Bestemmingsplan Buitengebied 2015

Bijlage bij Ruimtelijke onderbouwing particuliere initiatieven

Bestemmingsplan Buitengebied 2015

Gemeente Wijk bij Duurstede

Datum: 17 februari 2015 Projectnummer: 130293.01 Versie: vastgesteld

INHOUD

Bijlage 1: Gravenbol, Wijk bij Duurstede Bijlage 2: Gooyerdijk 27, Langbroek Bijlage 3: Graaf van Lynden van Sandenburgweg Bijlage 4: Langbroekerdijk A121 Bijlage 5: Langbroekerdijk A139

Bijlage 1: Gravenbol, Wijk bij Duurstede  1. Toetsing Natuurbeschermingswet 1998 en Ecologische Hoofdstructuur en quickscan flora en fauna

Natuurtoets Gravenbol, te Wijk bij Duurstede Toetsing in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur

E.J.F. de Boer P.H.N. Boddeke K.D. van Straalen

Natuurtoets GravenBol Toetsing in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur

E.J.F. de Boer P.H.N. Boddeke K.D. van Straalen

opdrachtgever: Stichting WijkNogLeuker 20 januari 2012 rapport nr. 13-009

Status uitgave:

eindrapport

Rapport nr.:

13-009

Datum uitgave:

6 februari 2013

Titel:

Natuurtoets GravenBol

Subtitel:

Toetsing in het kader van Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur

Samenstellers:

ir E.J.F. de Boer ing. P.H.N. Boddeke ing. K.D. van Straalen

Foto's omslag:

-

Aantal pagina’s inclusief bijlagen:

49

Project nr.:

12-785

Projectleider:

ing P.H.N. Boddeke

Naam en adres opdrachtgever:

Stichting WijkNogLeuker Oeverstraat 17, 3961AM Wijk bij Duurstede

Referentie opdrachtgever:

email 20 december 2012

Akkoord voor uitgave:

Teamleider Bureau Waardenburg bv drs. G.F.J. Smit

Paraaf:

Bureau Waardenburg bv is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Bureau Waardenburg bv; opdrachtgever vrijwaart Bureau Waardenburg bv voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. © Bureau Waardenburg bv / Naam Stichting WijkNogLeuker Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schrif-telijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Bureau Waardenburg bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitsmanagementsysteem van Bureau Waardenburg bv is door CERTIKED gecertificeerd overeenkomstig ISO 9001:2008.

2

Voorwoord De Stichting WijkNogLeuker stelt een plan op om het recreatieve gebruik van het gebied GravenBol te versterken. Dit om te voorkomen dat het recreatiegebied gesloten moet worden. De stichting wordt hierbij ondersteund door de Provincie Utrecht en Recreatie Midden Nederland. De GravenBol ligt nabij Wijk bij Duurstede langs de noordoever van de Lek. Uitvoering van de planvoornemens kan effecten hebben op beschermde soorten planten en dieren, beschermde natuurgebieden en de Ecologische Hoofdstructuur. Stichting WijkNogLeuker heeft Bureau Waardenburg opdracht verstrekt om de effecten op beschermde natuurwaarden in beeld te brengen en aan te geven op welke wijze negatieve effecten kunnen worden beperkt en/of gecompenseerd. Dit rapport is te beschouwen als de oriëntatiefase van de habitattoets, zoals omschreven in de Natuurbeschermingswet 1998 (artikelen 19d t/m 19j) en vormt een “nee, tenzij-toets” ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur. Aan de totstandkoming van dit rapport werkten mee: ir. E.J.F. de Boer ing. P.H.N. Boddeke ing. K.D. van Straalen

rapportage projectleiding, veldwerk, rapportage, fotografie. veldwerk, rapportage

Genoemde personen zijn door opleiding, werkervaring en zelfstudie gekwalificeerd voor de door hen uitgevoerde werkzaamheden. Het project is uitgevoerd volgens het kwaliteitshandboek van Bureau Waardenburg. Het kwaliteitsmanagementsysteem van Bureau Waardenburg is ISO gecertificeerd. Vanuit de Stichting WijkNogLeuker werd de opdracht begeleid door de heer Soons. Wij danken hem voor de prettige samenwerking.

3

4

Inhoud Voorwoord..................................................................................................................................... 3! 1! Inleiding .................................................................................................................................. 7! 1.1! Aanleiding en doel ..................................................................................................... 7! 1.2! Aanpak toetsing Natuurbeschermingswet 1998 ...................................................... 7! 1.3! Aanpak nee, tenzij-toets EHS ................................................................................... 8! 2! Ingreep en plangebied......................................................................................................... 11! 2.1! De ingreep ................................................................................................................ 11! 2.2.! Het plangebied ........................................................................................................ 12! 3! Plangebied en Natura 2000-gebied ................................................................................... 15! 3.1! Algemene beschrijving Uiterwaarden Neder-Rijn .................................................. 15! 3.2! Instandhoudingsdoelen en kernopgaven ............................................................... 15! 3.3! Voorkomen van habitattypen en soorten ............................................................... 18! 4! Effecten ................................................................................................................................ 25! 4.1! Mogelijke effecten en de invloedsfeer van het project........................................... 25! 4.2! Bepaling van effecten .............................................................................................. 26! 4.3! Cumulatieve effecten ............................................................................................... 28! 4.4! Significantie van effecten ......................................................................................... 28! 4.5! Vergunningsplicht .................................................................................................... 28! 5! Nee, tenzij-toets EHS .......................................................................................................... 29! 5.1! Wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS .................................................. 29! 5.2! Effecten op de EHS ................................................................................................. 31! 6! Aanbevelingen voor ecologische functie............................................................................ 34! 7! Conclusies............................................................................................................................ 36! 7! Literatuur .............................................................................................................................. 38! Bijlage 1! Wettelijk kader ......................................................................................................... 40!

5

Figuur 1

6

Globale ligging plangebied (rood omcirkeld)

1 Inleiding 1.1

Aanleiding en doel De Stichting WijkNogLeuker zet zich in voor het behoud van het recreatie- en natuurterrein GravenBol. De huidige exploitatie is financieel niet meer sluitend en daardoor dreigt het terrein gesloten te worden. Met medewerking van de Provincie Utrecht en Recreatie Midden Nederland, de beheerder van het terrein, ontwikkelt de Stichting een plan dat het mogelijk moet maken dat het recreatieterrein open kan blijven. Uitvoering van onderdelen van dit plan kan effecten hebben op door de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet) beschermde natuurgebieden en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In het rapport wordt verslag gedaan van een bronnen- en veldonderzoek, bepaling van de effecten op beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten) en op de EHS, en de mogelijkheden voor voorkomen of mitigatie van effecten. Het doel is zo veel mogelijk informatie te verzamelen om te bepalen of de ingreep kan leiden tot overtredingen van de wetten en regels die toezien op bescherming van de natuur. Als dat het geval is, wordt bepaald onder welke voorwaarden vergunning (Nbwet) en/of toestemming (EHS) kan worden verkregen.

1.2

Aanpak toetsing Natuurbeschermingswet 1998 Het plangebied ligt binnen Natura 2000-gebied Uiterwaarden Neder-Rijn. Als het plan/project negatieve effecten heeft op dit Natura 2000-gebied, is een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (kortweg: “Nbwet”) vereist. Ook kunnen maatregelen om negatieve effecten te voorkomen, te verminderen of te compenseren nodig zijn. Voor een nadere uitleg van het wettelijk kader, zie bijlage 1. De voorliggende rapportage beschrijft de resultaten van een oriëntatiefase van de habitattoets, dat wil zeggen een verkennend onderzoek naar de effecten van de planuitvoering op beschermde natuurgebieden (waaronder wij in dit rapport verstaan: Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten). De centrale vraag van deze toetsing is: bestaat er een reële kans op significante negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of kan het optreden van significant negatieve effecten met zekerheid worden uitgesloten? Meer in detail geeft deze rapportage antwoord op de volgende vragen: Welke beschermde natuurgebieden (Natura 2000, Beschermde Natuurmonumenten) liggen binnen de invloedssfeer van het plan/project? Wat zijn de instandhoudingsdoelen voor deze natuurgebieden?

7

-

-

-

Wat is de ligging van het plangebied ten opzichte van de habitattypen, de leefgebieden van soorten of andere natuurwaarden waarvoor de betreffende natuurgebieden zijn aangewezen? Welke functies heeft het plangebied en zijn invloedssfeer voor deze beschermde natuurwaarden? Welke effecten op beschermde natuurgebieden heeft de ingreep? Welke maatregelen kunnen worden genomen om de effecten te vermijden of te verminderen? Hoe effectief zijn deze mitigerende maatregelen? Wat zijn de effecten van het plan als deze worden beschouwd in samenhang met andere activiteiten en plannen, met andere woorden, wat zijn de cumulatieve effecten? Is nader onderzoek nodig ? Kunnen significante effecten (inclusief cumulatieve effecten) worden uitgesloten? Moet voor het plan vergunning worden aangevraagd? Moet voor de vergunningsaanvraag een nadere toetsing worden uitgevoerd?

De uitkomsten van het onderzoek kunnen als volgt zijn: Er treden zonder aanvullende mitigerende maatregelen met zekerheid geen effecten op; er is geen vergunning nodig. Wel wordt aanbevolen de conclusies van dit onderzoek aan het bevoegd gezag voor te leggen. Er treden, ook met aanvullende mitigerende maatregelen, significante negatieve effecten op op de instandhoudingsdoelen (soorten en habitats); Voor het bevoegd gezag is dit een reden om een vergunning te weigeren. Mogelijk dat vervolgens na doorlopen van een ADC-toets toch nog toestemming kan worden verleend. Voor alle andere gevallen waarin er wel sprake is van enige negatieve effecten is een vergunning noodzakelijk. Vooroverleg met het bevoegd gezag is noodzakelijk. De effecten van de ingreep worden getoetst aan de instandhoudingsdoelen die voor gebied Uiterwaarden Neder-Rijn (zullen) gelden. Deze zijn ontleend aan het Ontwerp aanwijzingsbesluit van 2008 (zie Ministerie van LNV, 2008).

1.3

Aanpak nee, tenzij-toets EHS Het plangebied maakt deel uit van of ligt op de grens van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het ruimtelijke beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt in de EHS het ‘nee, tenzij-regime’. Als een voorgenomen ingreep de nee, tenzij-toets met positief gevolg doorloopt kan de ingreep plaatsvinden. Eventuele nadelige effecten moeten worden gemitigeerd en de resterende schade moet worden gecompenseerd. Als een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het nee, tenzij-regime dan kan de ingreep niet plaatsvinden (zie ‘Spelregels EHS’, ministerie van LNV, 2007). Een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS is

8

niet toegestaan. Tenzij: Er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Er geen alternatieven zijn. De resterende schade (na mitigatie) wordt gecompenseerd. De nee, tenzij-toets in de voorliggende rapportage geeft antwoord op de volgende vragen: Wat zijn de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS ter plaatse van de ingreep? Hieronder vallen ook de beheertypen (natuurdoeltypen). Welke effecten op de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS heeft de ingreep? Zijn deze effecten als significant te kwalificeren? Hoe kunnen de effecten worden gemitigeerd of gecompenseerd? De wezenlijke kenmerken en waarden zijn of worden omschreven in o.a het natuurbeleidsplan en op de site van de Provincie Utrecht. De wezenlijke kenmerken en waarden zijn de actuele en potentiële waarden, gebaseerd op de natuurdoelen voor het gebied. Het gaat daarbij om: de bij het gebied behorende natuurdoelen en kwaliteit, geomorfologische en aardkundige waarden en processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde. De natuurdoelen worden (vaak per perceel) gespecificeerd als natuurdoeltype of beheertype.

9

10

2 Ingreep en plangebied 2.1

De ingreep In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de verschillende onderdelen van de planvorming en de verandering ten opzichte van de bestaande situatie.

Element Horeca (en opslag)

Omschrijving gewenst element 150 m , demontabel: wordt weggehaald van oktober-maart

-

dag functie (‘van zonsopgang tot zonsondergang’), inclusief alcoholvergunning, strandstoelenverhuur/parasols Ruimte wordt ook gebruikt door schoolklassen m.b.t. natuur educatielessen

Aan oeverrecreatie gelieerde activiteiten

2

-

Huidige situatie Snackwagen (mobiel)

-

kano- en windsurfverhuur

-

div. kleinschalige gelieerde activiteiten Beach Volley bal / Beach Voetbal

-

Glijbaan op ponton

Glijbaan is nieuwe activiteit

Betaald parkeren

-

geen voorzieningen, ‘man met de pet model’

Geen betaald parkerenregime

Activiteiten

-

Openingsdag op 13 april 2013 met feestelijke muziek (fanfare b.v.); ca. 500 personen. Tijdstip: overdag tussen 13 – 17 uur. Sluitingsdag op 21 september 2013 met ludieke activiteiten (nog in te vullen); ca. 500 personen. Tijdstip: overdag tussen 13 – 17 uur. Dijkenloop (hardloopevenement) op 12 oktober 2013 voor scholieren (ca. 500 personen) en 13 oktober 2013 voor hardlopers (ca. 300 personen) vanuit Amerongen (10 km) en GravenBol (5 km). GravenBol is slechts startpunt voor 5 km loop. Mensen worden per bus naar GravenBol gebracht. Grootste aantallen lopers vertrekken uit Amerongen en komen niet op GravenBol. Tijdstip: Overdag van 13 – 17 uur.

Er zijn momenteel geen evenementen toegestaan. Deze activiteiten ziet Stichting Wijknogleuker niet als een evenement aangezien de aantallen personen vele malen lager zijn dan een echt evenement en de geluidsoverlast absoluut niet hoger is dan op een normale recreatie dag

-

-

-

-

-

Geluidsevenementen

-

Deze activiteiten vinden reeds plaats

Buitenbioscoop met filmavond vanaf september 2013 (oorspronkelijk gepland op 21 juni en 23 augustus) 2013. Ca. 500 personen. Tijdstip: 19 uur tot zonsondergang Wijkse Speeldag voor kinderen die niet op vakantie kunnen (sociaal armen) ergens in de week van 12 – 16 augustus 2013. Max 200 personen. Tijdstip: van 9 – 19 uur. Wijks Biets Volleybal toernooitje op 23 juni 2013. Ca. 60 personen (zie voorgaande jaren). Tijdstip: toernooi 9 -17 uur en BBQ van 18 – 20 uur. DJ / VJ evenement voor Jongeren vanaf september 2013 (oorspronkelijk gepland voor 8 juni 2013); max 2000 personen Live Band evenement voor Jongeren Op 31 augustus 2013; max 2000 personen Beide met versterkt geluid - Tijdstip : 15 uur tot zonsondergang

Er zijn momenteel geen evenementen toegestaan. Tijdens deze evenementen worden bezoekers met de bus naar GravenBol vervoerd vanwege veiligheid/ontsluiting problematiek in geval van calamiteiten.

onverhard wandelpad noordzijde GravenBol door uiterwaarden naar jachthaven de Lunenburg

Er is momenteel reeds een wandelverbinding echter deze is enigszins overwoekerd. Kwestie van eenmalig onderhoud

Wandelpad

-

Aanpassing

- in westelijk exensieve deel GravenBol wordt mogelijk

Er vindt momenteel nabeweiding

11

beheer

overgegaan naar beweiding door koeien van april-oktober, of anders extensivering maaibeheer naar 1 maaibeurt.

plaats. Grazige delen worden gemaaid.

De planvoornemens hebben alle betrekking op activiteiten die plaats vinden in de periode 1 april t/m 15 oktober. Ten aanzien van het gebruik van het gebied gedurende najaar, winter en vroege voorjaar zijn geen veranderingen voorzien. Momenteel trekt de GravenBol jaarlijks 59.000 bezoekers (onderzoeksresultaten NBTC-TNS/NIPO). In de nieuwe opzet wordt een beperkte stijging van het aantal bezoekers voorzien, met name door de organisatie van evenementen op het terrein. Op basis van de natuurtoetsing en de effectinschatting worden de definitieve plannen zodanig uitgewerkt dat nadelige effecten op beschermde natuurwaarden waar mogelijk worden voorkomen middels het aanpassen van de voorlopige plannen en het formuleren van aanvullende maatregelen.

2.2.

Het plangebied GravenBol is een 43 hectare groot recreatieterrein in de gemeente Wijk bij Duurstede. Eigenaar van het terrein is Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei- en Kromme Rijn- gebied. Het terrein is vrij toegankelijk van zonsopgang tot zonsondergang en is grenst aan de zuidkant aan de Neder Rijn. Door deze ligging in de uiterwaarden heeft het terrein te maken met fluctuerende waterstanden. Bij hoog water in de winter komt het terrein deels onder water te staan. Het plangebied zelf is onder te verdelen in verschillende delen. De voormalige zandwinplas, intensieve recreatieweides, extensieve delen met knotwilgen en extensieve struweeldelen. De voormalige zandwinplas doet nu dienst als recreatiewater. Aan de westrand van de plas ligt een zandstrand aan de noordrand liggen enkele aanlegsteigers voor de recreatievaart. De overige oevers zijn verhard, deels begroeid met struweel en ruigtekruiden of bestaan uit kleine natuurlijke zandstrandjes. De intensieve recreatieweides liggen aan de oost en zuidkant van de plas. Deze weides worden intensief gemaaid en dienen als ligweides voor recreanten (foto 2.1). De extensief beheerde groepen wilgen liggen op drie locaties naast de recreatieweides (foto 1.1). Oude schietwilgen zijn hier afgezet en zijn veelal weer uitgelopen als knotwilg. De ondergroei in deze boomgroepen wordt niet of zelden gemaaid. De extensieve struweeldelen liggen aan de westrand en de noordwestelijke ‘haak’ van de plas. Op deze delen groeien struweelsoorten als meidoorn, sleedoorn, hondsroos en veldesdoorn. Door dit struweel loopt gemaaid wandelpad.

12

GravenBol biedt de mogelijkheid voor strand- en oeverrecreatie. Er zijn een strand met ligweiden, speeltoestellen, een toilet- en watervoorziening en speeltoestellen. Op het terrein is een kiosk aanwezig. Ook zijn er aanlegsteigers voor plezierjachten. Het strandje aan de oostzijde van GravenBol is een hondenzwemplaats aanwezig. Hier mogen honden zwemmen, op de rest van het terrein zijn honden verboden, hoewel lang niet iedereen zich daaraan houdt. Op de westelijke punt loopt een wandelpad. In de plas is het mogelijk te vissen. Het noordelijke onderdeel van GravenBol omvat een graslandkavel langs de oever van de voormalige rivierarm en een dijktallud met weg richting het recreatieve deel van het terrein. Langs de oever van de voormalige rivierarm loopt een smal paadje richting jachthaven Lunenburg.

Figuur 2 Ligging verschillende terreindelen van plangebied GravenBol. Blauwe lijn; terreindeel waarvan gebruik extensiever wordt. Rode lijn: terreindeel waarvan gebruik intensiever wordt. Geel vlak is zoeklocatie horecagebouw. Groene lijnen: terreindelen waarbinnen geen verandering van gebruik of beheer plaatsvinden.

13

14

3 Plangebied en Natura 2000-gebied 3.1

Algemene beschrijving Uiterwaarden Neder-Rijn Het gebied de Neder-Rijn beslaat de uiterwaarden van de Neder-Rijn tussen Renkum en Wijk bij Duurstede. De rivier vormt een dynamisch systeem, een samenspel tussen natuurlijke processen en menselijk ingrijpen. De Neder-Rijn moet in perioden met hoge rivierafvoer 1/6 van de Rijnafvoer voor haar rekening nemen. In perioden met lage rivierafvoer wordt het water op peil gehouden door de stuw bij Amerongen. De uiterwaarden zijn gevarieerd in breedte en hoogteligging. De uiterwaarden bestaan voornamelijk uit graslanden, afgewisseld met enkele akkers, meidoornhagen, knotwilgen, bosjes, moerasgebiedjes, ontgrondingsgaten en geïsoleerde oude riviertakken. De rivierbedding heeft een breedte van 200 tot 250 meter. Het winterbed varieert in breedte van 500 meter bij Rhenen tot maximaal twee kilometer bij Amerongen. Karakteristiek voor dit gebied is de overgang van het rivieren landschap naar de hogere gronden: de stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe. Enkele voorbeelden zijn de Blauwe Kamer aan de voet van Grebbeberg, de Elster buitenwaarden die grenzen aan het zandgebied Plantage Willem III en de Amerongse Bovenpolder aan de voet van de Amerongse Berg. Op deze overgangen komen restanten van hardhoutooibossen voor. Door kwel vanuit de rivier en vanuit hogere gronden kan het water in poelen en plassen in de uiterwaarden van goede kwaliteit zijn. Een deel van de Amerongse Bovenpolder is aangewezen onder de Habitatrichtlijn en bevat een hoge uiterwaard waar soortenrijke glanshaverhooilanden voorkomen. Het is een geaccidenteerd terrein met hoge, droge ruggen en vochtige laagten die incidenteel geïnundeerd worden.

3.2

Instandhoudingsdoelen en kernopgaven In onderstaande tabellen (3.1 t/m 3.4) zijn de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebiede Uiterwaarden Neder-Rijn met betrekking tot habitattypen en soorten weergegeven. Tabel 3.1

Habitattypen waarvoor Uiterwaarden Neder-Rijn is aangewezen en hun instandhoudingsdoelen (Bron: ontwerp aanwijzingsbesluit)

Naam

Doel omvang

Doel kwaliteit

H3270 slikkige rivieroevers H6510-A Glanshaver- en vossenstaarthooilanden H91F0 Droge hardhoutooibossen*

Uitbreiding

Verbetering

Uitbreiding

Behoud

Uitbreiding

Verbetering

Overige

De met een asterisk aangegeven habitattypen hebben complementaire doelen

15

Tabel 3.2

Soorten van Bijlage II van de Habitatrichtlijn waarvoor Uiterwaarden Neder-Rijn is aangewezen en hun instandhoudingsdoelen (Bron: ontwerp aanwijzingsbesluit)

Naam

Doel omvang leefgebied

Doel kwaliteit leefgebied

Doel populatie

Overige

Zeeprik*

Behoud

Verbetering

Uitbreiding

Rivierprik*

Behoud

Verbetering

Uitbreiding

Uitbreiding tot stand laten komen door verbetering als opgroeigebied idem als zeeprik

Grote modderkruiper* Kamsalamander *

Behoud

Behoud

Behoud

Behoud

Behoud

Behoud

met concentratie in Bovenste Polder bij Wageningen

De met een asterisk aangegeven soorten zijn soorten met een complementair doel Tabel 3.3

Soorten niet-broedvogels waarvoor Uiterwaarden Neder-Rijn is aangewezen en hun instandhoudingsdoelen (Bron: ontwerp aanwijzingsbesluit)

Naam



Doel populatie (draagkracht voor seizoensgemiddelde) *

Fuut Aalscholver

Behoud Behoud

Behoud Behoud

80 130

(70) (110)

Kleine zwaan Kolgans

Behoud

Behoud

20

(8)

Behoud

Behoud

2.900

(3321)

Grauwe gans

Behoud

Behoud

800

(2623)

Smient

Behoud

Behoud

2.400

(900)

Krakeend Pijlstaart

Behoud Behoud

Behoud Behoud

50 10

(157) (3)

Slobeend

Behoud

Behoud

50

(62)

Tafeleend Kuifeend

Behoud Behoud

Behoud Behoud

100 630

(25) (410)

Nonnetje Meerkoet

Behoud Behoud

Behoud Behoud

5 1.700

(3) (1249)

Kievit

Behoud

Behoud

1.400

(751)

Grutto Wulp

Behoud Behoud

Behoud Behoud

60 100

(33) (79)

Overige

foerageergebied en slaapplaats

achteruitgang ten gunste van H91F0 of porseleinhoen en/of kwartelkoning van 8% is toegestaan achteruitgang ten gunste van H91F0 of porseleinhoen en/of kwartelkoning van 8% is toegestaan achteruitgang ten gunste van H91F0 of porseleinhoen en/of kwartelkoning van 8% is toegestaan

* Aantallen tussen haakjes is gemiddelde aantal aanwezig in winterseizoen 2011/2012

16

Tabel 3.4

*

Soorten broedvogels waarvoor Uiterwaarden Neder-Rijn is aangewezen en hun instandhoudingsdoelen (Bron: ontwerp aanwijzingsbesluit)

Naam



Doel populatie (draagkracht voor ten minste)*

Overige

Porseleinhoen

Uitbreiding

Verbetering

10 paar

(1)

Kwartelkoning

Uitbreiding

Verbetering

40 paar

(4)

IJsvogel

Behoud

Behoud

5 paar

(10)

Oeverzwaluw

Behoud

Behoud

80 paar

(?)

Soort kent sterke jaarlijkse fluctuatie in aantallen Soort kent sterke jaarlijkse fluctuatie in aantallen Stand afhankelijk van winters Soort kent sterke jaarlijkse fluctuatie in aantallen

Aantallen tussen haakjes is broedparen geteld in 2012

Algemene instandhoudingsdoelen Daarnaast gelden de volgende algemene instandhoudingsdoelen: 1. De bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de ecologische samenhang van Natura 2000 zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie. 2. De bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie, die zijn opgenomen in bijlage I of bijlage II van de Habitatrichtlijn. Dit behelst de benodigde bijdrage van het gebied aan het streven naar een op landelijk niveau gunstige staat van instandhouding voor de habitattypen en de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. 3. De natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied, inclusief de samenhang van de ecologische structuur en functies van de habitattypen en van de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. 4. De op het gebied van toepassing zijnde ecologische vereisten van de habitattypen en soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Kernopgaven Voor het bereiken van de instandhoudingsdoelen zijn in het Doelendocument (ministerie van LNV, 2006) de volgende kernopgaven geformuleerd: 3.10 Grasetende watervogels: Behoud voldoende slaapplaatsen- en foerageerterrein voor ganzen, kleine zwanen A037, wilde zwanen A038 en smienten A050. 3.12 Plas-dras situaties: Behoud en uitbreiding areaal van plas-dras situaties en ondiep water voor eenden, kwartelkoning A122, porseleinhoen A119 en steltlopers. 3.13 Droge graslanden: Kwaliteitsverbetering en uitbreiding van stroomdalgraslanden *H6120, glanshaveren vossenstaarthooilanden (glanshaver) H6510_A. 3.14 Droge hardhoutooibossen: Ontwikkeling droge hardhoutooibossen H91F0:

17

groter oppervlakte en kwaliteitsverbetering. De kernopgaven zijn richtinggevend geweest instandhoudingsdoelen, maar vormen zelf geen doel.

bij

het

opstellen

van

de

Sense of Urgency Voor habitattype H6510A glanshaveren vossenstaarthooilanden (glanshaver) geldt een sence of urgency met betrekking tot het nemen van beheermaatregelen. Beheer en interne herstelmaatregelen (de maatregelen ‘stoppen bemesting’ en ‘oppervlakkig afgraven’) hebben daarom hoge prioriteit. (KIWA knelpuntenanalyses, 2007).

3.3

Voorkomen van habitattypen en soorten In deze paragraaf wordt het voorkomen besproken van de habitattypen, soorten van bijlage II, broedvogels en niet-broedvogels waarvoor het gebied Uiterwaarden NederRijn is of wordt aangewezen. Vooral het voorkomen in het plangebied of de invloedssfeer van de ingreep is van belang. Ook wordt aangegeven wat de betekenis van het plangebied is voor de habitattypen en soorten planten en dieren. Habitattypen Volgens de verspreidingskaarten van habitattypen van de Provincie Utrecht en de Provincie Gelderland komen de typen H6510_A glanshaveren vossenstaarthooilanden, H3270 slikkige rivieroevers en H91E0_A vochtige alluviale bossen (zachthoutooibossen) voor binnen het plangebied of in de directe nabijheid van het plangebied. (http://www.provincie-utrecht.nl/loket/kaarten/kaarten-thema/). Beide verspreidingskaarten geven dezelfde informatie (zie figuur 3a en 3b). H6510_A Glanshaver- en vossenstaarthooilanden Glanshaver- en vossenstaarthooiland komt in smalle stroken voor langs de zuiden oostrand van de GravenBol. Een belangrijk kenmerk van dit habitattype is dat het daadwerkelijk hooilanden moeten zijn en dus ook nog een hooilandbeheer hebben. De strook langs de zuidrand bleek bij het veldbezoek te bestaan uit een nogal verruigde vegetatie met ook dauwbraam, guldenroede en distels. Dit duidt niet op een regelmatig hooilandbeheer maar wijst meer op een grazige vegetatie die enige tijd geleden in een extensief begrazingsbeheer is genomen. De karakterisering van deze vegetatie als glanshaveren vossenstaarthooiland is daarmee discutabel en waarschijnlijk niet meer correct. Een tweede strook met glanshaveren vossenstaarthooiland zou aan de oostzijde van het gebied op en langs een lage kade liggen. Dit deel van het terrein lijkt juist intensiever te worden beheerd als hooiland. Dit deel van het gebied wordt namelijk met name beheerd ten behoeve van de recreatieve functie als speel- en ligweide. Deze vegetatie lijkt meerdere keren per jaar te worden gemaaid, hetgeen ook niet als een hooilandbeheer kan worden gekarakteriseerd. Hooilandbeheer omvat normaal gesproken hooguit twee maaibeurten per jaar. Ook in dit geval lijkt de karakterisering als glanshaveren vossenstaarthooiland discutabel.

18

Mogelijk is de aanduiding van beide stroken gebaseerd op oudere gegevens. Dit geeft dan wel de potentie aan voor de ontwikkeling van glanshaveren vossenstaarthooilanden op beide plaatsen. Die potentie lijkt er overigens ook voor andere delen van het plangebied te zijn, indien hier een op deze vegetaties afgestemd beheerd wordt ingevoerd, eventueel na eerst een verschraling door afvoer van een te voedselrijke toplaag van de bodem (een van de maatregelen die worden voorgesteld in de knelpuntenanalyse (zie KIWA, 2007). Het habitattype glanshaveren vossenstaarthooilanden is gevoelig voor menselijke activiteiten zoals betreding, oppervlakte verlies en versnippering (zie effectenindicator op www.synbiosys.alterra.nl/natura2000). H3270 slikkige rivieroevers Aan de noordzijde van het gebied is een deel van de oever van de plas volgens opgaaf van de provincie aangemerkt als habitattype slikkige rivieroevers. Kenmerk van dit habitattype zijn pioniersbegroeiingen op slikkige, zandige en of grindige ondergrond, een sterke waterdynamiek en langere perioden van overstroming. De fysieke omstandigheden op de aangegeven plek voldoen hieraan. Gezien het tijdstip van veldbezoek (15 januari 2013) kon de aanwezigheid van een bijbehorende pioniersvegetatie niet meer worden vastgesteld. Wel is duidelijk dat het betreffende terreindeel potentieel geschikt is voor de ontwikkeling van dergelijke vegetaties. Aangenomen mag worden dat op de aangegeven plek daadwerkelijk het betreffende habitattype voorkomt. Langs de oostzijde van plas komt een zandoever voor. Deze wordt gebruikt als recreatiestrand. Het talud waarop deze zandoever ligt is verstevigd met open betonstenen om verdergaande erosie door waterdynamiek te voorkomen. Boven op deze betonstenen wordt door de beheerder met enige regelmaat extra zand opgebracht om het recreatiestrand in stand te houden. Het recreatieve gebruik voorkomt deels de ontwikkeling van pionierbegroeiingen. Door het kunstmatige karakter van deze oever en de beperkte mogelijkheden voor de ontwikkeling van pioniervegetaties valt deze oever niet te karakteriseren als habitattype slikkige rivieroevers. Het habitattype slikkige rivieroevers is gevoelig voor menselijke activiteiten zoals betreding, oppervlakte verlies en versnippering (zie effectenindicator op www.synbiosys.alterra.nl/natura2000). H91E0_A vochtige alluviale bossen (zachthoutooibossen) Een kleine strook met voornamelijk wilgenstruweel aan de noordoostzijde van het gebied is aangemerkt als habitattype vochtig alluviale bos (zachthoutooibos). De aard van deze vegetatie en de tijdens het veldbezoek nog zichtbaar aanwezige soorten ondersteunen deze karakterisering. De wilgenaanplanten die recent in het kader van het Plan Stroomlijn, een uitvoeringsplan ter bevordering van de doorstroming van de rivier binnen haar stroombaan ter verhoging van de waterveiligheid, zijn afgezet, zijn gezien hun

19

ondergroei niet als zachthoutooibos te karakteriseren. Deels bestaat de ondergroei uit grasland en deels uit een droge ruigtevegetatie. Binnen het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Neder-Rijn zijn voor dit habitattype geen instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd. In het kader van onderhavig onderzoek is het voorkomen daarom niet relevant. H91F0 Droge hardhoutooibossen Dit habitattype komt in de GravenBol niet voor. Dit habitattype ligt op de grens van het rivierengebied met de stuwwallen langs de zuidelijke Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug. Het plangebied grenst hier niet aan. Gezien de ligging en aard van het plangebied heeft het ook geen potenties voor de ontwikkeling van dit habitattype.

Figuur 3a

20

Voorkomen habitattypen volgens opgave van de provincie Utrecht (bron website provincie Utrecht)

habitattypen

Legend Pva_RVDR_begrenzing

Habitattypen_Rijntakken_totaal Goed H3150 Meren met waterplanten H3260 Rivieren met waterplanten H3270 Pioniervegetatie slikoevers H6120 Stroomdalgraslanden H6430A Moerasruigten H6510A Soortenrijke beemden: Glanshaverhooilanden H6510B Soortenrijke beemden: Grote vossenstaarthooiland H91E0A Vochtige alluviale bossen: Zachthoutooibossen H91E0B Vochtige alluviale bossen: Essen-iepenbossen H91F0 Droge hardhoutooibossen n2k_ontwerp_jul08

Afdeling: Opdrachtgever: Team: Auteur: JEX Bron: Provincie Gelderland Datum: 14-07-2009

Figuur 3b

Voorkomen habitattypen volgens opgave van de Provincie Gelderland (bron: Provincie Gelderland)

Habitatrichtlijnsoorten Er zijn uit de GravenBol geen waarnemingen bekend van soorten waarvoor bij het gebied Uiterwaarden Neder-Rijn een instandhoudingsdoelstelling is geformuleerd. Zeeprik, rivierprik en grote modderkruiper Deze soorten betreffen alle drie vissoorten en zijn dus geheel gebonden aan water. De grote rivieren zijn voor zeeprik en rivierprik in hoofdzaak opgroei en doortrek gebied. Juveniele beesten komen vanuit de eiafzetgebieden de rivier afzakken om zich in minder dynamische, slibrijke bodems te nestelen en daar gedurende een periode van ca. 4 tot 6 jaar op te groeien. Ze voeden zich gedurende die tijd met afgestorven organisch materiaal en klein plantaardig en dierlijk leven in de waterbodem. Na een gedaanteverwisseling trekken ze vervolgens als volwassen dieren richting zee. Voor de voortplanting trekken ze weer de rivieren op om in de bovenlopen te paaien en eieren af te zetten. Ze doen dat zonder nog verder voedsel tot zich te nemen. Na de eiafzetting sterven de volwassen dieren. Luwere delen van de plas in de GravenBol zijn in potentie geschikt als leefgebied (opgroeigebied) voor juveniele prikken. De grote modderkruiper leeft in ondiep, stilstaand of zeer langzaam stromend water

21

met een dikke modderlaag op de bodem en een rijke begroeiing. Van nature komt de soort voor in vergevorderde verlandingsstadia van grote en kleine wateren en in overstromingsvlakten langs oevers. De GravenBol is een zeer diepe ontgrondingsput met alleen langs de oevers smalle ondiepe zones. Hier is echter nauwelijks sprake van watervegetaties, laat staan verlandingsstadia. Daarom kan worden geconcludeerd dat de GravenBol geen functie, ook niet potentieel, vervult als leefgebied voor de grote modderkruiper. De kamsalamander is voor zijn voortplanting afhankelijk van begroeiingsrijke en visarme kleinere en ondiepe wateren (zoals poelen). Overwinteringsplaatsen dienen hoogwatervrij te zijn. De maximale verplaatsingsafstand bedraagt ca. 300 meter. Voortplantingsplaatsen en overwinteringsplaatsen dienen daarom op korte afstand van elkaar te liggen. Visarm en vegetatierijk ondiep water komt niet voor binnen het plangebied en de meest nabij gelegen hoogwatervrije plaats is de winterdijk. Hiermee kan het voorkomen van de kamsalamander worden uitgesloten en is de GravenBol ook in potentie ongeschikt als leefgebied voor de kamsalamander. Broedvogels Van de vier broedvogelsoorten (porseleinhoen, kwartelkoning, oeverzwaluw en ijsvogel) met een instandhoudingsdoel zijn voor de GravenBol geen broedgevallen bekend van de afgelopen jaren (bron: waarneming.nl, mond. med. Jan Schoppers, Sovon). Uit de periode 1999 – 2003 zijn voor het telgebied waarbinnen de GravenBol valt (RG3230) evenmin broedgevallen van de oeverzwaluw en ijsvogel bekend. Bakker et al. (2007) doen wel melding van waarnemingen (periode 1998 – 2006) van deze soorten in de Amerongse Bovenpolder (3 km oostelijk van de GravenBol). Binnen het plangebied komen geen steile oeverwanden of oeverwandjes voor. Tijdens het veldbezoek zijn geen met wortelstelsel en al omgewaaide bomen aangetroffen. Binnen het plangebied bevinden zich daarom ook geen potentiele nestlocaties voor de holenbroeders oeverzwaluw en ijsvogel. Het voorkomen van deze soorten kan daarmee worden uitgesloten. Het ontwerp aanwijsbesluit geeft aan dat kwartelkoning met name wordt vastgesteld in de Wageningse Uiterwaarden, Blauwe Kamer en de Amerongse Bovenpolder. In het rivierengebied loopt een uitgebreid monitoringsprogramma naar het voorkomen van de kwartelkoning. Jaarlijks wordt bijgehouden waar kwartelkoningen voorkomen. Bij dit onderzoek is in de GravenBol de afgelopen 10 jaar geen enkele keer kwartelkoning waargenomen (mond. med. Jan Schoppers, Sovon). De kwartelkoning maakt in Nederland in het rivierengebied vooral gebruik van de kruidenrijke en bloemrijke hooilanden als broedplaats. De hooilanden hebben daarbij een late maaidatum. Dergelijke hooilanden komen in de GravenBol niet voor. Een deel wordt juist veel intensiever beheerd. Een ander deel wordt niet zozeer als hooiland beheerd en is deels ook verruigd, al dan niet met veel opslag van struweel. De broedbiotoop van het porseleinhoen bestaat uit open moerassige terreinen van

22

minimaal 1-2 ha met matig voedselrijk water. De vogel zoekt een permanent (of periodiek) natte situatie van ongeveer 10 tot 35 cm diep water met een weelderige vegetatie van biezen, zeggen, lisdodden en andere moerasplanten (hoogte 0,5-1 m). Naast moerassen zijn ook laat in het voorjaar geïnundeerde uiterwaarden (graslanden) geschikt als broedbiotoop. Het porseleinhoen maakt zijn nest in dichte vegetaties van riet, zeggen of grassen boven of nabij ondiep water (bron: profielendocument). Moerasvegetaties komen slechts zeer beperkt voor binnen de GravenBol. Op enkele plekken komt in een zeer smalle zone een zeer beperkt oppervlak rietvegetaties voor. Rietruigtes komen wat meer voor maar dit zijn toch voornamelijk droge vegetaties die alleen kortstondig bij extra hoge rivierwaterstanden onder water staan. In de GravenBol ontbreken hiermee geschikte broedbiotopen voor de porseleinhoen. Omdat de plas in de GravenBol verder een diepe zandput is met slechts smalle ondiepe oeverzones die daarbij deels in recreatief gebruik zijn en sterk onder invloed staan van de waterdynamiek bevinden zich binnen de GravenBol evenmin potenties voor de ontwikkeling van geschikt broedbiotoop voor de porseleinhoen. Niet-broedvogels Gegevens over de niet broedvogels zijn met name ontleend aan de tellingen die door Sovon worden bijgehouden (zie www.sovon.nl/nl/n2000). Relevante niet-broedvogelsoorten zijn of watervogels (ganzen, eenden, fuut, aalscholver, meerkoet) of weidevogels (kievit, grutto, wulp). Het verblijf van de vogels binnen het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Neder-Rijn is gebonden aan het winterseizoen. Alleen voor aalscholver en krakeend mag worden aangenomen dat zij jaarrond voorkomen (zie Heunks et al., 2007). Herbivore soorten (ganzen, bepaalde eenden) kunnen graslanden rond de plas ook gebruiken als foerageergebied. Bij ganzen, kuifeend en smient ligt de piekperiode van hun aanwezigheid binnen de Uiterwaarden Neder-Rijn in de maanden november t/m maart. Voor sommige eendensoorten als slobeend, krakeend, liggen de maximum aantallen juist in de late herfst en vroege voorjaar. Deze soorten trekken mogelijk nog verder door gedurende de winter (weersafhankelijk). Ook groepen kieviten en wulpen kunnen in de winterperiode, zeker ook in potentie, gebruik maken van het plangebied om te rusten of te foerageren. De kievit komt in de maand september duidelijk in de grootste aantal binnen Uiterwaarden Neder-Rijn voor, de wulp komt verspreidt het gehele winterseinzoen voor. Voor de grutto is met name de geschiktheid als kortstondige pleisterplaats tijdens de voorjaarstrek van belang. De piek ligt in maart. De grutto gebruikt hiervoor bij voorkeur slikkige terreinen en plasdras staande graslanden. Ook pijlstaart (maart) en tafeleend en nonnetje (januari –maart) vertonen zich in hoofdzaak in het vroege voorjaar binnen de Uiterwaarden Neder-Rijn. Voor kleine zwaan liggen de maximum aantallen aanwezige vogels in de maanden januari en februari. De plas in de GravenBol vormt in beperkte mate een potentieel geschikte rustplaats voor watervogels. Als gevolg van de aanwezigheid van recreanten met honden vindt

23

overdag regelmatig verstoring plaats in met name het oostelijke deel van het plangebied. Er zijn geen geschikte rustplaatsen voor grotere aantallen weidevogels aanwezig binnen het plangebied. Ten tijde van het veldbezoek waren geen slikoevers zichtbaar als gevolg van de winterse hogere waterstanden. Ten tijde van het veldbezoek waren er circa 50 smienten en enkele wilde eenden aanwezig op de rustige delen de plas. Op de grazige recreatieve delen zijn her en der wat ganzenkeutels aangetroffen. In de ruige weilanden direct ten westen van het plangebied zijn foerageersporen van grauwe ganzen aangetroffen (uitgerukte rozetten van kruipende boterbloem).

24

4 Effecten 4.1

Mogelijke effecten en de invloedsfeer van het project De volgende mogelijke effecten van het plan/project worden in dit rapport beschreven en hieronder toegelicht. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen effecten tijdens de aanleg en effecten in de gebruiksfase. Verlies van areaal of leefgebied door ruimtebeslag. Achteruitgang van kwaliteit van het habitat of leefgebied ten gevolge van de emissie van schadelijke stoffen naar lucht, water en/of bodem. Achteruitgang van kwaliteit van het habitat of leefgebied ten gevolge van veranderingen in grond- of oppervlaktewateren. Verstoring door beweging, licht en geluid gedurende de werkzaamheden. Verlies van samenhang van het areaal/leefgebied oftewel versnippering. Sterfte. Effecten door beweging licht en geluid in de gebruiksfase. Effecten als gevolg van de volgende factoren zijn in dit oriënterend onderzoek buiten beschouwing gebleven. Hydrologische veranderingen: de reden hiervoor is dat er geen noemenswaardige hydrologische veranderingen te verwachten zijn. Emissie en depositie van schadelijke stoffen: een wezenlijke toename van uitstoot van stikstofoxiden door recreatief verkeer wordt niet voorzien omdat er slechts een beperkte toename van het aantal bezoekers wordt verwacht. Deze zullen zeker niet alle middels een gemotoriseerd voertuig het gebied aandoen. Bovendien ontbreken voor stikstof zeer gevoelige habitattypen binnen het plangebied of haar nabijheid. Veranderingen in verkeersintensiteiten buiten het plangebied: Daar er sprake is van een beperkte toename van het aantal bezoekers die daarbij niet enkel van gemotoriseerde voertuigen gebruik maken worden enkel zeer beperkte veranderingen in verkeersintensiteiten voorzien en is er op voorhand geen reden aan te nemen dat de ingreep zal leiden tot belangrijke effecten.

25

4.2

Bepaling van effecten Effecten op habitattypen Uitvoering van de plannen vindt plaats binnen het Natura 2000-gebied maar zal niet leiden tot direct verlies van oppervlakte van beschermde habitattypen. Omdat het gebruik van het gebied en het beheer van het gebied ook niet wezenlijk veranderen, heeft de uitvoering van de planvoornemens ook geen negatief effect op de uitbreidingsdoelstelling van betreffende habitattypen. Het terreindeel waarbinnen de rol van begrazing in het beheer mogelijk wordt uitgebreid bevat geen beschermde habitattypen. Een indirect effect op habitattypen met een instandhoudingsdoelstelling elders binnen het Natura 2000-gebied is niet te voorzien. Enerzijds liggen deze op de nodige afstand van het plangebied en bevinden zich duidelijke natuurlijke barrières tussen het plangebied en de locaties waar deze habitattypen voorkomen. En anderzijds leiden de plannen niet tot een wezenlijke toename van bezoekers en verkeer en dus ook niet tot extra verstoring of uitstoot van mogelijk schadelijke stoffen. Effecten op soorten van Bijlage 2 HR In het water is alleen de plaatsing in het zomerseizoen van een glijbaan voorzien. Deze komt voor het recreatiestrand te liggen. Andere ingrepen of voornemens in het water zijn niet voorzien. Dit betekent daarom dat er op het voorkomen van vis, en dus ook op de drie vissoorten met een instandhoudingsdoelstelling geen effecten zijn te voorzien. Bestaande leefgebieden en potenties voor betreffende soorten worden niet beïnvloed door de uitvoering van de planvoornemens. De kamsalamander komt niet voor binnen het plangebied. Evenmin heeft het plangebied potenties als leefgebied voor de kamsalamander. Daarnaast zijn er geen wezenlijke veranderingen in de verkeersintensiteit op toevoerwegen (de Rijndijk) te voorzien en worden er in de trekperiode (maart - begin april) geen extra activiteiten georganiseerd. Effecten op de kamsalamander zijn daarmee uitgesloten. Effecten op broedvogels Het plangebied biedt geen geschikte broedgelegenheid voor de vier broedvogelsoorten met een instandhoudingsdoelstelling (kwartelkoning, porseleinhoen, oeverzwaluw, ijsvogel). Er zijn van deze vier soorten ook geen recente waarnemingen bekend vanuit de GravenBol en directe omgeving. De gebruiksperiode (openstelling) veranderd niet. De meeste planvoornemens vloeien voort uit het bestaande gebruik van het gebied. Hierbij wordt alleen een beperkte toename in gebruiksintensiteit voorzien. De voorgenomen geluidsevenementen en de buitenbioscoop zijn potentieel verstorend voor broedvogels. Doordat besloten is geluidsevenementen en de buitenbioscoop in september te organiseren zijn ook effecten op broedvogels uitgesloten.

26

Daarnaast heeft het plangebied en omgeving geen betekenis heeft voor vogelsoorten met een instandhoudingsdoelstelling. Uitvoering van de plannen heeft geen nadelig effect op de mogelijkheden tot het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen voor de betreffende vier broedvogelsoorten. Effecten op niet-broedvogels De aanwezigheid van de niet-broedvogels met een instandhoudingsdoelstelling is in hoofdzaak gebonden aan het winterseizoen. Voor enkele soorten ligt de maximale aanwezigheid in de maand maart maar de meeste vogelsoorten zijn over een langere periode in de winter aanwezig met een maximale aanwezigheid in de periode oktober t/m maart (zie www.sovon.nl/nl/n2000). Voor veel soorten liggen de gemiddelde aantallen aanwezige vogels lager dan de geformuleerde doelstelling. Alleen de aantallen kolgans, grauwe gans en krakeend liggen (ruim) boven de instandhoudingsdoelstelling. Gezien de instandhoudingsdoelstelling ‘behoud’ die voor alle soorten niet-broedvogels geldt kan een afname van de aantallen, behoudens bij kolgans, grauwe gans en krakeend, door de uitvoering van de planvoornemens ook als een significant effect worden gezien. Zoals in § 2.1 omschreven hebben de plannen alleen betrekking op activiteiten en voorzieningen in de periode april t/m september en vinden dus plaats buiten het periode dat de niet broedvogels in hoofdzaak binnen het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Neder-Rijn verblijven. De gemiddelde maximale aantallen die jaarlijks binnen het gebied Uiterwaarden Neder-Rijn verblijven worden daarom niet beïnvloed door uitvoering van de plannen. De openstellingsperiode van het gebied voor recreatie veranderd daarnaast niet. Het aantal voorziene extra bezoekers is beperkt. Ook voor soorten die mogelijk jaarrond (kunnen) voorkomen in de GravenBol veranderd de situatie daarom niet. Uitvoering van de plannen leiden daarom niet tot een nadelig effect op de mogelijkheden tot het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen voor de betreffende niet-broedvogelsoorten Tabel 4.1

Overzicht (mogelijke) effecten op instandhoudingsdoelen Natura 2000 gebied Uiterwaarden Neder-Rijn. Naam

Habitattypen Bijlage II soorten Broedvogels Niet-broedvogels

Effecten op omvang

Effecten op kwaliteit

Geen Geen Geen Geen

Geen Geen Geen Geen

Effecten op populatie zie ISHdoel nvt Geen Geen Geen

27

4.3

Cumulatieve effecten Omdat er geen effecten zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Neder-Rijn, is het niet nodig naar cumulatieve effecten onderzoek te doen.

4.4

Significantie van effecten Omdat er geen effecten zijn, is het uitgesloten dat er significante effecten zijn.

4.5

Vergunningsplicht Op grond van de in dit rapport gepresenteerde objectieve gegevens zijn negatieve effecten als gevolg van de ingreep op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000gebied Uiterwaarden Neder-Rijn uitgesloten. Omdat er geen sprake zal zijn van een verslechtering van habitattypen of leefgebieden of significante verstoring van aangewezen soorten wordt een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet niet nodig geacht. De beoordeling voor de noodzaak van een vergunning ligt bij het bevoegd gezag.

28

5 Nee, tenzij-toets EHS 5.1

Wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS De wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS in de provincie Utrecht zijn vastgelegd in het Natuurbeheerplan. In de ambitiekaart en natuurbeheerkaart behorende bij het Natuurbeleidsplan zijn de na te streven natuurdoeltypen aangegeven. Het recreatieterrein De GravenBol is omschreven als nog nader in natuur om te vormen agrarisch gebied. Nagestreeft wordt: 10% type N02.01 rivier 20% type N05.01 moeras 20% type N10.02 vochtig hooiland 5% type N11.01 droog, schraal grasland 40% type N12.03 glanshaverhooiland 5% type N14.01 rivierbegeleidend bos Ligging van de natuurdoeltypen is nog niet bepaald. De twee percelen met wilgenaanplant aan de zuidzijde, die recent zijn afgezet in het kader van Plan Stroomlijn, staan ingetekend als om te vormen natuur: 20% type N15.02 droog bos 80% type N16.02 vochtig bos met ook een productie doelstelling Gezien de achtergrond van Plan Stroomlijn is het de vraag of dit laatste realistisch is en niet zal worden bijgesteld. In oktober 2007 is daarvoor door de provincie Utrecht een voorlopig toetsingskader opgesteld. Daarin is aangegeven dat een initiatief beoordeeld moet worden op 4 hoofdaspecten: Zones met bijzondere ecologische kwaliteit (actueel en potentieel) Aaneengeslotenheid en robuustheid Bijzondere soorten Essentiële verbindingen Dit is sindsdien verder uitgewerkt en momenteel is het mogelijk om via de website van de provincie online een ‘Nee-tenzij toets’ uit te voeren. De resultaten daarvan voor de planvoornemens in de GravenBol zijn in § 5.2 weergegeven.

29

Figuur 4

30

Overzicht ligging EHS bij de GravenBol (bron: Provincie Utrecht)

5.2

Effecten op de EHS Effecten op het functioneren van de EHS zijn niet te verwachten. De wezenlijke waarden en kenmerken worden niet aangetast.

Zones met bijzondere ecologische kwaliteit Aantasting van gebieden met natuurwaarden uitstekend en goed

geen effect

Activiteiten volgens plannen worden ten uitvoer gebracht in delen die niet als zodanig zijn gekwalificeerd. Door de geluidsevenementen en buitenbioscoop buiten het broedseizoen te organiseren, is geen verstoring van terreinen buiten het plangebied zelf aan de orde.

Aantasting van oude boskernen

geen effect

Er komen geen oude boskernen voor in de GravenBol.

Aantasting van prioritair biodiversiteitsgebied

geen effect

Gebied is geen prioritair biodiversiteitsgebied

Aantasting van natuurdoelen zoals vastgelegd in Natuurgebiedsplan

geen effect

Het natuurbeheerplan benoemd het plangebied als ‘agrarisch gebied dat om te vormen is tot natuur,’ Dit is momenteel niet het geval; het terrein heeft een recreatiefunctie en er is ruimte voor natuur. Nieuwe plannen hebben ten opzichte van de huidige situatie geen extra negatieve effecten op de mogelijkheden tot ontwikkeling van de aangegeven natuurdoelen. De geplande extensivering van het beheer van westelijk deel van het terrein kan bijdragen aan de vorming van glanshaverhooiland. Ook kunnen met name in dit terreindeel op termijn andere natuurdoeltypen gerealiseerd worden. Het bestaande recreatieve gebruik van de GravenBol zorgt voor een potentiele belemmering in de vestiging van verstoringsgevoelige broedvogels in de percelen direct om de GravenBol heen. Migratie van vogels en vestiging van minder verstoringsgevoelige vogels wordt in de huidige situatie niet belemmerd. Op andere soortgroepen heeft het recreatieve gebruik geen effect. De geplande activiteiten veranderen niets wezenlijks aan deze situatie. De activiteiten worden geconcentreerd binnen het terreindeel dat momenteel ook al het meest intensief gebruikt wordt. De activiteiten die sterk afwijken van het huidige gebruik en potentieel verstorende zijn voor natuur buiten het intensief gebruikte terrein zelf (geluidsfestivals, buitenbioscoop) worden buiten het broedseizoen gehouden om verstoring van de minder verstoringsgevoelige broedvogels te voorkomen. Het in stand houden, dan wel opheffen van de wellicht ‘illegale’ wandelverbinding aan de noordzijde van de afgesneden rivierarm veranderd niets wezenlijks aan potentie van de percelen voor de vestiging van verstoringsgevoelige broedvogels. Gezien de ligging van het perceel zo dicht tussen de dijk en de bestaande recreatie is de potentie sowieso laag.

Aantasting van omstandigheden die van belang zijn voor ontwikkeling van natuurdoelen

geen effect

De hydrologische en bodemkundige omstandigheden veranderen niet

Opsplitsing van gebied

geen effect

Het gebied wordt niet verder opgesplitst. De terreindelen met een recreatieve functie veranderen niet. Het beheer van het westelijk deel wordt extensiever, wat de samenhang kan vergroten.

Verkleining van gebied

geen effect

Het oppervlak met een natuurfunctie wordt niet verkleind. De horecalocatie is gepland op een terreindeel dat momenteel als intensieve ligweide in gebruik is en geen betekenis heeft

Aaneengeslotenheid en robuustheid

31

voor bijzondere soorten. De extensivering van het beheer in het westelijk deel van het gebied kan er voor zorgen dat er meer ruimte komt voor natuur binnen De GravenBol Bijzondere soorten Negatieve gevolgen beschermde soorten tabel 2 en 3 Flora- en faunawet

geen effect

zie hoofdstuk 2

Negatieve effecten op soorten van Rode en Oranje lijsten uit de categorie bedreigt of erger

geen effect

Dergelijke soorten komen niet voor op de terreingedeeltes waar activiteiten zijn voorzien

geen effect

De extensivering van het beheer van het westelijk deel van de GravenBol kan bijdragen aan een verbeterde verbinding voor met name kleine fauna en de verspreiding van flora.

Essentiële verbindingen Belemmering van en het niet meer kunnen realiseren van ecologische verbindingen tussen kerngebieden EHS

De geplande activiteiten en de realisatie van horeca passen goed binnen het huidig gebruik van het recreatiegebied en zorgen niet voor een belemmering in realisatie van een ecologische verbindingszone. De functie van de Rijn als trekroute voor vogels en vleermuizen wordt niet aangetast. De geplande activiteiten vinden niet plaats in hun trektijd. Belemmering van of het niet meer kunnen realiseren van foerageer en/of migratieroutes binnen kerngebieden van de EHS

geen effect

Alleen de effecten van geluidsevenementen en de buitenbioscoop rijken potentieel tot buiten het plangebied zelf, maar niet tot kerngebieden zoals bijvoorbeeld de Amerongse Bovenpolder. De geluidsfestivals en de buitenbioscoop zijn potentieel verstorend voor vogels. Door deze activiteiten buiten het broedseizoen te houden worden effecten voorkomen.

Uit de Nee, tenzij-toets blijkt dat de uitvoering van de planvoornemens voor de GravenBol geen effect hebben op de Ecologische Hoofdstructuur binnen de Provincie Utrecht.

32

33

6 Aanbevelingen voor ecologische functie In § 3.3 is geconstateerd dat binnen het gebied potenties liggen voor de ontwikkeling van glanshaveren vossenstaarthooilanden. Indien men naast de (extensief) recreatieve functie ook een nadere invulling wil geven aan de ecologische functie van het gebied lijkt het een goede optie om bloem- en kruidenrijke grasland te ontwikkelen. Indien dit middels een hooilandbeheer wordt gerealiseerd is op delen ook de ontwikkeling van glanshaveren vossenstaarthooilanden mogelijk. Indien gekozen wordt voor een begrazingsbeheer kan bijv ook kamgrasweide ontstaan. In beide gevallen komen halfnatuurlijke graslandvegetaties tot ontwikkeling die geheel passen binnen het rivierengebied. De ontwikkeling van bosvegetaties is gezien de doelstellingen van Plan Stroomlijn geen optie. Wellicht zijn er op beperkte schaal nog wel mogelijkheden voor de verdere ontwikkeling van struweel. Onder natte tot vochtige omstandigheden (zoals langs de oevers van de plas en de aanliggende strang (noordzijde gebied) kan dat wilgenstruweel zijn en onder meer droge omstandigheden doornstruweel met meidoorn, zoals ook nu al aan de westzijde van de plas tot ontwikkeling komt. Met het oog op de doorstroming zal de voorkeur zijn lijnvormige elementen vooral evenwijdig aan de rivier te situeren.

34

35

7 Conclusies Natuurbeschermingswet 1998 Negatieve effecten op het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Neder-Rijn ten gevolge van uitvoering van de in deze rapportage getoetste planvoornemens voor de GravenBol zijn uitgesloten. Een Nbwet-vergunning is niet nodig geacht. De beoordeling hierover ligt echter bij het Bevoegd Gezag, de Provincie Utrecht in deze. EHS Aantasting van wezenlijke kenmerken van de EHS beschouwd op landschapsniveau worden niet aangetast.

36

37

7 Literatuur Bakker, T., C.M. Bolle & R.E. Kuil, 2007. Natuurtoets Rivierkwelgeul Amerongse Bovenpolder (eindconcept). Arcadis, Hoofddorp. Heunks, C., M. van der Valk, R. Lensink, D.M. Soes & K.L. Krijgsveld, 2007. Herziening bestemmingsplannen Eiland van Maurik en Verblijfsrecreatieterreinen II. Voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en quick scan in het kader van de Flora- en faunawet. Rapportnr 06-223. Bureau Waardenburg, Culemborg. www.sovon.nl www.waarneming.nl

38

39

Bijlage 1

Wettelijk kader

1.1Inleiding In deze bijlage wordt in het kort beschreven wat de wettelijke kaders zijn voor opstellen van ecologische beoordelingen van ruimtelijke ingrepen en andere handelingen. In de natuurbeschermingswetgeving wordt een onderscheid gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland verankerd in de Flora- en faunawet (§1.2 van deze bijlage), de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998 (§1.3). Met deze wetten geeft Nederland invulling aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) heeft sinds 1 oktober 2010 de procedures bij ruimtelijke ingrepen ingrijpend gewijzigd (§ 1.4). Ook wordt kort ingegaan op de betekenis van Rode lijsten (§ 1.5) en de Ecologische Hoofdstructuur (§ 1.6) bij ecologische toetsingen.

