BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED 2008 GEMEENTE BOXMEER REGELS AUGUSTUS 2009 VASTGESTELD 16 JULI 2009
UITSPRAAK RAAD VAN STATE VAN 13 JULI 2011 IS VERWERKT
INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 0 Artikel 0.1 Artikel 0.2 Artikel 0.3 Artikel 0.4 Artikel 0.5 Artikel 0.6 Artikel 0.7 Artikel 0.8 HOOFDSTUK 1 Artikel 1.1 Artikel 1.2 Artikel 1.3 Artikel 1.4 Artikel 1.5 Artikel 1.6 Artikel 1.7 Artikel 1.8 Artikel 1.9 Artikel 1.10 Artikel 1.11 Artikel 1.12 Artikel 1.13 Artikel 1.14
ALGEMENE REGELS Titelregel Verhouding tussen de bestemmingen c.q. de plankaarten 1 en 2 Begrippen Wijze van meten Regel ter algemene bescherming van het plan Algemene bouwregel Algemene gebruiksregel Overgangsrecht
1 1 1 2 22 24 25 26 28
BESTEMMINGEN, PLANKAART 1 29 GHS-bos- en natuurgebied 31 GHS-agrarisch gebied met natuurwaarden 33 AHS-agrarisch gebied met natuurwaarden 35 AHS-agrarisch gebied 38 Waterwingebied 40 Maatschappelijke doeleinden of nutsdoeleinden 42 Hoofdinfrastructuur 44 Aanlegvergunning voor gebiedsbestemmingen 46 (plankaart 1), met aanvullende toetsingscriteria Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming) 52 Archeologisch onderzoeksgebied (dubbelbestemming) 56 Rivierbed (dubbelbestemming) 60 Hoofdtransportleidingen (dubbelbestemming) 64 Grondwaterbeschermingsgebied (dubbelbestemming) 67 Waterkering (dubbelbestemming) 69
HOOFDSTUK 2 Artikel 2.1 Artikel 2.2 Artikel 2.3 Artikel 2.4 Artikel 2.5 Artikel 2.6 Artikel 2.7 Artikel 2.8 Artikel 2.9
DETAILBESTEMMINGEN, PLANKAART 2 Agrarische bedrijven Paardenhouderijen Sport- en recreatievoorzieningen Niet-agrarische bedrijven en/of functies Wonen Landschapselementen Wegen Waterlopen Cultuurhistorisch waardevolle elementen (dubbelbestemming)
73 75 82 88 93 101 104 106 108
HOOFDSTUK 3 Artikel 3.1 Artikel 3.2 Artikel 3.3 Artikel 3.4
ONTWIKKELINGEN, PLANKAART 3 Nadere eisen (ex artikel 3.6 lid 1 sub d Wro) Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro) Wijzigingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub a Wro) Aanvullend beoordelingskader voor ontheffingen en wijzigingen
113 115 117 145
110
161
Bijlagen Bijlage 1: Staat van bedrijfsactiviteiten Bijlage 2: Beoordelingscriteria Duurzame locaties voor intensieve veehouderij en voor grondgebonden veehouderij Bijlage 3: Randvoorwaarden voor hergebruik van VAB’s AbGS
Grijsrenvooi = onderdelen van de regels waarop het Aanwijzingsbesluit (ex. art. 3.8, lid 6 Wro) van Gedeputeerde Staten van NoordBrabant d.d. 18 augustus 2009 (AbGS), van toepassing is
HOOFDSTUK 0 ALGEMENE REGELS
Artikel 0.1
Titelregel
Het plan kan worden aangehaald onder de titel: ‘Bestemmingsplan Buitengebied 2008’, van de gemeente Boxmeer. Het plan bestaat uit de plankaarten, welke zijn: - plankaart 1 met bijbehorende verklaring (d.d. augustus 2009), bladen 1 t/m 3, schaal 1:10.000 en legendablad), waarop de gebiedsbestemmingen met bijbehorende aanduidingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen; - plankaart 2 met bijbehorende verklaring (d.d. augustus 2009), bladen 1 t/m 3, schaal 1:10.000 en legendablad), waarop de detailbestemmingen met bijbehorende aanduidingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen; - plankaart 3, met bijbehorende verklaring (d.d. augustus 2009), bladen 1 t/m 3, schaal 1:10.000 en legendablad), waarop gebieden, zones en andere relevantie informatie als aanduidingen zijn weergegeven die van belang zijn in verband met bepaalde nadere eisen, ontheffingen en/of wijzigingen zoals die in het plan begrepen zijn; deze regels, welke deel uitmaken van het plan. Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel: ‘Regels bestemmingsplan Buitengebied 2008’, van de gemeente Boxmeer.
Artikel 0.2
Verhouding tussen de bestemmingen c.q. de plankaarten 1 en 2
1 Voor zover een gebiedsbestemming, zoals aangegeven op plankaart 1 en vervat in artikel 1.1 t/m 1.7 van deze regels, samenvalt met een detailbestemming, zoals aangegeven op plankaart 2 en vervat in artikel 2.1 t/m 2.8 van deze regels, geldt primair de detailbestemming met bijbehorende regels. De regels van de gebiedsbestemming blijven in dat geval buiten toepassing. 2 Voor zover een gebiedsbestemming of detailbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, zoals aangeven op plankaart 1 en vervat in artikel 1.9 t/m 1.14 van deze regels of voor zover een detailbestemming samenvalt met de dubbelbestemming zoals aangeven op plankaart 2 en vervat in artikel 2.9, geldt primair de dubbelbestemming met bijbehorende regels en zijn de regels van de gebiedsbestemming of detailbestemming uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met de regels van de dubbelbestemming, tenzij in de doeleinden of regels van de betreffende dubbelbestemming anders is aangegeven.
1
Artikel 0.3
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: AAB: Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen; aanbouw: een (toevoeging van een) ruimte aan een woning die door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, architectonisch en/of ruimtelijk opzicht (zoals constructie, ligging, maatvoering, dakvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en een geheel vormt met de (hoofd)bouwmassa van de woning en daarmee in directe verbinding staat; aan huis gebonden of aan huis verbonden beroep: een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend (zoals schoonheidsspecialist, manicure en pedicure), kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, maar uitgezonderd zelfstandige detailhandel en prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning of bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie daarvan, kan worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; aan huis gebonden of aan huis verbonden bedrijf: het bedrijfsmatig verlenen van diensten, het uitoefenen van een publiek verzorgend ambacht of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, uitgezonderd zelfstandige detailhandel en prostitutie, waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning of bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie daarvan, kunnen worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; aardkundige waarden: waarden die samenhangen met verschijnselen en processen van de nietlevende natuur (geologie, reliëf, bodem, water) –al dan niet teweeggebracht door menselijk handelen– die een bijzondere betekenis hebben voor de mens omdat zij inzicht geven in de natuurlijke en cultuurhistorische ontstaansgeschiedenis van een gebied en/of (mede)bepalend zijn voor de identiteit en belevingswaarde van het landschap; abiotische waarden: geheel van waarden van het abiotische milieu (= niet levende natuur), in de vorm van specifieke aardkundige en/of hydrologische kenmerken en eventueel op basis daarvan aanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling van specifieke natuurwaarden; afhankelijke woonruimte: een bijgebouw dat qua ligging en in functioneel opzicht een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
2
Artikel 0.3 Begrippen
agrarisch bedrijf: een bedrijf in hoofdzaak gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waaronder agrarische houtteelt, en/of het fokken of anderszins houden van vee of andere dieren, waarbij in geval van paarden dat uitsluitend het voortbrengen van (producten van) paarden betreft, zoals bij fokken, hengstenhouderij of paardenmelkerij; niet-zelfstandige (aan het agrarisch bedrijf gekoppelde) biomassa(co)vergisting wordt in dit verband aangemerkt als onderdeel van een agrarisch (veehouderij)bedrijf; agrarisch bouwblok: een bouwblok dat is bestemd voor agrarische doeleinden c.q. een agrarisch bedrijf; agrarische hoofdstructuur (AHS): het gedeelte van het landelijk gebied of buitengebied op provinciaal niveau waar het beleid in algemene zin gericht is op instandhouding en versterking van de agrarische productiestructuur en de totstandkoming van een duurzame landbouw; de begrenzing daarvan op gemeentelijk niveau in het kader van dit bestemmingsplan is nader aangeduid op plankaart 3; agrarische houtteelt: een vorm van agrarisch grondgebruik waarbij hout wordt voortgebracht op een bedrijfsmatige wijze door aanplant en oogst van bomen op agrarische gronden die tijdelijk (maximaal 40 jaar) hiervoor worden gebruikt en waarvoor ontheffing van de meldings- en herplantplicht is verleend overeenkomstig de artikelen 2 en 3 van de Boswet, zoals geldend op het tijdstip van de ter-inzagelegging van het ontwerp van dit plan; agrarische opvanglocaties voor intensieve veehouderij: locaties waarvan de agrarische bestemming kan worden gehandhaafd voor de opvang van te verplaatsen agrarische intensieve veehouderijbedrijven; dit zijn locaties in een landbouwontwikkelingsgebied alsmede duurzame locaties voor intensieve veehouderij in verwevingsgebied; agrarisch-technisch hulpbedrijf: een bedrijf in hoofdzaak gericht op werkzaamheden ten dienste van agrarische bedrijven of agrarische bodemexploitatie door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, uitgezonderd: paardenhouderijen, mestbewerking anders dan rechtstreeks verband houdend met andere toegelaten activiteiten (zoals mestopslag of –transport) en mestverwerking;
Hieronder worden in ieder geval verstaan: grootveedierenklinieken; KI-stations; mestopslag- en mesthandelsbedrijven (excl. mestbewerking); agrarisch-loonwerkbedrijven; verhuur- en/of reparatiebedrijven van landbouwwerktuigen; vee-overslag-, veetransport- en/of veehandelsbedrijven; opslag-, overslag-, voorbewerkingsen/of groothandelsbedrijven in akker- en tuinbouwgewassen.
agrarische verbreding of verbrede landbouw: het ontplooien van nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de aanwezige en te behouden agrarische bedrijfsvoering, die de hoofdfunctie is en blijft;
Hieronder wordt in ieder geval verstaan: - agrarische verkoop in het klein, van in hoofdzaak (> 70%) eigen agrarische producten (hoofdproduct) en/of streekgebonden agrarische producten alsmede ondergeschikt (< 30%) daaraan direct gerelateerde of van afgeleide producten; - bewerking en/of verwerking in het klein, van eigen en/of streekgebonden agrarische producten; - paardenhouderijen, anders dan uitsluitend productiegericht, en voor zover geen manegebedrijf zijnde; - agrarische zorgverlening; 3
Artikel 0.3 Begrippen
-
-
agrarisch beheer, medebeheer, informatieverzorging, educatie en/of andere zogenaamde groenblauwe dienstverlening in relatie tot het bedrijf en ter plaatse of in de omgeving aanwezig(e) landbouw, landschap, cultuurhistorie, natuur, water en dagrecreatief medegebruik; kleinschalig kamperen en/of andere kleinschalige verblijfsrecreatie; aan het agrarische bedrijf, de landbouw, het omringende landschap en/of recreatieve routes gerelateerde extensieve of kleinschalige dagrecreatie; ondersteunende daghoreca in verband met voornoemde dagrecreatie of ondersteunende horeca in verband met op het bedrijf aanwezige voornoemde verblijfsrecreatie; ondersteunende diensten of voorzieningen (zoals verhuur of verzorging van materialen, stallingsgelegenheid, e.d.) in het klein ten behoeve van voornoemde activiteiten; statische binnenopslag.
agrarische zorgverlening: een specifieke vorm van agrarische verbreding of nevenfunctie die bestaat uit kleinschalige zorgactiviteiten voor zorgvragers die op therapeutische basis meehelpen en/of aanwezig zijn bij (onderdelen van) de bedrijfsuitoefening in combinatie met in principe enkel dagopvang, tenzij in de regels anders aangeven; agrarisch-verwant bedrijf/functie: een bedrijf of instelling in hoofdzaak gericht op werkzaamheden ten dienste van particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden uitgezonderd: paardenhouderijen, mestbewerking in de vorm van biomassa(co)vergisting en overige vormen van mestbewerking en mestverwerking; Hieronder worden in ieder geval verstaan: dierenklinieken; dierenasiels; hondenkennels; hoveniersbedrijven; groencomposteringsbedrijven; proefbedrijven; instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs; volkstuinencomplex.
ambachtelijk bedrijf: een bedrijf dat, met gebruikmaking van slechts enkele medewerkers, in hoofdzaak gericht is op het op kleinschalige wijze en geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken, herstellen en/of installeren van goederen of het op vergelijkbare wijze verlenen van diensten; hiertoe wordt ook gerekend het, als ondergeschikte functie, verkopen en/of leveren van goederen die rechtstreeks verband houden met het ambacht of de dienstverlening; wat betreft milieu-uitstraling in ruimtelijk-planologisch opzicht dient er bovendien sprake te zijn van (zeer) beperkte hinder, waarbij het gaat om bedrijfsactiviteiten die, volgens de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen als bijlage 1 bij de regels, te beschouwen zijn als categorie 1 of 2 of die daarmee vergelijkbaar zijn; ander bouwwerk: een bouwwerk geen gebouw zijnde; archeologische waarde: de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, ten minste ouder dan 50 jaar; archeologische monumentenzorg: zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland; archeologisch onderzoek in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden;
4
Artikel 0.3 Begrippen
bebouwing: één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde; bebouwingsgrens: een op de plankaart (1 en 2) aangegeven lijn, die door bebouwing naar de wegzijde van ‘hoofdverkeerswegen’ binnen de (gebieds)bestemming ‘Hoofdinfrastructuur’ (te weten de A73 en A77) niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn of kunnen worden toegestaan; bebouwingsvlak, bouwblok of bouwvlak: een op de plankaart (1 of 2) aangegeven en/of een in de regels omschreven ruimtelijke eenheid, waarbinnen (bepaalde) bebouwing ten behoeve van een bestemming mag worden gebouwd c.q. geconcentreerd dient te worden; bed & breakfast: (gasten)kamers of (gasten)verblijven in of bij een (bedrijfs)woning die worden verhuurd voor recreatief nachtverblijf op basis van logies en ontbijt; bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, niet zijnde de bedrijfswoning of daarbij behorende bijgebouwen; bedrijfswoning of dienstwoning: een woning in of bij een gebouw of op bij een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is; bedrijfsvloeroppervlakte (bvo): de totale vloeroppervlakte van de bedrijfsruimte(n) die wordt gebruikt voor de bedrijfsuitoefening of voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf; bestaande bebouwing: bebouwing zoals die aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan of zoals die mag worden gebouwd krachtens een verleende bouwvergunning op basis van een nog voor dat tijdstip ingediende ontvankelijke bouwaanvraag; bestaand gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen; bestemmingsgrens: een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak; bestemmingsvlak: een op de plankaart (1 of 2) als zodanig aangegeven gebied met eenzelfde bestemming; indien op/binnen een bestemmingsvlak van een detailbestemming geen nadere aanduiding van een (be)bouw(ings)vlak of bouwblok voorkomt, is het bestemmingsvlak tevens het (be)bouw(ings)vlak of bouwblok van de betreffende detailbestemming;
5
Artikel 0.3 Begrippen
bewoning: het verblijf c.q. gebruik als woonruimte inclusief nachtverblijf, voor de huisvesting van een huishouden zonder dat elders aantoonbaar over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt; bijbehorende voorzieningen (bij agrarische bodemexploitatie) voorzieningen die niet strikt tot de agrarische bodemexploitatie gerekend kunnen worden, maar die wel nodig of gewenst zijn om ter plaatse tot een normale agrarisch bodemexploitatie te komen zoals kavelsloten, drainage, afrasteringen, kleine in-/uitritten met eventuele (opneembare) verhardingverharding en/of duikers, teeltondersteunende voorzieningen e.d., of landschappelijke voorzieningen die ter plaatse aanwezig (kunnen) zijn zonder een normale agrarisch bodemexploitatie onevenredig te hinderen of te verstoren zoals hagen, randbeplantingen van percelen, houtwallen, singels of andere kleine landschapselementen; bijgebouw: een afzonderlijke ruimte aangebouwd aan (de eigenlijke woonruimten van) een woning of een bij een woning (op hetzelfde bouwperceel) behorend afzonderlijk gebouw waarvan de verschijningsvorm in bouwkundig, architectonisch en/of ruimtelijk opzicht (zoals constructie, ligging, maatvoering, dakvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan de (hoofd)bouwmassa c.q. het hoofdgebouw van de woning; biomassa(co)vergisting: een specifieke vorm van mestverwerking door middel van vergisting van in hoofdzaak dierlijk mest, eventueel aangevuld met andere organische producten of biomassa (covergisting), waarbij ook opwekking van energie kan plaatsvinden; boerderij of boerderijgebouw: één gebouw, dat bestaat uit één overwegend ongelede bouwmassa (van het zogenaamde waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden; daarbij gaat het Hieronder worden in ieder geval verstaan: (streekeigen) boerderijen van het zogenaamde langgevel-, kortgevel- of T-vormige-type.
boerderijsplitsing: het opdelen van een boerderij(gebouw) in niet meer dan 2 woningen of een in de regels aangegeven ander maximum aantal woningen; boom- of vaste plantenteeltbedrijf een grondgebonden agrarisch bedrijf, waarbij de productie, in de vorm van het telen van bomen of planten geheel of overwegend rechtstreeks in de open of onbeschermde grond, al dan niet met gebruikmaking van teeltondersteunende voorzieningen, plaats vindt. boomteelthek: een (overige) teeltondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, met een hoogte van niet meer dan 1,5 m, op percelen waar boomteelt plaats vindt en waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden; bosbouw: het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van) de functies natuur, houtproductie, landschap, milieu, water en recreatie; 6
Artikel 0.3 Begrippen
bouwblok: zie bebouwingsvlak; bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; bouwlaag of verdieping(slaag): een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder/vliering; bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; bouwperceelsgrens: een grens van een bouwperceel; bouwvlak: zie bebouwingsvlak; bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen hoger dan 1,5 m worden in dit opzicht aangemerkt als een bouwwerk; buitengebiedgebonden bedrijf/functie: een bedrijf of functie - geen agrarisch bedrijf, paardenhouderij, agrarischtechnisch hulpbedrijf of agrarisch-verwant bedrijf/functie zijnde -met een binding aan het buitengebied vanwege dag- en/of verblijfsrecreatie of bos-, natuur-, en/of landschapsbehoud en met een zodanig beperkte omvang en ruimtelijke uitstraling naar de omgeving dat het aansluit bij de omringende gebiedsfuncties; Hieronder worden in ieder geval verstaan: kleinschalige kampeerbedrijfjes; kleinschalige informatie-, educatie-, demonstratie- of bezoekerscentra; kleinschalige heemkundemusea of heemtuinen; onderhoudsgebouwen of terreinen in verband terreinbeheer.
chalet: een verblijf of onderkomen, van lichte constructie (zonder vaste fundering) en van lichte materialen zodat het relatief eenvoudig (in een geheel of enkele delen) te verplaatsen is, en geen kampeermiddel of stacaravan zijnde, dat naar aard en inrichting bedoeld is voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, dat gedurende langere tijd op dezelfde (stand)plaats blijft staan en dat door zijn plaatsing direct of indirect met de grond is verbonden dan wel direct of indirect steun vindt in of op de grond, en daardoor als bouwwerk aan te merken is; concreet initiatief voor uitbreiding van een intensieve veehouderij: van een concreet initiatief voor uitbreiding van een intensieve veehouderij is sprake indien, uiterlijk op 30 september 2004 (= datum van tervisielegging van het ontwerp-reconstructieplan), daarvoor bij de gemeente een ontvankelijke bouwaanvraag is ingediend, dat wil zeggen een aanvraag die met toepassing van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 47 Woningwet door burgemeester en wethouders in behandeling is genomen;
7
Artikel 0.3 Begrippen
containervelden: permanente teeltondersteunende voorzieningen voor plantaardige teelten, die in de vorm van antiworteldoek of al dan niet opneembare verhardingen, of een combinatie daarvan, op de grond worden aangebracht, voor het kweken van planten in zogenaamde containerpotten of –bakkken; continuïteit van een agrarisch bedrijf: het behoud van een agrarisch bedrijf, ook op langere termijn; cultuurhistorische waarde: waarden of verwachtingswaarden die samenhangen met de nalatenschap die de mens, door zijn aanwezigheid en activiteiten in het verleden, heeft achtergelaten in het huidige landschap;
Hieronder worden in ieder geval verstaan: archeologisch, historisch-landschappelijk, historisch-geografisch en/of historisch-bouwkundig waardevolle zaken, zoals die tot uitdrukking kunnen komen in archeologische elementen of verwachtingswaarde dienaangaande, bodemprofiel en reliëf (m.n. van oude akkers, beek- en rivierdalen), beplanting, verkaveling, slotenpatroon en bebouwing.
daghoreca vormen van horeca waarin in hoofdzaak kleine(re) etenswaren en alcoholvrije dranken worden verstrekt, waarbij de exploitatie uitsluitend overdag plaatsvindt en waarbij de gevolgen voor de omgeving (zoals overlastrisico en verkeers- en parkeerdruk binnen en buiten de vestiging) redelijkerwijs ook passen in een rustige landelijke omgeving; dagrecreatie: recreatieve activiteiten die plaats vinden in de openlucht en/of in gebouwen, anders dan een woning, en zonder dat sprake is van verblijfsrecreatie of horeca;
Hieronder worden in ieder geval verstaan: routegebonden recreatie, waterrecreatie, cultuurtoerisme, natuurtoerisme, recreatieve indooractiviteiten.
dagrecreatief medegebruik 1: extensieve vormen van dagrecreatie die een kortstondig karakter hebben, in de open lucht plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is en routegebonden zijn, zoals wandelen, fietsen, paardrijden of kanoën; dagrecreatief medegebruik 2: incidenteel medegebruik van (agrarisch) grasland voor kleinschalige dagrecreatie die in de openlucht plaatsvindt, waaronder kleinschalige recreatieve luchtvaart zoals luchtballonvaren, paramotorvliegen; dak: iedere bovenbeëindiging van een gebouw; detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse; discotheek: een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen;
8
Artikel 0.3 Begrippen
duurzame locatie grondgebonden veehouderij: een agrarisch bouwblok met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, stank) als ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap) verantwoord is om dat te laten groeien voor grondgebonden veehouderij; (dit te toetsen op basis van bijlage 2 bij deze planregels); duurzame locatie intensieve veehouderij: een agrarisch bouwblok met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, stank) als ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap) verantwoord is om dat te laten groeien voor intensieve veehouderij; (dit te toetsen op basis van de provinciale Handleiding Duurzame (project)locaties intensieve veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 2 december 2003 c.q. zoals opgenomen als bijlage 5 bij Deel B van het Reconstructieplan Peel en Maas d.d. 22 april 2005 en als bijlage 2 bij deze planregels); eerste bouwlaag: de bouwlaag op de begane grond; ecologische hoofdstructuur (EHS): het samenhangend netwerk, op landelijk niveau, van alle natuur- en bosgebieden landbouwbouwgebieden en andere gebieden met bijzondere natuurwaarden en landbouwgebieden die bijzondere potenties hebben voor de ontwikkeling van natuurwaarden; de begrenzing daarvan op gemeentelijk niveau in het kader van dit bestemmingsplan is nader aangeduid op plankaart 3; erfbeplanting: visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie; extensiveringsgebied: het, op basis van de begrenzing in het reconstructiegebied Peel en Maas, op plankaart 3 als zodanig aangeduide gebied, met het primaat wonen of natuur, waar (ruimtelijke) uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderijen onmogelijk is of onmogelijk wordt gemaakt; functie: doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan; gebouw: elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, een overkapping daaronder niet begrepen; gebruiksgerichte paardenhouderij: een paardenhouderij waar het rijden met en/of verzorgen van paarden primair gericht is op ruiter/amazone en/of de paarden daarvan; glastuinbouwbedrijf: een agrarisch bedrijf waarbij de productie, in de vorm van het telen van gewassen, in hoofdzaak plaatsvindt in kassen, en dat aangemerkt wordt als een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf;
9
Artikel 0.3 Begrippen
groene hoofdstructuur: het samenhangend netwerk, op provinciaal niveau, van alle natuur- en bosgebieden landbouwbouwgebieden en andere gebieden met bijzondere natuurwaarden en landbouwgebieden die bijzondere potenties hebben voor de ontwikkeling van natuurwaarden; de begrenzing daarvan op gemeentelijk niveau in het kader van dit bestemmingsplan is nader aangeduid op plankaart 3; groepsaccommodatie of kamp(eer)huis: een (gedeelte van een) gebouw bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf door regelmatig wisselende groepen en met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen en/of voor gemeenschappelijk gebruik, waaronder medegebruik in groepsverband voor seminars, vergaderingen, trainingen, teambuildingsactiviteiten of voor daarmee aar aard, omvang en uitstraling gelijk te stellen andere dagrecreatieve groepsactiviteiten; groepskamperen of verenigingskamperen: het tijdelijk kamperen, buiten specifiek daarvoor ingerichte en/of geëxploiteerde kampeerterreinen, in groepsverband ten behoeve van eigen doeleinden door groepen of verenigingen met doelstellingen van sociale, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard; grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf waarvan de productie in hoofdzaak afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf; afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: gebruik voor weidegang, voedervoorziening, mestafzet en/of het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten (eventueel met gebruikmaking van teeltondersteunende voorzieningen);
Hieronder worden in ieder geval verstaan: melkvee-, vleesvee- en/of andere veebedrijven die het grootste deel van de weidegang, voervoorziening en/of mestafzet op korte afstand (op eigen grond of via afzetcontracten) kunnen aanwenden; akkerbouwbedrijven; vollegrondstuinbouwbedrijven; fruitteeltbedrijven; boom-, vaste planten- en/of sierteeltbedrijven, andere vollegrondsteeltbedrijven.
HC/MC: Heemkunde Commissie (HC), zoals Boerderijcommissie van stichting Brabants Heem of de gemeentelijke monumentencommissie (MC), voor advies inzake de monumentale, (cultuur)historische, landschappelijke en/of daarmee verband houdende architectonische waarden; herbestemming of hergebruik: het bestemmen c.q. gebruiken van een agrarisch bedrijf, een andere bedrijf of een woning met bijbehorend erf, voor (de omschakeling naar of de vestiging van) een ander soort bedrijf of functie dan volgens de geldende bestemming is toegestaan; hogere grenswaarde: een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet Geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
10
Artikel 0.3 Begrippen
hoofdgebouw: een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt; in het geval van een woonbestemming is dat altijd het gebouw c.q. de bouwmassa waarin zich de woning(en) bevindt (of bevinden); horeca(bedrijf): een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, logies en/of etenswaren en dranken voor consumptie ter plaatse, uitgezonderd een discotheek, bar, nachtclub, dancing en partycentrum; hydrologische waarden: waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie in relatie tot een of meer van de volgende eveneens aanwezige waarden en/of omstandigheden: - aardkundige waarden; - waterafhankelijke natuurwaarden; - mogelijkheden voor ontwikkeling van waterafhankelijke natuurwaarden; waarbij tevens behoren kwantitatieve aspecten (zoals hoge waterstand, stabiel waterpeil, kwelsituatie) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild); hydrologisch neutraal (bouwen; m.b.t. het oppervlaktewater): het in combinatie met bouwwerken, verhardingen en permanente teeltondersteunende voorzieningen aanbrengen/aanwezig zijn, op eigen terrein of anderszins, van opvangvoorzieningen, en zo mogelijk ook infiltratievoorzieningen, voor afstromend(e) regenwater(pieken), en wel op zodanig wijze dat het systeem van waterlopen waarop wordt afgewaterd bij hevige regenval geen grotere water(piek)afvoer ondervindt dan normaal in het (agrarisch) buitengebied het geval is; hydrologisch neutraal (bouwen; m.b.t. het grondwater): het in combinatie met bouwwerken, verhardingen en permanente teeltondersteunende voorzieningen zodanig loskoppelen van (een deel van) de hemelwateropvang dat ten minste 1/3 deel van het regenwater op jaarbasis via infiltratievoorzieningen, op eigen terrein of anderszins, passief in de bodem geïnfiltreerd wordt; inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder: bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet Milieubeheer (Staatsblad 1993, 50); intensieve veehouderij: een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van vee, anders dan melkvee, weidevee of paarden, of het houden van pelsdieren in met name gebouwen of andere bouwwerken de hoofdzaak is en waarbij dientengevolge sprake is van specifieke belasting van de leefomgeving en het natuurlijk milieu, met name door geurhinder, mestoverschotten en ammoniak;
Hieronder worden in iedere geval verstaan: mestvarkens, (op)fokvarkens, mestkalveren, leghennen, slachtkuikens, overig pluimvee, nertsen, vossen, konijnen, overige pelsdieren.
kampeerbedrijf: een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig verstrekken van recreatief nachtverblijf c.q. verblijfsrecreatie aan regelmatig wisselende personen of groepen, in de vorm van recreatiewoningen, een groepsaccommodatie en/of een kampeerterrein; 11
Artikel 0.3 Begrippen
kampeerboerderij: een boerderij die, in hoofdzaak, ingericht is en gebruikt wordt als een groepsaccommodatie of kamp(eer)huis; kampeermiddel: - een tent, een tent- of vouwwagen, een camper of kampeerauto, een (toer)caravan, een huifkar, zijnde mobiele toeristische kampeermiddelen; - enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, en dat geheel of ten dele blijvend is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf; kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bedoeld om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en/of bedoeld om daarop trekkerstenten, trekkershutten, stacaravans of chalets te bouwen, ten behoeve van recreatief nachtverblijf; kap: een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt; kas: een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak of dek in hoofdzaak bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dat dient voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden; schuurkassen en permanente menstoegankelijke tunnel- of boogkassen (met een hoogte van meer dan 1,5 m) worden ook aangemerkt als kas. kleinschalig dagrecreatie: dagrecreatieve activiteiten die uitsluitend als neven(geschikte) functie of neventak worden aangeboden of uitgeoefend; kleinschalig kamperen: recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking van mobiele toeristische kampeermiddelen; kleinschalige verblijfsrecreatie: recreatief nachtverblijf, anders dan kleinschalig kamperen, op gronden met een andere hoofdfunctie, in de vorm van bed & breakfast, groepsaccommodatie/kamp(eer)huis en/of recreatiewoning(en), met daarvoor een relatief beperkt bebouwd oppervlak en een relatief beperkt aantal nachtverblijfsplaatsen; landbouwontwikkelingsgebied: het, op basis van de begrenzing in het reconstructiegebied Peel en Maas, op plankaart 3 aangeduide gebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet of zal voorzien in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderijen; landschappelijke beplanting: begroeiingselement in buitengebied, overwegend bestaand uit opgaande beplanting zonder een hoofdfunctie bosbouw of agrarische houtteelt;’
Hieronder worden in ieder geval verstaan bosschages, houtwallen, houtsingels, hagen, boomgroepen, bomenrijen en solitaire bomen;
12
Artikel 0.3 Begrippen
landschapswaarden of landschappelijke waarden: het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit abiotische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang; landschapscamping: maximaal 60 kampeerplaatsen met beperkte dichtheid, op aan de landbouw te onttrekken grond en aansluitend bij bestaande of voormalige agrarische bouwblokken; daarbij is de gemiddelde grootte van een standplaats minimaal 300 m² (bruto); is sprake van verhoogde natuur- en landschapswaarden door een passende, robuuste en duurzame beplanting op en rond het kampeerterrein; is de oppervlakte nieuwe natuur ten minste 3x de oppervlakte aan standplaatsen; landschapselementen: de verzameling van landschappelijke beplantingen en natuurelementen; maatschappelijke en culturele voorzieningen: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen; managebedrijf: een paardenhouderij die in hoofdzaak is gericht op sportieve dagrecreatie met gebruikmaking van paarden, met tevens een publieks- en verkeersaantrekkende werking en waarbij een rijhal van meer dan 1.000 m² aanwezig kan/mag zijn; mantelzorg: het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband; mestbewerking: behandeling van dierlijke mest zonder noemenswaardige veranderingen aan het product teweeg te brengen;
Hieronder worden in ieder geval verstaan: mengen, roeren, homogeniseren en verwijderen van vreemde objecten zoals plastic folie en hoeven.
mestverwerking: de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen;
Hieronder worden in ieder geval verstaan: scheiding, bezinking, toevoeging van additieven, vergisting, beluchting, droging, compostering, vergassing en verbranding.
nachtverblijf: (een deel van) een gebouw waarin slaapgelegenheid wordt geboden en waarbij er tevens sprake kan zijn van gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van sanitair, kookgelegenheid en dergelijke; natuurelement: een begroeiingselement en/of abiotisch element gelegen in het buitengebied maar die geen productiefunctie heeft, in agrarisch, bosbouwkundig of agrarisch-houtteeltkundig opzicht, en die niet overwegend bestaat uit (opgaande) landschappelijke beplanting; Hieronder worden in ieder geval verstaan: moerasjes; poelen; overhoeken; steilranden.
13
Artikel 0.3 Begrippen
natuurkamperen: kamperen op een kampeerterrein van maximaal 1 hectare, met maximaal 30 standplaatsen voor mobiele toeristische kampeermiddelen en daarbij in principe geen parkeren van motorvoertuigen, met een verblijfsduur van maximaal 28 overnachtingen, waarbij het kampeerterrein is gelegen in een groter aaneengesloten gebied van ten minste 25 ha, waarvan ten minste de helft uit bos of natuurgebied bestaat; natuur- of natuurlijke waarden: waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied; neven(geschikte) functie of neventak: een activiteit van beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en ruimtelijke verschijningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft; niet-agrarisch bouwblok: een bouwblok dat is bestemd voor andere dan agrarische doeleinden; Hieronder worden in ieder geval verstaan: - een bouwblok van een paardenhouderij; - een bouwblok van een niet-agrarisch bedrijf en/of functie; - een bouwblok of bouwperceel van een (burger)woning.
niet-grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de onbebouwde/open grond in de directe omgeving van het bedrijf;
Hieronder worden in ieder geval verstaan: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven, champignonkwekerijen, witlofkwekerijen, andere plantenteelt- of kwekerijbedrijven waarbij de teelt plaatsvindt in gebouwen, sommige visen wormenkwekerijen.
nieuw vrij groen: landschapselementen die na de ter inzage legging van het ontwerpplan zijn aangeplant of aangelegd met uitzondering van: - landschapselementen die onderdeel uitmaken van een detailbestemming, volgens plankaart 2, waarin landschappelijke en/of natuurlijke waarden expliciet genoemd en beschermd worden; - landschapselementen die aangeplant of aangelegd zijn vanwege een mitigatie- of compensatieverplichting of een natuurontwikkeling in het kader van het EHS- en/of GHS-beleid; - landschapselementen of erfbeplantingen die aangeplant of aangelegd zijn vanwege een vereiste landschappelijke inpassing, compensatie- of inspanningsverplichting of kwaliteitsverbetering van de omgeving anderszins; nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf: de projectie van een agrarisch bouwblok, bedoeld voor de vestiging van een volwaardig agrarisch bedrijf, op een locatie die volgens de ter plaatse geldende bestemming in het geheel niet is voorzien van een bouwblok; noodzaak in verband met een agrarisch bedrijf: noodzaak vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling;
14
Artikel 0.3 Begrippen
omschakeling naar een andere agrarische bedrijfsvorm of -tak: het geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm of –tak naar een andere agrarische bedrijfsvorm of –tak;
Daarbij geldt een onderscheid in de volgende bedrijfsvormen: - grondgebonden agrarisch bedrijf (zie aldaar); - intensieve veehouderij (zie aldaar); - glastuinbouwbedrijf (zie aldaar); - overig niet-grondgebonden agrarische bedrijf (zie aldaar).
omschakeling voor (vestiging van) een agrarisch bedrijf: de projectie van een agrarisch bouwblok, bedoeld voor de vestiging van een volwaardig agrarisch bedrijf, op een locatie die volgens de ter plaatse geldende bestemming (ten minste deels) is voorzien van een niet-agrarisch bouwblok (zie aldaar); onderbouw/kelder: een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen; ondergronds: beneden het peil; ondergeschikte functie: een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft; ondersteunende daghoreca: vormen van daghoreca die wat betreft exploitatievorm uitsluitend ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan een andere ter plaatse toegelaten bestemming c.q. hoofd- en/of nevenfunctie op navolgend vlak: cultuur en ontspanning, maatschappelijk, recreatie of sport (zoals bij/in een museum, school, recreatiebedrijf, groepsaccommodatie, sportgebouw/-kantine); ondersteunende horeca: vormen van horeca die wat betreft exploitatievorm uitsluitend ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan een andere ter plaatse toegelaten bestemming c.q. hoofd- en/of nevenfunctie op navolgend vlak: cultuur en ontspanning, maatschappelijk, recreatie of sport (zoals bij/in een museum, school, recreatiebedrijf, groepsaccommodatie, sportgebouw/-kantine); overdekt bouwwerk/overkapping: een overdekte open ruimte, waarvan de begrenzingen worden gevormd door bestaande gebouwen of door vrijstaande ondersteuningen, en die niet kan worden aangemerkt als een gebouw; Hieronder worden in ieder geval verstaan: carports.
overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf: een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf (zie aldaar), anders dan een intensieve veehouderij of een glastuinbouwbedrijf; overige mestbewerking en mestverwerking: het op andere wijze dan door middel van biomassa(co)vergisting behandelen van dierlijke (drijf)mest zodat deze beter als mest kan worden gebruikt en/of zodat deze voor andere functies geschikt wordt;
15
Artikel 0.3 Begrippen
overige teeltondersteunende voorziening: een teeltondersteunende voorziening die gedurende langere tijd of soms/deels permanent op dezelfde locatie wordt gebruikt en die tevens een relatie met het grondgebruik c.q. het telen in de volle grond heeft, en als zodanig niet (eenduidig) als teeltondersteunende kas, een permanente dan wel een tijdelijke teeltondersteunende voorziening is aan te merken; Hieronder worden in ieder geval verstaan: stellages of ondersteunende constructies voor regenkappen, schaduwhallen of hagelnetten waarvan de folies, doeken of netten na de oogst worden verwijderd maar de stellages of constructies aanwezig blijven (en die veelal als een bouwwerk zijn aan te merken); hekken of andere afrasteringen ter voorkoming van wildvraat of wildschade (die afhankelijk van de aard van de constructie als bouwwerk zijn aan te merken), zoals boomteelthekken; anti-onkruiddoek in combinatie met meerjarige teelten in de volle grond.
paardenhouderij: een bedrijf in hoofdzaak gericht op het, al dan niet in combinatie met fokken van paarden, anderszins (productiegericht en/of gebruiksgericht) houden, africhten, trainen, stallen, verzorgen, beoefenen van sport, geven van lessen, verhuren en/of het anderszins verschaffen van diensten en faciliteiten met/voor paarden, met een beperkte publieks- en verkeersaantrekkende werking en waarbij een rijhal van maximaal 1.000 m² aanwezig kan/mag zijn; perceelsgrens: de grens van een perceel in de zin van een aaneengesloten kadastraal eigendom met een perceel met een ander kadastraal eigendom. permanente teeltondersteunende voorziening een teeltondersteunende voorziening (geen kas zijnde), die op dezelfde locatie voor onbepaalde tijd wordt gebruikt en die geen directe relatie met het grondgebruik c.q. het telen in de volle grond heeft;
Hieronder worden in ieder geval verstaan: teeltbakken op stellingen al dan niet met hogere regenkappen (veelal > 1,5 m hoog of menstoegankelijk, zoals bij aardbeienteelt); aspergeteelt in bedden of bakken met grondverwarming, die aan de zijkanten zijn bekleed met kunststof- of antiworteldoek en soms ook voorzien van lagere overkappingen (veelal < 1,5 m); containervelden voor het telen in potjes op een geheel verharde ondergrond of op antiworteldoek, veelal met daartussen opneembare (logistieke) verhardingen.
plan: het bestemmingsplan bestaande uit deze regels met bijlage(n) en de plankaart(en) (zie verder artikel 0.1); plankaart(en): de kaart(en) met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen en/of nadere aanduidingen van de in het plan aangewezen gronden zijn aangegeven (zie verder artikel 0.1); productiegebonden detailhandel: detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie; productiegerichte paardenhouderij een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die, naast het (eventueel) voortbrengen van (producten van) paarden (zoals bij fokken, hengstenhouderij of paardenmelkerij), verder primair gericht zijn op het africhten, trainen en/of verhandelen van paarden;
16
Artikel 0.3 Begrippen
recreatieappartement of vakantieappartement: een gedeelte van een gebouw, geen chalet, stacaravan of ander bouwsel op wielen, trekkershut of trekkerstent zijnde, bestemd voor recreatief nachtverblijf ten dienste van gebruikers die hun hoofd(woon)verblijf c.q. (eerste) woning elders hebben; recreatiebedrijf: een bedrijf dat overwegend gericht is op het aanbieden van verblijfs- en/of dagrecreatie in de openlucht en/of gebouwde voorzieningen; recreatief medegebruik: een recreatief gebruik van gronden dat qua aard, omvang en ruimtelijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan andere doeleinden van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan; recreatief nachtverblijf of verblijfsrecreatie: een vorm van recreatief verblijf, buiten het hoofd(woon)verblijf c.q. de (eerste) woning elders van de gebruikers, waarbij sprake is van overnachting(en) anders dan met gebruikmaking van een hotel, pension of vaartuig of overnachting(en) bij familie of kennissen; recreatiewoning of vakantiehuisje: een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geen chalet, stacaravan of ander bouwsel op wielen, trekkershut of trekkerstent zijnde, bestemd voor recreatief nachtverblijf ten dienste van gebruikers die hun hoofd(woon)verblijf c.q. (eerste) woning elders hebben; indien het een gedeelte van een gebouw betreft kan ook het begrip recreatieappartement of vakantieappartement gebruikt worden; reëel agrarisch bedrijf een bestaand niet-volwaardig agrarisch bedrijf met een zodanige arbeidsbehoefte en omvang dat het behoud/voortbestaan op termijn in bedrijfseconomisch opzicht nog alleszins reëel c.q. in voldoende mate verzekerd is; regeling Ruimte voor ruimte: De in paragraaf 6.2.2 van de (provinciale) Paraplunota ruimtelijke ordening (zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 1 juli 2008) opgenomen regeling die het mogelijk maakt om op planologisch aanvaardbare plaatsen een Ruimte voor ruimte (woningbouw)kavel te ontwikkelen in ruil voor sloop van agrarische bedrijfsgebouwen (die op en na 10 september 1999 in gebruik waren voor intensieve veehouderij) alsmede de realisering van milieuwinst ter plaatse; ruimtelijke kwaliteit: het behoud en de versterking van natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten alsmede verbetering van de gebruiks-, ruimtelijke en milieukwaliteiten van de bebouwde omgeving; seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; Hieronder worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
17
Artikel 0.3 Begrippen
silo: een normaliter niet voor mensen toegankelijk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient voor de opslag van bepaalde stoffen, zoals veevoeders, mest, bouwgrondstoffen, e.d.; stacaravan: een caravan of soortgelijk (als aanhanger of wagen) in 1 geheel op wielen verplaatsbaar onderkomen (van relatief beperkte omvang), naar aard en inrichting bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, die gedurende langere tijd op dezelfde (stand)plaats blijft staan en die door zijn plaatsing direct of indirect met de grond is verbonden dan wel direct of indirect steun vindt in of op de grond, en daardoor als bouwwerk aan te merken is; standplaats: een zichtbaar gemarkeerd(e), afgescheiden of aangegeven kavel, terreingedeelte of plaats op een kampeerterrein, met per plaats eventuele eigen nutsen of sanitaire voorzieningen, bestemd voor het oprichten of plaatsen van niet meer dan één chalet, één stacaravan, één trekkershut, één trekkerstent of één kampeermiddel, bijzettentjes daarbij niet meegerekend; statische binnenopslag: binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf; Hieronder worden in ieder geval verstaan: (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, motoren, caravans, campers e.d.
streekgebonden agrarische producten: agrarische producten die afkomstig zijn uit en/of be- of verwerkt zijn in de gemeente Boxmeer en de direct aangrenzende gemeente (Cuijk, St. Anthonis, Venraij, Meerlo-Wanssum, Gennep, Bergen); teeltondersteunende kas: een ondersteunende voorziening bestaande uit een kas die onderdeel is van de totale agrarische bedrijfsvoering van een grondgebonden tuinbouwbedrijf of –bedrijfstak (waaronder ook buitenteelt op voorzieningen wordt verstaan) en die gebruikt wordt om de bedrijfsvoering te optimaliseren, met name wat betreft verbetering van productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging- of verlating, terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik; teeltondersteunende voorziening: een ondersteunende voorziening, geen kas zijnde, die onderdeel is van de totale agrarische bedrijfsvoering van een grondgebonden tuinbouwbedrijf of –bedrijfstak en die gebruikt wordt om de bedrijfsvoering te optimaliseren, met name wat betreft verbetering van productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging- of verlating, terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik; Hierbij kan nog een nader onderscheid gemaakt worden in: - teeltondersteunende kas (zie aldaar); - permanente teeltondersteunende voorziening (zie aldaar); - tijdelijke teeltondersteunende voorziening (zie aldaar); - overige teeltondersteunende voorziening (zie aldaar).
trekkershut: een klein gebouw, van niet meer dan 30 m², dat naar aard en inrichting bedoeld is voor recreatief dag- en/of nachtverblijf van gedurende kortere perioden verblijvende en regelmatig wisselende verblijfsrecreanten;
18
Artikel 0.3 Begrippen
trekkerstent een klein verblijf, van niet meer dan 30 m², bestaande uit lichte constructie en materialen waaronder in ieder geval tentdoek, niet zijnde een kampeermiddel, stacaravan of chalet, dat naar aard en inrichting bedoeld is voor recreatief dag- en/of nachtverblijf van gedurende kortere perioden verblijvende en regelmatig wisselende verblijfsrecreanten, en dat gedurende langere tijd op dezelfde (stand)plaats blijft staan en dat door zijn plaatsing direct of indirect met de grond is verbonden dan wel direct of indirect steun vindt in of op de grond, en daardoor als bouwwerk aan te merken is; tijdelijke huisvesting tijdelijke werknemers: het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering; tijdelijke teeltondersteunende voorziening: een teeltondersteunende voorziening die op dezelfde locatie gebruikt wordt zolang de teelt dat vereist, met een maximum van 6 maanden, en die een directe relatie met het grondgebruik c.q. het telen in de volle grond heeft;
Hieronder worden in ieder geval verstaan: plastic of ander kunststof folies, acryldoek, gaasdoek, (anti vraat- of hagel)netten e.d. die, - direct over de teeltbodem of teeltgewassen worden aangebracht, of - ondersteund worden door lagere (< 1,5 m) en lichte constructies (die veelal niet als een bouwwerk zijn aan te merken), zoals lage folietunnels, of - ondersteund worden door hogere (> 1,5 m) en zwaardere constructies of stellages (die veelal als een bouwwerk zijn aan te merken), zoals menstoegankelijke folietunnels of wandelkappen en schaduwhallen.
uitbouw: de vergroting van een bestaande ruimte in c.q. aan een woning; vakantieappartement: zie recreatieappartement; vakantiehuisje: zie recreatiewoning; verblijfsrecreatie: zie recreatief nachtverblijf; verbrede landbouw: zie agrarische verbreding; verenigingskamperen: zie groepskamperen; verkoopvloeroppervlakte (vvo): de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank; verwevingsgebied: het, op basis van de begrenzing in het reconstructiegebied Peel en Maas, op plankaart 3 als zodanig aangeduide gebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur waar hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit en functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten;
19
Artikel 0.3 Begrippen
visueel-ruimtelijke waarden: waarden van een gebied die samenhangen met het waarneembare deel van het aardoppervlak en de vorm van verschillen in schaal van het landschap en met name schaaluitersten zoals enerzijds beslotenheid of een bosrandzone met kleinschaligheid en anderzijds openheid of een ontginningspatroon met grootschaligheid; volwaardig(heid van een) agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van ten minste één volledige arbeidskracht en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze; voorgevelrooilijn: de (denkbeeldige) lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die: 1 gelijk is aan de in de regels voorgeschreven minimum afstand van gebouwen tot de naar de weg gekeerde begrenzing van bestemming/perceelsgrens c.q. de grens van de bestemming ‘wegen’ ter plaatse van de weg waaraan wordt gebouwd; 2 gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen, op het betreffende bouwperceel, tot de as van de weg of de naar de weg gekeerde begrenzing van bestemming/perceelsgrens, indien die afstand kleiner is dan de onder 1 genoemde afstand; voorkeursgrenswaarde: de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet Geluidhinder, de Luchtvaartwet, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit geluidhinder spoorwegen, het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart en/of het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart; voormalige of vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie (VAB): een agrarisch bouwblok of niet-agrarisch bouwblok waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend, en waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk, voor meer dan 200 m², bestaan.
