Bestemmingsplan Amstelveen Stadshart
Inhoudsopgave
TOELICHTING
5
1 INLEIDING 1.1 Aanleiding en doelstelling 1.2 Ligging en begrenzing plangebied 1.3 Geldende bestemmingsplannen
6 6 6 6
2 BELEIDSKADER 2.1 Rijksbeleid 2.2 Provinciaal en regionaal beleid 2.3 Gemeentelijk beleid
8 8 17 26
3 RUIMTELIJKE BESCHRIJVING 3.1 Beschrijving plangebied 3.2 Stedenbouwkundige structuur 3.3 Bebouwingskarakteristiek
40 40 41 43
4 FUNCTIONELE BESCHRIJVING EN OVERIGE ASPECTEN 4.1 Bevolking en wonen 4.2 Winkels en horeca 4.3 Bedrijven en kantoren 4.4 Maatschappelijke functies 4.5 Verkeer en vervoer 4.6 Cultuurhistorie 4.7 Landschap en ecologie, groenstructuur 4.8 Sociale veiligheid en bluswatervoorziening 4.9 Kabels, leidingen en straalpaden 4.10 Ontwikkelingen binnen het plangebied 4.11 Ontwikkelingen direct grenzend aan het plangebied
45 45 45 47 47 47 49 52 52 53 53 58
5 MILIEUASPECTEN 5.1 Bodem 5.2 Water 5.3 Geluid 5.4 Luchtkwaliteit 5.5 Externe veiligheid 5.6 Duurzaam bouwen en energie 5.7 Natuurbescherming
60 60 61 63 66 71 74 75
6 PLANOPZET 6.1 Algemeen 6.2 Hoofdlijnen van de juridische regeling 6.3 Plankaart 6.4 Voorschriften 6.5 Toelichting 6.6 Handhaving
79 79 79 79 79 82 82
7 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
84
8 MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID 8.1 Overleg met de bevolking
85 85
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
2
8.2 Overleg met instanties 8.3 Vaststelling bestemmingsplan
85 86
9 BIJLAGEN
87
VOORSCHRIFTEN
89
HOOFDSTUK I ALGEMENE EN BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1 Begripsbepalingen Artikel 2 Wijze van meten
90 90 97
HOOFDSTUK II BESTEMMINGSBEPALINGEN Artikel 3 Bedrijf-Kleinschalig (B-K) Artikel 4 Bedrijf-Nutsvoorzieningen Regelstations (B-NR) Artikel 5 Centrum (C) Artikel 6 Groen (G) Artikel 7 Horeca (H) Artikel 8 Kantoor (K) Artikel 9 Maatschappelijk (M) Artikel 10 Tuin (T) Artikel 11 Verkeer (V) Artikel 12 Verkeer-Garagebox (V-G) Artikel 13 Verkeer-Openbaar Vervoer (V-OV) Artikel 14 Verkeer-Parkeren (V-P) Artikel 15 Verkeer-Verblijfsgebied (V-V) Artikel 16 Verkeer-Voetgangersgebied (V-VG) Artikel 17 Water (WA) Artikel 18 Wonen (W)
98 98 100 101 103 104 105 107 108 110 111 113 114 116 117 119 120
HOOFDSTUK III UIT TE WERKEN BESTEMMINGEN Artikel 19 Gemengd uit te werken (GD-U)
123 123
HOOFDSTUK IV DUBBELBESTEMMINGEN Artikel 20 Luchthavenindelingbesluit
125 125
HOOFDSTUK V OVERIGE BEPALINGEN Artikel 21 Algemeen toetsingkader bijzondere bepalingen Artikel 22 Anti-dubbeltelbepaling Artikel 23 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening Artikel 24 Toegelaten overschrijdingen Artikel 25 Algemene vrijstellingsbevoegdheid Artikel 26 Overgangsbepalingen Artikel 27 Slotbepaling
126 126 127 128 128 128 129 130
BIJLAGEN VOORSCHRIFTEN
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
131
3
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
4
TOELICHTING
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
5
1
INLEIDING
1.1
Aanleiding en doelstelling
Op 4 februari 2003 heeft het college besloten in te stemmen met het Plan van Aanpak Actualisatie Bestemmingsplannen, met als doel om in vijf jaar te komen tot 10 actuele bestemmingsplannen voor het gehele grondgebied van de gemeente Amstelveen. Bij deze inhaalslag gaat het om het conserveren en beheren van de bestaande situatie en eventueel consolideren van het bestaande juridisch-planologisch kader. Vastgesteld beleid wordt doorvertaald en ontwikkelingen waarvoor de planvorming en besluitvorming zijn afgerond, worden meegenomen. Het gemeentelijk beleid is erop gericht toe te werken naar grotere uniformiteit en daardoor meer rechtsgelijkheid van de bestemmingsplannen. De bestemmingsplannen dienen goed onderbouwd te zijn op hoofdlijnen van beleid. Tevens dienen zij de nodige flexibiliteit in zich te hebben en de randvoorwaarden voor ontwikkelingen duidelijk aan te geven. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van een zoveel mogelijk uniforme opzet voor toelichting, voorschriften en (digitale) plankaart. Binnen het Plan van Aanpak is dit het achtste plangebied, waarvoor een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld. Binnen het bestemmingsplangebied liggen het centrale winkelgebied, de grote culturele instellingen en verder voornamelijk kantoren en woningen. Aangezien er in het grootste deel van het plangebied geen ontwikkelingen te verwachten zijn de komende jaren is overwegend gekozen voor de planvorm van een consoliderend bestemmingsplan. Onder een consoliderend bestemmingsplan wordt verstaan een bestemmingsplan waarin de bestaande toestand wordt vastgelegd. Een drietal ontwikkelingen zijn in het bestemmingsplan opgenomen. Dit betreft een horecagelegenheid in het Stadspark conform de verleende bouwvergunning van 17 september 2007, de ontwikkelingen rond het voormalig Eneco gebouw aan de Van Heuven Goedhartlaan 15-17 en het vergroten van de toneeltoren van de Schouwburg Amstelveen. Tevens zijn er plannen voor de uitbreiding van de school Palet Noord. Omdat de ontwikkeling rond Palet Noord onvoldoende is uitgewerkt, is deze nog niet in het bestemmingsplan opgenomen. Voor een nadere beschrijving van bovenstaande ontwikkelingen wordt verwezen naar § 4.10
1.2
Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied is gesitueerd in het centrum van de bebouwde kom van Amstelveen. Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de Mr. G. Groen van Prinstererlaan, in het oosten door de Beneluxbaan, in het zuiden de Burgemeester van Sonweg (Rijksweg A9) en in het westen de Keizer Karelweg.