1.2

Flora- en faunawet Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving, voor iedereen en in alle gevallen. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het ‘nee, tenzij’ principe. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn (zie kader). Verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet (verkort) Artikel 8:

Het plukken, verzamelen, afsnijden, vernielen, beschadigen, ontwortelen of op een andere manier van de groeiplaats verwijderen van beschermde planten.

Artikel 9:

Het doden, verwonden, vangen of bemachtigen of met het oog daarop opsporen van beschermde dieren.

Artikel 10: Het opzettelijk verontrusten van beschermde dieren. Artikel 11: Het beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen van beschermde dieren. Artikel 12: Het zoeken, beschadigen of uit het nest halen van eieren van beschermde dieren. Artikel 13: Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van beschermde planten en dieren.

Artikel 75 bepaalt dat vrijstellingen en ontheffingen van deze verbodsbepalingen kunnen worden verleend. Het toetsingskader hiervoor is vastgelegd in het Vrijstellingenbesluit. Er gelden verschillende regels voor verschillende categorieën werkzaamheden.

40

Er zijn vier beschermingsregimes corresponderend met vier groepen beschermde soorten (tabellen 1 t/m 3 en vogels). Tabel 1. De algemene beschermde soorten Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor ruimtelijke ingrepen en bestendig gebruik en beheer. Ontheffing ten behoeve van andere activiteiten kan worden verleend, mits de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is (‘lichte toetsing’). Tabel 2. De overige beschermde soorten Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting en van bestendig gebruik en beheer, als op basis van een door de minister van EL&I goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Anders is ontheffing noodzakelijk, na lichte toetsing. Tabel 3. De strikt beschermde soorten Dit zijn de planten- en diersoorten vermeld in Bijlage 1 van het Vrijstellingenbesluit of in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Uit recente jurisprudentie blijkt dat de regels voor 1 de Habitatrichtlijnsoorten nog strikter zijn Voor bestendig gebruik en beheer geldt voor de soorten van Bijlage 1 van het Vrijstellingenbesluit een vrijstelling, mits men werkt op basis van een door de minister van EL&I goedgekeurde gedragscode. Voor ruimtelijke ingrepen is altijd een ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Deze kan worden verleend na een uitgebreide toetsing (zie onder). Voor de soorten van Bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt hetzelfde regime, met één grote beperking. Ontheffing of vrijstelling kan niet worden verleend voor ruimtelijke ingrepen en bestendig beheer en gebruik, tenzij er (tevens) sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, of in het belang van het milieu, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van wilde flora en fauna. Voor deze groep soorten kan overigens geen vrijstellingen worden verleend voor artikel 10 (verontrusting). Vogels. Alle inheemse vogels zijn strikt beschermd. Ontheffing of vrijstelling kan alleen worden verkregen op grond van openbare veiligheid, volksgezondheid of bescherming van flora en fauna. De Vogelrichtlijn noemt zelfs ‘dwingende redenen van groot openbaar 2 belang’ niet als grond . Dat betekent dat in beginsel alle activiteiten die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van in gebruik zijnde nesten buiten het broedseizoen moeten worden uitgevoerd. Het ministerie heeft een lijst gemaakt van soorten die hun nest doorgaans het hele 3 jaar door of telkens opnieuw gebruiken. Deze nesten zijn jaarrond beschermd .

1

Zie uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, 21 januari 2009 zaaknr. 200802863/1 en 13 mei 2009 nr. 200802624/1), en Rechtbank Arnhem, 27 oktober 2009 zaaknr. AWB 07/1013. Zie tevens de brief van het ministerie van LNV d.d. 26 augustus 2009 onder kenmerk ffw2009.corr.046 en de Uitleg aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet. 2 Zie de vorige voetnoot. 3 Zie de Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingrepen, ministerie van LNV, augustus 2009.

41

De uitgebreide toetsing houdt in dat ontheffing alleen kan worden verleend als: 1. Er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort; 2. Er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is; 3. Er sprake is van een in de wet genoemde reden van openbaar belang; 4. Er zorgvuldig wordt gehandeld. Zorgvuldig handelen betekent het actief optreden om alle mogelijke schade aan een soort te voorkomen, zodanig dat geen wezenlijke negatieve invloed op de relevante populatie van de soort optreedt. In veel gevallen kan voorkomen worden dat een ontheffing nodig is, als mitigerende maatregelen er voor zorgen dat de functionele leefomgeving van dieren in tact blijft. Vooral voor soorten van Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en vogels is dit cruciaal (omdat er alleen ontheffing kan worden verkregen na zware toetsing).

1.3

Natuurbeschermingswet 19984 De Natuurbeschermingswet 1998 (kortweg: Nbwet) vormt de invulling van de gebiedsbescherming van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en heeft als doel het beschermen en instandhouden van bijzondere gebieden in Nederland. Aanwijzing van gebieden De Nbwet kent verschillende soorten beschermde gebieden. De belangrijkste zijn de Natura 2000-gebieden (oftewel Vogel- en Habitatrichtlijngebieden oftewel Speciale Beschermingszones) en de beschermde natuurmonumenten. De aanwijzingsbesluiten van deze gebieden bevatten een kaart en een toelichting, waarin de instandhoudingsdoelstellingen staan verwoord (zie www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/natuur). In de “oude” aanwijzingsbesluiten van Staats- en Beschermde natuurmonumenten worden de natuurwetenschappelijke waarde en het natuurschoon als grond voor de bescherming aangevoerd. Deze meer abstracte waarden blijven van kracht in de nieuwe Natura 2000-gebieden, voor zover zij voormalige Staats- of Beschermde natuurmonumenten omvatten. Deze waarden dienen bij toetsingen nader te worden geconcretiseerd. Natura 2000-gebieden Voor Natura 2000-gebieden dient een beheerplan te worden opgesteld. Daarin staat o.a. welke maatregelen nodig zijn om de natuurdoelen te halen en welk (bestaand en toekomstig) gebruik al dan niet vergunningplichtig is. Voor een groot aantal gebieden is een beheerplan in een ver gevorderd stadium van voorbereiding. Voor het uitvoeren van projecten en handelingen, die negatieve effecten kunnen hebben op Natura 2000-gebieden en die niet nodig zijn voor of verband houden met het beheer, is een vergunning nodig. Van negatieve effecten is sprake als, gelet op de instandhoudingsdoelen, een habitattype of leefgebied van soorten verslechtert of

4

Op 1 februari 2009 is een wetswijziging van de Nbwet van kracht geworden. Door de inwerkingtreding van de Crisis- en herstelwet is de Nbwet per 31 maart 2010 opnieuw gewijzigd. De wijzigingen zijn in deze paragraaf verwerkt.

42

soorten significant worden verstoord. Deze bescherming geldt alleen voor de habitattypen en soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Projecten en handelingen die de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied aantasten zijn in ieder geval vergunningplichtig. Bij een besluit om een plan (bijvoorbeeld bestemmingsplan, streekplan, waterhuishoudingsplan) vast te stellen, moet rekening worden gehouden met de effecten op Natura 2000-gebieden en met het beheerplan. Ook activiteiten buiten het Natura 2000-gebied kunnen vergunningplichtig zijn als die activiteiten negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen voor het gebied (kunnen) veroorzaken. Dit wordt de ‘externe werking’ van de bescherming genoemd. Bestaand gebruik Bestaand gebruik volgens de Nbwet is gebruik dat bestond op 1 oktober 2005 en sindsdien niet of niet in betekenende mate is gewijzigd. Voor de raad van State lijkt de vraag of het gebruik al bestond op het (eerste) moment van aanwijzen (als Vogelrichtlijngebied) of aanmelden (als Habitatrichtlijngebied) overigens relevanter. bestaand gebruik dat zeker geen significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied kan vergunningvrij worden voortgezet. Als significante effecten niet kunnen worden uitgesloten is een vergunning nodig, tenzij in het beheerplan anders is bepaald. in het beheerplan moeten dan maatregelen zij voorzien om de effecten te beperken of te niet te doen. Habitattoets Een vergunning ex art. 19d Nbwet kan pas worden afgegeven nadat een 5 ‘habitattoets ’ het bevoegd gezag de zekerheid heeft gegeven dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast. Deze is verwoord in art. 19d t/m 19j van de Nbwet. In de ‘oriëntatiefase’ – voorheen ook wel ‘voortoets’ genoemd – wordt onderzocht of een activiteit, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, mogelijk schadelijke gevolgen heeft voor een Natura 2000-gebied en zo ja of deze gevolgen significant kunnen zijn. De gevolgen moeten worden beoordeeld in samenhang met die van andere plannen en projecten (‘cumulatieve effecten’). Indien de oriëntatiefase uitwijst dat er geen effecten zijn, zijn er vanuit de Nbwet geen verdere verplichtingen of beperkingen voor de uitvoering van de activiteit. Wel kan het verstandig zijn om met het bevoegd gezag in overleg te treden, om te bezien of men zich in de conclusies van het uitgevoerde onderzoek kan vinden. Als er wel effecten (verslechtering van habitattype of leefgebied) zijn, maar die zijn zeker niet significant, dan kan het bevoegd gezag vragen om een nadere toetsing. In zo’n nadere toetsing worden de effecten gespecificeerd. Daarbij hoeft dan niet meer naar cumulatieve effecten te worden gekeken. Het bevoegd gezag beoordeelt of de effecten aanvaardbaar zijn of niet. Aan de vergunning kunnen beperkende voorwaarden (mitigatie en compensatie, zie onder) worden verbonden. Als er een kans is op significante effecten volgt een ‘passende beoordeling’. De passende beoordeling is veel uitgebreider. Op basis van de beste wetenschappelijke 5

De termen habitattoets en oriëntatiefase staan niet in de wet. De passende beoordeling wel.

43

kennis dienen de effecten op de habitats en soorten te worden ingeschat, rekening houdend met cumulatieve effecten. Als de passende beoordeling uitwijst dat aantasting van de natuurlijke kenmerken is uitgesloten, dan kan de vergunning worden verleend. Aantasting van de natuurlijke kenmerken is praktisch gesproken uitgesloten als er geen significante effecten zijn in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen. Als significante effecten niet kunnen worden uitgesloten, dan mag vergunning alleen worden verleend als er voldaan is aan alle drie onderstaande ADC-criteria: Er zijn geen geschikte Alternatieven. Er is sprake van Dwingende redenen van groot openbaar belang, waaronder redenen van sociale en economische aard. Er is voorzien in exacte en tijdige Compensatie. Als er sprake is van aantasting van een gebied dat is aangewezen ter bescherming van prioritair natuurlijk habitattype of een prioritaire soort, dient eerst door de minister van EL&I aan de Europese Commissie advies te worden gevraagd. Bovendien is het aantal redenen van groot openbaar belang beperkt. Cumulatieve effecten Volgens de Natuurbeschermingswet 1998 (art. 19d lid 1) is het – zonder vergunning – verboden om handelingen te verrichten die op zich zelf of “in combinatie met andere projecten of plannen significante effecten kunnen hebben”. In het onderzoek naar cumulatieve effecten, wordt het effect van het onderhavige plan of project in combinatie met andere ingrepen in beeld gebracht. De basis hiervoor is art. 6 van de Habitatrichtlijn, die van toepassing is op alle Natura 2000-gebieden. “Voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo'n gebied, wordt een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied.” Het werkdocument “Toepassing begrippenkader” (Ministerie van LNV, 2007) stelt voor om het begrip cumulatie als volgt te definiëren: “De effecten van de voorgestelde eigen activiteit op de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied in combinatie met de effecten van andere activiteiten en plannen”. Met andere woorden: in een studie naar de cumulatieve effecten dienen alle activiteiten (bestaand gebruik, nieuwe projecten) en plannen te worden betrokken, die op dezelfde instandhoudingsdoelstellingen negatieve effecten kunnen hebben als het eigen project. Het doet daarbij in beginsel niet ter zake of er een verband is tussen het eigen project en de andere activiteiten en plannen, of dat de effecten tijdelijk zijn of (naar verwachting) slechts beperkt van omvang zijn. Significantie Voor een invulling van het begrip significantie volgen wij de ‘Leidraad significantie’ van het Steunpunt/Regiebureau Natura 2000. Van significante effecten kan sprake zijn als

44

ten gevolge van menselijk handelen het verwezenlijken van de instandhoudingsdoelen sterk wordt bemoeilijkt of onmogelijk wordt gemaakt. Dat is in ieder geval zo, als het oppervlak van een habitattype of een leefgebied of de kwaliteit van habitattype of leefgebied of de omvang van een populatie lager wordt dan genoemd in de instandhoudingsdoelen in het aanwijzingsbesluit. Beschermde natuurmonumenten Het toetsingskader voor beschermde natuurmonumenten is vergelijkbaar, echter de procedure en de speelruimte van het bevoegd gezag wijken op enigszins af. De beoordeling is minder strikt en door het ontbreken van concrete instandhoudingsdoelen vaak ook minder eenduidig. Zorgplicht Artikel 19l legt aan iedereen een zorgplicht voor beschermde natuurgebieden op. Deze zorg houdt in ieder geval in dat ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat een handeling nadelige gevolgen heeft, verplicht is die handeling achterwege te laten of, als dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd, eventuele gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. De nadelige handelingen hebben betrekking op de instandhoudingsdoelen in het geval van een Natura 2000-gebied en op de wezenlijke kenmerken in het geval van een beschermd natuurmonument.

1.4

Wabo en omgevingsvergunning De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is op 1 oktober 2010 van kracht geworden. De Wabo voegt een groot aantal (circa 25) vergunningen, ontheffingen en andere toestemmingen samen tot één omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is nodig voor het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen, zoals sloop, bouw, aanleg en gebruik, als die een plaatsgebonden karakter hebben en dat van invloed kunnen zijn op de “fysieke leefomgeving”. Dit omvat alle fysieke waarden in de leefomgeving, zoals milieu, natuur, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Als hoofdregel kent de Wabo het bevoegd gezag toe aan B&W van de gemeente waar het project (in hoofdzaak) zal worden uitgevoerd. Voor projecten van provinciaal belang kunnen GS het bevoegd gezag zijn, voor projecten van nationaal belang een minister. De ontheffing Flora- en faunawet en de vergunning Natuurbeschermingswet 1998, die voor een ruimtelijke ingreep nodig kunnen zijn, kunnen worden “aangehaakt” bij de omgevingsvergunning. Dat wil zeggen dat bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning ook een toetsing aan Ffwet en/of Nbwet moet worden gevoegd. De aanvraag wordt dan aan het bevoegde gezag (Ffwet: ELI; Nbwet: GS of ELI) voorgelegd. Die zal dan toestemming geven in de vorm van een Verklaring van geen bedenkingen (Vvgb). De inhoudelijke toetsing zal niet veranderen.

45

Op aanvragen voor een omgevingsvergunning, die mede betrekking hebben op Floraen faunawet en/of Natuurbeschermingswet 1998 is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing. Overigens kan een ontheffing Ffwet of vergunning Nbwet ook los van de omgevingsvergunning worden aangevraagd. Dat dient dan wel te gebeuren vóórdat de omgevingsvergunning wordt aangevraagd.

1.5

Rode lijsten Rode lijsten zijn geen wettelijke instrumenten, maar zijn sturend voor beleid. Zij dienen om prioriteiten in middelen en maatregelen te kunnen bepalen. Bij het beoordelen van maatregelen en ingrepen kunnen de Rode lijsten echter wel een belangrijke rol spelen. Er zijn nu landelijke Rode lijsten vastgesteld voor paddestoelen, korstmossen, mossen, vaatplanten, platwormen, land- en zoetwaterweekdieren, bijen, dagvlinders, haften, kokerjuffers, libellen, sprinkhanen en krekels, steenvliegen, vissen, amfibieën, reptielen, zoogdieren en vogels (LNV 2009). Een aantal provincies heeft aanvullende provinciale Rode lijsten opgesteld. Van soorten op de Rode lijst moet worden aangenomen dat negatieve effecten van ingrepen de gunstige staat van instandhouding relatief gemakkelijk in gevaar brengen. Waar het beschermde soorten betreft zal er dus extra aandacht aan mitigatie en compensatie moeten worden besteed. Bij niet-beschermde soorten of soortgroepen kunnen op grond van de zorgplicht extra maatregelen worden gevergd. Bij een aantal soortgroepen gaat het echter om tientallen of honderden moeilijk vast te stellen soorten, waardoor de waarde voor praktische toepassingen vaak beperkt is.

1.6

De Ecologische Hoofdstructuur en Barro De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) heeft als doel om van de bestaande en nieuwe natuur een goed functionerend netwerk te maken. Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op ‘behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden’ van de EHS. Op plannen, projecten of handelingen binnen de EHS is het ’nee, tenzij’regime van toepassing. Vanaf 1 oktober 2012 is het nee, tenzij-regime vastgelegd in het Besluit algemene regelingen ruimtelijke ordening, kortweg Barro. Het Barro bepaalt dat provincies de (begrenzing van de) EHS moeten vastleggen in een provinciale verordening. In die verordening worden regels gesteld omtrent de inhoud van en de toelichting bij bestemmingsplannen in het belang van de realisatie, bescherming, instandhouding en verdere ontwikkeling van de beoogde natuurkwaliteit van de ecologische hoofdstructuur. De provincies moeten de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS vastleggen. De wezenlijke kenmerken en waarden zijn de huidige en potentiële waarden, gebaseerd op de natuurdoelen voor het gebied. De natuurdoelen worden vaak per perceel in natuurdoeltypen of beheertypen vastgelegd.

46

Het Barro bepaalt in art. 2.10.4 de voorwaarden waaronder plannen kunnen worden toegestaan, die (per saldo) leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of een significante vermindering van de oppervlakte of de samenhang van de EHS: er is sprake van een groot openbaar belang (waaronder in ieder geval worden gerekend: de veiligheid, de hoofdinfrastructuur, de drinkwatervoorziening, de plaatsing van installaties voor de opwekking van elektriciteit met behulp van windenergie of de plaatsing van installaties voor de winning, opslag of transport van aardgas), er zijn geen reële andere mogelijkheden, en de negatieve effecten worden waar mogelijk beperkt en de overblijvende effecten worden gecompenseerd. De begrenzing kan alleen worden gewijzigd voor zover op basis van een ecologische onderbouwing is vastgesteld dat: 1. de wijziging leidt tot een verbetering van de samenhang van de ecologische hoofdstructuur of tot een betere inpassing van de EHS in de planologische omgeving, en 2. ten minste de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen van de EHS in het desbetreffende gebied worden behouden; of 3. ten behoeve van een kleinschalige ontwikkeling voor zover: de aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden en van de samenhang van de EHS als gevolg van de ontwikkeling beperkt is; de voorgenomen wijziging leidt tot een kwalitatieve of kwantitatieve versterking van de ecologische hoofdstructuur in het desbetreffende gebied; de voorgenomen wijziging ertoe niet leidt dat de oppervlakte van de EHS afneemt; de voorgenomen wijziging zorgvuldig is onderbouwd, waarbij blijkend uit de bij het bestemmingsplan behorende toelichting in ieder geval alternatieven zijn afgewogen, en maatregelen worden genomen die een goede landschappelijke en natuurlijke inpassing borgen. In principe wordt de eventuele compensatieopgave buiten de ecologische hoofdstructuur gerealiseerd. De compensatieopgave hoeft niet in de nabijheid van de ingreep plaats te vinden en hoeft ook niet in hetzelfde natuurtype te worden uitgevoerd. Het gaat erom dat de positieve ecologische effecten van realisatie van de compensatieopgave op de ecologische hoofdstructuur (in natuurkwaliteit, oppervlakte of ruimtelijke samenhang) gelijkwaardig zijn aan de negatieve effecten van de ingreep in de ecologische hoofdstructuur. Realisatie van de compensatieopgave binnen de ecologische hoofdstructuur is mogelijk, bijvoorbeeld als dat kan leiden tot een versnelling van de realisatie van de ecologische hoofdstructuur. Voorwaarde daarbij is dat er door middel van een herbegrenzing tegelijkertijd voor wordt gezorgd dat de omvang van de ecologische hoofdstructuur niet afneemt.

47

Literatuur Ministerie van I&M, 2012. Besluit van 28 augustus 2012, houdende wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en van het Besluit ruimtelijke ordening in verband met de toevoeging van enkele onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang, Stb 388 (2012). Ministerie van LNV, 2009. Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 augustus 2009, nr. 25344, houdende vaststelling van geactualiseerde Rode lijsten flora en fauna. Ministerie van LNV, 2005a. Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998. Ministerie van LNV, Den Haag. Ministerie van LNV, 2005b. Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten! Ministerie van LNV, Den Haag. Ministerie van LNV & IPO, 2007. Spelregels EHS. Ministerie van LNV/IPO, Den Haag. www.wetten.nl. omgevingsvergunning.vrom.nl/ www.vrom.nl/pagina.html?id=3410 (nota ruimte) Steunpunt Natura 2000 (2010). Leidraad bepaling significantie. Nadere uitleg van het begrip ‘significante gevolgen’ uit de Natuurbeschermingswet. versie 27 mei 2010. RegieBureau Natura 2000, Utrecht. Steunpunt Natura 2000 (2007). Toepassing begrippenkader Natuurbeschermingswet 1998. Intern werkdocument voor opstellers beheerplannen Natura 2000 en vergunningverleners Nb-wet. RegieBureau Natura 2000, Utrecht. Steunpunt Natura 2000 (2008). Aanvulling op ‘Toepassing begrippenkader Nb-wet ‘98’ • Bestaand gebruik • Externe Werking. Intern werkdocument voor opstellers beheerplannen Natura 2000 en vergunningverleners Nb-wet. RegieBureau Natura 2000, Utrecht.

48

49

Bureau Waardenburg bv Adviseurs voor ecologie & milieu Postbus 365, 4100 AJ Culemborg Telefoon 0345-512710, Fax 0345-519849 E-mail [email protected], www.buwa.nl

Natuurtoets Gravenbol, te Wijk bij Duurstede Quick scan in het kader van de Flora- en faunawet

K.D. van Straalen P.H.N. Boddeke

Natuurtoets Gravenbol, te Wijk bij Duurstede

Quick scan in het kader van de Flora- en faunawet

K.D. van Straalen P.H.N. Boddeke

opdrachtgever: Stichting Wijk nog leuker 6 februari 2013 rapport nr. 13-021

Status uitgave:

eindrapport

Rapport nr.:

13-021

Datum uitgave:

6 februari 2013

Titel:

Natuurtoets Gravenbol, te Wijk bij Duurstede

Subtitel:

Quick scan in het kader van de Flora- en faunawet.

Samenstellers:

ing. K.D. van Straalen

Aantal pagina’s inclusief bijlagen:

040

Project nr.:

13-785

Projectleider:

ing. P.H.N.Boddeke

Naam en adres opdrachtgever:

Stichting Wijk Nog Leuker p.a. J. Soons Oeverstraat 17 3961 AM Wijk bij Duurstede

Referentie opdrachtgever:

email 20 december 2012

Akkoord voor uitgave:

Teamleider Bureau Waardenburg bv drs. G.F.J. Smit

Bureau Waardenburg bv is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Bureau Waardenburg bv; opdrachtgever vrijwaart Bureau Waardenburg bv voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. © Bureau Waardenburg bv / Stichting Wijk nog leuker Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schrif-telijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Bureau Waardenburg bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitsmanagementsysteem van Bureau Waardenburg bv is door CERTIKED gecertificeerd overeenkomstig ISO 9001:2008.

2

Voorwoord Recreatie- en natuurterrein GravenBol, beheerd door Recreatie Midden Nederland, werd eerder met sluiting bedreigd, maar kan voorlopig als recreatieterrein blijven bestaan door ruimte te geven aan een lokaal, zichzelf bedruipend initiatief. De lokale 'Stichting WijkNogLeuker', wil de recreatieve mogelijkheden in het terrein vergroten. Deze ingreep kan effecten hebben op beschermde soorten planten en dieren. Stichting WijkNogLeuker heeft Bureau Waardenburg opdracht verstrekt om effecten, als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden, op beschermde soorten in beeld te brengen. Aan de totstandkoming van dit rapport werkten mee: K.D. van Straalen P.H.N. Boddeke

veldwerk, rapportage veldwerk, projectleiding, fotografie.

Genoemde personen zijn door opleiding, werkervaring en zelfstudie gekwalificeerd voor de door hun uitgevoerde werkzaamheden. Het project is uitgevoerd volgens het kwaliteitshandboek van Bureau Waardenburg. Het kwaliteitsmanagementsysteem van Bureau Waardenburg is ISO gecertificeerd. Vanuit Stichting WijkNogLeuker werd de opdracht begeleid door de J. Soons. Wij danken hem voor de prettige samenwerking.

3

4

Management samenvatting Recreatie- en natuurterrein GravenBol, beheerd door Recreatie Midden Nederland, werd eerder met sluiting bedreigd, maar kan voorlopig als recreatieterrein blijven bestaan door ruimte te geven aan een lokaal, zichzelf bedruipend initiatief. De lokale 'Stichting WijkNogLeuker', wil de recreatieve mogelijkheden in het terrein vergroten. Deze ingreep kan effecten hebben op beschermde soorten planten en dieren. De door de voorgenomen geluidsevenementen en de buitenbioscoop niet in het broedseizoen te laten plaatsvinden voorkomt Stichting WijkNogLeuker verstoring van broedvogels. Aanbevolen wordt om geluidsevenmenten en de buitenbioscoop uitsluitend buiten het broedseizoen te organiseren. Eind augustus t/m oktober is daarvoor de aangewezen periode. Op overige beschermde soorten hebben de ingrepen geen effect. Een ontheffing van de Flora- en faunawet wordt daarom niet noodzakelijk geacht. De werkzaamheden kunnen zonder beperkingen worden uitgevoerd. In het kader van de WABO en het aanvragen van de omgevingsvergunning betekent dit dat u het onderdeel ‘Handelingen met gevolgen voor beschermde planten diersoorten’ niet aan uw aanvraag hoeft toe te voegen.

5

6

Inhoud Voorwoord..................................................................................................................................... 3! Management samenvatting ......................................................................................................... 5! 1! Inleiding .................................................................................................................................. 9! 1.1! Aanleiding en doel ..................................................................................................... 9! 1.2! Aanpak quick scan Flora- en faunawet .................................................................... 9! 1.3! Verantwoording ........................................................................................................ 10! 2! Ingreep en plangebied......................................................................................................... 11! 2.1! Het plangebied ......................................................................................................... 11! 2.1! De ingreep ................................................................................................................ 13! 3! Voorkomen van beschermde soorten planten en dieren .................................................. 16! 3.1! Resultaten ................................................................................................................ 16! 4! Effecten op beschermde flora en fauna ............................................................................. 21! 4.1! Algemeen voorkomende soorten ........................................................................... 21! 4.2! Vleermuizen ............................................................................................................. 21! 4.3! Broedvogels ............................................................................................................. 22! 5! Conclusies en aanbevelingen............................................................................................. 25! 5.1! Conclusies ................................................................................................................ 25! 5.2! Aanbevelingen ................................................Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.! 6! Literatuur .............................................................................................................................. 26! Bijlage 1! Wettelijk kader ......................................................................................................... 28! Bijlage 2! Opdrachtformulering Gravenbol ............................................................................. 36!

7

8

1 Inleiding 1.1

Aanleiding en doel Recreatie- en natuurterrein GravenBol, beheerd door Recreatie Midden Nederland, werd eerder met sluiting bedreigd, maar kan voorlopig als recreatieterrein blijven bestaan door ruimte te geven aan een lokaal, zichzelf bedruipend initiatief. De lokale 'Stichting WijkNogLeuker', wil de recreatieve mogelijkheden in het terrein vergroten. Hierbij zal rekening gehouden moeten worden met het huidige voorkomen van soorten 1 planten en dieren die beschermd zijn krachtens de Flora- en faunawet . In dit rapport wordt verslag gedaan van een oriënterend onderzoek uitgevoerd naar de betekenis van het plangebied voor beschermde soorten. Het doel is om te bepalen of de ingreep kan leiden tot overtredingen verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Als dat het geval is, wordt bepaald of er maatregelen mogelijk zijn om overtreding te voorkomen, dan wel of er een vrijstelling geldt of onder welke voorwaarden ontheffing kan worden aangevraagd en verkregen.

1.2

Aanpak quick scan Flora- en faunawet Bij de uitvoering van plannen zal rekening moeten worden gehouden met het huidige voorkomen van beschermde soorten planten en dieren. Als de voorgenomen ingreep leidt tot het overtreden van verbodsbepalingen betreffende beschermde soorten, zal moeten worden nagegaan of een vrijstelling geldt of dat een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet moet worden verkregen (zie bijlage 1). Dit rapport beschrijft de effecten van de ingreep op beschermde en/of bijzondere soorten planten en dieren. In dit rapport wordt ingegaan op de volgende vragen: Welke beschermde soorten planten en dieren komen mogelijk of zeker voor in de invloedssfeer van de veranderingen? Welke effecten op beschermde soorten heeft de ingreep? Kunnen de effecten een wezenlijke negatieve invloed op soorten hebben? Worden verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden? Zo ja, welke? Moet hiervoor ontheffing worden aangevraagd? Zijn er mogelijkheden voor mitigatie (vermindering) en compensatie van schade aan beschermde soorten?

1

Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de Flora- en faunawet. Bij de toepaasing van de Ffwet worden vier beschermingsregimes onderscheiden. Voor soorten uit Tabel 1 geldt vrijstelling van verbodsbepalingen bij werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. In voorkomende gevallen hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Voor soorten van Tabel 2 of 3 en voor vogels geldt geen vrijstelling en kan aanvraag van een ontheffing aan de orde zijn bij overtreding van verbodsbepalingen. In de lopende tekst is per beschermde soort aangegeven in welke categorie deze is opgenomen.

9

1.3

Verantwoording De toetsing is een effectbepaling en -beoordeling op basis van de huidige aanwezigheid van beschermde soorten planten en dieren in het plangebied, de functie van het plangebied en de directe omgeving voor deze soorten en de voorgenomen ingreep. De toetsing is opgesteld op basis van het in 2013 uitgevoerde veldwerk, de huidige ter beschikking staande kennis en inschattingen van deskundigen. Het plangebied is op 9 januari 2013 bezocht. Tijdens het terreinbezoek is zoveel mogelijk concrete informatie verzameld met betrekking tot de aan- of afwezigheid van beschermde soorten (zicht- en geluidswaarnemingen, sporenonderzoek naar de aanwezigheid van pootafdrukken, nesten, holen, uitwerpselen, haren, etc). Op basis van terreinkenmerken en expert judgement is beoordeeld of het terrein geschikt is voor de in de regio voorkomende beschermde soorten. Aanvullend op het terreinbezoek heeft beperkt bronnenonderzoek plaatsgevonden. Voor een actueel overzicht van beschermde soorten die in de regio voorkomen zijn online beschikbare bronnen geraadpleegd, waaronder de NDFF (telmee.nl, waarneming.nl). Daarnaast is, voor zover nodig, gebruik gemaakt van achtergrond documentatie (zie literatuurlijst).

Foto 1.1

10

Knotwilgen in plangebied

2 Ingreep en plangebied 2.1

Het plangebied Gravenbol is een 43 hectare groot recreatieterrein in de gemeente Wijk bij Duurstede. Eigenaar van het terrein is Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei- en Kromme Rijn- gebied. Het terrein is vrij toegankelijk van zonsopgang tot zonsondergang en grenst aan de zuidkant aan de Nederrijn. Door deze ligging in de uiterwaarden heeft het terrein te maken met fluctuerende waterstanden. Bij hoog water in de winter komt een deel van het terrein onder water te staan.

Afbeelding 2.1 Ligging verschillende terreindelen van plangebied Gravenbol. Blauwe lijn; terreindeel waarvan gebruik extensiever wordt. Rode lijn: terreindeel waarvan gebruik intensiever wordt. Geel vlak is zoeklocatie horecagebouw. Groene lijnen: terreindelen waarbinnen geen verandering van gebruik of beheer plaatsvinden.

Het plangebied zelf is onder te verdelen in verschillende delen. De voormalige zandwinplas, intensieve recreatieweides, extensieve delen met knotwilgen en extensieve struweeldelen. De voormalige zandwinplas doet nu dienst als recreatiewater. Aan de westrand van de plas ligt een zandstrand aan de noordrand liggen enkele aanlegsteigers voor de recreatievaart. De overige oevers zijn verhard, deels begroeid met struweel en ruigtekruiden of bestaan uit kleine natuurlijke zandstrandjes.

11

De intensieve recreatieweides liggen aan de oosten zuidkant van de plas. Deze weides worden intensief gemaaid en dienen als ligweides voor recreanten (foto 2.1). De extensief beheerde groepen wilgen liggen op drie locaties naast de recreatieweides (foto 1.1). Oude schietwilgen zijn hier afgezet en zijn veelal weer uitgelopen als knotwilg. De ondergroei in deze boomgroepen wordt niet of zelden gemaaid. De extensieve struweeldelen liggen aan de westrand en de noordwestelijke ‘haak’ van de plas. Op deze delen groeien struweelsoorten als meidoorn, sleedoorn, hondsroos en veldesdoorn. Door dit struweel loopt een wandelpad. Gravenbol biedt de mogelijkheid voor strand- en oeverrecreatie. Er zijn een strand met ligweiden, speeltoestellen, een toilet- en watervoorziening en speeltoestellen. Op het terrein is een kiosk aanwezig. Ook zijn er aanlegsteigers voor plezierjachten. Het strandje aan de oostzijde van Gravenbol is een hondenzwemplaats aanwezig. Hier mogen honden zwemmen, op de rest van het terrein zijn honden verboden, hoewel lang niet iedereen zich daaraan houdt. Op de westelijke punt loopt een wandelpad. In de plas is het mogelijk te vissen.

Foto 2.1

12

Recreatieweide en zandstrand

2.1

De ingreep In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de verschillende onderdelen van de planvorming en de verandering ten opzichte van de bestaande situatie.

Element Horeca (en opslag)

Omschrijving gewenst element -

2

150 m , demontabel: wordt weggehaald van oktober-maart dag functie (‘van zonsopgang tot zonsondergang’), inclusief alcoholvergunning, strandstoelenverhuur/parasols

Huidige situatie Snackwagen (mobiel)

-

Ruimte wordt ook gebruikt door schoolklassen m.b.t. natuur educatielessen

-

kano- en windsurfverhuur

-

div. kleinschalige gelieerde activiteiten

-

Beach Volley bal / Beach Voetbal Glijbaan op ponton

Glijbaan is nieuwe activiteit

Betaald parkeren

-

geen voorzieningen, ‘man met de pet model’

Geen betaald parkerenregime

Activiteiten

-

Openingsdag op 13 april 2013 met feestelijke muziek (fanfare b.v.); ca. 500 personen. Tijdstip: overdag tussen 13 – 17 uur.

Er zijn momenteel geen evenementen toegestaan.

-

Sluitingsdag op 21 september 2013 met ludieke activiteiten (nog in te vullen); ca. 500 personen. Tijdstip: overdag tussen 13 – 17 uur. Dijkenloop (hardloopevenement) op 12 oktober 2013 voor scholieren (ca. 500 personen) en 13 oktober 2013 voor hardlopers (ca. 300 personen) vanuit Amerongen (10 km) en GravenBol (5 km). GravenBol is slechts startpunt voor 5 km loop. Mensen worden per bus naar GravenBol gebracht. Grootste aantallen lopers vertrekken uit Amerongen en komen niet op GravenBol. Tijdstip: Overdag van 13 – 17 uur. Buitenbioscoop met filmavond in september 2013 (oorspronkelijk gepland op 21 juni en 23 augustus 2013). Ca. 500 personen. Tijdstip: 19 uur tot zonsondergang Wijkse Speeldag voor kinderen die niet op vakantie kunnen (sociaal armen) ergens in de week van 12 – 16 augustus 2013. Max 200 personen. Tijdstip: van 9 – 19 uur.

Deze activiteiten ziet Stichting WijkNogLeuker niet als een evenement aangezien de aantallen personen vele malen lager zijn dan een echt evenement en de geluidsoverlast absoluut niet hoger is dan op een normale recreatie dag

Aan oeverrecreatie gelieerde activiteiten

-

-

-

Geluidsevenementen

Deze activiteiten vinden reeds plaats

-

Wijks Biets Volleybal toernooitje op 23 juni 2013. Ca. 60 personen (zie voorgaande jaren). Tijdstip: toernooi 9 -17 uur en BBQ van 18 – 20 uur.

-

DJ / VJ evenement voor Jongeren in september 2013 (oorspronkelijk gepland op 8 juni 2013); max 2000 personen Live Band evenement voor Jongeren Op 31 augustus 2013; max 2000 personen Beide met versterkt geluid - Tijdstip : 15 uur tot zonsondergang

Er zijn momenteel geen evenementen toegestaan. Tijdens deze evenementen worden bezoekers met de bus naar GravenBol vervoerd vanwege veiligheid/ontsluiting problematiek in geval van calamiteiten.

onverhard wandelpad noordzijde GravenBol door uiterwaarden naar jachthaven de Lunenburg

Er is momenteel reeds een wandelverbinding echter deze is enigszins overwoekerd. Kwestie van eenmalig onderhoud

Wandelpad

-

Aanpassing

- in westelijk exensieve deel Gravenbol wordt mogelijk

Er vindt momenteel nabeweiding

13

beheer

overgegaan naar beweiding door koeien van april-oktober

plaats. Grazige delen worden gemaaid.

De recreatiedruk zal vooral liggen in het oostelijke gedeelte en de noordoostelijke ‘haak’ (zie afbeelding 2.1), waar momenteel ook de meeste recreatie plaatsvindt. De zuidwestelijke hoek en de noordwestelijke ‘haak’ met struwelen in het plangebied zal extensiever beheerd worden. Mogelijk is hier in de toekomst zelfs uitbreiding van een natuurlijker beheer met begrazing mogelijk. Het bestendig beheer op het terrein bestaat uit het maaien van de recreatievelden en het aanvullen van het weggespoelde zand op het strand. Het aanleggen recreatievoorzieningen kan omschreven worden als ingreep in het kader van ruimtelijke ontwikkeling. Gebruik van een door de minister goedgekeurde gedragscode voor de betreffende ingreep is niet aan de orde. Voor het uitvoeren van de ingreep geldt een vrijstelling van verbodsbepalingen voor soorten uit tabel 1 (zie bijlage 1). De activiteiten als geluidsevenementen kunnen worden gezien als tijdelijke gebeurtenis en vallen niet onder bestendig beheer of de ruimtelijke ordening. Voor deze gebeurtenissen geldt geen vrijstelling van verbodsbepalingen voor soorten van tabel 1 (zie bijlage 1).

14

15

3 Voorkomen van planten en dieren 3.1

beschermde

soorten

Resultaten Planten In het plangebied is in de winterperiode bezocht, waardoor sommige planten zijn afgestorven en groeiplaatsen niet zijn vast te stellen. Geschikte groeiplaatsen voor beschermde planten zijn echter niet aanwezig. Soorten als rietorchis kunnen slecht tegen (langdurige) inundatie. Het voorkomen van overige beschermde soorten kan op grond van biotoopkenmerken worden uitgesloten. Het terrein wordt grotendeels intensief beheerd als recreatieterrein en ook intensief gebruikt door recreanten. Ongewervelden Langs de Rijn en de Lek is het voorkomen van de rivierrombout bekend (Libellen.net/Vlinderstichting). Een soort die strikt is gebonden aan riviersystemen. De soort zet zijn eitjes af in rivieroevers. De imago’s sluipen uit langs zandige oevers van de rivier. De soort komt hier in lage dichtheden voor. De kans op voorkomen van de rivierrombout binnen het plangebied is gering, maar kan niet geheel worden uitgesloten. Het voorkomen van overige beschermde soorten ongewervelden in het plangebied kan op grond van verspreidingsgegevens en aangetroffen habitats worden uitgesloten. Vissen De plas binnen het plangebied staat in directe verbinding met de Rijn. Uit de regio is het voorkomen van de beschermde kleine modderkruiper, grote modderkruiper, bittervoorn, rivierdonderpad en aal. Het plangebied biedt potentieel geschikt biotoop voor bittervoorn, kleine modderkruiper en aal (Ravon.nl). Aangezien de plas in het kader van dit onderzoek niet bevist is, kan hun aan- of afwezigheid niet hard gemaakt worden. Rivierdonderpadden hebben hun verblijfplaatsen in holtes tussen stenen. Het voorkomen van rivierdonderpad kan op grond van het ontbreken van stenig substraat worden uitgesloten. De aanwezige verharding aan de rand van de plas staat alleen in periodes met hoog water (winter) onder water. De grote modderkruiper komt voor in heldere sloten, met een schone baggerlaag. Veelal in watergangen die zich in een verlandingstadium bevinden. Hier schuilen de vissen zich tussen soorten als liesgras. Dit type habitat is in het plangebied niet

16

aanwezig. Het voorkomen van de grote modderkruiper kan op grond hiervan worden uitgesloten. Kleine modderkruipers komen voor in allerlei wateren met een schone zachte bodem. De soort is in grotere wateren vooral in de oeverzone aan te treffen. De soort heeft een voorkeur voor natuurlijk begroeide oevers. In de winter trekken veel kleine modderkruipers uit de zeer ondiepe delen naar diepere delen. Bittervoorns komen voor in schone wateren waarin zoetwatermosselen aanwezig zijn. Bittervoorns zijn voor de reproductie afhankelijk van zoetwatermosselen, waarin zij hun eieren in afzetten. Ook de bittervoorn is vooral in de oeverzone aan te treffen waar ze kunnen schuilen tussen waterplaten of helofyten als riet en liesgras. In de winter clusteren bittervoorns samen met andere vissen samen in diepe en beschutte delen van wateren. De aal of paling is een echte trekvis, die wateren als in het plangebied enkel als tijdelijk leefgebied gebruikt. Het plangebied heeft voor de aal of paling geen betekenis als vaste rust- of verblijfplaats. De vaste rusten verblijfplaatsen van vissen betreft de winterclustering van beschermde vissen en de voortplantingsgebieden. De voortplantingsgebieden liggen naar inschatting buiten de recreatieve zone, omdat hier veel verstoring plaatsvind door waterrecreatie. In de winter vind geen recreatie plaats op het water, waardoor van verstoring geen sprake kan zijn. Het voorkomen van andere soorten beschermde vissen kan op grond van verspreidingsgegevens (ravon.nl) en biotoopkenmerken worden uitgesloten. Amfibieën Uit de regio is het voorkomen van de strikt beschermde heikikker, rugstreeppad en kamsalamander bekend (ravon.nl). Deze soorten planten zich voort in visloze of visarme wateren. Hun leefgebied beperkt zich tot enkele honderden meters vanaf hun voortplantingswater. In het plangebied en de directe omgeving is geen geschikt voortplantingswater voor genoemde soorten aangetroffen. Het voorkomen van de rugstreeppad is uit de directe omgeving van het plangebied niet bekend (Ravon.nl). De rugstreeppad is echter een echte pionier die snel visloze wateren kan bevolken. Dit kunnen ook tijdelijke plassen in uiterwaarden zijn of plassen met regenwater op bouwterreinen. Het ontstaan van dit type voortplantingswateren als gevolg van de ingreep is echter uitgesloten. De kans op vestiging van de rugstreeppad gedurende de ingreep is uitgesloten. Buiten deze soorten kunnen in het plangebied wel algemeen voorkomende soorten amfibieën worden aangetroffen van tabel 1 van de Flora- en faunawet. Het betreft hier soorten als bruine kikker, bastaardkikker, kleine watersalamander en gewone pad.

17

Deze soorten stellen weinig eisen aan hun leefomgeving en kunnen in alle extensief beheerde delen worden aangetroffen. De soorten zullen op de intensief beheerde recreatieve delen slechts incidenteel kunnen worden aangetroffen. Reptielen Uit de omgeving van het plangebied is het voorkomen van de ringslang bekend (ravon.nl). Ringslangen leven echter vooral binnendijks langs wateren met structuurrijk begroeide oevers, vaak in extensief beheerde (natuur)gebieden. Het plangebied is als leefgebied voor de ringslang ongeschikt. Het recreatieterrein ligt buitendijks in de uiterwaarden, waar periodiek inundatie plaatsvind. Het voorkomen van deze soort kan op grond hiervan worden uitgesloten. Overige soorten reptielen komen in de directe van het plangebied niet voor. Het voorkomen hiervan kan worden uitgesloten. Grondgebonden zoogdieren Uit de directe omgeving van het plangebied is het voorkomen van de strikt beschermde bever en waterspitsmuis bekend (zoogdieratlas.nl). De bever leeft langs diepe wateren waarvan de oevers zijn begroeid met houtige vegetatie. Voor het bouwen van een burcht is de oever ongeschikt. De oever is op de meeste locaties spaarzaam begroeid met houtige vegetatie (foto 3.1). Daarbij wordt de plas intensief gebruikt door waterrecreatie. Mogelijk dat zwervende bevers incidenteel het plangebied aandoen.

18

Foto 3.1

Oevers met her en der houtige vegetatie.

De waterspitsmuis leeft in de oeverzone van heldere met waterplanten begroeide wateren. Het water van de recreatieplas is zeer diep en bevat weinig ondergedoken watervegetaties. Het voorkomen van de waterspitsmuis kan op grond hiervan worden uitgesloten. Het voorkomen van overige strikt(er) beschermde soorten grondgebonden zoogdieren kan op grond van verspreidingsgegevens worden uitgesloten. In het plangebied zijn tijdens het veldbezoek (sporen van) haas, mol en veldmuis aangetroffen. Deze soorten staan in Tabel 1 van de floraen faunawet. Naast deze algemeen voorkomende soorten kunnen in het plangebied ook wezel, hermelijn, konijn, egel en huisspitsmuis worden aangetroffen. Op de intensief beheerde recreatieve delen kunnen van deze soorten uit tabel 1 alleen mol, haas, konijn en egel aangetroffen worden. Voor haas, konijn en egel zijn de recreatieve delen onderdeel van het foerageergebied. Voor de mol zijn de recreatieve delen onderdeel van het leefgebied. In rustige periodes, met weinig recreatieve druk, zullen mollen hun gangenstelsel uitbreiden naar de kortgemaaide recreatieve gazons. Uit losse observaties in recreatieterreinen (o.a. nabijgelegen Eiland van Maurik, P. Boddeke) is bekend dat dit zijn slechts tijdelijke verblijfplaatsen zijn. Met de toename van de recreatieve drukte neemt ook de zichtbare mollenactiviteit sterk af in, de dieren wijken vermoedelijk uit naar rustiger delen van het terrein.

Vleermuizen Uiterwaarden en buitendijkse gebieden zijn vaak in trek bij foeragerende vleermuizen uit naburige verblijfplaatsen. Deze verblijfplaatsen kunnen worden aangetroffen in gebouwen of boomholtes. Geschikte verblijfplaatsen zijn in het plangebied niet aangetroffen. Het plangebied is geschikt als onderdeel van het foerageergebied voor vleermuizen uit de omgeving. In het plangebied kunnen gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis en watervleermuis worden verwacht (zoogdieratlas.nl). Het plangebied heeft geen functie als vaste vliegroute voor vleermuizen. 2

Vogels met jaarrond beschermde nestplaats In het plangebied zijn geen nesten aangetroffen van vogelsoorten waarvan het nest jaarrond bescherming geniet. Hiervoor zijn in het plangebied geen geschikte nestgelegenheden aanwezig. Het voorkomen van vogels met een jaarrond beschermde nestplaats kan op grond hiervan worden uitgesloten.

2

Op grond van door het ministerie van LNV verstrekte handreikingen worden nesten van de volgende soorten als jaarrond beschermde nestplaatsen beschouwd: boomvalk, buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, havik, huismus, kerkuil, oehoe, ooievaar, ransuil, roek, slechtvalk, sperwer, steenuil, wespendief, zwarte wouw.

19

In het plangebied kunnen wel broedvogels zonder jaarrond beschermde nestplaats worden aangetroffen. Deze nesten zijn alleen beschermd wanneer ze in gebruik zijn tijdens de broedperiode. In het extensief beheerde struweel gedeelte kunnen broedvogels als rietgors, tjiftjaf, fitis, grasmus, braamsluiper, zwartkop, tuinfluiter, heggenmus, merel, kneu, roodborsttapuit en wilde eend aangetroffen worden. Langs de ruigere oevers van de plas kunnen vogels als meerkoet, waterhoen, kuifeend en fuut tot broeden komen. De intensieve recreatieweides kunnen door scholeksters als foerageerterrein worden gebruikt. De delen met de knotwilgen zijn geschikt als broedgebied voor graspieper en wilde eend. In het ten westen en noorden van het plangebied gelegen weidedeel kunnen weidevogels scholekster, kievit en graspieper en broedvogels van ruigte verwacht worden. De poelen langs de dijk ten noorden van het plangebied vormen potentieel broedgebied voor moerasvogels en watervogels.

20

4 Effecten op beschermde flora en fauna 4.1

Algemeen voorkomende soorten Dit betreft alle soorten uit Tabel 1 van de Flora- en faunawet. Het gaat hier om soorten planten, amfibieën en grondgebonden zoogdieren. Voor deze soorten geldt een ontheffing in het kader van de ruimtelijke ordening. Met deze soorten hoeft bij de aanleg van recreatieve voorzieningen geen rekening gehouden te worden. Voor de activiteiten en evenementen geldt geen vrijstelling van verbodsbepalingen voor soorten uit tabel 1. De activiteiten en evenementen zullen plaatsvinden op de recreatieve gazons in het oostelijke deel van het plangebied. Alleen van de mol kunnen hier vaste rust en verblijfplaatsen aangetroffen worden in de vorm van gangenstelsels. De periode waarin de evenementen plaatsvinden ligt gelijk met de periode van hoge recreatieve druk. In deze periode wijken mollen uit naar de rustigere delen van het plangebied. Het houden van activiteiten en evenementen heeft daarom geen negatief effect op de vaste rusten verblijfplaatsen van de mol. Dit geldt eveneens voor overige soorten van tabel 1, hun leefgebied ligt buiten het terrein waarop de activiteiten en evenementen plaatsvinden.

4.2

Vissen De geplande activiteiten en ingrepen zorgen niet voor een verandering van het waterdeel van het recreatiegebied. Effecten op vis zijn uitgesloten.

4.3

Vleermuizen In het plangebied zijn geen geschikte verblijfplaatsen of vliegroutes aangetroffen. Het plangebied heeft naar inschatting een functie als foerageergebied voor vleermuizen uit de omgeving. De voorgenomen plannen hebben geen negatief effect op het foerageergebied van vleermuizen. De kwantiteit en kwaliteit van het foerageergebied blijven gelijk. Het voornemen voor het houden van evenementen op het recreatieterrein heeft eveneens geen negatief effect op het foerageergebied. Alle evenementen zijn rond zonsondergang afgelopen (zie bijlage 2). Het voornemen om het beheer op delen van het terrein te extensiveren heeft zeer waarschijnlijk een positief effect op het foerageergebied van vleermuizen. In extensief en natuurlijk beheerde gebieden zitten vaak meer prooidieren voor vleermuizen.

21

4.4

Broedvogels Enkele van de voorgenomen evenementen zijn gepland binnen het vogelbroedseizoen. De meeste huidige recreatieactiviteit vindt eveneens plaats in het broedseizoen, waarbij vergelijkbare aantallen mensen aanwezig kunnen zijn als bij de geplande nieuwe evenementen. Als locatie voor de evenementen is gekozen voor het oostelijke deel van het plangebied, dat in de huidige situatie het meest intensief gebruikt wordt en zeer weinig potenties heeft voor broedvogels. Alleen de noordelijke oeverstrook met wilgstruweel vormt potentieel geschikt broedgebied voor algemene, weinig verstoringsgevoelige soorten als winterkoning, merel, vink, wilde eend en heggemus. Op basis van het bovenstaande kunnen effecten op het broedsucces van vogels binnen en buiten het plangebied als gevolg van meeste geplande activiteiten worden uitgesloten. Geluidsevenementen en buitenbioscoop Het geluid en licht van (versterkte) geluidsevenementen en de buitenbioscoop betekend een heel ander type activiteit dan tot nu toe plaatsvindt binnen Gravenbol en omgeving De invloed van versterkt geluid en licht rijkt (afhankelijk van de daadwerkelijke sterkte) in vergelijking tot de gebruikelijke recreatieve activiteiten veel verder en kan zelfs tot ver buiten het plangebied zelf (zie tabel 4.3). Hierdoor kunnen ook broedvogels beïnvloed worden op grotere afstand, die normaal niet beïnvloed worden door activiteiten op Gravenbol. Tabel 4.3: Indicatieve praktijkgegevens geluidsniveau’s (dB(A) bij evenementen (Bron:decentrale.regelgeving.overheid.nl).

De evenementen zijn relatief kortdurend (deel van een dag tot een dag). Vogels zijn er niet aan gewend en kunnen er vanwege het incidentele karakter van de activiteiten ook niet goed aan wennen. Het kortdurende, incidentele karakter er zowel voor zorgen dat er géén wezenlijke verstoring plaatsvindt als dat juist wél gebeurd. De kennis over verstoringsgevoeligheid onder invloed van geluid (en licht) is beperkt. Deels heeft dat te maken met een gebrek aan daadwerkelijk uitgevoerd onderzoek, maar het ligt voor een belangrijk deel aan de complexheid van vogelverstoring. Krijgsveld et al., 2008 geeft een overzicht van (de tot dan toe) bekende studies. Daaruit zijn zowel gevallen bekend waarbij geluid en licht leidde tot verstoring als gevallen waarbij dit niet plaatsvond.

22

De effecten van licht en geluid op het broedsucces van vogels zijn afhankelijk van tal van factoren, zoals: -welke soorten (en soms zelfs welke populatie; een parkeend zal minder snel verstoord zijn dan een ‘natuureend’) zijn aanwezig. -in welk broedstadium verkeren de soorten ten tijde van de potentiele verstoring? -wat voor andere activiteiten vinden plaats in de omgeving? -wat is het huidig gebruik van de locatie. -welk type potentiele verstoring betreft het -wat is de intensiteit (hardheid, hoe vaak gebeurd het) en reikwijdte van de potentiele verstoring. -enz. Stichting WijkNogLeuker heeft besloten de geluidsevenementen en buitenbioscoop buiten het broedseizoen te houden. Hierdoor worden effecten op broedvogels voorkomen. Er worden geen effecten op broedvogels verwacht als gevolg van de aanwezigheid van de plaatselijke fanfare op de openingsdag op 13 april 2013. De fanfare speelt in vergelijking met een festival dusdanig kort dat geen wezenlijke verstoring zal optreden. Naar verwachting is het volume van de fanfare ook aanzienlijk lager dan dat van een versterkt festival, zodat het geluidsniveau op de locaties waar eventueel vogels broeden laag genoeg is dat het niet als verstorend ervaren wordt.

23

24

5 Conclusies en aanbevelingen 5.1

Conclusies De conclusies zijn opgesteld op basis van de huidige ter beschikking staande kennis en inschattingen van deskundigen. - De voorgenomen activiteiten en ingrepen hebben geen negatief effect op beschermde soorten. - Door de voorgenomen (versterkte) geluidsevenementen en buitenbioscoop buiten het broedseizoen te organiseren, wordt verstoring van broedvogels voorkomen. - De te organiseren evenementen zijn rond zonsondergang afgelopen en hebben dus geen negatief effect op het foerageergebied van vleermuizen.

25

6

Literatuur Boddeke, P.H.N., K.D. van Straalen, A. Gyimesi & D. Beuker., 2011. Monitoring effecten heiwerkzaamheden op broedvogels. Ecologische begeleiding in het kader van de Flora- en faunawet bij realisatie van de 380kV verbinding Zuidring. Rapportnr 11-126. Bureau Waardenburg, Culemborg. Krijgsveld, K.L., Smits, R.R. & J. van der Winden, 2008. Verstoringsgevoeligheid van vogels. Udate literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie. Rapportnummer 08-173. Bureau Waardenburg, Culemborg. Ministerie van I&M, 2012. Besluit van 28 augustus 2012, houdende wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en van het Besluit ruimtelijke ordening in verband met de toevoeging van enkele onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang, Stb 388 (2012). Ministerie van LNV, 2009. Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 augustus 2009, nr. 25344, houdende vaststelling van geactualiseerde Rode lijsten flora en fauna. Ministerie van LNV, 2005a. Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998. Ministerie van LNV, Den Haag. Ministerie van LNV, 2005b. Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten! Ministerie van LNV, Den Haag. Ministerie van LNV & IPO, 2007. Spelregels EHS. Ministerie van LNV/IPO, Den Haag. www.wetten.nl. omgevingsvergunning.vrom.nl/ www.vrom.nl/pagina.html?id=3410 (nota ruimte) Steunpunt Natura 2000 (2010). Leidraad bepaling significantie. Nadere uitleg van het begrip ‘significante gevolgen’ uit de Natuurbeschermingswet. versie 27 mei 2010. RegieBureau Natura 2000, Utrecht. Steunpunt Natura 2000 (2007). Toepassing begrippenkader Natuurbeschermingswet 1998. Intern werkdocument voor opstellers beheerplannen Natura 2000 en vergunningverleners Nb-wet. RegieBureau Natura 2000, Utrecht. Steunpunt Natura 2000 (2008). Aanvulling op ‘Toepassing begrippenkader Nb-wet ‘98’ • Bestaand gebruik • Externe Werking. Intern werkdocument voor opstellers beheerplannen Natura 2000 en vergunningverleners Nb-wet. RegieBureau Natura 2000, Utrecht.

26

27

Bijlage 1 1.1

Wettelijk kader

Inleiding In deze bijlage wordt in het kort beschreven wat de wettelijke kaders zijn voor opstellen van ecologische beoordelingen van ruimtelijke ingrepen en andere handelingen. In de natuurbeschermingswetgeving wordt een onderscheid gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland verankerd in de Flora- en faunawet (§1.2 van deze bijlage), de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998 (§1.3). Met deze wetten geeft Nederland invulling aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) heeft sinds 1 oktober 2010 de procedures bij ruimtelijke ingrepen ingrijpend gewijzigd (§ 1.4). Ook wordt kort ingegaan op de betekenis van Rode lijsten (§ 1.5) en de Ecologische Hoofdstructuur (§ 1.6) bij ecologische toetsingen.

1.2

Flora- en faunawet Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving, voor iedereen en in alle gevallen. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het ‘nee, tenzij’ principe. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn (zie kader). Verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet (verkort) Artikel 8:

Het plukken, verzamelen, afsnijden, vernielen, beschadigen, ontwortelen of op een andere manier van de groeiplaats verwijderen van beschermde planten.

Artikel 9:

Het doden, verwonden, vangen of bemachtigen of met het oog daarop opsporen van beschermde dieren.

Artikel 10: Het opzettelijk verontrusten van beschermde dieren. Artikel 11: Het beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen van beschermde dieren. Artikel 12: Het zoeken, beschadigen of uit het nest halen van eieren van beschermde dieren. Artikel 13: Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van beschermde planten en dieren.

Artikel 75 bepaalt dat vrijstellingen en ontheffingen van deze verbodsbepalingen kunnen worden verleend. Het toetsingskader hiervoor is vastgelegd in het Vrijstellingenbesluit. Er gelden verschillende regels voor verschillende categorieën werkzaamheden.

28

Er zijn vier beschermingsregimes corresponderend met vier groepen beschermde soorten (tabellen 1 t/m 3 en vogels). Tabel 1. De algemene beschermde soorten Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor ruimtelijke ingrepen en bestendig gebruik en beheer. Ontheffing ten behoeve van andere activiteiten kan worden verleend, mits de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is (‘lichte toetsing’). Tabel 2. De overige beschermde soorten Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting en van bestendig gebruik en beheer, als op basis van een door de minister van EL&I goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Anders is ontheffing noodzakelijk, na lichte toetsing. Tabel 3. De strikt beschermde soorten Dit zijn de planten- en diersoorten vermeld in Bijlage 1 van het Vrijstellingenbesluit of in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Uit recente jurisprudentie blijkt dat de regels voor 3 de Habitatrichtlijnsoorten nog strikter zijn Voor bestendig gebruik en beheer geldt voor de soorten van Bijlage 1 van het Vrijstellingenbesluit een vrijstelling, mits men werkt op basis van een door de minister van EL&I goedgekeurde gedragscode. Voor ruimtelijke ingrepen is altijd een ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Deze kan worden verleend na een uitgebreide toetsing (zie onder). Voor de soorten van Bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt hetzelfde regime, met één grote beperking. Ontheffing of vrijstelling kan niet worden verleend voor ruimtelijke ingrepen en bestendig beheer en gebruik, tenzij er (tevens) sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, of in het belang van het milieu, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van wilde flora en fauna. Voor deze groep soorten kan overigens geen vrijstellingen worden verleend voor artikel 10 (verontrusting). Vogels. Alle inheemse vogels zijn strikt beschermd. Ontheffing of vrijstelling kan alleen worden verkregen op grond van openbare veiligheid, volksgezondheid of bescherming van flora en fauna. De Vogelrichtlijn noemt zelfs ‘dwingende redenen van groot openbaar 4 belang’ niet als grond . Dat betekent dat in beginsel alle activiteiten die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van in gebruik zijnde nesten buiten het broedseizoen moeten worden uitgevoerd. Het ministerie heeft een lijst gemaakt van soorten die hun nest doorgaans het hele 5 jaar door of telkens opnieuw gebruiken. Deze nesten zijn jaarrond beschermd .