Hieronder worden in ieder geval verstaan: locaties met de bestemming ‘wonen’ en tevens de aanduiding ‘VAB’ op de plankaart (2) of locaties met de bestemming ‘agrarische bedrijven’ waarbij sprake is van bedrijfsbeëindiging, voor zover daarbij tevens nog ten minste 200 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen aanwezig is.
vruchtwisselingseis: regelmatige wisseling van de teelt van gewassen op eenzelfde stuk grond die teelttechnisch noodzakelijk is voor een gezonde ontwikkeling van de gewassen; woning: een complex van ruimten c.q. (een gedeelte van) een gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding; woonboerderij: een boerderij(gebouw) welke bestemd is voor woondoeleinden; woonunit: een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag-, of nachtverblijf van een of meer personen; 20
Artikel 0.3 Begrippen
woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst; zorgboerderij zie agrarische zorgverlening.
21
Artikel 0.4
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend, met dien verstande dat daarbij ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing worden gelaten als de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt: afstand tot de perceelsgrens: de kortste afstand van het verticale vlak in de perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk; bebouwd oppervlak van een bouwperceel: de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen, tenzij anders in de regels is vermeld; bebouwingspercentage: het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aangeduid gedeelte van de bestemming; breedte van een bouwperceel: tussen de twee zijdelingse perceelsgrenzen, gemeten in de bebouwingsgrens of de voorgevelrooilijn; breedte c.q. lengte van een bouwwerk: horizontaal, tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren; dakhelling: langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak; goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil verticaal tot aan de bovenkant goot, boeibord of druiplijn of daarmee gelijk te stellen constructiedeel van een gebouw of bouwwerk. bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde; schoorstenen, lucht- en liftkokers, filters op silo’s en andere technische ruimten en/of constructies van ondergeschikte aard en afmeting alsmede antennes op of aan een gebouw vallen hierbuiten; horizontale diepte van een gebouw: de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel; inhoud van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en dakvlakken, dit met inbegrip van erkers en dakkapellen en boven peil, met dien verstande dat bij woonruimten in gebouwen, die niet uitsluitend voor bewoning zijn bestemd, de inhoud van de woning wordt gemeten boven de afgewerkte vloer van de woonlaag c.q. woonlagen, met uitzondering van onder peil gelegen ruimten;
22
Artikel 0.4 Wijze van meten
oppervlakte van een bouwwerk/bebouwing: horizontaal, tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en wel 1 m boven peil, danwel indien het bouwwerk uit meerdere bouwlagen bestaat, over de laag met het grootste oppervlak; peil: 1 voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; 2 voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse van het bouwwerk; 3 in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende bestaande maaiveld of het afgewerkte bouwterrein; verticale diepte van een gebouw: de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de onderzijde van de begane grondvloer tot de onderzijde van de vloer van de onderbouw/kelder (dus exclusief fundering of heipalen).
23
Artikel 0.5 I
Regel ter algemene bescherming van het plan
Anti-dubbeltelbepaling (conform artikel 3.2.4 Bro)
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. II Overige toepassingsbepalingen 1 Wat betreft artikel 9, lid 2 (uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening) van de Woningwet, zoals geldend op het tijdstip van de terinzage-legging van het ontwerpplan, blijven de voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard voor dit plan buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: - de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige regels; - bereikbaarheid gebouwen voor wegverkeer; - bereikbaarheid voor gebouwen voor gehandicapten; - parkeergelegenheid; - ruimte tussen bouwwerken; - invloed van de omgeving op een bouwwerk. 2 Een bestaande legale woning binnen het bestemmingsvlak ten behoeve van een (detail)bestemming anders dan ‘Wonen’ wordt/blijft aangemerkt als bedrijfswoning bij het bedrijf of de functie conform de betreffende (detail)bestemming anders dan ‘Wonen’.
24
Artikel 0.6 I
Algemene bouwregel
Bestaande maatvoering bouwwerken
a In die gevallen dat de bebouwing, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan, afwijkt van de daarop van toepassing zijnde bouwregels, volgens hoofdstuk 1 of 2, maar wel past binnen de grenzen van daarop tevens van toepassing zijnde ontheffingen, volgens hoofdstuk 3 (artikel 3.2 onder 3.2.0 t/m 3.2.21.B), geldt dat de bebouwing ook op die afwijkende punten aan het plan voldoet. b In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, horizontale dan wel verticale diepte, inhoudsmaat, oppervlaktemaat, afstand tot de perceelsgrens en/of de afstand tot enige op de plankaart of in de regels aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 1 en 2 respectievelijk de ontheffingen in hoofdstuk 3 (artikel 3.2 onder 3.2.0 t/m 3.2.21.B), van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, horizontale dan wel verticale diepte, inhoudmaat, oppervlaktemaat, afstand tot de perceelsgrens en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan. c Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in de bouwregels binnen de verschillende bestemmingen indien het een voortzetting betreft van een onder b genoemde bestaande afwijking. II Ondergronds bouwen a Op plaatsen waar bovengronds gebouwd mag worden op basis van de bouwregels van de bestemmingen in dit bestemmingsplan mag ook ondergronds gebouwd worden. b De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen maximaal 3,5 m bedragen. III Bebouwingsgrenzen De op de plankaart (1 of 2) aangegeven bebouwingsgrenzen (langs de ‘hoofdverkeerswegen’ A73 en A 77) mogen naar de wegzijde van die ‘hoofdverkeerswegen’ niet worden overschreden door nieuw op te richten bebouwing behoudens: - kleine/lage bebouwing, met een oppervlakte van niet meer dan 10 m² en een hoogte van niet meer dan 1,5 m; - andere overschrijdingen die volgens deze regels zijn toegestaan.
25
Artikel 0.7
Algemene gebruiksregel
1 Bestaand gebruik ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, dat in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijvingen volgens hoofdstuk 1 of 2, of past binnen de grenzen van de ontheffingen volgens hoofdstuk 3 (artikel 3.2 onder 3.2.0 t/m 3.2.20), wordt geacht aan het plan te voldoen en mag als zodanig worden voortgezet. 2 Onder strijdig gebruik als bedoeld in Artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in dit plan in ieder geval ook verstaan: a het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning voor bewoning, als zelfstandige woning of bedrijfswoning, als afhankelijke woonruimte of voor tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers; b het gebruik van chalets, stacaravans, trekkershutten, trekkerstenten of kampeermiddelen voor bewoning; c het gebruik van gronden voor kamperen of andere vormen van verblijfsrecreatie, tenzij daarvoor op basis van de bestemming expliciet (mede)bestemd; d het gebruik van bebouwing en gronden voor bedrijfsmatige uitoefening van detailhandel, horeca, dienstverlening, ambachtelijke bedrijvigheid, industriële bedrijvigheid, escortbedrijven en/of seksinrichtingen, behoudens voor zover dat rechtstreeks verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik. e Een uitzondering op het bepaalde onder 2.d vormt de uitoefening van aan huis gebonden/verbonden beroep uitsluitend in een woning of bedrijfswoning, mits: 1 de hoofdfunctie als zodanig aanwezig blijft en de woning of bedrijfswoning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit; 2 de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van de woning of bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen op het bouwperceel en dat tot een maximum van 60 m²; 3 er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep; 4 eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; 5 het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand. 3 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van: a het bepaalde in lid 2 onder a en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een (bedrijfs)woning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits: 1 aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw of aangebouwd bijgebouw ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort; 2 bewoning van een (vrijstaand) bijgebouw noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; 3 er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven en rekening wordt gehouden met de milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid);
26
Artikel 0.7 Algemene gebruiksregel
4 de afhankelijke woonruimte binnen de maatvoeringen voor bijgebouwen bij de betreffende bestemming wordt ingepast, met een maximale oppervlakte van 80 m²; 5 de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bestaand bijgebouw dat op maximaal 20 meter afstand is gelegen van de achtergevel van het hoofdgebouw; afwijking is slechts mogelijk indien er op het erf en achter de voorgevel van het hoofdgebouw sprake is van reeds aanwezige bijgebouwen die zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kunnen worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg; in het geval sprake is van nieuwbouw mag de afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 10 meter; 6 burgemeester en wethouders trekken de ontheffing in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is; b het bepaalde in lid 2 onder d voor het uitoefenen van een aan huis gebonden/verbonden beroep, in een bijgebouw bij de woning of bedrijfswoning, of een aan huis gebonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits: 1 de hoofdfunctie als zodanig aanwezig blijft en de woning of bedrijfswoning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit; 2 de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van de woning of bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen op het bouwperceel en dat tot een 2 maximum van 60 m , in het geval van een aan huis gebonden/ verbonden beroep; 3 de omvang van het bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 60 m² in het geval van een aan huis gebonden bedrijf; 4 in het geval van een aan huis gebonden bedrijf de bedrijvigheid valt onder categorie 1 of 2, zoals aangegeven in de tot de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1) of naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de categorieën 1 of 2; 5 er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep of bedrijf; 6 eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; 7 het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning. 8 er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en in de omgeving gelegen (agrarische) bedrijven, waarbij wat betreft mogelijke hinder of overlast voor gevoelige functies en/of belemmeringen voor ontwikkelingsmogelijkheden van de (agrarische) bedrijven rekening dient te worden gehouden met de milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid).
27
Artikel 0.8
Overgangsrecht
I Overgangsrecht bouwwerken a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%. c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. II Overgangsrecht gebruik a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. III Aanlegvergunningplichtige werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden Werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die afwijken van het plan en die in uitvoering zijn op het tijdstip dat het plan rechtskracht verkrijgt, of die nog kunnen worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip verleende of aangevraagde vergunning, mogen worden voltooid.
28
HOOFDSTUK 1 GEBIEDSBESTEMMINGEN, PLANKAART 1
29
30
Artikel 1.1
GHS-bos- en natuurgebied
A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De op de plankaart (1) voor ‘GHS-bos- en natuurgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: 1 behoud, herstel en/of ontwikkeling van bestaand bos en natuurgebied; 2 behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden in het algemeen en in het bijzonder van de volgende op de plankaart aangeduide landschappelijke waarden, vanwege hun abiotisch, cultuurhistorisch en/of visueel-ruimtelijk belang: - ‘h: hydrologisch waardevol’ (natte natuurparel met beschermingszone); - ‘a: aardkundig waardevol’; - ‘cm: maasheggengebied’; 3 behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder van de volgende op de plankaart aangeduide natuurwaarden, als biotoop voor de betreffende soort(groepen): - ‘P: planten en plantengemeenschappen’; - ‘M: moerasvogels’; - ‘A: amfibieën’; - ‘S: struweelvogels’; - ‘D: dassen’; 4 medegebruik als onverhard parkeerterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ op de plankaart; 5 medegebruik ten behoeve van een uitkijktoren uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘uitkijktoren’ op de plankaart; 6 instandhouding van bestaande paden, wegen en dijken; 7 water en waterhuishoudkundige voorzieningen; 8 dagrecreatief medegebruik 1; 9 verblijfsrecreatie ten behoeve van een kampeerterrein voor natuurkamperen of groepskamperen (na ontheffing zoals genoemd in lid F/artikel 3.2 onder 3.2.3; en tevens voor: 10 instandhouding en/of bescherming van de archeologische waarden, voor zover tevens bestemd tot ‘Archeologisch waardevol gebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.9 eveneens van toepassing is, of voor zover tevens bestemd tot ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.10 eveneens van toepassing is; 11 afvoer en berging van het water van rivier de Maas, voor zover tevens bestemd tot ‘Rivierbed’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.11 eveneens van toepassing is; 12 aanleg, instandhouding en bescherming van hoofdtransportleidingen, voor zover bestemd tot ‘Hoofdtransportleidingen’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.12 eveneens van toepassing is; 13 bescherming van bodem- en (grond)waterkwaliteit, voor zover bestemd tot ‘Grondwaterbeschermingsgebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.13 eveneens van toepassing is; 14 aanleg, instandhouding en bescherming van voorzieningen voor de directe en indirect kering van het water van rivier de Maas, voor zover bestemd tot ‘Waterkering’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.14 eveneens van toepassing is.
31
Artikel 1.1 GHS-bos- en natuurgebied
B BOUWREGELS Op of in de gronden binnen deze bestemming mag, behoudens ontheffingen zoals aangegeven in lid F, uitsluitend gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding ‘uitkijktoren’ ten behoeve van 1 uitkijktoren met inachtneming van de volgende regels: a oppervlakte niet meer dan niet meer dan 100 m²; b de hoogte niet meer dan 28 m; C SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS Zie Algemene gebruiksregel, artikel 0.7. D AANLEGVERGUNNING Zie Aanlegvergunning voor gebiedsbestemmingen (plankaart 1), artikel 1.8. E NADERE EISEN Niet van toepassing. F ONTHEFFINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling verwezen wordt naar artikel 3.2 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.2.1 Algemeen; 3.2.2 Kleine bouwwerken of gebouwen; 3.2.3 Natuurkamperen en groepskamperen. G WIJZIGINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling verwezen wordt naar artikel 3.3 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.3.2 Beekherstel en aanleg EVZ; 3.3.3 Aanleg landschapselementen; 3.3.12 Nuts- en telecommunicatievoorzieningen.
32
Artikel 1.2
GHS-agrarisch gebied met natuurwaarden
A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De op de plankaart (1) voor ‘GHS-agrarisch gebied met natuurwaarden’ (GHS-bn) aangewezen gronden zijn bestemd voor: 1 agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen, voor zover geen permanente teeltondersteunende voorzieningen zijnde; 2 behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden in het algemeen en in het bijzonder van de volgende op de plankaart aangeduide landschappelijke waarden, vanwege hun abiotisch, cultuurhistorisch en/of visueel-ruimtelijk belang: - ‘h: hydrologisch waardevol’ (natte natuurparel met beschermingszone); - ‘a: aardkundig waardevol’; - ‘cm: maasheggengebied’; - ‘ca: akker’; - ‘o: openheid’; 3 behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder van de volgende op de plankaart aangeduide natuurwaarden, als biotoop voor de betreffende soort(groepen): - ‘P: planten en plantengemeenschappen’; - ‘M: moerasvogels’; - ‘A: amfibieën’; - ‘S: struweelvogels’; - ‘D: dassen’; 4 instandhouding van bestaande paden en wegen; 5 water en waterhuishoudkundige voorzieningen; 6 dagrecreatief medegebruik 1; en tevens voor: 7 instandhouding en/of bescherming van de archeologische waarden, voor zover tevens bestemd tot ‘Archeologisch waardevol gebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.9 eveneens van toepassing is, of voor zover tevens bestemd tot ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.10 eveneens van toepassing is; 8 afvoer en berging het water van rivier de Maas, voor zover tevens bestemd tot ‘Rivierbed’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.11 eveneens van toepassing is; 9 aanleg, instandhouding en bescherming van hoofdtransportleidingen, voor zover tevens bestemd tot ‘Hoofdtransportleidingen’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.12 eveneens van toepassing is; 10 bescherming van bodem- en (grond)waterkwaliteit, voor zover tevens bestemd tot ‘Grondwaterbeschermingsgebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.13 eveneens van toepassing is; 11 aanleg, instandhouding en bescherming van voorzieningen voor de directe en indirect kering van het water van rivier de Maas, voor zover tevens bestemd tot ‘Waterkering’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.14 eveneens van toepassing is.
33
Artikel 1.2 GHS-agrarisch gebied met natuurwaarden
B BOUWREGELS Op of in de gronden binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd, behoudens ontheffingen zoals aangegeven in lid F. C SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS Zie Algemene gebruiksregel, artikel 0.7. In aanvulling op het bepaalde in artikel 0.7 onder 2 wordt onder strijdig gebruik tevens verstaan: - het beplanten van gronden met opgaand houtgewas, in verband met boom- of vaste plantenteelt, andere tuinbouw of (agrarische) houtteelt, tenzij het reeds bestaand gebruik als zodanig betreft; - het aanbrengen van tijdelijke of overige teeltondersteunende voorzieningen op gronden met de volgende op de plankaart (1) aangeduide waarden: ‘cm: maasheggengebied’, ‘P: planten en plantengemeenschappen’, ‘M: moerasvogels’ of ‘A: amfibieën’; D AANLEGVERGUNNING Zie Aanlegvergunning voor gebiedsbestemmingen (plankaart 1), artikel 1.8. E NADERE EISEN Niet van toepassing. F ONTHEFFINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling verwezen wordt naar artikel 3.2 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.2.1 Algemeen; 3.2.2 Kleine bouwwerken of gebouwen; 3.2.4 Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen. G WIJZIGINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling verwezen wordt naar artikel 3.3 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.3.1 Nieuw bos- of natuurgebied; 3.3.2 Beekherstel en aanleg EVZ; 3.3.3 Aanleg landschapselementen; 3.3.6 Uitbreiding agrarische bouwblokken; 3.3.12 Nuts- en telecommunicatievoorziening; 3.3.13 Uitbreiding Maatschappelijke doeleinden en Nutsdoeleinden.
34
Artikel 1.3
AHS-agrarisch gebied met natuurwaarden
A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De op de plankaart (1) voor ‘AHS-agrarisch gebied met natuurwaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: 1 agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen, voor zover geen permanente teeltondersteunende voorzieningen zijnde; 2 behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden in het algemeen en in het bijzonder van de volgende op de plankaart aangeduide landschappelijke waarden, vanwege hun abiotisch, cultuurhistorisch en/of visueel-ruimtelijk belang: - ‘h: hydrologisch waardevol’(natte natuurparel met beschermingszone); - ‘a: aardkundig waardevol’; - ‘cm: maasheggengebied’; - ‘ca: akker’; - ‘o: openheid’; 3 behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder de volgende op de plankaart aangeduide natuurwaarden, als biotoop voor de betreffende soort(groepen: - ‘D: dassen’; 4 medegebruik als hondenuitlaatplaats uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘hondenuitlaatplaats’ op de plankaart (1); 5 mede gebruik ten behoeve van een veldschuur uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘veldschuur’ op de plankaart (1); 6 instandhouding van bestaande paden en wegen; 7 water en waterhuishoudkundige voorzieningen; 8 dagrecreatief medegebruik 1; 9 verblijfsrecreatie ten behoeve van kleinschalig kamperen (na ontheffing zoals neergelegd in lid F/artikel 3.2 onder 3.2.6; en tevens voor: 10 instandhouding en/of bescherming van de archeologische waarden, voor zover tevens bestemd tot ‘Archeologisch waardevol gebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.9 eveneens van toepassing is, of voor zover tevens bestemd tot ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.10 eveneens van toepassing is; 11 afvoer en berging het water van rivier de Maas, voor zover tevens bestemd tot ‘Rivierbed’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.11 eveneens van toepassing is; 12 aanleg, instandhouding en bescherming van hoofdtransportleidingen, voor zover tevens bestemd tot ‘Hoofdtransportleidingen’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.12 eveneens van toepassing is; 13 bescherming van bodem- en (grond)waterkwaliteit, voor zover tevens bestemd tot ‘Grondwaterbeschermingsgebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.13 eveneens van toepassing is; 14 aanleg, instandhouding en bescherming van voorzieningen voor de directe en indirect kering van het water van rivier de Maas, voor zover tevens bestemd tot ‘Waterkering’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.14 eveneens van toepassing is.
35
Artikel 1.3 AHS-agrarisch gebied met natuurwaarden
B BOUWREGELS Op of in de gronden binnen deze bestemming mag, behoudens ontheffingen zoals aangegeven in lid F, uitsluitend gebouwd worden ter plaatse van de volgende aanduidingen: 1 ter plaatse van de aanduiding ‘hondenuitlaatplaats’ ten behoeve van schuilgelegenheden voor mens en dier, in de vorm van kleine gebouwen en/of overkapping alsmede overwegend open terreinafrasteringen (geen muur of schutting zijnde), met inachtneming van de volgende regels: a maximaal 3 schuilgelegenheden, met een totaal bebouwd oppervlak van niet meer dan 80 m² en per bouwwerk niet meer dan 30 m²; b een goothoogte van niet meer dan 2,5 m; c een hoogte van niet meer dan 4 m; d hoogte van terreinafscheidingen niet meer dan 2 m; 2 ter plaatse van de aanduiding ‘veldschuur’ ten behoeve van 1 agrarische veldschuur met inachtneming van de volgende regels: 2 a oppervlakte niet meer dan 200 m ; b goothoogte niet meer dan 3 m; c een hoogte van niet meer dan 8 m. C SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS Zie Algemene gebruiksregel, artikel 0.7. In aanvulling op het bepaalde in artikel 0.7 onder 2 wordt onder strijdig gebruik tevens verstaan: - het beplanten van gronden met opgaand houtgewas, in verband met boom- of vaste plantenteelt, andere tuinbouw of (agrarische) houtteelt, tenzij het reeds bestaand gebruik als zodanig betreft. D AANLEGVERGUNNING Zie Aanlegvergunning voor gebiedsbestemmingen (plankaart 1), artikel 1.8. E NADERE EISEN Niet van toepassing. F ONTHEFFINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling verwezen wordt naar artikel 3.2 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.2.1 Algemeen; 3.2.2 Kleine bouwwerken of gebouwen; 3.2.4 Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen; 3.2.5 Dierenverblijven; 3.2.6.A Kleinschalig kamperen; 3.2.20 Dagrecreatief medegebruik 2.
36
Artikel 1.3 AHS-agrarisch gebied met natuurwaarden
G WIJZIGINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling verwezen wordt naar artikel 3.3 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.3.1 Nieuw bos- of natuurgebied; 3.3.2 Beekherstel en aanleg EVZ; 3.3.3 Aanleg landschapselementen; 3.3.6 Uitbreiding agrarische bouwblokken; 3.3.12 Nuts- en telecommunicatievoorziening.
37
Artikel 1.4
AHS-agrarisch gebied
A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De op de plankaart (1) voor ‘AHS-agrarisch gebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: 1 agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen, voor zover geen permanente teeltondersteunende voorzieningen zijnde; 2 behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden in het algemeen en in het bijzonder de volgende op de plankaart aangeduide landschappelijke waarden, vanwege hun abiotisch, cultuurhistorisch en/of visueel-ruimtelijk belang: - ‘h: hydrologisch waardevol’ (natte natuurparel met beschermingszone); - ‘ca: akker’; - ‘o: visueel-ruimtelijk waardevol; openheid’; 3 instandhouding van bestaande paden en wegen; 4 water en waterhuishoudkundige voorzieningen; 5 dagrecreatief medegebruik 1; 6 kleinschalig kamperen, direct aansluitend op ‘agrarische bedrijven’ of ‘paardenhouderijen’ (na ontheffing zoals genoemd en vervat in lid F/artikel 3.2 onder 3.2.6); en tevens voor: 7 instandhouding en/of bescherming van de archeologische waarden, voor zover tevens bestemd tot ‘Archeologisch waardevol gebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.9 eveneens van toepassing is, of voor zover tevens bestemd tot ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.10 eveneens van toepassing is; 8 aanleg, instandhouding en bescherming van hoofdtransportleidingen, voor zover bestemd tot ‘Hoofdtransportleidingen’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.12 eveneens van toepassing is; 9 bescherming van bodem- en (grond)waterkwaliteit, voor zover bestemd tot ‘Grondwaterbeschermingsgebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.13 eveneens van toepassing is; 10 aanleg, instandhouding en bescherming van voorzieningen voor de directe en indirect kering van het water van rivier de Maas, voor zover bestemd tot ‘Waterkering’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.14 eveneens van toepassing is. B BOUWREGELS Op of in de gronden binnen deze bestemming mag, behoudens ontheffing zoals aangegeven in lid F, uitsluitend worden bebouwd met: 1 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van niet meer dan 1,5 m; 2 overige teeltondersteunende voorzieningen, waaronder boomteelthekken, met een hoogte van niet meer dan 1,5 m. C SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS Zie Algemene gebruiksregel, artikel 0.7.
38
Artikel 1.4 AHS-agrarisch gebied
D AANLEGVERGUNNING Zie Aanlegvergunning voor gebiedsbestemmingen (plankaart 1), artikel 1.8. E NADERE EISEN Niet van toepassing. F ONTHEFFINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling verwezen wordt naar artikel 3.2 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.2.1 Algemeen; 3.2.2 Kleine bouwwerken of gebouwen; 3.2.4 Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen, > 1,5 m; 3.2.5 Dierenverblijven; 3.2.6.A Kleinschalig kamperen; 3.2.20 Dagrecreatief medegebruik 2. G WIJZIGINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling verwezen wordt naar artikel 3.3 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.3.1 Nieuw bos- of natuurgebied; 3.3.2 Beekherstel en aanleg EVZ; 3.3.3 Aanleg landschapselementen; 3.3.6 Uitbreiding agrarische bouwblokken; 3.3.8 Nieuwvestiging intensieve veehouderijen of boom-/vaste plantenbedrijven; 3.3.12 Nuts- en telecommunicatievoorziening.
39
Artikel 1.5
Waterwingebied
A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De op de plankaart (1) voor ‘Waterwingebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: 1 een waterwingebied, ten behoeve van onttrekking van grondwater voor de openbare drinkwatervoorziening, met bijbehorende voorzieningen bedrijfswoningen uitgezonderd; 2 bosbouwkundige doeleinden, met behoud van bos en groeiplaats en daaraan te onderkennen algemene natuur- en landschapswaarden, voor zover daardoor geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de uitoefening van de waterwinning en in het bijzonder de volgende op de plankaart aangeduide natuurwaarden en landschappelijke waarden: - ‘D: dassen’; en tevens voor: 3 instandhouding en/of bescherming van de archeologische waarden, voor zover tevens bestemd tot ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.10 eveneens van toepassing is; 4 de aanleg, de instandhouding en bescherming van hoofdtransportleidingen, voor zover tevens bestemd tot ‘Hoofdtransportleidingen’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.12 eveneens van toepassing is. B BOUWREGELS Voor het bouwen binnen deze bestemming gelden de navolgende regels: 1 Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, uitgezonderd terreinafscheidingen: a De afstand van bouwwerken, anders dan terreinafscheidingen, tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m. b Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de op de plankaart nader aangeduide bouwvlakken, waarbij de bebouwde oppervlakte binnen het op de plankaart aangeduide bouwvlak I niet meer mag bedragen dan 525 m² en binnen het op de plankaart aangeduide bouwvlak II niet meer dan 905 m². c De goothoogte mag niet meer bedragen dan 10 m. d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m. 2 Voor het bouwen van terreinafscheidingen: - De hoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m. C SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS Zie Algemene gebruiksregel, artikel 0.7. D AANLEGVERGUNNING Zie Aanlegvergunning voor gebiedsbestemmingen (plankaart 1), artikel 1.8.
40
Artikel 1.5 Waterwingebied
E NADERE EISEN Zie Artikel 3.1 F ONTHEFFINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling verwezen wordt naar artikel 3.2 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.2.1 Algemeen G WIJZIGINGEN Niet van toepassing.
41
Artikel 1.6
Maatschappelijke doeleinden of nutsdoeleinden
A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De op de plankaart (1) voor ‘Maatschappelijke doeleinden of nutsdoeleinden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: 1 binnen het nader aangeduide bestemmingsvlak 1: een gevangenis/penitentiaire inrichting (‘de Maashegge’) met bijbehorende voorzieningen, voor zover geen (bedrijfs)woningen zijnde; 2 binnen het nader aangeduide bestemmingsvlak 2: een begraafplaats met bijbehorende voorzieningen, waarbij ook parkeerruimte, en voor zover geen (bedrijfs)woning zijnde; 3 binnen het nader aangeduide bestemmingsvlak 3: een hoogspannings(koppel)station voor het transporten, verdelen en transformeren van elektrische energie met bijbehorende voorzieningen, voor zover geen (bedrijfs)woning zijnde; dit is tevens een gezoneerd bedrijf in het kader van de Wet geluidhinder met een geluidcontour (zie plankaart 3); en tevens voor: 4 instandhouding en/of bescherming van de archeologische waarden voor zover tevens bestemd tot ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.10 eveneens van toepassing is; 5 de bescherming van bodem- en (grond)waterkwaliteit, voor zover bestemd tot ‘Grondwaterbeschermingsgebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.13 eveneens van toepassing is. B BOUWREGELS Voor het bouwen binnen deze bestemming gelden de navolgende regels: 1 Voor het bouwen van gebouwen binnen het nader aangeduide bestemmingsvlak 1 : a De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 14.000 m². b De afstand van tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m. c De afstand tot de (detail)bestemming ‘wegen’ met de aanduiding ‘interlokale wegen, zoals aangewezen op plankaart 2 mag niet minder bedragen dan 15 m. d De goothoogte mag niet meer bedragen dan 15 m. e De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 18 m. 2 Voor het bouwen van gebouwen binnen het nader aangeduide bestemmingsvlak 2 : a De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m². b De afstand van tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m. c De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m. d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m. 3 Voor het bouwen van gebouwen binnen het nader aangeduide bestemmingsvlak 3 : a De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 2.000 m².
42
Artikel 1.6 Maatschappelijke doeleinden of nutsdoeleinden
4
5 6
7
b De afstand van tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m. c De goothoogte mag niet meer bedragen dan 15 m. d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 17,5 m. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd terreinafscheidingen binnen het aangeduide bestemmingsvlak 1: a De bouwhoogte van zendmasten mag, niet meer bedragen dan 18 m. b De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd terreinafscheidingen binnen het aangeduide bestemmingsvlak 2: - De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd terreinafscheidingen, binnen het aangeduide bestemmingsvlak 3: a b De bouwhoogte van bliksemafleiders mag niet meer bedragen dan 25 m. c De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m. Voor het bouwen van terreinafscheidingen: a De hoogte mag binnen het aangeduide bestemmingsvlak 1 niet meer bedragen dan 5 m. b De hoogte mag binnen de aangeduide bestemmingsvlakken 2 en 3 niet meer bedragen dan 3 m.
C SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS Zie Algemene gebruiksregel, artikel 0.7. D AANLEGVERGUNNING Aanlegvergunning voor gebiedsbestemming: niet van toepassing. E NADERE EISEN Zie Artikel 3.1. F ONTHEFFINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling verwezen wordt naar artikel 3.2 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.2.1 Algemeen. G WIJZIGINGEN Niet van toepassing. De volgende onderdelen van artikel 3.3 maken een wijziging van een andere bestemming naar ‘Maatschappelijke doeleinden of nutsdoeleinden’ mogelijk: 3.3.13 Uitbreiding Maatschappelijke doeleinden of nutsdoeleinden.
43
Artikel 1.7
Hoofdinfrastructuur
A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De op de plankaart (1) voor ‘Hoofdinfrastructuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: 1 infrastructuur overeenkomstig de volgende op plankaart 1 aangeduide functies: a ‘hoofdvaarweg’: in de vorm van de rivier de Maas met: - primair waterstaatkundige doeleinden, in verband met de wateraanvoer, waterafvoer en waterberging van die rivier, met bijbehorende voorzieningen, waaronder een stuw- en sluizencomplex (Sambeek) ter plaatse van de nadere aanduiding ‘S, stuw- en sluizencomplex’, alsmede primair ecologische doeleinden, in verband met de rivier als begeleid natuurlijke eenheid; - secundair het medegebruik als vaarroute, met aanlegplaatsen en/of havens, voor scheep- en recreatievaart, met bijbehorende voorzieningen; - tevens behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden van met name de oevers, voor zover daarmee geen afbreuk wordt gedaan aan de primaire en secundaire functies; - medegebruik voor woondoeleinden in de vorm van een woonboot, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ’woonboot’ op de plankaart (1); b ‘hoofdverkeersweg’: in de vorm van een autosnelweg (A73 en A77) met 2 x 2 rijstroken met bijbehorende voorzieningen; c ‘spoorweg’: in de vorm van een enkel spoor met bijbehorende voorzieningen, en met behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden en natuurwaarden van met name de bermen met bermsloten voor zover daarmee geen afbreuk wordt gedaan aan voornoemde spoorwegfunctie; en tevens voor: 2 instandhouding en/of bescherming van de archeologische waarden voor zover tevens bestemd tot ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.10 eveneens van toepassing is; 3 aanleg, instandhouding en bescherming van hoofdtransportleidingen, voor zover bestemd tot ‘Hoofdtransportleidingen’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.12 eveneens van toepassing is; 4 bescherming van bodem- en (grond)waterkwaliteit, voor zover tevens bestemd tot ‘Grondwaterbeschermingsgebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.13 eveneens van toepassing is; 5 aanleg, instandhouding en bescherming van voorzieningen voor de directe en indirect kering van het water van rivier de Maas, voor zover tevens bestemd tot ‘Waterkering’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.14 eveneens van toepassing is.
44
Artikel 1.7 Hoofdinfrastructuur
B BOUWREGELS Voor het bouwen binnen deze bestemming gelden de navolgende regels: 1 Voor het bouwen van gebouwen, geen (bedrijfs)woningen zijnde, en bouwwerken geen gebouwen zijnde binnen de nadere aanduiding ‘S, stuw- en sluizencomplex’: a De hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 12,5 m. b De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 25 m. 2 Voor het elders bouwen van gebouwen geen (bedrijfs)woningen zijnde: a De oppervlakte mag per gebouw niet meer bedragen dan 50 m². b De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m. 3 Voor het elders bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde: a De hoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het auto- en scheepvaartverkeer mag niet meer bedragen dan 12 m. b De hoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag, uitsluitend binnen de functie ‘hoofdverkeerswegen’, niet meer bedragen dan 40 m. c De hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, uitgezonderd terreinafscheidingen, mag niet meer bedragen dan 10 m. d De hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m. C SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS Ter plaatse van de aanduiding ’woonboot’ op de plankaart mag niet meer dan één woonboot aangemeerd zijn, met dien verstande dat de oppervlakte van de woonboot niet meer mag bedragen dan 215 m² en de hoogte (boven de waterspiegel) niet meer dan 3,5 m. D AANLEGVERGUNNING Aanlegvergunning voor gebiedsbestemming: niet van toepassing. E NADERE EISEN Zie artikel 3.1. F ONTHEFFINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling verwezen wordt naar artikel 3.2 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.2.1 Algemeen. G WIJZIGINGEN Niet van toepassing.
45
Artikel 1.8 I
Aanlegvergunning voor gebiedsbestemmingen (plankaart 1), met aanvullende toetsingscriteria
AANLEGVERGUNNING
1 Vereiste van een aanlegvergunning - Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders, als bedoeld in artikel 3.16 e.v. Wet ruimtelijke ordening, de werken en werkzaamheden, volgens het overzicht en de uitzonderingen (lid I onder 3 en 4) van dit artikel, welke zijn aangeduid met ‘A’ (aanlegvergunning vereist) en ‘Ae’ (aanlegvergunning elementgebonden vereist), volgens het toepassingsschema (lid I onder 5) van dit artikel, binnen de betreffende gebiedsbestemmingen of onderdelen daarvan, uit te voeren, te doen of laten uitvoeren. - Indien een werk of werkzaamheid betrekking heeft op een gebied waarop meerdere aanduidingen van toepassing zijn, geldt de zwaarste regel wat betreft het vereiste van een aanlegvergunning, waarbij ‘A’ als zwaarder wordt aangemerkt dan ‘Ae’. - Overeenkomstig artikel 0.2 zijn aanlegvergunningen, zoals vervat in dit artikel, niet vereist op gronden die vallen binnen een detailbestemming volgens plankaart 2. 2 Verlening van een aanlegvergunning - Een aanlegvergunning, als bedoeld in lid I onder 1, kan uitsluitend worden verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, de in de (bestemmingsomschrijving van) de betreffende gebiedsbestemming erkende natuur- en/of landschapswaarden, gebruikswaarden (agrarisch, bosbouwkundig, natuurbehoud of anderszins) niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden tot herstel van genoemde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind. - Zo nodig kunnen voorwaarden aan de aanlegvergunning verbonden worden ter voorkoming of vermindering van de nadelige effecten van de voorgenomen werken of werkzaamheden (mitigatie) of ter compensatie van waarden die door de voorgenomen werken en werkzaamheden verloren zullen gaan. - Voor wat betreft de verdere afwegingsaspecten en beoordelingscriteria in dit verband wordt verwezen naar lid II van dit artikel. - Alvorens te beslissen omtrent een aanvraag om vergunning, als bedoeld in lid I onder 1, kan het advies ingewonnen van: - het Waterschap Aa en Maas en/of het provinciale Bureau Grondwater inzake waterhuishoudkundige aspecten met betrekking tot oppervlaktewater en/of grondwater; - een onafhankelijke adviseur dan wel een gemeentelijke adviescommissie die deskundig is op het (betreffende) vlak van: landbouw, bosbouw, landschap, ecologie en/of ruimtelijke ordening.
46
Artikel 1.8 Aanlegvergunning voor gebiedsbestemmingen (plankaart 1), met aanvullende toetsingscriteria
3 Overzicht van werken en werkzaamheden Bodem/water 1 Het verlagen, vergraven, ophogen, egaliseren, diepwoelen, diepploegen of het anderszins verzetten van grond voor zover dat, uitgezon3 derd bij steilranden, meer bedraagt dan 100 m of 0,6 m ten opzichte van het maaiveld. 2 Het aanleggen van ondergrondse leidingen of of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem voor zover die werken dieper dan 0,60 m onder maaiveld plaatsvinden. 3 Het dempen, graven, verdiepen, vergroten of herprofileren van waterlopen, sloten en greppels of het (anderszins) verlagen van de grondwaterstand, uitgezonderd legale grondwateronttrekkingen. 4 Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem. Beplanting/grondgebruik 5 Het vellen of rooien van bos. 6 Het verwijderen van landschapselementen (waaronder hagen). 7 Het aanleggen van landschapselementen. 8 a Het beplanten van gronden met niet hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas in verband met boom- of vaste plantenteelt of andere tuinbouw of als (agrarische) houtteelt. b Het beplanten van gronden met hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas in verband met boom- of vaste plantenteelt of andere tuinbouw of als (agrarische) houtteelt. Infrastructuur/voorzieningen 9 Het verwijderen van onverharde wegen of paden. 10 Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m². 11 Het aanbrengen van tijdelijke of overige teeltondersteunende voorzieningen, voor zover geen bouwwerken zijnde en voor zover niet hoger dan 1,5 m. 4 Uitzonderingen (ten opzichte van lid I.3) Van het vereiste van een aanlegvergunning, als bedoeld in lid I onder 1, zijn uitgezonderd werken en werkzaamheden zoals genoemd in lid I onder 3 die: - van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van de te beschermen natuur- en landschapswaarden, overeenkomstig (de bestemmingsomschrijving van) de betreffende bestemming; - behoren tot ter plaatse normaal onderhoud, beheer, gebruik of exploitatie overeenkomstig (de bestemmingsomschrijving van) de betreffende bestemming; - overeenkomstig een beheersplan op grond van artikel 14 van de Natuurbeschermingswet plaatsvinden; - zijn omschreven in lid I.3 onder 1 en 2, voor zover daarvoor op grond van de Ontgrondingenwet daarvoor een vergunning is vereist; - zijn omschreven in lid I.3 onder 3 voor zover daarvoor op grond van de Keur van het waterschap waaronder het plangebied valt een ontheffing of vergunning vereist is, waarbij de betreffende natuur- of landschapswaarden conform de aanduiding op de plankaart integraal worden meegewogen; - zijn omschreven in lid I.3 onder 2, 8a, 8b en 11 voor zover het betreft vervanging of voortzetting van dergelijke ter plaatse al bestaande leidingen, drainage, teelten of tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen; - zijn omschreven in lid I.3 onder 6 en 7, voor zover betrekking hebbend op erfbeplantingen of nieuw vrij groen; 47
Artikel 1.8 Aanlegvergunning voor gebiedsbestemmingen (plankaart 1), met aanvullende toetsingscriteria
-
zijn omschreven in lid I.3 onder 10 voor zover betrekking hebbend op veepaden op huiskavels van weidebedrijven tot maximaal 1.250 m².