1.3
Geldende bestemmingsplannen
Dit bestemmingsplan vervangt (gedeeltelijk) de volgende 17 plannen: 1. Bestemmingsplan Stadshart (194), vastgesteld op 21 april 1993 en goedgekeurd op 23 november 1993 en goedgekeurd door de Kroon bij KB van 17 augustus 1995 (geheel); 2. Uitwerkingsplan Vervoerscentrum Stadshart (194-1), vastgesteld op 6 april 1994 en goedgekeurd op 28 juni 1994 (geheel); 3. Uitwerkingsplan Stadshart Noordpoort (194-2), vastgesteld op 20 december 1994 en goedgekeurd op 14 maart 1995 (geheel);
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
6
4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
Uitwerkingsplan Oostpoort 1e wijziging (194-3), vastgesteld op 24 mei 1995 en goedgekeurd op 4 juli 1995 (geheel); Uitwerkingsplan Stadshart Bietenveld (194-4), vastgesteld op 5 september 1995 en goedgekeurd op 7 november 1995 (geheel); Herziening uitwerkingsplan Stadshart Bietenveld (194-4a), vastgesteld op 28 mei 1996 en goedgekeurd op 2 juli 1996 (geheel); Uitwerkingsplan Stadsplein e.o. (194-5), vastgesteld op 21 november 1995 en goedgekeurd op 5 januari 1996 (geheel); Uitwerkingsplan Buitenplein (194-6), vastgesteld op 21 november 1995 en goedgekeurd op 5 januari 1996 (geheel); Uitwerkingsplan Handelsplein West (194-7), vastgesteld op 18 juni 1996 en goedgekeurd op 13 september 1996 (geheel); 1 e herziening bestemmingsplan Stadshart (194-8), vastgesteld op 16 december 1998 en goedgekeurd op 24 maart 1999 (geheel); Uitwerkingsplan Stadshart Stadspark e.o. (194-9), vastgesteld op 25 maart 1997 en goedgekeurd op 13 mei 1997 (geheel); 2 e herziening bestemmingsplan Stadshart Singelblok (194-10), vastgesteld op 28 mei 1997 en goedgekeurd op 16 augustus 1997 (geheel); Uitwerkingsplan Stadshart Trameindpunt (194-11), vastgesteld op 18 november 1997 en goedgekeurd op 10 december 1997 (geheel); Uitwerkingsplan Stadshart Nieuw Loopveld (194-12), vastgesteld op 18 november 1997 en goedgekeurd op 10 december 1997 (geheel); Bestemmingsplan Stadsplein (194-13), vastgesteld op 16 december 1998 en goedgekeurd op 24 maart 1999 (geheel); 3 e herziening bestemmingsplan Stadshart Stadsplein (194-14), vastgesteld op 16 december 1998 en goedgekeurd op 24 maart 1999 (geheel); Bestemmingsplan Stadshart Pieter Lastmanweg (194-15), vastgesteld op 21 november 2001 en goedgekeurd op 15 februari 2002 (geheel).
Deze geldende bestemmingsplannen komen met het in werking treden van dit bestemmingsplan te vervallen.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
7
2
BELEIDSKADER
2.1
Rijksbeleid
Hieronder volgt het beleid van het rijk vanuit beleidsnota´s, besluiten, planologische kernbeslissingen, regelingen en wetten. Met dit rijksbeleid wordt zo nodig rekening gehouden in dit bestemmingsplan.