3

Zie uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, 21 januari 2009 zaaknr. 200802863/1 en 13 mei 2009 nr. 200802624/1), en Rechtbank Arnhem, 27 oktober 2009 zaaknr. AWB 07/1013. Zie tevens de brief van het ministerie van LNV d.d. 26 augustus 2009 onder kenmerk ffw2009.corr.046 en de Uitleg aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet. 4 Zie de vorige voetnoot. 5 Zie de Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingrepen, ministerie van LNV, augustus 2009.

29

De uitgebreide toetsing houdt in dat ontheffing alleen kan worden verleend als: 1. Er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort; 2. Er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is; 3. Er sprake is van een in de wet genoemde reden van openbaar belang; 4. Er zorgvuldig wordt gehandeld. Zorgvuldig handelen betekent het actief optreden om alle mogelijke schade aan een soort te voorkomen, zodanig dat geen wezenlijke negatieve invloed op de relevante populatie van de soort optreedt. In veel gevallen kan voorkomen worden dat een ontheffing nodig is, als mitigerende maatregelen er voor zorgen dat de functionele leefomgeving van dieren in tact blijft. Vooral voor soorten van Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en vogels is dit cruciaal (omdat er alleen ontheffing kan worden verkregen na zware toetsing).

1.3

Natuurbeschermingswet 19986 De Natuurbeschermingswet 1998 (kortweg: Nbwet) vormt de invulling van de gebiedsbescherming van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en heeft als doel het beschermen en instandhouden van bijzondere gebieden in Nederland. Aanwijzing van gebieden De Nbwet kent verschillende soorten beschermde gebieden. De belangrijkste zijn de Natura 2000-gebieden (oftewel Vogel- en Habitatrichtlijngebieden oftewel Speciale Beschermingszones) en de beschermde natuurmonumenten. De aanwijzingsbesluiten van deze gebieden bevatten een kaart en een toelichting, waarin de instandhoudingsdoelstellingen staan verwoord (zie www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/natuur). In de “oude” aanwijzingsbesluiten van Staats- en Beschermde natuurmonumenten worden de natuurwetenschappelijke waarde en het natuurschoon als grond voor de bescherming aangevoerd. Deze meer abstracte waarden blijven van kracht in de nieuwe Natura 2000-gebieden, voor zover zij voormalige Staats- of Beschermde natuurmonumenten omvatten. Deze waarden dienen bij toetsingen nader te worden geconcretiseerd. Natura 2000-gebieden Voor Natura 2000-gebieden dient een beheerplan te worden opgesteld. Daarin staat o.a. welke maatregelen nodig zijn om de natuurdoelen te halen en welk (bestaand en toekomstig) gebruik al dan niet vergunningplichtig is. Voor een groot aantal gebieden is een beheerplan in een ver gevorderd stadium van voorbereiding. Voor het uitvoeren van projecten en handelingen, die negatieve effecten kunnen hebben op Natura 2000-gebieden en die niet nodig zijn voor of verband houden met het beheer, is een vergunning nodig. Van negatieve effecten is sprake als, gelet op de instandhoudingsdoelen, een habitattype of leefgebied van soorten verslechtert of 6

Op 1 februari 2009 is een wetswijziging van de Nbwet van kracht geworden. Door de inwerkingtreding van de Crisis- en herstelwet is de Nbwet per 31 maart 2010 opnieuw gewijzigd. De wijzigingen zijn in deze paragraaf verwerkt.

30

soorten significant worden verstoord. Deze bescherming geldt alleen voor de habitattypen en soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Projecten en handelingen die de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied aantasten zijn in ieder geval vergunningplichtig. Bij een besluit om een plan (bijvoorbeeld bestemmingsplan, streekplan, waterhuishoudingsplan) vast te stellen, moet rekening worden gehouden met de effecten op Natura 2000-gebieden en met het beheerplan. Ook activiteiten buiten het Natura 2000-gebied kunnen vergunningplichtig zijn als die activiteiten negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen voor het gebied (kunnen) veroorzaken. Dit wordt de ‘externe werking’ van de bescherming genoemd. Bestaand gebruik Bestaand gebruik volgens de Nbwet is gebruik dat bestond op 1 oktober 2005 en sindsdien niet of niet in betekenende mate is gewijzigd. Voor de raad van State lijkt de vraag of het gebruik al bestond op het (eerste) moment van aanwijzen (als Vogelrichtlijngebied) of aanmelden (als Habitatrichtlijngebied) overigens relevanter. bestaand gebruik dat zeker geen significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied kan vergunningvrij worden voortgezet. Als significante effecten niet kunnen worden uitgesloten is een vergunning nodig, tenzij in het beheerplan anders is bepaald. in het beheerplan moeten dan maatregelen zij voorzien om de effecten te beperken of te niet te doen. Habitattoets Een vergunning ex art. 19d Nbwet kan pas worden afgegeven nadat een 7 ‘habitattoets ’ het bevoegd gezag de zekerheid heeft gegeven dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast. Deze is verwoord in art. 19d t/m 19j van de Nbwet. In de ‘oriëntatiefase’ – voorheen ook wel ‘voortoets’ genoemd – wordt onderzocht of een activiteit, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, mogelijk schadelijke gevolgen heeft voor een Natura 2000-gebied en zo ja of deze gevolgen significant kunnen zijn. De gevolgen moeten worden beoordeeld in samenhang met die van andere plannen en projecten (‘cumulatieve effecten’). Indien de oriëntatiefase uitwijst dat er geen effecten zijn, zijn er vanuit de Nbwet geen verdere verplichtingen of beperkingen voor de uitvoering van de activiteit. Wel kan het verstandig zijn om met het bevoegd gezag in overleg te treden, om te bezien of men zich in de conclusies van het uitgevoerde onderzoek kan vinden. Als er wel effecten (verslechtering van habitattype of leefgebied) zijn, maar die zijn zeker niet significant, dan kan het bevoegd gezag vragen om een nadere toetsing. In zo’n nadere toetsing worden de effecten gespecificeerd. Daarbij hoeft dan niet meer naar cumulatieve effecten te worden gekeken. Het bevoegd gezag beoordeelt of de effecten aanvaardbaar zijn of niet. Aan de vergunning kunnen beperkende voorwaarden (mitigatie en compensatie, zie onder) worden verbonden. Als er een kans is op significante effecten volgt een ‘passende beoordeling’. De passende beoordeling is veel uitgebreider. Op basis van de beste wetenschappelijke 7

De termen habitattoets en oriëntatiefase staan niet in de wet. De passende beoordeling wel.

31

kennis dienen de effecten op de habitats en soorten te worden ingeschat, rekening houdend met cumulatieve effecten. Als de passende beoordeling uitwijst dat aantasting van de natuurlijke kenmerken is uitgesloten, dan kan de vergunning worden verleend. Aantasting van de natuurlijke kenmerken is praktisch gesproken uitgesloten als er geen significante effecten zijn in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen. Als significante effecten niet kunnen worden uitgesloten, dan mag vergunning alleen worden verleend als er voldaan is aan alle drie onderstaande ADC-criteria: Er zijn geen geschikte Alternatieven. Er is sprake van Dwingende redenen van groot openbaar belang, waaronder redenen van sociale en economische aard. Er is voorzien in exacte en tijdige Compensatie. Als er sprake is van aantasting van een gebied dat is aangewezen ter bescherming van prioritair natuurlijk habitattype of een prioritaire soort, dient eerst door de minister van EL&I aan de Europese Commissie advies te worden gevraagd. Bovendien is het aantal redenen van groot openbaar belang beperkt. Cumulatieve effecten Volgens de Natuurbeschermingswet 1998 (art. 19d lid 1) is het – zonder vergunning – verboden om handelingen te verrichten die op zich zelf of “in combinatie met andere projecten of plannen significante effecten kunnen hebben”. In het onderzoek naar cumulatieve effecten, wordt het effect van het onderhavige plan of project in combinatie met andere ingrepen in beeld gebracht. De basis hiervoor is art. 6 van de Habitatrichtlijn, die van toepassing is op alle Natura 2000-gebieden. “Voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo'n gebied, wordt een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied.” Het werkdocument “Toepassing begrippenkader” (Ministerie van LNV, 2007) stelt voor om het begrip cumulatie als volgt te definiëren: “De effecten van de voorgestelde eigen activiteit op de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied in combinatie met de effecten van andere activiteiten en plannen”. Met andere woorden: in een studie naar de cumulatieve effecten dienen alle activiteiten (bestaand gebruik, nieuwe projecten) en plannen te worden betrokken, die op dezelfde instandhoudingsdoelstellingen negatieve effecten kunnen hebben als het eigen project. Het doet daarbij in beginsel niet ter zake of er een verband is tussen het eigen project en de andere activiteiten en plannen, of dat de effecten tijdelijk zijn of (naar verwachting) slechts beperkt van omvang zijn. Significantie Voor een invulling van het begrip significantie volgen wij de ‘Leidraad significantie’ van het Steunpunt/Regiebureau Natura 2000. Van significante effecten kan sprake zijn als

32

ten gevolge van menselijk handelen het verwezenlijken van de instandhoudingsdoelen sterk wordt bemoeilijkt of onmogelijk wordt gemaakt. Dat is in ieder geval zo, als het oppervlak van een habitattype of een leefgebied of de kwaliteit van habitattype of leefgebied of de omvang van een populatie lager wordt dan genoemd in de instandhoudingsdoelen in het aanwijzingsbesluit. Beschermde natuurmonumenten Het toetsingskader voor beschermde natuurmonumenten is vergelijkbaar, echter de procedure en de speelruimte van het bevoegd gezag wijken op enigszins af. De beoordeling is minder strikt en door het ontbreken van concrete instandhoudingsdoelen vaak ook minder eenduidig. Zorgplicht Artikel 19l legt aan iedereen een zorgplicht voor beschermde natuurgebieden op. Deze zorg houdt in ieder geval in dat ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat een handeling nadelige gevolgen heeft, verplicht is die handeling achterwege te laten of, als dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd, eventuele gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. De nadelige handelingen hebben betrekking op de instandhoudingsdoelen in het geval van een Natura 2000-gebied en op de wezenlijke kenmerken in het geval van een beschermd natuurmonument.

1.4

Wabo en omgevingsvergunning De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is op 1 oktober 2010 van kracht geworden. De Wabo voegt een groot aantal (circa 25) vergunningen, ontheffingen en andere toestemmingen samen tot één omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is nodig voor het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen, zoals sloop, bouw, aanleg en gebruik, als die een plaatsgebonden karakter hebben en dat van invloed kunnen zijn op de “fysieke leefomgeving”. Dit omvat alle fysieke waarden in de leefomgeving, zoals milieu, natuur, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Als hoofdregel kent de Wabo het bevoegd gezag toe aan B&W van de gemeente waar het project (in hoofdzaak) zal worden uitgevoerd. Voor projecten van provinciaal belang kunnen GS het bevoegd gezag zijn, voor projecten van nationaal belang een minister. De ontheffing Flora- en faunawet en de vergunning Natuurbeschermingswet 1998, die voor een ruimtelijke ingreep nodig kunnen zijn, kunnen worden “aangehaakt” bij de omgevingsvergunning. Dat wil zeggen dat bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning ook een toetsing aan Ffwet en/of Nbwet moet worden gevoegd. De aanvraag wordt dan aan het bevoegde gezag (Ffwet: ELI; Nbwet: GS of ELI) voorgelegd. Die zal dan toestemming geven in de vorm van een Verklaring van geen bedenkingen (Vvgb). De inhoudelijke toetsing zal niet veranderen.

33

Op aanvragen voor een omgevingsvergunning, die mede betrekking hebben op Floraen faunawet en/of Natuurbeschermingswet 1998 is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing. Overigens kan een ontheffing Ffwet of vergunning Nbwet ook los van de omgevingsvergunning worden aangevraagd. Dat dient dan wel te gebeuren vóórdat de omgevingsvergunning wordt aangevraagd.

1.5

Rode lijsten Rode lijsten zijn geen wettelijke instrumenten, maar zijn sturend voor beleid. Zij dienen om prioriteiten in middelen en maatregelen te kunnen bepalen. Bij het beoordelen van maatregelen en ingrepen kunnen de Rode lijsten echter wel een belangrijke rol spelen. Er zijn nu landelijke Rode lijsten vastgesteld voor paddestoelen, korstmossen, mossen, vaatplanten, platwormen, land- en zoetwaterweekdieren, bijen, dagvlinders, haften, kokerjuffers, libellen, sprinkhanen en krekels, steenvliegen, vissen, amfibieën, reptielen, zoogdieren en vogels (LNV 2009). Een aantal provincies heeft aanvullende provinciale Rode lijsten opgesteld. Van soorten op de Rode lijst moet worden aangenomen dat negatieve effecten van ingrepen de gunstige staat van instandhouding relatief gemakkelijk in gevaar brengen. Waar het beschermde soorten betreft zal er dus extra aandacht aan mitigatie en compensatie moeten worden besteed. Bij niet-beschermde soorten of soortgroepen kunnen op grond van de zorgplicht extra maatregelen worden gevergd. Bij een aantal soortgroepen gaat het echter om tientallen of honderden moeilijk vast te stellen soorten, waardoor de waarde voor praktische toepassingen vaak beperkt is.

1.6

De Ecologische Hoofdstructuur en Barro De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) heeft als doel om van de bestaande en nieuwe natuur een goed functionerend netwerk te maken. Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op ‘behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden’ van de EHS. Op plannen, projecten of handelingen binnen de EHS is het ’nee, tenzij’regime van toepassing. Vanaf 1 oktober 2012 is het nee, tenzij-regime vastgelegd in het Besluit algemene regelingen ruimtelijke ordening, kortweg Barro. Het Barro bepaalt dat provincies de (begrenzing van de) EHS moeten vastleggen in een provinciale verordening. In die verordening worden regels gesteld omtrent de inhoud van en de toelichting bij bestemmingsplannen in het belang van de realisatie, bescherming, instandhouding en verdere ontwikkeling van de beoogde natuurkwaliteit van de ecologische hoofdstructuur. De provincies moeten de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS vastleggen. De wezenlijke kenmerken en waarden zijn de huidige en potentiële waarden, gebaseerd op de natuurdoelen voor het gebied. De natuurdoelen worden vaak per perceel in natuurdoeltypen of beheertypen vastgelegd.

34

Het Barro bepaalt in art. 2.10.4 de voorwaarden waaronder plannen kunnen worden toegestaan, die (per saldo) leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of een significante vermindering van de oppervlakte of de samenhang van de EHS: er is sprake van een groot openbaar belang (waaronder in ieder geval worden gerekend: de veiligheid, de hoofdinfrastructuur, de drinkwatervoorziening, de plaatsing van installaties voor de opwekking van elektriciteit met behulp van windenergie of de plaatsing van installaties voor de winning, opslag of transport van aardgas), er zijn geen reële andere mogelijkheden, en de negatieve effecten worden waar mogelijk beperkt en de overblijvende effecten worden gecompenseerd. De begrenzing kan alleen worden gewijzigd voor zover op basis van een ecologische onderbouwing is vastgesteld dat: 1. de wijziging leidt tot een verbetering van de samenhang van de ecologische hoofdstructuur of tot een betere inpassing van de EHS in de planologische omgeving, en 2. ten minste de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen van de EHS in het desbetreffende gebied worden behouden; of 3. ten behoeve van een kleinschalige ontwikkeling voor zover: de aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden en van de samenhang van de EHS als gevolg van de ontwikkeling beperkt is; de voorgenomen wijziging leidt tot een kwalitatieve of kwantitatieve versterking van de ecologische hoofdstructuur in het desbetreffende gebied; de voorgenomen wijziging ertoe niet leidt dat de oppervlakte van de EHS afneemt; de voorgenomen wijziging zorgvuldig is onderbouwd, waarbij blijkend uit de bij het bestemmingsplan behorende toelichting in ieder geval alternatieven zijn afgewogen, en maatregelen worden genomen die een goede landschappelijke en natuurlijke inpassing borgen. In principe wordt de eventuele compensatieopgave buiten de ecologische hoofdstructuur gerealiseerd. De compensatieopgave hoeft niet in de nabijheid van de ingreep plaats te vinden en hoeft ook niet in hetzelfde natuurtype te worden uitgevoerd. Het gaat erom dat de positieve ecologische effecten van realisatie van de compensatieopgave op de ecologische hoofdstructuur (in natuurkwaliteit, oppervlakte of ruimtelijke samenhang) gelijkwaardig zijn aan de negatieve effecten van de ingreep in de ecologische hoofdstructuur. Realisatie van de compensatieopgave binnen de ecologische hoofdstructuur is mogelijk, bijvoorbeeld als dat kan leiden tot een versnelling van de realisatie van de ecologische hoofdstructuur. Voorwaarde daarbij is dat er door middel van een herbegrenzing tegelijkertijd voor wordt gezorgd dat de omvang van de ecologische hoofdstructuur niet afneemt.

35

Bijlage 2 Oorspronkelijke opdrachtformulering Gravenbol. !"#$%!&'$(!&#%&#")"&*++,&-%./$#0%*%!%1%!)%!&%!&2/$)%!2$+03++4&*%,4."")0)&)+)& 2/$)%!&5%)&2,+%#0%$'+%!6& 78&9:;<=><J<HEQ;<9&><MDCC9&K::?& ?GE=D<&D<&N<;<9&CC9&<<9&H:OCCHI&REBJR><9&N<>G9K?GEO&;HEE<MDCCD&GED&K<&;:HN<9K<&
-+./01&23&#()(%4%#.,)%$%+%#,) F A[@&=7I&K<=:9DC>?GEOD&K::?& MBJ::HOHCMM<9&=6>6D6&&9CDGG?& CH&^&2CH& F -HEQ>CC9&:P&P:9D:9& 26;6Y`&BC6& [@@&P
36

56&'&(%).&,6",&%) 09CBOLCN<9&X=:>E
#CC9&EM&9E
F

F

F

-
F F

UC9K
F

A7&:OD:>GM&9CC?& -?C;<92:H&N<>?CBJD6&-?::DMD<& CC9DCHH<9&H:PE:MB::P&=CH&D:
:9;
<;<9<=<9D&<9&K<& NM:HGGD& 9E
%?&REQ9&=:=<9D<GM&&9CC?&-?C;<92:H& ;H<=CDEE9KE9N&
& /ED&?HEQOD&KCD&-?C;<92:H&QCC?HEQOM&[c6@@@&>
37

Bureau Waardenburg bv Adviseurs voor ecologie & milieu Postbus 365, 4100 AJ Culemborg Telefoon 0345-512710, Fax 0345-519849 E-mail [email protected], www.buwa.nl

Bijlage 2: Gooyerdijk 27, Langbroek  1. Akoestisch onderzoek industrielawaai  2. Verkennend bodemonderzoek

Akoestisch onderzoek Expeditiebedrijf van Donselaar te Langbroek Ten behoeve van functiewijziging agrarisch naar wonen perceel aan de Gooijerdijk 27 te Langbroek

5 december 2012

Kenmerk R001-1212949RSA-rvb-V01-NL

Verantwoording Titel

Akoestisch onderzoek Expeditiebedrijf van Donselaar te Langbroek

Opdrachtgever

Groeneraedt ing. Robert Schram ing. Robert Schram

Projectleider Auteur(s) Projectnummer Aantal pagina's Datum Handtekening

1212949 18 (exclusief bijlagen) 5 december 2012 Ontbreekt in verband met digitale verwerking. Dit rapport is aantoonbaar vrijgegeven.

Colofon Tauw bv BU Industry Handelskade 11 Postbus 133 7400 AC Deventer Telefoon +31 57 06 99 91 1 Fax +31 57 06 99 66 6

Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendom. De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Tauw. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw hoge prioriteit. Tauw hanteert daartoe een managementsysteem dat is gecertificeerd dan wel geaccrediteerd volgens: -

NEN-EN-ISO 9001


3\18


4\18



Inhoud Verantwoording en colofon .......................................................................................................... 3 1

Inleiding.......................................................................................................................... 7

1.1 1.2

Aanleiding onderzoek...................................................................................................... 7 Opzet onderzoek ............................................................................................................. 7

2

Situatie beschrijving ..................................................................................................... 7

3

Uitgangspunten ............................................................................................................. 8

3.1 3.2 3.3

Gehanteerde onderzoeksgegevens ................................................................................ 8 Grenswaarden directe hinder Wet algemene bepalingen omgevingsrecht..................... 9 Bedrijfsomschrijving ........................................................................................................ 9

3.3.1 3.4

Bedrijfsmatige activiteiten................................................................................................ 9 Akoestisch representatieve bedrijfssituatie ................................................................... 11

4

Akoestische gegevens................................................................................................ 12

4.1 4.1.1

Overzicht van de geluidsbronnen .................................................................................. 12 Uitpandige installaties en activiteiten ............................................................................ 12

4.1.2 4.2

Mobiele geluidsbronnen ................................................................................................ 12 Gehanteerde rekenmethode ......................................................................................... 13

5

Resultaten en beschouwing....................................................................................... 14

5.1 5.2

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus ..................................................................... 14 Maximale geluidsniveaus .............................................................................................. 16

5.3

Beschouwing ................................................................................................................. 17

6

Conclusies ................................................................................................................... 17

Bijlage(n) 1 Figuren akoestisch rekenmodel 2 Invoergegevens akoestisch rekenmodel 3 Contourenplaatjes rekenresultaten 4

Rekenresultaten maximale geluidsniveaus op ontvangerpunten


5\18


6\18



1 Inleiding In opdracht van de heer E. Vaandrager heeft Tauw een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidssituatie van expeditiebedrijf ‘Exp. van Donselaar’ te Langbroek. Het onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van de gewenste functiewijziging van ‘agrarisch’ naar ‘wonen’ van een perceel aan de Gooijerdijk 27 te Langbroek. Het akoestisch onderzoek is beschreven in onderhavige rapportage.

1.1

Aanleiding onderzoek

De projectlocatie is, op basis van de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’, gelegen binnen de geluidhindercontour van het expeditiebedrijf. Door middel van het akoestisch onderzoek dient te worden aangetoond dat kan worden voldaan aan de van toepassing zijn de geluidsvoorschriften zodat de nieuwe woonbestemming geen knelpunt vormt de activiteiten van het expeditiebedrijf ‘Exp. van Donselaar’ (verder van Donselaar).

1.2

Opzet onderzoek

Het onderzoek is uitgevoerd op basis van een inventarisatie van bedrijfsgegevens van ‘van Donselaar’ en Tauw-expertise. De bedrijfsmatige activiteiten het bedrijf zijn door middel van een interview met een van de bedrijfsvoerders geïnventariseerd. Op basis van deze inventarisatie is door Tauw de akoestisch representatieve bedrijfsvoering opgesteld. Deze situatie is verwerkt in een akoestisch rekenmodel. Aan de hand van het rekenmodel is de geluidsbelasting van ‘van Donselaar’ op de planlocatie berekend. De rekenresultaten zijn beoordeeld op basis van de van toepassing zijnde geluidsvoorschriften. Ook heeft een beschouwing in het kader van een goede ruimtelijke ordening plaats gevonden ten aanzien van de mogelijke geluidhinder vanwege het bedrijf ter plaatse van de planlocatie.

2 Situatie beschrijving De projectlocatie, waarvan de bestemmingsfunctie dient te worden gewijzigd van agrarisch naar wonen, is gelegen aan de Gooijerdijk 27 in Langbroek. Het expeditiebedrijf ‘van Donselaar’ is gelegen aan de Doornseweg 105 in Langbroek. Rondom het bedrijfsterrein ligt een grondwal met een minimale hoogte van drie meter. De planlocatie is op een afstand van circa 80 meter ten noorden van de inrichting gelegen. In de onderstaande figuur is de ligging van de planlocatie ten opzichte van het expeditiebedrijf ‘van Donserlaar’ schematisch weergegeven.


7\18


Doornseweg

Gooijerdijk

Planlocatie Gooijersdijk 27

Bedrijfslocatie ‘Exp. van Donselaar’

Figuur 2.1 Schematische weergave ligging planlocatie en expeditiebedrijf van Donselaar (Noord boven)

3 Uitgangspunten 3.1

Gehanteerde onderzoeksgegevens

Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van de volgende onderzoeksgegevens: • • •

8\18

E-mail d.d. 27 september 2012 van de gemeente Wijk bij Duurstede aan GroeneRaedt ten aanzien van vergunningssituatie van ‘van Donselaar’ Standaard geluidsvoorschriften Activiteitenbesluit

•

Tekeningen: nummer 960123 A, d.d. 04-06-2005, behorende bij brief van burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede d.d. 25 november 2005 Digitale ondergrond onderzoekslocatie aangeleverd per e-mail d.d. 24 oktober 2012

• •

Resultaten (telefonisch) interview met de heer T. van Donselaar op 28 november 2012 Tauw-expertise



3.2

Grenswaarden directe hinder Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Expeditiebedrijf van Donselaar valt onder het Besluit Algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Dit betekent dat voor de toetsing van de geluidsbelasting aansluiting moet worden gemaakt bij de standaard grenswaarden van het artikel 2.17a van het Activiteitenbesluit. In figuur 3.1 zijn de relevante grenswaarden voor geluid uit het Activiteitenbesluit weergegeven.

Afdeling 2.8. Geluidhinder Artikel 2.17 1. Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat: a. de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden; Tabel 2.17a 07:00-19:00 uur 19:00-23:00 uur 23:00-07:00 uur LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

50 dB(A) 35 dB(A) 70 dB(A) 55 dB(A)

45 dB(A) 30 dB(A) 65 dB(A) 50 dB(A)

40 dB(A) 25 dB(A) 60 dB(A) 45 dB(A)

b. de in de periode tussen 07.00 en 19.00 uur in tabel 2.17a opgenomen maximale geluidsniveaus LAmax niet van toepassing zijn op laad- en losactiviteiten; Figuur 3.1 Relevante bepalingen geluid vanwege de inrichting uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer

3.3 3.3.1

Bedrijfsomschrijving Bedrijfsmatige activiteiten

De beschrijving van de bedrijfsmatige activiteiten is tot stand gekomen op basis van een interview met één van de bedrijfsleiders (telefonisch contact op woensdag 28 november) en informatie op de internetsite van ‘van Donselaar’.


9\18


Expeditie bedrijf van Donselaar is een familiebedrijf dat zich bezig houdt met het transport en de opslag van goederen. Het bedrijf verzorgt transporten voor diverse bedrijven in de bouwwereld en de agrarische sector met vrachtwagens die uitgerust zijn met een laadkraan. Daarnaast verzorgt het bedrijf de distributie van diverse goederen door geheel Nederland en België. Het wagenpark bestaat uit zeven vrachtwagens. Vijf vrachtwagens zijn voorzien van een laadklep en twee vrachtwagens zijn voorzien van een laad-loskraan. Van Donselaar biedt verschillende opslag mogelijkheden, zowel binnen in opslagloodsen als ook op het buitenterrein. Daarbij zijn ook mogelijkheden voor logistieke diensten aanwezig. Er zijn (elektrische) heftrucks aanwezig met een maximaal hefvermogen tot 2.500 kg. Het bedrijf beschikt over zeven werknemers die allen chauffeur zijn op de vrachtwagens. Op een werkdag vertrekken de vrachtwagens in de periode tussen 05.00 en 07.00 van het bedrijf. Tussen 17.00 en 18.30 komen de vrachtwagens terug op het bedrijf. Vijf van de zeven vrachtwagens gaan en komen iedere werkdag van en naar het bedrijf. Twee van de zeven vrachtwagens vertrekken op maandagochtend en komen in dezelfde werkweek op vrijdagmiddag terug naar het bedrijf. Met uitzondering van één werknemer komen alle werknemers lopend of met de fiets naar het bedrijf toe. Eén werknemer komt en gaat dagelijks per personenauto naar en van het bedrijf. De vrachtwagens worden aan het einde van de werkdag gereed gemaakt voor het vertrek van de volgende dag. Dit houdt in dat de vrachtwagens worden gelost en geladen vanuit de opslagloodsen. De vrachtwagens rijden met de achterzijde in de deuropening van de loods. Vervolgens worden de vrachtwagens met behulp van een elektrische heftruck geladen. Doorgaans rijden de heftrucks alleen binnen in de loods. In sommige gevallen wordt een vrachtwagen met de heftruck geladen op het buitenterrein voor de loodsen. Het laden en lossen van de vrachtwagens ter plaatse van de loodsen wordt uitgevoerd door de chauffeurs zelf. De relevante geluidsbronnen zijn: • Het vertrekken en arriveren van de vrachtwagens op het buitenterrein • Het manoeuvreren van vrachtwagens op het buitenterrein • •

10\18

Het arriveren van personenvoertuigen van personeel Het rijden met een elektrische heftruck op het buitenterrein in verband met het laden- en lossen op het buitenterrein



Niet aanwezig De loodsen zijn niet voorzien van mechanische ventilatievoorzieningen die een relevante bijdrage kunnen hebben op de geluidsemissie van het bedrijf. Vanuit de loodsen vindt er geen relevante geluidsafstraling naar de omgeving plaats. Het bedrijf beschikt niet over een eigen tankinstallatie of spuitinrichting voor het schoonmaken van de vrachtwagens. Dit vindt plaats bij externe bedrijven.

3.4

Akoestisch representatieve bedrijfssituatie

Voor de beoordeling van de geluidssituatie van een bedrijf dient conform de weten regelgeving te worden uitgegaan van de akoestisch representatieve bedrijfssituatie op een werkdag zoals deze zich meer dan twaalf dagen per jaar voordoet. Voor de representatieve werkdag wordt ervan uitgegaan dat alle zeven vrachtwagens voor de ochtend vertrekken en voor de avond terugkomen. De representatieve werkdag wordt hierbij verdeeld in drie etmaalperioden: Dagperiode 07.00 – 19.00 uur Avondperiode 19.00 – 23.00 uur Nachtperiode 23.00 – 07.00 uur Op basis van de beschrijving van de bedrijfsmatige activiteiten (paragraaf 3.2) zijn de uitgangspunten voor de akoestisch representatieve bedrijfssituatie bepaald: • In de nachtperiode (voor 07.00 uur) arriveert één personenauto op de bedrijfslocatie • In de nachtperiode (voor 07.00 uur) vertrekken er zeven vrachtwagens vanaf het • •

bedrijfsterrein In de dagperiode (voor 19.00 uur) arriveren er vijf vrachtwagens In de avondperiode (tussen 19.00 en 23.00 uur) arriveren er twee vrachtwagens

•

In de dagperiode (voor 19.00 uur) wordt één vrachtwagen gelost en/of geladen op het buitenterrein. Hiervoor wordt een elektrische heftruck gebruik, de heftruck is 1 uur in bedrijf op het buitenterrein

• •

In de avondperiode (tussen 19.00 en 23.00 uur) vertrek er één personenauto op de bedrijfslocatie Voor het manoeuvreren van de vrachtwagens op het buitenterrein wordt 1 minuut per

•

vrachtwagen per aankomst en per vertrek gehanteerd De maximale rijsnelheid van alle voertuigen op het buitenterrein bedraagt 30 km/uur


11\18


4 Akoestische gegevens 4.1

Overzicht van de geluidsbronnen

4.1.1

Uitpandige installaties en activiteiten

In tabel 4.1 zijn de uitpandige (stationaire) installaties en activiteiten inclusief bedrijfsduren samengevat.

Tabel 4.1 Stationaire geluidsbronnen

Bronnr.

Omschrijving

Bedrijfsduur per etmaalperiode [uren]

Bronvermogen (Lwr) [dB(A)]2)

Dagperiode

Avondperiode

Nachtperiode

(07.00-19.00)

(19.00-23.00)

(23.00-07.00)

1)

VRW

Vrachtwagen manoeuvreren

101

0,080

0,03

0,12

HT

Elektrische Heftruck op het

881)

1

-

-

buitenterrein 1)

Tauw-expertise / ervaringscijfer

2)

Ten behoeve van de maximale geluidsniveaus wordt rekening gehouden met een gemeten verhoging van het equivalente bronvermogen ter grootte van 10 dB(A)

-

Niet van toepassing

4.1.2

Mobiele geluidsbronnen

De mobiele geluidsbronnen betreffen rijdende en manoeuvrerende voertuigen. In tabel 4.2 zijn de mobiele bronnen samengevat. De gemiddelde rijsnelheid bedraagt 30 km/uur. Voor de manoeuvreertijd van de vrachtwagens is uitgegaan van 1 minuut per voertuig per aankomst en per vertrek. De bedrijfsduurcorrecties ('Cb [dB]') van de routes worden berekend door het rekenmodel aan de hand van het aantal puntbronnen, de snelheid waarmee gereden wordt en het 'aantal' verkeersbewegingen per periode. Het 'aantal puntbronnen' waarin de route wordt opgedeeld is afhankelijk van de lengte van de bron en de opgegeven' maximale afstand tussen de bronnen'. Het bronvermogen wordt toegepast over de puntbronnen.

12\18



De gehanteerde formule voor de berekening van de bedrijfsduurcorrectie is als volgt:

 l.n  Cb = 10 log   v.T .N  Met: l : routelengte (m) n : aantal verkeersbewegingen v : rijsnelheid (m/s) T : beoordelingsperiode (s) N : aantal puntbronnen, waarin de route is opgedeeld De rijroutes en manoeuvreerlocaties zijn weergegeven in bijlage 1.

Tabel 4.2 Mobiele bronnen met een overwegend vaste rijroute

Bronnr.

Omschrijving

Bronvermogen (Lwr) [dB(A)]2)

ZMV

Zware

Aantallen per etmaalperiode Dagperiode

Avondperiode

Nachtperiode

(07.00-19.00)

(19.00-23.00)

(23.00-07.00)

Heen

Terug

Heen

Terug

Heen

Terug

103

-

5

-

2

7

-

901)

-

-

-

1

1

-

1)

vrachtwagens LMV

Personenauto

1)

Tauw-expertise / ervaringscijfer, rekening houdend met de rijsnelheid

2)

Ten behoeve van de bepaling van de maximale geluidsniveaus wordt voor vrachtwagens en personenauto’s een rekening gehouden met een verhoging van het equivalente bronvermogen van respectievelijk 5 en 10 dB(A) ten gevolge van onder andere optrekken, ontluchten van remmen en dichtslaan van deuren

4.2

Gehanteerde rekenmethode

Door middel van een overdrachtsberekening zijn de optredende geluidsniveaus ter plaatse van de beoordelingspunten bepaald. De overdrachtsberekeningen zijn uitgevoerd overeenkomstig methode II.8 uit de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999”. Voor de modellering is gebruik gemaakt van het software pakket Geomilieu V.2.11 van dgmr.


13\18


Bij de berekening van de overdracht van geluid is uitgegaan van een afname van het geluidsniveau door geometrische uitbreiding, luchtabsorptie en bodemabsorptie. Tevens is rekening gehouden met reflecties en afscherming op het terrein van de inrichting en in de omgeving. Bepaling van de geluidsniveaus gedurende de dagperiode vindt plaats op een beoordelingshoogte van 1,5 meter (begane grond). Gedurende de avond en de nachtperiode vindt bepaling plaats op een beoordelingshoogte van 5,0 meter (verdieping). De geluidsniveaus worden invallend beschouwd. In bijlage 1 is de ligging van de objecten, de geluidsbronnen en de beoordelingspunten weergegeven. De invoergegevens van het rekenmodel zijn in bijlage 2 opgenomen.

5 Resultaten en beschouwing 5.1

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus

In figuur 5.1 is de ligging van de 50 dB(A)-etmaalwaarde contour van ‘van Donselaar’ ten opzichte van de projectlocatie aan de Gooijerdijk 27 weergegeven. In bijlage 3 zijn de figuren van de relevante geluidscontouren per etmaalperiode opgenomen.

14\18



Figuur 5.1 Ligging 50 dB(A)-etmaalwaarde contour ‘van Donselaar’ ten opzichte van planlocatie Gooijersdijk (Noord boven)

Figuur 5.1 toont aan dat de 50 dB(A)-etmaalwaarde contour van ‘van Donselaar’ ruim voor de planlocatie aan de Gooijerdijk 27 ligt. De afstand tussen de 50 dB(A)-etmaalwaarde contour en de planlocatie bedraagt circa 50 meter. In bijlage 3 is de spreiding van de geluidscontouren over de projectlocatie weergegeven. Ter plaatse van de planlocatie bedragen de optredende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus circa 40 dB(A)-etmaalwaarde. Dit niveau is dermate laag dat er geen geluidhinder als gevolg hiervan zal optreden binnen de projectlocatie. Het bedrijf vormt dan ook geen belemmering voor een goed woon- en leefklimaat binnen de projectlocatie.


15\18


5.2

Maximale geluidsniveaus

Maximale geluidsniveaus treden op als gevolg van het optrekken/ weg rijden van voertuigen, ontluchten van remmen, het dichtslaan van deuren en het klepperen van heftrucklepels. Voor het berekenen van de optredende maximale geluidsniveaus ter plaatse van de projectlocatie zijn vier ontvangerpunten geplaatst in het rekenmodel. Het eerste ontvangerpunt (MP1) ligt op de zuidelijke grens van de projectlocatie op kortste afstand tot ‘van Donselaar’. Het tweede ontvangerpunt (MP2) ligt op de gevel van het meest zuidelijke bestaande gebouw op het perceel. Daarnaast zijn er nog twee ontvangerpunten op respectievelijk 15 meter en 30 meter afstand van de zuidelijke terreingrens gepositioneerd binnen de projectlocatie. De locatie van de ontvangerpunten is weergegeven in bijlage 1. De beoordelingshoogte bedraagt 5 meter (representatief voor de 2e verdiepingsvloer van een woning). In tabel 5.1 zijn de berekende maximale geluidsniveaus voor de representatieve bedrijfssituatie op de beoordelingspunten samengevat.

Tabel 5.1 Berekende maximale geluidsniveaus voor de representatieve bedrijfssituatie

Maximale geluidsniveaus (LAmax) [dB(A)]

Beoordelingspunt

MP1 op de zuidelijke grens

Dagperiode

Avondperiode

Nachtperiode

(07.00-19.00)

(19.00-23.00)

(23.00-07.00)

Berekend

Toetsing

Berekend

Toetsing

Berekend

Toetsing

60

70

60

65

60

60

planlocatie Gooijerdijk 27

Ter plaatse van het beoordelingspunt MP1 op de zuidelijke grens van de projectlocatie wordt voldaan aan de grenswaarden voor de maximale geluidsniveaus. Dit houdt in dat binnen de gehele projectlocatie wordt voldaan aan de grenswaarden voor de maximale geluidsniveaus. Omdat binnen de projectlocatie wordt voldaan aan de standaardgrenswaarden en omdat de piekgeluiden kortstondig optreden is een goed woon- en leefklimaat ook vanuit dit oogpunt gewaarborgd.

16\18



5.3

Beschouwing

De resultaten van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en de maximale geluidsniveaus voldoen aan de standaard voorschriften uit het Activiteitenbesluit. Dit betekent dat functiewijziging van agrarisch naar wonen op het perceel op het perceel aan de Gooijerdijk 27 geen knelpunt vormt ten aanzien van de geluidsvoorschriften voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus voor de milieuvergunning van ‘van Donselaar’. Ook bij realisatie van een nieuwe woonfunctie op het perceel blijft ‘van Donselaar’ voldoen aan de vigerende geluidsvoorschriften. Een punt van aandacht voor ‘Van Donselaar’ is dat, met de functiewijziging naar wonen, het mogelijk wordt gemaakt om op kortere afstand van het bedrijf een nieuwe woning te realiseren. Bij een toekomstige ontwikkeling of uitbreiding van het bedrijf zal, in de richting van de Gooijerdijk 27, op kortere afstand van het bedrijf dienen te worden getoetst aan de grenswaarden voor geluid dan in de huidige situatie het geval is. Dit kan een belemmering zijn voor toekomstige ontwikkelingen van het bedrijf.

6 Conclusies In opdracht van de heer E. Vaandrager heeft Tauw een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidssituatie van expeditiebedrijf ‘Exp. van Donselaar’ te Langbroek. Het onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van de gewenste functiewijziging van ‘agrarisch’ naar ‘wonen’ van een perceel aan de Gooijerdijk 27 te Langbroek. Op basis van de resultaten van het akoestisch onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken: • Ter plaatse van de projectlocatie voldoen de resultaten van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en de maximale geluidsniveaus aan de standaard voorschriften uit het •

Activiteitenbesluit Op basis van de berekende geluidsniveaus ter plaatse van de projectlocatie wordt geen geluidshinder verwacht als gevolg van ‘Van Donselaar’. Een goed woon- en leefklimaat ten

•

aanzien van het aspect van geluid als gevolg van ‘Van Donselaar’ is dan ook gewaarborgd De realisatie van een nieuwe woonfunctie op kortere afstand van ‘Van Donselaar’ kan belemmerend zijn voor de mogelijke toekomstige ontwikkeling en/of uitbreiding van het bedrijf


17\18


18\18


Bijlage

1

Figuren akoestisch rekenmodel

Directe hinder

Tauw bv

bodemgebieden Bodemgebied

0m

60 m schaal = 1 : 1470

448100

448000

447900

447800

151600 Industrielawaai - IL, [versie van Van Donselaar - Directe hinder] , Geomilieu V2.11

151700

Directe hinder

Tauw bv

gebouwen en hoogtelijnen (grondwal) Bodemgebied Gebouw Hoogtelijn

0m

60 m

448100 schaal = 1 : 1470

448000

447900

447800


151700

Directe hinder

Tauw bv

ligging rekengrid Bodemgebied Gebouw Grid Gridpunt Hoogtelijn Hulpvlak Toetspunt

448100

0m

60 m schaal = 1 : 1470

448000

447900

447800


151700

Directe hinder

Tauw bv

ligging van geluidsbronnen Bodemgebied Detail puntbron Gebouw Hoogtelijn Hulpvlak Mobiele bron Puntbron Toetspunt

0m

20 m

447950 schaal = 1 : 645

LM V 447900

ZM

V

HT VRW

447850


151650

LAmax

Tauw bv

Ligging beoordelingspunten tbv berekening maximale geluidsniveaus Bodemgebied Detail puntbron Gebouw Hoogtelijn Hulplijn Hulpvlak Mobiele bron Puntbron Toetspunt

0m

40 m schaal = 1 : 996

448000

29

MP1

LM V 447900

ZM

V

HT VRW

151600 Industrielawaai - IL, [versie van Van Donselaar - LAmax] , Geomilieu V2.11

151700

Bijlage

2

Invoergegevens akoestisch rekenmodel

van Donselaar 1212949 Model: Groep:

Tauw bv

Directe hinder versie van Van Donselaar - Van Donselaar (hoofdgroep) Lijst van Bodemgebieden, voor rekenmethode Industrielawaai - IL

Naam B

Omschr. Bodem

B W W

bodem Woning Woning

Bf 0,00 0,00 0,00 0,50 0,50

W W W W W

Woning Woning Woning Woning Woning

0,50 0,50 0,50 0,50 0,50

W W W W W


0,50 0,50 0,50 0,50 0,50

W G G G G

woning Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw

0,50 0,50 0,50 0,50 0,50

G G G G G

Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw

0,50 0,50 0,50 0,50 0,50

G G

Gebouw Gebouw

0,50 0,50

Geomilieu V2.11

4-12-2012 16:12:42


Tauw bv

Directe hinder versie van Van Donselaar - Van Donselaar (hoofdgroep) Lijst van Gebouwen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL

Naam W W W W W

Omschr. Woning Woning Woning Woning Woning

Hoogte 8,00 8,00 8,00 8,00 8,00

Maaiveld 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00

Hdef. Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief

0 0 0 0 0

Cp dB dB dB dB dB

Refl. 31 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

Refl. 63 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

Refl. 125 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

Refl. 250 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

Refl. 500 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

Refl. 1k 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

Refl. 2k 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

Refl. 4k 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

Refl. 8k 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

W W W W W


8,00 8,00 8,00 8,00 8,00

0,00 0,00 0,00 0,00 0,00

Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief

0 0 0 0 0

dB dB dB dB dB

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

W W W G G

Woning Woning woning Gebouw Gebouw

8,00 8,00 8,00 8,00 8,00

0,00 0,00 0,00 0,00 0,00


0 0 0 0 0

dB dB dB dB dB

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

G G G G G

Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw

8,00 8,00 8,00 8,00 8,00

0,00 0,00 0,00 0,00 0,00


0 0 0 0 0

dB dB dB dB dB

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

G G G G g

Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw gebouw

8,00 8,00 8,00 8,00 8,00

0,00 0,00 0,00 0,00 0,00


0 0 0 0 0

dB dB dB dB dB

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

0,80 0,80 0,80 0,80 0,80

Geomilieu V2.11

4-12-2012 16:12:42


Naam G1

Tauw bv

Directe hinder versie van Van Donselaar - Van Donselaar (hoofdgroep) Lijst van Grids, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Omschr. Grid

Hoogte 5,00

Geomilieu V2.11

Maaiveld 0,00

DeltaX 10

DeltaY 5

4-12-2012 16:12:42


Naam H H H

Directe hinder versie van Van Donselaar - Van Donselaar (hoofdgroep) Lijst van Hoogtelijnen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Omschr. hoogtelijn hoogtelijn (Rechts) hoogtelijn (Rechts)

ISO H 0,00 0,00 3,00 0,00 0,00

hoogtelijn (Rechts) hoogtelijn hoogtelijn (Rechts)

3,00 0,00 0,00

1 H H H

Tauw bv

Geomilieu V2.11

4-12-2012 16:12:42


Naam ZMV LMV

Tauw bv

Directe hinder versie van Van Donselaar - Van Donselaar (hoofdgroep) Lijst van Mobiele bron, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Omschr. vrachtwagen t/m 20 km/uur personenauto 30 km/uur

Geomilieu V2.11

ISO H 0,75 0,75

ISO M 0,00 0,00

Hdef. Relatief Relatief

Aantal(D) 5 1

Aantal(A) 2 --

Aantal(N) 7 1

Cb(D) 38,58 45,89

Cb(A) 37,79 --

Cb(N) 35,36 44,13

Gem.snelheid 30 30

Max.afst. 10,00 10,00

Lw 31 60,00 60,00

Lw 63 81,00 79,00

Lw 125 89,00 76,00

4-12-2012 16:12:42


Naam ZMV LMV

Tauw bv

Directe hinder versie van Van Donselaar - Van Donselaar (hoofdgroep) Lijst van Mobiele bron, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Lw 250 91,00 77,00

Lw 500 96,00 78,00

Geomilieu V2.11

Lw 1k 99,00 80,00

Lw 2k 96,00 86,00

Lw 4k 92,00 83,00

Lw 8k 83,00 78,00

Red 31 0,00 0,00

Red 63 0,00 0,00

Red 125 0,00 0,00

Red 250 0,00 0,00

Red 500 0,00 0,00

Red 1k 0,00 0,00

Red 2k 0,00 0,00

Red 4k 0,00 0,00

Red 8k 0,00 0,00

4-12-2012 16:12:42


Naam HT VRW

Tauw bv

Directe hinder versie van Van Donselaar - Van Donselaar (hoofdgroep) Lijst van Puntbronnen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Omschr. gemiddelde heftruck elektrisch vrachtwagen manoeuvreren

Geomilieu V2.11

Hoogte 1,50 1,00

Maaiveld 0,00 0,00


Type Normale puntbron Normale puntbron

Richt. 0,00 0,00

Hoek 360,00 360,00

Cb(D) 10,79 21,76

Cb(A) -21,25

Cb(N) -18,24

GeenRefl. Nee Nee

GeenDemping Nee Nee

GeenProces Nee Nee

Lw 31 45,20 60,80

4-12-2012 16:12:42


Naam HT VRW

Tauw bv

Directe hinder versie van Van Donselaar - Van Donselaar (hoofdgroep) Lijst van Puntbronnen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Lw 63 61,00 78,20

Lw 125 69,90 86,20

Geomilieu V2.11

Lw 250 75,00 88,40

Lw 500 80,50 93,50

Lw 1k 83,30 96,60

Lw 2k 83,30 94,90

Lw 4k 77,50 90,70

Lw 8k 68,10 81,10

Red 31 0,00 0,00

Red 63 0,00 0,00

Red 125 0,00 0,00

Red 250 0,00 0,00

Red 500 0,00 0,00

Red 1k 0,00 0,00

Red 2k 0,00 0,00

Red 4k 0,00 0,00

Red 8k 0,00 0,00

4-12-2012 16:12:42

Omschr. gemiddelde heftruck elektrisch vrachtwagen manoeuvreren

Hoogte 1,50 1,00

Maaiveld 0,00 0,00


Type Normale puntbron Normale puntbron

LAmax versie van Van Donselaar - Van Donselaar (hoofdgroep) Lijst van Puntbronnen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL


Naam HT VRW

Geomilieu V2.11

Richt. 0,00 0,00

Hoek 360,00 360,00

Cb(D) 10,79 21,76

Tauw bv

Cb(A) -21,25

4-12-2012 16:13:20

Cb(N) -18,24

GeenRefl. Nee Nee

GeenDemping Nee Nee

GeenProces Nee Nee

Lw 31 45,20 60,80

Lw 63 61,00 78,20

Lw 125 69,90 86,20



Naam HT VRW

Geomilieu V2.11

Lw 250 75,00 88,40

Lw 500 80,50 93,50

Lw 1k 83,30 96,60

Lw 2k 83,30 94,90

Tauw bv

4-12-2012 16:13:20

Lw 4k 77,50 90,70

Lw 8k 68,10 81,10

Red 31 -10,00 -10,00

Red 63 -10,00 -10,00

Red 125 -10,00 -10,00

Red 250 -10,00 -10,00

Red 500 -10,00 -10,00



Naam HT VRW

Geomilieu V2.11

Red 1k -10,00 -10,00

Red 2k -10,00 -10,00

Red 4k -10,00 -10,00

Red 8k -10,00 -10,00

Tauw bv

4-12-2012 16:13:20

Omschr. vrachtwagen 30 km/uur personenauto 30 km/uur

ISO H 0,75 0,75

ISO M 0,00 0,00


Aantal(D) 5 1

LAmax versie van Van Donselaar - Van Donselaar (hoofdgroep) Lijst van Mobiele bron, voor rekenmethode Industrielawaai - IL


Naam ZMV LMV

Geomilieu V2.11

Aantal(A) 2 --

Aantal(N) 7 1

Cb(D) 38,58 45,89

Cb(A) 37,79 --

Tauw bv

Cb(N) 35,36 44,13

4-12-2012 16:13:20

Gem.snelheid 30 30

Max.afst. 10,00 10,00

Lw 31 60,00 60,00

Lw 63 81,00 79,00

Lw 125 89,00 76,00

Lw 250 91,00 77,00

Lw 500 96,00 78,00



Naam ZMV LMV

Geomilieu V2.11

Lw 1k 99,00 80,00

Lw 2k 96,00 86,00

Lw 4k 92,00 83,00

Lw 8k 83,00 78,00

Tauw bv

Red 31 -5,00 -10,00

4-12-2012 16:13:20

Red 63 -5,00 -10,00

Red 125 -5,00 -10,00

Red 250 -5,00 -10,00

Red 500 -5,00 -10,00

Red 1k -5,00 -10,00

Red 2k -5,00 -10,00

Red 4k -5,00 -10,00

Red 8k -5,00 -10,00



Naam ZMV LMV

Geomilieu V2.11

Tauw bv

4-12-2012 16:13:20

Omschr. Zuidelijke grens projectlocatie

Maaiveld 0,00

Hdef. Relatief

Hoogte A 5,00

LAmax versie van Van Donselaar - Van Donselaar (hoofdgroep) Lijst van Rekenpunten, voor rekenmethode Industrielawaai - IL


Naam MP1

Geomilieu V2.11

Hoogte B --

Hoogte C --

Hoogte D --

Hoogte E --

Tauw bv

Hoogte F --

4-12-2012 16:13:20

Gevel Ja

LAmax versie van Van Donselaar - Van Donselaar (hoofdgroep) Lijst van Rekenpunten, voor rekenmethode Industrielawaai - IL


Naam MP1

Geomilieu V2.11

Tauw bv

4-12-2012 16:13:20

Bijlage

3

Contourenplaatjes rekenresultaten

Directe hinder alle contouren

Tauw bv

dagperiode periode:

Dagperiode 0 - 40 dB(A) 40 - 45 dB(A) 45 - 50 dB(A) 50 - 55 dB(A) 55 - 60 dB(A) 60 - 95 dB(A) 95 - 99 dB(A)

0m

40 m schaal = 1 : 977

448000

45

LM V

40

45

447900

40

ZM V 40 45

HT

50 40

VRW

55 45 55

40

151600 Industrielawaai - IL, [versie van Van Donselaar - Directe hinder alle contouren] , Geomilieu V2.11

50

45

40

151700


Tauw bv

Avondperiode periode:

Avondperiode 0 - 40 dB(A) 40 - 45 dB(A) 45 - 50 dB(A) 50 - 55 dB(A) 55 - 60 dB(A) 60 - 95 dB(A) 95 - 99 dB(A)

0m

40 m

448000 schaal = 1 : 924

45

LM V

40 45

447900

40

ZM V 40

HT 40

VRW

45 50 55

40


45

40

151700


Tauw bv

Nachtperiode periode:

Nachtperiode 0 - 40 dB(A) 40 - 45 dB(A) 45 - 50 dB(A) 50 - 55 dB(A) 55 - 60 dB(A) 60 - 95 dB(A) 95 - 99 dB(A)

0m

40 m schaal = 1 : 977

448000

45 40

40

LM V 447900

40

ZM V

45 40 45

40

HT

50

VRW

40

60 55

40

45 50

40


151700


Tauw bv

Etmaalwaarde

Bodemgebied Detail puntbron Gebouw Grid Hoogtelijn Hulpvlak 448100

Mobiele bron Puntbron periode:

Etmaalwaarde 0 - 40 dB(A) 40 - 45 dB(A) 45 - 50 dB(A) 50 - 55 dB(A) 55 - 60 dB(A) 60 - 95 dB(A) 95 - 99 dB(A)

0m

50 m schaal = 1 : 1203

448000 29

40

40

40 45 45 40 50 45

40 55

LM VZ

45

40

MV

50

55

447900

45

45 50 40 60

HT

VRW

50

45 50

55

40

60

45 40


151700

Bijlage

4

Rekenresultaten maximale geluidsniveaus op ontvangerpunten

van Donselaar 1212949 Rapport: Model:

Tauw bv

Groep:

Resultatentabel LAmax LAmax totaalresultaten voor toetspunten (hoofdgroep)

Naam Toetspunt MP1_A

Omschrijving Zuidelijke grens projectlocatie

Hoogte 5,00

Dag 60,5

Avond 60,5

Nacht 60,5

Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen

Geomilieu V2.11

4-12-2012 16:19:35

van Donselaar 1212949 Rapport: Model: LAmax bij Bron voor toetspunt: Groep: Naam Bron MP1_A VRW ZMV LMV HT LAmax

Tauw bv Resultatentabel LAmax MP1_A - Zuidelijke grens projectlocatie (hoofdgroep)

Omschrijving Zuidelijke grens projectlocatie vrachtwagen manoeuvreren vrachtwagen 30 km/uur personenauto 30 km/uur gemiddelde heftruck elektrisch (hoofdgroep)

Hoogte 5,00 1,00 0,75 0,75 1,50

Dag 60,5 60,5 55,0 43,9 43,5 60,5

Avond 60,5 60,5 55,0 --60,5

Nacht 60,5 60,5 55,0 43,9 -60,5

Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen

Geomilieu V2.11

4-12-2012 16:19:59

Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv Postbus 74 7140 AB Groenlo TEL. 0544-474040

Den Sliem 93 7141 JG Groenlo FAX. 0544-474049

Verkennend bodemonderzoek Gooyerdijk 27 te Langbroek

Opdrachtgever Contactpersoon Adres Postcode & plaats

: : : :

Rapportnummer

: MT.13289

Groenlo, 4 november 2013

SAB Arnhem Mevr. I. Buitenhuis Postbus 479 6800 AL Arnhem

Opgesteld:

Paraaf:

N. Looman Geautoriseerd:

Paraaf:

F.H. Broekhuijsen

Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem gebruikt worden voor het doel waarvoor het is vervaardigd. De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Milieutechniek Rouwmaat Groenlo b.v.

