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 150 meter, indien de totale oppervlakte van de bestemming 'Agrarisch' na de wijziging niet meer bedraagt dan 1 hectare; d. de diepte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 200 meter, indien de
18
totale oppervlakte van de bestemming 'Agrarisch' na de wijziging groter is dan 1 hectare tot een maximum van 2 hectare; e. de landschaps- en natuurwaarden worden door deze vergroting niet onevenredig geschaad. Regels 2.Artikel 3.2.1 onder h. LTO vraagt om de bouwhoogte van 2.De nokhoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen is maximaal 10 meter. Er bestaan dan ook geen silo’s gelijk te stellen aan de bouwhoogte van bedenkingen tegen om installaties met een maximale bedrijfsgebouwen, nl. 10 meter. hoogte van 10 meter toe te staan. De regel wordt aangepast. 3. Artikel 3.2.5 LTO vraag om een regel op te nemen voor het bouwen van sleufsilo’s en mestsilo’s met een hoogte van 5 meter exclusief afdekking. Dit is nodig om te kunnen voldoen aan de wettelijke eis om voldoende mestopslagcapaciteit voor de winter te creeren. Daarnaast is er behoefte aan opslagcapaciteit voor ruwvoer in de winter.
3. Artikel 3.2.5. maakt het mogelijk om met en omgevingsvergunning bepaalde activiteiten mogelijk te maken. Het maken van sleuf- en mestslilo’s met een maximale hoogte van 5 meter exclusief afdekking ontbreekt. Dit wordt alsnog opgenomen onder 3.2.5 onder i.
4.Artikel 3.4 onder a. De verwijzing naar artikel 3.2.1 onder 4.De verwijzing wordt aangepast naar 3.2.1 onder h. g is onjuist. 5.Onder d. De verwijzing naar artikel 3.2.1 onder e onjuist. Gevraagd wordt om de verwijzingen aan te passen.
5. De verwijzing wordt aangepast naar 3.2.1 onder f.
6. Er blijft een omgevingvergunning nodig voor het 6.Artikel 3.7.1 onder a. LTO vraag om een minimum aan oppervlakte te verbinden aan het aanleggen van verharding aanleggen van verharding, vanwege de kwetsbaarheid van het gebied. om onnodige vergunningtrajecten te voorkomen. Een minimum van 100 m2 is daarbij gangbaar. 7.Onder c. LTO kan niet instemmen met de vergunningplicht voor het aanleggen van graskuilen. Dit behoort tot de normale agrarische landbouwpraktijk en moet daarom omgevingsvergunningvrij zijn. Ook omdat de ruimte op het agrarisch bouwvlak beperkt is.
7. I.v.m. het van belang van de natuur- en landschapswaarden is het gewenst om grip te houden op de situering in het landschap. Dat is zonder vergunningplicht niet goed mogelijk.
8.Artikel 3.7.2 onder a LTO verzoekt hier expliciet op te vermelden dat normaal agrarisch gebruik en beheer uitgezonderd zijn van omgevingsvervunningsplicht.
8.In artikel 3.7.1 wordt aangegeven welke werkzaamheden niet zonder omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd. In artikel 3.7.2 onder a is opgenomen dat voor normaal onderhoud geen omgevingsvergunning is vereist. Het is niet bezwaarlijk om in art. 3.7.2. aan te geven welke werkzaamheden daar in ieder geval onder vallen. Onder normaal onderhoud, gebruik en beheer wordt in ieder geval verstaan: het telen van maïs, het scheuren van grasland in het kader van graslandvernieuwing, het ploegen, eggen, uitbaggeren van sloten en greppels, het vervangen van bestaande drainage, de aanleg van drainage door middel van sleufloos draineren, en andere ondiepe werkzaamheden.
9.Artikel 3.8 LTO verzoekt om een wijzigingsbevoegdheid 9. Wij zijn ons ervan bewust dat het uit het oogpunt van op te nemen om het bouwvlak te kunnen vergroten tot 1,5 de ontwikkeling van agrarische bedrijven gewenst is dat ha (zie de onderbouwing bij “bouwvlakvergroting”) en om de er voldoende ontwikkelingsruimte is voor het
15 oktober 2013
19
vorm van het bouwvlak, zonder vergroting, mogelijk te maken.
desbetreffende agrarische bedrijf. Om hieraan tegemoet te komen hebben wij in artikel 4.7 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Zie ook beantwoording onder 1. Voor het wijzigen van het bouwvlak, zonder vergroting, blijft de vergunningplicht onder andere i.v.m. het belang van de natuur- en landschapswaarden en de aanwezige zichtlijnen in het gebied.