2.1.1. Nota Ruimte Op 17 mei 2005 is de Nota Ruimte door de Tweede Kamer aangenomen. Uiteindelijk heeft op 17 januari 2006 ook de Eerste Kamer ingestemd met de Nota Ruimte. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 in onder andere de Staatscourant is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. In de Nota Ruimte worden de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland tot 2020 met een doorkijk naar 2030 vastgelegd. In de Nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een rol zal spelen. De Nota Ruimte bevat niet alleen de ruimtelijke uitspraken uit de, nooit vastgestelde, Vijfde Nota, maar ook die uit het Tweede Structuurschema Groene Ruimte (SGR2) en uit het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP). Daarnaast worden de Gebiedsgerichte Economische Perspectieven (GEP) erin opgenomen. De Nota Ruimte wordt daarmee een meer integrale beleidsnota met betekenis voor het beleid van de ministeries van VROM, LNV en V&W. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor verschillende ruimtevragende functies op de beperkte beschikbare ruimte. Het ruimtelijk beleid zal worden gericht op vier algemene doelen: Ÿ de versterking van de internationale concurrentiepositie; Ÿ het bevorderen van krachtige steden en een vitaal platteland; Ÿ het borgen en ontwikkelen van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; Ÿ het borgen van de veiligheid. Bestemmingsplannen zullen aan dit beleid zoveel mogelijk een bijdrage moeten leveren. In de Nota Ruimte is de ontwikkeling van de luchthaven Schiphol op de huidige locatie tot 2030 uitgangspunt. Het beleid is gericht op een blijvende bijdrage van de luchthaven aan de internationale concurrentiepositie van de Randstad. Bij de inrichting van de Noordvleugel van de Randstad voor andere ruimtevragende functies moet voldoende ruimte worden gelaten voor deze ontwikkeling van Schiphol. Dit betekent dat woningbouw in de omgeving van Schiphol op plaatsen waar dit uit het oogpunt van geluid en (externe) veiligheid niet wenselijk is, moet worden vermeden. Deze beleidslijn is geconcretiseerd in het beleid rond de 20 Ke-contour. Binnen en direct gelegen aan de 20 Ke-contour zijn uitsluitend herstructurering en intensivering van bestaand bebouwd gebied toegestaan. Nieuwe uitleglocaties (Legmeerpolder) worden niet toegelaten. Anders dan bijvoorbeeld voor de 30 en 35 Ke-contour heeft de juridische doorvertaling van de doelstelling ten aanzien van de 20 Ke-contour tot op heden niet plaatsgevonden. Dit onderwerp zal worden betrokken in de evaluatie van het voor Schiphol geldende wettelijke stelsel. Als gevolg hiervan kunnen het beloop en de implicatie van de 20 Ke-contour voor ruimtelijke ontwikkelingen in de toekomst nog wijzigen. Zie voor de evaluatie van de Schipholwet tevens § 2.1.5. Een deel van het plangebied grenst aan de rijksweg 9 (A9). Deze maakt deel uit van de hoofdinfrastructuur en als zodanig van de Ruimtelijke hoofdstructuur. In de Nota Ruimte zijn, in het kader van netwerken en steden, de volgende punten van belang: Steden, dorpen en bereikbaarheid, uitbreidingsruimte hoofdinfrastructuur en milieu en externe veiligheid. Steden, dorpen en bereikbaarheid Het beleid met betrekking tot de basiskwaliteit van steden, dorpen en bereikbaarheid kent vier pijlers: bundeling van verstedelijking en economische activiteiten, bundeling van infrastructuur, aansluiting van Nederland op de
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
8
internationale netwerken van luchtvaart en zeevaart en borging van milieukwaliteit en externe veiligheid. Provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor een voldoende en tijdige beschikbaarheid van ruimte voor wonen en werken en de daarbij behorende voorzieningen, groen, water, recreatie, sport en infrastructuur. Het aanbod van ruimte sluit ook kwalitatief aan bij de vraag. De provincie, respectievelijk de WGR-plusregio's zijn met name verantwoordelijk voor de reservering van ruimte op lange termijn, gemeenten met name voor de beschikbaarheid van ruimte op kortere termijn. Voor de korte termijn is het nodig voldoende capaciteit beschikbaar te hebben in bestemmingsplannen, zodat de realisatie aan de maatschappelijke vraag kan voldoen. Uitbreidingsruimte hoofdinfrastructuur Om toekomstige verbreding en/of bundeling van hoofdinfrastructuur fysiek en financieel niet te belemmeren, moet langs de hoofdinfrastructuur uitbreidingsruimte beschikbaar blijven. Het is echter niet redelijk en ook niet noodzakelijk om langs alle hoofdinfrastructuur ruimte vrij te houden. Met name in het stedelijk gebied is de opgave om evenwicht te vinden tussen het vrijhouden van ruimte voor infrastructuur en de aanspraken op diezelfde ruimte door andere (stedelijke) functies. Milieu en externe veiligheid Het rijk streeft naar een schone, veilige en aantrekkelijke leefomgeving voor burgers en bedrijven. Het rijk en andere overheden zijn er aan gehouden de gestelde basiskwaliteit te realiseren. Zij stellen waar mogelijk een hogere ambitie. Een belangrijk uitgangspunt bij de ontwikkeling van ruimtelijk beleid is dat milieu- en veiligheidsaspecten naast andere belangen vroegtijdig, gebiedsgericht en geïntegreerd in de planvorming betrokken worden. Het rijk legt de basismilieukwaliteit in wet- en regelgeving vast (minimumnormen) en biedt kaders waarbinnen overheden lokale afwegingen kunnen maken. Het rijk zal daarbij provincies en gemeenten meer ruimte bieden voor lokaal en regionaal maatwerk. De decentrale overheden realiseren ten minste de basiskwaliteit voor milieu en veiligheid binnen deze door het rijk gestelde kaders. Het rijk zorgt, in overleg met de decentrale overheden, ten minste voor basiskwaliteit langs de hoofdinfrastructuur. Bij de oplossing van bestaande knelpunten met betrekking tot milieu en externe veiligheid past het rijk het veroorzakersprincipe toe voorzover de knelpunten het gevolg zijn van het negeren van op dat moment van kracht zijnde wettelijke normen. Het rijk en decentrale overheden voorkomen gezamenlijk dat er nieuwe knelpunten ontstaan.
2.1.2. Nota Mobiliteit Deze nota is de verkeerskundige uitwerking van de Nota Ruimte en geeft de volgende beleidsdoeleinden aan: 1. het verbeteren van de internationale bereikbaarheid; 2. het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden; 3. een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen als essentiële voorwaarde voor economische ontwikkeling; 4. het inzetten op proces- en technologie-innovatie ter realisering van de beleidsdoelen. De uitgangspunten bij het realiseren van deze beleidsdoelen zijn betrouwbare reistijden, vlotte en veilige verkeersafwikkeling binnen de (inter)nationale wettelijke en beleidsmatige kaders van milieu en leefomgeving.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
9
2.1.3. Wet luchtkwaliteit 2007 De Wet luchtkwaliteit is op 15 november in werking getreden en vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De aanleiding daartoe is de maatschappelijke discussie die ontstond als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. De directe koppeling had tot gevolg dat veel geplande (en als noodzakelijk of gewenst ervaren) projecten geen doorgang konden vinden in overschrijdingsgebieden. Bovendien moest voor ieder klein project met betrekking tot luchtkwaliteit een uitgebreide toets gedaan worden. Met de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De kern van de 'Wet luchtkwaliteit' bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen. Verder bevat zij basisverplichtingen op grond van de richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. De wet voorziet in het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
2.1.4. Wet luchtvaart, ministerie van Verkeer en Waterstaat (2002) In de Wet Luchtvaart wordt expliciet aangegeven hoe om te gaan met de ruimtelijke procedures in de nabijheid van de luchthaven Schiphol. Dit houdt het volgende in: Ÿ het Luchthavenindelingbesluit (LIB) is van kracht en dient bij ruimtelijke ontwikkelingen in acht genomen te worden; Ÿ het Luchthavenindelingbesluit geldt als voorbereidingsbesluit art. 21 WRO. Dit betekent, dat bestemmingsplannen niet strijdig mogen zijn met de voorschriften uit het LIB; Ÿ gemeenten zijn verplicht binnen één jaar na inwerkingtreding van het LIB hun bestemmingsplannen aan te passen aan het LIB. Indien er sprake is van tegenstrijdigheid, geldt het LIB; Ÿ de Minister kan van het Luchthavenindelingbesluit afwijken met een verklaring van geen bezwaar. Hiervoor zijn in het LIB voorwaarden gegeven.