INHOUDSOPGAVE 1

INLEIDING ----------------------------------------------------------------------------------------------------- 3

2

VOORINFORMATIE ---------------------------------------------------------------------------------------- 4 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5

3

LOCATIESPECIFIEKE INFORMATIE ------------------------------------------------------------------------------------------- 4 OMGEVINGSGEGEVENS ------------------------------------------------------------------------------------------------------ 5 GEOHYDROLOGISCHE GEGEVENS ------------------------------------------------------------------------------------------ 5 VOORGAANDE BODEMONDERZOEKEN-------------------------------------------------------------------------------------- 5 AFBAKENING LOCATIE VOOR BODEMONDERZOEK ------------------------------------------------------------------------ 5

VERWACHTINGSPATROON ---------------------------------------------------------------------------- 6 3.1 3.2

4

BODEMONDERZOEK ---------------------------------------------------------------------------------------------------------- 6 ASBEST ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 6

ONDERZOEKSOPZET ------------------------------------------------------------------------------------- 7 4.1 4.2

5

ALGEMEEN--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 7 BOOR- EN ANALYSEFREQUENTIE ------------------------------------------------------------------------------------------- 7

RESULTATEN ------------------------------------------------------------------------------------------------ 8 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8

6

TOETSINGSKADER ------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 8 VERRICHTE WERKZAAMHEDEN ---------------------------------------------------------------------------------------------- 8 LOCALE BODEMOPBOUW ---------------------------------------------------------------------------------------------------- 8 ZINTUIGLIJKE WAARGENOMEN BIJZONDERHEDEN ------------------------------------------------------------------------ 8 METINGEN WATERMONSTERNAME------------------------------------------------------------------------------------------ 9 SAMENSTELLING (MENG)MONSTERS EN CHEMISCHE ANALYSES-------------------------------------------------------- 9 ANALYSERESULTATEN ------------------------------------------------------------------------------------------------------- 9 INTERPRETATIE ANALYSERESULTATEN----------------------------------------------------------------------------------- 12

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN --------------------------------------------------------------- 13 6.1 6.2 6.3 6.4

BIJLAGEN BIJLAGE 1a BIJLAGE 1b BIJLAGE 1c BIJLAGE 2 BIJLAGE 3 BIJLAGE 4 BIJLAGE 5 BIJLAGE 6 BIJLAGE 7 BIJLAGE 8 BIJLAGE 9

ALGEMEEN------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 13 VERWACHTINGSPATROON ------------------------------------------------------------------------------------------------- 13 RESULTATEN ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 13 SLOTCONCLUSIE EN AANBEVELINGEN------------------------------------------------------------------------------------ 13

Topografische kaart Kadastrale kaart met gegevens Situatietekening met monsternamepunten Boorbeschrijvingen Analysecertificaten grond Analysecertificaten grondwater Toetsingstabellen Projectfoto's Onafhankelijkheidsverklaring Toegepaste normen Historisch onderzoek gemeente

Rapportnummer: MT.13289

pagina 2 van 13

1

INLEIDING

In opdracht van SAB Arnhem heeft Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv op 8 en 28 oktober 2013 een verkennend bodemonderzoek verricht ter plaatse van het perceel aan de Gooyerdijk 27 te Langbroek (gemeente Wijk bij Duurstede). De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van circa 3.000 m2. In bijlage 1 zijn de topografische en de kadastrale kaart met de ligging en het overzicht van de locatie opgenomen. Aanleiding voor het bodemonderzoek is een bestemmingsplanwijziging. Doel van dit onderzoek is om de algemene bodemkwaliteit te bepalen ter plaatse van de onderzoekslocatie, waarmee bekeken kan worden in hoeverre deze bodemkwaliteit een belemmering kan vormen voor het beoogde gebruik en/of de voorgenomen ontwikkelingen. Het bodemonderzoek is uitgevoerd conform de Nederlandse Norm 5740 (NEN 5740). Het vooronderzoek, dat parallel loopt aan deze norm, is uitgevoerd conform de Nederlandse Norm 5725 (NEN 5725). De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd door Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv conform de beoordelingsrichtlijn BRL-SIKB 2000, veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek. Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv is gecertificeerd en erkend voor het uitvoeren van milieuhygiënisch bodemonderzoek conform deze beoordelingsrichtlijn. Het toepassingsgebied van dit certificaat betreft de BRL-SIKB protocollen 2001, 2002 en 2018. De gronden/of grondwateranalyses zijn uitgevoerd door een RVA-gecertificeerd en door de overheid erkend laboratorium. Tussen Milieutechniek Rouwmaat Groenlo b.v. en de opdrachtgever is geen sprake van een relatie, die de onafhankelijkheid en de integriteit van Milieutechniek Rouwmaat Groenlo b.v. zou beïnvloeden en/of haar werkzaamheden zou kunnen belemmeren. De onafhankelijkheidsverklaring van het uitgevoerde veldwerk is op genomen in bijlage 7. In het voorliggende rapport wordt verslag gedaan van het uitgevoerde bodemonderzoek. In hoofdstuk 2 is de locatie beschreven. Aan de hand van deze gegevens is in hoofdstuk 3 het verwachtingspatroon gedefinieerd omtrent de verontreinigingssituatie. Hoofdstuk 4 behandelt de onderzoeksopzet, terwijl in hoofdstuk 5 de veldwaarnemingen en de analyseresultaten kort samengevat zijn weergegeven. Ten slotte zijn in hoofdstuk 6 de conclusies en aanbevelingen gedefinieerd.


pagina 3 van 13

2

VOORINFORMATIE

Voor aanvang van het bodemonderzoek zijn de (historische) gegevens, die relevant zijn voor het onderzoek, verzameld op basisniveau. Het vooronderzoek heeft plaatsgevonden op het onderhavige perceel en de aangrenzende terreinen (maximaal tot 50 meter afstand). Hierbij zijn de volgende bronnen geraadpleegd: informatie van de gemeente informatie van de opdrachtgever locatie inspectie 2.1 Locatiespecifieke informatie De onderzoekslocatie is gelegen aan de Gooyerdijk 27 te Langbroek (gemeente Wijk bij Duurstede). De locatie is kadastraal bekend als gemeente Langbroek, sectie A, nummer 931. Omschrijving van de onderzoekslocatie Op de locatie is een varkenshouderij gevestigd. Naast een woonhuis, is er op het perceel een varkensstal aanwezig en een garage. De zuidzijde van het perceel is in gebruik als weiland. Afbeelding onderzoekslocatie:

Historisch gebruik Van de gemeente Wijk bij Duurstede is een overzicht ontvangen van de verstrekte milieu- en bouwvergunningen. Het blijkt dat er sinds 1976 een vergunning is afgegeven voor het houden van varkens. In de tussenliggende periode zijn er verschillende bouwen milieuvergunningen afgegeven. Voor een compleet overzicht hiervan wordt verwezen naar bijlage 9. Uit de gegevens van de gemeente blijkt tevens dat voor de bebouwing de locatie in gebruik was als weiland. Toekomstig gebruik Men is voornemens de bestemming van de locatie te wijzigen van 'agrarisch gebied met landschapswaarden' naar 'wonen'. Hiervoor zullen de agrarische gebouwen worden gesloopt, waarbij voorlopig geen extra bouwvolumes worden voorzien voor de woning. De ruimte die vrijkomt door het slopen van de bedrijfsmatige gebouwen wordt teruggegeven aan de natuur. Verhardingen, ophogingen, calamiteiten Het terrein is gedeeltelijk verhard met klinkers, tegels, grind en beton. Het terrein is niet opgehoogd. Op de locatie hebben zich in het verleden, voor zover bekend, geen calamiteiten voorgedaan.


pagina 4 van 13

Asbest Bij het vooronderzoek zijn geen gegevens naar voren gekomen die kunnen duiden op de aanwezigheid van asbest op of in de bodem van de onderzoekslocatie. 2.2 Omgevingsgegevens Aan de noordzijde wordt het perceel begrenst door de Gooyerdijk. Aan de overzijde va de Gooyerdijk, evenals ten oosten en ten zuiden van de locatie, kent de omgeving een agrarische bestemming. Aan de westkant van de locatie staan enkele woningen. Van het perceel nr. 29, dat direct grenst aan de huidige onderzoekslocatie, is bekend dat er een rijwielreparatiebedrijf is gevestigd. Ook is er op deze locatie een varkenshouderij aanwezig geweest. Verder is bekend dat er een bovengrondse 500 liter tank voor huisbrandolie aanwezig is. 2.3 Geohydrologische gegevens Gegevens hieromtrent zijn ontleend aan de Grondwaterkaart van Nederland van de Dienst Grondwaterverkenning van TNO, In onderstaande tabel is de globale regionale bodemopbouw van het gebied waarin de onderzoekslocatie is gelegen weergegeven. diepte (m-mv) 0-3 3 - 64 64 - 90

omschrijving Klei Pakket: (deklaag) Matig fijn t/m uiterst grof zand, zwak slibhouden en grindig Pakket: (1e watervoerend pakket) Klei cq. zandige klei Pakket: (Scheidende laag)

Regionale grondwaterstroming De stromingsrichting van het grondwater in het eerste watervoerende pakket is regionaal westelijk gericht. Lokaal kan de stroming van het grondwater worden beïnvloed door drainages en oppervlaktewater. Het grondwater onder de onderzoekslocatie is, voor zover bekend, niet onderhevig aan invloeden van buitenaf. 2.4 Voorgaande bodemonderzoeken In april 2004 is er op de locatie Gooyerdijk 29 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Acorius Advies (kenmerk 0416010/hb). Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat de bovengrond licht is verontreinigd met koper, zink, lood, PAK en minerale olie. In de ondergrond en het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Bij dit onderzoek is eveneens de bovengrondse tank onderzocht. Het licht verhoogde gehalte minerale olie wordt aan de tank gerelateerd. 2.5 Afbakening locatie voor bodemonderzoek Het vooronderzoek heeft plaatsgevonden op het onderhavige perceel en de aangrenzende terreinen (maximaal tot 50 meter afstand). Het onderzoek wordt geografisch begrensd door de perceelsgrenzen. Het bodemonderzoek wordt uitgevoerd op de door opdrachtgever gedefinieerde locatie. De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van circa 3.000 m2.


pagina 5 van 13

3

VERWACHTINGSPATROON

3.1 Bodemonderzoek Op basis van de in hoofdstuk 2 verstrekte (historische) informatie is vooraf bekeken in hoeverre de bodem op de onderzoekslocatie verontreinigd kan zijn. Volgens de NEN 5740 dient dan een aanname te worden gemaakt omtrent de kans op bodemverontreiniging. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt in verdachte en niet verdachte locaties. Op basis van het vooronderzoek zijn geen deellocaties te onderscheiden. De gehele locatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd. De hypothese luidt dan ook: De gehele locatie is onverdacht. Ten behoeve van de gehele locatie wordt de ' Onderzoeksstrategie voor een onverdachte locatie (ONV)' gehanteerd. Indien in geen van de monsters één van de onderzochte stoffen aanwezig is in een concentratie boven de streefwaarde van de toetsingstabel uit de circulaire "Circulaire bodemsanering 2009, Staatscourant nr. 6563 3 april 2012", wordt de hypothese aangenomen. 3.2 Asbest Bij het vooronderzoek zijn geen gegevens naar voren gekomen die kunnen duiden op de aanwezigheid van asbest op of in de bodem van de onderzoekslocatie. Teneinde een uitspraak te kunnen doen over de concentratie aan asbest kan een asbestonderzoek uitgevoerd worden conform de NEN 5707 (bodem) en/of NEN 5897 (granulaten). Asbest is in dit onderzoek verder niet beschouwd. Wel wordt tijdens de veldwerkzaamheden gelet op het voorkomen van asbestverdachte materialen, in het opgeboorde materiaal en op de bodem van de onderzoekslocatie.


pagina 6 van 13

4

ONDERZOEKSOPZET

4.1 Algemeen De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van circa 3.000 m2. Het aantal boringen per laag, het aantal peilbuizen en het aantal te analyseren gronden grondwatermonsters is omschreven in de NEN 5740 en is afhankelijk van de oppervlakte en eventuele verdachte (deel)locaties. 4.2 Boor- en analysefrequentie De veldwerkzaamheden worden uitgevoerd conform de beoordelingsrichtlijn BRL-SIKB 2000 veldwerk voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, Milieutechniek Rouwmaat Groenlo B.V. is hiervoor gecertificeerd. Het veldwerk is uitgevoerd volgens de van toepassing zijnde normen die in bijlage 8 staan vermeld. In de onderstaande tabel is de onderzoeksopzet weergegeven. Aantal boringen (excl. peilbuizen) 10 tot ± 50 cm-mv 2 tot ± 200 cm-mv

Aantal peilbuizen 1

Analyses grond 3 AS3000-pakketten grond

Analyses water 1 AS3000-pakket grondwater

Standaardpakket grondmonsters:  Lutum en organische stof (volgens AS3010)(bovengrond en optioneel in de ondergrond)  Zware metalen (Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Pb, Mo, Ni, Zn) (volgens AS3010)  PCB's (volgens AS3010 en AS3020)  Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (10 PAK uit Leidraad Bodembescherming, volgens AS3010)  Minerale olie (C10-40) )(volgens AS3010) Standaardpakket grondwatermonsters:  Zuurgraad (pH) en Geleidbaarheid (EC)  Zware metalen (Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Pb, Mo, Ni, Zn)(volgens AS3110)  Vluchtige aromaten (benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xylenen, styreen, naftaleen) (volgens AS3110 en AS3130)  Vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen (vinylchloride, chloorethenen, chloormethaan, chloroform, chloorethanen, chloorpropanen en bromoform) (volgens AS3110)  Minerale olie (C10-40), (volgens AS3110)

De boringen worden in trajecten van maximaal 50 cm bemonsterd, of anders afhankelijk van de veldwaarnemingen. De analyses voor milieuhygiënisch bodemonderzoek zullen worden uitgevoerd volgens het accreditatieschema AS3000. De AS3000 is een richtlijn waarin de kwaliteitseisen voor laboratoria zijn vastgelegd voor al het milieuhygiënisch bodemonderzoek. AS3000 vormt één van de centrale instrumenten voor bodemonderzoek in het kader van de nieuwe Regeling Bodemkwaliteit van het ministerie voor Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieu. Alleen analysecertificaten van AS3000 erkende laboratoria worden dan nog geaccepteerd. Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv besteedt haar analyses uit aan een RVA-gecertificeerd laboratorium, welke de AS3000 erkenning in haar bezit heeft. Een week na plaatsing wordt uit de geplaatste peilbuis met behulp van een slangenpomp een grondwatermonster genomen. Ten behoeve van de bepaling van de zware metalen wordt het grondwater in het veld gefiltreerd door een filter met een poriëngrootte van 0,45 micron.


pagina 7 van 13

5

RESULTATEN

5.1 Toetsingskader De analyseresultaten van de onderzochte monsters worden vergeleken met de waarden van de toetsingstabel uit de "Circulaire bodemsanering 2009, Staatscourant nr. Staatscourant nr. 6563 3 april 2012"". De in deze tabel genoemde toetsingswaarden hebben de volgende betekenis: achtergrond-/streefwaarde = referentiewaarde toetsingswaarde = toetsingswaarde voor nader onderzoek (½(S- + I- waarde)) interventiewaarde = toetsingswaarde voor sanering of saneringsonderzoek De streef-, toetsings- en interventiewaarden voor een aantal stoffen in de grond zijn afhankelijk van het gehalte aan organische stof en lutum. De referentiewaarden voor grond zijn daar waar mogelijk berekend met een door het laboratorium bepaald percentage lutum en organische stof. De bepaling van het gehalte aan lutum en organische stof kan achterwege blijven als voor toepassing van de bodemtypecorrectie wordt gerekend met de laagste percentages aan lutum en organische stof (voor beide 2%). Voor de beoordeling van de verontreinigingssituatie wordt behalve met de toetsingstabel, ook rekening gehouden met de zintuiglijke waarnemingen en eventueel met het gebruik van de bodem. Bij de beoordeling worden de volgende termen toegepast: kleiner dan de achtergrond-/streefwaarde tussen achtergrond-/streefwaarde en toetsingswaarde tussen toetsingswaarde en interventiewaarde groter dan de interventiewaarde

= = = =

niet verontreinigd licht verontreinigd matig verontreinigd sterk verontreinigd

De locatie wordt als verontreinigd beschouwd, indien in een (meng)monster stoffen aanwezig zijn in een concentratie hoger dan de streefwaarde. Overschrijding van de toetsingswaarde houdt in dat er een vermoeden van ernstige bodemverontreiniging bestaat en dat een nader onderzoek moet worden uitgevoerd. Als voor tenminste één stof de gemiddelde concentratie van minimaal 25 m3 grond of 100 m3 grondwater hoger is dan de interventiewaarde is het vermoeden van ernstige bodemverontreiniging bevestigd. 5.2 Verrichte werkzaamheden De veldwerkzaamheden zijn door Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv (Dhr. T. Huls) uitgevoerd op 18 en 28 oktober 2013. In de volgende tabel zijn de verrichte werkzaamheden weergegeven: Aantal boringen (excl. peilbuizen) 10 boringen (2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13) tot ± 50 cm-mv 2 boringen (5, 10) tot ± 200 cm-mv

Aantal peilbuizen 1 peilbuis (1) filterstelling 190-290 cm-mv

Op de tekening in bijlage 1c staan de diverse boringen weergegeven. De boorbeschrijvingen staan beschreven in bijlage 2. Het opgeboorde materiaal is beoordeeld op korrelgrootte (=textuur), kleur, geur en andere bijzonderheden. De eventuele aanwezigheid van olie is aan de hand van een afwijkende bodemkleur (veelal blauwgrijs) en oliegeur beoordeeld. Bovendien is de grond ondergedompeld in water. Indien er een oliefilm op het water ontstaat, kan aan de hand van de dikte en de kleurschakering van de oliefilm het olieproduct indicatief beoordeeld worden. Deze test wordt een oliewaterreaktie genoemd. De geur, kleur en de oliewaterreaktie geven samen een indruk van de mate en soort olieverontreiniging. 5.3 Locale bodemopbouw De bovengrond bestaat overwegend uit donkerbruin, matig fijn zand. Daaronder bestaat de ondergrond overwegend uit lichtbruin, matig fijn zand. Tijdens de monstername bedroeg de grondwaterstand 130 cm-mv voor peilbuis 1. De complete omschrijvingen van de boorprofielen staan vermeld in bijlage 2. 5.4 Zintuiglijke waargenomen bijzonderheden Zintuiglijk zijn er geen afwijkingen waargenomen. Tevens is gelet op het voorkomen van asbest. Visueel is op de bodem en in het opgeboorde materiaal geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Teneinde een uitspraak te kunnen doen over de concentratie aan asbest kan een asbestonderzoek uitgevoerd worden conform de NEN 5707 (bodem) en/of NEN 5897 (granulaten). Asbest is in dit onderzoek verder niet beschouwd.


pagina 8 van 13

5.5 Metingen watermonstername Tijdens bemonstering van het grondwater, zijn de volgende metingen uitgevoerd: Code 1

Plaatsingsdatum 18-10-2013

Bemonsteringsdatum 28-10-2013

Filterstelling (cm-mv) 190-290

Grondwater-stand (cm-mv) 130

Zuurgraad pH 6,59

Geleidbaarheid EGV (µS/cm) 828

Troebelheid (NTU) 30,8

Geen van de gemeten waarden van de zuurgraad en de geleidbaarheid wijkt duidelijk af van de waarde, welke gezien de natuurlijke omstandigheden verwacht kan worden. De waarde van de troebelheid is verhoogd t.o.v. de natuurlijke achtergrondwaarde (tussen 0 en 10 NTU). Door deze hoge troebelheid kan een overschatting van organische parameters ten gevolg hebben. 5.6 Samenstelling (meng)monsters en chemische analyses Op basis van de zintuiglijke waarnemingen zijn (meng)monsters samengesteld van de grond. Bij het samenstellen van mengmonsters bedraagt de laagdikte waarover wordt gemengd in principe 0,5 meter; alleen bij een gelijke bodemkarakteristiek kunnen monsters worden gemengd over een grotere laagdikte. Verschillende grondsoorten (bijvoorbeeld klei, zand en veen) mogen niet worden vermengd. In onderstaande tabel zijn de verschillende (meng)monsters en de uitgevoerde analyses weergegeven. Monster M1 M2 M3 1

Samenstelling 1-1, 2-1, 3-1, 4-1, 5-1, 6-1, 7-1 10-1, 11-1, 12-1, 13-1, 8-1, 9-1 10-2, 10-3, 1-2, 1-3, 1-4, 5-2, 5-3

Traject (cm-mv) 0-50 0-50 50-200 190-290

Analyse AS3000-pakket grond AS3000-pakket grond AS3000-pakket grond AS3000-pakket grondwater

Motivatie: M1 en M2 zijn samengesteld uit de individuele grondmonsters van de bovengrond. M3 is samengesteld uit de individuele grondmonsters van de ondergrond. 5.7 Analyseresultaten In bijlage 3 zijn de analyserapporten van de grond opgenomen en in bijlage 4 van het grondwater. De toetsingstabellen van de analyseresultaten zijn weergegeven in bijlage 5. Indien een "kleiner dan (< en

pagina 9 van 13

In de onderstaande tabel(len) worden de geanalyseerde concentraties aangegeven. De achtergrond-, toetsings- en interventiewaarden van de grond hebben betrekking op een bodem met bepaalde organische stof- en lutumpercentages zoals deze in de tabellen zijn gepresenteerd.

 Verbinding

Grondmonsters M2 (mg/kg.ds)

M1 (mg/kg.ds)

M3 (mg/kg.ds)

 Organische stof (% d.s.) Lutum (% d.s.) Droge stof Droge stof (% d.s.)

3,3 5,7

3,3 6,2

0 4,1

84,3

80,5

82,2

Metalen Barium Cadmium Kobalt Koper Kwik Lood Molybdeen Nikkel Zink

64 0,27 <3 24 0,087 55 <1,5 7,9 81

PAK Naftaleen Anthraceen Fenanthreen Fluorantheen Benzo(a)anthraceen Chryseen Benzo(a)pyreen Benzo(g,h,i)peryleen Benzo(k)fluorantheen Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen PAK (10) (0.7 factor)

<0,05 0,095 0,28 0,99 0,6 0,83 0,39 0,36 0,33 0,44 4,3 +

Polychloorbifenylen (PCB) PCB 52 PCB 28 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (7) (som, 0.7 factor) Minerale olie Minerale olie C10-C12 Minerale olie C12-C16 Minerale olie C16-C21 Minerale olie C21-C30 Minerale olie C30-C35 Minerale olie C35-C40 Minerale olie totaal

+ + +

60 0,34 <3 23 0,079 38 <1,5 7,7 68

+ -

24 <0,2 <3 <5 <0,05 <10 <1,5 5,1 <20

-

<0,05 <0,05 0,06 0,18 0,13 0,18 0,096 0,098 0,086 0,12 1-

<0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 0,35

-

-*

<0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 0,0049

-

<0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 0,0049

-

<0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 0,0049

<3 <5 <5 <11 <5 <6 <35

-

<3 <5 <5 <11 <5 <6 <35

-

<3 <5 <5 <11 8,3 <6 <35

-

 M1: 1-1,2-1,3-1,4-1,5-1,6-1,7-1 (0-50 cm-mv) M2: 10-1,11-1,12-1,13-1,8-1,9-1 (0-50 cm-mv) M3: 10-2,10-3,1-2,1-3,1-4,5-2,5-3 (50-200 cm-mv)

 Betekenis van de tekens en afkortingen: Blanco: geen toetsingswaarde vastgesteld, i: indicatieve norm, !: overschrijding echter niet alle normen bekend, -*: separate gehalten zijn onder achtergrondwaarde of detectiegrens, -: onder achtergrondwaarde of detectiegrens, +: tussen achtergrondwaarde en ½(AW+I), ++: tussen ½(AW+I) en interventiewaarde, +++: boven interventiewaarde, n.b.: niet bepaald.




pagina 10 van 13

 Grondwatermonster Verbinding

1 (µg/liter)

 Metalen Barium Cadmium Kobalt Koper Kwik Lood Molybdeen Nikkel Zink Vluchtige aromaten Benzeen Tolueen Ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen Xylenen (som, 0.7 factor) BTEX (som) Styreen (Vinylbenzeen) PAK Naftaleen Gehalogeneerde koolwaterstoffen 1,1-Dichloorethaan 1,2-Dichloorethaan 1,1-Dichlooretheen cis-1,2-Dichlooretheen trans-1,2-Dichlooretheen Dichloormethaan 1.2-Dichloorethenen (som, 0.7 factor) 1,1-Dichloorpropaan 1,2-Dichloorpropaan 1,3-Dichloorpropaan Dichloorpropanen (0,7 som, 1,1+1,2+1,3) Tetrachlooretheen (Per) CKW (som) Tetrachloormethaan (Tetra) 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan Trichlooretheen (Tri) Trichloormethaan (Chloroform) Vinylchloride Tribroommethaan (bromoform) Minerale olie Minerale olie C10-C12 Minerale olie C12-C16 Minerale olie C16-C21 Minerale olie C21-C30 Minerale olie C30-C35 Minerale olie C35-C40 Minerale olie totaal

200 <0,2 2,1 <2 <0,05 <2 <2 <3 23

+ -

<0,2 <0,2 <0,2 <0,1 <0,2 0,21 <0,9 <0,2

-* -

<0,02 -

<0,2 <0,2 <0,1 <0,1 <0,1 <0,2 0,14 <0,2 <0,2 <0,2 0,42

-* -

<0,1 <1,6 <0,1 <0,1 <0,1 <0,2 <0,2 <0,1 <0,2

-

<4 <7 <8 <15 <8 <8 <50

-

 1: (190-290 cm-mv)

 Betekenis van de tekens en afkortingen: Blanco: geen toetsingswaarde vastgesteld, i: indicatieve norm, !: overschrijding echter niet alle normen bekend, -*: separate gehalten zijn onder streefwaarde of detectiegrens, -: onder streefwaarde of detectiegrens, +: tussen streefwaarde en ½(S+I), ++: tussen ½(S+I) en interventiewaarde, +++: boven interventiewaarde, n.b.: niet bepaald.




pagina 11 van 13

5.8 Interpretatie analyseresultaten Uit de analyseresultaten met betrekking tot de grond blijkt dat:  grondmengmonster M1 licht verontreinigd is met Koper, Lood, Zink en PAK;  grondmengmonster M2 licht verontreinigd is met Lood. In het grondmengmonster M3 is geen van de onderzochte stoffen aangetroffen in een concentratie boven de achtergrondwaarde of de detectiegrens van de desbetreffende stof. Uit de analyseresultaten met betrekking tot het grondwater blijkt dat:  het grondwatermonster 1 licht verontreinigd is met Barium.


pagina 12 van 13

6

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

6.1 Algemeen In opdracht van SAB Arnhem heeft Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv op 18 en 28 oktober 2013 een verkennend bodemonderzoek verricht ter plaatse van het perceel aan de Gooyerdijk 27 te Langbroek (gemeente Wijk bij Duurstede). Aanleiding voor het bodemonderzoek is een bestemmingsplanwijziging. Doel van dit onderzoek is om de algemene bodemkwaliteit te bepalen ter plaatse van de onderzoekslocatie, waarmee bekeken kan worden in hoeverre deze bodemkwaliteit een belemmering kan vormen voor het beoogde gebruik en/of de voorgenomen ontwikkelingen. 6.2 Verwachtingspatroon De gehele locatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd. Bij het vooronderzoek zijn geen gegevens naar voren gekomen die kunnen duiden op de aanwezigheid van asbest op of in de bodem van de onderzoekslocatie. Teneinde een uitspraak te kunnen doen over de concentratie aan asbest kan een asbestonderzoek uitgevoerd worden conform de NEN 5707 (bodem) en/of NEN 5897 (granulaten). Asbest is in dit onderzoek verder niet beschouwd. 6.3 Resultaten De bovengrond bestaat overwegend uit donkerbruin, matig fijn zand. Daaronder bestaat de ondergrond overwegend uit lichtbruin, matig fijn zand. Tijdens de monstername bedroeg de grondwaterstand 130 cm-mv voor peilbuis 1. Tijdens de veldwerkzaamheden is gelet op het voorkomen van asbest. Visueel is op de bodem en in het opgeboorde materiaal geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Zintuiglijk zijn er geen afwijkingen waargenomen. Op basis van de analyseresultaten kan geconcludeerd worden dat: (a) de bovengrond plaatselijk licht verontreinigd is met Koper, Lood, Zink en PAK; (b) de ondergrond niet is verontreinigd (c) het grondwater licht verontreinigd is met Barium. Het is bekend dat in de bodem zware metalen in fluctuerende gehalten kunnen voorkomen, zowel door natuurlijke bronnen als door menselijke activiteiten veroorzaakt (vermesting). De gehalten betreffen dan (natuurlijke) achtergrondwaarden. De verhoogde gehalten PAK in de grond worden (deels) waarschijnlijk veroorzaakt door de waargenomen antropogene bestandsdelen (puin-/kooldeeltjes) en/of door microscopisch kleine deeltjes (bijv. roet). Het betreffen dan diffuus verspreide verontreinigingen. 6.4 Slotconclusie en aanbevelingen De hypothese "De gehele locatie is onverdacht" dient grotendeels aangenomen te worden. Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er ons inziens op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar voor het toekomstige gebruik van het terrein. Eventueel vrijkomende grond kan niet zondermeer in het grondverkeer worden opgenomen. Mocht de grond naar elders worden getransporteerd, dient te worden nagegaan in hoeverre de kwaliteit van de af te voeren grond overeenstemt met de verwerkingsmogelijkheden die voor de betreffende stort- c.q. hergebruikslocatie gelden. Deze zijn geformuleerd in het Besluit bodemkwaliteit. Aanbevolen wordt dan ook de eindverwerkingslocatie in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen. Mocht grondwater onttrokken worden t.b.v. bemaling, dient bekeken te worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt. Ondanks de zorgvuldigheid waarmee het onderzoek is uitgevoerd, is het altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt.


pagina 13 van 13

BIJLAGE 1A

TOPOGRAFISCHE KAART

Omgevingskaart

Klantreferentie: 13289

0m

125 m

Deze kaart is noordgericht.

625 m

Schaal 1: 12500

Hier bevindt zich Kadastraal object LANGBROEK A 931 Gooyerdijk 27, 3947 NB LANGBROEK © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan de Topografische Dienst Kadaster.

BIJLAGE 1B

KADASTRALE KAART MET GEGEVENS

Uittreksel Kadastrale Kaart

Uw referentie: 13289

Gooy

erdijk

1569 1155 39

37

35

1697

33

29

1669 1568

1696 1531 1668 1670

1529

27

1164 931

949

0m

Deze kaart is noordgericht Perceelnummer 25 Huisnummer Vastgestelde kadastrale grens Voorlopige kadastrale grens Administratieve kadastrale grens Bebouwing Overige topografie Voor een eensluidend uittreksel, Apeldoorn, 4 november 2013 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers

12345

10 m

50 m

Schaal 1:1000 Kadastrale gemeente Sectie Perceel

LANGBROEK A 931

Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.

BIJLAGE 1C

SITUATIETEKENING MET MONSTERNAMEPUNTEN

BIJLAGE 2

BOORBESCHRIJVINGEN Betekenis van afkortingen G/g

: grind/grindig

O/o

: Olie

Z/z

: zand/zandig

P/p

: Puin

L/s

: leem/siltig

T/t

: Stoeptegels

K/k

: klei/kleiig

V/h

: veen/humeus

m

: mineraal arm

Blinde buis

:

Filter

:

Grondwaterst.

:

Aanvullingen

Overig

Ongeroerd monster

:

Geroerd monster

:

Projectcode 13289

Projectnaam Gooyerdijk 27 Langbroek

Boornummer 1

Locatie Gehele terrein

Datum x; y 18-10-13 151.745; 447.969 m

Projectcode 13289


Boornummer 2


Datum x; y 18-10-13 151.754; 447.976 m

Beschrijver Theo Huls

Boorfirma Rouwmaat

Boormethode Edelmanboor, zuigerboor

Maaiveldhoogte

Globale grondwaterstand 150 cm-mv


Boorfirma Rouwmaat

Boormethode Edelmanboor

Maaiveldhoogte


Boorprofiel getekend volgens NEN 5104 Fltr. Bodembuis monster

Boorprofiel getekend volgens NEN 5104

Bodemonderzoek

0 m

Bodemmonster

0-8; Betonklinkers 8-15; ZF, licht siltig; kleur: lichtbruin 15-50; ZMF, matig humeus, matig siltig; kleur: donkerbruin/zwart

1-1

Bodemonderzoek

0 m

0-8; Betonklinkers 8-15; ZF, licht siltig; kleur: lichtbruin 15-50; ZMF, licht grindig, matig humeus, matig siltig; kleur: donkerbruin/zwart

2-1

50-70; ZMF, matig humeus, matig siltig; kleur: donkerbruin/zwart 70-100; ZF, matig siltig; kleur: grijsbruin

1-2 1 m

1 m

100-120; ZF, matig siltig; kleur: grijsbruin 120-150; ZF, matig siltig; kleur: lichtgrijsbruin

1-3 G.W.

150-200; ZF, sterk siltig; kleur: lichtgrijs 1-4 2 m

2 m

200-230; ZF, sterk siltig; kleur: lichtgrijs 230-300; ZMG, licht siltig; kleur: lichtbruin

3 m

3 m

4 m

4 m

5 m

5 m Grondwaterbemonstering: 28-10-2013 Grondwaterstand: 130 cm-mv Troebelheidmeting: 30,8 NTU Zuurstofmeting:

pH: 6,59 EGV: 828 µS/cm Temp.: 14,5 °C

Diepte 290 cm-mv

Monsternemingsfilter Perforatie 190-290 cm-mv

Projectcode 13289


Boornummer 3


Datum x; y 18-10-13 151.754; 447.967 m

Projectcode 13289


Boornummer 4


Datum x; y 18-10-13 151.763; 447.991 m


Boorfirma Rouwmaat


Maaiveldhoogte



Boorfirma Rouwmaat


Maaiveldhoogte




Bodemmonster

Bodemmonster

0 m

Bodemonderzoek

0-50; ZMF, matig humeus, matig siltig; kleur: donkerbruin/zwart

0 m

3-1

4-1

1 m

1 m

2 m

2 m

3 m

3 m

4 m

4 m

5 m

5 m

Bodemonderzoek

0-2; Grind 2-20; ZMF, matig grindig, matig humeus, matig siltig; kleur: donkerbruin/zwart 20-50; ZMF, matig humeus, matig siltig; kleur: donkerbruin/zwart

Projectcode 13289


Boornummer 5


Datum x; y 18-10-13 151.756; 447.997 m

Projectcode 13289


Boornummer 6


Datum x; y 18-10-13 151.745; 447.985 m


Boorfirma Rouwmaat


Maaiveldhoogte



Boorfirma Rouwmaat


Maaiveldhoogte




Bodemmonster

Bodemmonster

Bodemonderzoek

0 m

0-50; ZMF, matig humeus, matig siltig; kleur: donkerbruin

Bodemonderzoek

0 m

0-50; ZMF, matig humeus, matig siltig; kleur: donkerbruin 6-1

5-1 50-70; ZMF, matig humeus, matig siltig; kleur: donkerbruin 70-100; ZF, matig siltig; kleur: lichtbruin

5-2 1 m

100-150; ZF, matig siltig; kleur: lichtbruin

1 m

5-3

2 m

2 m

3 m

3 m

4 m

4 m

5 m

5 m

Projectcode 13289


Boornummer 7


Datum x; y 18-10-13 151.728; 447.968 m

Projectcode 13289


Boornummer 8


Datum x; y 18-10-13 151.718; 447.946 m


Boorfirma Rouwmaat


Maaiveldhoogte



Boorfirma Rouwmaat


Maaiveldhoogte




Bodemmonster

Bodemmonster

0 m

Bodemonderzoek


0 m

7-1


1 m

1 m

2 m

2 m

3 m

3 m

4 m

4 m

5 m

5 m

Bodemonderzoek

Projectcode 13289


Boornummer 9


Datum x; y 18-10-13 151.712; 447.941 m

Projectcode 13289


Boornummer 10


Datum x; y 18-10-13 151.715; 447.925 m


Boorfirma Rouwmaat


Maaiveldhoogte



Boorfirma Rouwmaat


Maaiveldhoogte




Bodemmonster

Bodemmonster

Bodemonderzoek

0 m


Bodemonderzoek

0 m

9-1

0-30; ZMF, matig humeus, matig siltig; kleur: donkerbruin 10-1 30-50; ZMF, licht humeus, matig siltig; Geroerd; kleur: licht-/donkerbruin 50-60; ZMF, licht humeus, matig siltig; Geroerd; kleur: licht-/donkerbruin 60-100; ZF, licht siltig; kleur: lichtbruin

10-2 1 m

1 m

100-110; ZF, licht siltig; kleur: lichtbruin 110-150; ZF, matig siltig; kleur: lichtgrijs

10-3

2 m

2 m

3 m

3 m

4 m

4 m

5 m

5 m

Projectcode 13289


Boornummer 11


Datum x; y 18-10-13 151.729; 447.939 m

Projectcode 13289


Boornummer 12


Datum x; y 18-10-13 151.729; 447.955 m


Boorfirma Rouwmaat


Maaiveldhoogte



Boorfirma Rouwmaat


Maaiveldhoogte




Bodemmonster

Bodemmonster

0 m

Bodemonderzoek


0 m

11-1


1 m

1 m

2 m

2 m

3 m

3 m

4 m

4 m

5 m

5 m

Bodemonderzoek

Projectcode 13289


Boornummer 13


Datum x; y 18-10-13 151.755; 447.935 m


Boorfirma Rouwmaat


Maaiveldhoogte


Boorprofiel getekend volgens NEN 5104 Bodemmonster

0 m


1 m

2 m

3 m

4 m

5 m

Bodemonderzoek

BIJLAGE 3

ANALYSERAPPORTEN GROND

Milieutechniek Rouwmaat b.v. T.a.v. Henk Broekhuijsen Postbus 74 7140 AB GROENLO

Analysecertificaat Datum: 24-10-2013

Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer/Versie Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen

2013135307/1 13289 Gooyerdijk 27 Langbroek 21-10-2013

Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.

Bewaren tot: Datum:

Naam:

Handtekening:

Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.

Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.

Ing. A. Veldhuizen Technical Manager

Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL

Tel. +31 (0)34 242 63 00 BNP Paribas S.A. 227 9245 25 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 E-mail [email protected] KvK No. 09088623 Site www.eurofins.nl IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A

Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).

Analysecertificaat Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix

13289 Gooyerdijk 27 Langbroek

Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina

18-10-2013

2013135307/1 22-10-2013 24-10-2013/16:10 A,B,C 1/2

Grond; Grond (AS3000) Eenheid

Analyse

1

2

3

Uitgevoerd

Uitgevoerd

Uitgevoerd

84.3

80.5

82.2

Voorbehandeling

Cryogeen malen AS3000 Bodemkundige analyses

S

Droge stof

% (m/m)

S

Organische stof

% (m/m) ds

3.3

3.3

<0.7

Q

Gloeirest

% (m/m) ds

96.3

96.2

99.3

S

Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)

% (m/m) ds

5.7

6.2

4.1

Metalen

S

Barium (Ba)

mg/kg ds

64

60

24

S

Cadmium (Cd)

mg/kg ds

0.27

0.34

<0.20

S

Kobalt (Co)

mg/kg ds

<3.0

<3.0

<3.0

S

Koper (Cu)

mg/kg ds

24

23

<5.0

S

Kwik (Hg)

mg/kg ds

0.087

0.079

<0.050

S

Molybdeen (Mo)

mg/kg ds

<1.5

<1.5

<1.5

S

Nikkel (Ni)

mg/kg ds

7.9

7.7

5.1

S

Lood (Pb)

mg/kg ds

55

38

<10

S

Zink (Zn)

mg/kg ds

81

68

<20

Minerale olie (C10-C12)

mg/kg ds

<3.0

<3.0

<3.0


mg/kg ds

<5.0

<5.0

<5.0


mg/kg ds

<5.0

<5.0

<5.0


mg/kg ds

<11

<11

<11


mg/kg ds

<5.0

<5.0

8.3


mg/kg ds

<6.0

<6.0

<6.0

Minerale olie totaal (C10-C40)

mg/kg ds

<35

<35

<35

Minerale olie

S

Polychloorbifenylen, PCB

S

PCB 28

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

S

PCB 52

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

S

PCB 101

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

S

PCB 118

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010 Analytico-nr.

Nr. Monsteromschrijving

1

1-1, 2-1, 3-1, 4-1, 5-1, 6-1, 7-1>M1

2

8-1, 9-1, 10-1, 11-1, 12-1, 13-1>M2

3

1-2, 1-3, 1-4, 5-2, 5-3, 10-2, 10-3>M3

7828467 7828468 7828469

Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.

Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL

Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail [email protected] Site www.eurofins.nl

BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A


TESTEN RvA L010


13289 Gooyerdijk 27 Langbroek 18-10-2013

2013135307/1 22-10-2013 24-10-2013/16:10 A,B,C 2/2

Grond; Grond (AS3000)

Analyse

Eenheid

S

PCB 138

S S S


1

2

3

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

PCB 153

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

PCB 180

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

mg/kg ds

PCB (som 7) (factor 0,7)

0.0049

1)

0.0049

<0.0010 1)

0.0049

1)

Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK

S

Naftaleen

mg/kg ds

S

Fenanthreen

mg/kg ds

S

Anthraceen

mg/kg ds

S

Fluorantheen

mg/kg ds

S

Benzo(a)anthraceen

mg/kg ds

S

Chryseen

mg/kg ds

S

Benzo(k)fluorantheen

mg/kg ds

S

Benzo(a)pyreen

S

Benzo(ghi)peryleen

S S

<0.050

<0.050

<0.050

0.28

0.060

<0.050

0.095

<0.050

<0.050

0.99

0.18

<0.050

0.60

0.13

<0.050

0.83

0.18

<0.050

0.33

0.086

<0.050

mg/kg ds

0.39

0.096

<0.050

mg/kg ds

0.36

0.098

<0.050

Indeno(123-cd)pyreen

mg/kg ds

0.44

0.12

<0.050

PAK VROM (10) (factor 0,7)

mg/kg ds

4.3

1.0

0.35

1)

Analytico-nr.


1

1-1, 2-1, 3-1, 4-1, 5-1, 6-1, 7-1>M1

2

8-1, 9-1, 10-1, 11-1, 12-1, 13-1>M2

3

1-2, 1-3, 1-4, 5-2, 5-3, 10-2, 10-3>M3

7828467 7828468 7828469






Akkoord Pr.coörd.

VA TESTEN RvA L010

Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2013135307/1 Pagina 1/1 Analytico-nr. Boornr

Omschrijving

Van

Tot

Barcode

7828467

3

3-1

0

50

0530186181

7828467

4

4-1

2

50

0530186189

7828467

5

5-1

0

50

0530186185

7828467

6

6-1

0

50

0530186187

7828467

7

7-1

0

50

0530186177

7828467

1

1-1

8

50

0530186186

7828467

2

2-1

8

50

0530186180

7828468

8

8-1

0

50

0530186178

7828468

9

9-1

0

50

0530186183

7828468

10

10-1

0

50

0530185986

7828468

11

11-1

0

50

0530185993

7828468

12

12-1

0

50

0530185987

7828468

13

13-1

0

50

0530185989

7828469

1

1-2

50

100

0530186182

7828469

1

1-3

100

150

0530186188

7828469

1

1-4

150

200

0530186184

7828469

5

5-2

50

100

0530186179

7828469

5

5-3

100

150

0530186190

7828469

10

10-2

50

100

0530186005

7828469

10

10-3

100

150

0530027489

Monsteromschrijving

1-1, 2-1, 3-1, 4-1, 5-1, 6-1, 7-1>M

8-1, 9-1, 10-1, 11-1, 12-1, 13-1>M2

1-2, 1-3, 1-4, 5-2, 5-3, 10-2, 10-3>

Eurofins Analytico B.V.


Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail [email protected] Site www.eurofins.nl



Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2013135307/1 Pagina 1/1 Opmerking 1)

De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG






.

Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2013135307/1

Pagina 1/1

Analyse

Methode

Techniek

Referentiemethode

Cryogeen malen AS3000

W0106

Voorbehandeling

Cf. AS3000

Droge Stof

W0104

Gravimetrie

Cf. pb 3010-2 en Gw. NEN-ISO 11465

Organische stof/Gloeirest

W0109

Gravimetrie

Cf. pb 3010-3 en cf. NEN 5754

Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)

W0173

Sedimentatie

Cf. pb 3010-4 en cf. NEN 5753

Barium (Ba)

W0423

ICP-MS

Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2

Cadmium (Cd)

W0423

ICP-MS


Kobalt (Co)

W0423

ICP-MS


Koper (Cu)

W0423

ICP-MS


Kwik (Hg)

W0423

ICP-MS


Molybdeen (Mo)

W0423

ICP-MS


Nikkel (Ni)

W0423

ICP-MS


Lood (Pb)

W0423

ICP-MS


Zink (Zn)

W0423

ICP-MS


Minerale Olie (GC)

W0202

GC-FID

Cf. pb 3010-7 en cf. NEN 6978

Polychloorbifenylen (PCB)

W0271

GC-MS

Cf. pb 3010-8 en gw. NEN 6980

PAK (VROM)

W0271

GC-MS

Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287

PAK som AS3000/AP04

W0271

GC-MS

Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287






BIJLAGE 4

ANALYSERAPPORTEN GRONDWATER

Milieutechniek Rouwmaat b.v. T.a.v. Henk Broekhuijsen Postbus 74 7140 AB GROENLO

Analysecertificaat Datum: 01-11-2013

Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer/Versie Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen

2013138422/1 13289 Gooyerdijk 27 Langbroek 29-10-2013

Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.

Bewaren tot: Datum:

Naam:

Handtekening:

Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.

Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.

Ing. A. Veldhuizen Technical Manager

Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL

Tel. +31 (0)34 242 63 00 BNP Paribas S.A. 227 9245 25 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 E-mail [email protected] KvK No. 09088623 Site www.eurofins.nl IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A



13289 Gooyerdijk 27 Langbroek


28-10-2013

2013138422/1 29-10-2013 01-11-2013/07:09 A,B,C 1/2

Water; Water (AS3000) Eenheid

Analyse

1

Metalen

S

Barium (Ba)

µg/L

200

S

Cadmium (Cd)

µg/L

<0.20

S

Kobalt (Co)

µg/L

2.1

S

Koper (Cu)

µg/L

<2.0

S

Kwik (Hg)

µg/L

<0.050

S

Molybdeen (Mo)

µg/L

<2.0

S

Nikkel (Ni)

µg/L

<3.0

S

Lood (Pb)

µg/L

<2.0

S

Zink (Zn)

µg/L

23

Vluchtige Aromatische Koolwaterstoffen

S

Benzeen

µg/L

<0.20

S

Tolueen

µg/L

<0.20

S

Ethylbenzeen

µg/L

<0.20

S

o-Xyleen

µg/L

<0.10

S

m,p-Xyleen

µg/L

<0.20

S

Xylenen (som) factor 0,7

µg/L

0.21

BTEX (som)

µg/L

<0.90

S

Naftaleen

µg/L

<0.020

S

Styreen

µg/L

<0.20

1)

Vluchtige organische halogeenkoolwaterstoffen

S

Dichloormethaan

µg/L

<0.20

S

Trichloormethaan

µg/L

<0.20

S

Tetrachloormethaan

µg/L

<0.10

S

Trichlooretheen

µg/L

<0.20

S

Tetrachlooretheen

µg/L

<0.10

S

1,1-Dichloorethaan

µg/L

<0.20

S

1,2-Dichloorethaan

µg/L

<0.20

S

1,1,1-Trichloorethaan

µg/L

<0.10

S

1,1,2-Trichloorethaan

µg/L

<0.10

S

cis 1,2-Dichlooretheen

µg/L

<0.10 Analytico-nr.


1

7838935

1






TESTEN RvA L010


13289 Gooyerdijk 27 Langbroek 28-10-2013

2013138422/1 29-10-2013 01-11-2013/07:09 A,B,C 2/2

Water; Water (AS3000) Eenheid

Analyse

S


trans 1,2-Dichlooretheen

µg/L

1

<0.10

CKW (som)

µg/L

<1.6

S

Tribroommethaan

µg/L

<0.20

S

Vinylchloride

µg/L

<0.10

S

1,1-Dichlooretheen

µg/L

<0.10

S

1,2-Dichloorethenen (Som) factor 0,7

µg/L

0.14

S

1,1-Dichloorpropaan

µg/L

<0.20

S

1,2-Dichloorpropaan

µg/L

<0.20

S

1,3-Dichloorpropaan

µg/L

<0.20

S

Dichloorpropanen som factor 0.7

µg/L

0.42


µg/L

<4.0


µg/L

<7.0


µg/L

<8.0


µg/L

<15


µg/L

<8.0


µg/L

<8.0

Minerale olie totaal (C10-C40)

µg/L

<50

1)

Minerale olie

S

Analytico-nr.


1

7838935

1






Akkoord Pr.coörd.

VA TESTEN RvA L010

Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2013138422/1 Pagina 1/1 Analytico-nr. Boornr

Omschrijving

Van

Tot

Barcode

7838935

1

1-2

190

290

0700603213

7838935

1

1

190

290

0680019649

7838935

1

1-1

190

290

0680019655

Monsteromschrijving

1






Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2013138422/1 Pagina 1/1 Opmerking 1)

De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG






.

Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2013138422/1

Pagina 1/1

Analyse

Methode

Techniek

Referentiemethode

Aromaten (BTEXN)

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

Barium (Ba)

W0421

ICP-MS


Cadmium (Cd)

W0421

ICP-MS


Kobalt (Co)

W0421

ICP-MS


Koper (Cu)

W0421

ICP-MS


Kwik (Hg)

W0421

ICP-MS


Molybdeen (Mo)

W0421

ICP-MS


Nikkel (Ni)

W0421

ICP-MS


Lood (Pb)

W0421

ICP-MS


Zink (Zn)

W0421

ICP-MS


Xylenen som AS3000

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

Styreen

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

VOCL (11)

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

tribroommethaan

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

CKW : Vinylchloride

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

CKW : 1,1-Dichlooretheen

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

DiClEtheen som AS3000

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

1,1-dichloorpropaan

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

1,2-Dichloorpropaan

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

1,3-dichloorpropaan

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

DiChlprop. som AS300

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-2 en gw. NEN EN ISO 15680

Minerale Olie (GC)

W0215

LVI-GC-FID

Cf. pb 3110-5

HS






BIJLAGE 5

TOETSINGSTABELLEN

In de onderstaande tabel(len) worden de geanalyseerde concentraties aangegeven. De achtergrond-, toetsings- en interventiewaarden van de grond hebben betrekking op een bodem met bepaalde organische stof- en lutumpercentages zoals deze in de tabellen zijn gepresenteerd.

 Grondmonster Verbinding

M1 (mg/kg.ds)

AW ½(AW+I)

I


3,3 5,7

84,3


64 0,27 <3 24 0,087 55 <1,5 7,9 81

+ + +

0,39 5,99 22,7 0,11 34,7
4,41 41,0 65,2 201 95,0 30,3 221

8,43 75,9 108 368 190 44,9 371


<0,05 0,095 0,28 0,99 0,6 0,83 0,39 0,36 0,33 0,44 4,3 +

1,50

20,8

40,0


<0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 0,0049

-

0,0066

0,17

0,33

<3 <5 <5 <11 <5 <6 <35

-

62,7

856

1650

 M1: 1-1,2-1,3-1,4-1,5-1,6-1,7-1 (0-50 cm-mv)





M2 (mg/kg.ds)

AW ½(AW+I)

I

 Organische stof (% d.s.) Lutum (% d.s.)

3,3 6,2

Droge stof Droge stof (% d.s.)

80,5


60 0,34 <3 23 0,079 38 <1,5 7,7 68

+ -

0,39 6,23 23,0 0,11 35,0
4,44 42,5 66,1 203 95,0 31,2 226

8,49 78,9 109 371 190 46,3 378


<0,05 <0,05 0,06 0,18 0,13 0,18 0,096 0,098 0,086 0,12 1 -

1,50

20,8

40,0

Polychloorbifenylen (PCB) PCB 52 PCB 28 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (7) (som, 0.7 factor)

<0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 0,0049

-

0,0066

0,17

0,33

<3 <5 <5 <11 <5 <6 <35

-

62,7

856

1650

Minerale olie Minerale olie C10-C12 Minerale olie C12-C16 Minerale olie C16-C21 Minerale olie C21-C30 Minerale olie C30-C35 Minerale olie C35-C40 Minerale olie totaal

 M2: 10-1,11-1,12-1,13-1,8-1,9-1 (0-50 cm-mv)





M3 (mg/kg.ds)

AW ½(AW+I)

I


0 4,1

82,2


24 <0,2 <3 <5 <0,05 <10 <1,5 5,1 <20

-

0,36 5,25 20,7 0,11 33,0
4,08 35,9 59,6 191 95,0 27,2 201

7,80 66,5 98,5 350 190 40,3 336


<0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 0,35

-

1,50

20,8

40,0

<0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 0,0049

-*

0,0040

0,10

0,20

38,0

519

1000


<3 <5 <5 <11 8,3 <6 <35

-

 M3: 10-2,10-3,1-2,1-3,1-4,5-2,5-3 (50-200 cm-mv)




 Grondwatermonster Verbinding

1 (µg/liter)

S

½(S+I)

I

 Metalen Barium Cadmium Kobalt Koper Kwik Lood Molybdeen Nikkel Zink Vluchtige aromaten Benzeen Tolueen Ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen Xylenen (som, 0.7 factor) BTEX (som) Styreen (Vinylbenzeen) PAK Naftaleen Gehalogeneerde koolwaterstoffen 1,1-Dichloorethaan 1,2-Dichloorethaan 1,1-Dichlooretheen cis-1,2-Dichlooretheen trans-1,2-Dichlooretheen Dichloormethaan 1.2-Dichloorethenen (som, 0.7 factor) 1,1-Dichloorpropaan 1,2-Dichloorpropaan 1,3-Dichloorpropaan Dichloorpropanen (0,7 som, 1,1+1,2+1,3) Tetrachlooretheen (Per) CKW (som) Tetrachloormethaan (Tetra) 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan Trichlooretheen (Tri) Trichloormethaan (Chloroform) Vinylchloride Tribroommethaan (bromoform) Minerale olie Minerale olie C10-C12 Minerale olie C12-C16 Minerale olie C16-C21 Minerale olie C21-C30 Minerale olie C30-C35 Minerale olie C35-C40 Minerale olie totaal

200 <0,2 2,1 <2 <0,05 <2 <2 <3 23

+ -

50,0 0,40 20,0 15,0 0,050 15,0 5,00 15,0 65,0

338 3,20 60,0 45,0 0,18 45,0 153 45,0 433

625 6,00 100,0 75,0 0,30 75,0 300 75,0 800

<0,2 <0,2 <0,2 <0,1 <0,2 0,21 <0,9 <0,2

-* -

0,20 7,00 4,00

15,1 504 77,0

30,0 1000 150

0,20

35,1

70,0

6,00

153

300

<0,02 -

0,0100

35,0

70,0

<0,2 <0,2 <0,1 <0,1 <0,1 <0,2 0,14 <0,2 <0,2 <0,2 0,42

-* -

7,00 7,00 0,0100

454 204 5,01

900 400 10,00

0,0100 0,0100

500 10,0

1000 20,0

0,80

40,4

80,0

<0,1 <1,6 <0,1 <0,1 <0,1 <0,2 <0,2 <0,1 <0,2

-

0,0100

20,0

40,0

0,0100 0,0100 0,0100 24,0 6,00 0,0100 -

5,01 150 65,0 262 203 2,51 315

10,00 300 130 500 400 5,00 630

<4 <7 <8 <15 <8 <8 <50

-

50,0

325

600

 1: (190-290 cm-mv)

 Betekenis van de tekens en afkortingen: Blanco: geen toetsingswaarde vastgesteld, i: indicatieve norm, !: overschrijding echter niet alle normen bekend, -*: separate gehalten zijn onder streefwaarde of detectiegrens, -: onder streefwaarde of detectiegrens, +: tussen streefwaarde en ½(S+I), ++: tussen ½(S+I) en interventiewaarde, +++: boven interventiewaarde, n.b.: niet bepaald.



BIJLAGE 6

PROJECTFOTO'S

Afbeelding 1: Inrit en vooraanzicht

Afbeelding 2: Woonhuis

Afbeelding 3: voorzuide varkensschuur

Afbeelding 4: zijkant varkensschuur

Afbeelding 5: Weiland zuidzijde

BIJLAGE 7

ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARING

BIJLAGE 8

Toegepaste normen (behalve voor laboratoriumonderzoek) NEN 5104 NEN 5707 NVN 5709

Geotechniek Asbest Bodem

NEN 5725

Bodem

NEN 5740 NPR 5741

Bodem Bodem

NPR 6616 NEN 5742

Water en slib Bodem

NEN 5743 NEN 5744

Bodem Bodem

NEN 5745 NEN 5120 NEN 5751 NEN 5733 NEN 5766 NEN 5861 NEN-EN-ISO 5667-3 NEN 5897

Bodem Geotechniek Bodem Bodem Bodem Milieu Water

NEN-ISO 7888 SIKB protocol 2001 SIKB protocol 2002 SIKB protocol 2018

Water

Asbest

Milieu

Classificatie van onverharde grondmonsters Bodem- Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem Monstervoorbehandeling voor de bepaling van organische en anorganische parameters in grond Richtlijn voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, orienterend en nader onderzoek Onderzoeksstrategie bij verkennend bodemonderzoek Boorsystemen en monsternemingstoestellen voor grond, sediment en grondwater, die worden toegepast bij bodemverontreinigingsonderzoek Routinebepaling van de pH Monsterneming van grond en sediment t.b.v. de bepaling van metalen, anorganische verbindingen, matig vluchtige organische verbindingen en fysisch/chemische bodemkenmerken. Monsterneming van grond en sediment t.b.v. de bepaling van vluchtige verbindingen. Monsterneming van grondwater t.b.v. de bepaling van metalen, anorganische verbindingen, matig vluchtige organische verbindingen en fysisch/chemische eigenschappen. Monsterneming van grondwater t.b.v. de bepaling van vluchtige verbindingen. Bepaling van stijghoogten van grondwater door middel van peilbuizen . Voorbereiding van het monster voor fysisch-chemische analyses Bepaling van de korrelgrootte m.b.v. zeef en pipet Plaatsing van peilbuizen ten behoeve van milieukundig bodemonderzoek Procedures voor monsteroverdracht Bemonstering - Deel 3: Richtlijnen voor de conservering en behandeling van watermonsters Monsterneming en analyse van asbest in recyclinggranulaat Bepaling van het elektrisch geleidingsvermogen

onbewerkt

bouw-

en

sloopafval

en

Water

Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen Het nemen van grondwatermonsters

Asbest

Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem

BIJLAGE 9

HISTORISCH ONDERZOEK GEMEENTE

Historisch onderzoek Onderzoekslocatie Datum Opdrachtgever Behandelend ambtenaar Aanleiding

: : : : :

Gooyerdijk 27 te Langbroek 9-10-2013 R.Wouters, gemeente Wijk bij Duurstede A. van Riet bestemmingsplan wijziging Bijlagen 1. Tekening met grens onderzoekslocatie

Bronnen

Bevindingen

Historisch Bodembestand, Provincie Gooyerdijk 27: Utrecht, versie 3.1, 18 januari 2005 Locatienummer 0352001712: onverdachte activiteit;

Actuele milieuvergunningen en Milieu informatiesysteem

Vervallen milieuvergunningen archief

Gooyerdijk 29: Locatienummer 0352001713: hbo-tank (ondergronds, 500 l), rijwielreparatiebedrijf; Gooyerdijk 27: 28-12-2001 revisievergunning voor vleesvarkenshouderij, opslag van mest en veevoeders, wasplaats; 23-7-2012 milieuneutralewijziging (vergroten schuur); Gooyerdijk 27: 7-5-1976 vergunning voor 150 varkens en opslag butaan- en propaangasflessen; 8-3-1996 vervanging van de voorschriften van de vergunning voor opslag van mest en gier t.b.v. een varkensmesterij; Gooyerdijk 29: 13-2-1967 vergunning voor opslaan en afleveren van motorbrandstoffen en rijwielherstelplaats; 7-5-1976 vergunning voor opslag van mest, gier en butaan- en propaangasflessen t.b.v. een varkenshouderij; 16-5-1995 gedeeltelijke intrekking vergunning varkensstal A; 06-10-1998 gedeeltelijke intrekking vergunning schuur B (maximaal 70 mestvarkens); 09-11-1998 wijziging voorschriften t.a.v. propaan en butaangas (26-01-1999 ingetrokken);

2. Tekening vergunning

3. Tekening vergunning

Tankenarchief

Gooyerdijk 29: bovengrondse 500 liter tank voor huisbrandolie; Gooyerdijk 33: bovengrondse 200 liter tank voor petroleum;. Bouwvergunningenarchief Gooyerdijk 27: 1954 bouw schuur 1966 plaatsen lichtkozijn 1967 bouw veeschuur 1974 uitbreiden woning 1996 verplaatsen/vergroten opslagschuur 2000 oprichten opslagruimte 2002 vergroten woning 2004 plaatsen van een dakkapel Gooyerdijk 29: 1954 plaatsen kippenhok 1959 bouw varkenshok 1964 bouw varkensschuur 1980 plaatsen raam 1984 plaatsen dakkapel 1985 vernieuwen schuur 2005 gedeeltelijk veranderen schuur 2008 oprichten woning Luchtfoto’s Het onderzoeksgebied bestaat voor een groot deel uit weiland. Ook de delen die momenteel bebouwd zijn waren vroeger in gebruik als weiland. Uitgevoerde bodemonderzoeken en Gooyerdijk 29: saneringen 13 april 2004 verkennend bodemonderzoek van Acorius Advies (kenmerk: 0416010/hb). Bovengrond: koper, zink, lood, PAK en minerale olie >AW Ondergrond en grondwater: geen overschrijdingen aangetroffen. Conclusie: de licht verhoogde gehalten aan minerale olie zijn te relateren aan de voormalige bovengrondse dieseltank. Geen belemmeringen voor de voorgenomen aanvraag bouwvergunning. Lijst provincie ernstige gevallen van Geen vermeldingen. bodemverontreiniging en verdachte locaties Ophogingen

Geen vermeldingen.

Voormalige fruitteelt Slootdempingen

Bijlage 1.

Aanwezig ten zuidwesten van het perceel. Geen vermeldingen.

Zie bijlage 1

Bijlage 3: Graaf van Lynden van Sandenburgweg  1. Akoestisch onderzoek industrielawaai  2. Archeologisch bureauonderzoek  3. Bodemonderzoek

Akoestisch onderzoek industrielawaai

Graaf van Lynden van Sandenburgerweg 9 te Wijk bij Duurstede Gemeente Wijk bij Duurstede

Datum: 14 april 2014 Projectnummer: 130293

SAB Postbus 479 6800 AL Arnhem tel: 026 - 357 69 11 fax: 026 - 357 66 11 Auteur:

Johan van der Burg

Projectleider:

Irene Buitenhuis Akoestisch onderzoek wegverkeer

Project:

Graaf van Lynden van Sandenburgerweg 9 te Wijk bij Duurstede

Projectnummer:

130293

INHOUD

1

Inleiding

3

1.1 1.2

Aanleiding Doel van het onderzoek

3 3

2

Wet- en regelgeving

5

2.1 2.2 2.3 2.4

Activiteitenbesluit Geluidsnota Schrikkelcirculaire Rekenmethodieken

5 6 7 7

3

Onderzoeksgegevens

8

3.1 3.2

Situatie schets Representatieve bedrijfssituatie

8 8

4

Onderzoek

10

4.1 4.2 4.3

Langtijdgemiddelde geluidsbelasting Maximale geluidgeluidsbelastingen Indirecte hinder

10 11 12

5

Conclusie

14

5.1 5.2 5.3

Langtijdgemiddelde geluidsbelastingen Maximale geluidsbelastingen Geluidsbelastingen t.g.v. de indirecte hinder

14 14 14

Bijlagen Bijlage A Bijlage B Bijlage C Bijlage D Bijlage E

Geluidsbelastingen in tabelvorm Overzichtstekening 1: Grafische weergave van het model Hoveniersbedrijf Rapportage van het model Langtijdgemiddelde geluidsbelasting Rapportage van het model Maximale geluidsbelasting Rapportage van het model Indirecte hinder

1 1.1

Inleiding Aanleiding Aan de Graaf van Lynden van Sandenburgerweg 9 staan diverse voormalige agrari2 sche opstallen (stallen) met een oppervlak van 725 m . Deze opstallen worden gedeeltelijk gebruikt door een hoveniersbedrijf (straat- en grondwerken). Dit bedrijf is op basis van het geldend bestemmingsplan niet toegestaan. De gronden hebben namelijk een woonbestemming. De gemeente wil dit bedrijf legaliseren en daarbij gebruik maken van de voorwaarden uit de ruimte-voor-ruimte-regeling. Het initiatief bestaat uit het slopen van alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en het (gedeeltelijk) herbouwen hiervan ten behoeve van een bedrijf aan huis. Het nieuw te realiseren be2 drijfsgebouw mag maximaal 400 m groot zijn. In de onderstaande figuur is de ligging van het plangebied weergegeven.