5 Toepassingsschema aanlegvergunningen Bodem/Water
Werken/werkzaamheden
(zie lid I.3 en uitzonderingen lid I.4) ►
Beplanting/Grondgebruik
Infrastructuur/ Voorzieningen
1
2
3
4
5
6
7
8a
8b
9
10
11
A
A
A,k
A
A
A
+
--
--
A
A
--
+
+
A
A
Bestemmingen met aanduidingen (plankaart 1) ▼ ‘GHS-bos- en natuurgebied’ ‘GHS-agrarisch gebied met natuurwaarden’ ‘AHS-agrarisch gebied met natuurwaarden’ ‘AHS-agrarisch gebied’ met een of meer van onderstaande aanduidingen h
hydrologisch waardevol (natte natuurparel met beschermingszone)
A
A
A,k
A
0
A
+
+
a
aardkundig waardevol
A,k
0
A
+
+
A
+
0
A
+ +
+
A,k
--
--
A
A
--
A
A
cm maasheggengebied
Ae
Ae
ca akker
A
A
o
openheid
P
planten/ plantengemeenschappen
+
+
+ + A,k + + +
Ae
Ae
A,k
Ae
0
A
A
+
A
A
A
0
+
A
+
A
+
A
+ +
0
A
A
--
--
A
A
--
--
--
A
A
--
--
A
A
---
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A*)
0
0
+
A
0
M moerasvogels
A
A
A,k
A
0
A
A
amfibieën en reptielen
Ae
Ae
A,k
Ae
0
A
S
struweelvogels
Ae
Ae
A,k
Ae
0
A
D
dassen
A
A
A,k
A
0
A
+ + + +
A
A
A,k
A
A
A
+
‘Waterwingebied’ (buiten bebouwingsvlakken I en II)
Verklaring toepassingsschema: A = Aanlegvergunning vereist Ae = Aanlegvergunning elementgebonden vereist (= uitsluitend ter plaatse van en binnen 2 m ter weerszijden van landschapselementen, waterlopen, sloten, greppels en wegbermen A*) = Aanlegvergunning niet vereist binnen ‘AHS-agrarisch gebied met natuurwaarden’ indien dat binnen het teeltseizoen plaatsvindt voor minder dan 3 maanden en/of voor meer algemeen in het plangebied voorkomende teelten van asperges en aardbeien; -- = in principe niet toegestaan in verband met doeleinden/bestemming + = in principe toegestaan in principe niet van toepassing of ter plaatse voorkomend 0 = …k = naast aanlegvergunning kan ook nog een waterhuishoudkundige toets c.q. ontheffing of vergunning volgens de Keur van het waterschap vereist zijn;
48
Artikel 1.8 Aanlegvergunning voor gebiedsbestemmingen
II AANVULLENDE TOETSINGSCRITERIA BIJ DE AANLEGVERGUNNING De wijze waarop een in dit artikel onder I geregelde aanlegvergunning wordt getoetst kan in hoofdlijnen als volgt omschreven. 1 Landschappelijke en natuurwaarden op plankaart 1 De toetsing heeft betrekking op de mate waarin een werk/werkzaamheid inbreuk maakt op de bescherming van de bestaande natuur- en landschappelijke waarden in relatie tot de functie/het gebruik van de grond. Allereerst zijn daarbij een aantal algemene aspecten belangrijk, te weten: - de locatie van de geplande activiteit; - de omvang van de activiteit; - de aard van de activiteit; - het tijdvak waarin de activiteit wordt ondernomen; - de mogelijkheden tot herstel, mitigatie dan wel compensatie; - het maatschappelijk belang in relatie tot het economisch belang. Aanvullend op deze algemene aspecten wordt hieronder per bestemming en voorkomende natuur- en landschappelijke waarden (aanduiding) beschreven waarop de genoemde bescherming betrekking heeft. Belangrijk is dat wanneer verschillende natuur- en landschappelijke waarden in combinatie met elkaar voorkomen, bij de toetsing rekening dient te worden gehouden met alle voorkomende aspecten zoals hieronder beschreven. 2 Bestemmingen (algemeen) ‘GHS - BOS- EN NATUURGEBIED’ ‘GHS – AGRARISCH GEBIED MET NATUURWAARDEN’ De bescherming van de algemene gebiedskarakteristiek en potenties voor de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden (basisbescherming), door: - het behoud van het bodemprofiel en het aanwezige reliëf; - de bescherming van het hydrologisch systeem (kwantitatief en kwalitatief). Belangrijk zijn een hoge waterstand, een stabiel waterpeil, een goede waterkwaliteit en het voorkomen van (verdere) verdroging; - het behoud van een ongestoorde strooisellaag; - het behoud van structuurrijke houtopstanden en droge en natte vegetaties en een gevarieerde inrichting; - het behoud van bestaande waterrijke plaatsen en gevarieerde oevers zoals poelen, vijvers, watergangen (ook ruige slootkanten) e.d.; - het tegengaan van verstoring door een te hoge recreatieve druk en het tegengaan van nieuwaanleg van wegen en het verharden of verwijderen van bestaande zandwegen. ‘AHS - AGRARISCH GEBIED MET NATUURWAARDEN’ ‘AHS – AGRARISCH GEBIED’ De bescherming van de algemene gebiedskarakteristiek door het tegengaan van een onevenredige uitbreiding van infrastructuur, verharding en voorzieningen met een meer permanent karakter.
49
Artikel 1.8 Aanlegvergunning voor gebiedsbestemmingen (plankaart 1), met aanvullende toetsingscriteria
3 Landschappelijke waarden Abiotisch ‘h hydrologisch waardevol’ (natte natuurparel met beschermingszone); De bescherming van het hydrologisch systeem (kwantitatief en kwalitatief) ten behoeve van de ter plaatse daarvan afhankelijke natuurwaarden en -potenties (= de natte natuurparel met beschermingszone). Belangrijk zijn een hoge waterstand, een stabiel waterpeil, een goede waterkwaliteit en het voorkomen van (verdere) verdroging. ‘a aardkundig waardevol’ Het behoud van het bodemprofiel (met uitzondering van de intensief bewerkte bouwvoor) en het aanwezige reliëf. Cultuurhistorisch ‘cm maasheggengebied’ Het behoud van het kleinschalige landschapspatroon en de aanwezige heggen en struwelen door het tegengaan van een aantasting van de cultuurhistorische verschijningsvorm van de maasheggen door landbouw met een ter plaatse niet-gebiedseigen verschijningsvorm en teeltwijze, met name nieuwe boom- en/of vasteplantenteelt. ‘ca akker’ Het behoud van de akkers met hun bijzondere combinatie van bodemopbouw, bol reliëf en de vaak nog aanwezige visuele openheid of soms een meer halfopen karakter (met een afwisseling tussen open landbouwpercelen en kleinere bosjes of landschapselementen). Aanbrengen van niet hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas of boom- en sierteelt en/of het aanbrengen van nietpermanente teeltondersteunende voorzieningen niet hoger dan 1,5 m worden in dit opzicht echter niet als een onaanvaardbare of onomkeerbare aantasting van deze waarden beschouwd. Visueel-ruimtelijk ‘o openheid’ Het behoud van het relatief open en/of grootschalige karakter van het (jongere) agrarische ontginningslandschap door het tegengaan van willekeurige landschappelijke beplanting en opgaand houtgewas. Aanbrengen van niet hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas of boom- en sierteelt en/of het aanbrengen van niet-permanente teeltondersteunende voorzieningen niet hoger dan 1,5 m worden in dit opzicht echter niet als een onaanvaardbare of onomkeerbare aantasting van deze waarden beschouwd. 4 Natuurwaarden ‘P planten en plantengemeenschappen’ De bescherming van de aanwezige bijzondere planten en plantengemeenschappen door: - het behoud van het vegetatiedek en een ongestoorde bodem in bos- en natuurgebieden en kleine landschapselementen; - het behoud van greppels, slootkanten en wegbermen, landschappelijke beplantingen en natuurelementen; - door het tegengaan van een hoge druk op de biotoopwaarde door intensieve hoogdynamische landbouw in de vorm van boom- en of vaste plantenteelt. 50
Artikel 1.8 Aanlegvergunning voor gebiedsbestemmingen
‘M moerasvogels’ De bescherming van de aanwezige populatie moerasvogels door: - het tegengaan van ingrepen die verstoring door een te hoge recreatieve druk tot gevolg hebben, zoals het aanleggen van wegen of het verharden of verwijderen van bestaande zandwegen; - het behoud van structuurrijke vegetaties zoals rietvelden, moerasbos, ruige slootkanten en greppels, landschappelijke beplantingen en natuurelementen; - door het tegengaan van een hoge druk op de biotoopwaarde door intensieve hoogdynamische landbouw in de vorm van boom- en of vaste plantenteelt. A amfibieën’ De bescherming van de aanwezige populatie amfibieën door: - het behoud van aanwezig reliëf, structuurrijke droge en natte vegetaties en een gevarieerde inrichting in bos- en natuurgebieden en landschapselementen; - het behoud van bestaande waterrijke plaatsen en gevarieerde oevers zoals poelen, vijvers, watergangen (ook ruige slootkanten), moerasjes e.d.; - het behoud van een ongestoorde strooisellaag; - het tegengaan van verstoring door een te hoge recreatieve druk en het tegengaan van aanleg van nieuwe wegen en het verharden of verwijderen van bestaande zandwegen; - door het tegengaan van een hoge druk op de biotoopwaarde door intensieve hoogdynamische landbouw in de vorm van boom- en of vaste plantenteelt. ‘S struweelvogels’ De bescherming van de aanwezige populatie struweelvogels door: - het behoud van kruidenrijke grasvegetaties (anders dan agrarisch cultuurgrasland) en structuurrijkdom van beplantingen; - het behoud van ruige wegbermen, overhoeken, slootkanten en greppels, landschappelijke beplantingen en natuurelementen; - het tegengaan van ingrepen die verstoring door een te hoge recreatieve druk tot gevolg hebben, zoals het aanleggen van wegen of het verharden of verwijderen van bestaande zandwegen; - het tegengaan van hoge druk door intensieve, hoogdynamische landbouw in de vorm van grote aaneengesloten arealen boom- en/of vaste plantenteelt. ‘D dassen’ De bescherming van de aanwezige populatie dassen door: - het behoud van bestaande dassenburchten, voldoende areaal foerageergebied en aanwezige landschappelijke beplantingen en natuurelementen; - het tegengaan van ingrepen die verstoring door een te hoge recreatieve druk tot gevolg hebben, zoals het aanleggen van wegen of het verharden of verwijderen van bestaande zandwegen.
51
Artikel 1.9
Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming)
A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De op de plankaart (1) voor ‘Archeologisch waardevol gebied’ (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voor zover het bestemmingsvlak nader is aangeduid als ‘Archeologisch rijksmonument’ zijn de gronden, op basis van de Monumentenwet 1988, door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangewezen als (archeologisch) rijksmonument. In die gevallen is sprake van een bescherming op grond van de daarvoor geldende wettelijke regels, en geldt onder andere dat: - het verboden is een beschermd monument te beschadigen of te vernielen; - het verboden is zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen, in enig opzicht te wijzigen, te herstellen of te (laten) gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht; - een vergunning in dit kader aangevraagd kan worden bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Indien er sprake is van een (archeologisch) rijksmonument blijven de navolgende regels ingevolge deze dubbelbestemming buiten toepassing. B1 BOUWREGELS Voor het bouwen binnen deze bestemming gelden de navolgende regels: 1 Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2 100 m en dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. 2 Indien uit het in sub 1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning: a de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b de verplichting tot het doen van opgravingen; c de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. 3 Indien uit het in sub 1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in sub 2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd. 52
Artikel 1.9 Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming)
B2 SLOOPVERGUNNING 1 In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een sloopvergunning op of in gronden bestemd tot ‘Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming)’. 2 Aan de sloopvergunning voor de gronden, als bedoeld in lid 1, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat de sloopwer2 ken met een oppervlakte groter dan 100 m en dieper dan 30 centimeter vanaf 30 centimeter boven het maaiveld en minder worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige. 3 Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning. C SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS Zie Algemene gebruiksregel, artikel 0.7. D AANLEGVERGUNNING 1 Het is verboden op of in de tot ‘Archeologisch waardevol gebied’ bestemde grond zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en Wethouders, als bedoeld in artikel 3.16 e.v. Wet ruimtelijke ordening, en ongeacht het bepaalde in de planregels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: 2 a het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 100 m of meer bedraagt; b het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere opper2 vlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m of meer bedraagt; c het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere 2 wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m of meer bedraagt; d het verlagen of het verhogen van het waterpeil; e het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende 2 constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken ten minste 1,25 meter bedraagt; f het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 2 100 m of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter; g het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwij2 derd, zulks indien de oppervlakte 100 m of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter; h het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 100 2 m of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter; 2 i het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 100 m of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter;
53
Artikel 1.9 Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming)
j
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter, waartoe ook wordt gerekend, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de opper2 vlakte 100 m of meer bedraagt. 2 Het in sub 1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen; b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. 3 De aanlegvergunning wordt verleend: a indien is gebleken dat de in sub 1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal b voor zover de in sub 1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden: - de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; - de verplichting tot het doen van opgravingen; of - de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. c De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. E NADERE EISEN Niet van toepassing. F ONTHEFFINGEN Niet van toepassing. G WIJZIGINGEN 1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan te wijzigen door: a de bestemming ‘Archeologisch waardevol gebied’, als bedoeld in lid A van dit artikel, geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of b aan gronden alsnog de bestemming ‘Archeologisch waardevol gebied’ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
54
Artikel 1.9 Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming)
2 Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging, als bedoeld in sub 1 van dit lid, is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
55
Artikel 1.10 Archeologisch onderzoeksgebied (dubbelbestemming) A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De op de plankaart (1) voor ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. B1 BOUWREGELS Voor het bouwen binnen deze bestemming gelden de navolgende regels: 1 Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemming(en) dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld, in de navolgende gevallen: 2 a voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m en dieper dan 50 centimeter op gronden aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied A’; 2 b voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 5.000 m en dieper dan 50 centimeter op gronden aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied B’. 2 Indien uit het in sub 1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning: a de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b de verplichting tot het doen van opgravingen; c de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. 3 Indien uit het in sub 1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in sub 2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd. B2 SLOOPVERGUNNING 1 In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een sloopvergunning op of in gronden bestemd tot ‘Archeologisch onderzoeksgebied (dubbelbestemming)’. 2 Aan de sloopvergunning voor de gronden, als bedoeld in lid 1, kunnen burgemeester en wethouders de regel verbinden dat sloopwerken worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, in de navolgende gevallen: 56
Artikel 1.10 Archeologisch onderzoeksgebied (dubbelbestemming)
2
a de sloopwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m en dieper dan 50 centimeter vanaf 30 centimeter boven het maaiveld en minder, op gronden aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied A’; 2 b de sloopwerken met een oppervlakte groter dan 5.000 m en dieper dan 50 centimeter vanaf 30 centimeter boven het maaiveld en minder, op gronden aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied B’. 3 Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning. C SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS Zie Algemene gebruiksregel, artikel 0.7. D AANLEGVERGUNNING 1 Het is verboden op of in de tot ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ bestemde grond zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en Wethouders, als bedoeld in artikel 3.16 e.v. Wet ruimtelijke ordening, en ongeacht het bepaalde in de planregels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en), de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten: a het ophogen van de bodem, zulks: 2 1 indien de oppervlakte meer bedraagt dan 2.500 m , op gronden aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied A’; 2 2 indien de oppervlakte meer bedraagt dan 5.000 m , op gronden aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied B’; b het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks: 2 1 indien de oppervlakte meer bedraagt dan 2.500 m , op gronden aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied A’; 2 2 indien de oppervlakte meer bedraagt dan 5.000 m , op gronden aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied B’; c het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks; 2 1 indien de oppervlakte meer bedraagt dan 2.500 m , op gronden aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied A’; 2 2 indien de oppervlakte meer bedraagt dan 5.000 m , op gronden aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied B’; d het verlagen of het verhogen van het waterpeil; e het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies waarbij de breedte van deze werken ten minste 1,25 meter bedraagt, zulks; 2 1 indien de oppervlakte meer bedraagt dan 2.500 m , op gronden aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied A’, 2 2 indien de oppervlakte meer bedraagt dan 5.000 m , op gronden aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied B’; f het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd als dat de bodem verstoort op een grotere diepte dan 50 centimeter, zulks:
57
Artikel 1.10 Archeologisch onderzoeksgebied (dubbelbestemming)
2
1 indien de oppervlakte meer bedraagt dan 2.500 m , op gronden aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied A’; 2 2 indien de oppervlakte meer bedraagt dan 5.000 m , op gronden aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied A’; g het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd als dat de bodem verstoort op een grotere diepte dan 50 centimeter, zulks: 2 1 indien de oppervlakte meer bedraagt dan 2.500 m , op gronden aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied A’; 2 indien de oppervlakte meer bedraagt dan 5.000, op gronden aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied B’; h het aanleggen van bos of boomgaard als dat de bodem verstoort op een grotere diepte dan 50 centimeter zulks; 2 1 indien de oppervlakte meer bedraagt dan 2.500 m op gronden aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied A’ 2 2 indien de oppervlakte meer bedraagt dan 5.000 m op gronden aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied B’; i het scheuren van grasland als dat de bodem verstoort op een grotere diepte dan 50 centimeter, zulks: 2 1 indien de oppervlakte meer bedraagt dan 2.500 m op gronden aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied A’; 2 2 indien de oppervlakte meer bedraagt dan 5.000 m in de gronden die zijn aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied B’; j het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks; 2 1 indien de oppervlakte meer bedraagt dan 2.500 m op gronden aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied A’; 2 2 indien de oppervlakte meer bedraagt dan 5.000 m op gronden aangeduid met ‘Archeologisch onderzoeksgebied B’; 2 Het in sub 1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen; b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. 3 De aanlegvergunning wordt verleend: a indien is gebleken dat de in sub 1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal. b Voor zover de in sub 1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden: - de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of - de verplichting tot het doen van opgravingen; of - de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. c De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. 58
Artikel 1.10 Archeologisch onderzoeksgebied (dubbelbestemming)
E NADERE EISEN Niet van toepassing. F ONTHEFFINGEN Niet van toepassing. G WIJZIGINGEN 1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan te wijzigen door: a de bestemming ‘Archeologisch onderzoeksgebied’, als bedoeld in lid A van dit artikel, geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of b aan gronden alsnog de bestemming ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft. 2 Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging, als bedoeld in sub 1 van dit lid, is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
59
Artikel 1.11 Rivierbed (dubbelbestemming) A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De op de plankaart (1) voor ‘Rivierbed’ aangegeven gronden zijn mede bestemd: 1 voor zover nader aangeduid op de plankaart (1) als ‘stroomvoerend rivierbed’: voor de afvoer en doorstroming van rivierwater van de Maas; 2 voor zover nader aangeduid op de plankaart (1) als ‘bergend rivierbed’: voor de berging van rivierwater van de Maas; Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Het rivierbed valt wat betreft bescherming tevens onder de Wet beheer rijkswaterstaatswerken. Op grond van die wet gelden een aantal verbodsregels. Voor zaken in strijd met die verbodsregels is een vergunning op grond van die wet vereist B BOUWREGELS B.1 Stroomvoerend winterbed 1 In of op de voor ‘rivierbed’ bestemde gronden met de aanduiding ‘stroomvoerend rivierbed’ mag uitsluitend ten behoeve van de in dit lid B.1 onder 2 genoemde riviergebonden activiteiten en de in lid B.1 onder 3 genoemde niet-riviergebonden activiteiten worden gebouwd, mits de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten. 2 De riviergebonden activiteiten zijn (ja, mits): a de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken; b de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart; c de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales; d de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier; e de aanleg of wijziging van scheepswerven; f de realisatie van natuur; g de uitbreiding van bestaande steenfabrieken; h de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden, of i de winning van oppervlaktedelfstoffen. 3 De niet-riviergebonden activiteiten betreffen (nee,tenzij): a een groot openbaar belang en de activiteit kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd; b een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd; c een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of d een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie. 4 De activiteiten genoemd onder lid B. 1 onder 2 en 3 moeten voldoen aan de volgende voorwaarden: a Er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft.
60
Artikel 1.11 Rivierbed (dubbelbestemming)
b Er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit. c Er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is. d De resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam worden gecompenseerd te worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn. e Specifiek voor het bepaalde in lid B.1 onder 3.d geldt dat de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen genomen worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn. 5 In afwijking van het bepaalde in lid B.1 onder 1 is een aantal kleine, tijdelijke of voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten toegestaan. Deze betreffen: a activiteiten als bedoeld in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken; b activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening; c een eenmalige uitbreiding van ten hoogste tien procent van de bestaande bebouwing; d overige activiteiten van, vanuit rivierkundig opzicht, ondergeschikt belang; e activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of –verruiming; f tijdelijke activiteiten; g een en ander mits voldaan wordt aan het bepaalde in lid B.1 onder 3. a tot en met c. 6 In alle onder lid B. 1 onder 3 tot en met 5 genoemde gevallen dient voor de afgifte van de bouwvergunning advies ingewonnen te worden van de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat. B.2 Bergend rivierbed 1 In of op de voor ‘rivierbed’ bestemde gronden met de aanduiding ‘bergend rivierbed’ wordt voor alle activiteiten toestemming verleend, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: a De andere aan deze gronden gegeven bestemmingen laten dit toe. b Er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft. c Er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit. d Er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is. e De resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam te worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn. f Alvorens de activiteit toe te laten wordt advies ingewonnen van de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat. C SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS Zie Algemene gebruiksregel, artikel 0.7.
61
Artikel 1.11 Rivierbed (dubbelbestemming)
D AANLEGVERGUNNING 1 Het is verboden op of in de tot ‘Rivierbed’ bestemde grond, zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en Wethouders, als bedoeld in artikel 3.16 e.v. Wet ruimtelijke ordening, en ongeacht het bepaalde in de planregels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a het verlagen, vergraven, ophogen, egaliseren, of het anderszins verzetten van grond; b het dempen, graven, verdiepen, vergroten of herprofileren van waterlopen, sloten en greppels of het (anderszins) verlagen van de grondwaterstand, uitgezonderd legale grondwateronttrekkingen; c het aanleggen van landschapselementen; d het beplanten van gronden met opgaand houtgewas in verband met boom- of vaste plantenteelt of andere tuinbouw of als (agrarische) houtteelt; e het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²; f het aanbrengen van tijdelijke, permanente of overige teeltondersteunende voorzieningen, voor zover geen bouwwerken zijnde. 2 Het onder 1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden: - die van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen belemmerring plaats vindt van de afvoer, doorstroming en berging van het rivierwater van de Maas volgens deze dubbelbestemming; - die behoren tot ter plaatse normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de tevens geldende overige bestemmingen. 3 Een aanlegvergunning, als bedoeld in onder 1, kan uitsluitend worden verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de afvoer, doorstroming en berging van het rivierwater van de Maas gewaarborgd is. 4 Zo nodig kunnen voorwaarden aan de aanlegvergunning verbonden worden ter voorkoming of vermindering van de nadelige effecten in voornoemd verband van de voorgenomen werken of werkzaamheden. 5 Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld onder 1 wordt vooraf schriftelijk advies ingewonnen van de hoofdingenieurdirecteur van Rijkswaterstaat. Naast een aanlegvergunning kan ook een vergunning vereist zijn volgens de Wet beheer rijkswaterstaatswerken E NADERE EISEN Niet van toepassing. F ONTHEFFINGEN Niet van toepassing.
62
Artikel 1.11 Rivierbed (dubbelbestemming)
G WIJZIGINGEN 1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de grenzen van deze dubbelbestemming te wijzigen dan wel de dubbelbestemming geheel op te heffen, uitsluitend naar aanleiding van en conform het Besluit Rijksrivieren en de kaartenatlas Beleidsregels grote rivieren, Staatscourant 12 juli 2006. 2 Indien toepassing wordt gegeven aan de in lid 1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid is afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
63
Artikel 1.12 Hoofdtransportleidingen (dubbelbestemming) A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De op de plankaart (1 en 2) voor ‘Hoofdtransportleidingen’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van de onderstaande boven- en ondergrondse hoofdtransportleidingen, zoals nader aangeduid op de plankaart, met het daarbij behorende type leiding en bestemmingsbreedte c.q. vrijwaringzone zoals hieronder weergegeven: Leiding H1: Hoogspanningslijn 380 kV (bovengronds) H2: Hoogspanningslijn 150 kV (bovengronds H3: Hoogspanningsleiding 150 KV (ondergronds) G: Gastransportleiding 40 bar (ondergronds) W: Watertransportleiding (ondergronds) R: Rioolpersleiding (ondergronds)
Bestemmingsbreedte in meters uit het hart van de leiding 36 m 25 m 5m 4m 3,5 m 5m
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Op basis daarvan zijn toegelaten: 1 groenvoorzieningen; 2 agrarische voorzieningen; 3 verkeersvoorzieningen. B BOUWREGELS In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in de in deze bestemming begrepen gronden niet worden bebouwd, met uitzondering van: 1 2 bouwwerken geen gebouwen zijnde, uitsluitend ten behoeve van de ter plaatse met H3, G, W en R op de plankaart aangeduide (ondergrondse) hoofdtransportleidingen zelf, tot een maximale bouwhoogte van 3 m. C SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS Zie Algemene gebruiksregel, artikel 0.7. In aanvulling op het bepaalde in artikel 0.7 onder 2 wordt onder strijdig gebruik tevens verstaan: - het opslaan van goederen, waaronder afvalstoffen.
64
1.12 Hoofdtransportleidingen (dubbelbestemming)
D AANLEGVERGUNNING 1 Het is verboden op of in de tot ‘Hoofdtransportleidingen’ (dubbelbestemming) (plankaart 1en 2) bestemde grond zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en Wethouders, als bedoeld in artikel 3.16 e.v. Wet ruimtelijke ordening, en ongeacht het bepaalde in de planregels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a Ter plaatse van ondergrondse hoogspannings-, gastransport-, watertransport- of rioolpersleidingen: - het uitvoeren van werken of werkzaamheden waardoor het maaiveldniveau wijzigt, zoals ontgrondingen, ontgravingen, egalisaties, e.d.; - het aanbrengen of uitbreiden dan wel het rooien van diepwortelende bomen en beplantingen en/of hoogopgaande beplantingen waaronder rietbeplanting; - het uitvoeren van grondroeractiviteiten anders dan normaal spit- en ploegwerk, zoals diepploegen, graven, aanbrengen/aanleggen van kabels, buizen, leidingen, rioleringen, drainage, waterlopen of het vergraven, verruimen, of dempen van bestaande waterlopen; - het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem; - het aanbrengen van gesloten verhardingen; - het aanleggen van opslagplaatsen en/of het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen. b Ter plaatse van bovengrondse hoogspanningslijnen: - het uitvoeren van werken of werkzaamheden waardoor het maaiveldniveau wijzigt, zoals ontgrondingen, ontgravingen, egalisaties, e.d.; - het beplanten van gronden met bos of hoger dan 1,5 m opgaand ander houtgewas. 2 Het onder 1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden: - die van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van bedrijfsveiligheid van de betreffende leidingen volgens deze dubbelbestemming; - die behoren tot ter plaatse normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de tevens geldende overige bestemmingen. 3 Een aanlegvergunning, als bedoeld in onder 1, kan uitsluitend worden verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, een veilige ligging en de continuïteit van de energie-, water- en afvalwatervoorziening gewaarborgd is. Zo nodig kunnen voorwaarden aan de aanlegvergunning verbonden worden ter voorkoming of vermindering van de nadelige effecten in dit verband van de voorgenomen werken of werkzaamheden. 4 Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld onder 1 wordt vooraf schriftelijk advies ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. E NADERE EISEN Niet van toepassing. 65
Artikel 1.12 Hoofdtransportleidingen (dubbelbestemming)
F ONTHEFFINGEN Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder B voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden. Hiervoor gelden de volgende regels: 1 Het behoud van een veilige ligging en een bedrijfszeker transport van de energie-, water- en afvalwatervoorziening en een afdoende beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving dienen te zijn gewaarborgd. 2 Burgemeester en wethouders dienen schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder. G WIJZIGINGEN Niet van toepassing.
66
Artikel 1.13 Grondwaterbeschermingsgebied (dubbelbestemming) A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De op de plankaart (1) voor ‘Grondwaterbeschermingsgebied’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve de grondwaterwinning voor drinkwater. Deze bestemming is gelijkwaardig ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Het grondwaterbeschermingsgebied valt wat betreft bescherming tevens onder de Provinciale Milieuverordening, in het bijzonder vanwege de (zeer kwetsbare) aard van deze grondwaterbescherming(25 jaarszone). Op grond van die verordening gelden een aantal verbodsregels. Voor zaken in strijdt met die verbodsregels is een ontheffing of vergunning op grond van die milieuverordening vereist. B BOUWREGELS In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in de in deze bestemming begrepen gronden geen bouwwerken worden gebouwd. C SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS Zie Algemene gebruiksregel, artikel 0.7. In aanvulling op het bepaalde in artikel 0.7 onder 2 wordt onder strijdig gebruik tevens verstaan: - het gebruik voor zover in strijd met de relevante regels van de Provinciale Milieuverordening in verband met dit (zeer kwetsbare) grondwaterbeschermingsgebied. D AANLEGVERGUNNING Niet van toepassing. E NADERE EISEN Niet van toepassing. F ONTHEFFINGEN Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder B. voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden. Hiervoor gelden de volgende regels: 1 De bouw en situering van de betreffende bebouwing mag geen onevenredige schade toebrengen aan de grondwaterwinning. 2 Burgemeester en wethouders dienen schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de beherende waterleidingmaatschappij. 67
1.13 Grondwaterbeschermingsgebied (dubbelbestemming)
G WIJZIGINGEN Niet van toepassing.
68
Artikel 1.14 Waterkering (dubbelbestemming) A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De op de plankaart (1) voor ‘Waterkering’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water van de rivier de Maas en diverse andere regionale beken of waterlopen, in de vorm van: 1 de eigenlijke waterkeringen (m.n. dijklichamen of kaden met bijbehorende voorzieningen); 2 de daarbij behorende (buiten)beschermingszones zoals eveneens opgenomen binnen deze dubbelbestemming (en die gelden tot in principe 50 m uit de teen van de eigenlijke waterkering, tenzij anders weergegeven). Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Op basis daarvan zijn toegelaten: 1 verhardingen; 2 groenvoorzieningen. Waterkeringen vallen tevens onder de Keur van het waterschap (Aa en Maas). Op grond van de Keur waterkeringen welke van toepassing is op zowel primaire, regionale als overige waterkeringen, geldt een beschermingszone van 50 m uit de teen van de waterkering, tenzij uit de legger anders blijkt. Binnen de beschermingszone gelden een aantal verbodsregels. Voor zaken in strijdt met die verbodsregels is een vergunning of ontheffing op grond van de Keur vereist. B BOUWREGELS In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, gelden voor het bouwen binnen deze bestemming de navolgende regels: 1 Voor het bouwen van gebouwen geldt, dat op of in deze gronden geen gebouwen mogen worden gebouwd. 2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de waterkering. b De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
C SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS Zie Algemene gebruiksregel, artikel 0.7.
69
1.14 Waterkering (dubbelbestemming)
D AANLEGVERGUNNING 1 Het is verboden op of in de tot ‘Waterkering’ bestemde grond, zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en Wethouders, als bedoeld in artikel 3.16 e.v. Wet ruimtelijke ordening, en ongeacht het bepaalde in de planregels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a het verlagen, vergraven, ophogen, egaliseren, diepwoelen, diepploegen of het anderszins verzetten van grond; b het aanleggen van nieuwe of vervangen van ondergrondse leidingen of drainage, of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem; c het dempen, graven, verdiepen, vergroten of herprofileren van waterlopen, sloten en greppels of het (anderszins) verlagen van de grondwaterstand, uitgezonderd legale grondwateronttrekkingen; d het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem; e het vellen of rooien van diep(er) wortelende opgaande beplanting; f het verwijderen van landschapselementen; g het aanleggen van landschapselementen; h het beplanten van gronden met opgaand houtgewas in verband met boom- of vaste plantenteelt of andere tuinbouw of als (agrarische) houtteelt; i het omzetten van grasland in bouwland; j het verwijderen van onverharde wegen of paden; k het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²; l het aanbrengen van tijdelijke, permanente of overige teeltondersteunende voorzieningen, voor zover geen bouwwerken zijnde. 2 Het onder 1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden: - die van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen belemmering plaats vindt van waterkerende functie en de daarvoor vereiste bescherming volgens deze dubbelbestemming; - die behoren tot ter plaatse normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de tevens geldende overige bestemmingen; - indien daarvoor op grond van de Keur van het waterschap een vergunning of ontheffing vereist is. 3 Een aanlegvergunning, als bedoeld in onder 1, kan uitsluitend worden verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de waterkerende functie en de daarvoor vereiste bescherming niet wordt aangetast is. Daarvan is in ieder geval sprake op die plaatsen waar de breedte van de waterkeringen met (buiten)beschermingszone volgens de geldende keur van het waterschap (Aa en Maas) vooralsnog minder bedraagt dan de breedte van de onderhavige dubbelbestemming ‘waterkeringen’, voor welke situaties dan ook geen advies van het waterschap (Aa en Maas) ingewonnen behoefd te worden. 4 Zo nodig kunnen voorwaarden aan de aanlegvergunning verbonden worden ter voorkoming of vermindering van de nadelige effecten in voornoemd verband van de voorgenomen werken of werkzaamheden. 5 Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld onder 1 wordt vooraf schriftelijk advies ingewonnen van het waterschap (Aa en Maas). 70
1.14 Waterkering (dubbelbestemming)
E NADERE EISEN Niet van toepassing. F ONTHEFFINGEN Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid B onder 1 voor het bouwen ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, met dien verstande dat: - geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van een veilige waterkering en daartoe wordt vooraf advies ingewonnen van het waterschap (Aa en Maas). G WIJZIGINGEN Niet van toepassing.
71
72
HOOFDSTUK 2 DETAILBESTEMMINGEN, PLANKAART 2
73
74
Artikel 2.1
Agrarische bedrijven
A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De op de plankaart (2) voor ‘agrarische bedrijven’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: 1 agrarische bedrijfsdoeleinden voor niet meer dan 1 agrarisch bedrijf per bestemmingsvlak/bouwblok waarbij, als bedrijfsvorm (al of niet met een combinatie van meerdere bedrijfstakken), is toegestaan: - op alle bouwblokken, een grondgebonden agrarisch(e) bedrijf(stak), met eventuele gebruikmaking van teeltondersteunende voorzieningen; - uitsluitend op bouwblokken met de aanduiding ‘IV’ (tevens) een intensieve veehouderij(tak); - uitsluitend op bouwblokken met de aanduiding ‘G’ (tevens) een glastuinbouwbedrijf(stak); - uitsluitend op bouwblokken met de aanduiding ‘O’, (tevens) een overig niet-grondgebonden agrarisch(e) bedrijf(stak); 2 in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt voor bestemmingsvlakken/bouwblokken die op de plankaart zijn aangeduid met een koppelteken dat niet meer dan 1 agrarisch bedrijf is toegestaan per gekoppeld bouwblok en dat voor beide gekoppelde bouwblokgedeelten gezamenlijk het bepaalde inzake deze bestemming van toepassing is; 3 niet-agrarische bedrijvigheid als neventak, in combinatie met een functionerend agrarisch bedrijf, uitsluitend indien het bouwblok nader is aangeduid met ‘nab(..)’(= niet agrarische bedrijvigheid toegestaan, met verwijzing naar het locatienummer) volgens lid H ‘Staat van niet-agrarische bedrijvigheid bij agrarische bedrijven’ van dit artikel en mits die bedrijvigheid plaatsvindt overeenkomstig de nadere omschrijving voor de betreffende locatie in die staat; 4 agrarische verbreding, uitsluitend voor zover het bedrijf gelegen is buiten een ‘Landbouwontwikkelingsgebied’ zoals aangeduid op plankaart 3, en verder met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden (ten opzichte het begrip volgens artikel 0.3): 4.1 De totale omvang van agrarische verbreding: niet meer dan 500 m² (bvo), exclusief de ruimte voor statische opslag (zie onder 4.7), en bovendien nooit meer dan 50% van de aanwezige bedrijfsgebouwen. 4.2 Verblijfsruimten voor zorgverlening buiten de bedrijfswoning zijn niet toegestaan, behoudens ontheffing (conform artikel 3.2 onder 3.2.17). 4.3 Verblijfsruimten voor kleinschalige verblijfsrecreatie buiten de bedrijfswoning zijn niet toegestaan, behoudens ontheffing (conform artikel 3.2 onder 3.2.19.A). 4.4 Agrarische verkoop in het klein: niet meer dan 100 m² (vvo) ), behoudens ontheffing (conform artikel 3.2 onder 3.2.16). 4.5 Kleinschalig kamperen op een kampeerterrein met maximaal 15 mobiele toeristische kampeermiddelen, behoudens ontheffing (conform artikel 3.2 onder 3.2.6.C). 4.6 Ondersteunde daghoreca of ondersteunende horeca uitsluitend in verband met kleinschalige verblijfsrecreatie of kleinschalig kamperen buiten de bedrijfswoning is niet toegestaan, behoudens ontheffing (conform artikel 3.2 onder 3.2.9.D). 4.7 Statische binnenopslag: niet meer dan 1.000 m² (bvo) of, indien het bedrijf is gelegen binnen een ‘Nader aangewezen bebouwingsconcentratie’ zoals aangeduid op plankaart 3, niet meer dan 2.000 m² (bvo) en bovendien nooit meer dan 50% van de aanwezige bedrijfsgebouwen.
75
Artikel 2.1 Agrarische bedrijven
5 niet-zelfstandige, aan het agrarisch bedrijf ter plaatse gekoppelde, mestbewerking, mestverwerking of biomassa(co)vergisting met gebruikmaking van overwegend product (mest, mestfractie of biomassa) van het eigen agrarische bedrijf, eventueel aangevuld met product van derden en waarbij in het geval van biomassa(co)vergisting de verwerkingscapaciteit niet meer mag bedragen dan 25.000 ton biomassa op jaarbasis, behoudens ontheffing (conform artikel 3.2. onder 3.2.21.A of B); 6 woondoeleinden, in de vorm van bedrijfswoningen, met aan huis verbonden beroep en aan huis verbonden kleinschalige verblijfsrecreatie, uitslui2 tend in de bedrijfswoning, tot een oppervlakte van maximaal 60 m en niet meer dan 10 verblijfsrecreatieve overnachtingsplaatsen (zoals enkele bed & breakfast- of pensionkamers); 7 erfbeplanting en landschappelijke beplanting ten behoeve van een goede inpassing en/of visueel afschermende functie naar het omliggende gebied; en tevens voor 8 instandhouding en/of bescherming van de archeologische waarden, voor zover tevens bestemd tot ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.9 eveneens van toepassing is; 9 het behoud en/of herstel van aanwezige cultuurhistorische waarden voor zover mede bestemd als ‘Cultuurhistorisch waardevolle elementen (dubbelbestemming)’ (zie artikel 2.9). B BOUWREGELS Voor het bouwen binnen deze bestemming gelden de navolgende regels, tenzij anders bepaald of voorgeschreven wordt op grond van: - de in lid H opgenomen ‘Staat van niet-agrarische bedrijvigheid bij agrarische bedrijven; - nadere aanduidingen bij het agrarische bouwblok op de plankaart (2); - nadere eisen of ontheffingen (zie lid E/artikel 3.1 en Lid F/artikel 3.2). 1 Voor het bouwen van bouwwerken in het algemeen gelden de volgende regels: a Bouwen ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijvigheid is altijd toegestaan. b Bouwen ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid voor: - een intensieve veehouderij(tak) is uitsluitend toegestaan op een bouwblok met de aanduiding ‘IV’ op de plankaart; - voor een glastuinbouwbedrijf(stak) is uitsluitend toegestaan op een bouwblok met de aanduiding ‘G’ op de plankaart; - voor een overige niet-grondgebonden bedrijf(stak) is uitsluitend toegestaan op een bouwblok met de aanduiding ‘O’ op de plankaart. c Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan. 2 Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken (geen gebouwen zijnde), met uitzondering van carports, terreinafscheidingen en antennes (zie onder 7), gelden de volgende regels: a hoogte: - voor silo’s en schoorstenen: niet meer dan 15 m; - voor het overige: niet meer dan 10 m; b goothoogte, met uitzondering van silo’s: niet meer dan 5 m; c afstand tot de perceelsgrens: niet minder dan 5 m; 76
Artikel 2.1 Agrarische bedrijven
d de afstand tot de grens van de bestemming ‘wegen’ ter plaatse van de weg waaraan wordt gebouwd: - langs ‘interlokale wegen’: niet minder dan 15 m; - langs overige wegen: niet minder dan 5 m; e bebouwd oppervlak van bedrijfsbebouwing, in de vorm van bedrijfsgebouwen en -overkappingen voor de niet-agrarische neventak: niet meer dan het maximum, zoals aangegeven voor het betreffende bouwblok met locatienummer in de van dit artikel deel uitmakende ‘Staat van nietagrarische bedrijvigheid bij agrarische bedrijven’, onder lid H. 3 Voor het bouwen van kassen, teeltondersteunende kassen en permanente of tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (voor zover bouwwerken zijnde) gelden, in aanvulling op de regels genoemd onder 2, tevens de volgende regels: a Indien het bestemmingsvlak nader is aangeduid met ‘G’ mogen kassen worden gebouwd waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 3 ha of, indien de bestaande oppervlakte daarvan reeds meer bedraagt, niet meer dan die bestaande oppervlakte. b Indien het bestemmingsvlak niet met ‘G’ is aangeduid mogen er, behoudens ontheffing (zie onder F) geen teeltondersteunende kassen worden gebouwd, tenzij het betreft (vervanging van) reeds bestaande teeltondersteunende kassen. c Voor permanente teeltondersteunende voorzieningen (geen teeltondersteunende kassen zijnde) of tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen geldt geen maximum oppervlakte binnen het bestemmingsvlak ‘agrarische bedrijven’. d De afstand van deze bouwwerken tot woningen van derden mag niet minder dan 25 m bedragen. 4 Voor het bouwen van gebouwen voor kleinschalig kamperen geldt, in aanvulling op de regels onder 2, tevens de volgende regel: a Er mag niet meer dan 50 m² aan sanitaire voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kamperen worden gebouwd. 5 Voor het bouwen ten behoeve van andere vormen van agrarische verbreding gelden de volgende regels: a Daarvoor mag niet nieuw gebouwd te worden en dient gebruik gemaakt te worden van (interne en/of vervangende) verbouwing van aanwezige bedrijfsbebouwing die niet meer voor de agrarische bedrijfsvoering gebruik wordt of benodigd is, tot een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 500 m². b In afwijking van het bepaalde onder a mag daarvoor wel nieuw worden gebouwd, tot een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 500 m², indien: - eenzelfde hoeveelheid overtollige, niet meer voor de aanwezige agrarische bedrijfsvoering functionele, bedrijfsbebouwing elders op het bouwblok gesloopt wordt; of - aantoonbaar sprake is van het niet aanwezig zijn van of het op korte termijn beschikbaar komen van dergelijke overtollige bedrijfsbebouwing. 6 Voor het bouwen van bedrijfswoningen, inclusief uitbouwen en aanbouwen, gelden de volgende regels: a Het aantal bedrijfswoningen per bestemmingsvlak: niet meer dan het bestaande aantal. b Situering: uitsluitend ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend.
77
Artikel 2.1 Agrarische bedrijven
3
c Inhoud: niet meer dan 750 m tenzij sprake is van de navolgende situaties: 3 - Indien de bestaande inhoud al meer bedraagt dan 750 m geldt die grotere inhoud als maximum. - Indien het een bedrijfswoning betreft in een bestaande boerderij, 3 waarvan de inhoud meer bedraagt dan 750 m , mag de bedrijfswoning worden uitgebreid tot het gehele bestaande boerderijgebouw, zonder verdere vergroting daarvan. d Hoogte: niet meer dan 10 m. e Goothoogte: niet meer dan 5,5 m. f Dakhelling: overwegend 35 – 55 graden, uitgezonderd uitbouwen en aanbouwen. g Horizontale diepte: niet meer dan tot 15 m uit de voorgevel van de woning. h Afstand tot de perceelsgrens: niet minder dan 5 m. i De afstand tot de grens van de bestemming ‘wegen’, ter plaatse van de weg waaraan wordt gebouwd: - langs ‘interlokale wegen’: niet minder dan 15 m; - langs overige wegen: niet minder dan 5 m. 7 Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels: a Gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning: niet meer dan 95 m². b Hoogte: niet meer dan 5,5 m. c Goothoogte: niet meer dan 3 m. d Afstand ten opzichte van de voorgevel van de woning c.q. de voorgevelrooilijn: niet minder dan 2 m daar achter. e Afstand tot de bedrijfswoning met uitbouwen en aanbouwen: niet meer dan 25 m. f Afstand tot de perceelsgrens: niet minder dan 3 m. 8 Voor het bouwen van carports, terreinafscheidingen en antennes gelden de volgende regels: a Carport: - aantal/situering: niet meer dan 1, achter de voorgevelrooilijn; - oppervlakte: niet meer dan 25 m²; - hoogte: niet meer dan 3 m. b Hoogte van terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn: niet meer dan 1 m; - voor het overige: niet meer dan 2 m. c Hoogte van antennemasten: niet meer dan 15 m. d Schotelantenne(s): - aantal en situering: niet meer dan 1, achter de voorgevelrooilijn; - diameter: niet meer dan 2 m; - hoogte: niet meer dan 3 m. C SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS Zie Algemene gebruiksregel, artikel 0.7. D AANLEGVERGUNNING Niet van toepassing, tenzij medebestemd tot ‘Cultuurhistorisch waardevolle elementen’ (zie artikel 2.9).
78
Artikel 2.1 Agrarische bedrijven
E NADERE EISEN Zie artikel 3.1. F ONTHEFFINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling en voorwaarden verwezen wordt naar artikel 3.2 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.2.1 Algemeen; 3.2.6.C Verruiming kleinschalig kamperen; 3.2.6.D Verruiming ondersteunende (dag)horeca; e e 3.2.7 Nieuwe 1 of 2 agrarische bedrijfswoning; 3.2.8 Tijdelijke huisvesting tijdelijke werknemers; 3.2.9 Teeltondersteunende kassen; 3.2.10 Medegebruik voor niet-agrarische nevenactiviteiten 3.2.11 Hogere/afwijkende bedrijfsbebouwing; 3.2.15 Herbouw van woning op andere locatie binnen het bouwperceel; 3.2.16 Meer detailhandel; 3.2.17 Verblijf voor zorgvragers; 3.2.19A Kleinschalige verblijfsrecreatie buiten de bedrijfswoning; 3.2.21 Mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting. G WIJZIGINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling en voorwaarden verwezen wordt naar artikel 3.3 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.3.4 Vormverandering of verkleining agrarische bouwblokken; 3.3.5 Omschakeling op bedrijfsniveau; 3.3.9 Hergebruik VAB’s voor diverse functies; 3.3.10 Hergebruik als woning; 3.3.11 Boerderijsplitsing. De volgende onderdelen van artikel 3.3 maken een wijziging van een andere bestemming naar ‘Agrarische bedrijven’ mogelijk. 3.3.6 Uitbreiding agrarische bouwblokken; 3.3.7 Omschakeling voor vestiging van een agrarisch bedrijf 3.3.8 Nieuwvestiging intensieve veehouderijen of boom-/vaste plantenteeltbedrijven.