Archeologie, artikel 20 10.LTO vraat om expliciet te vermelden dat werken en werkzaamheden met betrekking tot normaal het agrarisch gebruik en beheer en onderhoud zijn vrijgesteld.
10. Ingevolge de Monumentenwet 1988 houdt de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening met de in de grond aanwezige en te verwachten archeologische waarden. Gelet op deze verplichting is door de Stichting Cultureel Erfgoed Noord-Holland een beleidskaart Archeologie gemaakt voor de gemeente Wijdemeren. Op grond van deze beleidskaart hebben wij de bescherming van archeologische waarden geregeld in het bestemmingsplan.
Wij onderschrijven de opmerkingen over normaal onderhoud. Dit zal worden uitgezonderd van de omgevingsvergunningplicht. Daarbij zal eveneens worden toegevoegd dat onder normaal onderhoud in ieder geval wordt verstaan: het telen van maïs, het scheuren van grasland in het kader van graslandvernieuwing, het ploegen, eggen, uitbaggeren van sloten en greppels, het vervangen van bestaande drainage, de aanleg van drainage door middel van sleufloos draineren, onderwaterdrainage, en andere ondiepe werkzaamheden. Conclusie 1.Zienswijze gegrond 2. Zienswijze gegrond 3. Zienswijze gegrond 4. Zienswijze gegrond 5. Zienswijze gegrond 6. Zienswijze ongegrond 7. Zienswijze ongegrond 8. Zienswijze gegrond 9. Zienswijze deels gegrond / deels ongegrond 10. Zienswijze gegrond
Ambtshalve wijzigingen Verbeelding:
“Wro-zone -wijzigingsgebied 3” wordt verwijderd (zie ook de wijziging in de regels / bestemming Agrarisch met waarden – Natuur en landschapswaarden)
15 oktober 2013
20
Bedrijfswoningen bij maneges (Kwakel 24 en Emmaweg 74) staan met een bouwblok aangeduid(omkaderd). Het is echter de bedoeling dat de woning binnen het bouwblok van het bedrijf komt te liggen en waarbinnen de bedrijfswoning gesitueerd is. Dit omdat de woningen 190 m 2 inclusief aan- en bijgebouwen mogen worden gebouw. De bijgebouwen hoeven niet perse aansluitend aan de woning te worden gebouwd. Wordt aangepast
Kortenhoefsedijk 124a, Jachthaven Moby Dick, bouwblok bedrijfsgebouw wordt verwijderd (zie wijziging in de regels / bestemming Recreatie - Jachthaven).
Perceel Kortenhoefsedijk 97 – 108a 9 betreft 9 woningen. Huisnummer 104a is geen woning. Dat is onduidelijk op de verbeelding. Wordt duidelijk gemaakt.
De bestaande bouwhoogte ( 3,5 meter) op perceel Herenweg tegenover huisnummer 4 wordt opgenomen door een nadere aanduiding op de verbeelding (zie ook de wijziging in de regels).
Toelichting: Bestemming recreatie – Jachthaven Toelichting wordt aangevuld met de uiteenzetting van de kwetsbaarheid van het natuurgebied rondom jachthaven Moby Dick.
Planregels: Artikel 2 Wijze van meten Vanwege de uniformering van de regels komt artikel 2.5 te luiden: 2.5 de oppervlakte van een bouwwerk a. Bij en gebouw : tussen de buitenzijden van de gevels (of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren) en/of tussen de verticale projectie van de buitenste maten van het gebouw. b. Bij een bouwwerk, geen gebouw zijnde, tussen de verticale projectie van de buitenste maten van het bouwwerk Een en ander met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals overstekende daken, balkons, plinten en kozijnen, gevel- en kroonlijsten, ventilatiekanalen en schoorstenen, tot maximaal 1 meter.
Artikel 3 Agrarisch In artikel 3.1. onder i. is opgenomen dat ter plaatse van de specifieke aanduiding “paardenfokkerij”: het houden en fokken van paarden. Dit is per abuis op deze wijze opgenomen. Het moet zijn: het fokken van paarden en het houden van paarden t.b.v. het fokken. Het enkel houden van paarden is binnen een afzonderlijke aanduiding toegestaan. Het is de bedoeling geweest om een duidelijk onderscheid te maken tussen het houden van paarden en het fokken van paarden. Een paardenfokkerij is gericht op het voortbrengen van een agrarisch product (paarden).