Figuur 1. Ligging van het plangebied

1.2

Doel van het onderzoek Op basis van het geldend bestemmingsplan is een hoveniersbedrijf niet toegestaan. Nu de gemeente onder voorwaarden het hoveniersbedrijf wil legaliseren en daartoe het bestemmingsplan wil herzien, moet de haalbaarheid daarvan worden onderzocht. Eén van de onderzoeken die moet worden uitgevoerd is een akoestisch onderzoek industrielawaai. Dit onderzoek kan tevens gebruikt worden gebruikt in het kader van een melding Activiteitenbesluit (formeel: Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer). Dit onderzoek heeft tot doel inzicht te geven in het akoestisch klimaat van de geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, nabij het hoveniersbedrijf.

SAB

3

Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft een korte samenvatting van de relevante weten regelgeving. In hoofdstuk 3 zijn de gebruikte onderzoeksgegevens opgenomen. In hoofdstuk 4 zijn de onderzoeksopzet, de onderzoeksresultaten en de toetsing van de resultaten beschreven. Tot slot zijn in hoofdstuk 5 de conclusies van het onderzoek opgenomen.

SAB

4

2

Wet- en regelgeving Voor de beoordeling van geluidshinder afkomstig van inrichtingen (industrielawaai) moet rekening worden gehouden met verschillende soorten van geluidshinder, namelijk:  geluidshinder afkomstig uit de inrichting (directe hinder), dit is de hinder die wordt veroorzaakt door activiteiten in de inrichting.  maximale geluidshinder, dit zijn de piekniveaus die optreden door de activiteiten in de inrichting.  indirecte geluidshinder, dit is de geluidshinder afkomstig van het wegverkeer van en naar de inrichting op de openbare weg. Deze drie soorten van geluidshinder afkomstig van inrichtingen worden beoordeeld op basis van drie documenten, dit zijn het “Activiteitenbesluit”, het gemeentelijke geluidsbeleid en de Schrikkelcirculaire

2.1

Activiteitenbesluit De milieuvoorschriften zijn per branche verdeeld over een groot aantal Algemene Maatregelen van Bestuur. Vanaf 2008 zijn de meeste AMvB's ondergebracht in het “Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer” (het Activiteitenbesluit). Het Activiteitenbesluit vormt het toetsingskader bij de aanvraag van een omgevingsvergunning activiteit milieu. In tabel 2.17a uit het Activiteitenbesluit staan de grenswaarden, deze grenswaarden zijn de maximale geluidsbelastingen welke mogen optreden op de omliggende woningen. In onderstaande tabel zijn staan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit weergegeven. Langtijdgemiddelde

Maximale geluidsbelasting

beoordelingsniveau (LAr,LT)

(LAmax)

50 dB(A)

70 dB(A)

45 dB(A)

65 dB(A)

40 dB(A)

60 dB(A)

50 dB(A)

70 dB(A)

Dagperiode (07:00 t/m 19:00) Avondperiode (19:00 t/m 23:00) Nachtperiode (23:00 t/m 07:00) Letmaal

Tabel 1. Overzicht van de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit

Wanneer niet kan worden voldaan aan de grenswaarden uit tabel 1 kan door middel van een maatwerkvoorschrift hogere grenswaarden worden vastgelegd. Het is niet gebruikelijk om in een maatwerkvoorschrift hogere grenswaarden vast te leggen dan zijn beschreven in het gemeentelijke geluidsbeleid en/of de “Handreiking industrielawaai en vergunningverlening”. Volgens het Activiteitenbesluit worden de piekniveaus tijdens het laden en lossen tussen 07:00 – 19:00 uur buiten toetsing gehouden (artikel 2.17b). Het laden en lossen in de avond en nacht (19:00 – 07:00 uur) moet wel worden getoetst aan de grenswaarden.

SAB

5

2.2

Geluidsnota De Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt het kader waarmee nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient te worden gemotiveerd waarom een ontwikkeling op deze wijze op de betreffende locatie kan plaatsvinden. Deze belangenafweging bepaalt of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Hierbij is één van de aspecten het geluid. De Wro biedt echter geen normen ter beoordeling van het geluid. De gemeente kan door middel van gemeentelijk geluidsbeleid een ambitieniveau en een plafondwaarde (maximale acceptabele geluidsbelasting) vastleggen voor delen van haar grondgebied. De gemeente Wijk bij Duurstede heeft geluidsbeleid “Geluidsnota 2012-2016, Gemeente Wijk bij Duurstede”, d.d. 30 september 2011, vastgesteld op 17 januari 2012. Voor geluidshinder wordt in deze publicatie het onderscheid gemaakt tussen verschillende gebieden in de gemeente Wijk bij Duurstede. Het plangebied ligt aan de provinciale weg Graaf van Lynden van Sandenburgweg (N229), dit is een belangrijke weg in de gemeente. Het plangebied ligt dan ook in het gebiedstype “Verkeersassen” hiervoor zijn basiskwaliteit en ambitiekwaliteit vastgesteld. In de onderstaande tabel zijn deze waarden weergegeven. Agrarisch gebied

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT)

Ambitiekwaliteit

50 dB(A)

Basiskwaliteit

50 dB(A)

Tabel 2. Overzicht van de richtwaarden

SAB

6

2.3

Schrikkelcirculaire De geluidsbelasting op de woningen ten gevolge van het verkeer van en naar de inrichting op de openbare weg wordt beoordeeld conform de circulaire “Beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening w.m.” van het Ministerie van VROM,d.d. 29 februari 1996. Deze circulaire wordt ook wel de Schrikkelcirculaire genoemd. Dit betekent dat het verkeer op de openbare weg alleen wordt beoordeeld op het equivalente geluidsniveau en dat voor de normstelling wordt aangesloten bij de voorkeursgrenswaarde (50 dB(A)) uit de Wet geluidhinder. Deze voorkeursgrenswaarde worden overschreden tot 65 dB(A) (zogenaamde maximaal toelaatbare geluidsbelasting). Het verkeer van en naar de inrichting op de openbare weg wordt berekend tot:  het punt waarop het verkeer is opgenomen in het reguliere (heersende) verkeersbeeld, bijvoorbeeld doordat het dezelfde snelheid heeft (meestal circa 100 meter);  het meest nabijgelegen kruispunt in het geval van een ontsluiting op een weg met een lage verkeersintensiteit;  tot het punt waar de verhoging van de geluidbelasting ten gevolge van het verkeer van en naar de inrichting niet meer dan 2 dB(A) bedraagt.

2.4

Rekenmethodieken De berekening van de geluidsbelastingen zijn uitgevoerd met behulp van de “Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai” uit 1999. Voor het uitvoeren van berekeningen is het computerprogramma WinHavik (versie 8.53) gebruikt.

SAB

7

3 3.1

Onderzoeksgegevens Situatie schets Het initiatief aan de Graaf van Lynden van Sandenburgweg 9 bestaat uit het slopen van alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en het (gedeeltelijk) herbouwen hiervan ten behoeve van een bedrijf aan huis. Het gaat daarbij om legalisatie van de (bedrijfsmatige) activiteiten van een hoveniersbedrijf.

3.2

Representatieve bedrijfssituatie De representatieve bedrijfssituatie (RBS) is maatgevend voor de toetsing aan de geluidnormen. Bij wisselende capaciteiten betreft het in het algemeen een situatie zoals deze zich bijvoorbeeld één maal per maand zal kunnen voordoen. Dit is dus een ruimere bedrijfssituatie als dat men op basis van gemiddelde capaciteiten zou berekenen. Werkzaamheden op terrein Een hoveniersbedrijf met een bedrijfsoppervlak van meer dan 500 m2 (SBI-2008: 0163) valt volgens de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering, editie 2009” in milieucategorie 3. Dit betekent dat dit bedrijf op een afstand van 50 meter een geluidsbelasting mag produceren van 45 dB(A) in de dagperiode (07:00 t/m 19:00). Dit komt over1 een met een bronvermogen van 88 dB(A) . De bedrijfsactiviteiten met geluidsuitstraling (afkoppelen van voertuigen, kleine reparaties enz.) vinden op het 2 2 buitenterrein ( 1.550 m ) plaats. Het gemiddelde bronvermogen van de buitenruimte 2 bedraagt 56,1 dB(A)/m . Voor de avond-(19:00 t/m 23:00) en nachtperiode (23:00 t/m 7:00) is het bronvermogen verlaagd met 5 respectievelijk 10 dB(A). In de onderstaande tabel is het standaard spectrum industrielawaai weergegeven. A-gewogen correctiewaarden per octaafband in dB(A) 63 Hz

125 Hz

250 Hz

500 Hz

1.000 Hz

2.000 Hz

4.000 Hz

8.000 Hz

-20

-15

-11

-7

-6

-8

-9

-11

Tabel 3. Standaard spectrum industrielawaai

Als hoogte van de bronnen is 5 meter aangehouden. Rijdende auto’s Op het terrein van het hoveniersbedrijf zullen auto’s en bestelauto’s van medewerkers en klanten rijden. De verkeersgeneratie voor een Groencentrum bedraagt maximaal 15,3 mvt/e per 100 2 m op basis van de CROW-publicatie 317 “Kencijfers parkeren een verkeersgenera2 2 tie”. Het oppervlak (buitenruimte 1.550 m en bedrijfsgebouw 400 m ) bedraagt 1.950 2 m , de verkeersgeneratie van het plangebied bedraagt maximaal 298 mvt/e. Maximaal

1

LWR = LAeq,T + 10log(4*π*R )-Dbodem = 45+10*log(4*π*50 )-2=88 dB(A)

2

2

LWR/m = 88 + 10*log(1/1550) = 56,1 dB(A)/m

SAB

2

2

2

8

20% van de voertuigen zullen bestelauto’s zijn (60 mvt/e). De overige voertuigen (238 mvt/e) zijn personenauto’s. Bevoorrading Het hoveniersbedrijf wordt bevoorraad met vrachtwagens. Uit de CROW-publicatie 272 “Verkeersgeneratie voorzieningen, kengetallen gemotoriseerd verkeer” blijkt dat een tuincentrum 4 vrachtwagens per dag nodig zijn voor de bevoorrading. Dit komt overeen met 8 voertuigbewegingen per etmaal. In het onderzoek is uitgegaan van 8 trekkers met opleggers. Het laden en lossen vindt plaats in de dagperiode. 3.2.1

Overzicht brongegevens In de onderstaande tabel is de representatieve bedrijfssituatie (RBS) weergegeven.

Bron

Geluidsemissie in dB(A) Bronvermogen (LWr)

Bronvermogen (LWr, max)

Bedrijfsduur of aantal voertuigbewegingen Dag (07:00 t/m 19:00)

Avond (19:00 t/m 23:00)

Nacht (23:00 t/m 07:00)

Bronnummer in model3

0 dB(A)

5 dB(A)

10 dB(A)

S01 t/m S18

214 voertuigbewegingen 54 voertuigbewegingen 8 voertuigbewegingen

24 voertuigbewegingen 6 voertuigbewegingen

-

M2

-

M1

-

-

M3

1 seconde

1 seconde

-

S31 t/m S49

Activiteiten op terrein Categorie 3.1 Voertuigen op het terrein Personenauto’s (10 km/uur) Bestelauto’s (5 km/uur) Trekker met oplegger (5 km/uur) Dichtslaan autoportier van auto’s

56,1 dB(A)/m2

-

89

95

94

100

102

110

-

98

Tabel 4. Representatieve bedrijfssituatie

3

Mobiele bronnen: m1 t/m m59 en stationaire bron: s1 t/m s67

SAB

9

4 4.1

Onderzoek Langtijdgemiddelde geluidsbelasting De geluidsbelastingen op de omliggende woningen ten gevolge van de activiteiten uit de inrichting en de maximale geluidsbelastingen zijn bepaald met de overdrachtsberekening (II.8) uit de “Handleiding Meten en Rekenen industrielawaai”. De hoogste langtijdgemiddelde geluidsbelastingen (directe hinder) per woning zijn weergegeven in de onderstaande tabel. In bijlage A zijn alle berekende geluidsbelastingen afkomstig uit de inrichting in tabelvorm weergegeven. Woning

Graaf van Lynden van Sandenburgweg 10 Graaf van Lynden van Sandenburgweg 11 Graaf van Lynden van Sandenburgweg 13 Graaf van Lynden van Sandenburgweg 7 Graaf van Lynden van Sandenburgweg 8 Remus 61 Remus 63 Remus 65 Remus 67 Norm Grenswaarde uit het Activiteitenbesluit Ambitiewaarde uit de gemeentelijke geluidsnota

Hoogste langtijdgemiddelde geluidsbelastingen in dB(A)

Letmaal (LAr,Lt)

Dagperiode

Avondperiode

Nachtperiode

(07:00 t/m 19:00)

(19:00 t/m 23:00)

(23:00 t/m 07:00)

45

40

33

45

49

44

36

49

38

34

28

39

28

23

16

28

44

39

31

44

29 27 29 27

22 22 22 22

15 14 14 14

29 27 29 27

50

45

40

50

50

45

40

50

Tabel 5. Hoogste langtijdgemiddelde geluidsbelastingen ten gevolge van de inrichting

De grafische weergave van het model is weergegeven in overzichtstekening 1, bijlage B. In deze tekening is onder meer de ligging van de verschillende waarneempunten te zien. In bijlage C is een rapportage met de invoergegevens en rekenresultaten van het model Langtijdgemiddelde geluidsbelastingen opgenomen. Conclusie Uit dit onderzoek blijkt dat bij geen van de woningen de grenswaarde van 50 dB(A) uit het Activiteitenbesluit en de ambitiewaarde van 50 dB(A) uit het gemeentelijke geluidsbeleid wordt overschreden ten gevolge van geluidshinder van de hovenier.

SAB

10

4.2

Maximale geluidgeluidsbelastingen De maximale geluidsbelastingen zijn berekend door het programma WinHavik door de Nabewerkingsmodule. De hoogste maximale geluidsbelastingen per woning zijn weergegeven in de onderstaande tabel In bijlage B zijn alle berekende maximale geluidsbelastingen in tabelvorm weergegeven. Woning

Graaf van Lynden van Sandenburgweg 10 Graaf van Lynden van Sandenburgweg 11 Graaf van Lynden van Sandenburgweg 13 Graaf van Lynden van Sandenburgweg 7 Graaf van Lynden van Sandenburgweg 8 Remus 61 Remus 63 Remus 65 Remus 67 Norm Grenswaarde uit het Activiteitenbesluit

Hoogste maximale geluidsbelastingen (LMAX) in dB(A)

Lmax_etmaal

Dagperiode

Avondperiode

Nachtperiode

(07:00 t/m 19:00)

(19:00 t/m 23:00)

(23:00 t/m 07:00)

60

57

34

62

63

60

37

65

52

50

29

55

42

36

16

42

58

56

33

61

43 42 43 42

37 37 37 37

17 17 17 17

43 42 43 42

70

65

60

70

Tabel 6. hoogste maximale geluidsbelastingen

De grafische weergave van het model is weergegeven in overzichtstekening 1, bijlage B. In deze tekening is onder meer de ligging van de verschillende waarneempunten te zien. In bijlage D is een rapportage met de invoergegevens van het model Maximale geluidshinder opgenomen. Conclusie Uit dit onderzoek blijkt dat bij geen van de woningen de grenswaarde van 70 dB(A) uit het Activiteitenbesluit wordt overschreden op basis van de maximale geluidsniveaus. De hoogste maximale geluidsniveaus worden veroorzaakt door rijden van vrachtwagens en het dichtslaan van de portieren.

SAB

11

4.3

Indirecte hinder De geluidsbelastingen ten gevolge van de indirecte hinder (wegverkeer van en naar de inrichting op de openbare weg) zijn bepaald met behulp van de standaardrekenmethode 2-berekening. De gebruikte rekenmethode voor wegverkeer is beschreven het Reken- en meetvoorschrift 2012 (RMG 2012), bijlage III, behorend bij hoofdstuk 3: Weg. Als rijsnelheid op de parallelweg is 60 km/uur aangehouden, dit is ook de maximum snelheid op de parallelweg. De berekening van de indirecte geluidshinder met behulp van de rekenmethode voor wegverkeerslawaai geeft een realistischere (en hogere) geluidsbelasting dan wanneer wordt uitgegaan van emissiegetallen van de auto’s met een rijsnelheid van 10 km/uur. In de onderstaande tabel zijn etmaalintensiteiten van de indirecte hinder weergegeven. Weg(vak)

Auto’s

Etmaal

Intensiteit in de

Intensiteit in de

Intensiteit in de

intensiteit

dagperiode

avondperiode

nachtperiode

298 mvt/e

268 mvt (22,33 mvt/u)

30 mvt (7,5 mvt/u)

0 mvt 0 mvt

Middelzware vrachtwagens

0 mvt/e

0 mvt

0 mvt

Zware vrachtwagens

8 mvt/e

8 mvt (0,67 mvt/u)

0 mvt

0 mvt

276 mvt

30 mvt

0 mvt

Totaal

306 mvt/e

Tabel 7. Etmaalintensiteiten voor de indirecte hinder

SAB

12

In de onderstaande tabel zijn de woningen met een geluidsbelasting van 50 dB(A) of meer ten gevolge van de indirecte hinder (verkeer van en naar de inrichting op de openbare weg) weergegeven. In bijlage A zijn alle geluidsbelastingen ten gevolge van de indirecte hinder in tabelvorm weergegeven. Woning

Hoogste geluidsbelastingen in dB(A) (excl. aftrek ex artikel 110g Wgh)

Graaf van Lynden van Sandenburgweg 10 Graaf van Lynden van Sandenburgweg 11 Graaf van Lynden van Sandenburgweg 13 Graaf van Lynden van Sandenburgweg 7 Graaf van Lynden van Sandenburgweg 8 Remus 61 Remus 63 Remus 65 Remus 67 Norm Voorkeursgrenswaarde Hoogste toelaatbare geluidbelasting

4

Letmaal (LAr,Lt)

Dagperiode

Avondperiode

Nachtperiode

(07:00 t/m 19:00)

(19:00 t/m 23:00)

(23:00 t/m 07:00)

47

42

-100

47

43

39

-100

44

42

39

-100

44

29

24

-100

29

47

42

-100

47

25 22 24 24

19 17 18 19

-100 -100 -100 -100

25 22 24 24 50 65

Tabel 8. Hoogste geluidsbelastingen ten gevolge van de indirecte hinder

De grafische weergave van het model is weergegeven in overzichtstekening 1, bijlage B. In deze tekening is onder meer de ligging van de verschillende waarneempunten te zien. In bijlage E is een rapportage met de invoergegevens en rekenresultaten van het model Indirecte hinder opgenomen. Conclusie Uit dit onderzoek blijkt dat bij geen van de woningen de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A), uit de Schrikkelcirculaire wordt overschreden. De hoogste geluidsbelasting ten gevolge van de indirecte hinder bedraagt 47 dB(A).

4

Op basis van de Schrikkelcirculaire mag de aftrek ex artikel 110g van de Wet geluidhinder (aftrek voor het stiller worden van het verkeer) niet worden toegepast. Door het niet toepassen van deze aftrek kan de geluidsbelasting worden gebruikt bij de berekening van eventuele gevel isolatie.

SAB

13

5

Conclusie Aan de Graaf van Lynden van Sandenburgerweg 9 staan diverse voormalige agrari2 sche opstallen (stallen) met een oppervlak van 725 m . Deze opstallen worden gedeeltelijk gebruikt door een hoveniersbedrijf (straat- en grondwerken). Dit bedrijf is op basis van het geldend bestemmingsplan niet toegestaan. De gronden hebben namelijk een woonbestemming. De gemeente wil dit bedrijf legaliseren en daarbij gebruik maken van de voorwaarden uit de ruimte-voor-ruimte-regeling. Het initiatief bestaat uit het slopen van alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en het (gedeeltelijk) herbouwen hiervan ten behoeve van een bedrijf aan huis. Het nieuw te realiseren be2 drijfsgebouw mag maximaal 400 m groot zijn. Voor de realisatie van het hoveniersbedrijf is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidshinder op de omliggende woningen.

5.1

Langtijdgemiddelde geluidsbelastingen Uit dit onderzoek blijkt dat bij geen van de woningen de grenswaarde van 50 dB(A) uit het Activiteitenbesluit en de ambitiewaarde van 50 dB(A) uit het gemeentelijke geluidsbeleid wordt overschreden ten gevolge van geluidshinder van de hovenier.

5.2

Maximale geluidsbelastingen Uit dit onderzoek blijkt dat bij geen van de woningen de grenswaarde van 70 dB(A) uit het Activiteitenbesluit wordt overschreden op basis van de maximale geluidsniveaus. De hoogste maximale geluidsniveaus worden veroorzaakt door rijden van vrachtwagens en het dichtslaan van de portieren.

5.3

Geluidsbelastingen t.g.v. de indirecte hinder Uit dit onderzoek blijkt dat bij geen van de woningen de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A), uit de Schrikkelcirculaire wordt overschreden. De hoogste geluidsbelasting ten gevolge van de indirecte hinder bedraagt 47 dB(A). Eindconclusie Aangezien de grenswaarden voor de langtijdgemiddelde geluidsbelastingen van 50 dB(A) en maximale geluidsbelastingen van 70 dB(A) uit het Activiteitenbesluit en de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) uit de Schrikkelcirculaire niet worden overschreden is er vanuit de landelijke weten regelgeving geen belemmering voor legalisatie van het hoveniersbedrijf. Daarnaast wordt de ambitiewaarde voor de langtijdgemiddelde geluidsbelasting van 50 dB(A) uit de gemeentelijke geluidsnota niet overschreden. Ook op basis van die nota is er geen belemmering voor legalisatie van het hoveniersbedrijf.

SAB

14

Bijlage A Geluidsbelastingen in tabelvorm

datum: 14 april 2014

Projectnummer: 130293

Langtijdgemiddelde en maximale geluidsbelasting en geluidsbelastingen t.g.v. indirecte hinder, in tabelvorm Adres

waar-

waar-

Type

neem-

neem-

object

punt

hoogte in meters

Periodes (d= dag, a= avond, n=nacht)

Langtijdgemiddelde geluidsbelastingen

Maximale geluidsbelastingen

Geluidsbelastingen t.g.v. indirecte hinder

van de verschillende perioden

Letmaal

dag-

maat-

avond-

maat-

nacht-

maat-

Letmaal

dag (07-19)

avond (19-23)

nacht (23-07)

(Lar,Lt) in dB(A)

periode (07-19)

gevende bron

periode (19-23)

gevende bron

periode (23-07)

gevende bron

(Lmax,etmaal) in dB(A)


Letmaal

dag (07-19)

avond (19-23)

nacht (23-07)

(Lar,Lt) 46,68

Graaf van Lynden van Sandenburgweg 8

1

1,5

woning

d

43,95

-99,99

-99,99

43,95

58,28

trekker met oplegger

-99,99

-

-99,99

-

58,28

46,68

-99,99

-99,99


1

4,5

woning

an

-99,99

39,09

31,25

44,09

-99,99

-

55,67

dichtslaan autoportieren

32,50

bron 3.1

60,67

-99,99

41,91

-99,99

46,91


2

1,5

woning

d

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

42,24

-99,99

-99,99

42,24


2

4,5

woning

an

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-99,99

37,19

-99,99

42,19


3

1,5

woning

d

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

40,22

-99,99

-99,99

40,22


3

4,5

woning

an

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-99,99

35,78

-99,99

40,78


4

1,5

woning

d

5,31

-99,99

-99,99

5,31

32,31


-99,99

-

-99,99

-

32,31

30,73

-99,99

-99,99

30,73


4

4,5

woning

an

-99,99

1,47

-99,99

6,47

-99,99

-

0,00

-

-99,99

-

5,00

-99,99

27,13

-99,99

32,13


5

1,5

woning

d

44,50

-99,99

-99,99

44,50

59,19


-99,99

-

-99,99

-

59,19

46,85

-99,99

-99,99

46,85


5

4,5

woning

an

-99,99

39,54

31,71

44,54

-99,99

-

56,09


32,88

bron 3.1

61,09

-99,99

42,13

-99,99

47,13


6

1,5

woning

d

44,50

-99,99

-99,99

44,50

59,22


-99,99

-

-99,99

-

59,22

44,22

-99,99

-99,99

44,22


6

4,5

woning

an

-99,99

39,62

31,82

44,62

-99,99

-

55,85


33,51

bron 3.1

60,85

-99,99

39,76

-99,99

44,76


7

1,5

woning

d

45,11

-99,99

-99,99

45,11

59,70


-99,99

-

-99,99

-

59,70

43,77

-99,99

-99,99

43,77


7

4,5

woning

an

-99,99

40,43

32,73

45,43

-99,99

-

56,74


34,22

bron 3.1

61,74

-99,99

39,73

-99,99

44,73


8

1,5

woning

d

42,33

-99,99

-99,99

42,33

56,68


-99,99

-

-99,99

-

56,68

41,07

-99,99

-99,99

41,07


8

4,5

woning

an

-99,99

37,69

30,13

42,69

-99,99

-

54,24


31,56

bron 3.1

59,24

-99,99

37,16

-99,99

42,16


9

1,5

woning

d

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99


9

4,5

woning

an

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99


10

1,5

woning

d

48,85

-99,99

-99,99

48,85

62,73


-99,99

-

-99,99

-

62,73

38,95

-99,99

-99,99

38,95


10

4,5

woning

an

-99,99

43,66

36,09

48,66

-99,99

-

59,77


36,86

bron 3.1

64,77

-99,99

35,36

-99,99

40,36


11

1,5

woning

d

48,69

-99,99

-99,99

48,69

62,56


-99,99

-

-99,99

-

62,56

38,03

-99,99

-99,99

38,03


11

4,5

woning

an

-99,99

43,52

35,89

48,52

-99,99

-

59,84


36,80

bron 3.1

64,84

-99,99

34,35

-99,99

39,35


12

1,5

woning

d

48,13

-99,99

-99,99

48,13

61,95


-99,99

-

-99,99

-

61,95

36,98

-99,99

-99,99

36,98


12

4,5

woning

an

-99,99

43,04

35,38

48,04

-99,99

-

59,12


36,23

bron 3.1

64,12

-99,99

32,79

-99,99

37,79


13

1,5

woning

d

47,41

-99,99

-99,99

47,41

60,93


-99,99

-

-99,99

-

60,93

36,78

-99,99

-99,99

36,78


13

4,5

woning

an

-99,99

42,39

34,68

47,39

-99,99

-

58,19


35,32

bron 3.1

63,19

-99,99

32,33

-99,99

37,33


14

1,5

woning

d

35,94

-99,99

-99,99

35,94

59,71


-99,99

-

-99,99

-

59,71

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99


14

4,5

woning

an

-99,99

31,06

8,75

36,06

-99,99

-

57,12


16,68

bron 3.1

62,12

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99


15

1,5

woning

d

37,54

-99,99

-99,99

37,54

57,26


-99,99

-

-99,99

-

57,26

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99


15

4,5

woning

an

-99,99

32,87

25,25

37,87

-99,99

-

56,00


33,06

bron 3.1

61,00

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99


16

1,5

woning

d

27,57

-99,99

-99,99

27,57

42,32


-99,99

-

-99,99

-

42,32

35,78

-99,99

-99,99

35,78


16

4,5

woning

an

-99,99

4,16

-99,99

9,16

-99,99

-

27,95

bestelauto

-99,99

-

32,95

-99,99

31,63

-99,99

36,63


17

1,5

woning

d

28,92

-99,99

-99,99

28,92

43,63


-99,99

-

-99,99

-

43,63

35,54

-99,99

-99,99

35,54


17

4,5

woning

an

-99,99

16,43

-99,99

21,43

-99,99

-

38,36

bestelauto

-99,99

-

43,36

-99,99

31,82

-99,99

36,82


18

1,5

woning

d

28,03

-99,99

-99,99

28,03

43,78


-99,99

-

-99,99

-

43,78

37,74

-99,99

-99,99

37,74


18

4,5

woning

an

-99,99

17,25

-99,99

22,25

-99,99

-

38,75

bestelauto

-99,99

-

43,75

-99,99

34,25

-99,99

39,25


19

1,5

woning

d

19,17

-99,99

-99,99

19,17

35,25


-99,99

-

-99,99

-

35,25

39,22

-99,99

-99,99

39,22


19

4,5

woning

an

-99,99

8,19

-99,99

13,19

-99,99

-

30,64

bestelauto

-99,99

-

35,64

-99,99

35,67

-99,99

40,67


20

1,5

woning

d

43,68

-99,99

-99,99

43,68

59,17


-99,99

-

-99,99

-

59,17

42,53

-99,99

-99,99

42,53


20

4,5

woning

an

-99,99

38,91

31,84

43,91

-99,99

-

57,16


34,59

bron 3.1

62,16

-99,99

38,92

-99,99

43,92


21

1,5

woning

d

45,64

-99,99

-99,99

45,64

62,32


-99,99

-

-99,99

-

62,32

42,68

-99,99

-99,99

42,68


21

4,5

woning

an

-99,99

40,56

33,33

45,56

-99,99

-

59,45


36,64

bron 3.1

64,45

-99,99

39,05

-99,99

44,05


22

1,5

woning

d

23,85

-99,99

-99,99

23,85

37,87


-99,99

-

-99,99

-

37,87

1,68

-99,99

-99,99

1,68


22

4,5

woning

an

-99,99

22,13

16,19

27,13

-99,99

-

33,72

bestelauto

19,90

bron 3.1

38,72

-99,99

1,84

-99,99

6,84


23

1,5

woning

d

24,02

-99,99

-99,99

24,02

38,16


-99,99

-

-99,99

-

38,16

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99


23

4,5

woning

an

-99,99

22,31

16,30

27,31

-99,99

-

34,96

bestelauto

20,08

bron 3.1

39,96

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99


24

1,5

woning

d

35,01

-99,99

-99,99

35,01

49,42


-99,99

-

-99,99

-

49,42

38,89

-99,99

-99,99

38,89


24

4,5

woning

an

-99,99

31,03

24,48

36,03

-99,99

-

46,55


25,98

bron 3.1

51,55

-99,99

35,17

-99,99

40,17

Graaf van Lynden van Sandenburgweg 13 Graaf van Lynden van Sandenburgweg 13

25 25

1,5 4,5

woning woning

d an

36,84 -99,99

-99,99 32,87

-99,99 26,36

36,84 37,87

51,00 -99,99


-99,99 48,60

-

-99,99 27,98

-

51,00 53,60

39,59 -99,99

-99,99 35,88

-99,99 -99,99

39,59 40,88

Pagina 1 van 4

-


bron 3.1




waar-

waar-

Type

neem-

neem-

object

punt

hoogte in meters






Letmaal

dag-

maat-

avond-

maat-

nacht-

maat-

Letmaal

dag (07-19)

avond (19-23)

nacht (23-07)

(Lar,Lt) in dB(A)

periode (07-19)

gevende bron

periode (19-23)

gevende bron

periode (23-07)

gevende bron



Letmaal

dag (07-19)

avond (19-23)

nacht (23-07)

(Lar,Lt) 42,09


26

1,5

woning

d

38,32

-99,99

-99,99

38,32

52,33


-99,99

-

-99,99

-

52,33

42,09

-99,99

-99,99


26

4,5

woning

an

-99,99

34,12

27,52

39,12

-99,99

-

49,83


29,34

bron 3.1

54,83

-99,99

38,47

-99,99

43,47


27

1,5

woning

d

38,26

-99,99

-99,99

38,26

52,22


-99,99

-

-99,99

-

52,22

42,36

-99,99

-99,99

42,36


27

4,5

woning

an

-99,99

34,04

27,43

39,04

-99,99

-

49,67


29,21

bron 3.1

54,67

-99,99

38,69

-99,99

43,69


28

1,5

woning

d

35,96

-99,99

-99,99

35,96

50,44


-99,99

-

-99,99

-

50,44

42,11

-99,99

-99,99

42,11


28

4,5

woning

an

-99,99

31,80

25,20

36,80

-99,99

-

47,75


27,26

bron 3.1

52,75

-99,99

38,49

-99,99

43,49


29

1,5

woning

d

19,51

-99,99

-99,99

19,51

35,42


-99,99

-

-99,99

-

35,42

39,48

-99,99

-99,99

39,48


29

4,5

woning

an

-99,99

16,07

9,06

21,07

-99,99

-

30,90

bestelauto

12,14

bron 3.1

35,90

-99,99

36,11

-99,99

41,11


30

1,5

woning

d

27,92

-99,99

-99,99

27,92

41,65


-99,99

-

-99,99

-

41,65

28,56

-99,99

-99,99

28,56


30

4,5

woning

an

-99,99

22,62

14,93

27,62

-99,99

-

36,26

bestelauto

15,58

bron 3.1

41,26

-99,99

23,45

-99,99

28,45


31

1,5

woning

d

27,64

-99,99

-99,99

27,64

40,51


-99,99

-

-99,99

-

40,51

28,45

-99,99

-99,99

28,45


31

4,5

woning

an

-99,99

22,43

14,75

27,43

-99,99

-

35,47

bestelauto

15,53

bron 3.1

40,47

-99,99

23,36

-99,99

28,36


32

1,5

woning

d

27,95

-99,99

-99,99

27,95

40,36


-99,99

-

-99,99

-

40,36

29,04

-99,99

-99,99

29,04


32

4,5

woning

an

-99,99

22,92

15,53

27,92

-99,99

-

35,35

bestelauto

15,66

bron 3.1

40,35

-99,99

24,00

-99,99

29,00


33

1,5

woning

d

27,74

-99,99

-99,99

27,74

40,33


-99,99

-

-99,99

-

40,33

28,15

-99,99

-99,99

28,15


33

4,5

woning

an

-99,99

22,72

15,27

27,72

-99,99

-

35,05

bestelauto

15,52

bron 3.1

40,05

-99,99

23,07

-99,99

28,07


34

1,5

woning

d

15,33

-99,99

-99,99

15,33

39,34


-99,99

-

-99,99

-

39,34

28,26

-99,99

-99,99

28,26


34

4,5

woning

an

-99,99

9,49

-99,99

14,49

-99,99

-

34,78

bestelauto

-99,99

-

39,78

-99,99

23,01

-99,99

28,01


35

1,5

woning

d

16,86

-99,99

-99,99

16,86

39,23


-99,99

-

-99,99

-

39,23

27,01

-99,99

-99,99

27,01


35

4,5

woning

an

-99,99

10,01

-99,99

15,01

-99,99

-

34,56

bestelauto

-99,99

-

39,56

-99,99

21,78

-99,99

26,78


36

1,5

woning

d

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

36

4,5

woning

an

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99



37

1,5

woning

d

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99


37

4,5

woning

an

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99


38

1,5

woning

d

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99


38

4,5

woning

an

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99


39

1,5

woning

d

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99


39

4,5

woning

an

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99


40

1,5

woning

d

25,95

-99,99

-99,99

25,95

41,84


-99,99

-

-99,99

-

41,84

24,24

-99,99

-99,99

24,24


40

4,5

woning

an

-99,99

20,06

12,40

25,06

-99,99

-

35,93

bestelauto

15,16

bron 3.1

40,93

-99,99

18,92

-99,99

23,92


41

1,5

woning

d

25,94

-99,99

-99,99

25,94

41,88


-99,99

-

-99,99

-

41,88

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99


41

4,5

woning

an

-99,99

20,41

12,78

25,41

-99,99

-

36,25

bestelauto

15,58

bron 3.1

41,25

-99,99

-99,99

-99,99

-99,99

Remus 61

42

1,5

woning

d

27,00

-99,99

-99,99

27,00

42,01


-99,99

-

-99,99

-

42,01

22,09

-99,99

-99,99

22,09

Remus 61

42

4,5

woning

an

-99,99

21,48

13,51

26,48

-99,99

-

36,61

bestelauto

16,50

bron 3.1

41,61

-99,99

17,22

-99,99

22,22

Remus 61

42

7,5

woning

an

-99,99

22,14

14,35

27,14

-99,99

-

37,18

bestelauto

17,27

bron 3.1

42,18

-99,99

17,31

-99,99

22,31

Remus 61

43

1,5

woning

d

27,07

-99,99

-99,99

27,07

41,99


-99,99

-

-99,99

-

41,99

22,40

-99,99

-99,99

22,40

Remus 61

43

4,5

woning

an

-99,99

21,54

13,71

26,54

-99,99

-

36,65

bestelauto

16,55

bron 3.1

41,65

-99,99

17,58

-99,99

22,58

Remus 61

43

7,5

woning

an

-99,99

22,18

14,50

27,18

-99,99

-

37,23

bestelauto

17,33

bron 3.1

42,23

-99,99

18,11

-99,99

23,11

Remus 61

44

1,5

woning

d

28,74

-99,99

-99,99

28,74

43,47


-99,99

-

-99,99

-

43,47

24,91

-99,99

-99,99

24,91

Remus 61

44

4,5

woning

an

-99,99

21,51

13,64

26,51

-99,99

-

36,59

bestelauto

16,48

bron 3.1

41,59

-99,99

18,42

-99,99

23,42

Remus 61

44

7,5

woning

an

-99,99

22,14

14,43

27,14

-99,99

-

37,15

bestelauto

17,25

bron 3.1

42,15

-99,99

18,83

-99,99

23,83

Remus 63

45

1,5

woning

d

26,98

-99,99

-99,99

26,98

41,97


-99,99

-

-99,99

-

41,97

21,63

-99,99

-99,99

21,63

Remus 63

45

4,5

woning

an

-99,99

21,49

13,48

26,49

-99,99

-

36,57

bestelauto

16,45

bron 3.1

41,57

-99,99

16,81

-99,99

21,81

Remus 63

45

7,5

woning

an

-99,99

22,13

14,30

27,13

-99,99

-

37,13

bestelauto

17,22

bron 3.1

42,13

-99,99

17,23

-99,99

22,23

Remus 63

46

1,5

woning

d

26,93

-99,99

-99,99

26,93

41,85


-99,99

-

-99,99

-

41,85

22,00

-99,99

-99,99

22,00

Remus 63

46

4,5

woning

an

-99,99

21,40

13,37

26,40

-99,99

-

36,48

bestelauto

16,35

bron 3.1

41,48

-99,99

17,11

-99,99

22,11

Remus 63

46

7,5

woning

an

-99,99

22,03

14,18

27,03

-99,99

-

37,02

bestelauto

17,10

bron 3.1

42,02

-99,99

17,21

-99,99

22,21

Remus 63

47

1,5

woning

d

14,20

-99,99

-99,99

14,20

37,40


-99,99

-

-99,99

-

37,40

19,36

-99,99

-99,99

19,36

Remus 63 Remus 63

47 47

4,5 7,5

woning woning

an an

-99,99 -99,99

-99,99 -99,99

-99,99 -99,99

-99,99 -99,99

-99,99 -99,99

-

-99,99 -99,99

-

-99,99 -99,99

-

-99,99 -99,99

-99,99 -99,99

12,78 12,88

-99,99 -99,99

17,78 17,88

Pagina 2 van 4

-

-

-




waar-

waar-

Type

neem-

neem-

object

punt

hoogte in meters






Letmaal

dag-

maat-

avond-

maat-

nacht-

maat-

Letmaal

dag (07-19)

avond (19-23)

nacht (23-07)

(Lar,Lt) in dB(A)

periode (07-19)

gevende bron

periode (19-23)

gevende bron

periode (23-07)

gevende bron



Letmaal

dag (07-19)

avond (19-23)

nacht (23-07)

(Lar,Lt)

Remus 65

48

1,5

woning

d

28,73

-99,99

-99,99

28,73

43,33


-99,99

-

-99,99

-

43,33

24,35

-99,99

-99,99

24,35

Remus 65

48

4,5

woning

an

-99,99

21,43

13,32

26,43

-99,99

-

36,41

bestelauto

16,38

bron 3.1

41,41

-99,99

17,20

-99,99

22,20

Remus 65

48

7,5

woning

an

-99,99

22,05

14,12

27,05

-99,99

-

36,96

bestelauto

17,14

bron 3.1

41,96

-99,99

17,35

-99,99

22,35

Remus 65

49

1,5

woning

d

26,94

-99,99

-99,99

26,94

41,75


-99,99

-

-99,99

-

41,75

22,32

-99,99

-99,99

22,32

Remus 65

49

4,5

woning

an

-99,99

21,44

13,41

26,44

-99,99

-

36,44

bestelauto

16,46

bron 3.1

41,44

-99,99

17,50

-99,99

22,50

Remus 65

49

7,5

woning

an

-99,99

22,08

14,21

27,08

-99,99

-

37,01

bestelauto

17,22

bron 3.1

42,01

-99,99

17,60

-99,99

22,60

Remus 65

50

1,5

woning

d

26,85

-99,99

-99,99

26,85

41,70


-99,99

-

-99,99

-

41,70

22,99

-99,99

-99,99

22,99

Remus 65

50

4,5

woning

an

-99,99

21,32

13,35

26,32

-99,99

-

36,37

bestelauto

16,36

bron 3.1

41,37

-99,99

18,14

-99,99

23,14

Remus 65

50

7,5

woning

an

-99,99

21,95

14,14

26,95

-99,99

-

36,93

bestelauto

17,12

bron 3.1

41,93

-99,99

18,19

-99,99

23,19

Remus 67

51

1,5

woning

d

26,91

-99,99

-99,99

26,91

41,64


-99,99

-

-99,99

-

41,64

21,84

-99,99

-99,99

21,84

Remus 67

51

4,5

woning

an

-99,99

21,48

13,60

26,48

-99,99

-

36,33

bestelauto

16,29

bron 3.1

41,33

-99,99

17,03

-99,99

22,03

Remus 67

51

7,5

woning

an

-99,99

22,10

14,38

27,10

-99,99

-

36,87

bestelauto

17,04

bron 3.1

41,87

-99,99

17,17

-99,99

22,17

Remus 67

52

1,5

woning

d

26,91

-99,99

-99,99

26,91

41,59


-99,99

-

-99,99

-

41,59

23,77

-99,99

-99,99

23,77

Remus 67

52

4,5

woning

an

-99,99

21,40

13,53

26,40

-99,99

-

36,25

bestelauto

16,19

bron 3.1

41,25

-99,99

18,92

-99,99

23,92

Remus 67

52

7,5

woning

an

-99,99

22,01

14,30

27,01

-99,99

-

36,77

bestelauto

16,94

bron 3.1

41,77

-99,99

18,97

-99,99

23,97

Remus 67

53

1,5

woning

d

-9,88

-99,99

-99,99

-9,88

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

-

-99,99

18,88

-99,99

-99,99

18,88

Remus 67 Remus 67

53 53

4,5 7,5

woning woning

an an

-99,99 -99,99

-16,07 -12,80

-99,99 -99,99

-11,07 -7,80

-99,99 -99,99

-

-99,99 -99,99

-

-99,99 -99,99

-

-99,99 -99,99

-99,99 -99,99

13,69 13,76

-99,99 -99,99

18,69 18,76

Pagina 3 van 4

-

-

-




waar-

waar-

Type

neem-

neem-

object

punt

hoogte in meters






Letmaal

dag-

maat-

avond-

maat-

nacht-

maat-

Letmaal

dag (07-19)

(Lar,Lt) in dB(A)

periode (07-19)

gevende bron

periode (19-23)

gevende bron

periode (23-07)

gevende bron

avond (19-23)

nacht (23-07)


Letmaal


dag (07-19)

avond (19-23)

nacht (23-07)

(Lar,Lt)

Hoogste geluidsbelastingen Graaf van Lynden van Sandenburgweg 10

woning

45

40

33

45

60


57


34

bron 3.1

62

47

42

-100

47


woning

49

44

36

49

63


60


37

bron 3.1

65

43

39

-100

44


woning

38

34

28

39

52


50


29

bron 3.1

55

42

39

-100

44


woning

28

23

16

28

42


36

bestelauto

16

bron 3.1

42

29

24

-100

29


woning

44

39

31

44

58


56


33

bron 3.1

61

47

42

-100

47

Remus 61

woning

29

22

15

29

43


37

bestelauto

17

bron 3.1

43

25

19

-100

25

Remus 63

woning

27

22

14

27

42


37

bestelauto

17

bron 3.1

42

22

17

-100

22

Remus 65 Remus 67

woning woning

29 27

22 22

14 14

29 27

43 42


37 37

bestelauto

17 17

bron 3.1

43 42

24 24

18 19

-100 -100

24 24

49

44

36

49

63

65

47

42

-100

47

50 50

45 45

40 40

50 50

70

65

60

70

65

60

Hoogste geluidsbelastingen


60

bestelauto

37

bron 3.1

Normen Grenswaarde uit Activiteitenbesluit Ambitiewaarde uit de gemeentelijk geluidsnota

55

Voorkeursgrenswaarde uit de Schrikkelcirculaire

50

Hoogste toelaatbare geluidsbelasting uit de Schrikkelcirculaire

65

Pagina 4 van 4

Bijlage B Overzichtstekening 1: Grafische weergave van het model Hoveniersbedrijf

SAB, Arnhem

project opdrachtgever

+

0

bodemabsorptie terreinelement bebouwing rijlijn hoogtelijn bron mobiele bron

100 schaal: 1 : 1000

+

waarneempunt gevel

Tuinderij Gemeente Wijk bij Duurstede omschrijving Overzichtstekening 1 Grafische weergave van het model Hovenier

Tuinderij.mdb

WinHavik 8.53 (c) dirActivity-software

Bijlage C Rapportage van het model Langtijdgemiddelde geluidsbelasting

1

SAB, Arnhem

Projectgegevens projectnaam: opdrachtgever: adviseur: databaseversie: situatie:

Tuinderij Gemeente Wijk bij Duurstede SAB (burg) 851 Hovenier

uitsnede:

Langtijdgemiddelde geluidsbelasting

omschrijving rekenhart: aut. berekening gemiddeld maaiveld: alleen absorptiegebieden( geen hz-lijnen): standaard bodemabsorptie: rekenresultaat binnengelezen (datum): rekenresultaat binnengelezen (tijd): maximum aantal reflecties: minimum zichthoek reflecties: maximum sectorhoek: vaste sectorhoek: rekenmethode: meteo correctie: jaargetijde zomer:

industrielawaai 10.32 18.11.2011 n.v.t.

%

15-04-2014 10:54 1 n.v.t. n.v.t. n.v.t. HMRI 1999

opmerking


15-04-2014 11:40

2

SAB, Arnhem

Bebouwing nr 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22

z,gem m,gem 7.0 7.0 3.0 5.0 5.0 7.0 7.5 7.0 7.0 7.0 5.0 3.0 10.0 3.0 10.0 3.0 3.0 10.0 10.0 10.0 10.0 6.9

0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0

lengte 24 24 20 30 25 72 30 77 63 67 84 23 34 39 26 39 19 34 34 35 35 64


adres Graaf van Lynden van Sandenburgweg 8 Graaf van Lynden van Sandenburgweg 10

Graaf van Lynden van Sandenburgweg 11 Graaf van Lynden van Sandenburgweg 10 Graaf van Lynden van Sandenburgweg 13 Graaf van Lynden van Sandenburgweg 7

Remus 63 Remus 61

Remus 65 Remus 67 Remus 69 Remus 71

reflectie

kenmerk

80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80

15-04-2014 11:40

3

SAB, Arnhem

Bodemlijnen nr

z,gem

lengte

1

0.0

1633

type

kenmerk

hoogtelijn


15-04-2014 11:40

4

SAB, Arnhem

Bronnen bronvermogen nr bedrijf

--> hoek

63

125

250

500 1000 2000 4000 8000

tot kenmerk

bedrijfsduur dag avond

nacht

bedrijfsd. 5dB toeslag dag avond nacht

bedrijfsd. 10 dB toeslag dag avond nacht

type

1

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

2

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

3

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

4

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

5

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

6

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

7

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

8

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

9

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

10

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

11

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

12

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

13

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

14 15

bron 3.1 bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0 vrij(>0.5m) 5.0

A A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1 -24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00 0.00

5.00 5.00

10.00 dB 10.00 dB

---

---

-- % -- %

---

---

-- % -- %

16 17

bron 3.1 bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0 vrij(>0.5m) 5.0

A A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1 -24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00 0.00

5.00 5.00

10.00 dB 10.00 dB

---

---

-- % -- %

---

---

-- % -- %

18

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %


h wg

31

bron

15-04-2014 11:40

5

SAB, Arnhem

Mobiele bronnen bronvermogen aantal nr bedrijf

bron

h wg

31

63

125

250

500 1000 2000 4000 8000

tot kenmerk

maxafst vgem

aantal 5dB toeslag

dag avond

nacht

dag avond

nacht

aantal10 dB toeslag dag avond nacht

1 2

bestelauto auto

1.0 1.0

A 62.0 70.0 78.0 78.0 80.0 86.0 84.0 79.0 69.0 89.9 A -- 66.4 74.1 78.4 81.2 83.8 83.2 79.1 74.8 89.0

10 10

5 10

54 214

6 24

0 0

0 0

0 0

0 0

0 0

0 0

0 0

3


1.0

A 69.0 81.0 90.0 91.0 94.0 97.0 97.0 89.0 81.0 102.0

5

5

8

0

0

0

0

0

0

0

0


15-04-2014 11:40

6

SAB, Arnhem

Waarneempunten met rekenresultaten IL: inc. maatregel VL: inc. aftrek RL: inc. prognose nr

z1

m1 adres

1

0.0

0.0 Graaf van Lynden van Sandenburgweg 8 woning gevel

2

0.0


3

0.0


4

0.0


5

0.0


6

0.0


7

0.0


8

0.0


9

0.0


10

0.0


11

0.0


12

0.0


13

0.0


14

0.0


15

0.0


16

0.0


17

0.0


18

0.0


19

0.0


20

0.0


21

0.0


22

0.0


23

0.0


24

0.0


25

0.0



huisnr type afw.toets refl kenmerk

rhart groep IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL

totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0)

sh

wnh

1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5

dag avond 43.95 45.56 ----5.31 7.99 44.50 46.02 44.50 46.08 45.11 46.87 42.33 44.11 --48.85 50.05 48.69 49.90 48.13 49.43 47.41 48.78 35.94 37.70 37.54 39.05 27.57 13.09 28.92 24.42 28.03 24.62 19.17 15.34 43.68 45.20 45.64 46.88 23.85 27.80 24.02 27.98 35.01 37.16 36.84

37.77 39.09 -----1.19 1.47 38.30 39.54 38.30 39.62 38.93 40.43 36.14 37.69 --42.69 43.66 42.53 43.52 41.98 43.04 41.26 42.39 29.23 31.06 31.64 32.87 20.85 4.16 22.49 16.43 21.79 17.25 13.19 8.19 37.70 38.91 39.56 40.56 17.84 22.13 18.04 22.31 28.70 31.03 30.73

nacht

Lden

Letm

Lden

Letm

30.71 31.25 ------31.24 31.71 31.23 31.82 31.93 32.73 29.19 30.13 --35.68 36.09 35.48 35.89 34.96 35.38 34.23 34.68 7.69 8.75 24.82 25.25 13.04 -15.38 -14.37 -6.15 -31.26 31.84 32.88 33.33 11.26 16.19 11.39 16.30 21.81 24.48 24.01

42.90 44.27 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 3.22 5.90 43.44 44.72 43.44 44.80 44.07 45.61 41.30 42.88 -99.00 -99.00 47.82 48.83 47.65 48.67 47.10 48.19 46.38 47.53 33.85 35.61 36.64 37.89 26.20 10.63 27.77 22.08 26.89 22.38 18.20 13.13 42.84 44.11 44.71 45.75 22.97 27.21 23.13 27.37 33.95 36.24 35.89

43.95 45.56 -89.00 -89.00 -89.00 -89.00 5.31 7.99 44.50 46.02 44.50 46.08 45.11 46.87 42.33 44.11 -89.00 -89.00 48.85 50.05 48.69 49.90 48.13 49.43 47.41 48.78 35.94 37.70 37.54 39.05 27.57 13.09 28.92 24.42 28.03 24.62 19.17 15.34 43.68 45.20 45.64 46.88 23.85 27.80 24.02 27.98 35.01 37.16 36.84

42.90 44.27 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 3.22 5.90 43.44 44.72 43.44 44.80 44.07 45.61 41.30 42.88 -99.00 -99.00 47.82 48.83 47.65 48.67 47.10 48.19 46.38 47.53 33.85 35.61 36.64 37.89 26.20 10.63 27.77 22.08 26.89 22.38 18.20 13.13 42.84 44.11 44.71 45.75 22.97 27.21 23.13 27.37 33.95 36.24 35.89

43.95 45.56 -89.00 -89.00 -89.00 -89.00 5.31 7.99 44.50 46.02 44.50 46.08 45.11 46.87 42.33 44.11 -89.00 -89.00 48.85 50.05 48.69 49.90 48.13 49.43 47.41 48.78 35.94 37.70 37.54 39.05 27.57 13.09 28.92 24.42 28.03 24.62 19.17 15.34 43.68 45.20 45.64 46.88 23.85 27.80 24.02 27.98 35.01 37.16 36.84

15-04-2014 11:40

7

SAB, Arnhem IL: inc. maatregel VL: inc. aftrek RL: inc. prognose nr

z1

m1 adres

26

0.0


27

0.0


28

0.0


29

0.0


30

0.0


31

0.0


32

0.0


33

0.0


34

0.0


35

0.0


36

0.0


37

0.0


38

0.0


39

0.0


40

0.0


41

0.0


42

0.0

0.0 Remus 61

woning gevel

43

0.0

0.0 Remus 61

woning gevel

44

0.0

0.0 Remus 61

woning gevel

45

0.0

0.0 Remus 63

woning gevel

46

0.0

0.0 Remus 63

woning gevel

47

0.0

0.0 Remus 63

woning gevel

48

0.0

0.0 Remus 65

woning gevel



rhart groep IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL

totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0)

sh

wnh

1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5

dag avond 38.87 38.32 40.17 38.26 40.10 35.96 37.78 19.51 22.20 27.92 29.02 27.64 28.82 27.95 29.18 27.74 28.99 15.33 15.95 16.86 17.22 --------25.95 26.43 25.94 26.78 27.00 27.93 28.54 27.07 28.05 28.65 28.74 28.00 28.58 26.98 27.90 28.49 26.93 27.83 28.41 14.20 --28.73

32.87 32.17 34.12 32.08 34.04 29.86 31.80 13.26 16.07 21.34 22.62 21.05 22.43 21.53 22.92 21.28 22.72 8.80 9.49 9.57 10.01 --------19.48 20.06 19.44 20.41 20.41 21.48 22.14 20.42 21.54 22.18 22.17 21.51 22.14 20.44 21.49 22.13 20.38 21.40 22.03 7.81 --22.21

nacht

Lden

Letm

Lden

Letm

26.36 25.34 27.52 25.24 27.43 23.00 25.20 5.86 9.06 13.08 14.93 12.78 14.75 13.66 15.53 13.26 15.27 ------------11.50 12.40 11.41 12.78 11.97 13.51 14.35 12.14 13.71 14.50 14.12 13.64 14.43 11.97 13.48 14.30 11.90 13.37 14.18 -2.28 --13.89

38.00 37.33 39.27 37.25 39.19 34.98 36.90 18.37 21.18 26.52 27.77 26.24 27.58 26.67 28.04 26.42 27.83 13.23 13.87 14.63 15.00 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 24.63 25.20 24.61 25.56 25.57 26.62 27.28 25.65 26.74 27.38 27.38 26.69 27.32 25.57 26.60 27.23 25.51 26.52 27.14 12.63 -99.00 -99.00 27.34

38.87 38.32 40.17 38.26 40.10 35.96 37.78 19.51 22.20 27.92 29.02 27.64 28.82 27.95 29.18 27.74 28.99 15.33 15.95 16.86 17.22 -89.00 -89.00 -89.00 -89.00 -89.00 -89.00 -89.00 -89.00 25.95 26.43 25.94 26.78 27.00 27.93 28.54 27.07 28.05 28.65 28.74 28.00 28.58 26.98 27.90 28.49 26.93 27.83 28.41 14.20 -89.00 -89.00 28.73

38.00 37.33 39.27 37.25 39.19 34.98 36.90 18.37 21.18 26.52 27.77 26.24 27.58 26.67 28.04 26.42 27.83 13.23 13.87 14.63 15.00 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 24.63 25.20 24.61 25.56 25.57 26.62 27.28 25.65 26.74 27.38 27.38 26.69 27.32 25.57 26.60 27.23 25.51 26.52 27.14 12.63 -99.00 -99.00 27.34

38.87 38.32 40.17 38.26 40.10 35.96 37.78 19.51 22.20 27.92 29.02 27.64 28.82 27.95 29.18 27.74 28.99 15.33 15.95 16.86 17.22 -89.00 -89.00 -89.00 -89.00 -89.00 -89.00 -89.00 -89.00 25.95 26.43 25.94 26.78 27.00 27.93 28.54 27.07 28.05 28.65 28.74 28.00 28.58 26.98 27.90 28.49 26.93 27.83 28.41 14.20 -89.00 -89.00 28.73

15-04-2014 11:40

8


z1

m1 adres


49

0.0

0.0 Remus 65

woning gevel

50

0.0

0.0 Remus 65

woning gevel

51

0.0

0.0 Remus 67

woning gevel

52

0.0

0.0 Remus 67

woning gevel

53

0.0

0.0 Remus 67

woning gevel


rhart groep IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL

totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0)

sh

wnh

1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5

dag avond 27.89 21.43 28.46 22.05 26.94 20.34 27.91 21.44 28.50 22.08 26.85 20.23 27.81 21.32 28.40 21.95 26.91 20.39 27.87 21.48 28.45 22.10 26.91 20.34 27.85 21.40 28.41 22.01 -9.88 -14.64 -11.30 -16.07 -8.03 -12.80

nacht

Lden

Letm

Lden

Letm

13.32 14.12 11.83 13.41 14.21 11.80 13.35 14.14 12.08 13.60 14.38 12.04 13.53 14.30 ----

26.56 27.17 25.50 26.59 27.22 25.42 26.49 27.12 25.53 26.60 27.22 25.51 26.56 27.16 -99.00 -99.00 -99.00

27.89 28.46 26.94 27.91 28.50 26.85 27.81 28.40 26.91 27.87 28.45 26.91 27.85 28.41 -9.64 -11.07 -7.80

26.56 27.17 25.50 26.59 27.22 25.42 26.49 27.12 25.53 26.60 27.22 25.51 26.56 27.16 -99.00 -99.00 -99.00

27.89 28.46 26.94 27.91 28.50 26.85 27.81 28.40 26.91 27.87 28.45 26.91 27.85 28.41 -9.64 -11.07 -7.80

15-04-2014 11:40

9

SAB, Arnhem

Terreinelementen nr

zgem

mgem

lengte

1

0.0

0.0

164


type

kenmerk

---

15-04-2014 11:40

10

SAB, Arnhem

Bodemabsorptie nr

lengte

absorptie [%]

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 28 29 30 31 32 33 34 35 36

158 54 567 18 101 762 220 46 136 174 165 161 40 143 1074 135 109 667 273 25 14 393 443 237 36 122 438 201 204 320 285 124 130 197

80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 50.0 80.0 80.0 50.0 80.0 80.0 50.0 50.0 80.0 80.0 50.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 50.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 50.0


kenmerk

15-04-2014 11:40

SAB, Arnhem


11

15-04-2014 11:40

Bijlage D Rapportage van het model Maximale geluidsbelasting

1

SAB, Arnhem



uitsnede:

maximale geluidsbelastingen


15-04-2014 11:42

2

SAB, Arnhem

Bebouwing nr 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22

z,gem m,gem 7.0 7.0 3.0 5.0 5.0 7.0 7.5 7.0 7.0 7.0 5.0 3.0 10.0 3.0 10.0 3.0 3.0 10.0 10.0 10.0 10.0 6.9

0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0

lengte 24 24 20 30 25 72 30 77 63 67 84 23 34 39 26 39 19 34 34 35 35 64




Remus 63 Remus 61


reflectie

kenmerk

80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80

15-04-2014 11:42

3

SAB, Arnhem

Bodemlijnen nr

z,gem

lengte

1

0.0

1633

type

kenmerk

hoogtelijn


15-04-2014 11:42

4

SAB, Arnhem


--> hoek

63

125

250

500 1000 2000 4000 8000

tot kenmerk



nacht


type

1

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

2

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

3

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

4

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

5

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

6

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

7

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

8

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

9

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

10

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

11

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

12

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

13

bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0

A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00

5.00

10.00 dB

--

--

-- %

--

--

-- %

14 15

bron 3.1 bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0 vrij(>0.5m) 5.0

A A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1 -24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00 0.00