79
Artikel 2.1 Agrarische bedrijven
1a
50
50
OV
opslag materialen t.b.v. electrobedrijf
2
120
120
OV
kinderdagverblijf
2
50
50
AV
verblijfsruimte zorgverlening/dagbesteding
1B 8
0 500
500 500
OV AV
kinderdagverblijf inpandige opslag van materialen en stalling van machines voor tuinaanleg en -onderhoud
51a
500
500
OV
kinderdagverblijf
15
0
0
AV
Zandsteeg
16
80
100
AV
mesttransporthandel, in de vorm van stalling transportmiddelen paardenhouderij (pensionstalling
Herselsedijk
1a
160
VIERLINGSBEEK Hattertweg Kiekuutweg Maarsven
6 5 4
700 300 287
Maarsven
2
Staaiweg OVERLOON Rieterdreef
16
4 4A
1 1AA 1A 1B 1CC 1C
1D 1 2A
1
1of 2 RIJKEVOORT Papenvoortseweg Sprongseweg 2 2
2
2B 2C 2D 2E
3
2 3 3A
4B 5 6 6A 80
Krolhoek BEUGEN Hoog Werveld
3
3 3
BOXMEER Veerstraat SAMBEEK Hoogeindseweg VORTUM-MULLEM
160
OV
reparatie en onderhoud motorvoertuigen
700 300 330
AT AV BG
loonwerkbedrijf hondenpension groepsaccommodatie met ondersteunende horeca
480
530
OV
700
875
BG
handel in zakgoed, brokkenzaagmeel en kunstmest botenopslag
1
6.000
7.500
AT
Rieterdreef
3a
3.000
3.750
AT
Rondweg
27
1.250
1.250
AT
Vierlingsbeekseweg HOLTHEES Koudenhoek
54
500
500
AV
stalling landbouwmachines voor agrarische loonwerkactiviteiten paardenrusthuis
2
100
125
AV
honden fokken
OV
Handelsbedrijf in gereedschappen en installaties handelskwekerij
MAASHEES De Breid
1
400
De Breid
9
1.250
aardappelgroothandel, opslag en verwerking stro, opslag agrarische en agrarisch verwante producten aardappelgroothandel en loonwerkbedrijf
Afwijkende of nadere maatvoering van specifieke bebouwing
Nadere omschrijving soort bedrijf/functie van de neventak
Bedrijfscategorie neventak
Maximum bebouwd oppervlak bedrijfsbebouwing neventak in m² (excl. bedrijfswoning met bijgebouwen daarbij)
Bestaand bebouwd oppervlak bedrijfsbebouwing in m² (informatief)
Huisnummer(s)
OEFFELT Hoogeind
blad 1,2 of 3 van plankaart 2
Straat
Locatienummer bouwblok nab ….
H STAAT VAN NIET-AGRARISCHE BEDRIJVIGHEID BIJ AGRARISCHE BEDRIJVEN
max. 100 m2 bvo onderst. horeca vvo: 0 m²
Artikel 2.1 Agrarische bedrijven
Verklaring bedrijfscategorieën: BG buitengebied gebonden bedrijf(stak) AT agrarisch–technisch hulpbedrijf(stak) AV agrarisch-verwant bedrijf(stak) OV overig niet-buitengebied gebonden bedrijf(stak)
81
Artikel 2.2
Paardenhouderijen
A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De op de plankaart (2) voor ‘Paardenhouderijen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: 1 de uitoefening van paardenhouderijen, waarbij niet meer dan 1 bedrijf of functionele eenheid per bestemmingsvlak/bouwblok is toegestaan en de bedrijfscategorie en het soort paardenhouderij overeenkomstig het bepaalde in lid H ‘Staat van paardenhouderijen’ voor het betreffende bouwblok met locatienummer dient te zijn; 2 agrarische verbreding, uitsluitend voor zover het bedrijf gelegen is buiten een ‘Landbouwontwikkelingsgebied’ zoals aangeduid op plankaart 3, en verder met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden (ten opzichte het begrip volgens artikel 0.3): 2.1 De totale omvang van agrarische verbreding: niet meer dan 500 m² (bvo), exclusief de ruimte voor statische opslag (zie onder 3.6), bovendien nooit meer dan 50% van de aanwezige bedrijfsgebouwen. 2.2 Agrarische verkoop in het klein: niet meer dan 100 m² (vvo), behoudens ontheffing (conform artikel 3.2 onder 3.2.16). 2.3 Verblijfsruimten voor zorgverlening of stagiaires buiten de bedrijfswoning zijn niet toegestaan, behoudens ontheffing (conform artikel 3.2 onder 3.2.17 of 3.2.19.B). 2.4 Verblijfsruimten voor kleinschalige verblijfsrecreatie buiten de bedrijfswoning zijn niet toegestaan, behoudens ontheffing (conform artikel 3.2 onder 3.2.19.A). 2.5 Kleinschalig kamperen tot maximaal 15 mobiele toeristische kampeermiddelen, behoudens ontheffing (conform artikel 3.2 onder 3.2.6.C). 2.6 Ondersteunde daghoreca of ondersteunende horeca uitsluitend i.v.m. kleinschalige verblijfsrecreatie of kleinschalig kamperen buiten de bedrijfswoning is niet toegestaan, behoudens ontheffing (conform artikel 3.2 onder 3.2.9.D). 2.7 Statische binnenopslag: niet meer dan 1.000 m² (bvo) of, indien het bedrijf is gelegen binnen een ‘Nader aangewezen bebouwingsconcentratie’ zoals aangeduid op plankaart 3, niet meer dan 2.000 m² (bvo) en bovendien nooit meer dan 50% van het totaal aanwezige bedrijfsgebouwen. 3 woondoeleinden in de vorm van bedrijfswoningen, met aan huis verbonden beroep en aan huis verbonden kleinschalige verblijfsrecreatie, uitslui2 tend in de bedrijfswoning, tot een oppervlakte van 60 m en niet meer dan 10 verblijfsrecreatieve overnachtingsplaatsen (zoals enkele bed & breakfast- of pensionkamers); 4 erfbeplanting en landschappelijke beplanting ten behoeve van een goede inpassing en/of visueel afschermende functie naar het omliggende gebied; en tevens voor 5 instandhouding en/of bescherming van de archeologische waarden, voor zover tevens bestemd tot ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.9 eveneens van toepassing is; 6 het behoud en/of herstel van aanwezige cultuurhistorische waarden voor zover mede bestemd als ‘Cultuurhistorisch waardevolle elementen (dubbelbestemming)’ (zie artikel 2.9).
82
Artikel 2.2 Paardenhouderijen
B BOUWREGELS Voor het bouwen binnen deze bestemming gelden de navolgende regels, tenzij anders bepaald of voorgeschreven wordt op grond van: - de in lid H opgenomen ‘Staat van paardenhouderijen; - nadere aanduidingen op de plankaart (2); >>> - nadere eisen of ontheffingen (zie lid E/artikel 3.1 en Lid F/artikel 3.2). 1 Voor het bouwen van bouwwerken in het algemeen gelden de volgende regels: a Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één paardenhouderij toegestaan. 2 Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken (geen gebouwen zijnde), met uitzondering van carports, terreinafscheidingen en antennes (zie onder 6), gelden de volgende regels: a Hoogte: - voor silo’s en schoorstenen: niet meer dan 15 m; - voor het overige: niet meer dan 10 m. b Goothoogte, met uitzondering van silo’s: niet meer dan 5 m. c Afstand tot de perceelsgrens: niet minder dan 5 m. d De afstand tot de grens van de bestemming ‘wegen’ ter plaatse van de weg waaraan wordt gebouwd: - langs ‘interlokale wegen’: niet minder dan 15 m; - langs ’overige wegen’: niet minder dan 5 m. e Bebouwd oppervlak van bedrijfsbebouwing, in de vorm van bedrijfsgebouwen en -overkappingen: niet meer dan het maximum, zoals aangegeven voor het betreffende bouwblok met locatienummer in de van dit artikel deel uitmakende ‘Staat van paardenhouderijen’, onder lid H. 3 Voor het bouwen van gebouwen voor kleinschalig kamperen geldt, in aanvulling op de regels onder 2, tevens de volgende regel: a Er mag niet meer dan 50 m² voor sanitaire voorzieningen worden gebouwd. 4 Voor het bouwen van bedrijfswoningen, inclusief uitbouwen en aanbouwen, gelden de volgende regels: a Het aantal bedrijfswoningen per bouwblok: niet meer dan het bestaand c.q. maximum aantal bedrijfswoningen, zoals aangegeven voor het betreffende bouwblok met locatienummer in de van dit artikel deel uitmakende ‘Staat van paardenhouderijen’, onder lid H. b Situering: uitsluitend ter plaatse van de bestaande funderingen en in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend. 3 c Inhoud: niet meer dan 750 m tenzij sprake is van de navolgende situaties: 3 - Indien de bestaande inhoud al meer bedraagt dan 750 m geldt die grotere inhoud als maximum. - Indien het een bedrijfswoning betreft in een bestaande boerderij, 3 waarvan de inhoud meer bedraagt dan 750 m , mag de bedrijfswoning worden uitgebreid tot het gehele bestaande boerderijgebouw, zonder verdere vergroting daarvan. d Hoogte: niet meer dan 10 m. e Goothoogte: niet meer dan 5,5 m. f Dakhelling: overwegend 35 – 55 graden, uitgezonderd uitbouwen en aanbouwen. g Horizontale diepte: niet meer dan tot 15 m uit de voorgevel van de woning. h Afstand tot de perceelsgrens: niet minder dan 5 m. 83
Artikel 2.2 Paardenhouderijen
i
De afstand tot de grens van de bestemming ‘wegen’, ter plaatse van de weg waaraan wordt gebouwd: - langs ‘interlokale wegen’: niet minder dan 15 m; - langs ’overige wegen’: niet minder dan 5 m. 5 Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels: a Gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning: niet meer dan 95 m². b Hoogte: niet meer dan 5,5 m. c Goothoogte: niet meer dan 3 m. d Afstand ten opzichte van de voorgevel van de woning c.q. de voorgevelrooilijn: niet minder dan 2 m daar achter. e Afstand tot de bedrijfswoning met uitbouwen en aanbouwen: niet meer dan 25 m. f Afstand tot de perceelsgrens: niet minder dan 3 m. 6 Voor het bouwen van carports, terreinafscheidingen en antennes gelden de volgende regels: a Carport: - aantal/situering: niet meer dan 1 per bedrijfswoning, achter de voorgevelrooilijn; - oppervlakte: niet meer dan 25 m²; - hoogte: niet meer dan 3 m. b hoogte van terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn: niet meer dan 1 m; - voor het overige: niet meer dan 2 m. c Hoogte van antennemasten: niet meer dan 15 m. d Schotelantenne(s): - aantal en situering: niet meer dan 1, achter de voorgevelrooilijn; - diameter: niet meer dan 2 m; - hoogte: niet meer dan 3 m. C SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS Zie Algemene gebruiksregel, artikel 0.7. D AANLEGVERGUNNING Niet van toepassing, tenzij medebestemd tot ‘cultuurhistorisch waardevolle elementen’ (zie artikel 2.9). E NADERE EISEN Zie artikel 3.1. F
ONTHEFFINGEN
Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling en voorwaarden verwezen wordt naar artikel 3.2 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.2.1 Algemeen. 3.2.6.C Verruiming kleinschalig kamperen; 3.2.6.D Verruiming ondersteunende (dag)horeca; e e 3.2.7 Nieuwe 1 of 2 bedrijfswoning; 3.2.11 Hogere/afwijkende bedrijfsbebouwing; 3.2.12 Verandering van categorie of soort van paardenhouderij; 84
Artikel 2.2 Paardenhouderijen
3.2.15 3.2.16 3.2.17 3.2.19
Herbouw van woning op andere locatie binnen het bouwperceel; Meer detailhandel; Verblijf voor zorgvragers; Kleinschalige verblijfsrecreatie of verblijfsruimten.
G WIJZIGINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling en voorwaarden verwezen wordt naar artikel 3.3 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.3.7 Omschakeling voor vestiging van een agrarisch bedrijf; 3.3.10 Hergebruik als woning. 3.3.11 Boerderijsplitsing De volgende onderdelen maken een wijziging van een andere bestemming naar ‘paardenhouderijen’ mogelijk. 3.3.9 Hergebruik VAB’s voor diverse functies.
85
Artikel 2.2 Paardenhouderijen
1A
Vossekuil 1
1
980
1.225
P
fokken en trainen
Nadere omschrijving soort bedrijf/ paardenhouderij
1b
BEUGEN
1
Graafsedijk
2
1
1.600
2.000
P
fokken en trainen
2
Hoog Werveld
4
1
575
720
P
fokken en trainen
Weverstraat
7
1
1.620
2.025
P
fokken en trainen
2A
1o RIJKEVOORT f2 3a
Sprongseweg
7
1
800
2.200
P
Fokken,trainen en hoefsmederij
3
Sprongseweg
9
1
1.125
1.410
P
fokken en trainen
2
BOXMEER
P+OV
fokken en trainen, zadelmakerij, dekenwasserij, ruitershop en akkerbouw fokken en trainen, paardenpension en akker- en tuinbouw met boerderijwinkel
4
Rijkevoortseweg
2
1
750
940
5
Veerstraat
53
1
927
1.159
P+D
P+D
fokken, trainen en handel *)
2
SAMBEEK
6
Radioweg
7a
1
2.551
4.759
6A
Zandsteeg
20
1
450
565
P
fokken en trainen
6b
1
1.845
3.025
M
manege
2 7
Max. 250 m² vvo voor ruitershop en max. 315 m² voor akkerbouw Max. 50 m² vvo boerderijwinkel
VORTUMMULLEM Langstraat
2
Afwijkende of nadere maximale maatvoering
Bedrijfscategorie van paardenhouderij
Maximum bebouwd oppervlak bedrijfs-bebouwing in m² (excl. bedrijfswoning met bijgebouwen daarbij)
Bestaand bebouwd oppervlak bedrijfsbebouwing in m² (informatief)
OEFFELT
Bestaand c.q. maximaal aantal bedrijfswoningen
Straat
1
Huisnummer(s)
blad 1,2 of 3 van plankaart 2
Locatienummer bouwblok
H Staat van paardenhouderijen
GROENINGEN
7A
Hultenhoek
14
1
2.230
3.300
P+D
stallen en verzorgen Max.600 m2 voor zorgverpaarden alsmede lening, waarvan max. 300 zorgverlening met m2 nachtverblijf f nachtverblijf
7AA
Klaphekken
ong.
0
0
2.875
D+M
manege
7B
Voortweg
12
1
1.050
1.315
P+D
fokken, africhten en stallen
31
1
1.400
1.750
P
fokken en trainen + weekendcursussen voor ruiter en paard
3
OVERLOON
8
Stevensbeekseweg
9
vervallen
86
10
Makkenweg 3
900
1.125
P
fokken en trainen
M D
manege
Afwijkende of nadere maximale maatvoering
Nadere omschrijving soort bedrijf/ paardenhouderij
Bedrijfscategorie van paardenhouderij
2**)
Maximum bebouwd oppervlak bedrijfs-bebouwing in m² (excl. bedrijfswoning met bijgebouwen daarbij)
1
Bestaand bebouwd oppervlak bedrijfsbebouwing in m² (informatief)
HOLTHEES
Bestaand c.q. maximaal aantal bedrijfswoningen
Straat
3
Huisnummer(s)
blad 1,2 of 3 van plankaart 2
Locatienummer bouwblok
Artikel 2.2 Paardenhouderijen
MAASHEES
11
Rieterweg
28
1
3.136
3.900
12
Rieterweg
30
1
300
600
13
Mgr. Geurtsstraat
78
1
2.230
3.300
P+D
stallen en handel fokken, trainen, paardenpension met neventak zoogkoeien
Max. 250 m2 voor neventak
*)
Ten aanzien van het locatienummer bouwblok 6 geldt tevens het volgende: - de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan op het kleinste c.q. oostelijke gedeelte van het bestemmingsvlak.
**)
Ten aanzien van het locatienummer bouwblok 10 geldt tevens het volgende: - een tweede bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan, in de vorm van een woningsplitsing van de bestaande bedrijfswoning.
Verklaring van bedrijfscategorie paardenhouderij: P = productiegerichte paardenhouderij D = dienstverlenende paardenhouderij M = manege(bedrijf) OV = overige, niet buitengebied gebonden, bedrijfstak
87
Artikel 2.3
Sport- en recreatievoorzieningen
A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De op de plankaart (2) voor ‘Sport- en recreatievoorzieningen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: 1 sport- en recreatievoorzieningen, waarbij niet meer dan 1 functionele eenheid per bestemmingsvlak/bouwblok is toegestaan en de functie overeenkomstig het bepaalde in lid H ‘Staat van sport- en recreatieve voorzieningen’ voor het betreffende bouwblok met locatienummer dient te zijn; 2 woondoeleinden in de vorm van bedrijfswoningen, met aan huis verbonden beroep, uitsluitend voor zover in lid H ‘Staat van sport- en recreatieve voorzieningen’ voor het betreffende bouwblok met locatienummer een bestaand c.q. maximum aantal bedrijfswoningen is aangegeven; 3 erfbeplanting en landschappelijke beplanting ten behoeve van een goede inpassing en/of visueel afschermende functie naar het omliggende gebied. en tevens voor: 4 instandhouding en/of bescherming van de archeologische waarden, voor zover tevens bestemd tot ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.9 eveneens van toepassing is. B BOUWREGELS Voor het bouwen binnen deze bestemming geldt het navolgende regels, tenzij anders bepaald of voorgeschreven wordt op grond van: - de in lid H opgenomen ‘ Staat van sport- en recreatieve voorzieningen’; - nadere aanduidingen op de plankaart (2); - nadere eisen of ontheffingen (zie lid E/artikel 3.1 en Lid F/artikel 3.2). 1 Voor het bouwen van bouwwerken in het algemeen gelden de volgende regels: a Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één sportvoorziening en/of recreatiebedrijf/-functie toegestaan. 2 Voor het bouwen van (bedrijfs)gebouwen anders dan bedrijfswoningen gelden de volgende regels: a Hoogte: niet meer dan 10 m. b Goothoogte: niet meer dan 5 m. c Afstand tot de perceelsgrens: niet minder dan 5 m. d De afstand tot de bestemmingsgrens van de bestemming ‘wegen’ ter plaatse van de weg waaraan wordt gebouwd: - langs ‘interlokale wegen’: niet minder dan 15 m; - langs overige wegen: niet minder dan 5 m. e Bebouwd oppervlak van bedrijfsbebouwing, in de vorm van bedrijfsgebouwen en -overkappingen: niet meer dan het maximum, zoals aangegeven voor het betreffende bouwblok met locatienummer in de van dit artikel deel uitmakende ‘Staat van sport- en recreatieve voorzieningen’, onder lid H.
88
Artikel 2.3 Sport- en recreatievoorzieningen
3 Voor het bouwen van bedrijfswoningen inclusief uitbouwen en aanbouwen: a Het aantal bedrijfswoningen per bestemmingsvlak: niet meer dan het bestaand c.q. maximum aantal bedrijfswoningen, zoals aangegeven voor het betreffende bouwblok met locatienummer in de van dit artikel deel uitmakende ‘Staat van niet-agrarische bedrijven en/of functies’, onder lid H. b Situering: uitsluitend ter plaatse van de bestaande fundering van de bedrijfswoning en in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend. 3 c Inhoud: niet meer dan 750 m tenzij sprake is van de navolgende situaties: 3 - Indien de bestaande inhoud al meer bedraagt dan 750 m geldt die grotere inhoud als maximum. - Indien het een bedrijfswoning betreft in een bestaande boerderij, 3 waarvan de inhoud meer bedraagt dan 750 m , mag de bedrijfswoning worden uitgebreid tot het gehele bestaande boerderijgebouw, zonder verdere vergroting daarvan. d Hoogte: niet meer dan 10 m. e Goothoogte: niet meer dan 5,5 m. f Dakhelling: overwegend 35 – 55 graden, uitgezonderd uit- en aanbouwen. g Horizontale diepte: niet meer dan 15 m uit de voorgevel van de woning. h Afstand tot de perceelsgrens: niet minder dan 5 m. i De afstand tot de grens van de bestemming ‘wegen’, ter plaatse van de weg waaraan wordt gebouwd: - langs ‘interlokale wegen’: niet minder dan 15 m; - langs overige wegen: niet minder dan 5 m. 4 Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels: a Gezamenlijke oppervlakte per woning: niet meer dan 95 m². b Hoogte: niet meer dan 5,5 m. c Goothoogte: niet meer dan 3 m. d Afstand ten opzichte van de voorgevel van de woning c.q. de voorgevelrooilijn: niet minder dan 2 m daar achter. e Afstand tot de bedrijfswoning met uitbouwen en aanbouwen: niet meer dan 25 m. f Afstand tot de perceelsgrens: niet minder dan 3 m. 5 Voor het bouwen van carports, terreinafscheidingen en antennes gelden de volgende regels: a Carport: - aantal/situering: niet meer dan 1 per bedrijfswoning, achter de voorgevelrooilijn; - oppervlakte: niet meer dan 25 m²; - hoogte: niet meer dan 3 m. b Hoogte van terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn: niet meer dan 1 m; - voor het overige: niet meer dan 2 m. c Hoogte van antennemasten: niet meer dan 15 m. d Hoogte van schotelantenne(s): - aantal en situering: niet meer dan 1, achter de voorgevelrooilijn; - diameter: niet meer dan 2 m; - hoogte: niet meer dan 3 m.
89
Artikel 2.3 Sport- en recreatievoorzieningen
6 Voor het bouwen van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: a Hoogte van ballenvanghekken, uitsluitend bij sport- en oefenterreinen: niet meer dan 7,5, m. b Hoogte van lichtmasten, uitsluitend bij sport- en oefenterreinen: niet meer dan 12,5 m. c Hoogte van schietbomen, uitsluitend bij gilde-/schietterreinen: niet meer dan 15 m. d Voor het overige: niet meer dan 5 m. C SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS Zie Algemene gebruiksregel, artikel 0.7. Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 0.7 onder 2 wordt tevens verstaan: - het medegebruik voor ondersteunde horeca tenzij als zodanig expliciet met het daarbij opgenomen maximum is aangegeven voor het betreffende bouwblok met locatienummer in de van dit artikel deel uitmakende ‘Staat van sport- en recreatieve voorzieningen’, onder lid H; - het (mede)gebruik van groepsaccommodaties voor zelfstandige horeca, waaronder (dag)horeca ten behoeve van passanten, alsmede het houden van bruiloften, partijen en feesten al dan niet in besloten vorm. D AANLEGVERGUNNING Niet van toepassing. E NADERE EISEN Zie artikel 3.1. F ONTHEFFINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling verwezen wordt naar artikel 3.2 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.2.1 Algemeen; 3.2.11 Hogere/afwijkende bedrijfsbebouwing; 3.2.15 Herbouw van (bedrijfs)woning op andere locatie binnen het bouwperceel. G WIJZIGINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling verwezen wordt naar artikel 3.3 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.3.10 Hergebruik als woning. De volgende onderdelen maken een wijziging van een andere bestemming naar sport- en recreatievoorzieningen mogelijk: 3.3.9 Hergebruik VAB’s voor diverse functies. .
90
Artikel 2.3 Sport- en recreatievoorzieningen
5 6 7 8 8A 9 10 11
12 3
VIERLINGSBEEK Grotestraat (G 360) OVERLOON Bossenhoekweg (U 404)
41
45
recreatiewoning
max. 1 bouwlaag, zonder onderbouiw/ kelder; een hoogte van max. 4 m.
9
1
a) 703 b) 62 c) –d) 90 e) --
a) 724 b) 62 c) d) 90 e) 60
a) groepsaccommodatie met ondersteunende horeca b) overkapt terras c) d) expositieruimte e) fietsenstalling
a) waarvan maximaal 230 m² bvo voor ondersteunende horeca
0
0
50
visvijver
--
0
30
35
modelvliegveld
6
0
120
140
--
0
0
50
63 7
0 0
0 190
60 500
95c
0
75
85
19
0
160
200
--
0
0
25
ruiterterrein
--
0
75
85
gilde-/schietterrein
Afwijkende of nadere maatvoering
0
Bestaand c.q. maximum aantal bedrijfswoningen
--
Huisnummer(s)
Straat (kadastraal)
1 of 2 RIJKEVOORT Sprongseweg (W 710) 1 of 2 BOXMEER Broekstraat (Q 82) Parallelweg (S 209) St. Anthonisweg (Q 81) St. Anthonisweg Beugense Maasstraat 2 SAMBEEK Grotestraat 2 GROENINGEN Maasstraat 3
13
BEUGEN Laag Werveld
Nadere omschrijving soort bedrijf/functie
1
OEFFELT VERVALLEN VERVALLEN Kruispunt (Z 4326)
Maximum bebouwd oppervlak bedrijfsbebouwing in m² (excl. bedrijfswoning met bijgebouwen daarbij)
4
1
Bestaand bebouwd oppervlak bedrijfsbebouwing in m² (informatief)
1 2 3
Blad 1, 2 of 3 van plankaart 2
Locatienummer bouwblok
H STAAT VAN SPORT- EN RECREATIEVOORZIENINGEN
ponyterrein gilde-/schietterrein hondensportterreinen jachthaven
schietterrein gilde-/schietterrein
91
13A
Bossenhoekweg
14
1
265
330
bed & breakfast met paardenstalling
13B
Holthesedijk
10
0
0
260
beeldentuin
14
Merseloseweg
24
1
1195
1.375
15
VERVALLEN
16
Vredepeelweg (U-62)
--
0
100
145
--
0
40
40
recreatiewoning
12
0
50
50
recreatiewoning
4
0
145
145
recreatiewoning
Vliegenberg (G 931) MAASHEES Hoge weg (G 421)
--
0
60
85
hondenterrein
--
0
45
45
recreatiewoning
Vennenweg (G 1194)
--
0
70
105
17A
3
17B 17C 17 18A 18
92
3
HOLTHEES Loobeekweg (oostelijk A73; Q 33) Loobeekweg (westelijk A73; Q 347) Slijbergweg (G 531)
groepsaccommodatie met ondersteunende horeca
Afwijkende of nadere maximale maatvoering
Nadere omschrijving soort bedrijf/functie
Maximum bebouwd oppervlak bedrijfs-bebouwing in m² (excl. bedrijfswoning met bijgebouwen daarbij)
Bestaand bebouwd oppervlak bedrijfsbebouwing in m² (informatief)
Bestaand c.q. maximum aantal bedrijfswoningen
Huisnummer(s)
Straat (kadastraal)
Blad 1, 2 of 3 van plankaart 2
Locatienummer bouwblok
Artikel 2.3 Sport- en recreatievoorzieningen
waarvan max. 225 m² bed & breakfast (met nachtverblijf) terreinafrastering (geen muur of schutting zijnde) van max. 2,5 m, ook voor de voorgevelrooilijn toegestaan waarvan maximaal 50 m² bvo voor ondersteunende horeca
oefenterrein paarden en pony’s
gilde-/schietterrein
max. 1 bouwlaag, zonder onderbouiw/ kelder; hoogte max. 4 m. max. 1 bouwlaag, zonder onderbouiw/ kelder; hoogte max. 4 m. max. 1 bouwlaag, zonder onderbouiw/ kelder; hoogte max. 4,5 m.
max. 1 bouwlaag, zonder onderbouiw/ kelder; een hoogte van max. 4 m.
Artikel 2.4
Niet-agrarische bedrijven en/of functies
A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De op de plankaart (2) voor ‘niet-agrarische bedrijven en/of functies’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: 1 (bedrijfs)doeleinden voor niet-agrarische bedrijven of functies, waarbij niet meer dan 1 bedrijf of functionele eenheid per bestemmingsvlak/bouwblok is toegestaan en de bedrijvigheid/functie overeenkomstig het bepaalde in lid H ‘Staat van niet-agrarische bedrijven en/of functies’ voor het betreffende bouwblok met locatienummer dient te zijn; 2 bestaande productie- of functiegebonden detailhandel, uitsluitend overeenkomstig het bepaalde in lid H ‘Staat van niet-agrarische bedrijven en/of functies’ voor het betreffende bouwblok met locatienummer; 3 woondoeleinden in de vorm van bedrijfswoningen, met aan huis verbonden beroep, uitsluitend voor zover in lid H ‘Staat van niet-agrarische bedrijven en/of functies’ voor het betreffende bouwblok met locatienummer een bestaand c.q. maximum aantal bedrijfswoningen is aangegeven; 4 erfbeplanting en landschappelijke beplanting ten behoeve van een goede inpassing en/of visueel afschermende functie naar het omliggende gebied; en tevens voor 5 instandhouding en/of bescherming van de archeologische waarden, voor zover tevens bestemd tot ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.9 eveneens van toepassing is; 6 het behoud en/of herstel van aanwezige cultuurhistorische waarden voor zover mede bestemd als ‘Cultuurhistorisch waardevolle elementen (dubbelbestemming)’ (zie artikel 2.9). B BOUWREGELS Voor het bouwen binnen deze bestemming gelden de navolgende regels, tenzij anders bepaald of voorgeschreven wordt op grond van: - de in dit artikel onder lid H opgenomen ‘Staat van niet-agrarische bedrijven en/of functies’; - nadere aanduidingen op de plankaart (2); - nadere eisen of ontheffingen (zie lid E/artikel 3.1 en Lid F/artikel 3.2). 1 Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken (geen gebouwen zijnde), met uitzondering van terreinafscheidingen en antennes (zie onder 4) gelden de volgende regels: a Hoogte: niet meer dan 10 m. b Goothoogte: niet meer dan 5 m. c Afstand tot de perceelsgrens: niet minder dan 5 m. d De afstand tot de bestemmingsgrens van de bestemming ‘wegen’ ter plaatse van de weg waaraan wordt gebouwd: - langs ‘interlokale wegen’: niet minder dan 15 m; - langs overige wegen: niet minder dan 5 m. e Bebouwd oppervlak van bedrijfsbebouwing, in de vorm van bedrijfsgebouwen en –overkappingen, waaronder ook opslagsilo’s e.d. die incidenteel menstoegankelijk zijn: niet meer dan het maximum, zoals aangegeven voor het betreffende bouwblok met locatienummer in de van dit artikel deel uitmakende ‘Staat van niet-agrarische bedrijven en/of functies’, onder lid H. 93
Artikel 2.4 Niet-agrarische bedrijven en/of functies
2 Voor het bouwen van bedrijfswoningen inclusief uitbouwen en aanbouwen: a Het aantal bedrijfswoningen per bouwblok: niet meer dan het bestaand c.q. maximum aantal bedrijfswoningen, zoals aangegeven voor het betreffende bouwblok met locatienummer in de van dit artikel deel uitmakende lid H ‘Staat van niet-agrarische bedrijven en/of functies’. b Situering: uitsluitend ter plaatse van de bestaande fundering van de woning of, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend. 3 c Inhoud: niet meer dan 750 m tenzij sprake is van de navolgende situaties: 3 - Indien de bestaande inhoud al meer bedraagt dan 750 m geldt die grotere inhoud als maximum. - Indien het een bedrijfswoning betreft in een bestaande boerderij, 3 waarvan de inhoud meer bedraagt dan 750 m , mag de bedrijfswoning worden uitgebreid tot het gehele bestaande boerderijgebouw, zonder verdere vergroting daarvan. d Hoogte: niet meer dan 10 m. e Goothoogte: niet meer dan 5,5 m. f Dakhelling: overwegend 35 – 55 graden, uitgezonderd uit- en aanbouwen. g Horizontale diepte: niet meer dan 15 m uit de voorgevel van de woning. h Afstand tot de perceelsgrens: niet minder dan 5 m. i De afstand tot de grens van de bestemming ‘wegen’, ter plaatse van de weg waaraan wordt gebouwd: - langs ‘interlokale wegen’: niet minder dan 15 m; - langs overige wegen: niet minder dan 5 m. 3 Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels: a Gezamenlijke oppervlakte per woning: niet meer dan 95 m². b Hoogte: niet meer dan 5,5 m. c Goothoogte: niet meer dan 3 m. d Afstand ten opzichte van de voorgevel van de woning c.q. de voorgevelrooilijn: niet minder dan 2 m daar achter. e Afstand tot de bedrijfswoning met uitbouwen en aanbouwen: niet meer dan 25 m. f Afstand tot de perceelsgrens: niet minder dan 3 m. 4 Voor het bouwen van carports, terreinafscheidingen en antennes gelden de volgende regels: a Carport: - aantal/situering: niet meer dan 1 per bedrijfswoning, achter de voorgevelrooilijn; - oppervlakte: niet meer dan 25 m²; - hoogte : niet meer dan 3 m. b Hoogte van terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn: niet meer dan 1 m; - voor het overige: niet meer dan 2 m. c Hoogte van antennemasten: niet meer dan 15 m. d Schotelantenne(s): - aantal/situering: niet meer dan 1, achter de voorgevelrooilijn; - diameter: niet meer dan 2 m; - hoogte: niet meer dan 3 m. C GEBRUIK VAN GRONDEN EN OPSTALLEN Zie Algemene gebruiksregel, artikel 0.7.
94
Artikel 2.4 Niet-agrarische bedrijven en/of functies
D AANLEGVERGUNNING Niet van toepassing. E NADERE EISEN Zie artikel 3.1. F ONTHEFFINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling verwezen wordt naar artikel 3.2 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.2.1 Algemeen; 3.2.6B Kleinschalige recreatie of ondersteunende daghoreca; 3.2.13 Verandering categorie/soort van bedrijf; 3.2.11 Hogere/afwijkende bedrijfsbebouwing; 3.2.15 Herbouw van woning op andere locatie binnen het bouwperceel; 3.2.18 Statische binnenopslag. G WIJZIGINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling verwezen wordt naar artikel 3.3 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.3.7 Omschakeling voor vestiging van een agrarisch bedrijf; 3.3.10 Hergebruik als woning; 3.3.4.A Vormverandering Niet-agrarische bedrijven en/of functies. De volgende onderdelen maken een wijziging van een andere bestemming naar niet-agrarische bedrijven en/of functies mogelijk. 3.3.4.A Vormverandering Niet-agrarische bedrijven en/of functies; 3.3.9 Hergebruik VAB’s voor diverse functies.
95
Artikel 2.4 Niet-agrarische bedrijven en/of functies
AV
dierenpension
2 3
Hapseweg Heide
4 2
1 1
3.000 400
3.750 600
AT AV
4
Heide
6
1
315
530
OV
5
Heide
8
1
435
500
OV
kuikenbroederij reparatie/onderhoud van paardenbenodigdheden en hoefsmederij autoschade herstel, industriële- en autospuiterij kantoorfunctie; tevens bed & breakfast en kleinschalig kamperen
6
Heide
13
1
625
780
AV
dierenpension en trimsalon
7
Kruispunt
1a
0
300
660
AM
8
Kruispunt
26-28
1
16.500
22.690
OV
meubelmakerij (zonder verkoop) steenfabriek
9
Rijtjes
13
1
275
425
OV
transportbedrijf
10
Scheperstraat
6-6a
2
700
1.360
OV
transportbedrijf
10A 11 12 13
Scheperstraat Urlingsestraat Urlingsestraat Veerweg
2a 6a 23 2
1 1 1 1
1.250 1.100 1.070 300
1.500 1.525 1.230 470
AV OV OV HO
hoveniersbedrijf timmerwerkplaats autosloperij hotel-café-restaurant
14
Vossekuil
3-4
2
1.150
2.550
AT
agrarisch loonwerkbedrijf
Huisnummer(s)
Verklaring bedrijfscategorieën: BG buitengebied gebonden bedrijf/functie AT agrarisch–technisch hulpbedrijf AV agrarisch-verwant bedrijf AM ambachtelijk bedrijf HO horecabedrijf OV overig (niet buitengebied gebonden) bedrijf/functie
96
Afwijkende of nadere maximale maatvoering
480
Nadere omschrijving soort bedrijf/functie
385
OEFFELT
Bedrijfscategorie
1
1
Bestaand c.q. maximum aantal bedrijfswoningen
2
Straat (kadastraal)
Cuijkseweg
Blad 1, 2 of 3 van plankaart 2
1
Locatienummer bouwblok
Maximum bebouwd oppervlak bedrijfs-bebouwing in m² (excl. bedrijfswoning met bijgebouwen daarbij)
STAAT VAN NIET-AGRARISCHE BEDRIJVEN EN/OF FUNCTIES
Bestaand bebouwd oppervlak bedrijfsbebouwing in m² (informatief)
H
Max. 60 m2 voor B&B en max. 5 standplaatsen vvo: 0 m² max. goothoogte 10 m
16
Maximum bebouwd oppervlak bedrijfs-bebouwing in m² (excl. bedrijfswoning met bijgebouwen daarbij) Bedrijfscategorie
Afwijkende of nadere maximale maatvoering
Hapseweg
Nadere omschrijving soort bedrijf/functie
15
Bestaand bebouwd oppervlak bedrijfsbebouwing in m² (informatief)
BEUGEN
Bestaand c.q. maximum aantal bedrijfswoningen
Straat (kadastraal)
1
Huisnummer(s)
Blad 1, 2 of 3 van plankaart 2
Locatienummer bouwblok
Artikel 2.4 Niet-agrarische bedrijven en/of functies
aardappelopslag en – verwerkingsbedrijf met transport+(statische)opslag en verwerking van producten op agrarisch gebied met transport handelsbedrijf (geen verkoop)
max. vvo: 0 m²
3
1
2.500
3.440
AT+OV
Hoge Startwijk
13a
0
4.500
5.940
OV
17
Laag Werveld
1
1
3.343
3.345
OV
18
Molenveldweg
1
1
3.900
6.065
AV
19 20
Provincialeweg Voordtstraat
31 7a
1 0
1.095 400
1.370 460
AT OV
21
Voordtstraat
8
1
3.359
3.860
OV
industriële bakkerij (geen verkoop)
21A
Voordtstraat
9
1
140
175
OV
graanhandel
22
Voordtstraat
11
1
250
500
HO
café
Hoogeindsestraat
16a
1
1.100
2.025
24
Hoogeindsestraat
24
1
400
500
AV
25
Hoogeindsestraat
31
0
2.400
27.600
OV
23
1 of 2
opslag en detailhandel in max. vvo agrarische benodigdheden 1005 m² kweken en verkopen bloemen max. vvo 100 m² landbouwmechanisatiebedrijf caravanstalling max. vvo: 0 m² afwijkende hoogte platdak 10 m max. vvo: 140 m²
RIJKEVOORT AT + OV
agrarisch loonwerk- en grondverzet bedrijf dierenpension
zuivelfabriek (Campina); tevens gezoneerd bedrijf in kader van de Wet geluidhinder met geluidcontour (zie plankaart 3) transportbedrijf, met t.p.v. de 26 Hoogeindsestraat 29/32/ 2 6.000 6.900 OV nrs. 29 en 36 uitsluitend kan36 toor- of dienstruimten en geen rechtstreeks met transport samenhangende activiteiten zoals parkeren van vrachtauto’s of op-/overslag agrarisch toeleverings- en 27 Laageindsedijk 35 1 2.200 3.240 AT verwerkingsbedrijf (verpakken aardappelen en uien) KI-station met opslag, verkoop 28 Laageindsedijk 43 1 550 1.100 AT en kantoorfunctie *) als afwijkende maximum maatvoering geldt voor locatienummer/bouwblok 25 (Hoogeindsestraat 31): Hoogte van silo’s, achter voorgevelrooilijn, maximaal 15 m; hoogte en goothoogte van bedrijfsgebouwen maximaal 14 m.