2.1.5. Luchthavenindelingbesluit Schiphol (2002) Voor de ruimtelijke ordening in de omgeving van Schiphol is het Luchthavenindelingbesluit (Lib) van 26 november 2002 met de ingebruikname van de vijfde baan van Schiphol (Polderbaan) met ingang van 20 februari 2003 van kracht. In het streekplan Noord-Holland Zuid, vastgesteld op 17 februari 2003, wordt verwezen naar dit Luchthavenindelingbesluit. Het Luchthavenindelingbesluit bevat de ruimtelijke maatregelen op rijksniveau in verband met de luchthaven Schiphol. In het Lib zijn regels en beperkingen opgenomen voor de bebouwing rond Schiphol (vanuit externe veiligheid en geluid). Bij Besluit van 23 augustus 2004, Stb. 425 is het Luchthavenindelingbesluit gewijzigd in verband met het herstellen van een invoerfout en wijziging van uitvliegroutes in westelijke richting vanaf de Polderbaan. Deze wijziging van het Lib is in werking getreden op 2 september 2004. Bij de inwerkingtreding van de Schipholwet in februari 2003 is afgesproken dat de wet binnen drie jaar zou worden geëvalueerd. In de evaluatie komen drie vragen aan de orde: Ÿ Bieden de luchthavenbesluiten de in de wet beoogde bescherming? Aanvullend wordt op verzoek van de Eerste en Tweede Kamer informatie gegeven over de effecten van het vliegverkeer in de omgeving van de luchthaven. Ÿ Is het beleid effectief (wordt overlast beheerst en heeft de mainport groeiruimte binnen de milieu en veiligheidsgrenzen)? Ÿ Zijn er verbeteringen mogelijk? Deze evaluatie is in februari 2006 afgerond en op 21 april 2006 is het kabinetsstandpunt uitgebracht inzake de ontwikkeling van Schiphol op de middellange en lange termijn. Naar aanleiding van de evaluatie is een actieprogramma opgesteld. De snelheid waarmee de maatregelen kunnen worden doorgevoerd, varieert. Er zijn maatregelen die direct worden uitgevoerd, maatregelen die nog nader onderzoek vergen en maatregelen waarvoor de regelgeving moet worden gewijzigd. Dit betekent dat het nieuwe Schipholbeleid nog niet in werking is.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
10
De voorgestelde wijzingen kunnen van invloed zijn op dit bestemmingsgebied. Dit kunnen wijzigingen met betrekking tot ligging van geluid- en/of risicocontouren zijn. Naast een toename van de geluidsoverlast hebben de ruimtelijke beperkingen die voortvloeien uit de Schipholwet een behoorlijke impact op de ontwikkelingsmogelijkheden van Amstelveen. Stedelijke vernieuwing in Amstelveen Noord en rond het A9 gebied wordt hierdoor belemmerd. Grootschalige uitbreiding in de Legmeerpolder is niet mogelijk gebleken. De volgende voorgestelde wijzigingen kunnen in ruimtelijk opzicht van invloed zijn op het plangebied: Ÿ uitbreiding van het gebied rond de luchthaven met een verbod op nieuwbouw van gebouwen waar veel mensen bijeen zijn: de grens wordt verlegd van het huidige gebied met een risico boven de 10-6 naar het gebied met een risico boven de 10-7. De plannen die al in procedure zijn en waar al vergunning voor is verleend, blijven daarvan uitgezonderd. Dit betreft onder meer de plannen die zijn genoemd in de brief van minister Pronk aan de Tweede Kamer uit 2001; Ÿ in het gebied daarbuiten hebben grote concentraties van mensen minder effect op het groepsrisico, maar het effect is niet nul. Daarom wil het kabinet dat ook in het gebied met een kleiner risico dan 10-7 gemeenten en provincies bij plannen voor nieuwbouw van bedrijven of andere gebouwen waar veel mensen bijeen zijn, de effecten op het groepsrisico bewust afwegen tegen andere belangen. Het kabinet zal met de provincie en gemeenten bespreken hoe die afweging wordt ingevuld en of daaraan regels moeten worden gesteld; Ÿ de exacte begrenzing van de hierboven genoemde gebieden en de plannen die niet onder het verbod komen te vallen, worden nader geïnventariseerd. Bij de beoordeling welke gebieden en plannen onder het verbod komen te vallen, spelen ook de mogelijke financiële gevolgen een rol. Bij de begrenzing van de gebieden is het doel gebieden vast te stellen die ook bij wijzigingen in baan- en routegebruik niet direct hoeven te worden aangepast. Bij het vaststellen van het gebied wordt rekening gehouden met de variatie in baangebruik door weersomstandigheden. Het gebied wordt bepaald op basis van het vliegverkeer dat over vijf tot tien jaar op Schiphol wordt verwacht; Ÿ tot slot wil het kabinet onderzoeken of het groepsrisico te verkleinen is door vliegroutes te verleggen dichtbij de luchthaven, en zo plaatsen waar veel mensen bijeen zijn te vermijden. De verwachting is dat hier weinig mogelijkheden voor zijn, omdat de vliegroutes dichtbij de