5.00 5.00

10.00 dB 10.00 dB

---

---

-- % -- %

---

---

-- % -- %

16 17

bron 3.1 bron 3.1

vrij(>0.5m) 5.0 vrij(>0.5m) 5.0

A A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1 -24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1

0.00 0.00

5.00 5.00

10.00 dB 10.00 dB

---

---

-- % -- %

---

---

-- % -- %

18 31

bron 3.1 vrij(>0.5m) 5.0 dichtslaan autoportieren vrij(>0.5m) 1.0

A A

-24.5 55.4 60.4 64.4 68.4 69.4 67.4 66.4 64.4 75.1 0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0

0.00 1.0

5.00 1.0

10.00 dB -- s

---

---

-- % -- %

---

---

-- % -- %

32 33

dichtslaan autoportieren vrij(>0.5m) 1.0 dichtslaan autoportieren vrij(>0.5m) 1.0

A A

0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0 0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0

1.0 1.0

1.0 1.0

---

s s

---

---

-- % -- %

---

---

-- % -- %

34 35


A A

0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0 0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0

1.0 1.0

1.0 1.0

---

s s

---

---

-- % -- %

---

---

-- % -- %

36 37


A A

0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0 0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0

1.0 1.0

1.0 1.0

---

s s

---

---

-- % -- %

---

---

-- % -- %

38 39


A A

0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0 0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0

1.0 1.0

1.0 1.0

---

s s

---

---

-- % -- %

---

---

-- % -- %

40 41


A A

0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0 0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0

1.0 1.0

1.0 1.0

---

s s

---

---

-- % -- %

---

---

-- % -- %

42 43


A A

0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0 0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0

1.0 1.0

1.0 1.0

---

s s

---

---

-- % -- %

---

---

-- % -- %

44 45


A A

0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0 0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0

1.0 1.0

1.0 1.0

---

s s

---

---

-- % -- %

---

---

-- % -- %

46 47


A A

0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0 0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0

1.0 1.0

1.0 1.0

---

s s

---

---

-- % -- %

---

---

-- % -- %

48 49


A A

0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0 0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0

1.0 1.0

1.0 1.0

---

s s

---

---

-- % -- %

---

---

-- % -- %


h wg

31

bron

15-04-2014 11:42

5

SAB, Arnhem


bron

h wg

31

63

125

250

500 1000 2000 4000 8000

tot kenmerk

maxafst vgem

aantal 5dB toeslag

dag avond

nacht

dag avond

nacht

aantal10 dB toeslag dag avond nacht

1 2

bestelauto auto

1.0 1.0

A 62.0 70.0 78.0 78.0 80.0 86.0 84.0 79.0 69.0 89.9 A -- 66.4 74.1 78.4 81.2 83.8 83.2 79.1 74.8 89.0

10 10

5 10

54 214

6 24

0 0

0 0

0 0

0 0

0 0

0 0

0 0

3


1.0

A 69.0 81.0 90.0 91.0 94.0 97.0 97.0 89.0 81.0 102.0

5

5

8

0

0

0

0

0

0

0

0


15-04-2014 11:42

6

SAB, Arnhem

Waarneempunten waarneemhoogten nr

z1

m1

adres

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52

0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0

0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0

Graaf van Lynden van Sandenburgweg 8 woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 8 woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 8 woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 8 woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 10woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 10woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 10woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 10woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 10woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 11woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 11woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 11woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 11woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 11woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 11woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 11woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 11woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 11woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 11woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 11woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 11woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 13woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 13woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 13woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 13woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 13woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 13woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 13woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 13woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 7 woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 7 woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 7 woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 7 woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 7 woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 7 woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 7 woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 7 woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 7 woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 7 woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 7 woning gevel Graaf van Lynden van Sandenburgweg 7 woning gevel Remus 61 woning gevel Remus 61 woning gevel Remus 61 woning gevel Remus 63 woning gevel Remus 63 woning gevel Remus 63 woning gevel Remus 65 woning gevel Remus 65 woning gevel Remus 65 woning gevel Remus 67 woning gevel Remus 67 woning gevel


huisnr type

afw.toets

h1

h2

h3

1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5

4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5 4.5

7.5 7.5 7.5 7.5 7.5 7.5 7.5 7.5 7.5 7.5 7.5

h4

h5

h6

h7

h8

h9

h10

refl kenmerk

15-04-2014 11:42

7

SAB, Arnhem waarneemhoogten nr

z1

m1

adres

53

0.0

0.0

Remus 67


huisnr type woning gevel

afw.toets

h1

h2

h3

1.5

4.5

7.5

h4

h5

h6

h7

h8

h9

h10

refl kenmerk

15-04-2014 11:42

8

SAB, Arnhem

Terreinelementen nr

zgem

mgem

lengte

1

0.0

0.0

164


type

kenmerk

---

15-04-2014 11:42

9

SAB, Arnhem

Bodemabsorptie nr

lengte

absorptie [%]

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 28 29 30 31 32 33 34 35 36

158 54 567 18 101 762 220 46 136 174 165 161 40 143 1074 135 109 667 273 25 14 393 443 237 36 122 438 201 204 320 285 124 130 197

80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 50.0 80.0 80.0 50.0 80.0 80.0 50.0 50.0 80.0 80.0 50.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 50.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 50.0


kenmerk

15-04-2014 11:42

SAB, Arnhem


10

15-04-2014 11:42

Bijlage E Rapportage van het model Indirecte hinder

1

SAB, Arnhem



uitsnede:

indirecte hinder

omschrijving

verkeerslawaai

rekenhart:

16.0.5 (build2)

aut. berekening gemiddeld maaiveld: alleen absorptiegebieden( geen hz-lijnen): standaard bodemabsorptie: rekenresultaat binnengelezen (datum): rekenresultaat binnengelezen (tijd):

%

15-04-2014 11:47

maximum aantal reflecties:

1 graden

minimum zichthoek reflecties: maximum sectorhoek:

2 graden 5 graden

vaste sectorhoek:

2


15-04-2014 12:02

2

SAB, Arnhem

Bebouwing nr 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22

z,gem m,gem 7.0 7.0 3.0 5.0 5.0 7.0 7.5 7.0 7.0 7.0 5.0 3.0 10.0 3.0 10.0 3.0 3.0 10.0 10.0 10.0 10.0 6.9

0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0

lengte 24 24 20 30 25 72 30 77 63 67 84 23 34 39 26 39 19 34 34 35 35 64




Remus 63 Remus 61


reflectie

kenmerk

80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80

15-04-2014 12:02

3

SAB, Arnhem

Bodemlijnen nr

z,gem

lengte

1

0.0

1633

type

kenmerk

hoogtelijn


15-04-2014 12:02

4

SAB, Arnhem


z1

m1 adres

1

0.0


2

0.0


3

0.0


4

0.0


5

0.0


6

0.0


7

0.0


8

0.0


9

0.0


10

0.0


11

0.0


12

0.0


13

0.0


14

0.0


15

0.0


16

0.0


17

0.0


18

0.0


19

0.0


20

0.0


21

0.0


22

0.0


23

0.0


24

0.0


25

0.0




rhart groep VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL

totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0)

sh

wnh

1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5

dag avond 46.68 47.28 42.24 42.57 40.22 41.15 30.73 32.50 46.85 47.51 44.22 45.13 43.77 45.10 41.07 42.53 --38.95 40.70 38.03 39.70 36.98 38.14 36.78 37.67 ----35.78 36.96 35.54 37.15 37.74 39.58 39.22 41.01 42.53 44.26 42.68 44.39 1.68 7.39 --38.89 40.52 39.59

41.32 41.91 36.87 37.19 34.86 35.78 25.39 27.13 41.49 42.13 38.86 39.76 38.42 39.73 35.73 37.16 --33.63 35.36 32.72 34.35 31.66 32.79 31.46 32.33 ----30.48 31.63 30.24 31.82 32.43 34.25 33.90 35.67 37.21 38.92 37.36 39.05 -3.92 1.84 --33.56 35.17 34.26

nacht --------------------------------------------------

Lden

Letm

Lden

Letm

44.83 45.43 40.39 40.72 38.37 39.30 28.89 30.65 45.00 45.66 42.37 43.28 41.92 43.25 39.23 40.68 -99.00 -99.00 37.11 38.86 36.19 37.85 35.14 36.29 34.94 35.83 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 33.95 35.12 33.71 35.31 35.90 37.74 37.38 39.17 40.69 42.42 40.84 42.55 -.22 5.50 -99.00 -99.00 37.05 38.67 37.75

46.68 47.28 42.24 42.57 40.22 41.15 30.73 32.50 46.85 47.51 44.22 45.13 43.77 45.10 41.07 42.53 -89.90 -89.90 38.95 40.70 38.03 39.70 36.98 38.14 36.78 37.67 -89.90 -89.90 -89.90 -89.90 35.78 36.96 35.54 37.15 37.74 39.58 39.22 41.01 42.53 44.26 42.68 44.39 1.68 7.39 -89.90 -89.90 38.89 40.52 39.59

44.83 45.43 40.39 40.72 38.37 39.30 28.89 30.65 45.00 45.66 42.37 43.28 41.92 43.25 39.23 40.68 -99.00 -99.00 37.11 38.86 36.19 37.85 35.14 36.29 34.94 35.83 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 33.95 35.12 33.71 35.31 35.90 37.74 37.38 39.17 40.69 42.42 40.84 42.55 -.22 5.50 -99.00 -99.00 37.05 38.67 37.75

46.68 47.28 42.24 42.57 40.22 41.15 30.73 32.50 46.85 47.51 44.22 45.13 43.77 45.10 41.07 42.53 -89.90 -89.90 38.95 40.70 38.03 39.70 36.98 38.14 36.78 37.67 -89.90 -89.90 -89.90 -89.90 35.78 36.96 35.54 37.15 37.74 39.58 39.22 41.01 42.53 44.26 42.68 44.39 1.68 7.39 -89.90 -89.90 38.89 40.52 39.59

VL: excl. optrektoeslag dag

avond

nacht

46.68 47.28 42.24 42.57 40.22 41.15 30.73 32.50 46.85 47.51 44.22 45.13 43.77 45.10 41.07 42.53 --38.95 40.70 38.03 39.70 36.98 38.14 36.78 37.67 ----35.78 36.96 35.54 37.15 37.74 39.58 39.22 41.01 42.53 44.26 42.68 44.39 1.68 7.39 --38.89 40.52 39.59

41.32 41.91 36.87 37.19 34.86 35.78 25.39 27.13 41.49 42.13 38.86 39.76 38.42 39.73 35.73 37.16 --33.63 35.36 32.72 34.35 31.66 32.79 31.46 32.33 ----30.48 31.63 30.24 31.82 32.43 34.25 33.90 35.67 37.21 38.92 37.36 39.05 -3.92 1.84 --33.56 35.17 34.26

--------------------------------------------------

15-04-2014 12:02

5


z1

m1 adres

26

0.0


27

0.0


28

0.0


29

0.0


30

0.0


31

0.0


32

0.0


33

0.0


34

0.0


35

0.0


36

0.0


37

0.0


38

0.0


39

0.0


40

0.0


41

0.0


42

0.0

0.0 Remus 61

woning gevel

43

0.0

0.0 Remus 61

woning gevel

44

0.0

0.0 Remus 61

woning gevel

45

0.0

0.0 Remus 63

woning gevel

46

0.0

0.0 Remus 63

woning gevel

47

0.0

0.0 Remus 63

woning gevel

48

0.0

0.0 Remus 65

woning gevel



rhart groep VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL

totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0)

sh

wnh

1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5

dag avond 41.23 42.09 43.81 42.36 44.03 42.11 43.84 39.48 41.45 28.56 28.80 28.45 28.72 29.04 29.37 28.15 28.45 28.26 28.38 27.01 27.12 --------24.24 24.27 --22.09 22.56 22.67 22.40 22.93 23.46 24.91 23.77 24.18 21.63 22.16 22.58 22.00 22.46 22.56 19.36 18.09 18.20 24.35

35.88 36.77 38.47 37.04 38.69 36.79 38.49 34.16 36.11 23.26 23.45 23.14 23.36 23.73 24.00 22.83 23.07 22.95 23.01 21.70 21.78 --------18.92 18.92 --16.78 17.22 17.31 17.09 17.58 18.11 19.61 18.42 18.83 16.32 16.81 17.23 16.69 17.11 17.21 14.07 12.78 12.88 19.04

nacht -----------------------------------------------------

Lden

Letm

Lden

Letm

39.38 40.25 41.97 40.52 42.19 40.27 41.99 37.64 39.61 26.73 26.95 26.61 26.87 27.20 27.52 26.31 26.60 26.42 26.53 25.17 25.28 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 22.40 22.42 -99.00 -99.00 20.25 20.72 20.82 20.56 21.08 21.61 23.08 21.92 22.33 19.79 20.31 20.73 20.16 20.61 20.71 17.53 16.25 16.36 22.51

41.23 42.09 43.81 42.36 44.03 42.11 43.84 39.48 41.45 28.56 28.80 28.45 28.72 29.04 29.37 28.15 28.45 28.26 28.38 27.01 27.12 -89.90 -89.90 -89.90 -89.90 -89.90 -89.90 -89.90 -89.90 24.24 24.27 -89.90 -89.90 22.09 22.56 22.67 22.40 22.93 23.46 24.91 23.77 24.18 21.63 22.16 22.58 22.00 22.46 22.56 19.36 18.09 18.20 24.35

39.38 40.25 41.97 40.52 42.19 40.27 41.99 37.64 39.61 26.73 26.95 26.61 26.87 27.20 27.52 26.31 26.60 26.42 26.53 25.17 25.28 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 -99.00 22.40 22.42 -99.00 -99.00 20.25 20.72 20.82 20.56 21.08 21.61 23.08 21.92 22.33 19.79 20.31 20.73 20.16 20.61 20.71 17.53 16.25 16.36 22.51

41.23 42.09 43.81 42.36 44.03 42.11 43.84 39.48 41.45 28.56 28.80 28.45 28.72 29.04 29.37 28.15 28.45 28.26 28.38 27.01 27.12 -89.90 -89.90 -89.90 -89.90 -89.90 -89.90 -89.90 -89.90 24.24 24.27 -89.90 -89.90 22.09 22.56 22.67 22.40 22.93 23.46 24.91 23.77 24.18 21.63 22.16 22.58 22.00 22.46 22.56 19.36 18.09 18.20 24.35

VL: excl. optrektoeslag dag

avond

nacht

41.23 42.09 43.81 42.36 44.03 42.11 43.84 39.48 41.45 28.56 28.80 28.45 28.72 29.04 29.37 28.15 28.45 28.26 28.38 27.01 27.12 --------24.24 24.27 --22.09 22.56 22.67 22.40 22.93 23.46 24.91 23.77 24.18 21.63 22.16 22.58 22.00 22.46 22.56 19.36 18.09 18.20 24.35

35.88 36.77 38.47 37.04 38.69 36.79 38.49 34.16 36.11 23.26 23.45 23.14 23.36 23.73 24.00 22.83 23.07 22.95 23.01 21.70 21.78 --------18.92 18.92 --16.78 17.22 17.31 17.09 17.58 18.11 19.61 18.42 18.83 16.32 16.81 17.23 16.69 17.11 17.21 14.07 12.78 12.88 19.04

-----------------------------------------------------

15-04-2014 12:02

6


z1

m1 adres


49

0.0

0.0 Remus 65

woning gevel

50

0.0

0.0 Remus 65

woning gevel

51

0.0

0.0 Remus 67

woning gevel

52

0.0

0.0 Remus 67

woning gevel

53

0.0

0.0 Remus 67

woning gevel


rhart groep VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL VL

totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0)

sh

wnh

1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5

dag avond 22.55 22.70 22.32 22.85 22.97 22.99 23.49 23.55 21.84 22.39 22.53 23.77 24.27 24.33 18.88 19.00 19.08

17.20 17.35 17.01 17.50 17.60 17.68 18.14 18.19 16.53 17.03 17.17 18.46 18.92 18.97 13.58 13.69 13.76

nacht ------------------

VL: excl. optrektoeslag

Lden

Letm

Lden

Letm

dag

avond

nacht

20.70 20.85 20.48 21.00 21.12 21.15 21.64 21.70 20.00 20.54 20.68 21.93 22.42 22.48 17.05 17.16 17.24

22.55 22.70 22.32 22.85 22.97 22.99 23.49 23.55 21.84 22.39 22.53 23.77 24.27 24.33 18.88 19.00 19.08

20.70 20.85 20.48 21.00 21.12 21.15 21.64 21.70 20.00 20.54 20.68 21.93 22.42 22.48 17.05 17.16 17.24

22.55 22.70 22.32 22.85 22.97 22.99 23.49 23.55 21.84 22.39 22.53 23.77 24.27 24.33 18.88 19.00 19.08

22.55 22.70 22.32 22.85 22.97 22.99 23.49 23.55 21.84 22.39 22.53 23.77 24.27 24.33 18.88 19.00 19.08

17.20 17.35 17.01 17.50 17.60 17.68 18.14 18.19 16.53 17.03 17.17 18.46 18.92 18.97 13.58 13.69 13.76

------------------

15-04-2014 12:02

7

SAB, Arnhem

Rijlijnen snelheden

Intensiteiten nr z,gem 1

0.0

lengte wegdek 187 01 glad asfalt/DAB


hellingcor. groep 1

omschrijving

kenmerk

art 110g

etm.intens. % periode 306.0

dag avond nacht

%

licht middel 22.33 7.50

zwaar .67

motor

licht middel zwaar motor 60 60

60

15-04-2014 12:02

8

SAB, Arnhem

Bodemabsorptie nr

lengte

absorptie [%]

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 28 29 30 31 32 33 34 35 36

158 54 567 18 101 762 220 46 136 174 165 161 40 143 1074 135 109 667 273 25 14 393 443 237 36 122 438 201 204 320 285 124 130 197

80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 50.0 80.0 80.0 50.0 80.0 80.0 50.0 50.0 80.0 80.0 50.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 50.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 80.0 50.0


kenmerk

15-04-2014 12:02

SAB, Arnhem


9

15-04-2014 12:02

Advies en onderzoek

ARCHEOsupport bv

Een archeologisch bureau-onderzoek voor het plangebied Graaf van Lynden van Sandenburgweg 9 in Wijk bij Duurstede (U)

A.J. Wullink

AcheoSupport Publicatie 2014-4 Amsterdam/Groningen 2014 ISSN 1574-6887

Colofon Een archeologisch bureau-onderzoek voor het plangebied Graaf van Lynden van Sandenburgweg 9 in Wijk bij Duurstede (U) ArcheoSupport Publicaties 2014-4 ArcheoSupport-Projectcode 2014014 Tekst A.J. Wullink Afbeeldingen A.J. Wullink Redactie A.J. Wullink Beheer en plaats van documentatie ArcheoSupport bv Versie 2.1 (definitief), 21 oktober 2014

Autorisatie — A.J. Wullink

Uitgegeven door ArcheoSupport bv Postbus 41091 9701 CB Groningen ISSN 1574-6887 Groningen, 2014

Publicatie 2014-4

ArcheoSupport bv

Inhoud 1

2

3

Inleiding 1.1 Aanleiding tot het onderzoek . . . . . . . . . . . . . . 1.2 Huidige en toekomstige situatie binnen het plangebied 1.3 Doel van het onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.4 Werkwijze . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Resultaten bureau-onderzoek 2.1 Bekende aardwetenschappelijke waarden . . . . 2.2 Bekende archeologische waarden . . . . . . . . . 2.3 Historische situatie en bouwhistorische waarden . 2.4 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Conclusies en aanbevelingen

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

4 4 4 5 5

. . . .

6 6 6 7 8 10

Bijlagen

22

1

Publicatie 2014-4

ArcheoSupport bv

Projectgegevens Projectnaam Projectcode Type onderzoek CIS-code

Wijk bij Duurstede, Lokhorst 2014/014 Bureau-onderzoek 59.706

Projectleider Contact

drs. A.J. Wullink 06–50626888, [email protected]

Opdrachtgever Contact

SAB Arnhem, B. Hermsen 0418–592138, [email protected]

Bevoegde overheid Contact

Gemeente Wijk bij Duurstede, W. Norg 0343–595595, [email protected]

Toetsing Contact

ODRU, P.C. de Boer 030–6999562, [email protected]

Locatiegegevens Toponiem Plaats Gemeente Provincie

Graaf van Lynden van Sandenburgweg 9 Wijk bij Duurstede Wijk bij Duurstede Utrecht

Kaartblad Centrum-coördinaten

39B 151.160/444.320

Oppervlakte plangebied

circa 4600m2

Beschrijving resultaten Aardwetenschappelijke waarden

Stroomgordel van de Kromme Rijn; oeverafzettingen op beddingafzettingen; kalkloze ooivaaggronden in zware zavel.

Archeologische waarden

Bewoningssporen uit de Late IJzertijd – Late Middeleeuwen aanwezig in de directe omgeving; mogelijk tracé van de Limesweg.

Historische waarden

Verkavelingspatroon stamt uit de 10e eeuw, locatie ligt aan de historische weg tussen Cothen en Wijk. Tot in de jaren 1960 akkerbouw en fruitteelt.

Verwachting

Hoge verwachting voor archeologische resten en/of sporen uit de Late IJzertijd – Late Middeleeuwen. Specifieke verwachting vor de Limesweg.

Aanbeveling

Karterend booronderzoek, evt. archeologische begeleiding van de sloop- en graafwerkzaamheden.

2

150

152

153

443

Topografische kaart van de onderzoekslocatie (blauw omlijnd) en omgeving, voorzien van RD-coördinaten. Bron: Topografische Dienst Nederland.

Afbeelding 1.

151

444

445

446

• Wijk bij Duurstede

Publicatie 2014-4

1

ArcheoSupport bv

Inleiding

1.1

Aanleiding tot het onderzoek

In opdracht van SAB uit Arnhem heeft ArcheoSupport bv een bureau-onderzoek uitgevoerd voor het plangebied Graaf van Lynden van Sandenburgweg 9 in Wijk bij Duurstede. Aanleiding tot dit onderzoek vormt de voorgenomen herinrichting van het erf van de boerderij van de familie Lokhorst. De herinrichting bestaat uit de sloop van twee bestaande schuren en de bouw van een nieuwe schuur iets westelijker hiervan. Daarnaast worden een bestaande grondwal verwijderd en nieuwe bomen aangeplant. De nieuwbouw en de aanplant van (diepwortelende) bomen vormen mogelijk een bedreiging voor eventueel aanwezige archeologische waarden. Volgens de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Wijk bij Duurstede (Klerks et al. 2012) ligt de onderzoekslocatie in een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde(Archeologisch waardevol gebied 3). Voor deze beleidscategorie geldt dat archeologisch vooronderzoek moet worden uitgevoerd als het plangebied groter dan 500 m2 is en de verstoring dieper dan 50 cm –mv. De eerste stap in het archeologisch vooronderzoek is een inventarisatie van bekende waarden, het bureau-onderzoek. Dit bureau-onderzoek is in maart 2014 uitgevoerd door drs. A.J. Wullink, senior KNA-prospector, van ArcheoSupport. Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen die gesteld worden in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.3).1

1.2

Huidige en toekomstige situatie binnen het plangebied

Het plangebied ligt ten noordwesten van de bebouwde kom van Wijk Bij Duurstede, aan de zuidkant van de Graaf van Lynden van Sandenburgweg. Op het erf zijn een nieuwe woning in boerderijstijl, een schuur en een stal aanwezig, met een gezamenlijk oppervlak van zo’n 800m2 . De stal heeft een mestkelder met een diepte van 1,5 m. De schuur is niet onderkelderd. In het weiland ten zuiden van de woning is een graswal aanwezig met daarbinnen een verharding. Ook staat hier een veldschuur. Rondom het huis ligt een grasveld en staan een aantal oude bomen. Rondom de schuren is erfverharding aanwezig. Het totale plangebied heeft een oppervlakte van circa 4600 m2 en het maaiveld ligt rond 4,7 m +NAP. De ligging van het plangebied is weergegeven in afbeelding 1, de huidige situatie in afbeeldingen 2 en 3. De eigenaar van de locatie heeft het voornemen om de stal en de schuur op het noordelijk deel van de locatie te slopen en hiervoor in de plaats een nieuwe schuur met een oppervlakte van circa 400m2 te bouwen. Deze nieuwe schuur komt deels ter plaatse van de stal en deels op nu onbebouwd terrein. De schuur wordt onderkel1

De inhoud van de KNA kan worden geraadpleegd op www.sikb.nl.

4

Publicatie 2014-4

ArcheoSupport bv

derd tot 2 m –mv. Verder worden de graswal en de daarbinnen gelegen verharding verwijderd en weer met gras ingezaaid. Ook worden er nog enkele bomen en, in de toekomt, heggen aangeplant. De toekomstige situatie is weergegeven in afbeelding 4.

1.3

Doel van het onderzoek

Doel van het bureau-onderzoek is het verkrijgen van inzicht in bekende en te verwachten archeologische waarden in en om het plangebied. Op basis van de verkregen informatie wordt een archeologisch verwachtingsmodel voor de onderzoekslocatie opgesteld. Hierin wordt beschreven of er archeologische resten aanwezig (kunnen) zijn in het plangebied, wat de potentiële aard en omvang hiervan is en of de voorgenomen werkzaamheden in het plangebied een bedreiging vormen voor het bodemarchief. Indien dit het geval is, wordt geadviseerd op welke wijze hiermee in het vervolgtraject van de plannen rekening dient te worden gehouden.

1.4

Werkwijze

Voor het bureau-onderzoek wordt bronnenmateriaal uit diverse disciplines geraadpleegd en ge¨ıntegreerd tot een archeologisch verwachtingsmodel. Op basis van geologische, geomorfologische en bodemkundige informatie wordt een beeld geschetst van de landschappelijke ontwikkeling van de omgeving van de onderzoekslocatie. Deze landschappelijke ontwikkeling geeft inzicht in de potentiële bewoonbaarheid van de locatie. Voor de beschrijving van de archeologische waarden wordt gebruik gemaakt van Archis2, de online archeologische database van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en de Archeologische Monumenten Kaart (AMK), en, indien van toepassing, van informatie over eerder gedaan onderzoek en archeologische waarnemingen. Naast deze informatie wordt, als deze voorhanden zijn, ook gebruik gemaakt van provinciale en gemeentelijke beleids- en verwachtingskaarten. Voor onderhavig onderzoek is verder intensief gebruik gemaakt van de archeologische waarden- en beleidskaart van de gemeente Wijk bij Duurstede (Klerks et al. 2012). De historische ontwikkeling wordt beschreven aan de hand van historisch-topografisch kaartmateriaal en historische bronnen. Hierbij wordt ook ingegaan op eventuele (sub)recente verstoringen die de archeologische verwachting be¨ınvloeden.

5

Publicatie 2014-4

2

ArcheoSupport bv

Resultaten bureau-onderzoek

2.1

Bekende aardwetenschappelijke waarden

De onderzoekslocatie ligt in het Utrechtse rivierengebied (Berendsen 2005). Hier is, doordat de Rijn zich in het Holoceen (vanaf 10.000 jaar geleden) voordurend heeft verlegd, een netwerk van fossiele rivierlopen, stroomgordels, ontstaan. De onderzoekslocatie ligt op de stroomgordel van de Kromme Rijn (zie afb. 5. Deze tak van de Rijn is volgens Berendsen & Stouthamer (2001) actief geweest van 3000 jaar BP2 tot haar afdamming bij de Nederrijn/Lek 828 jaar BP (1122 n. Chr.). De Kromme Rijn-stroomgordel doorsnijdt bij Wijk bij Duurstede de oudere stroomgordel van Houten (actief: 3795–2560) en eventueel resten van de stroomgordel van Werkhoven (actief: 5660–3430 BP). Volgens de geomorfogenetische kaart van de gemeente Wijk bij Duurstede (zie afb. 6) worden op de onderzoekslocatie oever- op beddingafzettingen aangetroffen. Het beddingzand begint binnen 120 cm –mv. Ten noorden van de Graaf van Lynden van Sandenburgweg ligt de (deels) verlandde restgeul van de Kromme Rijn. De rivierafzettingen behoren tot de Formatie van Echteld (De Mulder et al. 2003). Volgens de bodemkundige kaart van de gemeente (afb. 7) worden er op de locatie kalkloze ooivaaggronden in zware zavel verwacht. Ooivaaggronden zijn typerend voor de relatief hoog gelegen oeverwallen. Ze worden gekenmerkt door een relatief lage grondwaterstand, waardoor fysieke rijping en sterke homogenisatie tot circa 1 m –mv hebben kunnen optreden. De ooivaaggronden hebben op de onderzoekslocatie een grondwatertrap VII, wat betekent dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand dieper dan 80 cm is en de gemiddelde laagste grondwaterstand dieper dan 120 cm. De humushoudende bovengrond is niet sterk ontwikkeld doordat door de goede ontwatering humus snel mineraliseert. De ontkalking van de in principe kalkhoudende Rijn-sedimenten is het gevolg van de ouderdom van de Kromme Rijn-stroomgordel; alleen de jongere afzettingen zijn nog kalkhoudend (Jongmans et al. 2013).

2.2

Bekende archeologische waarden

Het gebied rondom Wijk bij Duurstede wordt al sinds de Jonge Steentijd intensief bewoond. Het gebied rondom Wijk is dan ook archeologisch zeer rijk. Bewoning vindt in principe plaats op de relatief hoog in het landschap gelegen stroomgordels van Werkhoven, Houten en de Kromme Rijn. Door de ouderdom van de Kromme Rijn-stroomgordel kunnen archeologische resten vanaf de Late IJzertijd worden verwacht (Berendsen & Stouthamer 2001). In de Romeinse Tijd maakt de Kromme Rijn deel uit van de Limes, de versterkte Romeinse rijksgrens. In de Vroege Middeleeuwen was Wijk bij Duurstede, als Dorestad, een internationaal handelscentrum. Het gebied is dan ook archeologisch zeer rijk. 2

BP: before present, waarbij 1950 als referentiejaar wordt genomen.

6

Publicatie 2014-4

ArcheoSupport bv

In afbeelding 8 laat zien dat ook in de directe omgeving van het plangebied, op de stroomgordel van de Kromme Rijn, veel archeologische resten zijn gevonden. Tussen 300 en 900 m ten zuidoosten van het plangebied liggen een vijftal archeologische monumenten. Op monument 11304 (op de Houtense stroomgordel) zijn bewoningssporen uit de periode Late IJzertijd–Vroege Middeleeuwen aangetroffen, op monument 11306 uit de Vroege Middeleeuwen, op monumenten 4743 en 11305 uit de Vroege en Late Middeleeuwen en op monument 4744 (aan de overzijde van de Kromme Rijn) resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Naast de monumenten zijn er ook nog een groot aantal losse waarnemingen bekend. Waarnemingen 6237, 6238, 6239, 10402, 10403 en 10404, 10702, 10769, 10770, 10771 en 10773, allemaal binnen 350 m van de locatie op de stroomgordel van de Kromme Rijn, betreffen voornamelijk werkvondsten uit de Vroege Middeleeuwen en Late Middeleeuwen, veelal aardewerk, maar er zit ook aardwerk uit de Late IJzertijd/Romeinse Tijd en de Nieuwe Tijd tussen. Tot slot blijkt uit afbeelding 8 dat dwars over het plangebied e´ e´ n van de mogelijke tracées van de Romeinse Limesweg loopt. De Romeinen richtten overal langs de limes, op regelmatige afstand van elkaar, forten (castella) op, die door een zo recht mogelijke militaire weg werden verbonden, de Limesweg. Langs de Kromme Rijn hebben twee castella gelegen: Fectio (bij Vechten, Utrecht) en Levefanum (bij Wijk bij Duurstede/Rijswijk). Tussen deze twee forten moet een weg hebben gelegen, het is alleen de vraag waar precies. In 2006 is hier door Vestigia onderzoek naar gedaan (Hessing et al. 2006). Uit dit onderzoek zijn een drietal mogelijke tracées naar voren gekomen, waarvan er dus e´ e´ n door de onderzoekslocatie loopt.

2.3

Historische situatie en bouwhistorische waarden

De lange bewoningsgeschiedenis van het gebied rondom Wijk bij Duurstede uit zich niet alleen in de grote hoeveelheid archeologische vondsten, maar ook door cultuurhistorische elementen die nu nog in het landschap aanwezig zijn. Afbeelding 9 geeft een overzicht van cultuurhistorische elementen in de omgeving van de onderzoekslocatie. Op deze kaart is te zien dat de verkaveling van het gebied waarbinnen de locatie ligt, stamt uit de 10e eeuw. Daarnaast loopt dus het mogelijke Limesweg-tracé over de locatie. Andere cultuurhistorische elementen in de omgeving zijn de geul van de Kromme Rijn aan de overkant van de Graaf van Lynden van Sandenburgweg, die hier ook al voor het jaar 1000 lag, een kade uit de periode 1600–1800 dwars op de Kromme Rijn (de Geersloot, zo’n 400 m ten noordwesten van de locatie), de restanten van een tweetal kastelen en een kapel ten zuidoosten van de locatie, die zijn te associëren met de middeleeuwse nederzetting van de monumentterreinen die hierboven beschreven zijn. Tot slot liggen er langs de Graaf van Lynden van Sandenburgweg een aantal boerderijen die allen van na 1850 dateren. De Graaf van Lynden van Sandenburgweg is de historische verbindingsweg van Cothen naar Wijk bij Duurstede. Deze weg heet in de eerste helft van de 19e eeuw het Cothense Zandpad, zo blijkt uit historisch kaartmateriaal (te raadplegen

7

Publicatie 2014-4

ArcheoSupport bv

op www.watiswaar.nl; afb. 10). De huidige Zandweg in het centrum van Wijk herinnert nog aan deze weg. In 1871 is de zandweg waarschijnlijk deels verhard (Cothense Grindweg). Tussen 1885 en 1932 loopt over het traject van de Zandweg een stoomtram. De huidige opzet (provinciale weg met daarnaast een fietspad) is ontstaan tussen 1966 en 1977. In afbeelding 11 is de situatie in 1966 weergegeven. Wat bebouwing betreft laat het kaartmateriaal zien dat er rond 1830 al sprake was van een klein erf tussen het Cothense Zandpad en de Kromme Rijn, ter hoogte van de onderzoekslocatie (afb. 10). Verder is er nog een erf aanwezig ten zuidwesten van de locatie, langs het zandpad. Op later kaartmateriaal heet dit erf Witte Leuningen. Tot en met 1966 is er geen bebouwing aanwezig op de onderzoekslocatie. Het boerenbedrijf van de familie Lokhorst wordt tussen 1966 en 1977 opgericht. Het bestaat uit een schuur, een stal en een woning (zie afb. 12). Deze woning is in 2007 gesloopt en vervangen door de huidige woning. De stal is tot 1,5 m –mv onderkelderd. De boerderij ten noorden van de locatie is in de jaren 1990 gebouwd. Tot aan de Tweede Wereldoorlog werd in het gebied voornamelijk akkerbouw bedreven en in mindere mate fruitteelt. Hierna vond een verschuiving plaats naar fruitteelt. Ook op de onderzoekslocatie heeft in het verleden fruitteelt plaatsgevonden. Hierbij is het bodemarchief, dat bij akkerbouw redelijk intact blijft, mogelijk deels verstoord (door doorworteling en het rooien van bomen).

2.4

Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel

De onderzoekslocatie heeft door haar ligging op de oeverwal van de Kromme Rijn een hoge verwachting voor archeologische resten vanaf de Late IJzertijd. Op basis van vondsten uit de omgeving betreft deze verwachting vooral nederzettingsresten uit de Vroege en Late Middeleeuwen, maar ook resten die geassocieerd kunnen worden met het landgebruik in de periferie van bekende nederzettingsterreinen of de historische weg van Cothen naar Wijk bij Duurstede. Er zijn binnen het plangebied geen aanwijzingen voor bebouwing en in de Nieuwe Tijd (19e/20e eeuw tot in de jaren 1960). De verwachting voor dergelijke resten is dus laag. Doordat de actieve sedimentatie van de Kromme Rijn tot in de Late Middeleeuwen is doorgegaan, hoeven oudere archeologische resten en sporen niet direct aan het maaiveld verwacht te worden. Nederzettingsterreinen in het rivieren gebied kenmerken zich over het algemeen door het voorkomen van een archeologische laag. Deze kan deels zijn opgenomen in de bouwvoor. In de archeologische laag komen, bij een lage grondwaterstand, voornamelijk anorganische resten als aardewerk, verbrand leem en houtskool voor. Onder de archeologische laag kunnen fosfaatvlekken voorkomen. Grondsporen zijn over het algemeen pas zichtbaar onder de archeologische laag. In het geval van de onderzoekslocatie wordt een eventueel aanwezige archeologische laag tussen het maaiveld en het beddingzand (dus binnen 120 cm –mv) verwacht. Bij archeologische resten uit de periferie van nederzettingsterreinen moet worden gedacht aan bijvoorbeeld gedempte kavelsloten. Ook kunnen natuurlijk losse vondsten worden verwacht, bijvoorbeeld aardewerk. Archeologische resten die samenhangen met de historische verbindingsweg (Middeleeuwen en Nieuwe Tijd) tussen 8

Publicatie 2014-4

ArcheoSupport bv

Cothen en Wijk zijn karrensporen en bermgreppels. Omdat over de onderzoekslocatie e´ e´ n van de mogelijke Limesweg-tracées loopt, kunnen ook hiervan resten worden verwacht. De Limesweg is aangelegd volgens een vast patroon. De weg zelf heeft een breedte van maximaal 6 m en is verhard met zand, grind, schelpgruis en bouwafval (baksteengruis). Direct naast de weg liggen aan weerszijden afwateringsgreppels. Vervolgens ligt er op maximaal 20 m aan weerszijden van de weg nog greppels die de grens vormen van de zone waarbinnen burgers geen landbouw of veeteelt mochten bedrijven of mochten bouwen. Tot slot kunnen er nog greppels voorkomen die (samen met een palissade) een duidelijke functie hebben gehad (Hessing et al. 2006). Ter plaatste van de stal worden geen archeologische resten meer verwacht, omdat de bodem hier tot 1,5 m –mv is ontgraven ten behoeve van de mestkelder.

9

Publicatie 2014-4

3

ArcheoSupport bv

Conclusies en aanbevelingen

De onderzoekslocatie heeft een hoge verwachting voor archeologische resten vanaf de Late IJzertijd. Daarnaast heeft de Romeinse Limesweg mogelijk op de locatie gelegen. Archeologische resten worden in het pakket oeverafzettingen van de Kromme Rijn, tot maximaal 1,2 m –mv, maar waarschijnlijk vrij vlak onder de bouwvoor, verwacht. Er zijn geen aanwijzingen voor grootschalige bodemverstoringen binnen het plangebied. Wel is de bodem ter plaatse van de stal tot een diepte van 1,5 m –mv vergraven, in verband met de aanwezige mestkelder. De oppervlakte van de stal bedraagt 210 m2 . Ook ter plaatse van het voormalige woonhuis is de bodem mogelijk verstoord. Ter plaatse van de schuur is de bodem waarschijnlijk alleen verstoord bij de funderingen. Geplande bodemverstorende werkzaamheden op de locatie bestaan uit de sloop van de schuur en de stal en de bouw van een nieuwe, onderkelderde schuur. Deze schuur valt deels samen met de onderkelderde stal en deels met tot heden onbebouwd terrein. In totaal wordt voor de nieuwbouw 190 m2 onverstoord terrein vergraven. Hier vormen de bouwwerkzaamheden een bedreiging voor eventueel aanwezige archeologische waarden. Daarnaast voorzien de toekomstplannen in de aanplant van enkele bomen en heggen; diepwortelende soorten vormen ook een bedreiging voor eventuele archeologische resten. Omdat de verstoring die bij de nieuwbouw plaatsvindt met 190 m2 onder de gemeentelijke vrijstellingsnorm van 500 m2 blijft, wordt, na overleg met de gemeente, geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te voeren ter plaatse van de nieuwbouw. Verder wordt geadviseerd om de sloop van de schuur zodanig uit te voeren dat deze zich beperkt tot het verwijderen van de fundering en de verstoring van de bodem minimaal blijft. Ook wordt geadviseerd om bij de aanplant van bomen en heggen te kiezen voor ondiep wortelende soorten. Mocht het totaal van de werkzaamheden (sloop, nieuwbouw of aanplant) nu of in de toekomst 500 m2 en een diepte van 50 cm –mv overschrijden, dan dient alsnog vervolgonderzoek plaats te vinden. In eerste instantie zou dit onderzoek kunnen worden uitgevoerd als karterend booronderzoek om vast te stellen of er archeologische lagen aanwezig zijn en om eventuele resten van de Limesweg op te sporen. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Wijk bij Duurstede, om op basis van deze rapportage te besluiten of en in welke vorm archeologisch vervolgonderzoek moet plaatsvinden. De archeologische meldingsplicht conform art. 53 en 54 van de Wamz blijft sowieso bestaan. Als er tijdens de graafwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, met name funderingsresten, dan dient dit onverwijld aan de bevoegde overheid te worden gemeld.

10

Publicatie 2014-4

ArcheoSupport bv

Literatuur Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland). Vierde, geheel herziene druk. Berendsen, H.J.A., 2005. Landschappelijk Nederland. De fysisch-geografische regio’s. Assen. Berendsen, H.J.A. & E. Stouthamer, 2001. Palaeogeographic development of the Rhine-Meuse delta, The Netherlands. Assen. Brandt, R.W. et al. (red.), 1992. ARCHIS. Archeologisch Basis Register, versie 1.0. Amersfoort. Hessing, W.A.M., C. Sueur & B. Jansen, 2006. Tussen Fectio en Levefanum; op zoek naar een Romeinse militaire weg in het Kromme Rijngebied. Amersfoort (Vestigia rapport V268). Jongmans, A.G., M.W. van den Berg, M.P.W. Sonneveld, G.J.W.C. Peek & R.M. van den Berg van Saparoea, 2013. Landschappen van Nederland; geologie, bodem en landgebruik. Wageningen. Klerks, K., M. Simons & W.A.M. Hessing, 2012. Beleidsnota Archeologie en Archeologische Beleidskaart voor het grondgebied van de gemeente Wijk bij Duurstede. Amersfoort (Vestigia-Rapport V74). Mulder, E.J.F. de, M.C. Geluk, I. Ritsema, W.E. Westerhoff & T.E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Groningen/Houten.

11

Afbeelding 2. Huidige situatie. Bron: W.J.J. Jaaltink, Stuurgroep Kromme Rijnlandschap, Nota Landschappelijke uitgangspunten Lokhorst (concept), november 2013.

Afbeelding 3.

Huidige situatie, met daarop weergegeven de locatie van de nieuwbouw. Door: A.J. Wullink.

Afbeelding 4. Toekomstige situatie. De schuur komt in de huidige plannen meer naar het oosten, dus ter plaatse van de stal. Bron: W.J.J. Jaaltink, Stuurgroep Kromme Rijnlandschap, Nota Landschappelijke uitgangspunten Lokhorst (concept), november 2013.

Afbeelding 5.

Stroomgordels in het Kromme Rijn-gebied. Het plangebied (rood omlijnd) ligt in het mdden van de rode cirkel. Bron: Hessing et al. (2006).

Afbeelding 6.

Uitsnede uit de gemeentelijke geomorfogenetische kaart. De onderzoekslocatie is rood omlijnd. Bron: Klerks et al. 2012

Afbeelding 7.

Uitsnede uit de gemeentelijke bodemkaart. De onderzoekslocatie is rood omlijnd. Bron: Klerks et al. 2012

Afbeelding 8.

Uitsnede uit de gemeentelijke archeologische inventarisatiekaart. De onderzoekslocatie is rood omlijnd. Bron: Klerks et al. 2012

Afbeelding 9.

Uitsnede uit de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. De onderzoekslocatie is rood omlijnd. Bron: Klerks et al. 2012

Afbeelding 10. Uitsnede uit een topografisch-militaire kaart kaart uit 1830–1850. De onderzoekslocatie ligt binnen de blauwe cirkel. Bron: www.watwaswaar.nl

Afbeelding 11. Uitsnede uit een topografische kaart uit 1966. De onderzoekslocatie ligt binnen de blauwe cirkel. Bron: www.watwaswaar.nl

Afbeelding 12. Uitsnede uit een topografische kaart uit 1977. De onderzoekslocatie ligt binnen de blauwe cirkel. Bron: www.watwaswaar.nl

Laat-Pleistoceen

Pleistoceen

Elsterien

Holsteinien

Saalien-complex

Eemien

Vroeg-Weichselien (Vroeg-Glaciaal)

Midden-Weichselien (Pleniglaciaal)

Laat-Weichselien (Laat-Glaciaal)

Holoceen

Weichselien (Glaciaal)

475.000

410.000

370.000

130.000

115.000

73.000

13.000

10.000

0

Jaren geleden

Vroeg-Pleniglaciaal

Midden-Pleniglaciaal

Laat-Pleniglaciaal

Bølling-interstadiaal

Vroege Dryas

Allerød-interstadiaal

Late Dryas

Preboreaal

Boreaal

Atlanticum

Subboreaal

Subatlanticum

Chronostratigrafische eenheden

48.000

26.000

13.000

12.000

11.800

11.000

10.000

9000

8000

5000

3000

0

C-jaren geleden

14

Laat-Paleolithicum

Mesolithicum

Neolithicum

Bronstijd

IJzertijd

Romeinse Tijd

Vroege Middeleeuwen

Late Middeleeuwen

Nieuwe Tijd

Archeologische periode

Bijlage 1. Een overzicht van geologische (chronostratigrafische) en archeologische periodes. Door: A.J. Wullink. Gebaseerd op: Brandt et al. 1992; De Mulder et al. 2003; Berendsen 2004.

Midden-Pleistoceen

Chronostratigrafische eenheden

Holoceen Glaciaal

LaatHoloceen MiddenHoloceen VroegHoloceen Laat-Glaciaal Pleniglaciaal

Ca. 40.000 jaar geleden

9000 v. Chr.

5325 v. Chr.

4900 v. Chr.

1900 v. Chr.

800 v. Chr.

12 v. Chr.

450 n. Chr.

1050 n. Chr.

1500 n. Chr.

Tijd

Bijlage 4: Langbroekerdijk A121 -

1. Memo algemene effectbeoordeling EHS 2. Akoestisch onderzoek industrielawaai

memo aan:


van:

SAB

ons kenmerk:

BUIT/ZON/130293.02

datum:

27 november 2014

betreft:

memo algemene effectbeoordeling EHS locatie Langbroekerdijk A121, Langbroek

Aanleiding Op het Ridderhofstad Hindersteyn aan de Langbroekerdijk A121 te Langbroek bestaat het voornemen om in bestaande bebouwing extra nevenactiviteiten (vergaderlocatie, horeca als nevenactiviteit en bruiloftrecepties) mogelijk te maken om de uitgaven voor de instandhouding van de tuin en park te bekostigen. De toevoeging van nieuwe functies voorziet in nieuwe exploitatiemogelijkheden ten behoeve van dit onderhoud. De bestaande bestemming ‘Ridderhofstad’ biedt uitsluitend ruimte aan horecaactiviteiten tot een maximum oppervlakte van 250 m². In het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied worden de ruimere mogelijkheden positief bestemd. Daar het plangebied in de Ecologische Hoofdstructuur ligt, dient getoetst te worden of er sprake kan zijn van een negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden. Mocht er sprake zijn van een mogelijk effect dan dient middels een uitgebreide ecologische toets inzicht te worden verkregen of de effecten van het plan al dan niet significant zijn. Voorliggend memo is een eerste globale Nee, tenzij-toets waarmee in beeld wordt gebracht of er überhaupt sprake is van een effect op de wezenlijke kenmerken en waarden ter plaatse.

Ligging plangebied ten opzicht van de EHS Op basis van onderstaande afbeeldingen blijkt dat het plangebied aan de Langbroekerdijk A121 geheel in de EHS is gelegen.

Globale ligging van het plangebied in de EHS. Bron: provincie Utrecht

Provinciaal kader EHS In de provinciale ruimtelijke verordening is in Artikel 4.11 Ecologische hoofdstructuur ten aanzien van deze hoofdstructuur het volgende bepaald:

1 Als ‘Ecologische hoofdstructuur’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Natuur.

2 Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels die de wezenlijke kenmerken en waarden beschermen, in stand houden en ontwikkelen.

3 Een ruimtelijk plan bevat geen nieuwe bestemmingen en regels die ruimtelijke ontwikkelingen toestaan, die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, tenzij:

a. er sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële andere mogelijkheden zijn, of de ruimtelijke ontwikkelingen nieuwe bebouwing of terreinverharding binnen omheinde militaire terreinen mogelijk maken;

b. negatieve effecten voor de natuur worden zoveel mogelijk beperkt door mitigerende maatregelen en de overblijvende negatieve effecten worden gecompenseerd door inrichting van nieuwe natuur elders, met dien verstande dat: 1e. compensatie plaatsvindt in natura in de omgeving van de ruimtelijke ingreep; 2e. het ruimtelijk plan waarin de compensatie wordt geregeld, gelijktijdig wordt vastgesteld met het ruimtelijk plan waarin de aantastende ruimtelijke ingreep mogelijk wordt gemaakt, tenzij verzekerd is dat de compensatie wordt gerealiseerd; 3e. de compensatie minimaal gelijkwaardig is aan het verlies aan waarden en kenmerken.

c. voor zover compensatie in natura niet mogelijk is in de omgeving en elders ook niet mogelijk is, moet de resterende schade financieel worden gecompenseerd.

4 De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan en bevat een beschrijving van de in het plangebied voorkomende wezenlijke kenmerken en waarden. Niet elke ingreep leidt tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden. Ingrepen die (eventueel nadat inrichtingsmaatregelen zijn genomen) niet de wezenlijke kenmerken en waarden significant aantasten, zijn vanuit dit artikel toegestaan. Dit geldt ook voor uitbreidingen van geringe omvang van al binnen de EHS bestaande functies. Bij significante aantasting van waarden en kenmerken moet in ieder geval gedacht worden aan: 

de aanwezigheid van zones met bijzondere ecologische kwaliteit (bijzondere samenhang abiotische en biotische kenmerken, goed ontwikkelde systemen, zoals waardevolle oude boskernen);



gebieden die bepalend zijn voor de aaneengeslotenheid en robuustheid van de EHS;



de aanwezigheid van bijzondere soorten;



de aanwezigheid van essentiële verbindingen (bijvoorbeeld foerageer- en migratieroutes).

pagina 2 van 3

Effectbeoordeling Het plangebied ligt volledig in de EHS. In de huidige situatie vinden op het Ridderhofstad Hindersteyn verschillende activiteiten plaats. Het betreft hier activiteiten als workshops, rondleidingen door de kasteeltuin, picknickarrangementen, schildercursussen en vergaderingen. Ook wordt een aantal maal per jaar open tuindagen georganiseerd. Deze open tuindagen trekken de meeste bezoekers naar het plangebied. Met het voornemen worden ook bruiloftsrecepties en een uitbreiding van de horecavoorzieningen in de huidige bebouwing toegestaan. Het Oranjehuys en daarmee de kantoorfunctie hebben een omvang van circa 450 m². De activiteiten met begeleidende horecavoorzieningen in de Oranjerie en de Palmenruimte omvatten circa 196 m². De eetzaal die als trouwlocatie zal worden gebruikt heeft een oppervlakte van circa 46 m². Er wordt geen nieuwe bebouwing toegevoegd dan wel een terras (horeca) of geluidsversterking (bruiloftsreceptie) toegestaan. De natuurwaarden op het Ridderhofstad Hindersteyn worden gekwalificeerd als zijnde natuur behorende bij het park- en stinzenbos. Parkbossen zijn alle vormen van bos die vallen binnen een historisch park- of tuinaanleg. Stinzenbossen bestaan veelal uit oude bossen bij landgoederen met een karakteristieke stinzenflora, vaak bolgewassen en kruidachtige overblijvende gewassen, in de ondergroei. Door de toename van het aantal nevenactiviteiten zal het aantal verkeersbewegingen naar het gebied en de aanwezigheid van mensen op het Ridderhofstad met enige mate toenemen. In de huidige situatie komen jaarlijks 3.000 bezoekers naar het Ridderhofstad. Van deze bezoekers komt ruim 50% naar de open tuindagen. De andere helft bezoekt de reeds bestaande nevenactiviteiten. Met het toelaten van nieuwe nevenactiviteiten wordt het totaal aan bezoekers geraamd op 4.500 per jaar waarvan circa 1.500 bezoekers voor de huidige nevenactiviteiten, 1.500 voor de toekomstige nevenactiviteiten en circa 1.500 voor de open tuindagen. Hoewel het aantal bezoekers toeneemt, zijn de effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS ter plaatsen verwaarloosbaar klein. Reden hiervoor is dat alle nieuwe nevenactiviteiten inpandig zullen plaatsvinden en dat parkeren enkel plaatsvindt op de bestaande parkeervoorzieningen aan de voorzijde van het Ridderhofstad Hindersteyn. Tevens wijst het akoestisch onderzoek uit dat er geen overschrijding van de norm voor het stiltegebied plaatsvindt. Verstoring door licht en geluid van verkeer of de beoogde nevenactiviteiten is derhalve nihil. Tevens gaan de bezoekers van de voorgenomen nevenactiviteiten zich vanaf het parkeerterrein over bestaande paden naar de activiteiten verplaatsen. Dit is een zeer voorspelbare beweging. Door de huidige nevenactiviteiten, de open tuindagen en het beheer van het Ridderhofstad Hindersteyn is bij de diersoorten ter plaatse gewenning aan mensen opgetreden, waardoor zij reeds bekend zijn met de aanwezigheid van mensen op de paden. Negatieve effecten van de deelnemers aan de beoogde activiteiten op de EHS zijn derhalve uitgesloten. Op basis van voorstaande feiten is geen sprake van verstoring door geluid en licht als gevolg van de activiteiten en aanwezigheid van bezoekers op het Ridderhofstad Hindersteyn. De wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS ter plaatse worden dan ook niet aangetast.

pagina 3 van 3

Akoestisch onderzoek industrielawaai

Ridderhofstad Hindersteyn, Langbroekerdijk A121 Langbroek, Gemeente Wijk bij Duurstede

Datum: 4 december 2014 Projectnummer: 130293

SAB Postbus 479 6800 AL Arnhem tel: 026 - 357 69 11 fax: 026 - 357 66 11 Auteur:

Paul Kerckhoffs

Projectleider:

Irene Buitenhuis Akoestisch onderzoek industrielawaai

Project:

Ridderhofstad Hindersteyn, Langbroek

Projectnummer:

130293

INHOUD

1

Inleiding

3

1.1 1.2

Aanleiding Doel van het onderzoek

3 3

2

Wet- en regelgeving

5

2.1 2.2 2.3 2.4 2.5

Activiteitenbesluit Geluidsnota Schrikkelcirculaire Stiltegebieden Rekenmethodieken

5 6 6 7 8

3

Onderzoeksgegevens

9

3.1 3.2

Situatie schets Representatieve bedrijfssituatie

9 9

4

Onderzoek

12

4.1 4.2 4.3

Langtijdgemiddelde geluidbelasting Maximale geluidgeluidbelastingen Indirecte hinder

12 13 13

5

Conclusie

15

5.1 5.2 5.3 5.4

Langtijdgemiddelde geluidbelastingen Maximale geluidbelastingen Geluidbelastingen t.g.v. indirecte hinder Eindconclusie

15 15 16 16

Bijlagen Bijlage A Bijlage B Bijlage C Bijlage D

Overzichtstekening 1a-c: Grafische weergave van het model directe hinder Rapportage van het model directe hinder Overzichtstekening 2: Grafische weergave van het model indirecte hinder Rapportage van het model Indirecte hinder

1 1.1

Inleiding Aanleiding Op het perceel aan de Langbroekerdijk A121 ten oosten van de kern van Langbroek bevindt zich Ridderhofstad Hindersteyn. Op deze locatie worden nu enkele activiteiten georganiseerd, waaronder: bezoek kasteeltuin, rondleidingen door een gids, picknickarrangementen, schildercursussen. Ridderhofstad Hindersteyn is voornemens om uit te groeien door toevoeging van nieuwe functies. De toevoeging van deze nieuwe functies voorziet in nieuwe exploitatiemogelijkheden. Op de locatie zal daarom uitbreiding van enkele nevenactiviteiten (vergaderlocatie, horeca en bruiloftrecepties) in de bestaande bebouwing plaatsvinden. In de onderstaande figuur is de ligging van Ridderhofstad Hindersteyn weergegeven.

Figuur 1: Ligging Ridderhofstad Hindersteyn

1.2

Doel van het onderzoek Binnen het bestaande bestemmingsplan is de uitbreiding van Ridderhofstad Hindersteyn niet mogelijk. Om dit planologisch mogelijk te maken wordt het bestaande bestemmingsplan herzien. In het kader van de planologische procedure moet de haalbaarheid van de uitbreiding worden aangetoond. Tevens kan dit akoestische onderzoek worden gebruikt in het kader van een melding Activiteitenbesluit (formeel: Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer). Dit onderzoek heeft tot doel enerzijds inzicht te geven in het akoestisch klimaat van de geluidgevoelige bestemmingen, zoals omliggende woningen. Anderzijds ligt het plangebied in het stiltegebied Bevenweerd/Rijsenburg. De ligging in het stiltegebied, zoals gedefinieerd in artikel 4.19 van de PRV, is aanleiding geweest een akoestisch onderzoek te doen naar de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op het stiltegebied.

SAB

3

Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft een korte samenvatting van de relevante weten regelgeving. In hoofdstuk 3 zijn de gebruikte onderzoeksgegevens opgenomen. In hoofdstuk 4 zijn de onderzoeksopzet, de onderzoeksresultaten en de toetsing van de resultaten beschreven. Tot slot zijn in hoofdstuk 5 de conclusies van het onderzoek opgenomen.

SAB

4

2

Wet- en regelgeving Voor de beoordeling van geluidhinder afkomstig van inrichtingen (industrielawaai) moet rekening worden gehouden met verschillende soorten van geluidhinder, namelijk:  geluidhinder afkomstig uit de inrichting (directe hinder), dit is de hinder die wordt veroorzaakt door activiteiten in de inrichting.  maximale geluidhinder, dit zijn de piekniveaus die optreden door de activiteiten in de inrichting.  indirecte geluidhinder, dit is de geluidhinder afkomstig van het wegverkeer van en naar de inrichting op de openbare weg. Deze drie soorten van geluidhinder afkomstig van inrichtingen worden beoordeeld op basis van drie documenten, dit zijn het “Activiteitenbesluit”, de “Geluidsnota 20122016, Gemeente Wijk bij Duurstede” en de Schrikkelcirculaire

2.1

Activiteitenbesluit De milieuvoorschriften zijn per branche verdeeld over een groot aantal Algemene Maatregelen van Bestuur. Vanaf 2008 zijn de meeste AMvB's ondergebracht in het “Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer” (het Activiteitenbesluit). Het Activiteitenbesluit vormt het toetsingskader bij de aanvraag van een omgevingsvergunning activiteit milieu. In tabel 2.17a uit het Activiteitenbesluit staan de grenswaarden, deze grenswaarden zijn de maximale geluidbelastingen welke mogen optreden op de omliggende woningen. In onderstaande tabel zijn staan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit weergegeven. Langtijdgemiddelde

Maximale geluidbelasting

beoordelingsniveau (LAr,LT)

(LAmax)

50 dB(A)

70 dB(A)

45 dB(A)

65 dB(A)

40 dB(A)

60 dB(A)

50 dB(A)

70 dB(A)

Dagperiode (07:00 t/m 19:00) Avondperiode (19:00 t/m 23:00) Nachtperiode (23:00 t/m 07:00) Letmaal

Tabel 1. Overzicht van de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit

Wanneer niet kan worden voldaan aan de grenswaarden uit tabel 1 kan door middel van een maatwerkvoorschrift hogere grenswaarden worden vastgelegd. Het is niet gebruikelijk om in een maatwerkvoorschrift hogere grenswaarden vast te leggen dan zijn beschreven in het gemeentelijke geluidbeleid en/of de “Handreiking industrielawaai en vergunningverlening”.