*)
97
29 30
1of2 BOXMEER Parallelweg (S 209) Rijkevoortseweg
31
8
0
80
100 AV
5
1
1.450
1.670 OV
volkstuinen handel en verkoop in tuinornamenten
--
0
130
150 OV
32
Rijkevoortseweg (G 1929) Sambeekseweg
24
1
1.450
1.760 OV
33
St. Anthonisweg
63
1
812
935 HO
34
St. Anthonisweg
65a
1
3.668
5.500 AT
35
Veerstraat
42
0
855 984,
36
Veerstraat
59
0
560
815 AV
SAMBEEK Grotestraat
4
1
460
750 OV
38
Grotestraat
104a
0
1.083
1.510 OV
39
Grotestraat
109
1
1.650
2.065 AV
40
Heikant
7
1
1.850
2.310 AV
41 42
Hoogeindseweg Maasstraat
2 12
1 1
1.535 135
43
vervallen (pk 1)
1.920 AT 165 HO + RE
44
Radioweg
7
1
3.050
3.650 OV
installatiebedrijf stalinrichtingen
45
St. Janslaan
17/ 19
1
875
1.100 OV
timmerwerkplaats
37
98
2
exclusief kranen met hun bereik
OV
Afwijkende of nadere maximale maatvoering
Nadere omschrijving soort bedrijf/functie
Maximum bebouwd oppervlak bedrijfs-bebouwing in m² (excl. bedrijfswoning met bijgebouwen daarbij) Bedrijfscategorie
Bestaand bebouwd oppervlak bedrijfsbebouwing in m² (informatief)
Beastaand c.q. maximum antal bedrijfswoningen
Huisnummer(s)
Straat (kadastraal)
Blad 1, 2 of 3 van plankaart 2
Locatienummer bouwblok
Artikel 2.4 Niet-agrarische bedrijven en/of functies
showroom max. 890 m²
waterschapsgemaal handelsbedrijf (geen detailhandel) café restaurant
vvo: 0 m²
kuikenbroederij betoncentrale en laad- en max. hoogte loswal grenzend aan riandere bouwvier de Maas; tevens ge- werken 21 m; zoneerd bedrijf in kader van de Wet geluidhinder met geluidcontour (zie plankaart 3) hovenier
vvo: 0 m² opslag/magazijnfunctie t.b.v. ambulante handel in levensmiddelen installatiebedrijf/keukenshowroom max. interieurs met showroom 300 m² fourage- en composthandel kwekerij, tuincentrum met verkooppunt, zorg/dagbesteding t.b.v. mensen met beperkingen, fruitpark, ondersteunende horeca (koffiehuis), expositieruimte/ educatieve ruimte, uitzichttoren. agrarisch loonwerkbedrijf lunchroom met bed en breakfast
46
Verlengde Heistraat
Afwijkende of nadere maximale maatvoering
Nadere omschrijving soort bedrijf/functie
Maximum bebouwd oppervlak bedrijfsbebouwing in m² (excl. bedrijfswoning met bijBedrijfscategorie
Bestaand bebouwd oppervlak bedrijfsbebouwing in m²
Bestaand c.q. maximum aantal bedrijfswoningen
Huisnummer(s)
Straat (kadastraal)
Blad 1, 2 of 3 van plankaart 2
Locatienummer bouwblok
Artikel 2.4 Niet-agrarische bedrijven en/of functies
5
1
330
580 AV
2 16 20a
1 1 1
250 110 1.970
290 HO 130 OV 2.475 AT
café
1 17 1113
1 0 1
300 25 1.250
470 AV 30 OV 2.750 OV
dierenpension/hondenkennel pompgemaal mengvoederbedrijf
8
1
300
1.050 OV
grondverzetbedrijf
Ong. 1-1a 11a
0 1 1
80 1.370 4.800
95 OV 1.575 OV 6.625 AV
Staaiweg OVERLOON Heikant
27
0
1.700
2.000 BG
watermolen constructiebedrijf Handelsbedrijf, proeftuin, productie en verkoop van natuurbeschermingsproducten (planten, vogelvoer, vogelhuisjes, voersystemen en aanverwante zaken botenopslag
5
1
5.465
6.830 AT+O aardappelgroothandel, onderhoud landbouwmachines, drogen van V hout d.m.v. bestaande drooginrich-
57
Holthesedijk
2
1
550
750 HO
ting café/restaurant
58
Holthesedijk
2a
1
480
815 AV
(tuin)vijvercentrum
59
--
0
25
50 OV
60
Holthesedijk (Q 364) Hondsbergweg
1
1
705
880 AV
dierenpension
61
Kamphoefweg
2a
1
500
950 AV
dierenpension
62
Oplosedijk
4
1
2.600
3.250 AT+ AB
63 64
Oploseweg Oploseweg
1 1
400 3.800
460 OV 6.875 AV
65
Rondweg
11 1719 1a
agrarisch loonwerkbedrijf/agrarische 600 m² neventakjf intensieve veehouderij constructiebedrijf viskweek en -verwerking
1
800
1.000 AT
agrarisch loonwerkbedrijf
2 47 47A 48 49 50 51 52 52A 53 54
55 56
VORTUMMULLEM Heiweg Langstraat Langstraat 2of3 GROENINGEN Groeningsestraat Maasstraat Molenweg
3
3
Voortweg VIERLINGBEEK Grotestraat Molenweg Overloonseweg
modeltuin, galerie en culturele evenementen, met ondergeschikte/functiegebonden detailhandel en ondersteunende daghoreca en 1 recreatiewoning
handelsbedrijf agrarisch loonwerkbedrijf
goot- en nokhoogte: max. 15 m
milieustraat
99
66
Rondweg
12a
1
1.200
1.500 AT+ OV
agrarisch loonwerkbedrijf en grondverzet
67 68
Rondweg Rondweg
12b --
1 0
1.112 315
1.390 AT 395 AT
69 70
Schaartven Stevensbeekseweg vervallen (pk 1)
2
1 1
525 180
660 AT 210 OV
agrarisch loonwerkbedrijf koppeling met Rondweg 1a agrarisch loonwerkbedrijf bordeel
2
1.950
71 72
73 3
10
Stevensbeekseweg
39-41
Vierlingsbeekseweg
73a 73b
1
10.355
12.950 AT
opslag- en/of groothandelsbedrijf in aardappels ten dienste van agrarische bedrijven opslag- en/of groothandelsbedrijf in aardappels ten dienste van agrarische bedrijven Cultuurtechniek/groenvoorziening
MAASHEES
74
Op den Bosch
12
1
5.100
7.810 AT
75
De Breid
11
2
1.550
1.940 AT
100
2.000 m³ opslag t.b.v. grondverzet
2.440 AT + agrarisch loonwerkbedrijf, Opslag grondverzet, puinopslag t.b.v. OV en groenrecycling
Verklaring bedrijfscategorieën: BG buitengebied gebonden bedrijf/functie AT agrarisch–technisch hulpbedrijf AV agrarisch-verwant bedrijf AM ambachtelijk bedrijf HO horecabedrijf OV overig (niet buitengebied gebonden) bedrijf/functie
Afwijkende of nadere maximale maatvoering
Nadere omschrijving soort bedrijf/functie
Bedrijfscategorie
Maximum bebouwd oppervlak bedrijfs-bebouwing in m² (excl. bedrijfswoning met bijgebouwen daarbij)
Bestaand bebouwd oppervlak bedrijfsbebouwing in m² (informatief)
Bestaand c.q. maximum aantal bedrijfswoningen
Huisnummer(s)
Straat (kadastraal)
Blad 1, 2 of 3 van plankaart 2
Locatienummer bouwblok
Artikel 2.4 Niet-agrarische bedrijven en/of functies
zand/gron d/klei max. 5.000 m³; 5.000 m³ puin, groenrecycling max. 10.000 m³
Tevens agrarische akkerbouwtak Tevens agrarische neventak boomkwekerij
Artikel 2.5
Wonen
A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De op de plankaart (2) voor ‘wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: 1 woondoeleinden, ter plaatse van de bestaande woning(en) met bijbehorend erf, dat tot maximaal 3.500 m² per woning en met een breedte langs de weg van maximaal 50 m en een diepte vanaf de weg van maximaal 70 m tot het (globale) bestemmingsvlak van deze bestemming gerekend wordt; 2 woondoeleinden, ter plaatse van de aanduiding ‘bijzondere woonvorm’ (Hoogeindsestraat 16, Rijkevoort), in de vorm van groepswonen in de ter plaatse aanwezige woonboerderij met 4 aparte woongebouwen met bijbehorend erf, dat tot maximaal 3.500 m² en met een breedte langs de weg van maximaal 50 m en een diepte vanaf de weg van maximaal 70 m tot het (globale) bestemmingsvlak van deze bestemming gerekend wordt; 3 medegebruik naast woondoeleinden: - ter plaatse van de Sassekamp 3 te Rijkevoort, ten behoeve van een theehuis met een maximale omvang van 60 m²; - ter plaatse van Graafsedijk 6 te Beugen, ten behoeve van een boerde2 rijwinkel met een maximale omvang van 60 m ; - elders geen ander medegebruik naast woondoeleinden toegestaan (behoudens ontheffing); 4 aan huis verbonden beroep; 5 erfbeplanting en landschappelijke beplanting ten behoeve van een goede inpassing en/of visueel afschermende functie naar het omliggende gebied; en tevens voor: 6 instandhouding en/of bescherming van de archeologische waarden, voor zover tevens bestemd tot ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.9 eveneens van toepassing is; 7 het behoud en/of herstel van aanwezige cultuurhistorische waarden voor zover mede bestemd als ‘Cultuurhistorisch waardevolle elementen (dubbelbestemming)’ (zie artikel 2.9). B BOUWREGELS Voor het bouwen binnen deze bestemming gelden de navolgende regels, tenzij anders bepaald of voorgeschreven wordt op grond van: - nadere aanduidingen op de plankaart (2); - nadere eisen (zie lid E/artikel 3.1), ontheffingen (zie Lid F/artikel 3.2) of wijzigingen (zie lid G/artikel 3.3). 1 Voor het bouwen van woningen inclusief uitbouwen en aanbouwen gelden de volgende regels: a Situering: uitsluitend ter plaatse van de fundering van de bestaande woning of, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend. b Het aantal woningen per bestemmingsvlak: niet meer dan 1 of niet meer dan het op de plankaart (2) aangeduid hoger maximum aantal woningen, waarbij die woningen uitsluitend aaneengebouwd mogen worden. 3 c Inhoud: niet meer dan 600 m , tenzij sprake is van de navolgende situaties:
101
Artikel 2.5 Wonen
-
3
Indien de bestaande inhoud al groter is dan 600 m geldt die grotere inhoud als maximum. - Indien het een woning betreft in een bestaande (woon)boerderij of een woningenblok van 2 of meer aaneengebouwde woningen waar3 van de inhoud meer bedraagt dan 600 m , mag de woning worden vergroot tot maximaal het gehele bestaande boerderijgebouw of het gehele bestaande woningenblok, zonder verdere vergroting daarvan. d Hoogte: niet meer dan 10 m. e Goothoogte: niet meer dan 5,5 m. f Dakhelling: overwegend tussen 35 en 55 graden, uitgezonderd uitbouwen en aanbouwen;g horizontale diepte: niet meer dan 15 m achter de voorgevel van de woning. h Afstand tot de perceelsgrens: - bij vrijstaande woningen: niet minder dan 5 m; - bij aaneengebouwde halfvrijstaande woningen: aan één zijde niet minder dan 5 m; - bij aaneengebouwde tussenwoningen niet: van toepassing. i Afstand tot de grens van de bestemming ‘wegen’ ter plaatse van de weg waaraan wordt gebouwd: - langs ‘interlokale wegen’: niet minder dan 15 m; - langs overige wegen: niet minder dan 5 m. 2 Voor het bouwen van wooneenheden ter plaatse van de aanduiding ‘bijzondere woonvorm’ gelden de volgende regels: a Situering: uitsluitend ter plaatse van de fundering van de bestaande wooneenheden of, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend. b Het aantal wooneenheden per bestemmingsvlak: niet meer dan 8. c Inhoud: niet meer dan de inhoud van de bestaande woonboerderij plus de 4 bestaande woongebouwen daarbij zonder verdere vergroting daarvan. 3 Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels: a Gezamenlijke oppervlakte per woning: niet meer dan 95 m². b Gezamenlijke oppervlakte in geval van 1 of 2 woningen in een woonboerderij per woonboerderij: niet meer dan 190 m². c In geval van de aangeduide ‘bijzonder woonvorm’ bij de woonboerderij en de 4 woongebouwen: gezamenlijk niet meer dan 190 m². d Hoogte: niet meer dan 5,5 m. e Goothoogte: niet meer dan 3 m. f Afstand ten opzichte van de voorgevel van de woning c.q. de voorgevelrooilijn: niet minder dan 2 m daar achter. g (Kleinste) afstand tot de woning met uitbouwen en aanbouwen niet meer dan 35 m. h Afstand tot de perceelsgrens: bij vrijstaande woningen niet minder dan 3 m en bij aaneengebouwde (halfvrijstaande of tussen)woningen aan één zijde niet minder dan 3 m. 4 Voor het bouwen van andere bouwwerken (geen gebouwen zijnde) gelden de volgende regels: a Carport: - aantal/situering: niet meer dan 1, achter de voorgevelrooilijn; - oppervlakte: niet meer dan 25 m²; - hoogte : niet meer dan 3 m. b Hoogte van terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn: niet meer dan 1 m; - voor het overige: niet meer dan 2 m. c Hoogte van antennemasten: niet meer dan 15 m. 102
Artikel 2.5 Wonen
d Schotelantenne(s): - aantal/situering: niet meer dan 1, achter de voorgevelrooilijn; - diameter: niet meer dan 2 m; - hoogte: niet meer dan 3 m. e Hoogte van overige bouwwerken: niet meer dan 3 m. C SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS Zie Algemene gebruiksregel, artikel 0.7. D AANLEGVERGUNNING Niet van toepassing, tenzij mede bestemd tot ‘cultuurhistorisch waardevolle elementen’ (dubbelbestemming; zie artikel 2.9). E NADERE EISEN Zie artikel 3.1. F ONTHEFFINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling verwezen wordt naar artikel 3.2 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.2.1 Algemeen; 3.2.6B Kleinschalige recreatie of ondersteunende daghoreca; 3.2.14 Vergroting woning/bijgebouwen; 3.2.15 Herbouw van woning op andere locatie binnen het bouwperceel; 3.2.18 Statische binnenopslag. 3.2.19C Bed and Breakfast bij wonen G WIJZIGINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling verwezen wordt naar artikel 3.3 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.3.7 Omschakeling voor vestiging van een agrarisch bedrijf; 3.3.9 Hergebruik VAB’s voor diverse functies; 3.3.11 Boerderijsplitsing. De volgende onderdelen maken een wijziging van een andere bestemming naar wonen mogelijk. 3.3.10 Hergebruik als woning.
103
Artikel 2.6
Landschapselementen
A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De op de plankaart (2) voor ‘landschapselementen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: 1 behoud en herstel van aanwezige landschapselementen, met de daaraan te onderkennen landschappelijke en natuurwaarden, zowel op zichzelf als onderdeel van het raamwerk van lokale landschapselementen; 2 dagrecreatief medegebruik 1, voor zover daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de onder 1 genoemde doeleinden/waarden; 3 medegebruik voor nutsvoorzieningen, in de vorm van ondergrondse leidingen, voor zover daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de onder 1 genoemde doeleinden/waarden en voor zover geen hoofdtransportleidingen met veiligheidszones zijnde, behoudens indien specifiek medebestemd voor ‘Hoofdtransportleidingen’ (dubbelbestemming; zie artikel 1.11); 4 het behoud en/of herstel van de cultuurhistorische waarden van de aanwezige beplanting voor zover mede bestemd als ‘Cultuurhistorisch waardevolle elementen’ (dubbelbestemming; zie artikel 2.9) met de aanduiding ‘historisch groen’. en tevens voor 5 instandhouding en/of bescherming van de archeologische waarden, voor zover tevens bestemd tot ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.9 eveneens van toepassing is. B BOUWREGELS De tot ‘landschapselementen’ (plankaart 2) bestemde grond mag, behoudens ontheffing, uitsluitend worden bebouwd met bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m. C SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS Zie algemene gebruiksregel artikel 0.7. D AANLEGVERGUNNING Niet van toepassing, tenzij mede bestemd tot ‘cultuurhistorisch waardevolle elementen’ (zie artikel 2.9). E NADERE EISEN Zie artikel 3.1.
104
Artikel 2.6 Landschapselementen
F ONTHEFFINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling verwezen wordt naar artikel 3.2 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.2.1 Algemeen. G WIJZIGINGEN Niet van toepassing. De volgende onderdelen maken een wijziging van een andere bestemming naar ‘landschapselementen’ mogelijk. 3.3.2 Beekherstel, aanleg ecologische verbinding; 3.3.3 Aanleg landschapselementen.
105
Artikel 2.7
Wegen
A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De op de plankaart (2) voor ‘wegen’ (plankaart 2) aangewezen gronden zijn bestemd voor: 1 verkeersdoeleinden in de vorm van navolgend nader aangeduide wegen: a 'interlokale wegen' met een verkeersfunctie voor het doorgaande autoen fietsverkeer (bestaande uit rijweg met 2x1 rijstrook met aan- of vrijliggende fietspaden) tussen de kernen, voor de ontsluiting van grotere delen van het buitengebied en ter ontsluiting van de daaraan gelegen bebouwing en gronden; b 'verharde wegen': ter ontsluiting van de daaraan gelegen bebouwing en gronden, zonder doorgaand karakter en met beperkte verkeersfunctie; c 'onverharde wegen': voor gebruik als onverharde of semi-/halfverharde ontsluitingsweg met een zeer beperkte verkeersfunctie; d ‘recreatieve langzaamverkeersroutes’ van utilitaire en/of recreatieve aard met uitsluitend een verkeersfunctie voor langzaam verkeer; e bij die wegen behorende voorzieningen, zoals in- en uitritten, bermen, parkeerhavens, groen- en verkeerstechnische voorzieningen; 2 behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden in het algemeen, in de vorm van: - het bestaande onverharde of semi-/halfverharde karakter, voor zover aangeduid als 'onverharde wegen'; - aanwezige laan- of opgaande bermbeplanting; 3 dagrecreatief medegebruik, voor zover daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de onder 1, 2 en 5 genoemde doeleinden/waarden; 4 nutsvoorzieningen, in de vorm van ondergrondse leidingen, voor zover daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de onder 1 en 2 genoemde doeleinden/waarden en voor zover geen hoofdtransportleidingen met veiligheidszones zijnde, behoudens indien specifiek medebestemd voor ‘Hoofdtransportleidingen’ (dubbelbestemming; zie artikel 1.11); en tevens voor: 5 instandhouding en/of bescherming van de archeologische waarden, voor zover tevens bestemd tot ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.9 eveneens van toepassing is; 6 het behoud en/of herstel van aanwezige cultuurhistorische waarden voor zover mede bestemd als ‘Cultuurhistorisch waardevolle elementen (dubbelbestemming)’ (zie artikel 2.9). B BOUWREGELS De tot ‘wegen’ (plankaart 2) bestemde grond mag uitsluitend worden bebouwd met bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 8 m. C SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS Zie algemene gebruiksregel artikel 0.7.
106
Artikel 2.7 Wegen
D AANLEGVERGUNNING Niet van toepassing, tenzij mede bestemd tot ‘cultuurhistorisch waardevolle elementen’ (zie artikel 2.9). E NADERE EISEN Zie artikel 3.1. F ONTHEFFINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling verwezen wordt naar artikel 3.2 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.2.1 Algemeen. G WIJZIGINGEN Niet van toepassing.
107
Artikel 2.8
Waterlopen
A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De op de plankaart (2) voor ‘waterlopen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: 1 waterhuishoudkundige doeleinden ten behoeve van de landbouw en natuur; 2 behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden in de vorm van waardevolle oeverbeplanting en/of landschapselementen in het algemeen en in het bijzonder voor zover nader aangeduid als ‘waterlopen met natuurwaarden’ (plankaart 2) of als ‘ecologische verbindingszone’ (plankaart 3); 3 dagrecreatief medegebruik, voor zover daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de onder 1 en 2 genoemde doeleinden/waarden; 4 medegebruik voor nutsvoorzieningen in de vorm van ondergrondse leidingen, voor zover daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de onder 1 en 2 genoemde doeleinden/waarden en voor zover geen hoofdtransportleidingen met veiligheidszones zijnde, behoudens indien specifiek medebestemd voor ‘Hoofdtransportleidingen’ (dubbelbestemming; zie artikel 1.11); en tevens voor: 5 instandhouding en/of bescherming van de archeologische waarden, voor zover tevens bestemd tot ‘Archeologisch onderzoeksgebied’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 1.9 eveneens van toepassing is; 6 het behoud en/of herstel van aanwezige cultuurhistorische waarden voor zover mede bestemd als ‘Cultuurhistorisch waardevolle elementen (dubbelbestemming)’ (zie artikel 2.9). Waterlopen vallen tevens onder de Keur oppervlaktewateren van het waterschap (Aa en Maas). Op grond van de Keur oppervlaktewateren, welke van toepassing is op leggerwateren, geldt een keurzone van 5 m uit de insteek van de watergang. Naast het bestemmingsplan zijn volgens de Keur oppervlaktewateren alle ingrepen aan waterlopen, inclusief de keurzone verboden. Indien deze ingrepen toch noodzakelijk zijn, is een vergunning c.q. ontheffing van het waterschap nodig. B BOUWREGELS De tot ‘waterlopen’ (plankaart 2) bestemde grond mag behoudens ontheffing uitsluitend worden bebouwd met kleine bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m en de oppervlakte per bouwwerk niet meer dan 25 m². C SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS Zie Algemene gebruiksregel, artikel 0.7.
108
2.8 Waterlopen
D AANLEGVERGUNNING Niet van toepassing, tenzij mede bestemd tot ‘cultuurhistorisch waardevolle elementen’ (zie artikel 2.9). E NADERE EISEN Zie artikel 3.1. F ONTHEFFINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling verwezen wordt naar artikel 3.2 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.2.1 Algemeen. G WIJZIGINGEN Deze gelden voor de hierna genoemde ontwikkelingen/veranderingen, waarbij voor de juridische regeling verwezen wordt naar artikel 3.3 en de hierna genoemde specifieke onderdelen daarvan: 3.3.2 Beekherstel, aanleg ecologische verbinding.
109
Artikel 2.9
Cultuurhistorisch waardevolle (dubbelbestemming)
elementen
A BESTEMMINGSOMSCHRIJVING De gronden die op plankaart (2) zijn aangewezen als ‘cultuurhistorisch waardevolle elementen’ (dubbelbestemming) zijn, naast de daarvoor aangewezen overige detailbestemmingen volgens plankaart 2, tevens bestemd voor: 1 de bescherming van hoge cultuurhistorische waarden van de bebouwing, voor zover nader aangeduid als 'rijksmonument' of 'gemeentelijk monument' (plankaart 2); daarbij is primair sprake is van een bescherming van die waarden ingevolge de Monumentenwet of de gemeentelijke monumentenverordening, als gevolg waarvan de regels ingevolge deze dubbelbestemming verder buiten toepassing blijven; 2 de bescherming van te onderkennen cultuurhistorische waarden van: - bestaande bebouwing, voor zover aangeduid als ‘cultuurhistorisch waardevolle bebouwing’; - bestaande bomen, voor zover aangeduid als ‘monumentale bomen’, waarbij die aanduiding c.q. bescherming geldt ter plaatse van de projectie van de boomkruin + 2 m; - bestaande beplantingen (langs wegen, langs waterlopen of in de vorm van landschapselementen) voor zover aangeduid als ‘historisch groen’. - bestaande wateren/grachten, voor zover aangeduid als ‘historisch water’. B BOUWREGELS 1 In aanvulling op het elders in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere (primaire) detailbestemmingen van deze gronden, mag de mede tot ‘cultuurhistorisch waardevolle elementen’ (plankaart 2) bestemde grond uitsluitend worden bebouwd met in achtnamen van de volgende aanvullende voorwaarden: a Er mag uitsluitend worden gebouwd indien daardoor de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden geschaad. b Alvorens te beslissen over het verlenen van een bouwvergunning, wordt door Burgemeester en Wethouders vooraf advies ingewonnen, van de HC/MC en, in geval van een rijksmonument de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschappen en Monumenten over de vraag of, en eventueel onder welke voorwaarden de betreffende waarden voldoende worden ontzien. 2 Het bepaalde onder B sub 1a is niet van toepassing op het bouwen van: a bebouwing uitsluitend ter vervanging van al aanwezige bebouwing; b terreinafscheidingen en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de inrichting van tuinen en erven; c bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de normale inrichting van wegen en waterlopen. C GEBRUIKREGELS Zie Algemene gebruiksregel, artikel 0.7.
110
Artikel 2.9 Cultuurhistorisch waardevolle elementen (dubbelbestemming)
D
AANLEGVERGUNNING
1 Het is verboden op of in de tot ‘cultuurhistorische waardevolle elementen’ (plankaart 2) bestemde grond zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: - het (geheel of gedeeltelijk) slopen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde met cultuurhistorische waarden; - het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem; - het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren of veranderen van open wateren, zoals waterlopen, grachten, vijvers, poelen en dergelijke; - het vellen of rooien van landschapselementen, hagen, bomen of ander, hoger dan 1,5 m, opgaand houtgewas; - het verwijderen van onverharde of verharde wegen, paden of het wijzigen van het wegprofiel of de inrichting daarvan; - het aanleggen, verharden of veranderen van wegen, paden, bermen, parkeerplaatsen, of andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 200 m². 2 Het onder 1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden: - die van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van de te beschermen cultuurhistorische waarden, overeenkomstig deze dubbelbestemming; - die behoren tot ter plaatse normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de tevens geldende overige detailbestemmingen; - indien daarvoor op grond van de Monumentenwet of de gemeentelijke monumentenverordening reeds een vergunning vereist is met het oog op de bescherming van de cultuurhistorische waarden. 3 Een aanlegvergunning, als bedoeld in onder 1, kan uitsluitend worden verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden tot herstel van genoemde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind. Zo nodig kunnen voorwaarden aan de aanlegvergunning verbonden worden ter voorkoming of vermindering van de nadelige effecten van de voorgenomen werken of werkzaamheden (mitigatie) of ter compensatie van waarden die door de voorgenomen werken en werkzaamheden verloren zullen gaan. 4 Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 1 wordt het advies ingewonnen van de HC/MC en, in geval van de nadere aanduiding ‘Rijksmonument’ van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschappen en Monumenten. E NADERE EISEN Zie artikel 3.1. F
ONTHEFFINGEN
Niet van toepassing.
111
Artikel 2.9 Cultuurhistorisch waardevolle elementen (dubbelbestemming)
G WIJZIGINGEN Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan te wijzigen door: a de dubbele bestemming ‘Cultuurhistorisch waardevolle elementen’, zoals aangegeven op plankaart 2, geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van cultuurhistorisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische waarden van belang (meer) aanwezig zijn; of b aan gronden alsnog de dubbele bestemming ‘Cultuurhistorisch waardevolle elementen’, indien uit cultuurhistorisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden, aanpassing behoeft. c Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging, als bedoeld in sub 1 van dit lid, is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
112
HOOFDSTUK 3 ONTWIKKELINGEN, PLANKAART 3
113
114
Artikel 3.1
Nadere eisen (ex artikel 3.6 lid 1 sub d Wro)
1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen te stellen ten aanzien van het bouwen op grond van het bepaalde in de leden B van de artikelen 1.5 en 1.6 en 2.1 t/m 2.9. Dit overeenkomstig het bepaalde onder lid 2 t/m 4 van dit artikel, waarbij als algemene voorwaarde geldt dat een doelmatige bebouwing en gebruik overeenkomstig de bestemming niet onevenredig belemmerd mag worden. 2 Nadere eisen kunnen, conform het bepaalde in de tabel onder lid 4, uitsluitend gesteld worden ten aanzien van de volgende bebouwingsaspecten: A1 - de afstand tot de perceelsgrenzen, voor zover deze minder be1 draagt dan 10 m ; - de afstand tot de weg waaraan wordt gebouwd; A2 - de afstand tot de detailbestemming ‘waterlopen’ (plankaart 2) 1 voor zover deze minder bedraagt dan 5 m ; - de afstand tot de detailbestemming ‘waterlopen’, (plankaart 2) indien deze tevens zijn aangeduid als 'ecologische verbindings1 zone' (plankaart 3) voor zover deze minder bedraagt dan 25 m ; de situering van bebouwing op een perceel, ten opzichte van elA3 kaar, ten opzichte van ter plaatse aanwezige waardevolle bebouwing of beplanting, ten opzichte van bestaande of te ontwikkelen natuur- of landschapswaarden, ten opzichte van bos- en/of landschapselementen of ten opzichte van bestaande of nog aan te brengen erfbeplantingen; A4 de afmetingen, dakhelling en/of kapvorm van gebouwen en andere bouwwerken. 3 Nadere eisen kunnen, conform het bepaalde in de tabel onder lid 4, uitsluitend gesteld worden met het oog op de volgende belangen: B1 de gewenste concentratie van de bebouwing op het bestemmingsvlak of bouwperceel in het algemeen, en in het bijzonder van: - bedrijfswoning(en) en overige bedrijfsgebouwen op bouwblokken groter dan 1 ha; - bijgebouwen bij woningen op bouwpercelen groter dan 0,5 ha; B2 het behoud en/of herstel van cultuurhistorische waarden indien tevens bestemd tot ‘cultuurhistorisch waardevolle elementen’ (plankaart 2); B3 een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing in relatie tot de waarden volgens de gebiedsbestemmingen (plankaart 1) en ruimte voor aanleg van ecologische verbindingen (plankaart 3); B4 een goede stedenbouwkundige inpassing met name in relatie tot de aangrenzende en nabijgelegen bebouwing ingevolge de diverse detailbestemmingen; B5 een goede verkeerskundige inpassing ten opzichte van de weg waaraan wordt gebouwd met name in verband met voldoende uitzicht van en/of voldoende parkeerruimte op het bouwperceel; B6 voldoende ruimte voor behoud van bestaande of het aanbrengen van nieuwe erfbeplanting ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing van het totale bestemmingsvlak of bouwperceel; B7 doelmatig onderhoud en bereikbaarheid van waterlopen; B8 de verkrijging van het (wettelijk) vereiste geluidsniveau aan de gevel van een nieuwe (bedrijfs)woning en/of een afdoende geluidsreducerend effect.
115
$UWLNHO1DGHUHHLVHQH[DUWLNHOOLGVXEG:UR
7RHSDVVLQJVWDEHOQDGHUHHLVHQ ,Q KRHYHUUH QDGHUH HLVHQ WHQ DDQ]LHQ YDQ EHERXZLQJVDVSHFWHQ DOV EH GRHOG RQGHU NXQQHQ ZRUGHQ JHVWHOG PHW KHW RRJ RS EHODQJHQ DOV EH GRHOGRQGHULVDDQJHJHYHQPHWHHQµ[¶LQRQGHUVWDDQGVFKHPD %HERXZLQJVDVSHFWHQYROJHQV
KLHUQDDVWJHQRHPGH
$
$
$
$
RQGHUGHOHQYDQOLG→
ZDDUDDQ QDGHUH HLVHQ JHVWHOG NXQQHQ
ZRUGHQYROJHQVRQGHUVWDDQGH
EHODQJHQRQGHUGHOHQYDQOLG
↓
%
;
%
;
;
;
%
;
;
;
%
;
;
;
%
;
%
;
;
%
;
;
%
;
;
Artikel 3.2
Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
Bevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van en met inachtneming van het bepaalde in Artikel 3.6 lid 1 sub c Wet ruimtelijke ordening, volgens navolgend schema 3.2.0, ontheffing te verlenen van de in het schema genoemde regels voor de in het schema omschreven ontwikkelingen/veranderingen, met inachtneming van: - de betreffende voorwaarden onder 3.2.1 t/m 3.2.21 waarnaar verwezen wordt in het schema; - de navolgende procedure. Procedure Met betrekking tot de voorbereiding van een ontheffing ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en wethouders, geldt de volgende procedure: a Het voornemen wordt gepubliceerd in het plaatselijk huis-aan-huisblad. b Het voornemen ligt vervolgens vier weken ter inzage op het gemeentehuis. c Gedurende de periode van de ter-inzage-legging kunnen belanghebbenden schriftelijk hun zienswijze kenbaar maken aan het college van burgemeester en wethouders. d Na afloop van de termijn van de ter-inzage-legging beslissen burgemeester en wethouders omtrent ontheffing.
117
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
3.2.0 Schema ontheffingen
Ontwikkeling/verandering ten behoeve waarvan ontheffing verleend kan worden
Bestemming/Artikel waarop de ontheffing betrekking heeft
Artikel-lid waarvan ontheffing wordt verleend
Voorwaarden voor ontheffing volgens het onderstaand onderdeel van dit artikel 3.2 + eventueel artikel 3.4
1
Algemeen A: afwijking min. en max. maten; B: bebouwing t.b.v. algemeen nut; C: afwijkingen voor bijzondere situatie bij Wonen
de gebiedsbestemmingen volgens artikel 1.1 t/m 1.7 de detailbestemmingen volgens artikel 2.1 t/m 2.8
Lid B
3.2.1
2
Kleine bouwwerken of gebouwen binnen diverse gebiedsbestemmingen
de gebiedsbestemmingen volgens artikel 1.1 t/m 1.4
Lid B
3.2.2
3
Natuurkamperen en verenigingskamperen binnen GHS-bos- en natuurgebied Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen, A binnen GHS agrarisch gebied met natuurwaarden, B binnen AHS-agrarisch gebied met natuurwaarden en C binnen AHS-agrarisch gebied
de gebiedsbestemming volgens artikel 1.1
Lid B
3.2.3
de gebiedsbestemming volgens artikel 1.2 t/m 1.4
Lid B
3.2.4.
de gebiedsbestemmingen volgens artikel 1.3 en 1.4
Lid B
3.2.5
A kleinschalig kamperen binnen diverse gebiedsbestemmingen direct aansluitend bij ‘agrarische bedrijven’ en ‘paardenhouderijen’
A: de gebiedsbestemmingen volgens Artikel 1.3 en 1.4
A: Lid C c.q. artikel 0.7 lid 2 sub c
3.2.6..A + artikel 3.4
B Kleinschalig kamperen en dagrecreatie of ondersteunende daghoreca bij ‘nietagrarische bedrijven en/of functies’ en ‘wonen’
B: Artikel 2.4 Niet-agrarische bedrij ven en/of functies Artikel 2.5 Wonen
B: Lid A en Lid C c.q. artikel 0.7 lid 2 sub c
3.2.6.B + artikel 3.4
C Verruiming kleinschalig kamperen bij agrarische bedrijven en paardenhouderijen
C: Artikel 2.1 Agrarische bedrijven Artikel 2.2 Paardenhouderijen
C: Lid A sub 4.5 Lid A sub 2.5
3.2.6.C + artikel 3.4
D Verruiming ondersteunende (dag)horeca bij agrarische bedrijven en paardenhouderijen
D Artikel 2.1 Agrarische bedrijven Artikel 2.2 Paardenhouderijen
D: Lid A sub 4.6 Lid A sub 2.6
3.2.6.D + artikel 3.4
4
5
Dierenverblijven binnen diverse gebiedsbestemmingen tevens Extensiveringsgebied-overig en binnen bebouwingsconcentraties
6
Kleinschalige recreatie of ondersteunende daghoreca
7
8
9
118
Nieuwe 1e of 2e agrarische bedrijfswoning bij agrarische bedrijven en paardenhouderijen Tijdelijke huisvesting tijdelijke werknemers A: bij agrarische bedrijven, in woonunits B: bij agrarische bedrijven, in bedrijfs-/ gebouwen Teeltondersteunende kassen A: bij agrarische bedrijven, tot 5.000 m²; B: bij agrarische bedrijven in nader aangewezen gebieden, > 5.000 m²
Artikel. 2.1 Agrarische bedrijven Artikel 2.2 Paardenhouderijen
Lid B onder 6.a Lid B onder 4.a
3.2.7 + artikel 3.4
Artikel 2.1 Agrarische bedrijven
Lid C c.q. artikel 0.7 lid 2 sub a
3.2.8. A of B
Artikel 2.1 Agrarische bedrijven
Lid B onder 3.b
3.2.9.A of B + artikel 3.4
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
10 Medegebruik voor niet-agrarische nevenactiviteiten A: bij agrarische bedrijven buiten een Landbouwontwikkelingsgebied; B: bij agrarische bedrijven binnen een Landbouwontwikkelingsgebied 11 Hogere/afwijkende bedrijfsbebouwing A: bij agrarische bedrijven, paardenhouderijen, sport- en recreatievoorzieningen en niet-agrarische bedrijven en/of functies;
Artikel 2.1 Agrarische bedrijven
Lid A onder 3 en Lid B onder 2.e
3.2.10.A of B + artikel 3.4
A: Artikel 2.1 Agrarische bedrijven Artikel 2.2 Paardenhouderijen Artikel 2.3 Sport- en recreatievoorzieningen Artikel 2.4 Niet-agrarische bedrijven en/of functies
A: Lid B onder 2 en 3 Lid B onder 2 Lid B onder 1
B: Artikel 2.2 Paardenhouderijen
B: Lid H
3.2.11.B + artikel 3.4
12 Verandering van categorie of soort van paardenhouderij bij paardenhouderijen
Artikel 2.2 Paardenhouderijen
Lid A onder 1 en Lid B onder 2.e
3.2.12 + artikel 3.4
13 Verandering categorie/soort van bedrijf bij niet-agrarische bedrijven/functies
Artikel 2.4 Niet-agrarische bedrijven en/of functies
Lid A onder 1 en Lid B onder 1.e
3.2.13 + artikel 3.4
14 Vergroting woning/bijgebouwen A: bij woningen met overmaat aan bijgebouwen (sloopbonus) B: bij woningen zonder overmaat aan bijgebouwen
Artikel 2.5 Wonen
Lid B onder 1.c en/of Lid B onder 3.a
3.2.14
15 Herbouw van (bedrijfs)woning op andere locatie binnen het bouwperceel bij agrarische bedrijven, paardenhouderijen, sport- en recreatievoorzieningen, niet-agrarische bedrijven en/of functies en wonen
Artikel 2.1 Agrarische bedrijven Artikel 2.2 Paardenhouderijen Artikel 2.3 Sport- en recreatievoorzieningen Artikel 2.4 Niet-agrarische bedrijven en/of functies Artikel 2.5 Wonen
Lid B onder 6.b Lid B onder 4.b Lid B onder 3.b
3.2.15 + artikel 3.4
16 Meer detailhandel bij agrarische bedrijven en paardenhouderijen
Artikel 2.1 Agrarische bedrijven Artikel 2.2. Paardenhouderijen
Lid A onder 4.4 Lid A onder 2.2
3.2.16
Artikel 2.1. Agrarische bedrijven Artikel 2.2. Paardenhouderijen
Lid A onder 4.3 Lid A onder 2.3
3.2.17.A of B + artikel 3.4
Artikel 2.4 Niet-agrarische bedrijven en/of functies Artikel 2.5 Wonen
Lid A onder 1
B: bij paardenhouderijen voor vergroting van het maximum bebouwd oppervlak bedrijfsbebouwing
17 Verblijf voor zorgvragers A Dagverblijf voor zorgvragers bij agrarisch bedrijven en paardenhouderijen B Nachtverblijf voor zorgvragers bij agrarische bedrijven en paardenhouderijen 18 Statische binnenopslag bij niet-agrarische bedrijven en/of functies en wonen 19 Kleinschalige verblijfsrecreatie of verblijfsruimten A: kleinschalige verblijfsrecreatie buiten de bedrijfswoning bij ‘agrarische bedrijven’ en ’paardenhouderijen’ B: verblijfsruimten voor stagiaires, bij een paardenhouderij, buiten de bedrijfswoning C: Bed & Breakfast bij wonen 20 Dagrecreatief medegebruik 2
3.2.11.A
Lid B onder 1
Lid B onder 2.b Lid B onder 1a
Lid A onder 1.
3.2.18
A: Lid A onder 4.2 Lid A onder 2.4
3.2.19.A + artikel 3.4
B: Artikel 2.2 Paardenhouderijen
B: Lid A onder 2.4
3.2.19.B + artikel 3.4
C: Artikel 2.5 Wonen
C: Lid A sub 3
3.2.19.C + artikel 3.4
A: Artikel 2.1 Agrarische bedrijven Artikel 2.2 Paardenhouderijen
Artikel 1.3 AHS - agrarisch gebied met natuurwaarden Artikel 1.4 AHS – agrarisch gebied
Lid A onder 8 lid A onder 5
3.2.20 + artikel 3.4
119
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
21 Mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting A: vergroting capaciteit biomassa(co)vergisting op bedrijfsniveau B: collectieve mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting in verwevingsgebied
120
Artikel 2.1 Agrarische bedrijven
Lid A onder 5
3.2.21..A of B + artikel 3.4
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
3.2.1
Algemeen
3.2.1.A Afwijking minimum- en maximummaten Bij het verlenen van ontheffing voor het afwijken van de in deze regels voorgeschreven minimum- en maximummaten gelden de volgende voorwaarden: 1 De afwijking mag niet meer bedragen dan 10%. 2 De noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing dient aanwezig te zijn. 3 Deze ontheffing mag niet worden toegepast indien elders in deze regels andere ontheffingen zijn opgenomen voor afwijking van voorgeschreven minimum- en maximumwaarden of indien het de maximum inhoud van (bedrijfs)woningen betreft. 3.2.1.B Bebouwing ten behoeve van algemeen nut Bij het verlenen van ontheffing voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een functie ten behoeve algemeen nut - zoals ten dienste van verkeer, waterhuishouding, energievoorziening, telecommunicatie, dagrecreatief medegebruik, de wering van milieuhinder en/of gevaar, de bescherming van diersoorten en/of wild, herdenkings- of religieuze doeleinden - gelden de volgende voorwaarden: 1 De bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m². 2 De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m. 3 De hoogte van gebouwen mag niet bedragen dan 5 m. 4 De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 m. 5 Gebruiksfuncties en natuur- en/of landschapswaarden conform de gebieds- of detailbestemming, mogen niet onevenredig worden belemmerd of aangetast. 3.2.1.C Afwijking voor bijzondere situaties bij (bedrijfs)woningen Bij het verlenen van ontheffing voor het bouwen van woningen, in afwijking van het bepaalde in artikel 2.5 lid B gelden de volgende voorwaarden: 1 De afwijkende maatvoeringen moeten ter plaatse noodzakelijk zijn voor een doelmatige perceelsinrichting, uitbreiding en/of aansluiting op aanwezige bebouwing en worden slechts toegestaan voor zover dat voor de betreffende bebouwing of onderdeel daarvan noodzakelijk is. 2 De ontheffing kan uitsluitend verleend worden voor: a bestaande woningen in verband met algemeen in het buitengebied weinig voorkomende woningtypen of bouwpercelen, zoals halfvrijstaande woningen (bij 2 of meer aaneengebouwd) op hoekpercelen met aan 2 zijden wegen of tussenwoningen (bij 3 of meer aaneengebouwde woningen), indien toepassing van de bouwregels leidt tot ondoelmatige bebouwing; b bestaande kleinere woningen in ‘Nadere begrensde bebouwingsconcentraties’, volgens plankaart 3, waar overwegend al grotere woningen voorkomen; c of bij woningen in gebouwen met te behouden cultuurhistorische waarden, indien toepassing van de bouwregels onevenredig afbreuk doet aan (het verbeteren van) de ruimtelijke kwaliteit of (het behoud van de) cultuurhistorische waarden; d bestaande (bedrijfs)woningen indien toepassing van de bouwregels afbreuk doet aan noodzakelijke of gewenste bijzondere functionele eisen, zoals aanpassing voor gehandicapten, of realisering van specifiek aan een bedrijfswoning toe te voegen verbindingsruimten naar bedrijfsruimten, zoals kantoor of ontvangstruimte voor bezoekers e.d.
121
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
3 De ontheffing kan daarbij verleend worden voor de volgende onderdelen van de bouwregels: a bij woningen als bedoeld onder 1a voor: - de diepte van de woning, tot maximaal 20 m; - de afstand van de woning tot de peceelsgrens, tot ten minste 3 m; - de afstand van de woning tot de weg, tot ten minste 3 m; b bij woningen als bedoeld onder 1.b, 1.c en 1.d voor: 3 - de inhoud van de woning, tot ten hoogste 900 m of, in geval van te behouden cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, tot ten hoogste de totale inhoud daarvan; c de bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen als bedoeld onder 1a, 1b of 1c voor: - afstand t.o.v. de voorgevel, tot ten hoogste daarmee gelijk; - afstand tot de perceelsgrens, tot ten minste 1 m daaruit; - afstand tot de woning (met aan– en uitbouwen), tot ten hoogste 50 m. d de terreinafscheidingen bij (bedrijfs)woningen als bedoeld onder 1a, 1b of 1c voor: - de hoogte voor de voorgevelrooilijn, tot ten hoogste 2 m. Indien het afrasteringen betreft, dienen die zo nodig met opgaand groen ingepast te worden. Indien het muren of andere dichte afscheidingen betreft mogen die aantoonbaar geen afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. 3.2.2
Kleine bouwwerken of gebouwen
Binnen diverse gebiedsbestemmingen Bij het verlenen van ontheffing voor het bouwen van kleine bouwwerken of gebouwen, zoals schuilgelegenheden voor vee, veld- en/of opslagschuren, wildrasters, terreinafscheidingen, informatie-, picknick- en/of schuilvoorzieningen voor dagrecreatieve passanten en andere daarmee vergelijkbare kleine bouwwerken, gelden de volgende voorwaarden: 1 voor zover het betreft de gebiedsbestemmingen ‘GHS-bos- en natuurgebied’ (plankaart 1): a De noodzaak ter plaatse in verband voor een doelmatige inrichting en beheer als natuurgebied/bosgebied, als landgoed of in verband met recreatief medegebruik dient te worden aangetoond. b De oppervlakte van het beheersobject dient in principe ten minste 150 ha te bedragen, tenzij gelet op de aard en/of intensiteit van het beheer of de omvang van het terrein een en ander aantoonbaar voor een kleiner object noodzakelijk of wenselijk is, wat ten minste het geval is bij het nader aangeduide ‘Landgoed’ (zie ook onder 4). c De oppervlakte van de veldkavel c.q. het bouwperceel dient ten minste 2,5 ha te bedragen. d Aanwezige natuur- en/of landschappelijke waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. 2 voor zover het betreft de gebiedsbestemmingen ‘GHS-agrarisch gebied met natuurwaarden‘, ‘AHS-agrarisch gebied met natuurwaarden’ en ‘AHSagrarisch gebied’ (plankaart 1): a De noodzaak ter plaatse van agrarische bouwwerken in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dient te worden aangetoond, waartoe advies van de AAB kan worden ingewonnen. b De oppervlakte van de veldkavel c.q. het bouwperceel dient ten minste 2,5 ha te bedragen. c Aanwezige natuur- en/of landschappelijke waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. 122
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
3
4
5 6
d Een afdoende landschappelijke inpassing dient verzekerd te zijn waar dat op grond van de gebiedsbestemming wenselijk is. Voor een gebouw of overkapping gelden, in aanvulling op de voorwaarden onder 1 of 2, en met uitzondering van het bepaalde onder 4, per beheersobject/veldkavel/bouwperceel verder de volgende voorwaarden: a Er mag niet meer dan 1 gebouw of overkapping worden gebouwd. b Indien de oppervlakte van beheersobject/veldkavel/bouwperceel kleiner is dan 5 ha mag de oppervlakte van het gebouw of de overkapping niet meer dan 50 m² bedragen en in overige situaties niet meer dan 150 m². c De hoogte van een gebouw of overkapping mag niet meer dan 4,5 m en de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen. Voor een gebouw of overkapping gelden, in aanvulling op de voorwaarden onder 1, binnen het nader aangeduide ‘Landgoed’ de volgende voorwaarden: a Er mogen niet meer dan 5 gebouwen of overkappingen, uitsluitend in de vorm van een kapel, theehuis, veldschuur, schuilhut en prieeltje worden gebouwd, met een oppervlakte van niet meer dan resp. 30 m², 100 2 2 m² 120 m², 65 m en 20 m worden gebouwd. b De hoogte van een gebouw of overkapping mag niet meer dan 8 m en de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen. c Voornoemde bebouwing mag uitsluitend worden opgericht indien de aanleg van ten minste 60% van het terrein in de vorm van bos en natuurterrein is gerealiseerd. De afstand van een gebouw of overkapping tot de perceelsgrenzen mag niet minder dan 5 m bedragen. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de hoogte niet meer dan 3 m bedragen.