In artikel 3.1 ontbreekt (per abuis) de nadere aanduiding voor een tuinderij. Deze was wel opgenomen in het voorontwerp. Wordt alsnog opgenomen: 3.1. onder o. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding”’specifieke vorm van agrarisch tuinderij” tevens een tuinderij.
In artikel 3.6 zijn de afwijkingen van de gebruiksregels opgenomen. Per abuis is een deel van de afwijkingsregels niet opgenomen. De afwijkingsregels worden aangevuld met:
15 oktober 2013
21 B. het bepaalde in artikel 3.2.3, ten behoeve van de aanleg van een paardenbak indien de aanleg achter de bebouwing geen reële mogelijkheid is mits de paardenbak: a. achter de (denkbeeldige) achtergevelrooilijn van de woning wordt gesitueerd; b. niet zichtbaar is vanaf de openbare weg door de aanwezigheid van bedrijfsbebouwing en/of opgaande beplanting. C. het bepaalde in artikel 3.5.1. sub d onder 1 ten behoeve van de bouw van sleufsilo’s, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. de afstand van sleufsio’s tot het bouwvlak mag niet minder bedragen dan 5 meter; b. de hoogte van de sleufsilo mag niet meer bedragen dan 3 meter; c. natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
In artikel 3.7.1 staat genoemd in welke gevallen een omgevingsvergunning nodig is als het gaat om uitvoeren van werken. Er is per abuis een verbodsbepaling niet opgenomen: “i. het vellen of rooien van hout en/of rietopstanden.” Wordt alsnog opgenomen.
In artikel 3.8 onder c is een wijzigingsbevoegdheid “wro-zone wijziginsgebied 3” opgenomen voor de percelen Kwakel 6-6a en Kwakel 8. Dat is onterecht. Deze percelen zijn beide opgericht als zelfstandige agrarische bedrijven. Een koppeling is nooit gemaakt. Een restrictie in het aantal bedrijfswoningen bij bedrijfsbeeindiging is daarom niet op zijn plaats. De nadere aanduiding wordt verwijderd opdat voor beide percelen gebruik kan worden gemaakt van de algemene wijzigingsbevoegdheid.
In artikel 3.8 is de algemene wijzigingsbevoegdheid bij bedrijfsbeeindiging per abuis komen te vervallen. Wordt alsnog opgenomen: Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Natuur en landschapswaarden’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ en 'Tuin’, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. er sprake is van bedrijfsbeëindiging dan wel bedrijfsverplaatsing en de aanwezige bedrijfsopstallen worden gesloopt; b. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 2; c. er ter plaatse van de woningen wordt voldaan aan de eisen uit de Wet geluidhinder; d. de wijziging geen beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven; e. er ter plaatse van de woningen een aanvaardbaar woonklimaat ontstaat in het kader van de wet Milieubeheer.
Artikel 4 Bedrijf In artikel 4.2.1 onder a. is geregeld dat bedrijfsgebouwen achter de voorgevel van de bedrijfswoning dienen te worden gebouwd. Dat is op perceel Emmaweg 59, 58a en b feitelijk niet zo, en ook niet mogelijk. Er wordt daarom een aanvulling op de regel gemaakt: …., met uitzondering van de percelen met de nadere aanduiding xxxxx.
In artikel 4.2.1 onder c is de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen geregeld. Het gaat om bestaande gebouwen of bestemmingen. Een uitzondering is het bedrijfsgebouw aan de Herenweg tegenover nummer 4. Dat betreft de legalisatie van een opslag in de (voormalige) agrarische bestemming. Slechts het bestaande wordt nu gelegaliseerd. Om die reden wordt de bestaande bouwhoogte opgenomen.: c. de bestaande hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan x meter, tenzij op de verbeelding anders is weergegeven.”