SAB

5

2.2

Geluidsnota De Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt het kader waarmee nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient te worden gemotiveerd waarom een ontwikkeling op deze wijze op de betreffende locatie kan plaatsvinden. Deze belangenafweging bepaalt of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Hierbij is één van de aspecten het geluid. De Wro biedt echter geen normen ter beoordeling van het geluid. De gemeente kan door middel van gemeentelijk geluidbeleid een ambitieniveau en een plafondwaarde (maximale acceptabele geluidbelasting) vastleggen voor delen van haar grondgebied. De gemeente Wijk bij Duurstede heeft geluidbeleid “Geluidsnota 2012-2016, Gemeente Wijk bij Duurstede”, d.d. 30 september 2011, vastgesteld op 17 januari 2012. Voor geluidhinder wordt in deze publicatie het onderscheid gemaakt tussen verschillende gebieden in de gemeente Wijk bij Duurstede. Het plangebied ligt in “Langbroekerwetering gebied” hiervoor zijn basiskwaliteit en ambitiekwaliteit vastgesteld. In de onderstaande tabel zijn deze waarden weergegeven. Agrarisch gebied

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT)

Ambitiekwaliteit Basiskwaliteit

40 dB(A) 40-45 dB(A)

Tabel 2. Overzicht van de richtwaarden

2.3

Schrikkelcirculaire De geluidbelasting op de woningen ten gevolge van het verkeer van en naar de inrichting op de openbare weg wordt beoordeeld conform de circulaire “Beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening w.m.” van het Ministerie van VROM, d.d. 29 februari 1996. Deze circulaire wordt ook wel de Schrikkelcirculaire genoemd. Dit betekent dat het verkeer op de openbare weg alleen wordt beoordeeld op het equivalente geluidniveau en dat voor de normstelling wordt aangesloten bij de voorkeursgrenswaarde (50 dB(A)) uit de Wet geluidhinder. Deze voorkeursgrenswaarde mag worden overschreden tot 65 dB(A) (zogenaamde maximaal toelaatbare geluidbelasting).

SAB

6

2.4

Stiltegebieden De planlocatie is (deels) gelegen in het stiltegebied Bevenweerd/Rijsenburg. Dit gebied is aangewezen door de provincie Utrecht als stiltegebied. In de onderstaande figuur is de ligging van het stiltegebied ten opzichte van het plangebied (rood omcirkeld) weergegeven.

Figuur 2: Globale ligging van het stiltegebied Uit de “Provinciale Milieuverordening“ (PMV 2013) van de provincie Utrecht zijn in hoofdstuk 3 regels opgenomen voor stiltegebieden. Deze regels zijn op te delen in 3 categorieën: Bijzondere Zorgplicht Hiermee wordt de akoestische kwaliteit van het stiltegebied extra beschermd ten opzichte van het overige gebied in de provincie Utrecht. Verbodsbepalingen In dit deel worden bepaalde activiteiten, zoals het gebruik van omroepinstallatie, het vliegen van modelvliegtuigen en het varen met een waterscooter en het starten/laden met een helikopter, beperkt. Richtwaarden voor geluid In dit deel staan richtwaarden voor geluid opgenomen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in drie gebieden:  Stille kern: Het gewenste cumulatieve (optelling van de verschillende) geluidniveau in de stille kern van een stiltegebied is maximaal 40 dB(A).

SAB

7

 Bufferzone rondom de stille kern: In de bufferzone rondom de stille kern is dit maximaal 45 dB(A).  Rondom de inrichting: Op 50 meter van een geluidbron (weg of bedrijf) bedraagt de geluidbelasting afkomstig van deze geluidbron maximaal (LAeq, 24h) 35 dB(A).

2.5

Rekenmethodieken De berekening van de geluidbelastingen zijn uitgevoerd met behulp van de “Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai” uit 1999. Voor het uitvoeren van berekeningen is het computerprogramma WinHavik (versie 8.58) gebruikt.

SAB

8

3 3.1

Onderzoeksgegevens Situatie schets Op de bestaande locatie van Ridderhofstad Hindersteyn vindt uitbreiding plaats van de activiteiten. Deze activiteiten (vergaderlocatie, horeca en bruiloftrecepties) vinden plaats in de bestaande bebouwing. Vanwege de uitbreiding van de activiteiten wordt een toename van het verkeer verwacht. In de huidige situatie komen er nu ca. 3.000 bezoekers per jaar. Daarvan komen 1.500 bezoekers op de twee open tuindagen in juni en september. De overige 1.500 bezoekers komen verspreid over 40 dagen voor de reeds toegestane activiteiten (bezoeken kasteeltuin, rondleiding, picknickarrangementen, schildercursus, e.d.). De uitbreiding betreft een uitbreiding met nieuwe activiteiten waardoor op jaarbasis 1500 extra bezoekers worden verwacht. Dit komt neer op een verdubbeling van het aantal bezoekers voor de activiteiten. Deze bezoekers komen verspreid over 80 dagen. Het totale bezoekersaantal op jaarbasis bedraagt hiermee 4.500 bezoekers.

3.2

Representatieve bedrijfssituatie De representatieve bedrijfssituatie (RBS) is maatgevend voor de toetsing aan de geluidnormen. Bij wisselende capaciteiten betreft het in het algemeen een maximale situatie (dag) zoals deze zich bijvoorbeeld één maal per maand zal kunnen voordoen. Dit is dus een ruimere bedrijfssituatie als dat men op basis van gemiddelde capaciteiten zou berekenen. Vanwege de uitbreiding zal het aantal dagen waarop er activiteiten plaatsvinden toenemen naar 80 dagen. De maximale capaciteit en de verkeersbewegingen op de representatieve dag blijven echter gelijk. Vanwege de activiteiten zullen geen andere geluidbronnen aanwezig zijn op het terrein dan in de huidige situatie al is toegestaan. Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat met de uitbreiding reeds wordt voldaan aan de toegestane situatie. Het aspect geluid vormt daarmee geen belemmering voor de uitbreiding van de activiteiten. Voor de volledigheid is de geluidsituatie voor de representatieve bedrijfssituatie inzichtelijk gemaakt. Dit is dus de situatie die zowel in de huidige alsook in de toekomstige situatie van toepassing is. Vanwege de uitbreiding zal het verkeer van en naar de inrichting toenemen. Er wordt dan ook alleen een relevante geluidbijdrage verwacht vanwege het rijden van voertuigen en parkeren op het terrein.

SAB

9

3.2.1

Parkeren van auto’s Op het terrein bevinden zich twee parkeerterreinen. Aan de noordwestzijde is een parkeerterrein aanwezig voor 24 auto’s en aan de zuidoostzijde is een parkeerterrein van 32 auto’s aanwezig. De parkeerterreinen worden gebruikt door werknemers en bezoekers van de activiteiten. Het parkeerterrein aan de zuidoostzijde van het terrein wordt incidenteel gebruikt. Voor de representatieve situatie van de nieuwe activiteiten wordt ervan uitgegaan dat alleen gebruik wordt gemaakt van het parkeerterrein aan de noordwestzijde. In de navolgende figuur is de situering van de parkeerterreinen weergegeven.

Figuur 3: Situering parkeerterreinen Op de activiteiten berust een maximale capaciteit van 50 bezoekers per activiteit. Op basis hiervan wordt ervan uitgegaan dat het parkeerterrein aan de noordwestzijde op een representatieve dag volledig bezet is. Daarbij wordt er tevens van uitgegaan dat de bezoekers en werknemers in dagperiode (tussen 07:00 en 19:00) arriveren. Daarna vertrekken ze óf in de dagperiode óf in de avondperiode (tussen 19:00 en 23:00 uur). In navolgende tabel zijn de verkeersbewegingen weergegeven. Parkeerterrein

Beschikbare

Verkeersbewegingen dag-

Verkeersbewegingen avond-

plaatsen

periode (07:00-19:00)*

periode (19:00-23:00)**

Noordwestzijde

24

48

24

Zuidoostzijde

32

n.v.t.

n.v.t.

Tabel 3. verkeersbewegingen *komende en vertrekkende auto’s **vertrekkende auto’s

De toegangsweg en het parkeerterrein hebben een oneffen oppervlakte (zand en grind).

SAB

10

3.2.2

Overzicht brongegevens In de onderstaande tabel is de representatieve bedrijfssituatie (RBS) weergegeven.

Bron

Geluidemissie Bronvermogen (LWr)

Bedrijfsduur of aantal voertuigbewegingen

Bronvermogen (LWr, max)

Rijdende auto’s (op het terrein) Personenauto’s 93 dB(A) 98 dB(A) (10 km/uur) Dichtslaan autoportier 98 dB(A) van auto’s Indirecte hinder (rijden van auto’s op openbare weg) Personenauto’s (30 km/uur) 96 dB(A) n.v.t.

Dag (07:00 t/m 19:00)

Avond (19:00 t/m 23:00)

Nacht (23:00 t/m 07:00)

Bronnummer in model

48 voertuigbewegingen


-

M01 en M02

1 seconde

1 seconde

-

P01 t/m P04



-

V01

Tabel 4. Representatieve bedrijfssituatie

SAB

11

4 4.1

Onderzoek Langtijdgemiddelde geluidbelasting De geluidbelastingen op de omliggende woningen ten gevolge van de activiteiten uit de inrichting zijn bepaald met de overdrachtsberekening (II.8) uit de “Handleiding Meten en Rekenen industrielawaai”. De hoogste langtijdgemiddelde geluidbelastingen (directe hinder) per woning zijn weergegeven in de onderstaande tabel. Woning

Hoogste langtijdgemiddelde geluidbelastingen in dB(A) Dag-

Avond-

Nacht-

Letmaal

periode

periode

periode

(LAr,Lt)

(07:00 t/m 19:00)

(19:00 t/m 23:00)

(23:00 t/m 07:00)

Langbroekerdijk A 107

17

20

-

25

-


15

17

-

22

-


18

21

-

26

-


24

28

-

33

-


27

31

-

36

-


26

30

-

35

-

-

-

-

-

30

50

45

40

50

40

35

30

40

50 meter van de inrichting Norm Grenswaarde uit het Activiteitenbesluit Maximale ambitiewaarde uit “Geluidsnota 2012-2016” Richtwaarde stiltegebieden

L24hr

35

Tabel 5. Hoogste langtijdgemiddelde geluidbelastingen

De grafische weergave van het model is weergegeven in overzichtstekening 1a t/m c, bijlage A. In deze tekeningen is onder meer de ligging van de verschillende waarneempunten te zien. In bijlage B is een rapportage met de invoergegevens en rekenresultaten van het model opgenomen. Conclusie Uit dit onderzoek blijkt dat bij geen van de woningen de grenswaarde van 50 dB(A) uit het Activiteitenbesluit en de maximale ambitiewaarde van 40 dB(A) uit de “Geluidsnota 2012 – 2016” ten gevolge van de langtijdgemiddelde geluidbelastingen op de omliggende woningen wordt overschreden. De hoogste langtijdgemiddelde geluidbelasting bedraagt 36 dB(A). Ook wordt op een afstand van 50 meter van de inrichting de richtwaarde (L24hr) van 35 dB(A) niet overschreden. Aangezien deze richtwaarde niet wordt overschreden zorgt de inrichting er niet voor dat het stille karakter van het stiltegebied wordt aangetast.

SAB

12

4.2

Maximale geluidgeluidbelastingen De maximale geluidbelastingen van de woningen zijn berekend door het programma WinHavik door de Nabewerkingsmodule. De maximale geluidbelastingen voor de waarneempunten op 50 meter van de inrichting (toetsingspunten voor het stiltegebied) hoeven niet te worden bepaald. Deze zijn dan ook niet berekend. De hoogste maximale geluidbelastingen per woning zijn weergegeven in de onderstaande tabel. Woning

Hoogste maximale geluidbelastingen (LMAX) in dB(A)

Lmax_etmaal

Dagperiode

Avondperiode

Nachtperiode

(07:00 t/m 19:00)

(19:00 t/m 23:00)

(23:00 t/m 07:00)


40

39

-

44


41

40

-

45


39

40

-

45


48

49

-

54


49

51

-

56

Langbroekerdijk A 90 Norm Grenswaarde uit het Activiteitenbesluit Richtwaarde uit de VNGpublicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’

48

50

-

55

70

65

60

70

65

60

55

65

Tabel 6. hoogste maximale geluidbelastingen

De grafische weergave van het model is weergegeven in overzichtstekening 1a t/m c, bijlage A. In deze tekeningen is onder meer de ligging van de verschillende waarneempunten te zien. In bijlage B is een rapportage met de invoergegevens en rekenresultaten van het model opgenomen. Conclusie Uit dit onderzoek blijkt dat bij geen van de woningen de grenswaarde uit het Activiteitenbesluit van 70 dB(A) wordt overschreden op basis van de maximale geluidniveaus. De hoogste maximale geluidbelasting bedraagt 56 dB(A) op de woning Langbroekerdijk A86. Deze maximale geluidbelasting wordt veroorzaakt door de parkeerbewegingen op het parkeerterrein in de avondperiode.

4.3

Indirecte hinder Onder indirecte hinder wordt verstaan: de nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt door activiteiten die, hoewel plaatsvinden buiten het terrein van de inrichting, aan de inrichting zijn toe te rekenen. Gezien vanuit het perspectief van geluidhinder zijn verkeersbewegingen van en naar de inrichting een belangrijke vorm van indirecte hinder.

SAB

13

Het verkeer van en naar de inrichting op de openbare weg wordt berekend tot:  het punt waarop het verkeer is opgenomen in het reguliere (heersende) verkeersbeeld, bijvoorbeeld doordat het dezelfde snelheid heeft (meestal circa 100 meter);  het meest nabijgelegen kruispunt in het geval van een ontsluiting op een weg met een lage verkeersintensiteit;  tot het punt waar de verhoging van de geluidbelasting ten gevolge van het verkeer van en naar de inrichting niet meer dan 2 dB(A) bedraagt. De indirecte hinder is berekend voor het verkeer op de Langbroekerdijk tot 100 meter van de inrichting. De berekening van de geluidbelastingen zijn uitgevoerd met behulp van de “Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai” uit 1999. Voor de rijsnelheid op de Langbroekerdijk is uitgegaan van 30 km/h. Dit is de representatieve snelheid nabij de inrichting. Vanaf 100 meter van de inrichting wordt ervan uitgegaan dat verkeer de maximum toegestane snelheid van 60 km/h heeft bereikt. In de onderstaande tabel zijn geluidbelastingen t.g.v. de indirecte hinder weergegeven. In bijlage A zijn alle geluidbelastingen ten gevolge van de indirecte hinder in tabelvorm weergegeven. Woning

Hoogste geluidbelastingen in dB(A) (excl. aftrek ex artikel 110g Wgh)

1

Letmaal (LAr,Lt)

Dagperiode

Avondperiode

Nachtperiode

(07:00 t/m 19:00)

(19:00 t/m 23:00)

(23:00 t/m 07:00)


40

42

-

47


44

45

-

50


36

39

-

44

35

39

-

44

Langbroekerdijk A 90 Norm Voorkeursgrenswaarde Hoogste toelaatbare geluidbelasting

50 65

Tabel 7. Hoogste geluidbelastingen ten gevolge van de indirecte hinder

De grafische weergave van het model is weergegeven in overzichtstekening 2, bijlage C. In bijlage D is een rapportage met de invoergegevens en rekenresultaten van het model Indirecte hinder opgenomen. Conclusie De hoogste geluidbelasting ten gevolge van de indirecte hinder bedraagt 50 dB(A). Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde uit de Schrikkelcirculaire niet overschreden. Indirecte hinder vormt daarmee geen belemmering voor de uitbreiding van Ridderhofstad Hindersteyn.

1

Op basis van de Schrikkelcirculaire mag de aftrek ex artikel 110g van de Wet geluidhinder (aftrek voor het stiller worden van het verkeer) niet worden toegepast. Door het niet toepassen van deze aftrek kan de geluidbelasting worden gebruikt bij de berekening van eventuele gevel isolatie.

SAB

14

5

Conclusie Op het perceel aan de Langbroekerdijk A121 ten oosten van de kern van Langbroek bevindt zich Ridderhofstad Hindersteyn. Op deze locatie worden nu enkele activiteiten georganiseerd, waaronder: bezoek kasteeltuin, rondleidingen door een gids, picknickarrangementen, schildercursussen. Ridderhofstad Hindersteyn is voornemens om uit te groeien door toevoeging van nieuwe functies. De toevoeging van deze nieuwe functies voorziet in nieuwe exploitatiemogelijkheden. Op de locatie zal daarom uitbreiding van enkele nevenactiviteiten (vergaderlocatie, horeca en bruiloftrecepties) in de bestaande bebouwing plaatsvinden. Voor de realisatie van de inrichting is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidhinder op de omliggende woningen en het stiltegebied Bevenweerd/Rijsenburg. Vanwege de uitbreiding zal het aantal dagen waarop er activiteiten plaatsvinden toenemen naar 80 dagen. De maximale capaciteit en de verkeersbewegingen op de representatieve dag blijven echter gelijk. Vanwege de activiteiten zullen geen andere geluidbronnen aanwezig zijn op het terrein dan in de huidige situatie al is toegestaan. Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat met de uitbreiding reeds wordt voldaan aan de toegestane situatie. Het aspect geluid vormt daarmee geen belemmering voor de uitbreiding. Voor de volledigheid is de geluidsituatie voor de representatieve bedrijfssituatie inzichtelijk gemaakt.

5.1

Langtijdgemiddelde geluidbelastingen Uit dit onderzoek blijkt dat bij geen van de woningen de grenswaarde van 50 dB(A) uit het Activiteitenbesluit en de maximale ambitiewaarde van 40 dB(A) uit de “Geluidsnota 2012 – 2016” wordt overschreden ten gevolge van langtijdgemiddelde geluidbelastingen op de omliggende woningen. De hoogste langtijdgemiddelde geluidbelasting bedraagt 36 dB(A). Ook wordt op een afstand van 50 meter van de inrichting de richtwaarde (L24hr) van 35 dB(A) niet overschreden. Aangezien deze richtwaarde niet wordt overschreden zorgt de Ridderhofstad Hindersteyn er niet voor dat het stille karakter van het stiltegebied Bevenweerd/Rijsenburg wordt aangetast.

5.2

Maximale geluidbelastingen Uit dit onderzoek blijkt dat bij geen van de woningen de grenswaarde uit het Activiteitenbesluit van 70 dB(A) wordt overschreden op basis van de maximale geluidniveaus. De hoogste maximale geluidbelasting bedraagt 56 dB(A) op de woning Langbroekerdijk A86. Deze maximale geluidbelasting wordt veroorzaakt door de parkeerbewegingen op het parkeerterrein in de avondperiode.

SAB

15

5.3

Geluidbelastingen t.g.v. indirecte hinder De hoogste geluidbelasting ten gevolge van de indirecte hinder bedraagt 50 dB(A). Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde uit de Schrikkelcirculaire niet overschreden. Indirecte hinder vormt daarmee geen belemmering voor de uitbreiding van Ridderhofstad Hindersteyn.

5.4

Eindconclusie Aangezien de grenswaarde voor het langtijdgemiddelde en de maximale geluidbelastingen uit het Activiteitenbesluit niet worden overschreden en de indirecte hinder binnen de normen (ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 65 dB(A)) uit de Schrikkelcirculaire blijft, is er geen belemmering voor de uitbreiding van Ridderhofstad Hindersteyn. Ook wordt de ambitiewaarde uit het gemeentelijke geluidbeleid wordt niet overschreden. Vanuit akoestisch oogpunt is er dan ook geen belemmering voor de geplande uitbreiding van Ridderhofstad Hindersteyn.

SAB

16

Bijlage A Overzichtstekening 1a-c: Grafische weergave model directe hinder

SAB, Arnhem project opdrachtgever

Locatie Ridderhofstad Hindersteyn gemeente Wijk bij Duurstede objecten bodemabsorptie bebouwing scherp scherm waarneempunt gevel + waarneempunt vrij +

omschrijving Overzichtstekening 1a Grafische weergave model objecten

WinHavik 8.58 (c) dirActivity-software Hindersteyn.mdb

0

300

schaal: 1 : 3000


Locatie Ridderhofstad Hindersteyn gemeente Wijk bij Duurstede objecten bodemabsorptie bebouwing scherp scherm waarneempunt gevel + waarneempunt vrij +

omschrijving Overzichtstekening 1b Grafische weergave model immissiepunten


0

300

schaal: 1 : 3000


Locatie Ridderhofstad Hindersteyn gemeente Wijk bij Duurstede objecten bodemabsorptie bebouwing scherp scherm bron + mobiele bron waarneempunt gevel + waarneempunt vrij +

omschrijving Overzichtstekening 1c Grafische weergave model bronnen


0

50

schaal: 1 : 500

Bijlage B Rapportage model directe hinder

1

SAB, Arnhem


Locatie Ridderhofstad Hindersteyn gemeente Wijk bij Duurstede Kerc 851 eerste situatie

uitsnede:

LAr,LT+LAmax



80 % 04-12-2014 09:20 1 n.v.t. n.v.t. n.v.t. HMRI 1999

opmerking


04-12-2014 09:31

2

SAB, Arnhem

Bebouwing nr 1 2 3 4 5 6 7 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35

z,gem m,gem 8.0 8.0 8.0 8.0 4.0 9.0 7.0 8.0 9.0 5.0 6.0 4.0 4.0 12.0 6.0 9.0 9.0 3.0 3.0 4.0 9.0 9.0 9.0 9.0 3.0 5.0 9.0 5.0 9.0 9.0 9.0 9.0 8.0 3.0

0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0

lengte 40 48 14 10 21 39 26 36 59 17 12 30 56 66 24 45 84 11 10 24 49 24 36 46 23 33 45 13 51 53 43 32 40 9


adres

reflectie

kenmerk

80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80

04-12-2014 09:31

3

SAB, Arnhem

Schermen reflectie [%] nr 1 2

z,gem m,gem 1.5 1.5

0.0 0.0

lengte type 13 scherp 5 scherp


schermverhogingen

links rechts 80 80

80 0.0 80 0.0

gekoppeld il

kenmerk

04-12-2014 09:31

4

SAB, Arnhem


bron

type

h wg

--> hoek

31

63

125

250

500 1000 2000 4000 8000

tot kenmerk



nacht


1

vrij(>0.5m) 1.0

A

0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0 P01

1.0

1.0

--

s

--

--

-- %

--

--

-- %

2

vrij(>0.5m) 1.0

A

0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0 P02

1.0

1.0

--

s

--

--

-- %

--

--

-- %

3

vrij(>0.5m) 1.0

A

0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0 P04

1.0

1.0

--

s

--

--

-- %

--

--

-- %

4

vrij(>0.5m) 1.0

A

0 360 42.2 52.9 59.4 80.3 92.7 92.6 92.5 87.9 78.2 98.0 P03

1.0

1.0

--

s

--

--

-- %

--

--

-- %


04-12-2014 09:31

5

SAB, Arnhem


bron

2 4


h wg .8 .8

A A

31

63

125

250

500 1000 2000 4000 8000

tot kenmerk

-- 70.4 78.1 82.4 85.2 87.8 87.2 83.1 78.8 93.0 M02 -- 70.4 78.1 82.4 85.2 87.8 87.2 83.1 78.8 93.0 M01

maxafst vgem 5 5

10 10

aantal 5dB toeslag

dag avond 48 48

24 24

nacht 0 0

dag avond 0 0

0 0

nacht 0 0

aantal10 dB toeslag dag avond nacht 0 0

0 0

0 0

04-12-2014 09:31

6

SAB, Arnhem


z1

m1 adres

1

0.0

0.0 Langbroekerdijk A 86

gevel

2

0.0


gevel

3

0.0


gevel

4

0.0


gevel

5

0.0


gevel

6

0.0


gevel

7

0.0


gevel

8

0.0


gevel

9

0.0


gevel

10

0.0

0.0 50 meter van inrichtingsgrens

vrij

11

0.0


vrij

12

0.0


vrij

13

0.0


vrij

14

0.0


vrij

15

0.0


vrij

16

0.0


vrij

17

0.0


vrij

18

0.0


vrij

19

0.0


vrij

20

0.0


vrij

21

0.0


vrij



rhart groep IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL

totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0)

sh

wnh

1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0

dag avond 26.65 28.97 26.29 28.85 25.82 27.86 15.13 15.17 17.32 17.81 --18.36 18.90 --23.93 26.17 28.32 30.98 26.91 29.32 19.77 20.23 8.45 9.29 12.70 13.00 14.92 15.06 1.96 2.86 11.20 11.72 12.08 12.52 6.79 7.65 23.36 24.72 25.32 28.16

28.43 30.75 28.08 30.64 27.61 29.65 16.90 16.95 19.10 19.60 --20.16 20.70 --25.70 27.95 30.10 32.77 28.69 31.10 21.55 22.02 10.23 11.07 14.48 14.79 16.71 16.86 3.75 4.65 12.98 13.50 13.87 14.31 8.57 9.43 25.14 26.50 27.10 29.94

nacht -------------------------------------------

Lden

Letm

Lden

Letm

27.77 30.09 27.42 29.98 26.95 28.99 16.24 16.29 18.44 18.94 -99.00 -99.00 19.49 20.03 -99.00 -99.00 25.04 27.29 29.44 32.11 28.03 30.44 20.89 21.36 9.57 10.41 13.82 14.13 16.05 16.19 3.09 3.99 12.32 12.84 13.21 13.65 7.91 8.77 24.48 25.84 26.44 29.28

33.43 35.75 33.08 35.64 32.61 34.65 21.90 21.95 24.10 24.60 -89.00 -89.00 25.16 25.70 -89.00 -89.00 30.70 32.95 35.10 37.77 33.69 36.10 26.55 27.02 15.23 16.07 19.48 19.79 21.71 21.86 8.75 9.65 17.98 18.50 18.87 19.31 13.57 14.43 30.14 31.50 32.10 34.94

27.77 30.09 27.42 29.98 26.95 28.99 16.24 16.29 18.44 18.94 -99.00 -99.00 19.49 20.03 -99.00 -99.00 25.04 27.29 29.44 32.11 28.03 30.44 20.89 21.36 9.57 10.41 13.82 14.13 16.05 16.19 3.09 3.99 12.32 12.84 13.21 13.65 7.91 8.77 24.48 25.84 26.44 29.28

33.43 35.75 33.08 35.64 32.61 34.65 21.90 21.95 24.10 24.60 -89.00 -89.00 25.16 25.70 -89.00 -89.00 30.70 32.95 35.10 37.77 33.69 36.10 26.55 27.02 15.23 16.07 19.48 19.79 21.71 21.86 8.75 9.65 17.98 18.50 18.87 19.31 13.57 14.43 30.14 31.50 32.10 34.94

04-12-2014 09:31

7

SAB, Arnhem

Bodemabsorptie nr

lengte

absorptie [%]

1 2 3 4 5 6 7 8 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 22 23 24 25 26 27 28 29

187 22 342 252 14 188 341 486 94 55 23 787 12 731 325 119 174 273 148 308 676 231 255 350 171 19 79

.0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 50.0 50.0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0


kenmerk

04-12-2014 09:31

SAB, Arnhem


8

04-12-2014 09:31

Bijlage C Overzichtstekening 2: Grafische weergave model indirecte hinder


Locatie Ridderhofstad Hindersteyn gemeente Wijk bij Duurstede objecten bodemabsorptie terreinelement bebouwing scherp scherm mobiele bron waarneempunt gevel +

omschrijving Overzichtstekening 2 Grafische weergave model Indirecte hinder


0

200

schaal: 1 : 2000

Bijlage D Rapportage van het model Indirecte hinder

1

SAB, Arnhem


Locatie Ridderhofstad Hindersteyn gemeente Wijk bij Duurstede Kerc 851 eerste situatie

uitsnede:

indirecte hinder



80 % 02-12-2014 11:44 1 n.v.t. n.v.t. n.v.t. HMRI 1999

opmerking


02-12-2014 14:12

2

SAB, Arnhem

Bebouwing nr 1 2 3 4 5 6 7 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35

z,gem m,gem 8.0 8.0 8.0 8.0 4.0 9.0 7.0 8.0 9.0 5.0 6.0 4.0 4.0 12.0 6.0 9.0 9.0 3.0 3.0 4.0 9.0 9.0 9.0 9.0 3.0 5.0 9.0 5.0 9.0 9.0 9.0 9.0 8.0 3.0

0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0

lengte 40 48 14 10 21 39 26 36 59 17 12 30 56 66 24 45 84 11 10 24 49 24 36 46 23 33 45 13 51 53 43 32 40 9


adres

reflectie

kenmerk

80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80

02-12-2014 14:12

3

SAB, Arnhem

Schermen reflectie [%] nr 1 2

z,gem m,gem 1.5 1.5

0.0 0.0

lengte type 13 scherp 5 scherp


schermverhogingen

links rechts 80 80

80 0.0 80 0.0

gekoppeld il

kenmerk

02-12-2014 14:12

4

SAB, Arnhem


bron

7


h wg .8

A

31

63

125

250

500 1000 2000 4000 8000

tot kenmerk

-- 73.4 81.1 85.4 88.2 90.8 90.2 86.1 81.8 96.0 V01

maxafst vgem 5

30

aantal 5dB toeslag

dag avond 48

24

nacht 0

dag avond 0

0

nacht 0

aantal10 dB toeslag dag avond nacht 0

0

0

02-12-2014 14:12

5

SAB, Arnhem


z1

m1 adres

1

0.0


gevel

2

0.0


gevel

3

0.0


gevel

5

0.0


gevel

6

0.0


gevel

9

0.0


gevel

22

0.0


gevel



rhart groep IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL IL

totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0) totaal (0)

sh

wnh

1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0 1.5 5.0

dag avond 35.84 37.13 32.67 34.20 35.20 36.75 36.90 37.27 39.89 39.99 35.34 35.95 43.62 42.95

37.60 38.89 34.44 35.96 36.97 38.51 38.66 39.04 41.65 41.75 37.10 37.71 45.38 44.71

nacht ---------------

Lden

Letm

Lden

Letm

36.95 38.24 33.78 35.31 36.31 37.86 38.01 38.38 41.00 41.10 36.45 37.06 44.73 44.06

42.60 43.89 39.44 40.96 41.97 43.51 43.66 44.04 46.65 46.75 42.10 42.71 50.38 49.71

36.95 38.24 33.78 35.31 36.31 37.86 38.01 38.38 41.00 41.10 36.45 37.06 44.73 44.06

42.60 43.89 39.44 40.96 41.97 43.51 43.66 44.04 46.65 46.75 42.10 42.71 50.38 49.71

02-12-2014 14:12

6

SAB, Arnhem

Bodemabsorptie nr

lengte

absorptie [%]

1 2 3 4 5 6 7 8 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27

187 22 342 252 14 188 341 486 94 66 23 787 12 731 325 119 174 273 148 49 308 676 231 255 350 171

.0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 50.0 50.0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0


kenmerk

02-12-2014 14:12

SAB, Arnhem


7

02-12-2014 14:12

Bijlage 5: Langbroekerdijk A139     

1. Erfinrichtingsplan 2. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai 3. Geuronderzoek 4. Geuradvies 5. Quickscan flora en fauna

WO O NBE S TE MMING OP HET KO ETSHU I S Langbroekerdijk A 137-139 - Gemeente Wijk bij Duurstede

Erfconsult Ruimtelijke Kwaliteit - Ervenconsulent Utrecht

I N H OU D Inleiding

Deel I

4

Opgave Beleidskaders

6

8 10

Deel II

14

Deel III

24

Landschap Erf Elementen

Conclusie Colofon

16 20 22

26 28

INLEIDING Langerbroekerdijk A 137/139

4

Aanleiding

Het landschap in de provincie Utrecht kent een rijke en gewaardeerde diversiteit. Ruimtelijke kwaliteit in het algemeen en landschappelijke kwaliteit in het bijzonder, staan in de provincie Utrecht hoog op de agenda. Als input voor de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS 2013) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV 2013) heeft de provincie haar landschapsbeleid vastgelegd in de Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen (2011). De gids en de gebiedskaternen zijn te downloaden via https://www.provincieutrecht.nl/onderwerpen/alle-onderwerpen/kwaliteitsgids. De landelijke tendens van veranderingen in het landelijk gebied, zoals schaalvergroting en herbestemming, is in het Utrechtse landschap goed zichtbaar. Om de veranderingen samen te laten gaan met een kwaliteitsimpuls voor het landelijk gebied stimuleert de provincie het ervenconsulentschap. De ervenconsulent brengt bij erftransformaties advies uit aan initiatiefnemer (particulier, adviseur of instelling) en gemeente. De ervenconsulent levert maatwerk, doordat het vigerend beleid wordt toegespitst naar de locatie en het type ontwikkeling. Het advies is onafhankelijk, doordat het belang van de ruimtelijke kwaliteit leidend is. Wij zien deze ontwikkelingen als kans en uitdaging voor de streekeigen identiteit.

Werkwijze

Het erfadvies ruimtelijke kwaliteit is een integraal advies, omdat architectuur, landschap en cultuurhistorie in het advies worden meegenomen. De randvoorwaarden van het advies komen tot stand tijdens de integrale schetssessie, waarbij alle disciplines vertegenwoordigd zijn. Dit advies wordt teruggekoppeld met de gemeente en zal overhandigd worden aan zowel de adviseur en/of eigenaar als aan de gemeente. Indien u gebruik maakt van de subsidie zal dit document bij de verantwoording ook aan de provincie aangeboden worden.

Product en leeswijzer

Het advies is opgebouwd uit drie delen. In het eerste deel worden de opgave en de beleidskaders beschreven. In deel twee zijn de analyse, waardering en randvoorwaarden opgenomen, die worden toegelicht op drie schaalniveaus: dat van het landschap, van het erf en op het niveau van de elementen. Tot slot worden in deel drie ons advies en ons standpunt ten opzichte van de ontwikkeling benoemd en de daarbij behorende harde criteria nogmaals opgesomd. Wij wensen u een voorspoedig verloop van het verdere proces en menen dat dit advies de basis legt voor een waardevolle ontwikkeling voor u en het landschap.

De ervenconsulent werkt onafhankelijk. In ons advies staat het belang van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap voorop. Dit betekent dat wij, tijdens een keukentafelgesprek op locatie, zoveel mogelijk wensen en ideeën van de initiatiefnemer/ opdrachtgever en de gemeente meenemen in het consult. We kunnen echter geen garantie geven dat alle wensen ook ingewilligd kunnen worden binnen het provinciaal beleid. Meerwaarde op het gebied van ruimtelijke kwaliteit blijft voor ons leidend.

5

D EEL I

6

Opgave en beleidskaders

7

OPGAVE

Algemeen

Het rijksmonumentale pand aan de Langbroekerdijk A 137/139 is conform het bestemmingsplan opgesplitst in twee woningen.

Initiatiefnemer Familie van Rooijen

A. C.

Al enige tijd speelt het plan bij de familie van Rooijen om één van de twee woonbestemmingen te verplaatsen naar het koetshuis. Om dit financieel rendabel te maken is het splitsen van de kavel noodzakelijk. De familie is al in bezit van een cultuurhistorische waardestelling en een geuradvies en wil het proces nu weer in gang zetten. De familie heeft mevrouw M. Laméris als persoonlijk adviseur ingeschakeld voor deze ontwikkeling.

5. 4.

1.

3.

D. 6.

G.

De gemeente heeft, door middel van een principe-besluit, aangegeven te willen meewerken aan de woonbestemmings op het koetshuis. Om dit mogelijk te maken zal aangetoond dienen te worden dat het koetshuis met de aangebouwde koeienstal cultuurhistorisch van waarde is. De waardestelling door TastT toont dit aan. Verder stelt de gemeente dat de bijgebouwen zonder cultuurhistorische waarde gesaneerd dienen te worden en dat een goede landschappelijke inpassing moet plaatsvinden. Via deze randvoorwaarden is familie van Rooijen bij de ervenconsulent terecht gekomen. De provincie is bereid om ontheffing van de Provinciale Verordening te geven.

Luchtfoto 2013

A. F.

2. 7.

Gemeente

8

B.

E.

Koetshuis annex veeschuur

Gebouwen 1. rijksmonumentaal huis 2. koetshuis annex veeschuur 3. voormalige hooiberg met aanbouw 4. aanbouw veeschuur 5. carport met tuinhuis 6. kippenhok 7. tuinhuis/berging

Elementen A. 19e eeuws hek B. erfpad C. ‘overtuin’ D. kippenwei E. parkeerplaats F. parkeerplaats aan huis G. weiland

9

BELEIDSKADERS 10

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 Aan de hand van de drie pijlers, duurzame leefomgeving, vitale dorpen en steden en landelijk gebied met kwaliteit, is het beleidsvisier gericht op het aantrekkelijk houden van de provincie om te wonen, werken en recreëren. In zowel de pijlers duurzame leefomgeving als landelijke gebied met kwaliteit komt het gebied van de Langbroekerwetering aan bod. De aantrekkelijkheid van het landschap wordt in belangrijke mate bepaald door de kernkwaliteiten. De provincie richt zich bij ontwikkelingen op behoud en versterking van de kernkwaliteiten. Deze kwaliteiten sluiten vaak aan bij de cultuurhistorie van het landschap. De provincie wil de cultuurhistorische kwaliteiten van vooral de landgoederen en buitenplaatsen, het militaire erfgoed en het agrarisch

cultuurlandschap behouden, versterken en beleefbaar maken. Bij ontwikkelingen in het landschap van het Rivierengebied staat het waarborgen, versterken en ontwikkelen van de eigen identiteiten van de vijf deelgebieden centraal. Dit richt zich zowel op het goed tot uiting komen van de karakteristieke kenmerken langs de centrale ruggengraat, als van de geleidelijke overgangen tussen de deelgebieden. Hiervoor wordt er verwezen naar de kwaliteitsgids Rivierengebied.

Kwaliteitsgids Rivierengebied

Het rivierengebied dankt zijn naam en zijn ontstaan aan de grote rivieren die er doorheen stromen. De rivieren hebben zand en klei afgezet. Bovendien hebben ze zich gedurende de afgelopen millennia verplaatst en relatief hoge stroomruggen in het landschap achtergelaten. In het Utrechtse rivierengebied liggen

afzettingen van de Nederrijn/Lek, de Kromme Rijn en oudere Rijntakken die hier hebben gelopen. Bij Wijk bij duurstede was de splitsing tussen de Kromme Rijn en de Lek, bij Vianen de splitsing tussen de Lek en de hollandsche Ijssel en bij Utrecht takte de vecht af van de Kromme Rijn. In de natuurlijke toestand treedt de rivier bij grote aanvoer van water al snel buiten haar oevers. Daar verliest het water snelheid waardoor de grootste en zwaarste korrels het eerst worden neergelegd. Hierdoor ontstaan er direct langs de rivier twee lage, zandige ruggen: de oeverwallen. Verder bij de bedding vandaan, in de komgebieden, blijft het water langere tijd staan en komen de fijnere deeltjes tot bezinking: hier bestaat de bodem uit klei, afgewisseld met veenlagen. De drie van de vier kernkwaliteiten uit de kwaliteitsgids, die betrekking hebben op de Langbroekerwetering zijn:

1. Schaalcontrast van zeer open naar besloten. De flanken van de Utrechtse heuvelrug, De Langbroekerwetering en het Kromme Rijngebied vormen halfopen landschappen. 2. Samenhangend stelsel van rivier - uiterwaard - oeverwal - kom. De Langbroekerwetering met bospercelen en landgoederen vormt hierop een uitzondering. 3. Samenhangend stelsel van hoge stuwwal flank - kwelzone - oeverwal - rivier. Tussen de Utrechtse heuvelrug en de Kromme Rijn is een kwelrijk kommengebied ontstaan, waarin bij de gebiedsontginning de Langbroekerwetering is gegraven.

11

Provinciale Ruimtelijke verordening 2013-2028

De bijlage Cultuurhistorie bevat een overzicht van de verschillende gebieden binnen de vier cultuurhistorische thema’s en beschrijft per gebied de te behouden en te versterken cultuurhistorische waarden. Het gaat hier om de kenmerkende cultuurhistorische samenhang binnen de verschillende gebieden. De Langbroekerwetering is een van de cultuurhistorisch waardevolle gebieden die beschreven worden op pagina 42. In dit kwetsbare kleinschalig landschap is het voor de landbouw lastiger om te concurreren met landbouwbedrijven elders. De Langbroekerwetering is cultuurhistorisch van uitzonderlijke kwaliteit vanwege het stroomruglandschap van de onbedijkte Kromme Rijn en het aanpalende coulisselandschap van de Langbroekerwetering, dat zich door de aanwezigheid van de landgoederen heeft ontwikkeld tot een afwisseling van open weilanden en gesloten blokbossen, doorsneden door boomen houtwallanen. De kastelen en ridderhofsteden liggen als besloten eilandjes binnen de ritmiek van de regelmatige cope-verkaveling en vormen een contrast met de overwegend kleine boerderijen aan de wetering.

12

uit: Gemeentelijke Structuur Visie

Structuurvisie Wijk bij Duurstede 2020

Bouwsteen voor de Kwaliteitenkaart Duurzame Ruimtelijke Factoren: In de Langbroekerwetering bevindt zich tussen het hoge dekzand van de Heuvelrug en de stroomrug van de Kromme Rijn een langgerekt gebied; een natte laagte. Ook Lage Maat en Wijkerbroek zijn dergelijke kommen.

uit: ontwerp bestemmingsplan Buitengebied 2014

Welstandskaart; oranje is ‘Linten’ , het groen is ‘Buitengebied’

Bestemmingsplan

Welstandsnota en Beeldkwaliteitsplan

De locatie heeft de bestemming wonen. Op het hoofdgebouw zit de bestemming voor twee wooneenheden. Op de overige gronden rust een agrarische bestemming. Dit blijft ongewijzigd binnen deze ontwikkeling.

Monumentale waarde

De Lindeboom bestaat uit een huis, dat sinds 1974 beschermd is als rijksmonument en een bijgebouw en een hek, die beiden onder het gemeentelijk monument vallen. De gevelankers in de voorgevel van het huis vormen het jaartal 1783. Huis en koetshuis staan beide op de eerste kadastrale minuut uit 1811-1832. (uit cultuurhistorische waardestelling Langbroekerdijk A137139 van TasT 2010)

De locatie valt binnen het Langbroekerweteringgebied (Gebiedstype H9.3), waarvoor een bijzonder niveau van welstand geldt. Hierin is de visie uit het beeldkwaliteitplan opgenomen. Voor het hele plangebied de strategie om de herkenbaarheid van de landschapstypen en bijbehorende beeldkenmerken te handhaven en waar mogelijk te versterken. zie ook: BeeldkwaliteitsplanLangbroekerwetering, Amer Adviseurs bv en brons + partners landschapsarchitecten bnt, versie januari 2004. Voor het Langbroekerweteringgebied geldt het BIJZONDER niveau van welstand. Van toepassing zijn de criteria op gebiedniveau/het beeldkwaliteitsplan en de criteria voor het bouwen nabij monumenten en die voor historische boerderijen.

13

D EEL II

14

Analyse, waardering en randvoorwaarden op drie schaalniveaus

15

LANDSCHAP

Het Langbroek vormt de laagte tussen de Utrechtse Heuvelrug en de stroomgordels van de Kromme Rijn. Het is onderdeel van het rivierenstelsel. Langbroek, wat lang moeras betekend, is een komgebied van ingeklonken rivierklei. Het diende als verzamelbekken van het regenwater van de Heuvelrug en het rivierwater van de Rijn als deze bij hoog water buiten haar oevers trad. De dam in de Kromme Rijn bij Wijk bij Duurstede (1122 n Chr.) was een vereiste om het Langbroek en het komgebied van Schalkwijk droog te krijgen en ontginning mogelijk te maken. Dit had niet alleen landschappelijke, en waterstaatkundige gevolgen. Ook de handelsroute van de koopvaardij veranderde hierdoor. De bisschop van Utrecht had na 1122 de grond uitgegeven door middel van ‘cope’ contracten.

kavels 2500 meter bedroeg. Dit is ook de reden waarom er oorspronkelijk maar één boerderijstrook (en wel aan de noordkant) van de wetering lag. Ook nu nog vinden we de meeste boerderijen aan de noordkant van de Langbroekerwetering. De afwijking van het normale stramien had waarschijnlijk te maken met het feit dat er grote verschillen waren in de kwaliteit van de grond. Om het gebied zo eerlijk mogelijk te verdelen onder de boeren werden kavels over de hele breedte van het ontginningsblok uitgegeven.

In 1125 werd een waterloop, de Langbroekerwetering, gegraven vanuit Odijk naar het zuidoosten, die uiteindelijk werd doorgetrokken tot aan de Amerongenwetering. Aan weerzijskanten van deze waterloop werden op een afstand van 1250 meter achterkades aangelegd. Langs deze kades zijn weteringen gegraven die het water uit de omgeving van het nieuwe ontginningsblok naar het westen afvoerden. In het noorden was dat de Gooyerwetering, die onder meer het kwelwater van de Utrechtse Heuvelrug opving, in het zuiden lag de Hoofdwetering langs de Landscheiding die het water van de noordelijke oeverwal van de Kromme Rijn afvoerde. In het gebied van Langbroek is enigszins afgeweken van de indeling in andere cope-ontginningen. Aan weerskanten van de Langbroekerwetering is de maat van 1250 meter (zes voorling) aangehouden, maar de breedte van de kavels bedroeg geen 110 meter maar 55 meter. Het land van de boeren lag namelijk aan weerskanten van de wetering, zodat de lengte van de

16

Ontstaansgeschiedenis & Analyse

LANDSCHAP

Kwaliteiten

Kenmerkend van Langbroek is de afwijkende maat van de cope ontginning, omdat de gronden van een cope aan weerzijden van de weg liggen. Oorspronkelijk werden de gronden in deze natte laagte van het ontgonnen veenmoeras gebruikt voor overwegend akkerbouw en hakhout, later werd dit meer veeteelt. Het gebied werd meer bebost met parkbos, hakhout en griend, waardoor het huidige half open coulissenlandschap is ontstaan. De onderliggende structuur van de copeontginningen worden hierdoor ruimtelijk, wat de Langbroek uniek maakt. Hierdoor is er ook een bijzondere ruimtelijke relatie tussen erf en landschap ontstaan.

Door de kavelranden te beplanten wordt de cope structuur ruimtelijk zichtbaar.

Kansen

De structuur van de cope-ontginningen kan versterkt worden door verdwenen waterlopen te herstellen, de relatie tussen de gronden aan weerzijden van de weg te versterken of herstellen en een uniforme inrichting over de breedte van de cope langs de weg.

Hierdoor wordt de nieuwe stal van de buren aan het zichtonttrokken. Naast de landschappelijke kwaliteit genereert de aanplant tevens extra woonkwaliteit voor de eigenaar.

De gronden van de cope lagen aan weerzijde van de weg waardoor de breedte van de cope 55 m is. Door deze als geheel in te richten wordt de cope maatvoering versterkt.

18

Waardering

55

De relatie erf en landschap waarborgen

De kaart hierboven toont vanuit welke richtingen het erf vanuit het landschap beleefbaar is. Met name vanuit het westen is het aanblik waardevol. De positionering van de Langbroekerdijk ten opzichte van de ontginningsstructuur geeft een mooi overhoeks beeld op het erf. De zijgevel van het huis met de ‘overtuin’ op de voorgrond geeft een mooi ruimtelijk erfsilhouet wat gewaarborgd dient te blijven. Door met name de oostzijde van de cope te beplanten wordt de ontginningstructuur ruimtelijk beleefbaar en wordt de nieuw stal van de buren aan het zicht onttrokken. Hierdoor wordt de samenklontering van de erven tegen gegaan.

m

Herkenbaarheid van de ‘cope’ als eenheid versterken

Voor de herkenbaarheid van de ontginningsstructuur is het van belang dat de maatvoering van de cope, ook na de splitsing, herkenbaar blijft. Dit gebeurt door de ruimte rondom het huis, over de volledige breedte van de cope als een representatief geheel in te richtingen. Door een groene, landelijke inrichting, waar verharding geen hoofdrol speelt, wordt de groene voet rondom het huis weer in ere hersteld. Door het stalen hekwerk over de totale breedte van de cope terug te brengen wordt de eenheid en samenhang versterkt. De structuur van de cope in het landschap kan versterkt worden door het terugbrengen van water en kavelrandbeplanting. In samenhang hiermee is het wenselijk om de verharding van de tweede oprit (links van het huis) terug te dingen.

Randvoorwaarden

19

ERF

De ontwikkeling in de tijd is goed terug te zien op het erf. Op de kadastrale kaart bestond het ensemble nog uit een T-boerderij met twee hooibergen en het koetshuis en een duiventil. De aanwezigheid van het koetshuis wordt in de cultuurhistorische waardestelling verklaard door de herbergfunctie die het lange tijd tevens had. Hierdoor is er een krachtig ruimtelijk ensemble onstaan van gebouwen, een gemeenschappelijke ruimte en een erfpad, dat afwijkt van de reguliere agrarische erfstructuur. In 1937heeft de achterdeel van de T-boerderij plaats gemaakt voor een grote aanbouw. Het vee is verplaatst naar de aanbouw van het koetshuis. De hooibergen zijn verwijderd en er is een hooiberg geplaatst achter de schuur. Het erf is op te delen in een representatief voorerf en een functioneel, werkgerelateerd achtererf. Het voorerf heeft door de tuinachtige inrichting en het stalen hekwerk geen agrarische uitstraling. Door verbreding van de weg is een gedeelte van het voorerf afgesneden en het hekwerk verplaatst. Hierdoor is de kracht van het voorerf als groene voet rondom het huis aangetast. Ook de breedte van de cope is hierdoor minder als eenheid beleefbaar. Het achtererf is veel functioneler van aard, maar heeft door de dubbelfunctie meer sierwaarde dan een regulier boerenerf.

Kwaliteiten

De leesbaarheid van de cultuurhistorische gelaagdheid van het erf is een kwaliteit die gekoesterd moet worden bij de nieuwe ontwikkeling. Met zorg en maatwerk het oude behouden en het nieuwe in synergie er aan toevoegen.

Het overhoeks beeld op het erf maakt het ensemble ruimtelijk Oorspronkelijk ensemble en ontginningsstructuur op een bijzondere manier beleefbaar

Luchtfoto uit de jaren vijftig van de vorige eeuw

Door het snoeien van de haag wordt het koetshuis weer zichtbaar anaf de weg

Kansen

Door bijgebouwen te clusteren tot één volwaardig volume en de juiste positionering wordt het onderdeel van het krachtige en ruimtelijk ensemble. Door het voorerf in zijn totaliteit opnieuw in te richten wordt de groene voet hersteld en is de bijzondere breedtemaat van de cope opnieuw beleefbaar (zie ook onder: landschap). De relatie tussen het hoofdgebouw, de tuin en het landschap aan de achterkant zouden kunnen worden versterkt.

20

Het nieuwe bijgebouw, in plaats van de naastgelegen schuur, gaat een rol spelen in de ruimtelijkheid van het ensemble. Uitstraling en materiaalgebruik dienen ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw en koetshuis

Analyse & Waardering

Bouwen aan een ruimtelijk ensemble met één erfpad

Door alle bijgebouwen te clusteren tot één volwaardig volume wordt het een nieuwe speler in het krachtige ensemble. Door de juiste positionering vorm het de schakel tussen hoofdgebouw en het koetshuis annex veeschuur. Dit kan de ruimtelijkheid versterken, gemeenschappelijkheid waarborgen en bij splitsing privacy creëren, zonder het zicht op het achterland weg te nemen. Het gebouw dient smal te zijn, zodat de zichtassen voldoende weids blijven en is secundair, qua uitstraling: een eenvoudige functionele schuur. Beide wooneenheden worden ontsloten door één en het zelfde erfpad.

Karakter van voor- en achtererf versterken

Het monumentaal huis met de groene voet vormt het ‘adres aan de weg’ Het koetshuis met de nieuwe woning is zichtbaar vanaf de weg, maar staat enigszins op de achtergrond, ingekaderd door de bestaande boomgroepen. Het erf heeft een groen karakter maar is voldoende open om het achterland vanaf de weg ervaarbaar te laten zijn. Door het hekwerk te verplaatsten en tot over de gehele lengte aanvullen, zodat de bijzondere maat van de cope als een eenheid opnieuw beleefbaar wordt.

Randvoorwaarden

21

ELEMENTEN

De cultuurhistorische waardestelling gaat dieper in op de geschiedenis van het erf. Begin vorige eeuw maakte de deel plaats voor een grote aanbouw, waardoor wonen en werken gescheiden werden. Dit was vooruitstrevend voor die tijd. De ingetogen architectuur en samenhang in kleur en materiaalgebruik zijn bepalend voor de sfeer en uitstraling op dit erf. Karakteristiek zijn de vrij ruimte opzet en een fraai evenwicht tussen eenvoudige/agrarische en rijke/voorname onderdelen. Samen vormen ze een sympathiek geheel: het is duidelijk afleesbaar dat het boerenerf meer is dan een van oorsprong agrarisch bedrijf. Een boerenerf ‘op stand’ dus. De eenduidigheid van materiaal is een middel om de samenhang op het erf te waarborgen bij de opsplitsing van het erf.

‘De Lindeboom’

De aanbouw uit rond 1900 heeft de achterdeel van de boerderij vervangen

Het koetshuis met aangebouwde veeschuur

Het ijzeren hekwerk overstijgt de boerensfeer

Kwaliteiten

De cultuurhistorische gelaagdheid die af te lezen is van het hoofdgebouw en van het koetshuis met aangebouwde koeienstal is een grote kwaliteit. Behoud en een bestemming hiervan is zinvol om de bijzondere kwaliteit van het ensemble voor langere tijd te kunnen behouden. Het ijzeren hekwerk op het voorerf overstijgt door zijn materialisering de boerenuitstraling. Door de eenvoudige en sobere uitvoering blijft het sympathiek. De grote solitaire bomen en boomgroepen geven het erf aanzien. Door gepast beheer kan deze in stand gehouden worden.

Kansen

De hooiberg is door het afzagen van de roeden z’n iconische waarde in het silhouet van het erf verloren. De carport en stalling hebben door hun zwarte, half open houten wanden een licht karakter en vormen informele onderdelen op het erf. Als object hebben ze echter weinig toegevoegde waarde voor het ensemble. Het terugbrengen van de duiventil als prieel in ensemble is een kans voor de leesbaarheid van de cultuurhistorie op het erf.

22

De iconische waarde van de hooiberg is verloren, De wijze waarop het materiaal en kleur gebruik is, maar de wijze waarop het materiaal gebruikt is sluit sluit niet aan bij de sfeer ‘boerenerf op stand’ aan bij de sfeer ‘boerenerf op stand’

Analyse & Waardering

Alle bijgebouwen clusteren tot één volwaardig gebouw

Alle bijgebouwen van niet-cultuurhistorische waarde dienen gesaneerd te worden. Door de vrijkomende vierkante meters voor bijgebouwen van beide woonbestemmingen te clusteren tot één gebouw, krijgt het gebouw een gelijkwaardige rol binnen het ensemble en kan het de ruimtelijke opbouw van het erf versterken.

en dakkapellen zijn niet wenselijk, omdat deze de hoofdvorm van het gebouw aantasten. Een eenvoudige schuur in baksteen of gepotdekselde delen en met forse ‘functionele’ elementen als een schuifdeur of een opengedeelte is passend.

Passend materaal- en kleurgebruik

Het is van belang het kleurgebruik af te stemmen op de omgeving en op de functionele/informele sfeer van het ensemble. Passende kleuren hierbij zijn donkere aardtinten rood en bruin, zwart en donker groen.

Parkeren uit het zicht en verharding speelt geen hoofdrol Karakter van het koetshuis met veeschuur blijft overeind

De grote bakstenen schuur met de nieuwe woning, kan als totaalbeeld de indruk van een ‘edele schuur’ oproepen: het stoere karakter en kenmerkend materiaalgebruik van het gebouw (patchwork van metselwerk uit verschillende perioden) blijven behouden, toegevoegde moderne elementen (mits ondergeschikt) in de gevels zorgen dat een landschappelijk mooi ingebedde woning ontstaat. Metaal en glas lenen zich hier prima voor deze ingrepen en doen, mits slank gedetailleerd en in gedekte kleuren uitgevoerd, geen afbreuk aan het karakter van het gebouw. In de zij- en/of achtergevel kunnen een paar grotere openingen worden opgenomen.

Stalling en parkeren van auto’s wordt voor beide woningen inpandig in het bijgebouw opgelost. Hierdoor zijn er geen voertuigen zichtbaar vanaf de weg. Door de inrit van het tijdelijk parkeren aan de oostzijde van het huis te vergroenen speelt verharding geen hoofdrol meer en wordt de groene voet als eenheid hersteld. Grind als verharding sluit goed aan bij de sfeer van het ensemble.

Streekeigen erfbeplanting en natuurlijke oevers

Een streekeigen beplantingsplan zal het erfsilhouet en de zonering moeten ondersteunen. In het plan is er extra aandacht nodig voor onderhoud en revitalisering van de beplanting. Hiervoor wordt doorverwezen naar de landschaps coördinator Walter Jaaltink. Door natuurlijke oevers wordt de landschappelijke sfeer behouden.

IJzeren hekwerk als ondersteuning is wenselijk

Passende architectuur van de gebouwen

De hiërarchie van hoofdgebouw en bijgebouwen dient door de architectuur te worden ondersteund. Het nieuwe bijgebouw is secundair. Het is daarbij van belang dat de bijgebouwen ook in detaillering ondergeschikt zijn aan het hoofdvolume. Aanbouwen

Het is wenselijk om het bestaande hekwerk aan te vullen over de gehele breedte. Het ijzeren hekwerk is representatief voor het voorerf, waardoor behoud een meerwaarde heeft. Door het hek over de totale breedte van de kavel terug te brengen accuenteert deze de bijzondere maat van de cope.

Randvoorwaarden

23

D EEL III

Conclusie en advies

ho

ud

wa

ard

ev

ol

zic

ht

‘ov

bestaande bomen

be sta bo ande me n

ert be uin’ sta m an et b de eh ha ou ag d informeel tijdelijk parkeren

pr

ive

an

de

be

co

pla

lle cti

nt

ing

ef erf p

bestaande bomen

ad

CONCLUSIE

be

Linde solitair

ive

schuur 84m2

boomgaard van fruit en noot

bestaande boom

om

hooiberg 36m2

bestaande bomen

np aa t ud els en a en an es pla n

be ho

en tb om no tk aa np lan

26

en

pr

lan tk no tb

be

ho

ud

be

sta

collectief haag erf boomgroep naar keuze

Uit ons onderzoek blijkt dat het herbestemmen van het koetshuis annex veeschuur een meerwaarde kan hebben voor de ruimtelijke kwaliteit van het landschap, het erfgoed en de cultuurhistorische waarde van dit erf. Omdat de tijd hier afgelopen decennia als het ware heeft stilgestaan is het erf behoed voor de recente modernisering en schaalvergroting. Dat is een kwaliteit die door deze ontwikkeling in stand gehouden kan blijven. Wij zien het herbestemmen van het koetshuis annex veeschuur tot woning dan ook als een goede mogelijkheid tot behoud en verbetering van bestaande waarden die hierdoor langdurig behouden kunnen blijven, mits er voldaan wordt aan alle genoemde randvoorwaarden en criteria. Er bestaat nog enige vrijheid in de manier waarop invulling gegeven kan worden aan de randvoorwaarden. In de toelichting van de randvoorwaarden worden diverse handreikingen gedaan voor de invulling:

Randvoorwaarden

Onderverdeeld in de drie niveaus:

Op niveau van het landschap;

1. De relatie erf en landschap waarborgen 2. Herkenbaarheid van de ‘cope als eenheid versterken

Op niveau van het erf

1. Bouwen aan een ruimtelijk ensemble met één erfpad 2. Karakter van voor- en achtererf versterken

Op niveau van de elementen;

1. Alle bijgebouwen clusteren tot én volwaardig gebouw 2. Karakter van het koetshuis met veeschuur blijft overeind 3. Passende architectuur van de gebouwen 4. Architectuur met passend materiaal- en kleurgebruik 5. Parkeren uit het zicht en verharding speelt geen hoofdrol 6. Streekeigen erfbeplanting en natuurlijke oevers

Aandacht voor maatwerk en detail is in deze opgave van belang. Er is al heel wat cultuurhistorisch voorwerk gedaan, wat zorgt voor een goede basis voor het maken van een passend ontwerp en een uitwerking kan opleveren die in lijn is met de bestaande waarden op deze plek. Ten behoeven van de continuïteit en terugkoppeling naar de cultuurhistorische waarden zouden we graag zien dat de huidige adviseur ook betrokken blijft bij de totale planvorming. Het realiseren van de ontwikkeling op basis van de kwaliteiten en kansen hangt samen met het vasthouden van de sfeer en uitstraling van het erf en vraagt om zorg en aandacht bij de uitwerking, ook in detail.