luchthaven juist om veiligheidsredenen aan internationale richtlijnen zijn gebonden. Het eerste standpunt komt neer op een formalisering van de huidige praktijk. Bouwplannen in Amstelveen die liggen in de IR 10 - 7 contour worden op dit moment al getoetst aan het groepsrisicobeleid. Dit leidt er toe dat niet alleen woningbouw (met meer dan 25 woningen), maar ook bijvoorbeeld kantoorontwikkeling in deze zone niet mogelijk is. Het tweede standpunt, te weten de aanscherping van het groepsrisicobeleid buiten de IR 10 – 7 contour zal wel tot een verdere ruimtelijke beperking leiden. Onduidelijk is nog in welke gebieden een restrictiever beleid zal gaan gelden. Wanneer hiervoor de IR 10 -8 contour gebruikt gaat worden, zal dit zeker consequenties hebben voor Amstelveen. Uit een eerste indicatieve IR 10 -8 contour blijkt namelijk dat behalve een groter deel van Amstelveen Noord, ook het Noordelijke deel van de Legmeerpolder in deze zone valt. Of deze wijzigingen daadwerkelijk worden doorgevoerd en wanneer dit het geval is, is op dit moment nog niet bekend. Voor meer informatie over het Schipholbeleid wordt verwezen naar de website www.schipholbeleid.nl Tevens zijn er in het kader van het Luchthavenindelingbesluit gebieden waar hoogtebeperkingen, respectievelijk beperkingen ten aanzien van vogelaantrekkende bestemmingen gelden. In het gebied waar hoogtebeperkingen gelden, mogen geen objecten worden opgericht of geplaatst die hoger zijn dan de maximale waarden die in de verschillende deelgebieden van kracht zijn. De omvang van het gebied waar beperkingen gelden voor het aantrekken van vogels, is zodanig dat de afstand tussen de grens van het gebied en iedere baan minimaal 6 km bedraagt. Bij de bepaling van de omvang is uitgegaan van de bescherming van dat gebied rond het banenstelsel waarin, statistisch gezien, de meeste vogelaanvaringen plaatsvinden.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
11
Een gebruik of bestemming kan binnen de genoemde categorie wel worden gerealiseerd als overeenkomstig de Wet luchtvaart een verklaring van geen bezwaar is verleend. Als een verklaring van geen bezwaar is afgegeven kan het bestemmingsplan te zijner tijd met deze verklaring in overeenstemming worden gebracht.
2.1.6. Derde Nationaal Milieubeleidsplan, ministerie VROM, februari 1998 Het derde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP3) bevat het nationale milieubeleid voor de jaren 1999-2003, met een doorkijk naar de jaren daarna. In het NMP3 is aangegeven op welke punten het kabinet het milieubeleid zal wijzigingen ten opzichte van de voorgaande NMP's. Het uitgangspunt in het NMP3 is dat een schoon milieu een essentiële voorwaarde is voor een leefbaar Nederland, waarin mensen graag willen wonen, werken en recreëren. De hoofdlijnen van het beleid in het NMP3 zijn: Ÿ continue verbetering van een efficiënt gebruik van het milieu; Ÿ gericht gebruik maken van de kwaliteit van de omgeving; Ÿ centraal stellen van de kwaliteit van de omgeving; Ÿ vergroten van de integratie, maatwerk en flexibiliteit; Ÿ milieu meer tot uitdrukking laten komen in de prijzen; Ÿ beter handhaven; Ÿ versterken van de internationale inzet.
2.1.7. Vierde Nationaal Milieubeleidsplan, ministerie VROM, juni 2001 In het Vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) licht het kabinet het te voeren milieubeleid toe. Het milieubeleid moet bijdragen aan een gezond en veilig leven in een aantrekkelijke leefomgeving te midden van een vitale natuur zonder de mondiale biodiversiteit aan te tasten of natuurlijke hulpbronnen uit te putten. Het NMP4 wil een eind maken aan het afwentelen van milieulasten op de generaties na ons en op mensen in arme landen. De nota is geen allesomvattend milieubeleidsplan, daarom blijft het NMP 3 grotendeels van kracht. Het NMP4 kijkt verder vooruit (beleidshorizon is 2030) dan de voorgaande NMP's en betrekt de wereldwijde dimensie van het milieuvraagstuk erbij. In het NMP 4 is geconstateerd dat het huidige beleid voor gevaarlijke stoffen vanwege gebrekkige handhaving en het ontbreken van een wettelijke grondslag geen garantie biedt dat de risico's voor de bevolking zo laag mogelijk worden gehouden. Het kabinet heeft na de vuurwerkramp in Enschedé van het externe veiligheidsbeleid een topprioriteit gemaakt. De minister van VROM is coördinator op rijksniveau. De norm voor het plaatsgebonden risico krijgt op termijn een wettelijke status, aan de hand van een AMvB Milieukwaliteitseisen externe veiligheid bij inrichtingen en de AMvB externe veiligheid bij transport. Van de laatste is nog geen (ontwerp)besluit bekend.