3.2.3
Natuurkamperen of groepskamperen
Binnen GHS-bos- en natuurgebied Bij het verlenen van deze ontheffing gelden de volgende voorwaarden: 1 De ontheffing mag uitsluitend toegepast worden voor locaties die op de plankaart (1) nader zijn aangeduid met ‘Natuur- en groepskampeerterrein toegestaan, met ontheffing’. 2 De omvang van een kampeerterrein voor natuurkamperen of groepskamperen mag niet meer bedragen dan 1 ha. 3 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorwaarden: a Per kampeerterrein mag niet meer dan 1 gebouw worden gebouwd. b Oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m². c Hoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen. d Goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen. e Afstand tot perceelsgrenzen mag niet minder dan 5 m bedragen. 4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag de hoogte niet meer bedragen dan 3 m. 5 Gebruiksfuncties en natuur- en/of landschapswaarden conform de gebiedsbestemming, mogen niet onevenredig worden belemmerd of aangetast, en zo nodig moet in afdoende bos- of natuurcompensatie voorzien worden. 3.2.4
Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen,
3.2.4.A Binnen GHS - agrarisch gebied met natuurwaarden Bij het verlenen van deze ontheffing voor de bouw van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en overige teeltondersteunende voorzieningen, voor zover bouwwerken zijnde, gelden de volgende voorwaarden: 123
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
1 De bouw daarvan mag uitsluitend plaatsvinden binnen de gebiedsbestemming ‘GHS-agrarisch gebied met natuurwaarden’ voor zover die op de plankaart (1) niet zijn aangeduid met de volgende waarden: ‘cm: maasheggengebied’, ‘P: planten en plantengemeenschappen’, ‘M: moersvogels’ of ‘Á: amfibieën’. 2 De aaneengesloten oppervlakte mag per agrarisch perceel niet meer bedragen dan 2 ha. 3 De hoogte mag niet meer bedragen dan 4 m. 4 Er dient sprake te zijn van hydrologisch neutraal bouwen (met betrekking tot oppervlakte- en grondwater) voor zover het gronden betreft die op de plankaart (1) zijn aangeduid met ‘h: hydrologisch waardevol’ (natte natuurparel met beschermingszone). 5 Er mag geen sprake zijn van onevenredig nadelige effecten op de aanwezige landschaps- en natuurwaarden ingevolge de gebiedsbestemming, bij de afweging waarvan al het bestaande relevante provinciale beleid en regelgeving alsmede het (toekomstige) gemeentelijke beleid dienaangaande betrokken wordt. 6 Indien de hoogte meer bedraagt dan 1,5 m verdient het de voorkeur de teeltondersteunende voorzieningen zo (veel) mogelijk te situeren in directe aansluiting op het agrarische bouwblok van het bedrijf. 7 Indien het boomteelthekken betreft mag de hoogte daarvan niet meer bedragen dan 1,5 m en dient verzekerd te zijn dat daarin voldoende dassenpoorten worden aangebracht. 3.2.4.B Binnen ‘AHS - agrarisch gebied met natuurwaarden’ Bij het verlenen van deze ontheffing voor de bouw van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en overige teeltondersteunende voorzieningen voor zover bouwwerken zijnde, gelden de volgende voorwaarden: 1 De aaneengesloten oppervlakte mag per agrarisch perceel niet meer bedragen dan 2 ha. 2 De hoogte mag niet meer bedragen dan 4 m. 3 Er dient sprake te zijn van hydrologisch neutraal bouwen (met betrekking tot oppervlakte- en grondwater) voor zover het gronden betreft die op de plankaart (1) zijn aangeduid met ‘h: hydrologisch waardevol’ (natte natuurparel met beschermingszone). 4 Er mag geen sprake zijn van onevenredig nadelige effecten op de aanwezige landschaps- en natuurwaarden ingevolge de gebiedsbestemming, bij de afweging waarvan al het bestaande relevante provinciale beleid en regelgeving alsmede het (toekomstige) gemeentelijke beleid dienaangaande betrokken wordt. 5 Indien de hoogte meer bedraagt dan 1,5 m verdient het de voorkeur de teeltondersteunende voorzieningen zo (veel) mogelijk te situeren in directe aansluiting op het agrarische bouwblok van het bedrijf. 6 Indien het boomteelthekken betreft mag de hoogte daarvan niet meer bedragen dan 1,5 m en dient verzekerd te zijn dat daarin voldoende dassenpoorten worden aangebracht. 3.2.4.C Binnen AHS – agrarische gebied Bij het verlenen van deze ontheffing voor de bouw van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en overige teeltondersteunende voorzieningen, voor zover bouwwerken zijnde, met een hoogte van meer dan 1,5 m gelden de volgende voorwaarden: 1 De aaneengesloten oppervlakte mag per agrarisch perceel niet meer bedragen dan 2 ha voor zover het gronden betreft die op de plankaart (1) zijn aangeduid met ‘ca: akker’ of ‘o: openheid’. 2 De hoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
124
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
3 Er dient sprake te zijn van hydrologisch neutraal bouwen (met betrekking tot oppervlakte- en grondwater) voor zover het gronden betreft die op de plankaart (1) zijn aangeduid met ‘h: hydrologisch waardevol’ (natte natuurparel met beschermingszone). 4 Er mag geen sprake zijn van onevenredig nadelige effecten op de aanwezige landschapswaarden ingevolge de gebiedsbestemming of nabijgelegen andere gebiedsbestemmingen, bij de afweging waarvan al het bestaande relevante provinciale beleid en regelgeving alsmede het (toekomstige) gemeentelijke beleid dienaangaande betrokken wordt. 5 Met het oog op voorgaand punt kan zo nodig bij het verlenen van ontheffing een maximum gesteld worden aan de aaneengesloten omvang van deze voorzieningen per agrarisch perceel, met dien verstande dat die omvang ten minste 4 ha mag zijn. 6 Indien de hoogte meer bedraagt dan 1,5 m verdient het de voorkeur de teeltondersteunende voorzieningen zo (veel) mogelijk te situeren in directe aansluiting op het agrarische bouwblok van het bedrijf. 3.2.5
Dierenverblijven
Binnen diverse gebiedsbestemmingen tevens extensiveringsgebiedoverig of bebouwingsconcentraties Bij het verlenen van ontheffing voor de bouw van dierenverblijven, gelden de volgende voorwaarden: 1 Het betreft uitsluitend gronden binnen de gebiedsbestemmingen ‘AHSagrarisch gebied met natuurwaarden’ en ‘AHS-agrarisch gebied’ die op plankaart 3 tevens zijn aangeduid als ‘Extensiveringsgebied-overig’ (volgens plankaart 3), uitsluitend voor zover het gronden betreft die gelegen zijn binnen 300 m van de binnenst plangrenzen ter plaatse van de kernen of ‘Nader begrensde bebouwingsconcentraties’. 2 De dierenverblijven mogen uitsluitend worden gebouwd als schuilgelegenheid op weilanden voor het houden van vee met een hobbymatig, en geen bedrijfsmatig, karakter. 3 De minimale perceelsoppervlakte dient 1 ha te bedragen. 4 Het mag geen percelen betreffen die behoren tot huispercelen met de bestemming 'wonen'. 5 De afstand tot andere dierenverblijven en woningen van derden mag niet minder dan 25 m bedragen. 6 Per bouwperceel mag slechts 1 dierenverblijf worden gebouwd. 7 Het moet een bouwwerk betreffen dat minimaal aan een zijde open is. 8 De oppervlakte mag niet meer dan 15 m² bedragen. 9 De hoogte mag niet meer dan 4 m bedragen. 10 De goothoogte mag niet meer dan 2,5 m bedragen. 11 Minimale afstand tot de grens van de bestemming ‘wegen’: a interlokale wegen: 15 m; b langs overige wegen: 5 m. 12 Minimale afstand tot de perceelsgrens: 5 m. 13 Andere gebruiksfuncties en natuur- en landschapswaarden conform de gebiedsbestemming, mogen niet onevenredig worden belemmerd of aangetast. 14 De bebouwing dient voldoende landschappelijk te worden ingepast indien dat gelet op de betreffende gebiedsbestemming wenselijk is.
125
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
3.2.6
Kleinschalige recreatie of ondersteunende (dag)horeca
3.2.6.A
Kleinschalig kamperen, direct aansluitend bij ‘agrarische bedrijven’ of ‘paardenhouderijen’ Bij het verlenen van ontheffing voor recreatief medegebruik in de vorm van kleinschalig kamperen binnen diverse gebiedsbestemmingen in directe aansluiting op een bestemmingsvlak/bouwblok van ‘agrarische bedrijven’ of ‘paardenhouderijen’, gelden de volgende voorwaarden: 1 Kleinschalig kamperen is daar uitsluitend toegestaan indien dat aantoonbaar niet (meer) mogelijk is binnen het voornoemde aangrenzende bestemmingsvlak/bouwblok en voor zover dat bestemmingsvlak niet is gelegen binnen een gebied dat op plankaart 3 is aangeduid als ‘GHS-natuur’ of ‘Landbouwontwikkelingsgebied’. 2 De gronden voor kleinschalig kamperen moeten direct aansluiten op het bestemmingsvlak ‘agrarische bedrijven’ en ‘paardenhouderijen’ (plankaart 2). 3 Er mag geen bebouwing plaatsvinden buiten het bestemmingsvlak/bouwblok. 4 Minimale afstand tot de grens van de bestemming wegen: a langs ‘interlokale wegen’: 15 m; b langs overige wegen: 5 m. 5 Minimale afstand tot de perceelsgrens: 5 m. 6 Het terrein dient voldoende landschappelijk te worden ingepast, waartoe ten minste een groenvoorziening, met visuele afschermende functie naar de omgeving, van ten minste 5 m breed aanwezig moet zijn of de aanleg daarvan moet als zodanig verzekerd zijn. 7 Er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van aanwezige natuur- of landschapswaarden volgens de omringende gebiedsbestemmingen. 8 Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en in de omgeving aanwezige (agrarische) bedrijven, waarbij wat betreft mogelijke hinder of overlast voor gevoelige functies en/of belemmeringen voor ontwikkelingsmogelijkheden van de (agrarische) bedrijven, rekening gehouden dient te worden met relevante milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid). 3.2.6.B
Kleinschalig kamperen, dagrecreatie of ondersteunende daghoreca, bij ‘niet-agrarische bedrijven en/of functies’ en ‘wonen’ Bij het verlenen van ontheffing voor recreatief medegebruik in de vorm van kleinschalig kamperen, kleinschalige dagrecreatie en/of ondersteunende daghoreca binnen de bestemming ‘Niet-agrarische bedrijven en/of functies’ en ‘Wonen’, gelden de volgende voorwaarden: 1 Kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan op gronden die liggen binnen: a het bestemmingsvlak ‘Niet-agrarische bedrijven en/of functies’, voor zover daarbij ook een bedrijfswoning aanwezig is en voor zover het bestemmingsvlak niet is gelegen binnen een gebied dat op plankaart 3 is aangeduid als ‘GHS-natuur’ of ‘Landbouwontwikkelingsgebied’; b het globale bestemmingsvlak ‘wonen’ of daar direct op aansluitend, voor zover het totale bouw- of huisperceel daarvan ten minste 1 ha bedraagt, waarvan ten minste 0,5 ha beschikbaar is als kampeerterrein voor kleinschalig kamperen, en voor zover het bestemmingsvlak niet is gelegen binnen een gebied dat op plankaart 3 is aangeduid als ‘GHSnatuur’ of ‘Landbouwontwikkelingsgebied’.
126
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
2 De maximale omvang van het terrein(gedeelte) voor kleinschalig kamperen of kleinschalige dagrecreatie mag niet meer bedragen dan 1 ha en het aantal mobiele toeristische kampeermiddelen mag niet meer gaan bedragen dan 25. 3 De afstand van het terrein(gedeelte) voor kleinschalig kamperen, kleinschalige dagrecreatie of ondersteunende daghoreca tot een bedrijfswoning of woning van derden mag niet minder bedragen dan 50 m. 4 Het terrein(gedeelte) voor kleinschalig kamperen of kleinschalige dagrecreatie dient verder te voldoen aan de voorwaarden zoals hiervoor genoemd onder A sub 3 t/m 8. 5 Voor het recreatieve medegebruik en ondersteunende horeca mag op locaties binnen ‘Nader aangeduide bebouwingsconcentraties’ volgens plankaart 3 in totaal niet meer dan 100 m² van de ingevolge de bestemming toegelaten bebouwing daarvoor (mede)gebruikt worden, en op overige locaties mag daarvoor niet meer dan 60 m² (mede)gebruikt worden. 6 De afstand tot een ander terrein waarop kleinschalig kamperen of een andere vorm van verblijfsrecreatie is toegestaan mag niet minder bedragen dan 250 m binnen ‘Nader begrensde bebouwingsconcentraties’ volgens plankaart 3 en in overige situaties niet minder dan 500 m. 7 Het maximum toe te laten mobiele toeristische kampeermiddelen zal mede afgewogen worden op de aanvaardbaarheid vanwege omgevingskwaliteiten in het bijzonder bij cumulatie van meerdere bedrijven of locaties met verblijfsrecreatie (zowel in de vorm van kleinschalig kamperen als anderszins) in elkaars nabijheid en in het bijzonder binnen bebouwingsconcentraties zoals aangeduid op plankaart 3; op grond daarvan kan de ontheffing verleend worden voor een maximum aantal mobiele toeristische kampeermiddelen, dat minder bedraagt dan het onder 2 genoemde maximum. 3.2.6.C
Verruiming kleinschalig kamperen bij agrarische bedrijven en paardenhouderijen Bij het verlenen van ontheffing voor de verruiming van de mogelijkheden tot kleinschalig kamperen, eventueel met gebruikmaking van trekkershutten of trekkerstenten, bij Agrarische bedrijven en Paardenhouderijen gelden de volgende voorwaarden: 1 Andere gebruiksfuncties en natuur- en landschapswaarden conform de gebiedsbestemming in de omgeving mogen niet onevenredig worden belemmerd of aangetast. 2 De omvang van het kleinschalig kamperen bedraagt maximaal 25 standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen; daarvan mogen maximaal 5 standplaatsen bebouwd/gebruikt mogen worden voor permanent aanwezige trekkershutten of trekkerstenten, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m2 en de hoogte niet meer dan 3,5 m. 3 De afstand van het terrein(gedeelte) voor kleinschalig kamperen, tot een bedrijfswoning of woning van derden mag niet minder bedragen dan 50 m. 4 Het terrein(gedeelte) voor kleinschalig kamperen of kleinschalige dagrecreatie dient verder te voldoen aan de voorwaarden zoals hiervoor genoemd onder 3.2.6.A sub 4 t/m 8. 5 De afstand tot een ander terrein waarop kleinschalig kamperen of een andere vorm van verblijfsrecreatie is toegestaan mag niet minder bedragen dan 250 m binnen ‘Nader begrensde bebouwingsconcentraties’ volgens plankaart 3 en in overige situaties niet minder dan 500 m. 6 De publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de aard van de omgeving en functie en aard van de weg waaraan en de locatie gelegen is. 7 Er dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te zijn, welke tevens afdoende landschappelijk ingepast moet zijn.
127
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
8 Het maximum toe te laten mobiele toeristische kampeermiddelen zal mede afgewogen worden op de aanvaardbaarheid vanwege omgevingskwaliteiten in het bijzonder bij cumulatie van meerdere bedrijven of locaties met verblijfsrecreatie (zowel in de vorm van kleinschalig kamperen als anderszins) in elkaars nabijheid en in het bijzonder binnen bebouwingsconcentraties zoals aangeduid op plankaart 3; op grond daarvan kan de ontheffing verleend worden voor een maximum aantal mobiele toeristische kampeermiddelen dat minder bedraagt dan het onder 2 genoemde maximum. 3.2.6.D
Verruiming ondersteunende (dag)horeca bij agrarische bedrijven en paardenhouderijen Bij het verlenen van ontheffing voor de verruiming van de mogelijkheden voor ondersteunende (dag)horeca buiten de bedrijfswoning bij Agrarische bedrijven en Paardenhouderijen gelden de volgende voorwaarden: 1 Het mag uitsluitend ondersteunende daghoreca of ondersteunende horeca uitsluitend in verband met op het bedrijf aanwezige kleinschalige verblijfsrecreatie of kleinschalig kamperen betreffen. 2 Voor de ondersteunende (dag)horeca mag op locaties binnen ‘Nader aangeduide bebouwingsconcentraties’ volgens plankaart 3 in totaal niet meer dan 100 m² (bvo) van de ingevolge de bestemming toegelaten bebouwing daarvoor (mede)gebruikt worden, en op overige locaties mag daarvoor niet meer dan 60 m² (bvo) (mede)gebruikt worden. 3 De publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de aard van de omgeving en functie en aard van de weg waaraan en de locatie gelegen is. 4 Er dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te zijn, welke tevens afdoende landschappelijk ingepast moet zijn. 5 Er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van aanwezige natuur- of landschapswaarden volgens de omringende gebiedsbestemmingen. Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en in de omgeving aanwezige (agrarische) bedrijven, waarbij wat betreft mogelijke hinder of overlast voor gevoelige functies en/of belemmeringen voor ontwikkelingsmogelijkheden van de (agrarische) bedrijven, rekening gehouden dient te worden met relevante milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid). 3.2.7
e
e
Nieuwe 1 of 2 agrarische bedrijfswoning
Bij agrarische bedrijven en paardenhouderijen Bij het verlenen van ontheffing van het bepaalde in artikel 2.1 lid B onder 6.a e e of artikel 2.2 lid B onder 4.a voor het bouwen van een nieuwe 1 of 2 agrarische bedrijfswoning gelden de volgende voorwaarden: 1 De noodzaak van de bedrijfswoning moet vanuit een doelmatige bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling aanwezig zijn, dat wil zeggen dat het bee e drijf zonder een 1 of 2 bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is. 2 Er dient, in geval van een 1e bedrijfswoning, sprake te zijn van een volwaardig bedrijf of een bedrijf waarvan de volwaardigheid op korte termijn aantoonbaar verzekerd is. 3 Er dient, in geval van een 2e bedrijfswoning, sprake te zijn van een bedrijf met een omvang van ten minste 2 volwaardige arbeidskrachten. 4 De bedrijfswoning dient in ruimtelijk en functioneel opzicht een eenheid met de al aanwezige bedrijfsbebouwing te vormen.
128
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
5 De nieuwe bedrijfswoning dient in milieuhygiënisch opzicht, onder andere wat betreft geluidshinder, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, verantwoord te zijn ten opzichte van omringende functies en te voldoen aan de in dat verband relevante wettelijke vereisten. 6 De nieuwe bedrijfswoning mag geen onevenredige of verdergaande belemmeringen tot gevolg hebben voor het functioneren en/of de ontwikkelingsmogelijkheden van andere nabijgelegen agrarische bedrijven. 7 De afstand tot kassen van een glastuinbouwbedrijf mag niet minder dan 25 m bedragen. 8 Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB over ten minste de voorwaarden zoals genoemd onder punt 1 t/m 4. 3.2.8
Tijdelijke huisvesting tijdelijke werknemers
3.2.8.A Bij agrarische bedrijven, in woonunits 1 Bij het verlenen van ontheffing ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers in woonunits gelden de volgende voorwaarden: a Een dergelijke huisvesting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf. b De huisvesting mag uitsluitend werknemers betreffen, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten. c De huisvesting mag niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedragen. d De huisvesting dient plaats te vinden in een of meer woonunits, waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m². e De bouwhoogte van een woonunit mag niet meer bedragen dan 3,0 m. f De woonunit(s) word(t)(en) geplaatst binnen het agrarische bouwblok en niet in een bedrijfsgebouw. g Er dient voorzien te worden in een doelmatige landschappelijke inpassing. h De woonunits dienen telkens na het tijdelijke gebruik te worden verwijderd. i Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en in de omgeving aanwezige (agrarische) bedrijven, waarbij wat betreft mogelijke hinder of overlast voor gevoelige functies en/of belemmeringen voor ontwikkelingsmogelijkheden van de (agrarische) bedrijven, rekening gehouden dient te worden met relevante milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid). 2 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de woonunit(s) voor zover nodig met het oog op: a een goede landschappelijke inpassing; b bescherming van de belangen van de omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven en/of c een passende situering ten opzichte van elkaar of andere aanwezige bebouwing. 3 Burgemeester en Wethouders trekken de ontheffing in indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijk grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is.
129
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
3.2.8.B Bij agrarische bedrijven, in bedrijfsgebouwen 1 Bij het verlenen van ontheffing ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers het bestaand bedrijfsgebouw gelden de volgende voorwaarden: a Een dergelijke huisvesting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf. b De huisvesting mag uitsluitend werknemers betreffen die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten. c De huisvesting mag niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedragen. d De huisvesting dient plaats te vinden in een bestaand, een uit te breiden dan wel een nieuw op te richten bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat de gezamenlijke vloeroppervlakte daarvoor niet meer bedraagt dan 250 m². e Er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden. f Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en in de omgeving aanwezige (agrarische) bedrijven, waarbij wat betreft mogelijke hinder of overlast voor gevoelige functies en/of belemmeringen voor ontwikkelingsmogelijkheden van de (agrarische) bedrijven, rekening gehouden dient te worden met relevante milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid). 2 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing die geschikt wordt gemaakt voor het bieden van nachtverblijf voor zover nodig met het oog op: a bescherming van de belangen van de omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven en/of b een passende situering ten opzichte van andere aanwezige bebouwing waaronder de bedrijfswoning. 3 Burgemeester en Wethouders trekken de ontheffing in indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijk grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is. 3.2.9
Teeltondersteunende kassen
3.2.9.A Bij agrarische bedrijven, tot 5.000 m² Bij het verlenen van ontheffing voor de bouw van teeltondersteunende kassen binnen de detailbestemming ‘agrarische bedrijven’, voor zover niet nader aangeduid met ‘G’(= glastuinbouwbedrijf), gelden de volgende voorwaarden: 1 Het bedrijf dient gelegen te zijn gelegen binnen het gebied dat op plankaart 3 is aangeduid als AHS- landschap of AHS-landbouw. 2 De oppervlakte mag per bedrijf niet meer bedragen dan 5.000 m². 3 De afstand van tot woningen van derden mag niet minder dan 25 m bedragen. 4 De in de omgeving aanwezige gebiedswaarden volgens de omliggende gebiedsbestemmingen mogen niet onevenredig worden aangetast. 5 Verzekerd dient te zijn dat de bouw hydrologisch neutraal plaats vindt. 6 Verzekerd dient te zijn dat de bouw plaats vindt met afdoende lichtafscherming bij toepassing van assimilatieverlichting (conform het daarover afgesloten convenant tussen Land- en Tuinbouworganisatie en de Stichting natuur en Milieu dan wel het, daarop nog aan te passen Besluit Glastuinbouw). 7 De teeltondersteunende kassen dienen teelttechnisch noodzakelijk te zijn voor een doelmatige ontwikkeling of de continuïteit van het betreffende agrarische bedrijf. 130
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
8 Er dient sprake te zijn/blijven van teeltondersteuning c.q. er mag geen sprake zijn van omschakeling of doorgroei naar een glastuinbouwbedrijf. 9 Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB over ten minste de voorwaarden zoals genoemd onder 7 en 8. 3.2.9.B
Bij agrarische bedrijven in nader aangewezen gebieden, > 5.000 m² Bij het verlenen van ontheffing voor de bouw van meer dan 5.000 m² aan teeltondersteunende kassen binnen de detailbestemming ‘agrarische bedrijven’, voor zover niet nader aangeduid met ‘G’ (= glastuinbouwbedrijf), gelden de volgende voorwaarden: 1 Het bedrijf dient gelegen te zijn gelegen binnen het gebied dat op plankaart 3 is aangeduid als AHS-landbouw èn tevens als ‘accentgebied voor boomen vaste plantenteelt’ of eventueel in een ander gebied dat tevens door Gedeputeerde Staten nader is aangewezen als een begrensd gebied binnen de AHS-landbouw waar een verruiming van teeltondersteunende kassen (boven de 5.000 m²) is toegestaan. 2 De oppervlakte mag niet meer gaan bedragen dan 1,5 ha per bouwblok. 3 De afstand van deze bouwwerken tot woningen van derden mag niet minder dan 25 m bedragen. 4 De teeltondersteunende kassen dienen teelttechnisch noodzakelijk te zijn voor een doelmatige ontwikkeling of de continuïteit van het betreffende boom- en vaste plantenteelt bedrijf of eventueel een ander vollegrondsteeltbedrijf. 5 Er dient sprake te zijn/blijven van teeltondersteuning c.q. er mag geen sprake zijn van omschakeling of doorgroei naar een zelfstandig of nieuw glastuinbouwbedrijf zonder binding, in hoofdzaak, aan vollegrondsteelten. 6 De in de omgeving aanwezige gebiedswaarden volgens de omliggende gebiedsbestemmingen mogen niet onevenredig worden aangetast. 7 Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB over ten minste de voorwaarden zoals genoemd onder 4 en 5. 8 Zolang de onder 1 bedoelde andere begrensde gebieden nog niet door Gedeputeerde Staten zijn aangewezen, is toepassing van deze ontheffing daarbinnen niet mogelijk.
131
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
3.2.10
Medegebruik voor niet-agrarische nevenactiviteiten
3.2.10.A Bij agrarische bedrijven buiten een Landbouwontwikkelingsgebied (LOG) Bij het verlenen van ontheffing voor het medegebruik voor niet-agrarische nevenfuncties, in ruimere omvang en/of anders dan agrarische verbreding of statische opslag, op een agrarisch bouwblok buiten een LOG, gelden de volgende voorwaarden: 1 Het agrarische bouwblok mag niet gelegen zijn binnen de GHS-natuur of Landbouwontwikkelingsgebied, zoals aangegeven op plankaart 3. Het medegebruik is alleen toegestaan als onderdeel van een functionerend agrarisch bedrijf buiten een LOG dat de hoofdfunctie blijft. 2 Het medegebruik is bij beëindiging van het agrarische functie niet meer toegestaan, tenzij het ook als vervolgfunctie in het kader van het beleid t.a.v. vrijgekomen agrarisch bedrijfslocaties, zoals vervat onder 3.3.9 toelaatbaar kan worden geacht. 3 Bij medegebruik dient eerst nagegaan te worden of het plaats kan vinden binnen de aanwezige bebouwing; indien dit niet mogelijk is mag de bestaande bebouwing worden uitgebreid met niet meer dan 500 m² mits de in het bestemmingsplan gegeven directe en indirecte bouwmogelijkheden niet worden overschreden. 4 Het medegebruik mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven niet beperken. 5 De publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de aard van de omgeving en functie en aard van de weg waaraan en de locatie gelegen is. 6 Er dient in geval van publieksaantrekking voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te zijn, welke tevens afdoende landschappelijk ingepast moet zijn. 7 De activiteiten mogen niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer, of een uitvoeringsregeling van deze wet, tenzij aannemelijk is gemaakt dat de activiteiten geen onevenredige milieubelasting voor de omgeving opleveren. 8 Er mag geen buitenopslag voor het medegebruik plaatsvinden. 9 Indien de bebouwing tevens bestemd is tot ‘Cultuurhistorisch waardevolle elementen’ (dubbelbestemming), mag het medegebruik geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben. 10 De in de omgeving aanwezige gebiedswaarden volgens de omliggende gebiedsbestemmingen mogen niet onevenredig worden aangetast. 11 De voor het medegebruik te gebruiken bedrijfsvloeroppervlakte mag niet meer gaan bedragen dan 50% van de aanwezige bebouwing, tot navolgende maxima: - Indien de locatie is gelegen binnen ‘Nader begrensde bebouwingsconcentraties’ volgens plankaart 3, maximaal 1.000 m². - Indien de locatie is gelegen in het overige buitengebied, en tevens buiten de GHS-natuur of een Landbouwontwikkelingsgebied volgens plankaart 3, maximaal 500 m². 3.2.10.B Bij agrarische bedrijven in een Landbouwontwikkelingsgebied (LOG) Bij het verlenen van ontheffing voor het medegebruik voor niet-agrarische nevenfuncties, in ruimere omvang en/of anders dan agrarische verbreding of statische opslag, op een agrarisch bouwblok binnen een LOG, gelden de volgende voorwaarden: 1 Het medegebruik is alleen toegestaan als onderdeel van een functionerend agrarisch bedrijf binnen een LOG dat de hoofdfunctie blijft, waarbij de volgende vorm van niet-agrarische nevenactiviteiten zijn toegestaan:
132
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
2
3
4 5 6 7
8 9 10
1.1 agrarische technische hulpactiviteiten als niet zelfstandig bedrijfsonderdeel in het kader van collectieve en/of duurzame samenwerking met andere agrarische bedrijven in hetzelfde LOG; 1.2 specifieke vormen van agrarische verbreding uitsluitend voor zover de totale omvang van die agrarische verbreding niet meer gaat bedragen 2 dan 500 m (bvo) en bovendien nooit meer dan 50% van de aanwezige bedrijfsgebouwen, waarbij als specifieke vorm van verbreding zijn toegestaan: - verkoop in het klein van agrarische producten van het eigen bedrijf of andere agrarische bedrijven in het LOG, tot niet meer dan 100 2 m (vvo); - be- en/of verwerking in het klein van agrarische producten van het eigen bedrijf of andere agrarische bedrijven in hetzelfde LOG; - agrarisch natuurbeheer, informatievoorziening, educatie of groenblauwe dienstverlening in relatie tot het eigen bedrijf en/of ter plaatse of in de directe omgeving van het betreffende LOG aanwezige landbouw, landschap, cultuurhistorie, natuur, water en dagrecreatief medegebruik. Het medegebruik is bij beëindiging van de agrarische functie niet meer toegestaan, tenzij het ook als vervolgfunctie in het kader van het beleid t.a.v. vrijgekomen agrarisch bedrijfslocaties, zoals vervat onder 3.3.9 toelaatbaar kan worden geacht. Bij medegebruik dient eerst nagegaan te worden of het plaats kan vinden binnen de aanwezige bebouwing; indien dit niet mogelijk is mag de bestaande bebouwing worden uitgebreid met niet meer dan 500 m² mits de in het bestemmingsplan gegeven directe en indirecte bouwmogelijkheden niet worden overschreden. Het medegebruik mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven niet beperken. De publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de aard van de omgeving en functie en aard van de weg waaraan en de locatie gelegen is. Er dient in geval van publieksaantrekking voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te zijn, welke tevens afdoende landschappelijk ingepast moet zijn. De activiteiten mogen niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer, of een uitvoeringsregeling van deze wet, tenzij aannemelijk is gemaakt dat de activiteiten geen onevenredige milieubelasting voor de omgeving opleveren. Er mag geen buitenopslag voor het medegebruik plaatsvinden. Indien de bebouwing tevens bestemd is tot ‘Cultuurhistorisch waardevolle elementen’ (dubbelbestemming), mag het medegebruik geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben. De in de omgeving aanwezige gebiedswaarden volgens de omliggende gebiedsbestemmingen mogen niet onevenredig worden aangetast.
133
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
3.2.11
Hogere/afwijkende bedrijfsbebouwing
3.2.11.A Bij agrarische bedrijven, paardenhouderijen, sport- en recreatievoorzieningen en niet-agrarische bedrijven en/of functies Bij het verlenen van ontheffing voor de bouw van hogere of anderszins qua maatvoering afwijkende bedrijfsbebouwing binnen de bestemming ‘agrarische bedrijven’, ‘paardenhouderijen’, ‘sport- en recreatievoorzieningen’ en ‘nietagrarische bedrijven en/of functies’, gelden de volgende voorwaarden: 1 De afwijkende maatvoeringen moeten ter plaatse noodzakelijk zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering, perceelsinrichting, uitbreiding en/of aansluiting op aanwezige bebouwing (met een reeds op deze punten afwijkende maatvoering) en worden slechts toegestaan voor zover dat voor de betreffende bebouwing of onderdeel daarvan noodzakelijk is. 2 Deze ontheffing is niet toegestaan voor vergroting van maximum bebouwd oppervlak bedrijfsgebouwen bij ‘sport- en recreatievoorzieningen’ en ‘nietagrarische bedrijven en/of functies’, zoals voorgeschreven in lid H bij artikel 2.3 en 2.4; voor ‘paardenhouderijen’ geldt hiervoor wel een ontheffing, zoals hierna apart onder 3.2.11.B is opgenomen. 3 Silo’s of schoorstenen (hoger dan 15 m) zijn uitsluitend toegestaan tot een hoogte van niet meer dan 20 m. 4 De hoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m. 5 De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7,5 m. 6 Een kleinere afstand tot de perceelsgrens is toegestaan mits die niet minder gaat bedragen dan 3 m, tenzij het betreft uitbreiding van bestaande bebouwing die al dichter dan 3 m bij de perceelsgrens gelegen is, welke kleinere afstand dan maatgevend is. 7 Een kleinere afstand tot de grens van de bestemming 'wegen' waaraan wordt gebouwd is toegestaan mits: a de afstand niet minder bedraagt dan de afstand van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing op hetzelfde bouwperceel; b er geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden en er voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig blijft; c als het een (bedrijfs)woning betreft voldaan wordt aan de Wet geluidhinder. 8 De hoogte van terreinafscheidingen zowel voor de voorgevelrooilijn als daarachter, mag niet meer gaan bedragen dan 2,5 m, en voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn dienen afrasteringen daarbij zo nodig met opgaand groen ingepast worden, en mogen muren of andere dichte afscheidingen uisluitend gebouwd worden indien die aantoonbaar geen afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. 9 Landschappelijke waarden volgens direct omringende gebiedsbestemmingen, met name in cultuurhistorisch en/of visueel-ruimtelijk opzicht, en cultuurhistorische waarden van omringende detailbestemmingen mogen niet onevenredig worden aangetast. 10 Een goede landschappelijke inpassing, op basis van aanwezige erfbeplanting en/of een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, dient verzekerd te zijn. 11 De stedenbouwkundige structuur van de omringende of direct aangrenzende bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast. 12 Er kan vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB over de voorwaarde zoals genoemd onder 1. 3.2.11.B Bij paardenhouderijen voor vergroting maximum bebouwd oppervlak bedrijfsbebouwing Bij het verlenen van ontheffing voor het toestaan van een ruimer maximum bebouwd oppervlak bedrijfsbebouwing bij paardenhouderijen dan voorgeschreven in lid H 'Staat van paardenhouderijen’ bij artikel 2.2 gelden de volgende voorwaarden:
134
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
1 De vergroting van het bebouwd oppervlak bedrijfsgebouwen dient ter plaatse noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling. 2 Het maximum bebouwd oppervlak bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlak van het bestemmingsvlak en niet 2 meer dan 5.000 m . 3 Landschappelijke waarden volgens direct omringende gebiedsbestemmingen, met name in cultuurhistorisch en/of visueel-ruimtelijk opzicht, en cultuurhistorische waarden van omringende detailbestemmingen mogen niet onevenredig worden aangetast. 4 Een goede landschappelijke inpassing, op basis van aanwezige erfbeplanting en/of een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, dient verzekerd te zijn. 5 De stedenbouwkundige structuur van de omringende of direct aangrenzende bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast. 6 De milieuhygiënische uitstraling in ruimtelijk opzicht mag niet onevenredig vergroot worden in relatie tot nabijgelegen gevoelige functies of waarden. 7 Uit een oogpunt van stankhinder mag geen sprake zijn van onevenredige of verdergaande belemmeringen voor het huidig functioneren en/of de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven. 8 De publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig worden vergroot in relatie tot de aard en ontsluitingsfunctie van de weg waaraan het bedrijf gelegen is. 9 Er mag geen uitbreiding van bestaande detailhandel of nieuwvestiging van detailhandel plaatsvinden. 10 Er kan vooraf advies worden ingewonnen van de AAB met betrekking tot de beoordeling van de doelmatigheid zoals genoemd onder 1. 3.2.12
Verandering categorie/soort van paardenhouderijen
3.2.12.A Naar een andere paardenhouderij Bij het verlenen van ontheffing voor een andere categorie of een ander soort van paardenhouderij dan voorgeschreven in lid H 'Staat van paardenhouderijen’ bij artikel 2.2, en voor zover het geen manegebedrijf gaat worden, gelden de volgende voorwaarden: 1 Een functieverandering van een dienstverlenende paardenhouderij naar een productiegebonden paardenhouderij is steeds mogelijk. 2 Een functieverandering van een productiegebonden paardenhouderij naar een dienstverlenende is alleen toegestaan op locaties van paardenhouderijen gelegen binnen ‘AHS-landschap’ of ‘AHS-landbouw’ en voor zover tevens gelegen buiten een ‘Landbouwontwikkelingsgebied’, zoals aangeduid op plankaart 3. 3 De geldende maximale oppervlakte voor bedrijfsbebouwing in m² bebouwd oppervlak mag niet worden vergroot. 4 De aanwezige gebiedswaarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast. 5 Een goede landschappelijke inpassing dient aanwezig te blijven of, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, verzekerd te zijn. 6 De milieuhygiënische uitstraling in ruimtelijk opzicht mag niet onevenredig vergroot worden in relatie tot nabijgelegen gevoelige functies of waarden. 7 Uit een oogpunt van stankhinder mag geen sprake zijn van onevenredige of verdergaande belemmeringen voor het huidig functioneren en/of de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven. 8 De publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig worden vergroot in relatie tot de aard en ontsluitingsfunctie van de weg waaraan het bedrijf gelegen is. 9 Er mag geen uitbreiding van bestaande detailhandel of nieuwvestiging van detailhandel plaatsvinden. 135
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
10 In het geval dat de locatie gelegen is binnen het ‘Grondwaterbeschermingsgebied’ (dubbelbestemming) volgens plankaart 1 dient ook rekening gehouden te worden met relevante regels van de Provinciale milieuverordening dienaangaande. 3.2.12.B Naar een manegebedrijf Bij het verlenen van ontheffing voor het veranderen van de aard van de activiteiten van een paardenhouderij die nog geen manegebedrijf is naar een manegebedrijf gelden de volgende voorwaarden: 1 Deze functieverandering is niet toegestaan op locaties van paardenhouderijen gelegen binnen de GHS-natuur, de GHS-landbouw of het Landbouwontwikkelingsgebied maar enkele op locaties in AHS-landschap en AHS-landbouw zoals aangeduid op plankaart 3. 2 Op locaties buiten op plankaart 3 aangeduide ‘Nader begrensde bebouwingsconcentraties’ dient de manege tevens een recreatieve functie te vervullen die past binnen de recreatieve visie van het Reconstructieplan Peel en Maas en het gemeentelijke beleid voor recreatie en dient er tevens sprake te zijn van een verrijking van het toeristisch recreatieve product. 3 Dit hergebruik is toegestaan op locaties binnen ‘Nadere begrensde bebouwingsconcentraties’ zoals aangegeven op plankaart 3, voor zover het hergebruik past in het daarvoor geformuleerde beleid conform de voorwaarden zoals opgenomen in bijlage 3 onder ‘Paardenhouderijen en bedrijven’. 4 De bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of aardkundige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. 5 Een goede landschappelijke inpassing dient aanwezig te blijven of, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, verzekerd te zijn. 6 Er mag geen beperking optreden van de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven. 7 De activiteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben. 8 Bij deze functieverandering binnen AHS landschap, zoals aangegeven op plankaart 3, dient vooraf advies te worden ingewonnen van een terzake deskundige commissie/instantie, zoals de Adviescommissie Toerisme en Recreatie, over ten minste de voorwaarden zoals genoemd onder 2, 4, 5 en 7. 3.2.13 Verandering categorie/soort van bedrijf Bij niet-agrarische bedrijven en/of functies Bij het verlenen van ontheffing voor een andere categorie of een ander soort van bedrijf dan voorgeschreven in lid H 'Staat van niet-agrarische bedrijven en/of functies’, bij artikel 2.3 gelden de volgende voorwaarden: 1 Bij verandering van categorie van bedrijf dient er sprake te zijn van een verandering naar een categorie met meer binding aan het buitengebied, waarbij de volgorde, van meer naar minder binding, als volgt is: buitengebiedgebonden bedrijf/functie, agrarisch-technisch hulpbedrijf, agrarisch-verwant bedrijf, recreatiebedrijf/-functie, horecabedrijf, ambachtelijk bedrijf, en overig niet-buitengebied gebonden bedrijf/functie. 2 Bij verandering van soort bedrijf dient het bedrijf te blijven passen binnen dezelfde categorie. 3 De geldende maximale oppervlakte voor bedrijfsbebouwing in m² bebouwd oppervlak mag niet worden vergroot. 4 De milieuhygiënische uitstraling in ruimtelijk opzicht mag niet vergroot worden in relatie tot nabijgelegen gevoelige functies of waarden.
136
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
5 Uit een oogpunt van stankhinder mag geen sprake zijn van onevenredige of verdergaande belemmeringen voor het huidig functioneren en/of de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven. 6 De publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig worden vergroot in relatie tot de aard en ontsluitingsfunctie van de weg waaraan het bedrijf gelegen is. 7 Er mag geen uitbreiding van bestaande detailhandel of nieuwvestiging van detailhandel plaatsvinden. 8 In het geval dat de locatie gelegen is binnen het ‘Grondwaterbeschermingsgebied’ (dubbelbestemming) volgens plankaart 1 dient ook rekening gehouden te worden met relevante regels van de Provinciale milieuverordening dienaangaande. 3.2.14
Vergroting woning/bijgebouwen
3.2.14.A Bij woningen met overmaat aan bijgebouwen ('sloopbonus') Bij het verlenen van ontheffing voor extra vergroting van de inhoud van de woning en/of de oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen, boven de voorgeschreven maxima volgens de bestemming ‘wonen’ (conform artikel 2.5), gelden in het geval dat sprake is van een overmaat aan legale vrijstaande bijgebouwen c.q. voormalige agrarische of niet-agrarische bedrijfsgebouwen, de volgende voorwaarden: 1 Voor zover de oppervlakte aan aanwezige legale (bij)gebouwen het voorgeschreven maximum van 95 m² resp. 190 m² aan vrijstaande bijgebouwen per woning resp. woonboerderij (conform artikel 2.5) te boven gaat mogen deze (bij)gebouwen, met inachtneming van de hierna genoemde voorwaarden, gesloopt en vervangen of herbouwd worden in de vorm van: 3 a extra vergroting van inhoud van de woning tot maximaal 900 m indien 3 de bestaande inhoud daarvan 600 m of minder bedraagt of tot maximaal de bestaande inhoud vermeerderd met 25% en dat tot een 3 maximum van 1.250 m indien de bestaande inhoud daarvan al meer 3 bedraagt dan 600 m ; en/of b extra vergroting van de oppervlakte aan bijgebouwen tot maximaal 250 m² per woning of in geval van een (woon)boerderij, met 1 of 2 woningen, tot maximaal 500 m² in totaliteit. 3 2 Per 50 m vergroting van de woning met aanbouwen dient minimaal 100 m² aan legaal aanwezige (bij)gebouwen te worden gesloopt. 3 De vergroting van de woning mag niet leiden tot of gecombineerd worden met woningsplitsing, tenzij het een boerderij betreft met splitsingsmogelijkheid op basis van artikel 3.3 onder 3.3.11. 4 Als er sprake is van een (woon)boerderij mag de bestaande inhoud van het hoofdgebouw van de boerderij niet verder worden vergroot en mag de sloop en vervanging alleen gebruikt worden voor vergroting van de voorgeschreven oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen tot het maximum zoals onder 1b aangegeven en met inachtneming van het bepaalde onder 5. 5 Per 10 m² vergroting van de bijgebouwen dient minimaal 30 m² aan legaal aanwezige bijgebouwen te worden gesloopt. 6 De gesloopte oppervlakte mag slechts één maal ten behoeve van de nieuwe bebouwing, zoals bedoeld onder 2 en 5, in aanmerking worden genomen. 7 Het surplus aan bijgebouwen c.q. alle aanwezige bijgebouwen boven het 2 maximum van 95 m² resp. 190 m , vermeerderd met de extra teruggebouwde oppervlakte volgens het bepaalde onder 5, moet in één keer worden gesloopt.
137
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
8 Deze ontheffing kan niet worden verleend indien op de betreffende locatie sloop van bebouwing al heeft plaatsgevonden, sloop kan plaatsvinden in het kader van de Ruimte-voor-ruimte-regeling, voor sloop al subsidie is verkregen op basis van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken of sloop op andere wijze verzekerd is. 3.2.14.B Bij woningen zonder overmaat aan bijgebouwen Bij het verlenen van ontheffing voor extra vergroting van de oppervlakte van bijgebouwen, boven het voorgeschreven maximum volgens de bestemming ‘wonen’, gelden in het geval dat géén sprake is van een overmaat aan bijgebouwen c.q. voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, de volgende voorwaarden: 1 De bestemming ‘wonen’ woning dient gelegen te zijn binnen een ‘Extensiveringsgebied–overig’, uitsluitend voor zover het gronden betreft die gelegen zijn binnen 300 m van de binnenst plangrenzen ter plaatse van de kernen of een ’Nader begrensde bebouwingsconcentratie’ zoals aangeduid op plankaart 3 en mag bovendien niet overlappen met een gebiedsbestemming ‘GHS-bos en natuurgebied’ of ‘GHS-agrarisch gebied met natuurwaarden’ met tevens de aanduiding(en) ‘P: planten en plantengemeenschappen’, ‘M: moerasvogels’ en/of ‘A: amfibieën‘ zoals aangegeven op plankaart 1. 2 De huiskavel dient ten minste een oppervlakte van 0,7 ha te hebben. 3 Er mogen uitsluitend extra dierenverblijven worden gebouwd als schuilgelegenheid of nachtverblijf voor het houden van vee met een hobbymatig en geen bedrijfsmatig karakter, tot een maximum van 50 m². 4 De totale oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen bij woning met de bestemming ‘Wonen’ mag niet meer dan 145 m² gaan bedragen. 5 De hoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen. 6 De goothoogte mag niet meer dan 2,5 m bedragen. 7 Minimale afstand tot de grens van de bestemming wegen: a langs interlokale wegen ten minste 15 m; b langs overige wegen ten minste 5 m. 8 Minimale afstand tot de perceelsgrens: 3 m. 9 Maximale afstand tot de woning: 50 m. 10 Er dient sprake te zijn van een ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van aanvullende erfbeplanting en/of de aanleg van landschapselementen als groene overgang naar en/of als extra inpassing in het omringende landschap. 3.2.15
Herbouw van (bedrijfs)woning op een andere locatie binnen het bouwperceel
Bij (bedrijfs)woningen Bij het verlenen van ontheffing voor de herbouw van een bestaande bedrijfswoning of woning op een andere plaats binnen het bestemmingsvlak of bouwperceel, (overwegend) buiten de bestaande funderingen van de (bedrijfs)woning, gelden de volgende voorwaarden: 1 Er dient aantoonbaar sprake te zijn van een noodzaak en/of een aanmerkelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering vanuit een oogpunt van landschap, cultuurhistorie, stedenbouwkunde, verkeerskunde, milieuhygiëne en/of veiligheid. 2 De opstelling van een nadere ruimtelijke onderbouwing met een beeldkwaliteitsplan is vereist. 3 In het geval van een gekoppeld agrarisch bouwblok mag de woning herbouwd worden op een andere locatie maar uitsluitend binnen hetzelfde bouwblokgedeelte als waar de oorspronkelijke bedrijfswoning zich bevond.