In artikel 4.4 is de regel omtrent het gebruik in strijd met de bestemming opgenomen. Per abuis is er een niet overgenomen uit het voorontwerp: e. de opslag van goederen, waaronder in ieder geval wordt verstaan: caravanstalling, botenstalling en opslag, ter plaatse van niet-bebouwde gronden, behoudens daar waar dit op
15 oktober 2013
22 de verbeelding wordt aangegeven met dien verstande dat de stapelhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter. Artikel 5 bedrijf – Nutsbedrijf Per abuis is de regel over beschoeiingen niet overgenomen bij deze bestemming, terwijl dat bij alle andere bestemmingen wel is aangepast. Wordt alsnog aangepast. g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter. h. de bouwhoogte van beschoeiingen mag niet meer bedragen dan het aansluitend terrein;
Artikel 7 Horeca In artikel 7.5 onder b. is opgenomen dat er geen omgevingsvergunning wordt verleend voor dancings en prostitutie gerelateerde horeca. Toegevoegd wordt: discotheken en partycentra, net als in bestemmingsplan Buitengebied Nederhorst. Artikel 10 Natuur In artikel 10.2.1 onder a t/m b staan de regels opgenomen voor steigers. Dit is de regeling voor steigers bij recreatiewoonschepen. Dat is niet meer nodig omdat deze regels opgenomen zijn bij de bestemming Recreatie – verblijfsrecreatie. Regel 10.2.1. a t/m c verwijderen. Artikel 11 Recreatie – Jachthaven In artikel 11.2.1 staat de opsomming a t/m c er dubbel in. Zie helemaal onderaan regel 11.2.1. De regels omtrent de bouwhoogte; de breedte en de lengte van steigers behoren niet te worden opgenomen. Dit is een vergissing.
In artikel 11.2.1 staan twee regelingen omtrent de maximale oppervlakte van bedrijfsgebouwen opgenomen. a. Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak te worden gebouwd. c. de totale oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 100 m2 bedragen, exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. De regeling onder a. komt te vervallen omdat de regeling onder c. opgenomen was in het bestemmingsplan Buitengebied II en ook ruimer is.
De algemene wijzigingsbevoegdheid bij bedrijfsbeeindiging ontbreekt, terwijl dit wel opgenomen is in de nota Inspraak en overleg. Wordt alsnog opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming “Recreatie – Jachthaven ‘ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ en 'Tuin’, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. er sprake is van bedrijfsbeëindiging dan wel bedrijfsverplaatsing en de aanwezige bedrijfsopstallen worden gesloopt; b. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 2; c. er ter plaatse van de woningen wordt voldaan aan de eisen uit de Wet geluidhinder; d. de wijziging geen beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven; e. er ter plaatse van de woningen een aanvaardbaar woonklimaat ontstaat in het kader van de wet Milieubeheer.
Artikel 19 Wonen In artikel 19.2.2 onder c is opgenomen dat de bouwhoogte maximaal 9 meter mag bedragen. Op Emmaweg 44 is onlangs 10 meter toegestaan. De regel wordt aangevuld: “De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter, tenzij op de verbeelding anders is weergegeven.”
15 oktober 2013
23
In artikel 19.2.3 staat opgenomen dat bijgebouwen en overkappingen uitsluitend op een afstand van 1 meter achter de voorgevel worden gebouwd. “Uitsluitend” moet zijn: “minimaal” en wordt gewijzigd.
Artikel 28 Algemene afwijkingsregels In artikel 28.1.b ontbreekt de mogelijkheid om het bouwvlak te overschrijden. Nu het toegestaan is om het bouwvlak van bedrijfsbestemming met 10 % te vergroten, moet de mogelijkheid om het bouwvlak te overschrijden ook in dit artikel opgenomen worden.
In artikel 28.2 is mantelzorg geregeld. Daarbij ontbreekt de intrekkingsclausule die bij andere bestemmingsplannen wel is opgenomen. Toegevoegd wordt: “Zodra de onder sub a bedoelde noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken”.
ALGEMEEN Bij de volgende bestemmingen ontbreekt de regeling voor een aan-huis-verbonden beroep: - Agrarisch met waarden- Natuur- en landschapswaarden - Bedrijf - Horeca - Recreatie – Jachthaven - Sport – Manege - Maatschappelijk O. Aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten In een woning zijn een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden: a. de aan-huis-verbonden beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven. Dit betekent dat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mag worden gebruikt; b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie. Dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten; c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving; d. de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen; e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
15 oktober 2013
Bijlage 4 Ruimtelijke onderbouwing Kwakel 22
BP Buitengebied Kortenhoef Vastgesteld
BC7419-102/R00002/904229/Rott November 2013