2.1.8. Besluit externe veiligheid inrichtingen, ministerie VROM (2004) Het besluit is op 28 oktober 2004 in werking getreden. Het beleid betreffende externe veiligheid in Nederland is onderdeel van het integraal veiligheidsbeleid dat de totale breedte van de veiligheidsketen omvat: pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg. Het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) coördineert het integraal veiligheidsbeleid. Het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) is verantwoordelijk voor de coördinatie over een onderdeel hiervan, het beleid betreffende de externe veiligheid. Het externe veiligheidsbeleid gaat in op de preventieve aspecten van de veiligheidsketen. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval door activiteiten met gevaarlijke stoffen bij bedrijven (inrichtingen), het transport van gevaarlijke stoffen en het gebruik van luchthavens. In het Vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) heeft het kabinet de lijnen uitgezet voor de vernieuwing van het externe veiligheidsbeleid. De uitgangspunten van het nieuwe beleid kunnen als volgt worden samengevat: Ÿ Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op een minimum beschermingsniveau (plaatsgebonden risico). De kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers moet expliciet worden afgewogen en verantwoord (groepsrisico). Daarbij spelen de maatschappelijke baten van, en de beschikbare alternatieven voor de desbetreffende activiteit een belangrijke rol. Het
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
12
onderscheid tussen de waarden voor het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten in bestaande en nieuwe situaties komt uiterlijk in 2010 te vervallen. Het beleid voor externe veiligheid ten aanzien van inrichtingen was voorheen vastgelegd in verschillende nota's, richtlijnen, besluiten en circulaires die gebaseerd zijn op de notitie ´Omgaan met risico's´, dat deel uitmaakt van het eerste nationaal milieubeleidsplan (NMPI, 1989). Dit beleid was echter nog niet wettelijk verankerd. De informatievoorziening rondom dit onderwerp was versnipperd en de doorwerking van risiconormen op het gebied van de ruimtelijke ordening gebrekkig. De vuurwerkramp in Enschede gaf een nieuwe impuls aan het streven naar de wettelijke verankering van (onderdelen van) de normen op het gebied van externe veiligheid. Bovengenoemde argumenten hebben uiteindelijk geresulteerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Dit besluit beoogt naast de verankering van de normen voor externe veiligheid in wetgeving tevens het beleid te harmoniseren en de mogelijkheid te creëren om rampenbestrijding en zelfredzaamheid van personen te betrekken bij de besluitvorming over milieu en ruimtelijke ordening.
2.1.9. Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, 2002 TK (1995-1996) 24 611 nrs.1-2; TK (2000-2001) 24611 nr. 3; TK (2001-2002) 24611 nr. 4 In deze Nota is de normering van transportrisico's beschreven. Centraal staat hoe dient te worden omgegaan met het plaatsgebonden risico en het groepsrisico rond transport van gevaarlijke stoffen. In essentie komt het erop neer dat kwetsbare bestemmingen, zoals woningen, niet mogen voorkomen op plaatsen waar het persoonlijk risico groter is dan 10-6 per jaar, waarbij deze norm voor nieuwe situaties geldt. Meer specifiek geldt voor nieuwe situaties dat: Ÿ binnen de 10-5 contour geen kwetsbare bestemmingen anders dan transportinfrastructuur zijn toegestaan; Ÿ tussen de 10-5 en 10-6 contour geen kwetsbare bestemmingen zijn toegestaan. Minder kwetsbare bestemmingen, zoals bedrijfswoningen en kantoren of hotels met een lage bezetting (<50 personen) zijn wel toegestaan; Ÿ buiten de 10-6 contour alle bestemmingen zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de voorwaarden voor het groepsrisico. Voor bestaande situaties met een persoonlijk risico groter dan 10-6 moet ernaar worden gestreefd om aan de grens van kwetsbare bestemmingen het persoonlijk risico te verlagen. Voor deze situaties geldt in ieder geval een verbod op nieuwe ontwikkelingen. Het groepsrisico wordt getoetst aan de norm die is gedefinieerd als een oriënterende waarde. Bij het beoordelen van het groepsrisico wordt het bevoegd gezag de mogelijkheid geboden om gemotiveerd van de oriënterende waarde voor het groepsrisico af te wijken. Formeel heeft de Nota geen wettelijke status, maar er is bij ontbreken van andere wetgeving wel jurisprudentie ontstaan.
2.1.10.
Flora- en Faunawet, ministerie van LNV, april 2002
Op 1 april 2002 is de Flora- en Faunawet van het ministerie van LNV in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van de dier- en plantensoorten op het Nederlandse grondgebied. Tegelijkertijd vormt deze wet de implementatie van Europees rechtelijke en internationale verplichtingen (Habitat- en Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern). Deze wet vervangt diverse wetten die voorheen betrekking hadden op de bescherming van dier- en plantensoorten. De wet kent een verbod op het aantasten of verstoren van zowel extra beschermde als overige soorten, alsmede het aantasten of verstoren van de nesten, holen of andere voortplantingsof vaste rust- en verblijfplaatsen, behoudens verlening van ontheffing door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. Beschermde soorten zijn onder meer alle amfibieën, reptielen, vleermuizen en vrijwel alle vogels.
2.1.11.
Vierde Nota Waterhuishouding
De Vierde nota waterhuishouding legt de belangrijkste beleidsdoelstellingen voor waterbeheer vast voor met name de periode 1998-2006. Het beleid vervat in de Nota is een directe voortzetting van het beleid geformuleerd in de Derde nota waterhuishouding die in 1989 is vastgesteld. Veranderingen in beleid zijn met name het gevolg van recente ontwikkelingen en te verwachten ontwikkelingen zoals klimaatverandering, zeespiegelstijging en voortgaande bodemdaling. De Vierde nota waterhuishouding gaat uit van integraal waterbeheer en een
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
13
watersysteembenadering. De Nota is tevens gebaseerd op het stand-still-beginsel, het voorzorgprincipe en het principe dat de vervuiler betaalt. De hoofddoelstelling van de Nota is het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtig watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Bij de lange termijn strategie voor waterbeheer staan twee denklijnen centraal. In de eerste plaats zal worden uitgegaan van het zoveel mogelijk op een natuurlijke wijze omgaan met water en watersystemen. Als tweede gaat het er om vanuit het waterbeleid de watersysteem- en stroomgebiedbenadering (zowel nationaal als internationaal) te benadrukken. De samenhang binnen het waterbeheer en tussen waterbeleid, milieubeleid en ruimtelijke ordening wordt in deze gebiedsgerichte benadering bewerkstelligd. Het eindjaar van de Vierde Nota Waterhuishouding was oorspronkelijk 2006. In september 2007 heeft het kabinet de Watervisie 'Nederland veroveren op de toekomst' vastgesteld. De Watervisie is een eerste stap in het proces dat toewerkt naar het eerste nationale waterplan, zoals de ontwerp Waterwet voorschrijft. Dit plan zal de opvolger zijn van de vierde Nota Waterhuishouding dat op dit moment nog het formele kader is voor alle facetten van het waterbeheer. Het kabinet publiceert het nationale waterplan in 2009. De looptijd van Vierde Nota waterhuishouding is verlengd tot 22 december 2009.