138
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
3.2.16
Meer detailhandel
Bij agrarische bedrijven en paardenhouderijen Bij het verlenen van ontheffing voor het toestaan van (meer) ruimtelijke mogelijkheden voor het uitoefenen van detailhandel als nevenactiviteit bij de bestemming ‘Agrarische bedrijven’ en ‘Paardenhouderijen’, gelden de volgende voorwaarden: 1 Het mag uitsluitend detailhandel betreffen die rechtstreeks verband houdt met eigen of streekgebonden agrarische productie, met buitengebiedgebonden functies, met agrarisch-technische of agrarische verwante bedrijvigheid of met de paardenhouderij. 2 Het mag uitsluitend bedrijven betreffen die gelegen in zijn in een ‘Nader begrensde bebouwingsconcentratie’ of in ‘Extensiveringsgebied-overig’, uitsluitend voor zover het gronden betreft die gelegen zijn binnen 300 m van de binnenst plangrenzen ter plaatse van de kernen, zoals aangeduid op plankaart 3. 3 Er mag geen onevenredige verstoring plaatsvinden van de locale distributiestructuur door het toelaten van vormen van detailhandel die normaliter ook al in de kernen gevestigd zijn of zouden moeten zijn. 4 De verkoopvloeroppervlakte voor detailhandel mag niet meer gaan bedragen dan 250 m². 5 De detailhandel mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient afdoende op eigen terrein plaats te (kunnen) vinden. 3.2.17
Verblijf voor zorgvragers
3.2.17.A Dagverblijf voor zorgvragers bij agrarische bedrijven en paardenhouderijen Bij het verlenen van ontheffing voor dagverblijf van zorgvragers bij agrarische zorgverlening op ‘Agrarische bedrijven’ of ‘Paardenhouderijen’ gelden de volgende voorwaarden: 1 Andere gebruiksfuncties en natuur- en landschapswaarden conform de gebiedsbestemming in de omgeving mogen niet onevenredig worden belemmerd of aangetast. 2 De omvang van de het dagverblijf voor zorgverlening mag niet meer bedragen dan 500 m² (bvo) en bovendien nooit meer dan 50% van de aanwezige bedrijfsgebouwen. 3 De publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de aard van de omgeving en functie en aard van de weg waaraan en de locatie gelegen is. 4 Er dient in geval van publieksaantrekking voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te zijn, welke tevens afdoende landschappelijk ingepast moet zijn. 5 Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en in de omgeving aanwezige (agrarische) bedrijven, waarbij wat betreft mogelijke hinder of overlast voor gevoelige functies en/of belemmeringen voor ontwikkelingsmogelijkheden van de (agrarische) bedrijven, rekening gehouden dient te worden met relevante milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid). 3.2.17.B Nachtverblijf voor zorgvragers bij agrarische bedrijven en paardenhouderijen Bij het verlenen van ontheffing voor nachtverblijf van zorgvragers bij agrarische zorgverlening op ‘Agrarische bedrijven’ of ‘Paardenhouderijen’ gelden de volgende voorwaarden: 139
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
1 Het nachtverblijf dient aantoonbaar ter plaatse noodzakelijk te zijn vanuit een oogpunt van specifiek beoogde agrarische zorgverlening, en daarvan rechtstreeks afhankelijk te zijn. 2 Het nachtverblijf dient uitsluitend tijdelijk van aard te zijn c.q. te fungeren ten behoeve van regelmatig wisselende zorgvragers die hun hoofd(woon)verblijf aantoonbaar elders hebben en behouden. 3 De nachtverblijfsruimte mag niet meer gaan dan 50% van de totaal aanwezige ruimte voor zorgverlening, en nooit meer dan 50% van het ingevolge deze planregels toegelaten oppervlak (bvo) daarvoor. 4 De afhankelijke nachtverblijfsruimte wordt gerealiseerd in een bestaand bedrijfs- of bijgebouw dat op maximaal 40 meter afstand is gelegen van de achtergevel van de bedrijfswoning; afwijking is slechts mogelijk indien er op het erf en sprake is van reeds aanwezige bedrijfs- of bijgebouwen die zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kunnen worden gemaakt voor het bieden van afhankelijke nachtverblijfsruimte; in het geval dat er sprake is van nieuwbouw mag de afstand tot de achtergevel van de bedrijfswoning niet meer bedragen dan 20 meter. 5 Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven in de omgeving waarbij wat betreft mogelijke hinder of overlast voor gevoelige functies en/of belemmeringen voor ontwikkelingsmogelijkheden van de (agrarische) bedrijven, rekening gehouden dient te worden met relevante milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid). 6 Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van zorgverlening niet meer aanwezig is. 3.2.18
Statische binnenopslag
Bij Niet-agrarische bedrijven en/of functies en Wonen Bij het verlenen van ontheffing voor het medegebruik voor statische binnenopslag bij de bestemming ‘Niet-agrarische bedrijven en/of functies’ en ‘Wonen’ gelden de volgende voorwaarden: 1 Het bestemmingsvlak mag niet gelegen zijn binnen de GHS-natuur of een Landbouwontwikkelingsgebied, zoals aangegeven op plankaart 3. 2 Het medegebruik is alleen toegestaan als onderdeel van functionerende niet-agrarische bedrijven en/of functies en bij woningen welke de hoofdfunctie blijven. 3 Het medegebruik is alleen toegestaan in reeds aanwezige bedrijfsgebouwen of voormalig agrarische bedrijfs- c.q. bijgebouwen. 4 Het medegebruik mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven niet beperken. 5 De publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de aard van de omgeving en functie en aard van de weg waaraan en de locatie gelegen is. 6 De activiteiten mogen niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer, of een uitvoeringsregeling van deze wet, tenzij aannemelijk is gemaakt dat de activiteiten geen onevenredige milieubelasting voor de omgeving opleveren. 7 Er mag geen buitenopslag voor het medegebruik plaatsvinden. 8 Indien de bebouwing tevens bestemd is tot ‘Cultuurhistorisch waardevolle elementen’ (dubbelbestemming), mag het medegebruik geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben. 9 De in de omgeving aanwezige gebiedswaarden volgens de omliggende gebiedsbestemmingen mogen niet onevenredig worden aangetast.
140
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
10 De voor statische opslag mede te gebruiken bedrijfsvloeroppervlakte mag niet meer gaan bedragen dan 2.500 m² indien de locatie is gelegen binnen ‘Nader begrensde bebouwingsconcentraties’ volgens plankaart 3 en daar buiten niet meer dan 1.000 m², met dien verstande dat bij een nietagrarisch bedrijf/functie de omvang bovendien nooit meer mag gaan bedragen dan 50% van de aanwezige bedrijfsbebouwing. 3.2.19
Kleinschalige verblijfsrecreatie of verblijfsruimten
3.2.19.A Kleinschalige verblijfsrecreatie buiten de bedrijfswoning, bij agrarische bedrijven en paardenhouderijen Bij het verlenen van ontheffing voor kleinschalige verblijfsrecreatie in gebouwen buiten de bedrijfswoning bij ‘Agrarische bedrijven’ of ‘Paardenhouderijen’ gelden de volgende voorwaarden: 1 Andere gebruiksfuncties en natuur- en landschapswaarden conform de gebiedsbestemming in de omgeving mogen niet onevenredig worden belemmerd of aangetast. 2 De omvang van de kleinschalige verblijfsrecreatie mag niet meer bedragen dan 250 m² (bvo) en niet meer dan 25 overnachtingsplaatsen of, indien het bedrijf is gelegen binnen een ‘Nader aangewezen bebouwingsconcentratie’ zoals aangeduid op plankaart 3, niet meer dan 500 m² (bvo) en niet meer dan 50 overnachtingsplaatsen. 3 De publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de aard van de omgeving en functie en aard van de weg waaraan en de locatie gelegen is. 4 Er dient in geval van publieksaantrekking voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te zijn, welke tevens afdoende landschappelijk ingepast moet zijn. 5 Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en in de omgeving aanwezige (agrarische) bedrijven, waarbij wat betreft mogelijke hinder of overlast voor gevoelige functies en/of belemmeringen voor ontwikkelingsmogelijkheden van de (agrarische) bedrijven, rekening gehouden dient te worden met relevante milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid). 3.2.19.B Verblijfsruimten voor stagiaires, buiten de bedrijfswoning, bij paardenhouderijen Bij het verlenen van ontheffing voor verblijfsruimten voor stagiaires in gebouwen buiten de bedrijfswoning bij ‘Paardenhouderijen’ gelden de volgende voorwaarden: 1 Het verblijf van stagiaires dient ter plaatse noodzakelijk of wenselijk te zijn vanuit een oogpunt van de bedrijfsvoering als paardenhouderij en daaraan rechtstreeks te dienste te staan. 2 De realisering van dergelijke verblijfsruimten binnen de bedrijfswoning is aantoonbaar niet mogelijk of wenselijk vanuit de optiek zoals aangegeven onder punt 1. 3 Er mogen maximaal 5 individuele verblijfsruimten voor stagiaires met een 2 oppervlakte van elk maximaal 30 m gerealiseerd worden, alsmede één gezamenlijke verblijfsruimte met een grootte van maximaal het aantal in2 dividuele verblijfsruimten x 10 m 4 De verblijfsruimten worden gerealiseerd in een bestaand bedrijfs- of bijgebouw dat op maximaal 40 meter afstand is gelegen van de achtergevel van de bedrijfswoning; afwijking is slechts mogelijk indien er op het bedrijf sprake is van reeds aanwezige bedrijfs- of bijgebouwen die zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kunnen worden gemaakt voor het bieden van verblijfsruimte. 141
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
In het geval dat er sprake is van nieuwbouw mag de afstand tot de achtergevel van de bedrijfswoning niet meer bedragen dan 20 meter. 5 Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en in de omgeving aanwezige (agrarische) bedrijven, waarbij wat betreft mogelijke hinder of overlast voor gevoelige functies en/of belemmeringen voor ontwikkelingsmogelijkheden van de (agrarische) bedrijven, rekening gehouden dient te worden met relevante milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid). 6 Er kan vooraf advies worden ingewonnen van de AAB met betrekking tot de beoordeling van de doelmatigheid zoals genoemd onder 1. 7 Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak of wenselijkheid vanuit een oogpunt van bedrijfsvoering niet meer aanwezig is. 3.2.19.C Bed and Breakfast bij wonen Bij het verlenen van ontheffing voor kleinschalige verblijfsrecreatie bij de bestemming ‘Wonen’ gelden de volgende voorwaarden: 1 De woning mag niet gelegen zijn in een Landbouwontwikkelingsgebied, zoals aangeduid op plankaart 3. 2 De kleinschalige verblijfsrecreatie mag uitsluitend plaatsvinden in de vorm van bed & breakfast in de woning (inclusief uit- en aanbouwen), maar niet in bijgebouwen. 3 Bed and breakfast is alleen toegestaan in een woning die blijvend wordt bewoond als hoofdwoonverblijf en waarvan de hoofdgebruiker(s) tijdens het recreatieve nachtverblijf eveneens aanwezig is (zijn). 4 De omvang daarvan mag niet meer bedragen dan 60 m² en niet meer dan 10 verblijfsrecreatieve overnachtingsplaatsen. 5 De publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de aard van de omgeving en functie en aard van de weg waaraan en de locatie gelegen is. 6 Er dient in geval van publieksaantrekking voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te zijn, welke tevens afdoende landschappelijk ingepast moet zijn. 7 Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en in de omgeving aanwezige (agrarische) bedrijven waarbij, wat betreft mogelijke hinder of overlast voor gevoelige functies en/of belemmeringen voor ontwikkelingsmogelijkheden van de (agrarische) bedrijven, rekening gehouden dient te worden met relevante milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid). 8 Het maximum toe te laten verblijfsrecreatieve overnachtingsplaatsen zal mede afgewogen worden op de aanvaardbaarheid vanwege omgevingskwaliteiten in het bijzonder bij cumulatie van meerdere bedrijven of locaties met verblijfsrecreatie (waaronder bed & breakfast, kleinschalig kamperen of anderszins) in elkaars nabijheid en in het bijzonder binnen bebouwingsconcentraties zoals aangeduid op plankaart 3; op grond daarvan kan de ontheffing verleend worden voor een maximum aantal verblijfsrecreatieve overnachtingsplaatsen dat minder bedraagt dan het onder 2 genoemde maximum.
142
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
3.2.20
Dagrecreatief medegebruik 2
In AHS – agrarisch gebied met natuurwaarden en AHS – agrarisch gebied Bij het verlenen van ontheffing voor dagrecreatief medegebruik 2 binnen de bestemmingen ‘AHS – agrarisch gebied met natuurwaarden’ en ‘AHS – agrarisch gebied’ gelden de volgende voorwaarden: 1 Het medegebruik mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven niet beperken. 2 De publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de omgeving en functie en aard van de weg waaraan de locatie gelegen is. 3 De activiteiten mogen niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer, of een uitvoeringsregeling van deze wet, tenzij aannemelijk is gemaakt dat de activiteiten geen onevenredige milieubelasting voor de omgeving opleveren. 4 Er mag geen buitenopslag voor het medegebruik plaatsvinden. 5 De in de omgeving aanwezige gebiedswaarden volgens de omliggende gebiedsbestemmingen mogen niet onevenredig worden aangetast. 3.2.21
Mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting
3.2.21.A Vergroting biomassa(co)vergisting op bedrijfsniveau Bij het verlenen van ontheffing voor mestverwerking op bedrijfsniveau in de vorm van biomassa(co)vergisting met een grotere capaciteit dan 25.000 ton per jaar aan gelden de volgende voorwaarden: 1 Het toelaten van een grotere capaciteit aan mestverwerking op bedrijfsniveau dient ter plaatse noodzakelijk of wenselijk te zijn vanuit een oogpunt van de bedrijfsvoering als agrarisch bedrijf en daaraan rechtstreeks te dienste te staan. 2 Er blijft sprake van het verwerken van producten (mest, mestfractie en eventuele andere biomassa) die overwegend van het eigen bedrijf afkomstig zijn. 3 De publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de omgeving en functie en aard van de weg waaraan de locatie gelegen is. 4 De in de omgeving aanwezige gebiedswaarden volgens de omliggende gebiedsbestemmingen mogen niet onevenredig worden aangetast. 5 Er kan vooraf advies worden ingewonnen van de AAB met betrekking tot de beoordeling van de doelmatigheid zoals genoemd onder 1. 6 Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak of wenselijkheid vanuit een oogpunt van bedrijfsvoering niet meer aanwezig is. 3.2.21.B Collectieve mestbewerking, mestverwerking of biomassa(co)vergisting in verwevingsgebied Bij het verlenen van ontheffing voor een collectieve mestbewerking, mestverwerking dan wel biomassa(co)vergisting, uitsluitend in Verwevingsgebied, gelden de volgende voorwaarden: 1 Het toelaten van een collectieve mestbewerking, mestverwerking dan wel biomassa(co)vergisting, met eventueel ook een grotere capaciteit dan 25.000 ton biomassa per jaar, dient ter plaatse noodzakelijk of wenselijk te zijn vanuit een oogpunt van de bedrijfsvoering van een aantal agrarische bedrijven in elkaars nabijheid en daaraan rechtstreeks ten dienste te staan. 143
Artikel 3.2 Ontheffingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub c Wro)
2 De publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de omgeving en functie en aard van de weg waaraan de locatie gelegen is. 3 De in de omgeving aanwezige gebiedswaarden volgens de omliggende gebiedsbestemmingen mogen niet onevenredig worden aangetast. 4 Er kan vooraf advies worden ingewonnen van de AAB met betrekking tot de beoordeling van de doelmatigheid zoals genoemd onder 1. 5 Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak of wenselijkheid vanuit een oogpunt van collectieve bedrijfsvoering niet meer aanwezig is.
144
Artikel 3.3
Wijzigingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub a Wro)
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening, volgens navolgend schema 3.3.0 de daarin genoemde onderdelen van het plan te wijzigen voor de omschreven ontwikkelingen/veranderingen, met inachtneming van: - de betreffende voorwaarden onder 3.3.1 t/m 3.3.12 waar naar verwezen wordt in het schema; - de procedure volgens afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. 3.3.0 Schema wijzigingen Ontwikkeling/verandering ten behoeve waarvan wijziging mogelijk is
Te wijzigen bestemming(en)
Bestemming na wijziging
Voorwaarden voor wijziging volgens onderstaand onderdeel van dit artikel 3.3. + eventueel artikel 3.4
GHS-agrarisch gebied met natuurwaarden AHS-agrarisch gebied met natuurwaarden AHS-agrarisch gebied
GHS- bos- en natuurgebied
3.3.1
2 Beekherstel en aanleg EVZ
GHS- bos en natuurgebied, GHS- agrarisch gebied met natuurwaarden AHS- agrarisch gebied met natuurwaarden AHS- agrarische gebied
GHS- bos- en natuurgebied Waterlopen (met natuurwaarden)
3.3.2
3 Aanleg landschapselementen
Landschapselementen
3.3.3
4.A Vormverandering of verkleining agrarische bouwblokken
GHS- agrarisch gebied met natuurwaarden AHS- agrarisch gebied met natuurwaarden AHS- agrarische gebied Agrarische bedrijven
Agrarische bedrijven en omliggende Gebiedsbestemmingen
3.3.4..A + artikel 3.4
4.B Vormverandering Niet-agrarische bedrijven en/of functies
Niet-agrarische bedrijven en/of functies
Niet-agrarische bedrijven en/of functies en omliggende Gebiedsbestemmingen
3.3.4.B + artikel 3.4
A: Agrarische bedrijven, met nadere aanduiding ‘intensieve veehouderij’
3.3.5.A + artikel 3.4
B: Agrarische bedrijven, met nadere aanduiding ‘overig nietgrondgebonden agrarisch bedrijf
3.3.5.B +artikel 3.4
C: Agrarische bedrijven, zonder nader aanduiding bedrijfstype’
3.3.5.C +artikel 3.4
Agrarische bedrijven
3.3.6 + artikel 3.4
1 Nieuw bos- of natuurgebied
5 Omschakeling op bedrijfsniveau A Omschakeling naar intensieve veehouderij op bedrijfsniveau
A: Agrarische bedrijven, zonder nadere aanduiding ‘intensieve veehouderij’
B Omschakeling naar een overig niet-grondgebonden bedrijf op bedrijfsniveau
B: Agrarische bedrijven, zonder nadere aanduiding ‘overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’
C Omschakeling naar een grondgebonden bedrijf op bedrijfsniveau
C: Agrarische bedrijven, met nadere aanduiding bedrijfsvorm (IV, G, O)
6 Uitbreiding agrarische bouwblokken
GHS- agrarisch gebied met natuurwaarden AHS- agrarisch gebied met natuurwaarden AHS- agrarische gebied
7 Omschakeling voor vestiging van een agrarisch bedrijf
Paardenhouderijen Niet-agrarische bedrijven/functies Wonen, met een gedeelte van de direct aansluitende (agrarische) gebiedsbestemmingen
Agrarische bedrijven
3.3.7 + artikel 3.4
GHS- agrarisch gebied met natuurwaarden AHS- agrarisch gebied met natuurwaarden AHS- agrarische gebied
Agrarische bedrijven met nadere aanduiding ‘intensieve veehouderij’ of zonder nadere aanduiding (grondgebonden bedrijf)
3.3.8 + artikel 3.4
8 Nieuwvestiging intensieve veehouderijen of boom--/vaste plantenteeltbedrijven
145
Artikel 3.3 Wijzigingen ex artikel 3.6 lid sub a Wro
Ontwikkeling/verandering ten behoeve waarvan wijziging mogelijk is
Te wijzigen bestemming(en)
Bestemming na wijziging
Voorwaarden voor wijziging volgens onderstaand onderdeel van dit artikel 3.3. + eventueel artikel 3.4
Agrarische bedrijven Wonen (met aanduiding VAB)
Paardenhouderijen Sport- en recreatievoorzieningen Niet-agrarische bedrijven/functies Wonen, met aansluitend omringende (agrarische) gebiedsbestemmingen
3.3.9 + artikel 3.4
Agrarische bedrijven Paardenhouderijen, Sport- en recreatievoorzieningen Niet-agrarische bedrijven/functies
Wonen met aansluitend omringende (agrarische) gebiedsbestemmingen
3.3.10 + artikel 3.4
Agrarische bedrijven Paardenhouderijen, Niet-agrarische bedrijven/functies Wonen
Wonen met aansluitend omringende (agrarische) gebiedsbestemmingen
3.3.11 + artikel 3.4
12 Nuts- en telecommunicatievoorzieningen
Alle gebiedsbestemmingen
Niet-agrarische bedrijven/functies
3.3.12 + artikel 3.4
13 Uitbreiding Maatschappelijke doeleinden of Nutsdoeleinden
GHS-agrarisch gebied met natuurwaarden (met aanduiding ‘Gebied met wijzigingsbevoegdheid’)
Maatschappelijke doeleinden of Nutsdoeleinden (met nadere aanduiding ‘3’ van het bestemmingsvlak)
3.3.13 + artikel 3.4
9 Hergebruik VAB’s voor diverse functies
10 Hergebruik als woning
11 Boerderijsplitsing
146
Artikel 3.3 Wijzigingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub a Wro)
3.3.1 Nieuw bos- of natuurgebied Wijziging van de gebiedsbestemming ‘GHS-agrarisch gebied met natuurwaarden’, voor zover tevens aangeduid op plankaart 3 als ‘GHS-natuur’ en de gebiedsbestemmingen ‘GHS-agrarisch gebied met natuurwaarden’, ‘AHSagrarisch gebied met natuurwaarden’ en ‘AHS-agrarisch gebied’, voor zover die tevens zijn aangeduid op plankaart 3 als Extensiveringsgebied-natuur’, in de gebiedsbestemming ‘GHS- bos- en natuurgebied’ mag plaatsvinden onder de volgende voorwaarden: 1 De gronden dienen op vrijwillige basis voor de nieuwe functie/bestemming ter beschikking te zijn gesteld of wel aangekocht te zijn door een erkende natuur- of landschapsbeherende instantie, het waterschap of de gemeente of een dergelijke aankoop dient in voldoende mate verzekerd te zijn. 2 Er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor de omringende gebieds- of detailbestemmingen. 3.3.2 Beekherstel en aanleg EVZ, Wijziging van de gebiedsbestemmingen ‘GHS- agrarisch gebied met natuurwaarden’, ‘GHS- agrarisch gebied met natuurwaarden’, ‘AHS- agrarisch gebied met natuurwaarden’ en/of ‘AHS- agrarisch gebied, voor zover die tevens op plankaart 3 zijn aangeduid als ‘Te herstellen beek’, ‘Ruimte voor beekherstel’ of ‘Ecologische verbindingszone‘, in de gebiedsbestemming ‘GHS-bosen natuurgebied’ of de detailbestemmingen ‘Landschapselementen’ of 'Waterlopen', met nadere aanduiding 'waterloop met natuurwaarde’, mag plaatsvinden onder de volgende voorwaarden: 1 De gronden dienen op vrijwillige basis voor de nieuwe functie/bestemming ter beschikking te zijn gesteld of wel aangekocht te zijn door een erkende natuur- of landschapsbeherende instantie, het waterschap of de gemeente of een dergelijke aankoop dient in voldoende mate verzekerd te zijn. 2 Er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor de omringende gebieds- of detailbestemmingen. 3.3.3 Aanleg landschapselementen Wijziging van de gebiedsbestemmingen ‘GHS-agrarisch gebied met natuurwaarden’, ‘AHS-agrarisch gebied met natuurwaarden’ en ‘AHS-agrarisch gebied’ in de detailbestemmingen ‘Landschapselementen’ mag plaatsvinden onder de volgende voorwaarden: 1 De gronden dienen op vrijwillige basis voor de nieuwe functie/bestemming ter beschikking te zijn gesteld of wel aangekocht te zijn door een erkende natuur- of landschapsbeherende instantie, het waterschap of de gemeente of een dergelijke aankoop dient in voldoende mate verzekerd te zijn of de grondeigenaar stemt vrijwillig met een dergelijke duurzame functie- c.q. bestemmingsverandering in. 2 De landschapselementen dienen te passen in het landschappelijke streefbeeld voor het betreffende (deel)gebied zoals dat is opgenomen in het gemeentelijk Landschapsontwikkelingsplan (LOP). 3 De omvang per aaneengesloten landschapselement mag niet meer gaan bedragen dan 5 ha. 4 Er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor de omringende gebieds- of detailbestemmingen.
147
Artikel 3.3 Wijzigingen (ex artikel 3.6 lid sub a Wro)
3.3.4.A Vormverandering/verkleining van agrarische bouwblokken Het wijzigen van een agrarisch bouwblok, c.q. een bestemmingsvlak met de detailbestemming ‘agrarische bedrijven‘, in combinatie met de (‘voorrang’ volgens artikel 0.2 op) de direct omliggende gebiedsbestemmingen, ten behoeve van een vormverandering (waarbij de totale oppervlakte gelijk blijft) of een verkleining van het betreffende bouwblok is toegestaan indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1 De vormverandering is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. 2 Bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of aardkundige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. 3 Een goede landschappelijke inpassing van het bouwblok, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, is of blijft verzekerd. 4 De vormverkleining zal uitsluitend plaatsvinden als, bij omschakeling naar een andere bedrijfsvorm en/of beëindiging van een bedrijfstak, sprake is van een substantiële afbraak van bedrijfsbebouwing of een substantieel verlies/inlevering van bouwrechten die aantoonbaar niet meer op kortere termijn vervangen kan/zal worden en waarbij verkleining van het bestemmingsvlak voor de omgeving een aanzienlijke ruimtelijke kwaliteitswinst oplevert. 5 Verkleining als genoemd onder 4 kan, bij een wijzigingsinitiatief van Burgemeester en Wethouders daartoe, uitsluitend plaatsvinden nadat daarover overleg met de direct belanghebbende heeft plaatsgevonden. 6 Er kan vooraf advies worden ingewonnen van de AAB over ten minste de voorwaarden zoals genoemd onder 1. 3.3.4.B Vormverandering niet-agrarische bedrijven en/of functies Het wijzigen van bouwblok, c.q. een bestemmingsvlak met de detailbestemming ‘niet-agrarische bedrijven/functies‘, in combinatie met de (‘voorrang’ volgens artikel 0.2 op) de direct omliggende gebiedsbestemmingen, ten behoeve van een vormverandering (waarbij de totale oppervlakte gelijk blijft) van het betreffende bouwblok is toegestaan indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1 De vormverandering is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering of doelmatig functioneren. 2 Natuurlijke en abiotische, aardkundige, cultuurhistorische en visueelruimtelijke waarden van de omgeving, zoals nader aangeduid op plankaart 1, mogen door de vormverandering niet onevenredig worden aangetast. 3 Er dient daarnaast sprake te zijn van een afdoende landschappelijke inpassing gelet op de betreffende waarden van de omgeving, wat op basis van een zorgvuldige plaatsing van de bedrijfsbebouwing en een erf(her)inrichtingsplan afdoende verzekerd dient te zijn. 4 Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en in de omgeving aanwezige (agrarische) bedrijven, waarbij wat betreft mogelijke hinder of overlast voor gevoelige functies en/of belemmeringen voor ontwikkelingsmogelijkheden van de (agrarische) bedrijven, waarbij rekening gehouden dient te worden met relevante milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid).
148
Artikel 3.3 Wijzigingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub a Wro)
3.3.5
Omschakeling op bedrijfsniveau
3.3.5.A Omschakeling naar intensieve veehouderij op bedrijfsniveau Het wijzigen voor omschakeling op bedrijfsniveau naar intensieve veehouderij binnen een agrarisch bouwblok, c.q. de detailbestemming ‘agrarische bedrijven’, zonder de aanduiding ‘IV’, door het alsnog toevoegen van die aanduiding aan het bouwblok, is toegestaan onder de volgende voorwaarden: 1 Dit mag uitsluitend plaatsvinden op agrarische bouwblokken die zijn gelegen in een Verwevingsgebied of Landbouwontwikkelingsgebied, zoals aangeduid op plankaart 3. 2 er dient aantoonbaar sprake te zijn van een duurzame locatie voor intensive veehouderij ook indien het agrarische bouwblok is gelegen in een Landbouwontwikkelingsgebied; dit dient aangetoond te worden op basis van de provinciale Handleiding Duurzame (project)locaties intensieve veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 2 december 2003 c.q. zoals opgenomen als bijlage 5 bij Deel B van het Reconstructieplan Peel en Maas en als bijlage 2 bij deze planregels. Indien het bouwblok is gelegen binnen het ‘Grondwaterbeschermingsgebied’ (dubbelbestemming) volgens plankaart 1 is er op voorhand geen sprake van een duurzame locatie voor intensieve veehouderij en is deze omschakeling daarbinnen niet toegestaan. 3.3.5.B
AbGS, en zie uitspraak AbRS 13 juli 2011
Omschakeling naar een overig niet-grondgebonden bedrijf op bedrijfsniveau Het wijzigen voor omschakeling op bedrijfsniveau naar een overig nietgrondgebonden bedrijf(stak) binnen een agrarisch bouwblok c.q. de detailbestemming ‘agrarische bedrijven’, zonder de aanduiding ‘O’, door het een aanduiding ‘ÍV’ of ‘G’ door die aanduiding, is toegestaan onder de volgende voorwaarden: 1 De omschakeling dient noodzakelijk te zijn uit een oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. 2 De omschakeling mag uitsluitend plaatsvinden op agrarische bouwblokken die zijn gelegen in AHS-landschap of AHS-landbouw, voor zover niet tevens ‘Landbouwontwikkelingsgebied’, zoals aangeduid op plankaart 3. 3 Indien het agrarische bouwblok gelegen is binnen ‘Verwevingsgebied’, zoals aangeduid op plankaart 3, mag er geen sprake zijn van een duurzame locatie voor intensive veehouderij, wat aangetoond dient te worden op basis van de provinciale Handleiding Duurzame (project)locaties intensieve veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 2 december 2003 c.q. zoals opgenomen als bijlage 5 bij Deel B van het Reconstructieplan Peel en Maas en als bijlage 2 bij deze planregels. 4 In afwijking van het bepaalde onder 3 mag deze omschakeling wel plaatsvinden op een duurzame locatie voor intensive veehouderij, indien aantoonbaar of redelijkerwijs aanneembaar (te maken) is dat er op korte termijn geen behoefte bestaat aan het gebruik van die locatie voor omschakeling naar een intensieve veehouderij, waarover een advies van de Regionale reconstructiecommissie Peel en Maas vereist is; 5 Er mogen geen onevenredige beperkingen optreden voor bestaande agrarische bedrijven, zowel wat betreft bestaande bedrijfsvoering als wat betreft uitbreidings- of ontwikkelingsmogelijkheden. 6 Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB over ten minste de hierboven onder 1 genoemde voorwaarden.
149
Artikel 3.3 Wijzigingen (ex artikel 3.6 lid sub a Wro)
3.3.5.C
Omschakeling naar een grondgebonden bedrijf op bedrijfsniveau Het wijzigen voor omschakeling op bedrijfsniveau naar een grondgebonden agrarisch bedrijf binnen een agrarisch bouwblok, c.q. de detailbestemming ‘agrarische bedrijven’, met de aanduiding ‘IV’, ‘G’ of ‘Ó’, door het alsnog laten vervallen van die aanduiding op het bouwblok, is toegestaan onder de volgende voorwaarden: 1 De wijziging zal uitsluitend plaatsvinden als, bij omschakeling naar een grondgebonden bedrijfsvorm sprake is van een volledige of zodanig substantiële beëindiging van de niet-grondgebonden bedrijvigheid/bedrijfstak dat de omvang daarvan niet meer als een reëel agrarisch(e) bedrijf(stak) is aan te merken en dat aantoonbaar ook niet meer op kortere termijn het geval kan zijn en waarbij beëindiging van betreffende bedrijvigheid/bedrijfstak voor de omgeving een aanzienlijke ruimtelijke kwaliteitswinst oplevert. 2 De wijziging mag voor agrarische bouwblokken met de aanduiding ‘ÍV, die gelegen zijn binnen een Verwevingsgebied of Landbouwontwikkelingsgebied (zoals aangeduid op plankaart 3), alleen plaatsvinden indien aantoonbaar geen sprake (meer) is van een duurzame locatie voor intensieve veehouderij (te toetsen op basis van de provinciale Handleiding Duurzame (project)locaties intensieve veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 2 december 2003 c.q. zoals opgenomen als bijlage 5 bij Deel B van het Reconstructieplan Peel en Maas en als bijlage 2 bij deze planregels opgenomen). 3 Een wijziging op initiatief van Burgemeester en Wethouders kan uitsluitend plaatsvinden nadat daarover overleg met de direct belanghebbende heeft plaatsgevonden. 4 Er kan vooraf advies worden ingewonnen van de AAB over ten minste de voorwaarden zoals genoemd onder 1 en de Regionale Reconstructiecommissie Peel en Maas over ten minste de voorwaarden zoals genoemd onder 2. 3.3.6 Uitbreiding agrarische bouwblokken, algemeen Bij het wijzigen van een agrarisch bouwblok, c.q. een detailbestemming ‘agrarische bedrijven‘ in combinatie met de (‘voorrang’ volgens artikel 0.2 op) de omliggende gebiedsbestemmingen, ten behoeve van de uitbreiding van een agrarische bouwblok dient allereerst getoetst te worden in hoeverre en tot welke omvang dat aanvaardbaar is op basis van de specifiek toegelaten bedrijfsvorm/-tak, zoals die is aangeduid op plankaart 2, in combinatie met voor de ontwikkeling van die bedrijfsvorm/-tak relevante gebiedszoneringen. - Voor een grondgebonden bedrijf(stak), een glastuinbouwbedrijf(stak) en een overige niet-grondgebonden bedrijf(stak) is de relatie met de GHS/AHS-zonering, zoals aangeduid op plankaart 3, van belang en zijn de voorwaarden dienaangaande hierna vervat onder 3.3.6 A.1 t/m A.3. Daarnaast dient tevens voldaan te worden aan de algemene voorwaarden voor uitbreiding van agrarische bouwblokken zoals die onder punt 3.3.6.C opgenomen zijn. - Voor intensieve veehouderijen, is de relatie met de Reconstructiezonering, zoals aangeduid op plankaart 3, van belang en zijn de voorwaarden dienaangaande hierna vervat onder 3.3.6.B.1 t/m B.3. Daarnaast dient tevens voldaan te worden aan de algemene voorwaarden voor uitbreiding van agrarische bouwblokken zoals die onder punt 3.3.6.C opgenomen zijn.
150
Artikel 3.3 Wijzigingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub a Wro)
3.3.6.A
Uitbreiding agrarische bouwblokken, voor een grondgebonden bedrijf(stak), een glastuinbouwbedrijf(stak) en een overige nietgrondgebonden bedrijf(stak) in relatie tot GHS of AHS
A.1 in GHS-Natuur: Niet van toepassing A.2 in GHS-landbouw en AHS-landschap A.2.1 Grondgebonden bedrijf(stak) Agrarische bouwblokken voor een grondgebonden bedrijf(stak), volgens plankaart 2, die tevens gelegen zijn binnen de op plankaart 3 aangeduide GHS-landbouw en AHS-landschap, mogen uitgebreid worden met: 1 15% of tot een omvang van 1,5 ha als het bouwvlak na toepassing van dit uitbreidingspercentage kleiner zou zijn dan 1,5 ha; 2 in geval van een grondgebonden veehouderij tot een omvang van 2,5 ha als het bouwvlak na toepassing van dit uitbreidingspercentage kleiner zou zijn dan 2,5 ha en aantoonbaar sprake is van een duurzame locatie voor een grondgebonden veehouderijbedrijf (te toetsen op basis van de Provinciale Handleiding Duurzame (project)locaties intensieve veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 2 december 2003 c.q. zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze planregels; dat zover de betreffende thema’s daarbij zijn aangegeven als ‘ook van toepassing op een duurzame locatie voor een grondgebonden veehouderijbedrijf’). Voor zover de uitbreiding van een agrarisch bouwblok enkel benodigd is voor de bouw of aanleg van permanente teeltondersteunende voorzieningen kan, in combinatie met een nadere aanduiding op plankaart 2, bepaald worden dat het betreffende bouwblokgedeelte uitsluitend daarvoor bedoeld is. De gezamenlijke omvang van het betreffende specifiek voor permanente teeltondersteunende voorzieningen aangeduide bouwblok(gedeelte) plus het overige agrarische bouwblok(gedeelte) mag per bedrijf in totaal niet meer gaan bedragen dan 1,5 ha in GHS-landbouw of 4 ha in AHS-landschap plus de omvang waarmee het overige (algemene) bouwblokgedeelte het maximum van 1,5 onderschrijdt. Tevens dient op het specifiek voor permanente teeltondersteunende voorzieningen aangeduide bouwblokgedeelte een nadere aanduiding van een maximale bouwhoogte opgenomen te worden, waarbij op gronden die nu nog volgens plankaart 1 zijn aangeduid met ‘ca: akker’ of ‘o: openheid’ een maximum hoogte van 1,5 m geldt en in overige gevallen een maximum hoogte van 4 m. Daarnaast dient voldaan te worden aan de algemene voorwaarden zoals die hierna onder punt 3.3.6.C opgenomen zijn. A.2.2 Glastuinbouwbedrijf(stak) Agrarische bouwblokken voor een glastuinbouwbedrijf(stak), volgens plankaart 2, die tevens gelegen zijn binnen de op plankaart 3 aangeduide GHSlandbouw, mogen niet uitgebreid worden. Agrarische bouwblokken voor een glastuinbouwbedrijf(stak), die tevens gelegen zijn binnen de op plankaart 3 aangegeven aanduiding AHS-landschap, mogen uitbreiden tot maximaal 4 ha met een maximale netto omvang aan kassen van 3 ha. Daarnaast dient voldaan te worden aan de algemene voorwaarden zoals die hierna onder punt 3.3.6.C opgenomen zijn. A.2.3 Overig(e) niet-grondgebonden bedrijf(stak) Agrarische bouwblokken voor een overig(e) niet-grondgebonden bedrijf(stak), volgens plankaart 2, die tevens gelegen zijn binnen de op plankaart 3 aangeduide GHS-landbouw en AHS-landschap, mogen niet uitgebreid worden.
151
Artikel 3.3 Wijzigingen (ex artikel 3.6 lid sub a Wro)
Alleen indien het een agrarisch bouwblok betreft van een bedrijf met uitsluitend gebouwgebonden teelt(en) of dat is gelegen in een gebied met enkel de aangeduide natuurwaarde/soort(groep) ‘D: dassen’, volgens plankaart 1, is uitbreiding toegestaan met 15% of tot een omvang van 1,5 ha als het bouwvlak na toepassing van dit uitbreidingspercentage kleiner zou zijn dan 1,5 ha. Daarnaast dient voldaan te worden aan de algemene voorwaarden zoals die hierna onder punt 3.3.6.C opgenomen zijn. A.3 in AHS-landbouw A.3.1 Grondgebonden bedrijf(stak) Overig(e) niet-grondgebonden bedrijf(stak) Agrarische bouwblokken voor een grondgebonden of een overig(e) nietgrondgebonden bedrijf(stak), volgens plankaart 2, die tevens gelegen zijn binnen de op de plankaart 3 aangeduide AHS-landbouw, mogen uitgebreid worden tot maximaal 2,5 ha. Voor zover daarbij de uitbreiding van een agrarische bouwblok enkel benodigd is voor de bouw of aanleg van permanente teeltondersteunende voorzieningen dient daarvoor, via een nader aanduiding op plankaart 2, bepaald worden dat het betreffende bouwblokgedeelte daarvoor uitsluitend bedoeld is. De omvang van het specifiek voor permanente teeltondersteunende voorzieningen aangeduide bouwblokgedeelte mag per bedrijf in totaal niet meer gaan bedragen dan 4 ha plus de omvang waarmee het overige (algemene) bouwblokgedeelte het maximum van 2,5 ha onderschrijdt. Tevens dient op het specifiek voor permanente teeltondersteunende voorzieningen aangeduide bouwblokgedeelte een nadere aanduiding van een maximale bouwhoogte te zijn opgenomen, waarbij op gronden die nu nog volgens plankaart 1 zijn aangeduid met ‘ca: akker’ of ‘o: openheid’ een maximum hoogte van 1,5 m geldt en in overige gevallen een maximum hoogte van 4 m. Daarnaast dient voldaan te worden aan de algemene voorwaarden zoals die hierna onder punt 3.3.6.C opgenomen zijn. A.3.2 Glastuinbouwbedrijf(stak) Agrarische bouwblokken voor een glastuinbouwbedrijf(stak), volgens plankaart 2, die tevens gelegen zijn binnen de op plankaart 3 aangeduide AHSlandbouw, mogen uitgebreid worden tot maximaal 4 ha met een maximale netto omvang aan kassen van 3 ha. Daarnaast dient voldaan te worden aan de algemene voorwaarden zoals die hierna onder punt 3.3.6.C opgenomen zijn. 3.3.6.B
Uitbreiding agrarische bouwblokken voor een intensieve veehouderij in relatie tot Reconstructiezones
B.1 Intensieve veehouderij(tak) in Extensiveringsgebied Agrarische bouwblokken voor een intensieve veehouderij(tak), volgens plankaart 2, die tevens gelegen zijn binnen een op plankaart 3 aangeduid Extensiveringsgebied-natuur of - overig, mogen uitsluitend nog uitgebreid worden ten behoeve van de intensieve veehouderij voor zover dat noodzakelijk is om te voldoen aan wettelijke vereisten met betrekking tot dierenwelzijn voor de rechtens aanwezige veestapel. Daarnaast dient voldaan te worden aan de algemene voorwaarden zoals die hierna onder punt 3.3.6.C opgenomen zijn.
152
Artikel 3.3 Wijzigingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub a Wro)
B.2 Intensieve veehouderij(tak) in Verwevingsgebied Agrarische bouwblokken voor een intensieve veehouderij(tak), volgens plankaart 2, die tevens gelegen zijn binnen een op plankaart 3 aangeduid Verwevingsgebied, mogen uitgebreid worden ten behoeve van de intensieve veehouderij voor zover dat noodzakelijk is: 1 om te voldoen aan wettelijke vereisten met betrekking tot dierenwelzijn voor de rechtens aanwezige veestapel; 2 voor een doelmatige bedrijfsvoering/-ontwikkeling, uitsluitend indien aantoonbaar sprake is van een duurzame locatie voor intensieve veehouderij (te toetsen op basis van de provinciale Handleiding Duurzame (project)locaties intensieve veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 2 december 2003 c.q. zoals opgenomen als bijlage 5 bij Deel B van het Reconstructieplan Peel en Maas en als bijlage 2 bij deze planregels opgenomen) en indien de omvang van het bouwblok niet meer gaat bedragen dan 2,5 ha. Daarnaast dient voldaan te worden aan de algemene voorwaarden zoals die hierna onder punt 3.3.6.C opgenomen zijn. B.3 Intensieve veehouderij(tak) in Landbouwontwikkelingsgebied Agrarische bouwblokken voor een intensieve veehouderij(tak), volgens plankaart 2, die tevens gelegen zijn binnen een op plankaart 3 aangeduid Landbouwontwikkelingsgebied, mogen uitgebreid worden voor zover dat noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering/-ontwikkeling en indien aantoonbaar sprake is van een duurzame locatie voor intensieve veehouderij (te toetsen op basis van de provinciale Handleiding Duurzame (project)locaties intensieve veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 2 december 2003 c.q. zoals opgenomen als bijlage 5 bij Deel B van het Reconstructieplan Peel en Maas en als bijlage 2 bij deze planregels. Tevens mag de omvang van het bouwblok, voor zover de locatie gelegen is binnen een op de plankaart 3 aangeduid ‘Landbouwontwikkelingsgebied, niet meer gaan bedragen dan 3 ha. Voor zover de locatie gelegen is binnen een op plankaart 3 aangeduide ‘Landbouwontwikkelingsgebied 2, 3 of 4’ mag, zolang er geen toepassing kan worden gegeven aan een door GS geaccordeerd ontwikkelingsplan dat voldoet aan de randvoorwaarden zoals geformuleerd in paragraaf 6.6.2. van het reconstructieplan Peel en Maas, de omvang van het bouwblok niet meer gaan bedragen dan 2,5 ha. Daarnaast dient voldaan te worden aan de algemene voorwaarden zoals die hierna onder punt 3.3.6.C opgenomen zijn. 3.3.6.C
Algemene voorwaarden bij uitbreiding van een agrarisch bouwblok Bij wijziging voor uitbreiding van een agrarisch bouwblok gelden tevens de volgende voorwaarden: 1 De uitbreiding dient noodzakelijk te zijn voor de continuïteit van een reëel agrarisch bedrijf of een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een volwaardig agrarisch bedrijf. 2 De uitbreiding dient plaats te vinden aansluitend aan een geldend agrarisch bouwblok. 3 Natuurlijke en landschappelijke abiotische, cultuurhistorische en visueelruimtelijke waarden van de omgeving, zoals nader aangeduid op plankaart 1, mogen door de uitbreiding niet onevenredig worden aangetast.
153
Artikel 3.3 Wijzigingen (ex artikel 3.6 lid sub a Wro)
4 Er dient daarnaast sprake te zijn van een afdoende landschappelijke inpassing gelet op de betreffende waarden van de omgeving, wat op basis van een zorgvuldige plaatsing van de bedrijfsbebouwing en een erf(her)inrichtingsplan afdoende verzekerd dient te zijn. 5 Tevens dien de uitbreiding uit een oogpunt van waterberging en infiltratie, c.q. hydrologische neutraliteit, van milieuhygiënische kwaliteit en van externe veiligheid aanvaardbaar te zijn. 6 Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB over ten minste de hierboven onder 1 genoemde voorwaarde. 3.3.7 Omschakeling voor vestiging van een agrarische bedrijf Bij wijziging voor omschakeling voor vestiging van een agrarisch bedrijf, in de vorm van de toekenning, op plankaart 2, van een agrarisch bouwblok op de plaats van een geldend niet-agrarisch bouwblok, met een detailbestemming ‘Paardenhouderijen’, ‘Niet-agrarische bedrijven/functies’ of ‘Wonen’ met een gedeelte van de direct daarop aansluitende gebiedsbestemmingen, dient allereerst getoetst te worden in hoeverre en tot welke omvang dat aanvaardbaar is op basis van de specifiek toegelaten bedrijfsvorm/-tak, zoals die is aangeduid op plankaart 2, in combinatie met voor de ontwikkeling van die bedrijfsvorm/-tak relevante gebiedszoneringen. - Voor een grondgebonden bedrijf(stak), een glastuinbouwbedrijf(stak) en een overige niet-grondgebonden bedrijf(stak) is de relatie met de GHS/AHS-zonering, zoals aangeduid op plankaart 3, van belang en zijn de voorwaarden dienaangaande hierna vervat onder 3.3.7.A; daarnaast dient tevens voldaan te worden aan de algemene voorwaarden voor uitbreiding van agrarische bouwblokken zoals die onder punt 3.3.7.C opgenomen zijn; - Voor intensieve veehouderijen, is de relatie met de Reconstructiezonering, zoals aangeduid op plankaart 3, van belang en zijn de voorwaarden dienaangaande hierna vervat onder 3.3.7.B; daarnaast dient tevens voldaan te worden aan de algemene voorwaarden voor uitbreiding van agrarische bouwblokken zoals die onder punt 3.3.6.C opgenomen zijn. 3.3.7.A
Omschakeling voor vestiging van een grondgebonden bedrijf(stak), een glastuinbouwbedrijf(stak) en een overige nietgrondgebonden bedrijf(stak) in relatie tot GHS of AHS
A.1 in GHS-natuur (plankaart 3) Geldende niet-agrarisch bouwblokken, op plankaart 2, die tevens gelegen zijn binnen de op plankaart 3 aangeduide GHS-natuur, mogen niet gewijzigd worden voor (omschakeling voor) vestiging van een grondgebonden bedrijf(stak), een glastuinbouwbedrijf(stak) of een overig(e) niet-grondgebonden bedrijf(stak). A.2 in GHS-landbouw, AHS-landschap en AHS-landbouw A.2.1 Grondgebonden bedrijf(stak) Geldende niet-agrarisch bouwblokken, op plankaart 2, die tevens gelegen zijn binnen de op plankaart 3 aangeduide GHS-landbouw, AHS-landschap en AHS-landbouw, mogen gewijzigd worden in een agrarisch bouwblok ten behoeve van de (omschakeling voor) vestiging van een grondgebonden agrarisch(e) bedrijf(stak). Daarnaast dient voldaan te worden aan de algemene voorwaarden zoals die hierna onder punt 3.3.7.C opgenomen zijn.