27

COLOFON

Erftransformatie:

Woonbestemming op het Koetshuis

Initiatiefnemer:

Familie van Rooijen Langbroekerdijk A 137-139 3947 BG Langbroek 0343 561298 [email protected]

Adviseur initiatiefnemer:

M. Laméris, architectuurhistorica TasT, projecten voor tastbaar erfgoed Tolakkerweg 114 3739 JS Hollandsche Rading 035 57 727 41 [email protected]

Gemeente Wijk bij Duurstede contactpersoon H. van Lange 0343 595 630 [email protected]

Ervenconsulenten

Jolanda van Looij bnt, Landschap Erfgoed Utrecht Rob Hendriks, rayonarchitect Welstand en Monumenten Midden Nederland Bunnikseweg 25, 3732 HV De Bilt 030 - 22 19 762

Dit project is mogelijk gemaakt door : Provincie Utrecht Landschap Erfgoed Utrecht Welstand en Monumenten Midden Nederland Tekst en beeld Jolanda van Looij, Rob Hendriks De Bilt, november 2014 Status: definitief Bronnen: Kwaliteitsgids Rivierengebied, provincie Utrecht De ontstaansgeschiedenis van de Langbroeker wetering, Taco Hermans Cultuurhistorische waardestelling, M. Laméris, TasT BeeldkwaliteitsplanLangbroekerwetering, Amer Adviseurs bv en brons + partners landschapsarchitecten bnt, versie januari 2004 Welstandsnota Wijk bij Duursrede

29

bestemmingswijziging koetshuis Langbroekerdijk A 139 Akoestisch onderzoek

Datum:14 november 2014 Auteur: Maarten Kylstra

Inhoudsopgave 1

Inleiding........................................................................................................................................... 3

2

Wettelijk kader ................................................................................................................................ 4 2.1

Wet geluidhinder ..................................................................................................................... 4

2.2

Bouwbesluit ............................................................................................................................. 4

2.3 Gemeentelijk beleid....................................................................................................................... 4 3

Uitgangspunten ............................................................................................................................... 5

4

Rekenmethode ................................................................................................................................. 6

5

6

4.1

Geluidbelasting........................................................................................................................ 6

4.2

Reken- en meetvoorschrift ...................................................................................................... 6

Rekenresultaten ............................................................................................................................... 7 5.1

Geluidbelasting voor de toetsing aan de wet geluidhinder ...................................................... 7

5.2

Gecumuleerde geluidbelasting ................................................................................................ 7

Conclusie ......................................................................................................................................... 8

Bijlagen:

Bijlage I Wettelijk Kader Bijlage II verkeersgegevens Bijlage III situatie tekening

1

Inleiding

In verband met de voorgenomen bestemmingswijziging van het koetshuis behorende bij de woning Langbroekerdijk A 139 naar een woonbestemming is een akoestisch onderzoek verricht. Het onderzoek doet verslag van de geluidbelasting op de gevel van het koetshuis vanwege het verkeer op de Langbroekerdijk. Doel van het onderzoek is te bepalen hoe de bestemmingswijziging van het koetshuis met in achtneming van de Wet geluidhinder en het beleid van de gemeente gerealiseerd kan worden.

2

Wettelijk kader

2.1 Wet geluidhinder Op basis van de regels in de Wet geluidhinder wordt vastgesteld in hoeverre nieuwbouw op een geluidbelaste locatie al dan niet is toegestaan. Hierbij dient eerst te worden nagegaan in hoeverre de geplande nieuwbouw al dan niet geluidgevoelig is en of de betreffende locatie binnen de geluidzone van een geluidbron is gelegen. Voor geluidgevoelige objecten binnen de geluidzone van een gelde maximaal toegestane waarden voor de geluidbelasting. Wanneer de geluidbelasting lager is dan de zogenoemde voorkeursgrenswaarde, is bouwen van een geluidgevoelig object toegestaan. Indien deze daarentegen hoger is dan deze waarde mag er binnen de zone niet zondermeer een geluidgevoelig object worden gerealiseerd. Het van toepassing zijnde wettelijk kader bij de toetsing van de berekende geluidbelasting wordt in bijlage I beschreven.

2.2 Bouwbesluit Ingeval de geluidbelasting op de gevels voldoet aan de geluideisen, is nieuw in de zin van de Wet geluidhinder mogelijk. Bij een hogere geluidbelasting kunnen geluidwerende voorzieningen in de gevels noodzakelijk zijn. De eventueel benodigde voorzieningen dienen bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen te worden aangetoond. Hierbij moet voldaan worden aan de prestatie-eisen volgens het bouwbesluit. Deze eisen zijn ook in bijlage I gegeven.

2.3 Gemeentelijk beleid In de geluidnota van de gemeente Wijk bij Duurstede, die is vastgesteld op 17 januari 2012, zijn nog geen relevante eisen opgenomen voor de bouw van nieuwe woningen.

3

Uitgangspunten

Locatie Op het perceel Langbroekerdijk A 139 staat een oud koetshuis waarvan de bestemmingswijziging van schuur naar woning wordt voorbereid. In bijlage III is de situatie van het koetshuis weergegeven. De Kortste afstand van de het koetshuis tot de as van de Langbroekerdijk bedraagt ca 25 meter. Het object ligt binnen de geluidzone voor een weg in buitenstedelijk gebied van 250 meter.

Bestemmingswijzging De bestemmingswijziging betreft het wijzigen van schuur naar een woning, of te wel de wijziging van een niet geluidgevoelige bestemming naar een wel geluidgevoelige bestemming.

Bodemgesteldheid In het rekenmodel is rekening gehouden met akoestisch absorberende bodem tussen de bron en de ontvanger.

Wegverkeersgegevens Bij het bepalen van de geluidbelasting is alleen de Langbroekerdijk relevant (zie bijlage I, wettelijk kader). Voor de berekening is gebruikgemaakt van een telling op de Langbroekerdijk in de nabijheid van het object uit 2012. De gegevens zijn gespecificeerd in bijlage II. Als basis voor de berekening van de geluidbelasting is de prognose voor het wegverkeer in 2014 gebruikt. Dit jaar wordt representatief geacht voor de bepaling van de toekomstige geluidbelasting. Voor de groei van het verkeer is een groeipercentage van 1,5% per jaar aangehouden.

Wegdekverharding en maximumsnelheid Voor de wegdekverharding is uitgegaan van Dicht Asfaltbeton (DAB). De maximum snelheid op de Langbroekerdijk bedraagt 60 km/h.

4

Rekenmethode

4.1 Geluidbelasting De geluidbelasting in Lden is de geluidbelasting ter plaatse van de gevel over alle perioden van 07.00 – 19.00 uur, van 19.00 – 23.00 uur en van 23.00 – 07.00 uur (etmaalperiode)

4.2 RekenReken- en meetvoorschrift De geluidbelasting wordt bepaald op basis van het Reken- en Meetvoorschrift geluid 2012 (ex art. 110d Wgh). In de onderhavige situatie is de geluidbelasting bepaald met behulp van Standaard rekenmethode I, middels het rekenprogramma SRM1 versie 2.00 van DGMR.

5

Rekenresultaten

De toekomstige geluidbelasting op de gevel vanwege het wegverkeer op de Langbroekerdijk is bepaald voor een representatief te achten gevel, te weten de naar de weg gerichte gevel. Hierbij zijn voor de eerste en de tweede woonlaag de waarneemhoogten van 2 respectievelijk 5 meter ten opzichte van het plaatselijk maaiveld beschouwd.

5.1 Geluidbelasting voor de toetsing aan de wet geluidhinder De berekeningen geven aan dat vanwege het wegverkeer op de Langbroekerdijk de voorkeursgrenswaarden van 48 dB. Vanuit de Wet geluidhinder zijn er geen bezwaren tegen de bestemmingswijziging van koetshuis naar woning. Tabel 5.1 Geluidbelasting vanwege de Langbroekerdijk in 2024 (bij toepassing van 5 dB aftrek ex. Art. 110g Wet geluidhinder) Waarneempunt 2 meter 5 meter Weggerichte gevel 47 48

5.2 Gecumuleerde geluidbelasting Bij de bepaling van de geluidwerende gevelvoorzieningen dient conform het bouwbesluit 2012 te geschieden op basis van de gecumuleerde geluidbelasting zonder toepassing van de aftrek ex. Art 110g Wet geluidhinder. In tabel 5.2 zijn deze waarden aangegeven. Tabel 5.2 Gecumuleerde geluidbelasting vanwege de Langbroekerdijk in 2024 (zonder toepassing van 5 dB aftrek ex. Art. 110g Wet geluidhinder) Waarneempunt 2 meter 5 meter Weggerichte gevel 52 53 De gecumuleerde geluidbelasting op de representatieve gevel van de woning bedraagt ten hoogste 53 dB. De geluidwering dient minimaal 20 dB (53-33) te bedragen.

6

Conclusie

In verband met de voorgenomen bestemmingswijziging van het koetshuis behorende bij Langbroekerdijk A 136 naar wonen is een akoestisch onderzoek verricht. Uit het voorliggende onderzoek is op te maken dat vanwege het wegverkeer op de Langbroekerdijk de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Vanuit de wet geluidhinder is er geen bezwaar tegen de bestemmingswijziging van het koetshuis naar wonen. De geluidbelasting op de gevel bedraagt ten hoogste 48 dB. De gecumuleerde geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer bedraagt ten hoogste 53 dB. De geluidwerende voorzieningen dienen hierop afgestemd te worden conform het bouwbesluit 2012. De minimale geluidwering bedraagt 20 dB (53-33).

Maarten Kylsytra Beleidsadviseur verkeer en vervoer

Bijlage I Wettelijk kader Wet geluidhinder Voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde In de zin van de Wet geluidhinder is voor de nieuwbouw met betrekking tot de wegen sprake van een nog niet geprojecteerde woningen in buitenstedelijk gebied langs bestaande wegen. De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevels van de woningen bedraagt 48 dB voor iedere weg afzonderlijk. Op grond van art. 83 lid 1 Wgh bedraagt de maximale ontheffingswaarde 53 dB voor iedere weg afzonderlijk. Geluidbeperkende maatregelen Indien de geluidbelasting vanwege een weg hoger is dan de voorkeursgrenswaarde, dienen in principe maatregelen te worden getroffen om de geluidbelasting terug te brengen tot die waarde. Hierbij hanteert de Wet geluidhinder de volgende volgorde van voorkeur: • maatregelen bij de bron (het aanbrengen van een geluidreducerend wegdek, het reduceren van de wegverkeersintensiteit of het verlagen van de maximumsnelheid); • maatregelen in de overdracht (het situeren van niet-geluidgevoelige bebouwing tussen de weg en de nieuwbouw of het plaatsen van een geluidscherm of geluidwal). Hogere waarde Als de hiervoor genoemde maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn of als deze overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard ontmoeten, kan bij de gemeente Wijk bij Duurstede een zogenoemde 'hogere waarde' voor de geluidbelasting op een gevel aangevraagd worden tot ten hoogste de maximale ontheffingswaarde van 53 dB voor iedere weg afzonderlijk. Aftrek ex art. 110g Wet geluidhinder Voordat de berekende geluidbelasting vanwege wegverkeer op de gevel van een geluidgevoelig object wordt getoetst aan de wettelijke grenswaarden, mag een aftrek ex art. 110g Wgh worden toegepast. Door deze aftrek toe te passen wordt rekening gehouden met de verwachting dat de geluidemissie van motorvoertuigen in de toekomst gereduceerd zal worden. Voor wegen waar de representatief te achten snelheid voor de lichte motorvoertuigen lager dan 70 km/u is, bedraagt de aftrek ex art. 110g Wgh 5 dB. Voor wegen met een snelheid vanaf 70 km/u bedraagt de aftrek als volgt: • 4 dB voor situaties met een geluidsbelasting van 57 dB zonder aftrek volgens art. 110g Wgh. • 3 dB voor situaties met een geluidsbelasting van 56 dB zonder aftrek volgens art. 110g Wgh; • 2 dB voor andere waarden van de geluidsbelasting.

In deze situatie betreft het wegen met een maximumsnelheid van 60 km/u waardoor er een correctie van 5 dB is toegepast. Bij de bepaling van de eventueel benodigde geluidwerende voorzieningen in de gevel mag de aftrek ex art. 110g Wgh niet worden toegepast. Bouwbesluit Conform art. 3.3 lid 1 van het Bouwbesluit 2012 dient een gevel van een nieuw te bouwen woonfunctie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en de buitenlucht, een karakteristieke geluidwering te hebben die niet lager is dan het verschil tussen de geluidbelasting op die gevel en 33 dB. De minimaal vereiste karakteristieke geluidwering bedraagt 20 dB. Een gevel van een verblijfsruimte dient een karakteristieke geluidwering te hebben, die maximaal 2 dB lager ligt dan de karakteristieke geluidwering van het verblijfsgebied waarin die verblijfsruimte ligt. Beleid Wijk bij Duurstede In de geluidnota van de Gemeente Wijk bij Duurstede, die is vastgesteld op 17 januari 2012, zijn geen relevante eisen opgenomen voor de bouw van nieuwe woningen. In de toekomst wordt wel een gemeentelijke werkwijze geformuleerd met betrekking tot hogere waarden.

Bijlage II Verkeersgegevens De etmaal intensiteit van de Langbroekerdijk bedroeg in het jaar 2012 1511 mvt/etmaal. De gemiddelde uurintensiteiten per voortuigcategorie zijn in de onderstaande tabel gespecificeerd. Voor het representatieve jaar 2024 is uitgegaan van een autonome groei van het autoverkeer van 1,5% per jaar.

Weg

Uurintensiteit

Lichte motorvoertuigen Langbroekerdijk Middelzware motorvoertuigen Zware motorvoertuigen

Dag 117.91 6.45 0.79

Periode Avond 46.41 1.19 0.24

Nacht 6.97 1.02 0.00

Bijlage III Situatietekening

Wijk bij Duurstede, 23 december 2014 Betreft: principeverzoek LBD A139 te Langbroek Memo

Van: Miriam Bensmann Aan: Hortense van Lange behandeld door toestelnummer

MiriamBensmann Westerhof 643

Op het perceel Langbroekerdijk A139 te Langbroek bevindt zich een schuur. Het principeverzoek gaat om de realisatie van een extra woning in de bestaande schuur. De realisatie van de woning is in strijd met het bestemmingsplan en daarom moet een RO-procedure worden doorlopen. In deze procedure moeten onder meer de volgende aspecten worden beoordeeld: 1. de belangen van de bedrijven/veehouderijen in de omgeving; 2. het woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuw te bouwen woning. Belangen veehouderijen In de directe omgeving van het perceel Langbroekerdijk A139 zijn een tweetal veehouderijen gelegen: - D.J. de Bie, Langbroekerdijk A133 - T.N. Legemaat, Langbroekerdijk A104 Belangen veehouderij Langbroekerdijk A133 De veehouderij (de Bie) gesitueerd aan Langbroekerdijk A133 heeft een milieuvergunning voor het houden van ondermeer mestvarkens en rundvee. Er is momenteel een aanvraag in procedure waarbij het veebestand betreft 178 mestvarkens en 30 stuks rundvee Hiervoor gelden verschillende normen, waardoor ik deze hieronder apart toets. Rundvee: De afstand tussen de woning en emissiepunt van de rundveestal moet 50 meter bedragen. In de vergunde situatie wordt hieraan voldaan. Echter als een rundveestal op de grens v.h. bouwvlak wordt gebouwd (met in achtneming van 3 meter uit de erfgrens) wordt niet meer voldaan aan de gewenste afstand van 50 meter. De vraag is echter of het reëel is om te verwachten dat deze hoek van het bouwblok bebouwd zal gaan worden, gezien de huidige bebouwing (stallen). Er zal altijd een doorgang moeten blijven voor tractors achter op het perceel. Mocht worden besloten om alle bestaande stallen te slopen en nieuw te bouwen resteert er voldoende ruimte in het bouwvlak om een nieuwe stal te realiseren op minimaal 50 meter afstand van de beoogde nieuwe woning. Dit overwegende wordt de veehouderij niet onoverkomelijk belemmert in zijn bedrijfsuitvoering en eventuele ontwikkeling. Varkens: Ter plaatse van de nieuwe woning is de geurbelasting a.g.v. de mestvarkens berekend (zie bijlage 1). De vergunde situatie voldoet aan de waarde voor de geurbelasting geldend op grond van de Wet Geurhinder en Veehouderij (8 odour units per kubieke meter lucht). Rekening houdend met de mogelijkheden die de veehouder heeft binnen zijn bouwperceel is tevens een berekening uitgevoerd waarbij het emissiepunt is gelegen op de rand van het bouwblok en 3 meter vanaf de perceelsgrens. Aan de waarde voor de geurbelasting wordt dan ook voldaan. Gemeentehuis: Karel de Grotestraat 30 postadres 83, 3960 BB Wijk bij Duurstede t: 0343-595595 f: 0343-595599 e: [email protected] w: www.wijkbijduurstede.nl bankrek: 28.50.09.869 ING: 15534

Belangen veehouderij Langbroekerdijk A104 De veehouderij gesitueerd aan Langbroekerdijk A104 heeft een milieuvergunning (12-92006) voor het houden van rundvee en 279 mestvarkens. Rundvee: De afstand tussen de woning en emissiepunt van de rundveestal moet 50 meter bedragen. In de vergunde situatie wordt hieraan voldaan. Echter als een rundveestal op de grens v.h. bouwvlak wordt gebouwd wordt ook voldaan aan de gewenste afstand van 50 meter. Deze afstand bedraagt ca. 54 meter. Varkens: Ter plaatse van de nieuwe woning is de geurbelasting berekend (zie bijlage 1). De vergunde situatie voldoet aan de waarde voor de geurbelasting geldend op grond van de Wet Geurhinder en Veehouderij. Rekening houdend met de mogelijkheden die de veehouder heeft binnen zijn bouwperceel is tevens een berekening uitgevoerd waarbij het emissiepunt is gelegen op de rand van het bouwblok en 3 meter vanaf de perceelsgrens. Aan de waarde voor de geurbelasting wordt ook dan voldaan. Op basis van bovenstaande concludeer ik dat het bestemmen van de schuur aan de Langbroekerdijk A139 als woning de mogelijkheden van veehouderijen in de directe omgeving niet beperkt. Goed woon- en leefklimaat Of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat werd tot nu toe op basis van jurisprudentie bepaald door de geurcirkels (voorgrondbelasting). In beginsel is buiten geurcirkels sprake van een goed woon- en leefklimaat en binnen geurcirkels niet. De laatste jurisprudentie (ABRvS nr. 200807852 en 200900801/1/R3) geeft echter aan dat dit niet per definitie het geval is. Het is tevens van belang om ook de achtergrondbelasting te beoordelen. De achtergrondbelasting is de totale geurbelasting ter plaatse van een geurgevoelig object veroorzaakt door alle veehouderijen in de omgeving van een geurgevoelig object. De voorgrondbelasting ter plaatse van een geurgevoelig object is de geurbelasting die wordt veroorzaakt door de voor dat geurgevoelig object dominante veehouderij. Op dit moment kan ik deze beide waarden niet bepalen. Wij zouden ons in deze kunnen laten adviseren door de Milieudienst zuid-oost Utrecht. Ik heb hen gevraagd wat dit bij benadering gaat kosten. Met vriendelijke groet, Miriam Bensmann - Westerhof

2

Bijlage berekening geurbelasting: V-Stack Tbv nieuwe woning in schuur LBD A139

Langbroekerdijk A133 Berekende ruwheid: 0,260 m Meteo station: Schiphol Vergunde situatie

Brongegevens: Volgnr.

BronID

X-coord.

Y-coord.

1 2

Stal E stal D

149 290 149 309

447 561 447 564

EP Hoogte

1,5 6,2

Gem.geb. hoogte

EP Diam.

3,1 4,7

0,5 0,5

EP Uittr. snelh.

E-Aanvraag

0,40 4,00

1 794 2 300

Geur gevoelige locaties: Volgnummer 7 8

GGLID LBD A139 schuur zuid LBD A139 schuur mid.

Xcoordinaat 149 280 149 288

Ycoordinaat 447 611 447 621

Geurnorm 8,00 8,00

Geurbelasting 5,53 4,71

Vergunde situatie met emissiepunt op rand bouwvlak en 3 meter vanaf perceelsgrens


BronID

X-coord.

Y-coord.

1

varkensstal bouwblok

149 300

447 576

EP Hoogte

6,2

Gem.geb. hoogte

4,7

EP Diam.

0,5

EP Uittr. snelh.

4,00

4 094


GGLID LBD A139 schuur zuid LBD A139 schuur mid.



Geurnorm 8,00 8,00

E-Aanvraag


Mbt LBD A104 : z.o.z.

3

Langbroekerdijk A104 Berekende ruwheid: 0,250 m Meteo station: Schiphol Vergunde situatie


BronID

X-coord.

Y-coord.

1

varkensstal

149 343

447 711

EP Hoogte

7,0

Gem.geb. hoogte

EP Diam.

5,5

0,5

EP Uittr. snelh.

4,00

E-Aanvraag

6 417


GGLID LBD A139 schuur LBD A139 schuur



Geurnorm 8,00 8,00


Vergunde situatie met emissiepunt op rand bouwvlak en 3 meter vanaf perceelsgrens


BronID

X-coord.

Y-coord.

1

varkensstal bouwblok

149 320

447 675

EP Hoogte

7,0

Gem.geb. hoogte

5,5

EP Diam.

EP Uittr. snelh.

0,5

4,00

6 417


GGLID LBD A139 schuur LBD A139 schuur



Geurnorm 8,00 8,00

E-Aanvraag


4

Flora- en faunarapportage

Langbroek, Langbroekerdijk A 139


Datum: 28 november 2014 Projectnummer: 130293.02

INHOUD 1

Inleiding

3

1.1 1.2 1.3

Aanleiding Planomschrijving Plangebied

3 3 3

2

Wettelijk kader

7

2.1 2.2

Gebiedsbescherming Soortenbescherming

7 9

3

Quick scan flora en fauna

12

3.1 3.2 3.3

Onderzoeksmethode Gebiedsbescherming Soortenbescherming

12 12 13

4

Toetsing Ecologische Hoofdstructuur

18

4.1 4.2 4.3

Aanleiding Ligging plangebied ten opzichte van EHS Effectbeoordeling

18 18 18

5

Conclusie en advies

21

Bijlage 1: literatuurlijst

1 1.1

Inleiding Aanleiding Bij alle ruimtelijke ingrepen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om het plangebied. Voordat ruimtelijke ingrepen mogen plaatsvinden, dient eerst een onderzoek uitgevoerd te worden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en eventueel andere relevante natuurregelgeving. Uit dit onderzoek moet blijken of met de beoogde ingrepen negatieve effecten op beschermde gebieden en soorten zijn te verwachten en of daarvoor respectievelijk een vergunning of ontheffing noodzakelijk is. In deze floraen faunarapportage worden de effecten van de voorgenomen bouwkundige ingrepen op de aanwezige natuurwaarden besproken.

1.2

Planomschrijving Aan de Langbroekerdijk A 139 te Langbroek (gemeente Wijk bij Duurstede, provincie Utrecht) is men voornemens een oud koetshuis te restaureren en om te vormen tot woning. Hierdoor dient een aantal bouwkundige aanpassingen verricht te worden. Zo worden bijvoorbeeld drie bijgebouwen geamoveerd.

1.3 1.3.1

Plangebied Omgeving plangebied De gemeente Wijk bij Duurstede grenst in het noorden en oosten aan de gemeente Utrechtse Heuvelrug, in het zuiden aan de gemeenten Buren en Culemborg en in het westen aan de gemeenten Houten en Bunnik. De omgeving van Langbroek bestaat uit een mozaïek van landbouwgrond en bossen. Verder naar het noorden ligt de zeer bosrijke Utrechtse Heuvelrug. Verder naar het zuiden stromen het AmsterdamRijnkanaal, de Lek en de Neder-Rijn. Het plangebied zelf grenst in het noorden en oosten aan terrein van Langbroekerdijk A 139. Aan de westen zuidkant ligt weiland. Op de volgende pagina is het plangebied met de verschillende gebouwen weergegeven.

SAB

3

B C

A

D

Boven: topografische kaart omgeving plangebied, met globale ligging plangebied rood omcirkeld. Onder: luchtfoto met globale ligging plangebied rood omkaderd. A is het koetshuis. B is een losstaand bijgebouw. Gebouw C is een bijgebouw aan het koetshuis vast. D is een losstaand bijgebouw en is in de huidige situatie in gebruik als schapenstal (bron: Google Maps en Bing Maps).

SAB

4

1.3.2

Huidige situatie In de huidige situatie wordt het koetshuis (gebouw A, zie luchtfoto vorige pagina) deels als opslagplaats gebruikt en deels als atelier voor kunstenaars. Het gebouw is opgedeeld in drie ruimtes met daartussen muren. In zijn geheel bestaat het gebouw uit twee verdiepingen. De vloer van de bovenste verdieping is ter hoogte van de onderkant van het dak. Het gebouw bevat geen spouw, maar is wel een paar bakstenen dik. Hierdoor is de ruimte koel in de zomer en relatief warm in de winter. Het dak bestaat op de meeste plaatsen enkel uit panlatten met dakpannen. Tegen een stuk van het dak aan de noordkant is een soort dakbeschot getimmerd. Aan de zuidkant is na de tweede wereldoorlog een stuk schuur bijgebouwd. Dakpannen, pleisterwerk en houtwerk beginnen op sommige plaatsen te verweren. Gebouw B is een klein bijgebouw dat als rommelhok en parkeerplaats voor een auto in gebruik is. De muren zijn van hout en het dak van dakpannen. Gebouw C is tegen het koetshuis aangebouwd en bestaat uit grote stenen blokken en een dak van deels dunne golfplaten en standaard golfplaten. Gebouw D staat los van het koetshuis. De muren zijn voor de helft van baksteen en voor de helft van hout. Het dak is van standaard golfplaten. Rond het koetshuis is veel groen aanwezig in de vorm van een heg, struiken en bomen. De grond is deels grind en deels onverhard. Op de volgende pagina zijn foto’s van het plangebied weergegeven.

SAB

5

Van linksboven naar rechtsonder: gebouw A met ervoor een heg; bezien vanaf Langbroekerdijk richting zuiden. Oude deel gebouw A; bezien vanuit noorden plangebied richting zuiden. nieuwere deel gebouw A, met op de voorgrond gebouw D; bezien vanuit zuiden plangebied, richting noorden. Gebouw B; bezien vanuit noordoosten plangebied, richting noorden. Gebouw C, tegen gebouw A gebouwd; bezien vanuit noordwesten richting zuiden. Gebouw D; bezien vanuit zuidwesten plangebied, richting noordoosten.

1.3.3

Nieuwe situatie In de nieuwe situatie zijn gebouw B, C en D geamoveerd. Daarnaast is gebouw A gerestaureerd en omgevormd tot woning. Bij restaureren kan gedacht worden aan het vervangen van het dak, de vloer, het plafond, ramen en kozijnen. Op dit moment zijn hiervan nog geen concrete plannen. In de plaats van gebouw B, C en D is het toegestaan om los van gebouw A een kleine schuur te bouwen. Deze schuur dient qua stijl te passen bij gebouw A.

SAB

6

2

Wettelijk kader Bescherming in het kader van de natuur weten regelgeving is op te delen in gebiedsen soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet 1998, de Ecologische Hoofdstructuur, ganzenfoerageergebieden en weidevogelgebieden. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.

2.1 2.1.1

Gebiedsbescherming Natuurbeschermingswet 1998 Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen aangewezen worden als Europees Vogelrichtlijn- en/of Habitatrichtlijngebied (Natura 2000). De verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn in Nederland opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998. Hierin zijn de al bestaande staatsnatuurmonumenten ook opgenomen. Op grond van deze wet is het verboden projecten of andere handelingen te realiseren of te verrichten die, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten kunnen verslechteren, of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

Schematische weergave van de procedure bij een project dat mogelijk een negatief effect kan hebben op instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden.

SAB

7

2.1.2

Ecologische Hoofdstructuur, weidevogelgebied Een andere vorm van gebiedsbescherming komt voort uit aanwijzing van een gebied als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Voor dergelijke gebieden geldt dat het natuurbelang prioriteit heeft en dat andere activiteiten niet mogen leiden tot frustratie van de natuurdoelen. Anders dan bij gebiedsen soortbescherming is de status als EHS niet verankerd in de natuurwetgeving, maar dient het belang in de planologische afweging een rol te spelen. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. In de provinciale ruimtelijke verordening is in Artikel 4.11 Ecologische hoofdstructuur de volgende plantekst opgenomen. Als ‘Ecologische hoofdstructuur’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Natuur. 2 Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels die de wezenlijke kenmerken en waarden beschermen, in stand houden en ontwikkelen. 3 Een ruimtelijk plan bevat geen nieuwe bestemmingen en regels die ruimtelijke ontwikkelingen toestaan, die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, tenzij: a. er sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële andere mogelijkheden zijn, of de ruimtelijke ontwikkelingen nieuwe bebouwing of terreinverharding binnen omheinde militaire terreinen mogelijk maken; b. negatieve effecten voor de natuur worden zoveel mogelijk beperkt door mitigerende maatregelen en de overblijvende negatieve effecten worden gecompenseerd door inrichting van nieuwe natuur elders, met dien verstande dat: 1

1e. compensatie plaatsvindt in natura in de omgeving van de ruimtelijke ingreep; 2e. het ruimtelijk plan waarin de compensatie wordt geregeld, gelijktijdig wordt vastgesteld met het ruimtelijk plan waarin de aantastende ruimtelijke ingreep mogelijk wordt gemaakt, tenzij verzekerd is dat de compensatie wordt gerealiseerd; 3e. de compensatie minimaal gelijkwaardig is aan het verlies aan waarden en kenmerken.

c. voor zover compensatie in natura niet mogelijk is in de omgeving en elders ook niet mogelijk is, moet de resterende schade financieel worden gecompenseerd. 4 De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan en bevat een beschrijving van de in het plangebied voorkomende wezenlijke kenmerken en waarden. Niet elke ingreep leidt tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden. Ingrepen die (eventueel nadat inrichtingsmaatregelen zijn genomen) niet de wezenlijke kenmerken en waarden significant aantasten, zijn vanuit dit artikel toegestaan. Dit geldt ook voor uitbreidingen van geringe omvang van al binnen de EHS bestaande functies. Bij significante aantasting van waarden en kenmerken moet in ieder geval gedacht worden aan:  de aanwezigheid van zones met bijzondere ecologische kwaliteit (bijzondere samenhang abiotische en biotische kenmerken, goed ontwikkelde systemen, zoals waardevolle oude boskernen);  gebieden die bepalend zijn voor de aaneengeslotenheid en robuustheid van de EHS;  de aanwezigheid van bijzondere soorten;

SAB

8

 de aanwezigheid van essentiële verbindingen (bijvoorbeeld foerageer- en migratieroutes). 2.1.3

Weidevogelgebied De provincie stelt ook een zogenaamd Natuurbeheerplan op. Hierin wordt onderscheid gemaakt in agrarisch natuurbeheer en natuurbeheer. Onder agrarisch natuurbeheer valt de aanwijzing van weiland tot weidevogelgebied. Agrariërs krijgen subsidie als werkzaamheden als maaien in een bepaalde tijd van het jaar plaatsvindt, zodat weidevogels genoeg rust krijgen om succesvol een broedsel groot te brengen. Bij ruimtelijke ingrepen dient op dergelijke gebieden gelet te worden, omdat verstoring van weidevogels kan ontstaan. Dit dient voorkomen te worden.

2.2

Soortenbescherming Soortenbescherming is altijd aan de orde. Hiervoor is de Flora- en faunawet bepalend. Deze wet is gericht op het duurzaam in stand houden van soorten in hun natuurlijk leefgebied. Deze wet heeft de beschermingsregels, zoals die ook in de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn opgenomen, overgenomen en voor de Nederlandse situatie toegepast. Deze bescherming is als volgt in de Flora- en faunawet opgenomen:  het is verboden beschermde plantensoorten te plukken, verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen (artikel 8);  het is verboden beschermde diersoorten te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen (artikel 9), opzettelijk te verontrusten (artikel 10) en hun nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren (artikel 11).  het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen (artikel 12). De procedurele consequenties zijn afhankelijk van de soorten die door de ingreep worden beïnvloed. Kortweg kunnen drie beschermingsregimes worden onderscheiden: 1. beschermingscategorie 1: een groot aantal beschermde soorten is in Nederland algemeen voorkomend. Op basis van het Besluit vrijstelling beschermde dieren plantensoorten uit de Floraen faunawet mogen ruimtelijke ingrepen worden uitgevoerd die tot effect hebben dat de verblijfplaatsen van deze soorten worden aangetast; 2. beschermingscategorie 2: voor beschermde soorten die minder algemeen zijn en extra aandacht verdienen, kan een vrijstelling (behalve voor het opzettelijk verontrusten) verkregen worden als de initiatiefnemer een goedgekeurde gedragscode heeft. Indien dit niet het geval is dient voor deze categorie een ontheffing aangevraagd te worden. In een dergelijke gedragscode worden gedragslijnen aangegeven die men volgt om het schaden van beschermde soorten zo veel mogelijk te voorkomen. Onthef-

SAB

9

fing is, als wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode, voor deze soorten alleen nog nodig als werkzaamheden afwijkend van de gedragscode worden uitgevoerd; 3. beschermingscategorie 3: voor ongeveer honderd zeldzame soorten geldt géén vrijstelling als het gaat om ruimtelijke ingrepen. Ontheffingen voor deze groep soorten worden slechts verleend wanneer er geen andere bevredigende oplossing voor de ingreep bestaat, de ingrepen een in de wet genoemd belang dienen en de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in gevaar komt. Deze uitgebreide toets geldt ook voor alle vogelsoorten. Als een ruimtelijke ingreep rechtstreeks kan leiden tot verstoring of vernietiging van bepaalde beschermde soorten of hun leefgebied, kan het project in strijd zijn met de Flora- en faunawet. Voor aantastingen van verblijfplaatsen en belangrijke (onderdelen van) leefgebieden van meer strikt beschermde soorten, is ontheffing ex. Artikel 75 van de Flora- en faunawet nodig van het ministerie van Economische Zaken. Vogels Vogels nemen binnen de soortbescherming een afwijkende plaats in. In principe valt deze soortgroep in beschermingscategorie 2. Als wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode, is een ontheffingsaanvraag voor vogels dus niet nodig. Als er toch een ontheffing aangevraagd moet worden, gelden echter de regels volgens beschermingscategorie 3. Alle nesten van inheemse vogelsoorten zijn streng beschermd tijdens het broedseizoen. Het betreft dan met name de actieve broedplaatsen en vaste verblijfplaatsen. Voor de meeste vogels loopt het broedseizoen van half maart tot half augustus. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd in het kader van de Floraen faunawet. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Nesten van een aantal vogelsoorten zijn zelfs jaarrond beschermd. Het betreft hier over het algemeen soorten die het gehele jaar gebruik maken van hun nest, of niet in staat zijn om een eigen nest te bouwen. Er worden hierin 5 categorieën onderscheiden: 1 Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rusten verblijfplaats. 2 Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk zijn van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar. 3 Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk zijn van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar. 4 Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen. Er is naast bovenstaande vier categorieën ook nog een vijfde categorie. Van deze soorten zijn de nesten jaarrond beschermd als er in de omgeving onvoldoende alternatieven zijn:

SAB

10

5

Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen.

Zorgplicht Verder geldt altijd artikel 2 van de Flora- en faunawet, een zorgplichtbepaling. Iedereen dient voldoende zorg in acht te nemen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat voorafgaand aan sloop-, grond-, of bouwwerkzaamheden wordt gecontroleerd of dat negatieve gevolgen voor aanwezige soorten kunnen worden voorkomen door het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden verwacht.

SAB

11

3 3.1

Quick scan flora en fauna Onderzoeksmethode De quick scan flora en fauna is gebaseerd op een biotoopinschatting door een ecoloog van SAB. Bij het opstellen van de quick scan flora en fauna is gebruik gemaakt van de meest recente verspreidingsgegevens van soorten van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). Voor aanvullende visualisering van deze gegevens wordt gebruik gemaakt van de site telmee.nl. Bijlage 1 vermeldt de geraadpleegde bronnen. Op 26 november 2014 heeft een ecoloog van SAB het plangebied en de directe omgeving onderzocht. Doel van deze veldverkenning was om een indruk te krijgen van de habitats ter plaatse en de geschiktheid voor de verschillende soortgroepen te beoordelen. Het veldbezoek heeft nadrukkelijk niet de status van een volledige veldinventarisatie. Het eenmalige veldbezoek geeft slechts een globaal beeld van aanwezige soorten en habitats op basis van een momentopname. Zowel het tijdstip (buiten broeden groeiseizoen) alsmede het eenmalige karakter is hiervoor niet toereikend.

3.2

Gebiedsbescherming In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet), de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en weidevogelgebied dient er getoetst te worden of de beoogde ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op deze beschermde gebieden.

3.2.1

Natuurbeschermingswet 1998 Het plangebied te Langbroek ligt niet in een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Kolland & Overlangbroek op een afstand van 5,1 kilometer. Vanwege de bouwkundige ingrepen vindt verstoring plaats in de directe omgeving van het plangebied. Echter, vanwege de kleine aard van de ingreep en de relatief grote afstand van het plangebied tot het Natura 2000-gebied, zal deze verstoring dit gebied niet bereiken. Er is in dit geval geen sprake van een negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Kolland & Overlangbroek.

3.2.2

Ecologische Hoofdstructuur, weidevogelgebied Het plangebied ligt in de EHS. Ruimtelijke ingrepen die de kernwaarden van de EHS significant aantasten zijn niet toegestaan. In hoofdstuk 4 is uiteengezet of in dit geval, door de beoogde bouwkundige aanpassingen, sprake is van een negatief effect op de kernwaarden van de EHS. Het plangebied ligt op 6,7 kilometer van het dichtstbijzijnde weidevogelgebied. Gezien de kleine aard van de ingreep en de ruime afstand tussen het plangebied en weidevogelgebied, zijn negatieve effecten op het weidevogelgebied uitgesloten.

SAB

12

3.3

Soortenbescherming In het kader van de Flora- en faunawet moet worden getoetst of ter plaatse van de ruimtelijke ingrepen sprake is of kan zijn van negatieve effecten op beschermde planten en dieren. De beoogde ontwikkelingen kunnen biotoopverlies of verstoring (indirect biotoopverlies) tot gevolg hebben.

3.3.1

Vaatplanten Volgens verspreidingsgegevens van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) komt de strikt beschermde tongvaren (Asplenium scolopendrium) in de buurt van het plangebied voor. Deze soort groeit op zeer oude en verweerde muren en op donkere zeer vochtige plekken in bossen. De muren van het koetshuis zijn meerdere eeuwen oud en zijn in theorie geschikt voor deze plantsoort. Tijdens het veldbezoek is deze soort niet aangetroffen. Aanwezigheid van deze soort is derhalve niet te verwachten. Binnen het plangebied zijn algemene soorten als grote brandnetel (Urtica dioica), Engels raaigras (Lolium perenne) en gewone vlier (Sambucus nigra). Dergelijke soorten wijzen op een voedselrijke bodem. Op een dergelijke bodem groeien geen strikt beschermde plantsoorten. Strikt beschermde plantsoorten zijn derhalve in het plangebied niet te verwachten.

3.3.2

Grondgebonden zoogdieren Volgens verspreidingsgegevens van de NDFF komen strikt beschermde zoogdiersoorten voor in de nabije omgeving van het plangebied. Het betreft de soorten eekhoorn (Sciurus vulgaris), damhert (Dama dama), boommarter (Martes martes), das (Meles meles) en waterspitsmuis (Neomys fodiens). De das en het damhert zijn schuwe dieren en mijden menselijk contact. Het plangebied is daarom geen geschikt leefgebied voor deze diersoorten. De eekhoorn en boommarter komen in bosrijk gebied voor. In het plangebied zijn bomen aanwezig, maar van een echt bos is geen sprake. In het plangebied is geen geschikt leefgebied voor eekhoorn en boommarter aanwezig. De waterspitsmuis komt langs ruige oevers van open water voor. Dit is niet aanwezig in het plangebied. Strikt beschermde grondgebonden zoogdiersoorten zijn derhalve niet in het plangebied te verwachten.

3.3.3

Vleermuizen Volgens verspreidingsgegevens van de NDFF komen meerdere strikt beschermde vleermuissoorten voor in de directe omgeving van het plangebied. Het betreft de soorten gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus), ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii), laatvlieger (Eptesicus serotinus), rosse vleermuis (Nyctalus noctula), gewone grootoorvleermuis (Plecotus auritus), watervleermuis (Myotis daubentonii), meervleermuis (Myotis dasycneme) en franjestaart (Myotis nattereri). Alle vleermuissoorten, alsmede hun verblijfplaatsen, essentiële foerageergebieden en vliegroutes zijn strikt beschermd volgens de Flora- en faunawet. Vleermuizen zijn globaal op te delen in gebouwbewonende soorten zoals gewone dwergvleermuis en laatvlieger en boombewonende soorten als rosse vleermuis en watervleermuis. Daarnaast bestaan soorten die van beide elementen gebruik maken.

SAB

13

Daarbij is ook onderscheid te maken in zomer- en winterverblijfplaatsen van de verschillende soorten. Sommige soorten zoals de gewone dwergvleermuis verblijven het gehele jaar in gebouwen (spouwmuren, achter gevelbetimmeringen, etc.). Andere soorten als de rosse vleermuis verblijven jaarrond in bomen (in holten, holen en achter loshangend schors). De watervleermuis overwintert echter weer in bunkers, grotten en kelders en verblijft in de zomerperiode in boomholten. Gebouwbewonende vleermuissoorten Gebouwbewonende vleermuizen hebben hun verblijfplaats achter gevelbetimmering, in spouwmuren, achter dakbeschot en in schoorstenen. Belangrijk is daarbij dat de ruimte waarin ze wegkruipen tochtvrij is. De verschillende gebouwen in het plangebied zijn uitvoerig gecontroleerd op aanwezigheid van (sporen van) vleermuizen. Er zijn geen sporen aangetroffen. Ook zijn geen geschikte locaties waargenomen, waarin gebouwbewonende vleermuissoorten aanwezig kunnen zijn. Alle gebouwen bevatten geen spouwmuur. Het dak van gebouw A bestaat voor het grootste deel enkel uit panlatten en dakpannen. Hier is teveel tocht aanwezig voor vleermuizen. Tegen een klein deel van het dak is wel een soort dakbeschot aanwezig. Echter, vanwege loshangende delen van dat beschot is ook geen tochtvrije ruimte aanwezig die geschikt is voor vleermuizen. Tegen een ander deel van het dak is steenwol ter isolatie aangebracht. Steenwol werkt irriterend voor vleermuizen, waardoor ze deze plaats zullen mijden. Ook de andere gebouwen bevatten geen tochtvrije ruimtes. De daken bestaan allen uit golfplaten of dakpannen kaal op panlatten. Ook hier zijn geen spouwmuren aanwezig. Derhalve is aanwezigheid van verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuissoorten niet te verwachten.

Links: het grootste deel van het dak van gebouw A bestaat uit enkel panlatten met dakpannen. Rechts: een klein deel van het dak is geïsoleerd met steenwol. Dit werkt irriterend voor vleermuizen.

Boombewonende vleermuissoorten Boombewonende soorten worden gevonden in holten en spleten in bomen en achter loshangend schors. Bomen dienen hiervoor een minimale diameter van circa 30 centimeter te hebben. Zo hebben vleermuizen genoeg ruimte in de boom. Vanaf deze diameter maken spechten ook holen in bomen, waarvan vleermuizen gebruik kunnen maken. Ook moeten de bomen dermate oud zijn, dat holtes door rotting ontstaan. Binnen het plangebied zijn enkele dikke bomen aanwezig. In de bomen in de noordoosthoek van het plangebied zijn holtes en loszittend schors aangetroffen. Mogelijk gebruiken boombewonende vleermuissoorten deze holtes of loszittend schors als ver-

SAB

14

blijfplaats. Op dit moment is onduidelijk of door de beoogde plannen deze bomen zullen worden verwijderd. Ook zou bouwverlichting op deze bomen gericht kunnen worden, waardoor de vleermuizen verstoord worden. Als de bomen gerooid worden of als bouwverlichting richting deze bomen wordt geplaatst, is nader onderzoek naar aanwezigheid van verblijfplaatsen van boombewonende vleermuissoorten noodzakelijk.

Aan de noordoostkant van het plangebied zijn bomen aanwezig met holtes en loszittend schors. Dit zijn potentiële verblijfplaatsen voor boombewonende vleermuissoorten.

Essentieel foerageergebied Alle in Nederland voorkomende vleermuizen leven van insecten. Zij foerageren daarom op plaatsen waar veel insecten aanwezig zijn. Voorbeelden van veel voorkomende foerageergebieden zijn openingen op kruinhoogte tussen bomen, boven water en in de luwte van dijken. Als een dergelijk foerageergebied door tientallen of honderden vleermuizen wordt gebruikt, kan gesproken worden van een essentieel foerageergebied. Als een dergelijk foerageergebied verloren zou gaan, zou de voedselvoorziening van een grote hoeveelheid vleermuizen verdwijnen. Dit kan een groot negatief effect op de vleermuizenpopulatie in het gebied hebben. Daarom zijn dergelijke gebieden strikt beschermd. Het plangebied is een deel van een boerenerf. Er zijn afwisselend bomen, gebouwen en onverhard of half verhard erf aanwezig. Binnen een dergelijk terrein zullen tegelijkertijd hoogstens enkele vleermuizen foerageren. Het plangebied vormt daarom geen essentieel foerageergebied voor vleermuizen. Vliegroutes Om zich van hun verblijfplaatsen naar hun foerageergebied te verplaatsen wordt door een aantal soorten steeds dezelfde lijnvormige elementen gebruikt. Bijvoorbeeld de gewone dwergvleermuis gebruikt vaak bomenrijen waaraan het zich kan oriënteren. Als een dergelijke route verdwijnt onderbroken wordt of op een andere manier ongeschikt wordt (door bijvoorbeeld teveel kunstmatige verlichting), vervalt deze mogelijkheid om van verblijfplaats naar foerageergebied te komen. Vleermuizen moeten dan een alternatieve route zoeken. Als dit niet mogelijk is en als de vliegroute door veel vleermuizen wordt gebruikt, kan dit een groot negatief effect op de vleermuizenpopulatie in het gebied hebben. Daarom zijn dergelijke vliegroutes strikt beschermd.

SAB

15

Binnen het plangebied is geen doorgaand lijnvormig element aanwezig. Er zijn wel meerdere bomen aanwezig. Maar deze bomen lopen niet in een rij door buiten het plangebied. Er is derhalve binnen het plangebied geen sprake van een essentiële vliegroute voor vleermuizen. 3.3.4

Vogels Niet jaarrond beschermde vogelnesten Tijdens het veldbezoek zijn in en direct rond het plangebied vogelsoorten aangetroffen waarvan het nest niet jaarrond beschermd is. Aangetroffen soorten zijn merel (Turdus merula), koolmees (Parus major), winterkoning (Troglodytes troglodytes) en roodborst (Erithacus rubecula). De kans is groot dat deze algemene vogelsoorten in of rond het plangebied broeden in de broedperiode (half maart tot half augustus). Sloop- en restauratiewerkzaamheden dienen daarom buiten de broedperiode te worden gestart om verstoring te voorkomen. Zodra vogels een geschikte broedplaats zoeken en merken dat het plangebied wegens de werkzaamheden te verstorend is, zullen ze een andere geschikte locatie zoeken. Als niet te voorkomen is om de werkzaamheden in de broedperiode uit te voeren, dient aantoonbaar te worden vastgesteld dat geen broedende vogels in of direct rond het plangebied aanwezig zijn. Jaarrond beschermde vogelnesten Volgens verspreidingsgegevens van de NDFF zijn binnen één kilometer van het plangebied waarnemingen gedaan van meerdere vogelsoorten met jaarrond beschermde vogelnesten. Gezien de inrichting en aanwezige elementen in het plangebied zijn hiervan de soorten gierzwaluw (Apus apus), huismus (Passer domesticus), kerkuil (Tyto alba) en steenuil (Athene noctua) te verwachten. De gierzwaluw is van oorsprong een rotsbewoner en broedt in kolonies. In Nederland broedt deze soort daarom vrijwel altijd in stedelijk gebied. In agrarisch gebied zijn nesten van de soort een zeldzaamheid. Nesten van de gierzwaluw zijn daarom in het plangebied niet te verwachten. De bovenverdieping van gebouw A is geschikt voor een steenuil of kerkuil om een nestlocatie te hebben. Deze vogelsoorten hebben door kapotte ramen, of andere kieren voldoende mogelijkheden om de bovenverdieping te bereiken. Tijdens het veldbezoek is daarom de bovenverdieping uitvoerig geïnspecteerd op aanwezigheid van uilensporen (braakballen, ontlastingssporen, veertjes, etc.). Deze zijn niet aangetroffen. Aanwezigheid van nesten van de steenuil en kerkuil zijn daarom in het plangebied niet te verwachten. Tijdens het veldbezoek zijn in gebouw D 5 - 6 huismussen aangetroffen. Ook is een nestplaats vastgesteld (zie foto hieronder). Er kan hierdoor worden geconstateerd dat het plangebied in gebruik is door de huismus. Tijdens het veldbezoek is vastgesteld dat ook in een deel van gebouw A nesten van huismussen mogelijk zijn. Onder een deel van het dak van gebouw A is namelijk deels dakbeschot aanwezig. Tussen de pannen en het dakbeschot kunnen huismussen een nest bouwen. Gezien de geplande werkzaamheden zal het huismusnest in gebouw D verloren gaan. Eventueel andere nesten van de huismus zouden ook verloren kunnen gaan of verstoord worden. Zonder maatregelen is met de beoogde plannen sprake van overtreding van de Flora-

SAB

16

en faunawet. Om volledig vast te kunnen stellen waar in het plangebied huismussen nesten hebben, dient nader onderzoek naar deze vogelsoort uitgevoerd te worden.

Twee locaties in gebouw D waar huismusnesten aanwezig zijn. Foto’s SAB (2014).

3.3.5

Reptielen Strikt beschermde reptielsoorten komen voor in overgangsvegetaties van bijvoorbeeld heide naar bos. Van een dergelijke leefomgeving is in het plangebied geen sprake. Enkel de ringslang komt ook meer in agrarisch gebied voor. Deze soort is echter wel sterk gebonden aan water met een ruige oever. Ook dit is niet aanwezig in het plangebied. Aanwezigheid van strikt beschermde reptielsoorten is derhalve niet te verwachten in het plangebied.

3.3.6

Amfibieën Volgens verspreidingsgegevens van de NDFF komen heikikker (Rana arvalis) en poelkikker (Rana lessonae) in de buurt van het plangebied voor. Het plangebied en omgeving vormt echter geen geschikt leefgebied voor beide soorten. De heikikker plant zich voort in voedselarme wateren en komt voor in een stabiele leefomgeving, zoals heide en laagveen. De poelkikker plant zich voort in kleine, voedselrijke sloten die niet droogvallen. In en in de buurt van het plangebied zijn dergelijke elementen niet aanwezig. Aanwezigheid van poelkikker en heikikker zijn derhalve in het plangebied niet te verwachten.

3.3.7

Vissen Binnen het plangebied zijn geen permanent watervoerende sloten aanwezig. Aanwezigheid van strikt beschermde vissoorten is derhalve niet te verwachten.

3.3.8

Insecten en andere ongewervelden Beschermde insectensoorten en andere beschermde ongewervelden eisen een zeer specifiek habitat. Deze soorten komen in stabiele habitattypen voor zoals heiden en venen. In het plangebied is geen sprake van een dergelijke stabiele leefomgeving. Beschermde insecten en andere ongewervelden zijn daarom niet te verwachten in het plangebied.

SAB

17

4 4.1

Toetsing Ecologische Hoofdstructuur Aanleiding Op de Langbroekerdijk A 139 is een zogenaamd koetshuis aanwezig met enkele bijgebouwen. Men is voornemens om van dit gebouw een woonhuis te maken. Hiervoor dient de bestemming gewijzigd te worden. Ook dienen drie bijgebouwen geamoveerd te worden. Hiervoor in de plaats zal een klein bijgebouw teruggebouwd worden in dezelfde stijl als het koetshuis. Omdat dit terrein in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) ligt, dient onderzocht te worden of de kernwaarden van de EHS (significant) worden aangetast door de beoogde plannen. In dit hoofdstuk wordt dit uitgewerkt.

4.2

Ligging plangebied ten opzichte van EHS In onderstaande luchtfoto wordt duidelijk dat het plangebied te Langbroekerdijk A 139 zich geheel in de EHS bevindt.

Luchtfoto met globale ligging plangebied (rood kader) met ligging van de EHS (groene zone) (Bron: www.provincie-utrecht.nl)

4.3

Effectbeoordeling Aanwezigheid van zones met bijzondere ecologische kwaliteit Het terrein waar de kleine geplande ruimtelijke ingrepen plaats zullen vinden, bevindt zich op een boerenerf. Op dit boerenerf zijn qua groene elementen bomen, struiken en een heg aanwezig. Tijdens het veldbezoek is vastgesteld dat de aanwezige bomen geen bijzondere ecologische waarde hebben. Er is geen sprake van bijvoorbeeld een

SAB

18

oude boskern, actief laagveen of structuurrijke heide. Tevens volgt uit het Natuurbeheerplan 2015 (NBP2015) dat er geen bijzondere landschap- en natuurtypen of TOPlocaties aanwezig zijn in of direct naast het plangebied. Wel is het gebied gelegen naast agrarische gronden welke als botanisch waardevol worden aangemerkt. Daar de botanische kwaliteit van deze akkers en weides valt of staat met het beheer ter plaatse en het plan niet leidt tot wijziging van het beheer, is een effect uitgesloten. In conclusie heeft de ruimtelijke ingreep geen significant effect op zones met een bijzondere ecologische activiteit. Aanwezigheid van gebieden die bepalend zijn voor aaneengeslotenheid en robuustheid van de EHS Het boerenerf staat niet in verbinding met waardevolle natuurelementen van de EHS. Daar er geen nieuwbouw plaatsvindt en de renovatie en sloop op een bestaand, verhard en reeds verstoord erf wordt uitgevoerd, draagt het plan in het geheel niet bij aan verstoring van de aaneengeslotenheid en robuustheid van de EHS. Daarnaast zal door de geplande ruimtelijke ingrepen de globale invulling van het boerenerf niet worden gewijzigd. Op het boerenerf zullen bomen, struiken en gebouwen ook in de nieuwe situatie aanwezig blijven. Een effect van het plan is derhalve uitgesloten Aanwezigheid van bijzondere soorten Tijdens het veldbezoek voor de quick scan flora en fauna is vastgesteld dat de huismus in het plangebied aanwezig is. In het plangebied is ook een nestplaats vastgesteld. Deze nestplaats is volgens de Flora- en faunawet jaarrond beschermd. Om de ruimtelijke ingrepen mogelijk te maken dient nader onderzoek naar de aanwezigheid van andere nesten van deze vogelsoort uitgevoerd te worden. Vervolgens is een ontheffing Flora- en faunawet noodzakelijk. Voorwaarde hierbij is dat de nestplaatsen van de huismus gemitigeerd moeten worden. Bij het correct doorlopen van de procedure en het voldoende mitigeren van nestplaatsen van de huismus, zal deze vogelsoort geen negatieve effecten ondervinden door de ruimtelijke ingrepen. Uit het veldbezoek is ook gebleken dat op het boerenerf bomen aanwezig zijn waar mogelijk strikt beschermde boombewonende vleermuissoorten een verblijfplaats in hebben. Als deze bomen door de beoogde plannen gerooid zullen worden, is nader onderzoek naar verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuissoorten noodzakelijk om vast te stellen of deze ook daadwerkelijk in de bomen aanwezig zijn. Als deze niet aanwezig zijn, zijn nadere maatregelen niet noodzakelijk. Als blijkt dat wel verblijfplaatsen aanwezig zijn, dient vanwege de Flora- en faunawet ook deze verblijfplaatsen voldoende gemitigeerd te worden. Uiteindelijk zullen de vleermuizen door de beoogde plannen geen negatief effect ondervinden. In dit geval zijn bijzondere soorten aanwezig. Echter, deze soorten ondervinden bij het goed doorlopen van de procedure volgens de Flora- en faunawet geen negatieve effecten. Andere bijzondere soorten zijn tijdens het veldbezoek niet vastgesteld. Het plan leidt niet tot aantasting van bijzondere soorten, mits bomen niet worden gekapt dan wel is aangetoond dat vleermuizen niet aanwezig zijn of ontheffing Flora- en faunawet voor de Huismus (en vleermuizen) is verkregen.

SAB

19

Aanwezigheid van essentiële verbindingen Enkel de bomen langs de Langbroekerdijk zouden het boerenerf met andere delen van de EHS kunnen verbinden. Echter, de aanwezige weg werkt hier verstorend. Hierdoor is van een essentiële verbinding voor grondgebonden dieren geen sprake, aangezien de kans op een aanrijding groot is. Vleermuizen maken mogelijk wel gebruik van deze verbinding daar zij zich boven de weg en over het water kunnen verplaatsen. Het plan leidt echter niet tot het aantasten van deze verbinding omdat slecht de renovatie van het koetshuis en de sloop van bijgebouwen is beoogd. Een effect van het plan op essentiële verbindingen is derhalve uitgesloten.

SAB

20

5 5.1.1

Conclusie en advies Gebiedsbescherming In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet), de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), ganzenfoerageergebieden en weidevogelgebieden dient er getoetst te worden of de beoogde ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op deze beschermde gebieden. Gezien de kleine schaal (renovatie koetshuis), het feit dat het bebouwd oppervlak afneemt en de afstand tot gebieden beschermd in het kader van de NB-wet is van een negatief effect geen sprake. Daarnaast ligt het plangebied niet nabij ganzenfoerageergebied of weidevogelgebied. Uit de effectbeoordeling van het plan op de EHS blijkt dat de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS ter plaatse niet worden aangetast. Negatieve effecten van het plan op beschermde gebieden is derhalve uitgesloten.

5.1.2

Soortenbescherming Volgens verspreidingsgegevens van de NDFF komen een aantal strikt beschermde planten diersoorten in de nabijheid van het plangebied voor. Veel van deze soorten zijn echter niet in het gebied te verwachten omdat een geschikt leefgebied ontbreekt of omdat nader onderzoek de aanwezigheid heeft uitgesloten. Echter, van twee soortgroepen is de aanwezigheid niet uit te sluiten. Huismussen Tijdens het veldbezoek zijn twee nesten van de huismus vastgesteld. Nesten van de huismus zijn jaarrond beschermd. Daar met het voornemen de nestplaatsen op de huidige locatie niet in stand kan worden gehouden, is sprake van een verstoring en derhalve sprake van een overtreding van de Ff-wet. Het treffen van mitigerende maatregelen en het aanvragen van een ontheffing ex artikel 75 Ff-wet is noodzakelijk om doorgang van het plan mogelijk te maken. Ter onderbouwing van de aanvraag stelt het Ministerie van Economische Zaken een onderzoek naar de aanwezigheid van nestplaatsen verplicht. Dit onderzoek dient in de periode april – juni 2015 te worden uitgevoerd daar de huismus in deze periode broedt en het aantal (gebruikte) nesten exact kan worden bepaald. Vleermuizen Uit het veldbezoek volgt dat de bomen in het plangebied geschikte holten en losse schors bevatten waarin of achter vleermuizen een verblijfplaats kunnen hebben. Indien het plan leidt tot de kap van één of meerdere bomen met potentiële verblijfplaatsen is nader onderzoek naar de aanwezigheid van boombewonende vleermuissoorten noodzakelijk. Onderzoek naar vleermuizen wordt uitgevoerd volgens de richtlijnen van het vleermuisprotocol 2013. Dit protocol wordt door het Ministerie van EZ gehanteerd bij een eventuele aanvraag ontheffing Ff-wet. Bij onderzoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen schrijft het protocol voor om in de periode 15 mei – 15 juli en 15 augustus – 30 september onderzoek te doen naar de aanwezigheid van verblijfplaatsen. Zorgplicht

SAB

21

De zorgplicht is altijd van toepassing. Iedereen moet voldoende zorg in acht nemen voor alle in het wild levende dieren, planten en hun leefomgeving. Dit kan bijvoorbeeld door de werkzaamheden te verrichten buiten kwetsbare periodes (het voortplantingsen winterslaapseizoen). Ook kan er gefaseerd worden gewerkt om dieren de kans te geven om te vluchten. Broedende vogels Verder kunnen bij (de start van) werkzaamheden in de broedperiode, broedende vogels worden verstoord, of hun nesten worden aangetast. De broedperiode loopt globaal van half maart tot half augustus. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Flora- en faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zou kunnen verstoren. De start van de werkzaamheden dient daarom plaats te vinden buiten de broedperiode.

SAB

22

Bijlage 1: literatuurlijst Van Diepenbeek, A. 1999. Veldgids Diersporen, KNNV Uitgeverij, Utrecht. www.provincie-utrecht.nl www.natuurloket.nl www.rijksoverheid.nl www.ravon.nl www.sovon.nl www.synbiosys.alterra.nl www.telmee.nl www.vogelbescherming.nl www.zoogdiervereniging.nl

Bestemmingsplan Buitengebied 2015

Recommend Documents