2.1.12.
Waterbeleid voor de 21e eeuw (WB21), 2000
Waterbeleid voor de 21e eeuw betreft het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw aan de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de voorzitter van de Unie van Waterschappen en heeft als doel water de ruimte en aandacht te geven die het verdient. Het waterbeleid voor de 21e eeuw is een uitwerking van de Vierde Nota Waterhuishouding met betrekking tot het waterbeheer. De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft diverse aanbevelingen gedaan voor het waterbeheer van de toekomst. Het waterbeleid van de 21e eeuw dient georganiseerd te zijn op basis van drie principes: Ÿ vasthouden van water en tijdelijk bergen; Ÿ ruimte voor water; Ÿ benutten van de kansen voor meervoudig ruimtegebruik. Als uitgangspunt voor het nieuwe waterbeheer moet gelden geen afwenteling in het watersysteem zelf, evenmin van bestuurlijke verantwoordelijkheden en ook niet van de kosten. De drietrapsstrategie ´vasthouden, bergen en dan pas afvoeren´ dient in alle overheidsplannen als verplicht afwegingsprincipe gehanteerd te worden. In het gemeentelijke beleid moeten de kansen worden benut om water de ruimte te geven en tegelijkertijd ruimtelijke kwaliteit te verhogen. Water dient hierbij als ordenend principe. In februari 2001 is de watertoets verplicht gesteld voor ruimtelijke plannen. Belangrijkste inhoudelijke doel van de watertoets is dat initiatiefnemers “waterneutraal” bouwen. Dit betekent voor het waterkwantiteitsaspect dat niet meer water wordt uitgeslagen uit het plangebied dan in de situatie van voor de ruimtelijke ingreep. Voor de waterkwaliteit betekent dit dat de waterkwaliteit in en om het gebied niet mag verslechteren. In PKB´s en streek- en bestemmingsplannen wordt ruimte gereserveerd voor tijdelijke waterberging en primair bestemd voor ´waterbeheer´. Per regionaal stroomgebied moet een normenstelsel worden ingevoerd. De waterschappen dragen zorg voor een waterbeheer conform het normenstelsel.
2.1.13.
Verdrag van Valletta (Malta), Europese Unie, 1992
Het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed is op 16 januari 1992 te Valletta tot stand gekomen. Nederland heeft dit verdrag ondertekend en goedgekeurd. Nu wordt gewerkt aan de uitwerking van het verdrag via een wijziging van de Monumentenwet 1988. Uitgangspunt van het verdrag is dat zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan in het ruimtelijk beleid. In het afwegingsproces moet het als één van de belangen worden meegenomen. Om het bodemarchief beter te beschermen en om onzekerheden tijdens de bouw van bijvoorbeeld nieuwe wijken te beperken wordt voorgesteld om steeds vooraf onderzoek te laten doen naar de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op deze manier kan daar bij de
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
14
ontwikkeling van de plannen zoveel mogelijk rekening mee worden gehouden.
2.1.14.
Wet op de archeologische monumentenzorg (2007)
In de Wet op de archeologische monumentenzorg is het doel van het in 1992 gesloten Verdrag van Valletta (Malta) verwerkt, te weten: bescherming van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Om dat doel te bereiken moet de wetgever het archeologisch erfgoed betrekken bij de ruimtelijke ordening. Tevens dient de financiering van het archeologisch onderzoek en het behoud in de bodem worden geregeld. Kern van het wetsvoorstel is dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrenzen. Verder wordt het verrichten van opgravingen aan de markt overgelaten. Door het wetsvoorstel krijgt de gemeente een nieuwe wettelijke taak: bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient de gemeente rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit houdt in dat de gemeente bij de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan moet onderzoeken of de grond een archeologische waarde of verwachting bezit. In het bestemmingsplan kunnen archeologische voorschriften worden opgenomen wanneer de gemeente de grond bestemd heeft als archeologisch waardevol of onderzoeksgebied. De aanvrager van een aanleg- of bouwvergunning moet zelf de kosten voor het voldoen aan de archeologische voorschriften dragen. De veroorzaker betaalt dus. De aanvrager heeft recht op nadeelcompensatie van de gemeente wanneer de kosten onredelijk hoog zijn. Het voorgaande geldt ook voor de aanvrager van een vrijstellingsbesluit. Het principe dat de veroorzaker betaalt, geldt uitsluitend wanneer de wet uitdrukkelijk bepaalt dat er een archeologische voorschrift aan de vergunning of vrijstellingsbesluit kan worden verbonden. De volgende archeologische voorschriften worden in de wet genoemd: Ÿ Het treffen van maatregelen waardoor de archeologische resten in situ behouden blijven; Ÿ De verplichting tot het doen van opgravingen; Ÿ Het werk laten begeleiden door een deskundige. De provincie of het rijk kunnen in plaats van de gemeente bevoegd zijn om beslissingen te nemen over terreinen met archeologische resten. Het gaat daarbij om vergunningen voor ontgrondingen en om vergunningen inzake beschermde archeologische monumenten die voorkomen op de monumentenlijst van het rijk. Aan deze vergunningen kunnen dezelfde archeologische voorschriften worden verbonden. Het rijk is ook het bevoegd gezag bij toevalsvondsten, waarvan sprake is wanneer er bij werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen. Door het Verdrag van Valletta krijgt het de Minister van OCW in besluitvorming bij m.e.r-plichtige projecten invloed inzake archeologische monumentenzorg. De gemeente kan initiatiefnemer zijn van een m.e.r.-plichtig project, maar kan ook optreden als bevoegd gezag bij een m.e.r.-plichtig project. Het bovenstaande impliceert dat een gemeente archeologiebeleid dient op te stellen. Een gemeente mag zelf bepalen hoe het beleid er uit komt te zien. De nieuwe wet biedt daarvoor instrumenten en geeft de kaders aan. Een inventarisatie van de in de bodem aanwezige en te verwachten archeologische waarden en archeologische beleidskaarten zijn een basisvoorwaarde voor het maken en uitvoeren van een goed archeologiebeleid.