154
Artikel 3.3 Wijzigingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub a Wro)
A.2.2 Glastuinbouwbedrijf(stak) Geldende niet-agrarisch bouwblokken, op plankaart 2, die tevens gelegen zijn binnen de op plankaart 3 aangeduide GHS-landbouw, AHS-landschap en AHS-landbouw, mogen niet gewijzigd worden voor (omschakeling voor) vestiging van een glastuinbouwbedrijf(stak). A.2.3 Overige niet-grondgebonden bedrijf(stak) Geldende niet-agrarisch bouwblokken, op plankaart 2, die tevens gelegen zijn binnen de op plankaart 3 aangeduide GHS-landbouw en AHSlandschap, mogen niet gewijzigd worden voor (omschakeling voor) vestiging van een overig(e) niet-grondgebonden bedrijf(stak). Geldende niet-agrarisch bouwblokken, op plankaart 2, die tevens gelegen zijn binnen de op plankaart 3 aangeduide AHS-landbouw, mogen wel gewijzigd worden in een agrarisch bouwblok ten behoeve van de (omschakeling voor) vestiging van een overig(e) niet-grondgebonden bedrijf(stak). Daarnaast dient voldaan te worden aan de algemene voorwaarden zoals die hierna onder punt 3.3.7.C opgenomen zijn. 3.3.7.B
Omschakeling voor vestiging van een intensieve veehouderij(tak) in relatie tot de Reconstructiezoneringen
B.1 Intensieve veehouderij(tak) in Extensiveringsgebied Geldende niet-agrarisch bouwblokken, op plankaart 2, die tevens gelegen zijn binnen het op plankaart 3 aangeduide Extensiveringsgebied-natuur of – overig, mogen niet gewijzigd worden voor (omschakeling voor) vestiging van een intensieve veehouderij(tak). B.2 Intensieve veehouderij(tak) in Verwevingsgebied Geldende niet-agrarisch bouwblokken, op plankaart 2, die tevens gelegen zijn binnen een op plankaart 3 aangeduid Verwevingsgebied mogen gewijzigd worden voor (omschakeling voor) vestiging van een intensieve veehouderij(tak), mits aantoonbaar sprake is van een duurzame locatie voor intensieve veehouderij (te toetsen op basis van de provinciale Handleiding Duurzame (project)locaties intensieve veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 2 december 2003 c.q. zoals opgenomen als bijlage 5 bij Deel B van het Reconstructieplan Peel en Maas en als bijlage 2 bij deze planregels). Indien het bouwblok is gelegen binnen het ‘Grondwaterbeschermingsgebied’ (dubbelbestemming) volgens plankaart 1 is er op voorhand geen sprake van een duurzame locatie voor intensieve veehouderij en is deze omschakeling daarbinnen niet toegestaan. Daarnaast dient voldaan te worden aan de algemene voorwaarden zoals die hierna onder punt 3.3.7.C opgenomen zijn. B.3 Intensieve veehouderij(tak) in Landbouwontwikkelingsgebied Geldende niet-agrarisch bouwblokken, op plankaart 2, die tevens gelegen zijn binnen een op plankaart 3 aangeduid Landbouwontwikkelingsgebied mogen gewijzigd worden voor (omschakeling voor) vestiging van een intensieve veehouderij(tak), mits aantoonbaar sprake is van een duurzame locatie voor intensieve veehouderij (te toetsen op basis van de provinciale Handleiding Duurzame (project)locaties intensieve veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 2 december 2003 c.q. zoals opgenomen als bijlage 5 bij Deel B van het Reconstructieplan Peel en Maas en als bijlage 2 bij deze planregels). Daarnaast dient voldaan te worden aan de algemene voorwaarden zoals die hierna onder punt 3.3.7.C opgenomen zijn.
155
Artikel 3.3 Wijzigingen (ex artikel 3.6 lid sub a Wro)
3.3.7.C
Algemene voorwaarden bij omschakeling voor vestiging van een agrarisch bedrijf Bij wijziging voor omschakeling voor vestiging van een agrarisch bedrijf op een geldend niet-agrarisch bouwblok gelden tevens de volgende voorwaarden: 1 Het te vestigen agrarische bedrijf dient volwaardig te zijn. 2 De noodzaak voor vestiging van het agrarische bedrijf is aantoonbaar uit een oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. 3 Op basis van een onderzoek dient het ontbreken van reële mogelijkheden voor (her)vestiging op een geldend agrarisch bouwblok, binnen een straal van 10 km van de beoogde vestigingslocatie te worden aangetoond. 4 Natuurlijke en landschappelijke abiotische, cultuurhistorische en visueelruimtelijke waarden van de omgeving, zoals nader aangeduid op plankaart 1, mogen door de uitbreiding niet onevenredig worden aangetast. 5 Er dient daarnaast sprake te zijn van een afdoende landschappelijke inpassing gelet op de betreffende waarden van de omgeving, wat op basis van een zorgvuldige plaatsing van de bedrijfsbebouwing en een erf(her)inrichtingsplan afdoende verzekerd dient te zijn. 6 Tevens dien de uitbreiding uit een oogpunt van waterberging en –infiltratie (c.q. hydrologische neutraliteit), van milieuhygiënische kwaliteit en van externe veiligheid aanvaardbaar te zijn. 7 Aanwezige (bedrijfs)woning(en) op het geldende niet-agrarische bouwblok worden aangemerkt als de bedrijfswoning(en) op het nieuwe agrarische bouwblok. 8 Er mogen geen onevenredige beperkingen optreden voor bestaande agrarische bedrijven, zowel wat betreft bestaande bedrijfsvoering als wat betreft uitbreidings- of ontwikkelingsmogelijkheden. 9 Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van een de AAB over ten minste de hierboven onder 1, 2 en 3 genoemde voorwaarden alsmede de regionale Reconstructiecommissie Peel en Maas over tenminste de hierboven onder 3 genoemde voorwaarde. 3.3.8
Nieuwvestiging van intensieve veehouderijen of boom-/vaste plantenteeltbedrijven Wijziging van de gebiedsbestemming ‘AHS-agrarisch gebied’, ‘AHSagrarisch gebied met natuurwaarden’ of ‘GHS-agrarisch gebied met natuurwaarden’ volgens plankaart 1, ten behoeve van nieuwvestiging van agrarische bedrijven, in de vorm van de projectie, op plankaart 2 in combinatie met de (‘voorrang’ volgens artikel 0.2 op), binnen de omliggende gebiedsbestemmingen, van een agrarisch bouwblok op een locatie die in het geheel niet is voorzien van een geldend bouwblok, is uitsluitend toegestaan: 1 binnen op plankaart 3 aangeduid ‘Landbouwontwikkelingsgebied’ uitsluitend ten behoeve van een intensieve veehouderij, onder de verdere voorwaarden zoals hierna opgenomen onder 3.3.8.A; 2 binnen op plankaart 3 aangeduid ‘Accentgebied boom- en vaste plantenteelt’ uitsluitend ten behoeve van boomteelt- of vaste plantenteeltbedrijven onder de verdere voorwaarden zoals hierna opgenomen onder 3.3.8.B. 3.3.8.A
Nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in Landbouwontwikkelingsgebied A1 Algemeen Nieuwvestiging van een intensieve veehouderij is uitsluitend mogelijk binnen een op plankaart 3 aangeduid ‘Landbouwontwikkelingsgebied’ als tevens aan de volgende voorwaarden voldaan wordt: 1 Het dient aantoonbaar gepaard te gaan met het planologisch, juridisch en feitelijk opheffen van een bouwblok elders, dat (mede)bestemd is en nog gebruikt wordt voor intensieve veehouderij. 156
Artikel 3.3 Wijzigingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub a Wro)
2 Het onder 1 bedoelde bouwblok dient gelegen te zijn binnen stedelijk gebied c.q. de bebouwde kom of een Extensiveringsgebied of er dient, in geval van ligging in een Verwevings- of Landbouwontwikkelingsgebied, aantoonbaar sprake te zijn van een bouwblok dat niet kan worden aangemerkt als een duurzame locatie voor intensieve veehouderij. 3 De (gezamenlijke) omvang van de op te heffen locatie(s) zoals bedoeld onder 1 bedraagt ten minste de omvang van één volwaardig bedrijf per nieuw bouwblok. 4 Een nieuw bouwblok is enkel mogelijk voor de vestiging van een volwaardig intensief veehouderijbedrijf. 5 Binnen een ‘Landbouwontwikkelingsgebied, tevens aandachtsgebied struweelvogels/dassen’, zoals aangeduid op plankaart 3, is nieuwvestiging alleen mogelijk op basis van een door de regionale reconstructiecommissie aan Gedeputeerde Staten aangeboden en door hen geaccordeerd plan van aanpak, waarin de invulling van de in hoofdstuk 6.9.4 van het reconstructieplan Peel en Maas genoemde randvoorwaarden dienaangaande in ieder geval zijn opgenomen en waaraan in combinatie met de nieuwvestiging (aantoonbaar) voldaan wordt. 6 Voor zover nodig is, gezien de beoogde bedrijfsomvang en –opzet (volgens het ‘Bouwblok op maat principe’) en met inachtneming van relevante wet- en regelgeving, een bouwblok van niet meer dan 3 ha mogelijk, waarbij echter geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische waarden van het gebied. A2 Toekenning van bouwblokken Toekenning van nieuwe bouwblokken in een Landbouwontwikkelingsgebied geschiedt voorts op één van de volgende voorwaarden: 1 Er dient door middel van onderzoek aangetoond te zijn dat binnen een straal van 10 km van de beoogde nieuwvestigingslocatie geen reële mogelijkheid bestaat om het bedrijf te (her)vestigen op een geldend agrarisch bouwblok of op een geldend niet-agrarisch bouwblok. 2 Er dient toepassing te worden gegeven aan een door GS geaccordeerd ontwikkelingsplan dat voldoet aan de randvoorwaarden zoals geformuleerd in paragraaf 6.6.2. van het reconstructieplan Peel en Maas. Voor het ‘Landbouwontwikkelingsgebied 1’ (Overloonsche Vlak) is het ontwikkelingsplan al door GS, bij schrijven van 18 september 2007, geaccordeerd, ten behoeve van de opstelling van een bestemmingsplan, zodat vooralsnog enkel daarbinnen nieuwvestiging via deze wijziging mogelijk is. Voor het ‘Landbouwontwikkelingsgebied 2, 3 of 4’ is deze wijziging pas mogelijk indien daarvoor eveneens een geaccordeerd ontwikkelingsplan beschikbaar is. 3 Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van een de AAB over ten minste de hierboven onder 1, 2 genoemde voorwaarden alsmede de regionale Reconstructiecommissie Peel en Maas over de onder 1 genoemde voorwaarde. 3.3.8.B
Nieuwvestiging in Accentgebied voor boom- of vaste plantenteelt Nieuwvestiging van een boom- of vaste plantenteeltbedrijf is verder uitsluitend toegestaan als tevens aan de volgende voorwaarden voldaan wordt: 1 Een nieuw bouwblok is enkel mogelijk voor de hervestiging van een bestaand volwaardig boom- of vaste plantenteeltbedrijf uit het reconstructiegebied Peel en Maas.
157
Artikel 3.3 Wijzigingen (ex artikel 3.6 lid sub a Wro)
2 Er dient door middel van onderzoek aangetoond te zijn dat binnen een straal van 10 km van de beoogde nieuwvestigingslocatie binnen het Accentgebied voor boom- of vaste plantenteelt zoals aangegeven in het Reconstructieplan Peel en Maas, geen geschikt vrijkomend (agrarisch of niet-agrarisch) bouwblok beschikbaar is. 3 Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten/waarden dienen gerespecteerd te worden, en indien er toch aantasting daarvan plaatsvindt, dienen er afdoende mitigerende of compenserende maatregelen getroffen te worden. 4 De nieuwvestiging dient bij te dragen aan de realisatiedoelen van het Reconstructieplan Peel en Maas, wat aan de orde is als een bestaand boom- of vaste plantenteeltbedrijf een knelpunt vormt in relatie tot een ander meer algemeen belang, zoals behoud, herstel of bescherming van een natte natuurparel, een beek, een ecologisch verbindingszone of de inrichting van een waterbergingsgebied. 5 Bij de regel of nieuwvestiging aan de orde is dient het stappenplan zoals opgenomen in bijlage 8 van het Reconstructieplan Peel en Maas doorlopen te worden en dient de reconstructiecommissie daarover advies uit te brengen; 6 Als voorkeursvolgorde voor nieuwvestiging, in relatie tot voornoemd stappenplan en de ligging van de locatie ten opzichte van de gebiedsbestemmingen, volgens plankaart 1, geldt het volgende: e 1 voorkeur: in de ‘AHS-agrarisch gebied’; e 2 voorkeur: in ‘AHS-agrarisch gebied met natuurwaarden’, mits is aangetoond dat nieuwvestiging in ‘AHS-agrarisch gebied’ niet mogelijk is; e 3 voorkeur: in ‘GHS-agrarisch gebied met natuurwaarden’, mits is aangetoond dat nieuwvestiging in ‘AHS-agrarisch gebied met natuurwaarden’ niet mogelijk is 3.3.9 Hergebruik van VAB’s voor diverse functies Wijziging van een detailbestemming ‘Agrarische bedrijven’ of ‘Wonen’ met nadere aanduiding VAB, als hergebruik van een vrijkomende of vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie, in een detailbestemming ‘Paardenhouderijen, ‘Niet-agrarische bedrijven en/of functies’ (inclusief agrarisch technische en agrarisch verwante bedrijven) of ‘Sport- en recreatievoorzieningen’ is toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 1 Daarbij gelden voor alle vormen van hergebruik steeds de Algemene randvoorwaarden zoals als zodanig opgenomen in bijlage 3 bij deze regels. 2 Voor hergebruik voor ‘Paardenhouderijen’ of ‘Niet-agrarische bedrijven en/of functies’ gelden tevens de aanvullende voorwaarden voor bedrijvigheid zoals als zodanig opgenomen in bijlage 3 bij deze regels. 3 Voor hergebruik voor ‘Sport- en recreatievoorzieningen’ gelden tevens de aanvullende zoals als zodanig opgenomen in bijlage 3 bij deze regels. 3.3.10 Hergebruik als woning Wijziging van de detailbestemming ‘Agrarische bedrijven’, ‘Paardenhouderijen’ of ‘Niet-agrarische bedrijven en/of functies', voor zover daarbij een (of meer) bestaande bedrijfswoning(en) aanwezig is/zijn, in de detailbestemming ‘Wonen’ met aansluitend omringende (agrarische) gebiedsbestemmingen is toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 1 Deze wijziging mag voor locaties die gelegen zijn in een ‘Landbouwontwikkelingsgebied’, zoals aangeduid op plankaart 3, uitsluitend worden toegepast als er aantoonbaar sprake is van een locatie die niet geschikt is voor (her)vestiging van een agrarisch bedrijf. 158
Artikel 3.3 Wijzigingen (ex artikel 3.6 lid 1 sub a Wro)
2 Hergebruik voor wonen mag in principe alleen de voormalige (agrarische) bedrijfswoning of de boerderij waarin zich de voormalige (agrarische) bedrijfswoning bevindt als (burger)woning hergebruikt worden. 3 Omliggende agrarische bedrijven mogen niet onevenredig in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt worden. 4 Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder. 5 De nieuwe woning dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn in relatie tot stankhinder van andere agrarische bedrijven. 6 De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat wat betreft externe veiligheid. 7 Voor zover er sprake is van de aanwezigheid van meer voormalige be2 drijfsgebouwen c.q. bijgebouwen dan de 95 m resp. 190 m² die als bijgebouwen per woning resp. woonboerderij (conform artikel 2.5) zijn toegestaan dienen die bijgebouwen te worden gesloopt, waarbij dan de voorwaarden conform artikel 3.2 lid 3.2.14 van overeenkomstige toepassing zijn, tenzij sprake is van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. 8 Indien er (tevens) sprake is van cultuurhistorische waardevolle voormalige bedrijfsbebouwing die behouden wordt en waarbij geen afbreuk gedaan wordt aan de cultuurhistorische kwaliteit mag deze hergebruikt worden voor in principe 1 woning. 9 Als de te behouden en te respecteren cultuurhistorisch waardevolle voormalige bedrijfsbebouwing zich leent voor splitsing en behoud anderszins niet haalbaar is, mag splitsing in max. 2 woningen plaats vinden 10 Op basis van een erfbeplantings- en erfinrichtingsplan plan dient een voldoende landschappelijke inpassing verzekerd te zijn. 3.3.11 Boerderijsplitsing De wijziging van een detailbestemming 'Agrarische bedrijven', ‘Paardenhouderijen’ of ‘Niet-agrarisch bedrijven en/of functies’ in de detailbestemming 'Wonen' (conform lid 3.3.10 van dit artikel) of in geval van een al geldende bestemming ‘Wonen’ zonder nader aanduiding is toevoeging van de nadere aanduiding w2, ten behoeve van splitsing in maximaal 2 aaneengebouwde woningen mogelijk, als er sprake is van een bestaande (woon)boerderij mits aan de volgende voorwaarden voldaan wordt: 1 De boerderijlocatie mag niet gelegen zijn in een Landbouwontwikkelingsgebied zoals aangeduid op plankaart 3; 2 De bouwmassa van de boerderij dient een inhoud te hebben van ten 3 minste 900 m . 3 Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met 3 beide een inhoud van ten minste 350 m . 4 Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de eventueel daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden. 5 Omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt worden. 6 Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder. 7 De nieuwe woning dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn in relatie tot stankhinder van andere agrarische bedrijven. 8 De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat en wat betreft externe veiligheid.
159
Artikel 3.3 Wijzigingen (ex artikel 3.6 lid sub a Wro)
9 Voor zover er sprake is van de aanwezigheid van meer voormalige bedrijfsgebouwen c.q. bijgebouwen dan 190 m² per te splitsen boerderij (ofwel 95 m² per woning conform artikel 2.5) dient ten minste 65% van het meerdere aan die (bij)gebouwen te worden gesloopt of zoveel meer dat in totaal niet meer dan 500 m² aan bijgebouwen per gesplitste boerderij resteert. 10 Op basis van een erfbeplantings- en erfinrichtingsplan plan dient een voldoende landschappelijke inpassing verzekerd te zijn. 3.3.12 Nuts- en telecommunicatievoorzieningen Voor het wijziging van een gebiedsbestemming naar de bestemming ‘Niet agrarische bedrijven/functies’ ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het telecommunicatieverkeer, waaronder begrepen antennes en zendmasten, gelden de navolgende voorwaarden: 1 De hoogte mag maximaal 40 m¹ bedragen. 2 De ter plaatse aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. 3 Ter beperking van het aantal masten en antennes dient zoveel mogelijk gebruik gemaakt te worden van site-sharing en van plaatsing van masten middels koppelingen met infrastructurele objecten; als dat aantoonbaar niet mogelijk is kan plaatsing elders plaatsvinden. 4 Plaatsing van de zendmasten en antennes mag plaatsvinden binnen de aanduiding ‘bebouwingsconcentraties' volgens plankaart 3, of langs andere infrastructuur; indien dat aantoonbaar niet mogelijk of wenselijk is, kan plaatsing elders overwogen worden. 5 Het plaatsen van zendmasten en antennes in de GHS-natuur en GHSlandbouw volgens plankaart 3, is niet toegestaan. 3.3.13 Uitbreiding Maatschappelijke doeleinden of Nutsdoeleinden Voor het wijzigen van de gebiedsbestemming ‘GHS- agrarisch gebied met natuurwaarden’ in de bestemming ‘Maatschappelijke doeleinden of nutsdoeleinden’, ten behoeve van de uitbreiding van het aangrenzende koppelstation voor hoogspanningsverbindingen met de bestemming ‘Maatschappelijke doeleinden of nutsdoeleinden’ met het nader aangeduide bestemmingsvlak 3, gelden de volgende voorwaarden: 1 De uitbreiding mag uitsluitend plaatsvinden binnen de aanduiding ‘Gebied met wijzigingsbevoegdheid’ (op plankaart 1). 2 De maatschappelijke noodzaak en uitvoerbaarheid van de uitbreiding dient afdoende te worden aangetoond. 3 De geldende geluidscontour in het kader van de wet geluidhinder, zoals aangeduid op plankaart 3, mag daardoor niet worden overschreden. 4 Er dient te zijn voorzien in afdoende en duurzaam verzekerde mitigatie dan wel compensatie van de ter plaatse aanwezige natuurwaarden (soortgroepen S: struweelvogels en D: dassen) ter plaatse binnen de uitbreiding van de bestemming en/of in het aansluitende leefgebied van de struweelvogels en dassen. 5 Op basis van een beplantings- en inrichtingsplan voor het uitbreidingsgedeelte dient een voldoende landschappelijke inpassing, mede afgestemd op de aanwezige natuurwaarden, verzekerd te zijn.
160
Artikel 3.4
Aanvullend beoordelingskader voor ontheffingen en wijzigingen
Dit artikel bevat een beschrijving van het aanvullende beoordelingskader, in de zin van toetsing, afstemming met andere regelgeving en/of uitvoering, dat voor zover relevant bij het verlenen van bepaalde ontheffingen (volgens artikel 3.2) of het toepassen van wijzigingen (volgens artikel 3.3) naast de in die betreffende artikelen opgenomen voorwaarden mede in acht genomen zal worden. 3.4.1 Afstemming, algemeen Een initiatief waarvoor ontheffing verleend wordt of de bestemming gewijzigd wordt moet redelijkerwijs uitvoerbaar en aanvaardbaar zijn, mede gelet op 'buitenplanse' ruimtelijke randvoorwaarden vanuit andere wet- of regelgeving en bindend beleid op het terrein van bodem, water, natuur, landschap, milieu en veiligheid. In het bijzonder mag daarbij geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en in de omgeving aanwezige (agrarische) bedrijven, waarbij wat betreft mogelijke hinder of overlast voor gevoelige functies en/of belemmeringen voor ontwikkelingsmogelijkheden van de (agrarische) bedrijven, rekening gehouden dient te worden met relevante milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid). Met name bij nieuwe bebouwing of functieverandering in verband met bedrijven, bedrijfswoningen, nieuwe (in boerderijen) af te splitsen woningen en gebouwen of terreinen voor verblijfsrecreatie dienen in dat kader ten minste ook nog de volgende aspecten bij de ruimtelijke afweging betrokken te worden. 3.4.2 Afstemming, geluidhinder e e Indien sprake is van nieuwe geluidsgevoelige objecten, zoals nieuwe (1 of 2 ) bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven, nieuwe (af te splitsen) woningen (in boerderijen) en nieuwe gebouwen of terreinen voor verblijfsrecreatie, zal voldaan moeten worden aan de regels van de Wet geluidhinder of een zorgvuldige ruimtelijke ordening betracht moeten worden, wat betreft een aanvaardbaar geluidsniveau op de gevels van die objecten of aan de randen van die terreinen. Hierbij gaat het om de geluidsniveaus in verband met de volgende vorm(en) van lawaai binnen het plangebied. 1 Wegverkeerslawaai Binnen geluidzones, ingevolge de Wet geluidhinder, vanwege wegverkeerslawaai zal voldaan moeten worden aan de regels van de Wet geluidhinder ter zake. Dit betekent dat de gevelbelasting van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing of objecten volgens dit plan niet meer mag bedragen dan de wettelijke (voorkeurs)grenswaarde van 48 dB of een door Burgemeester en Wethouders in dit verband vast te stellen/vastgestelde hogere grenswaarde. Ook nieuwe vormen van verblijfsrecreatie zullen aan vergelijkbare geluidsniveaus getoetst worden.
161
Artikel 3.4 Aanvullend beoordelingskader voor ontheffingen en wijzigingen
2 Spoorweglawaai Binnen geluidzones, ingevolge de Wet geluidhinder, vanwege spoorweglawaai zal voldaan moeten worden aan de regels van de Wet geluidhinder ter zake. Dit betekent dat de gevelbelasting van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing of objecten volgens dit plan niet meer mag bedragen dan de wettelijke (voorkeurs)grenswaarde van 50 dB(A) of een door Burgemeester en Wethouders in dit verband vast te stellen/vastgestelde hogere waarde. Ook nieuwe vormen van verblijfsrecreatie zullen aan vergelijkbare geluidsniveaus getoetst worden. 3 Industrielawaai in verband met een gezoneerd terrein Binnen of direct grenzend aan het plangebied zijn een aantal gezoneerde (industrie)terreinen gelegen, zoals van een betonmortelcentrale, een zuivelfabriek, een hoogspannings(koppel)station en een mengvoederbedrijf (in kom Maashees, buiten plangebied). Binnen de zonegrens, zijnde de 50 dB(A) geluidscontour, rond de gezoneerde (industrie)terreinen, zoals die zijn aangeduid op plankaart 3, zal in geval van nieuwe geluidgevoelige objecten tevens aan de regels van de Wet geluidhinder ter zake voldaan moeten worden. Ook nieuwe vormen van verblijfsrecreatie zullen aan vergelijkbare geluidsniveaus getoetst worden. 3.4.3 Afstemming, geurhinder Indien er sprake is van nieuwe objecten die ingevolge de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) kunnen worden aangemerkt als een geurhinder veroorzakende inrichting of als geurgevoelige bebouwing dient aan de wettelijke regels ingevolge die wet voldaan te worden. Dit betekent dat die geurbelasting op geurgevoelige bebouwing dient te voldoen aan de gestelde wettelijke normen of aan daarvan (binnen wettelijke grenzen) afwijkende normen die op grond van een gemeentelijke verordening ex artikel 6 Wgv gesteld zijn. Omgekeerd zal de toelaatbaarheid van nieuwe geurgevoelige bebouwing in dit opzicht zodanig getoetst worden dat de realisering daarvan niet mag leiden tot een onevenredige inperking van eventueel nog beschikbare ‘geurhinderruimte’ c.q. de ontwikkelingsmogelijkheden in dat opzicht van bestaande veehouderijbedrijven in de omgeving. 3.4.4 Afstemming, externe veiligheid Indien nieuwe bebouwing of functieverandering plaats vindt in gevallen waar sprake is van mogelijke onaanvaardbare gevolgen in verband met externe veiligheid dan zal dat nader afgewogen moeten worden op de risico’s dienaangaande. Hierbij gaat het met name om de volgende zaken binnen het plangebied. 1 Toetsingszone leidingen. Indien nieuwe bebouwing of functieverandering plaatsvindt in zones welke zijn aangeduid als 'toetsingszone hoofdtransportleiding gas', zoals aangeduid op plankaart 3, zal de aanvaardbaarheid daarvan vooralsnog mede getoetst worden aan de circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen (d.d. 26-11-1984, kenmerk DGM/Bnr 0104004) en de NEN-norm 3650 en zal daarover tevens overleg plaats te vinden met de betreffende leidingbeheerder. Zodra er sprake is van nieuw beleid in deze van het ministerie VROM (naar verwachting vanaf eind 2009), zoals dat vervat zal zijn in de AMvB Buisleidingen, zal ter bepaling van het groepsrisico binnen de aangeduide 'toetsingszone hoofdtransportleiding gas' daarvan gebruik gemaakt worden.
162
Artikel 3.4 Aanvullend beoordelingskader voor ontheffingen en wijzigingen
Wat betreft de plaatsgebonden risico’s van de betreffende leidingen blijkt op grond van onderzoek van de leidingbeheerder (Gasunie) dat zich binnen de -6 PR-10 -contour geen kwetsbare objecten bevinden c.q. dat dergelijke risico’s geen belemmering voor het plan en de daarin vervatte ontwikkelingen vormt. 2 Omgeving van hoofdverkeerswegen en andere wegen, tevens transportroutes gevaarlijke stoffen, en omgeving van risicovolle inrichtingen Indien nieuwe bebouwing of functieverandering plaatsvindt in de nabijheid van transportroutes gevaarlijke stoffen of risicovolle inrichtingen volgens het Besluit externe veiligheid zal de aanvaardbaarheid daarvan mede getoetst worden in het licht van de wettelijk regelgeving op dit terrein. 3 Omgeving van propaantanks Indien nieuwe bebouwing of functieverandering plaatsvindt in de nabijheid van 3 propaantanks met een inhoud van meer 13 m zal de aanvaardbaarheid daarvan mede getoetst worden in het licht van de wettelijke regelgeving op dit terrein. 3.4.5 Afstemming, waterberging en infiltratie Bij omvangrijke vergroting of nieuwbouw van agrarische bedrijfsbebouwing, van meer dan 2.000 m², en in het geval van vergroting van het agrarische bouwblok dient verzekerd te zijn dat hemelwaterafvoer van schoon regenwater op de bestaande systemen van waterlopen hydrologisch neutraal plaats vindt. Dat betekent dat er daarop geen substantieel grotere water(piek)afvoer veroorzaakt wordt dan in de bestaande/voorafgaande situatie het geval is. Vooraf dient daartoe, in overleg met Waterschap Aa en Maas, verzekerd te zijn dat er een afdoende regenpiekbergingscapaciteit aanwezig is of gerealiseerd wordt (ter indicatie: minimaal circa 43 mm per m² nieuw te realiseren bebouwing plus (erf)verhardingen) op bedrijfsniveau of eventueel als (collectieve) voorziening elders in de nabijheid. Daarnaast dient binnen de op plankaart 1 aangeduide gebieden met de (abiotische) waarde ‘hy: hydrologisch waardevol (natte natuurparel met beschermingszone)’ vooraf, in overleg met Waterschap Aa en Maas, afdoende verzekerd te zijn dat zo veel mogelijk schoon regenwater ( te indicatie: van minimaal 1/3 deel van het totale nieuw te bebouwen en verharden oppervlak) afgekoppeld blijft en niet verbruikt wordt en ter plaatse via (een) infiltratie(voorziening) op natuurlijke wijze aan het grondwatersysteem toegevoegd blijft worden. 3.4.6 Afstemming, bescherming grondwaterwinning Ingevolge de Provinciale Milieuverordening zijn binnen het 'Grondwaterbeschermingsgebied’ (dubbelbestemming) volgens plankaart 1 ook de regels van die verordening daaromtrent van toepassing welke voor zover ruimtelijk relevant ook in het kader van toetsing van nieuwe ontwikkelingen ingevolge dit bestemmingsplan eveneens in acht genomen zullen/moeten worden. 3.4.7 Afstemming, bescherming molenbiotoop Uit een oogpunt van behoud en herstel van cultuurhistorische waarden zal de aanvaardbaarheid van nieuwe bebouwing en de aanleg van nieuwe bos-/ landschapselementen, binnen de aangeduide 'Molenbiotoop’ op plankaart 3, mede afgewogen worden tegen het belang van het behoud en/of herstel van een zo optimaal mogelijke windvang voor de daar binnen gelegen (historische) windmolen(locatie).
163
Artikel 3.4 Aanvullend beoordelingskader voor ontheffingen en wijzigingen
3.4.8 Afstemming, luchtkwaliteit Het in de Wet milieubeheer opgenomen nieuwe hoofdstuk over luchtkwaliteit( 2007) en de daarop gebaseerde regelingen inzake luchtkwaliteit zullen ook in het kader van toetsing van nieuwe ontwikkelingen ingevolge dit bestemmingsplan eveneens in acht genomen (moeten) worden. Dat geldt dan voor die ontwikkelingen waarvan het, op grond van de AMVB en Regeling Niet in betekende mate (NIBM), niet op voorhand is uitgesloten dat die een verwaarloosbare bijdrage leveren aan de luchtverontreiniging. Daarvan zal, vooraleer daaraan planologische medewerking verleend kan worden, nagegaan moeten worden of er al dan niet sprake van een bijdrage aan de luchtverontreiniging die aangemerkt moet worden als In betekende mate (IBM). Die zogenaamde IBM-projecten kunnen pas planologisch toegelaten worden als ze aantoonbaar voldoen aan de wettelijke vereisten c.q. onderdeel (kunnen gaan) uitmaken van het Nationaal A Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De enige planontwikkelingen met een (mogelijk) aanzienlijke omvang, concrete gebiedsbegrenzing en uitvoeringsperiode vormen de Landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, zoals nader aangeduid op plankaart 3. Gezien de aard en omvang van die gebieden en de te verwachten ontwikkelingen daar enerzijds, en het achtergrondniveau van de verontreinigende stoffen binnen het plangebied die de grenswaarden ruim onderschrijdt anderzijds, wordt verwacht dat het plan op voorhand geen ontwikkelingen omvat die niet aan de wettelijk grenswaarden voor luchtkwaliteit kunnen voldoen. Ook uit de plan-m.e.r. voor het ‘Landbouwontwikkelingsgebied 1’ (Overloonsche Vlak) is reeds gebleken dat dit vooralsnog ook voor dat gebied geldt.
Rosmalen, augustus 2009 Croonen Adviseurs b.v. 164
Vastgesteld: 16 juli 2009
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Vooraf In het kader van: - de ontheffing (cfr. Artikel 0.7 lid 3 onder b) voor het toelaten van een aan huis gebonden bedrijf als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie; of - de wijziging (cfr. Artikel 3.3 onder lid 3.3.9) voor hergebruik van VAB’s ( vrijkomende agrarische bedrijfslocaties) voor diverse functies, en in het bijzonder niet-agrarische bedrijven en/of functies (lid 3.3.9 onder 4); kunnen, met inachtneming van de overige planregels voor die toe te laten bedrijven en/of functies, eventueel bedrijfsactiviteiten worden toegelaten die in de navolgende staat zijn opgenomen onder: - categorie 1 en 2; of - categorie 3a en 3b, als die ten minste wat betreft milieueffecten voor de omgeving (in het bijzonder voor ‘gevoelige objecten’, waar regelmatig mensen verblijven, zoals bedrijfswoningen, burgerwoningen en verblijfsrecreatie) vergelijkbaar zijn met bedrijfsactiviteiten categorie 1 of 2. Verklaring gebruikte afkortingen in de staat e.d. n.e.g. o.c. p.c p.o v.c. u d w j R
en dergelijke niet eerder genoemd opslagcapaciteit productiecapaciteit productieoppervlak verwerkingscapaciteit uur dag week jaar Risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen, mogelijk van passing)
Bijlage 2 Beoordelingscriteria voor Duurzame locaties voor intensieve veehouderij (conform Reconstructieplan Peel en Maas) en tevens voor Duurzame locaties voor een grondgebonden veehouderij (m.u.v. het thema ‘Reconstructiezonering)
Bijlage 3 Randvoorwaarden voor hergebruik van VAB’s
Algemene randvoorwaarden A1 A2
A3 A4
A5
A6 A7
Er mag geen beperking plaatsvinden van de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven. Er mag geen hergebruik plaatsvinden op agrarische opvanglocaties c.q. duurzame locaties voor intensieve veehouderij in landbouwontwikkelingsgebied en in verwevingsgebied (buiten de nader begrensde bebouwingsconcentraties), tenzij het agrarische gelieerde functies betreft. Er mag geen hergebruik plaatsvinden op locaties waar sloop heeft plaatsgevonden in het kader van de Rbv- en Ruimte-voor-ruimte regeling. Er dient bij hergebruik van een VAB (vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie) een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in brede zin plaats te vinden en wel bij voorkeur in de vorm van een substantiële sloop van de voormalig agrarische bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Sloop van eventuele overtollige voormalige agrarische of andere bedrijfsbebouwing dient, bij voorkeur vooraf plaats te vinden of anderszins verzekerd te zijn, tenzij sprake is van waardevolle bebouwing conform navolgend punt. Monumentale en cultuurhistorische waardevolle bebouwing dient als zodanig behouden te blijven. Er dient rekening gehouden te worden met aanwezige waarden of belangen op het vlak van natuur, landschap, cultuurhistorie, bodem en water en/of milieuhygiëne en zo mogelijk vindt versterking van die waarden of kwaliteiten plaats.
Aanvullende voorwaarden voor paardenhouderijen en andere bedrijven (zowel agrarisch gelieerde bedrijven als overige niet-buitengebied gebonden bedrijven) Ruimtelijk–functioneel/planologisch B1 Het hergebruik mag niet plaatsvinden in de GHS-bos/natuurgebied en elders moet het passend zijn in de omgeving c.q. GHS-landbouw, AHS-landschap of AHS-landbouw, waarbij: a hergebruik voor paardenhouderijen op VAB-locaties in de GHSlandbouw, AHS-landschap of AHS-landbouw, zowel binnen als buiten de aangeduide ‘Nader begrensde bebouwingsconcentraties’ (volgens plankaart 3), mag plaatsvinden; b hergebruik voor andere bedrijvigheid dan paardenhouderijen (zowel agrarisch gelieerde bedrijven als overige niet-buitengebied gebonden bedrijven) uitsluitend mag plaatsvinden op VAB-locaties in de AHS-landschap of AHS-landbouw (volgens plankaart 3) voor zover die tevens gelegen zijn binnen de aangeduide bebouwingsconcentraties (volgens plankaart 3) of op solitaire VAB-locaties voor zover die tevens gelegen zijn in Extensiveringsgebied-overig (volgens plankaart 3) uitsluitend voor zover het bestemmingsvlak daarvan gelegen is binnen 300 m van de binnenste plangrenzen ter plaatse van de kernen. B2 De aard het hergebruik, de maximale omvang van bebouwing en de maximale omvang van het bouwblok voor het hergebruik dient in principe overeenkomstig de aard en schaalgrootte te zijn zoals die specifiek voor de betreffende bebouwingsconcentratie is aangegeven in de Gebiedsvisie nader begrensde bebouwingsconcentraties, zoals opgenomen als bijlage bij de plantoelichting. 1
B3
B4
B5
B6
B7 B8 B9
B10
B11
Bij gebleken noodzaak kan in geval van agrarisch-technisch hulpbedrijf of een agrarisch–verwant bedrijf dit ook als hergebruik toegestaan worden buiten de Nader begrensde bebouwingsconcentraties, indien het betreft Extensiveringsgebied–overig, Verwevingsgebied of Extensiveringsgebied-natuur voor zover tevens AHS-landschap of AHSlandbouw (volgens plankaart 3) betreft. In geval van een paardenhouderij, agrarisch-technisch hulpbedrijf of een agrarisch–verwant bedrijf mag van punt B2 worden afgeweken tot de oorspronkelijk bouwblokomvang met eventuele uitbreiding daarvan tot maximaal 1,5 ha. In bebouwingsconcentraties mag per VAB de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing voor hergebruik voor andere bedrijven dan genoemd onder B3 niet meer bedragen dan de oppervlakte van de aanwezige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing tot een maximum van 400 m² vermeerderd met 25% van omvang die boven de 400 m² aanwezig is en dient sloop van het meerdere plaats te vinden c.q. verzekerd te zijn. In het overige buitengebied mag per VAB de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing voor hergebruik voor hergebruik voor andere bedrijven dan genoemd onder B3 niet meer bedragen dan de oppervlakte van de aanwezige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing tot een maximum van 400 m² en dient sloop van het meerdere plaats te vinden c.q. verzekerd te zijn. Er mag in relatie tot de omgeving en de wegenstructuur geen sprake zijn van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking. Er dient in afdoende parkeren voor het hergebruik voorzien te worden op eigen terrein. Detailhandel is alleen mogelijk als ondergeschikte nevenactiviteit bij de volgende toe te laten hergebruiksfuncties: agrarisch-technische hulpbedrijven, ‘agrarisch verwante bedrijven’, ‘paardenhouderijen’ of ‘ambachtelijke bedrijven’. In geval van ondergeschikte detailhandel als bedoeld onder B9 die aan de landbouw of het buitengebied gelieerd is mag de omvang daarvan niet meer bedragen dan 250 m² vvo. in het geval van ondergeschikte detailhandel als bedoeld onder B9 die niet aan de landbouw of het buitengebied gelieerd is mag de omvang daarvan niet meer bedragen dan 100 m² vvo op locaties gelegen binnen een bebouwingsconcentraties (volgens plankaart 3) en niet meer 2 dan 50 m vvo op locaties gelegen in Extensiveringsgebied-overig (volgens plankaart 3) uitsluitend voor zover het bestemmingsvlak daarvan gelegen is binnen 300 m van de binnenste plangrenzen ter plaatse van de kernen. Opslag mag in principe alleen inpandig plaatsvinden en niet als buitenopslag tenzij dat rechtstreeks voortvloeit uit de aard van het bedrijf en alsdan een afdoende landschappelijke inpassing plaatsvindt.
Stedenbouwkundig-landschappelijk B12 Bij het toelaten van een nieuwe hergebruiksfuncties staat de verbetering/versterking van de ruimtelijke kwaliteit centraal, zowel stedenbouwkundig als landschappelijk. B13 Daartoe moet er sprake zijn van een goede stedenbouwkundiglandschappelijke inpassing, op basis van een beeldkwaliteits- annex en landschapsplan waarvan de uitvoering afdoende verzekerd is.
2
Milieuhygiënisch B14 Nieuwe bedrijvigheid is in principe slechts toelaatbaar in milieucategorie 1 en 2 en, voor zover het agrarisch gelieerd, categorie 3 volgens de Staat van bedrijvigheid (bijlage 1) bij deze planregels. B15 Het hergebruik moet vanuit een oogpunt van milieuhygiëne in relatie tot de omringende gevoelige functies en eventueel al aanwezige milieuhinder van andere bedrijven aanvaardbaar zijn.
Aanvullende voorwaarden voor sport- en recreatieve functies Ruimtelijk-functioneel/planologisch Het hergebruik moet passend zijn in de omgeving (GHS-bos/natuurR1 gebied, GHS-landbouw, AHS-landschap of AHS-landbouw). R2 De uitstralingseffecten mogen de draagkracht van de omgeving (in geval van GHS of AHS-landschap) niet te boven gaan. R3 Het hergebruik dient in de GHS en AHS-landschap het toeristischrecreatieve product c.q. de recreatieve visie van het reconstructieplan en het gemeentelijke beleidsplan dienaangaande te verstreken. R4 Nieuwe verblijfsrecreatie of bezoekersintensieve dagrecreatie is bij voorkeur mogelijk in Extensiveringsgebied–overig (volgens plankaart 3), uitsluitend voor zover het bestemmingsvlak daarvan gelegen is binnen 300 m van de binnenste plangrenzen ter plaatse van de kernen, of in Nader begrensde bebouwingsconcentraties conform plankaart 3. R5 De aard van het hergebruik, de maximale omvang van bebouwing en de maximale omvang van het bouwblok dient in principe overeenkomstig de aard en maximale schaalgrootte te zijn zoals die specifiek voor de betreffende bebouwingsconcentratie is aangegeven in de Gebiedsvisie nader begrensde bebouwingsconcentraties, zoals opgenomen als bijlage bij de plantoelichting; in het geval van hergebruik van een VAB buiten een bebouwingsconcentratie dient dat te passen binnen de draagkracht van het gebied conform de voorwaarde R1. R6 In het geval van hergebruik van een VAB gelegen binnen de GHS of AHS-landschap dient de Adviescommissie Toerisme en Recreatie om advies gevraagd te worden over tenminste de voorwaarden zoals genoemd onder R1, R2 en R3. R7 Bij gebleken noodzaak kan de VAB worden uitgebreid tot de oorspronkelijke omvang van de VAB met eventuele uitbreiding tot maximaal 1,5 ha en bij landschapscampings tot maximaal 2,5 ha. R8 Per VAB mag de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing voor hergebruik niet meer bedragen dan de oppervlakte van de aanwezige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing tot een maximum van 400 m² bvo) vermeerderd met 25% van omvang die boven de 400 m² aanwezig is en dient sloop van het meerdere plaats te vinden c.q. verzekerd te zijn. R9 Er mag in relatie tot de omgeving en de wegenstructuur geen sprake zijn van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking. R10 Er dient in afdoende parkeren voor het hergebruik voorzien te worden op eigen terrein. R11 Detailhandel en horeca zijn alleen mogelijk als ondersteuning van de hoofdfunctie, waarbij de omvang in bebouwingsconcentraties niet meer dan 100 m² en overigens niet meer dan 50 m² mag bedragen.
3
Stedenbouwkundig -landschappelijk R12 Nabij een EVZ dient het functioneren daarvan voorop te staan. R13 Bij het toelaten van een nieuwe hergebruiksfuncties staat de verbetering/versterking van de ruimtelijke kwaliteit centraal, zowel stedenbouwkundig als landschappelijk. R14 Daartoe moet er sprake zijn van een goede stedenbouwkundiglandschappelijke inpassing, op basis van een beeldkwaliteits- annex en landschapsplan waarvan de uitvoering afdoende verzekerd is. Milieuhygiënisch R15 Een aanvaardbaar recreatieklimaat moet verzekerd zijn, waarbij de dag- en met name de verblijfsrecreatie ook aanvaardbaar moet zijn uit een oogpunt van geluidshinder vanwege (spoor)wegverkeer en/of bedrijfsactiviteiten, van stankhinder vanwege agrarische bedrijven en wat betreft externe veiligheid.
4
*