2.1.15. 1999
Nota Belvedère, Ministeries van LNV, OC&W, VROM, V&W,
De Nota Belvedère geeft een visie op de wijze waarop met cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan. Cultuurhistorie wordt daarbij beschouwd als van vitale betekenis voor de samenleving en de individuele burger. Het behoud en het benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe aan de culturele dimensie van de ruimtelijke inrichting. Een ontwikkelingsgerichte benadering staat daarbij centraal.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
15
2.1.16.
Cultuurnota 2005-2008, Ministerie van OC&W, 2004
Het Nederlandse cultuurbeleid wordt uiteengezet in de Cultuurnota. Met betrekking tot het cultureel erfgoed is het voornemen dat hier meer van wordt geprofiteerd, door de combinatie van cultureel erfgoed en ruimtelijke ordening, infrastructuur en omgeving te stimuleren. Hierbij zal nauw worden aangesloten bij de Nederlandse systematiek van ruimtelijke ordening. Archeologische waarden worden volwaardig meegenomen bij besluiten over bodemingrepen, waarbij behoud in de bodem het streven is. Met de invoering van het verdrag van Valletta voor de archeologie en de nieuwe instandhoudingregeling voor de gebouwde monumenten blijft het van belang dat er voor gemeenten een vangnet bestaat bij de uitvoering van taken die hiermee samenhangen.
2.1.17. 2002
Structuurschema Groene Ruimte 2 (SGR2), ministerie LNV,
De betreffende nota is de ontwerp planologische kernbeslissing (deel 1) van het SGR2. Ze bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het kabinet voor het landelijk gebied, en de samenhang met het water- en milieubeleid. In het Nederlandse landschap zijn de vitaliteit van het watersysteem, de beleving en het gebruik daarvan van groot belang voor de ruimtelijke kwaliteit. Een vitaal watersysteem op nationaal en regionaal niveau is essentieel om water drager te laten zijn voor een duurzame vervulling van de verschillende functies, zoals landbouw, natuur en recreatie. Deze kernkwaliteit richt zich in aanvulling op het waterbeleid uit de Vierde nota Waterhuishouding op het optimaliseren van de landschappelijke betekenis van het watersysteem door vergroting van de kenmerken, de zichtbaarheid en de openbare toegankelijkheid (water, oevers, waterwerken). Het kabinet wil de recreatiemogelijkheden versterken door de verdere ontwikkeling en kwaliteitsverbetering van het recreatietoervaartnet. Daarbij gaat het om: Ÿ oplossing van fysieke knelpunten in de waterwegen in het kader van de Beleidsvisie Recreatietoervaart in Nederland; Ÿ verbetering van de openbare toegankelijkheid van oevers; Ÿ versterking van de (water)recreatiemogelijkheden in de directe woonomgeving. Voor waterkwaliteit geldt de volgende drietrapsstrategie: schoonhouden - scheiden zuiveren van waterstromen. Om de zoetwatervoorraad veilig te stellen wordt de ruimte zodanig ingericht en gebruikt, dat zo min mogelijk vervuiling optreedt naar het grond- en oppervlaktewater. Als dat niet voldoende is, worden (aanvullende) maatregelen getroffen om schone en vuile waterstromen gescheiden te houden. Wanneer ook dat onvoldoende soelaas biedt is ten slotte zuiveren van de vuile waterstromen vereist.
2.1.18. Circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen, Ministerie van VROM 1984 Deze circulaire past een verantwoorde zonering toe langs nieuwe tracés van aardgastransportleidingen en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bestaande aardgastransportleidingen. Er is een gedifferentieerd gebied bepaald, waarbinnen zonering in verband met de aanwezigheid van de aardgastransportleiding dient plaats te vinden: 1. een belemmerde strook vastgelegd in het zakelijk recht, waar geen bebouwing is toegestaan; 2. een gebied waar incidentele bebouwing en minder kwetsbare objecten zijn toegestaan; 3. een gebied waar woonbebouwing en andere kwetsbare objecten zijn toegestaan. In de circulaire zijn deze gebieden met de bijbehorende toetsingsafstanden en minimaal aan te houden bebouwingsafstanden uitgewerkt. Er komt een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Buisleidingen. Deze AMvB zal regels gaan stellen aan risiconormering en -zonering langs buisleidingen, het opnemen van voorschriften in bestemmingsplannen, technische eisen, het aanwijzen van een toezichthouder, melding van incidenten en beschikbaarheid van noodplannen. Een voorstel voor deze AMvB wordt in de loop van 2007 naar de Tweede Kamer gezonden.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
16
Het externe veiligheidsbeleid gaat hiermee ook voor buisleidingen gelden. Dit houdt in dat er een wettelijk basisveiligheidsniveau gaat gelden voor het plaatsgebonden risico voor zowel bestaande situaties als bij nieuwe ruimtelijke plannen (nieuwbouw) en bij aanleg van nieuwe leidingen. Verder wordt verantwoording van het groepsrisico verplicht gesteld.
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
Hieronder volgt het beleid van de provincie en de regio vanuit streekplan, beleidsnota´s, besluiten, regelingen en wetten. Met dit provinciaal en regionaal beleid wordt zo nodig rekening gehouden in dit bestemmingsplan.
2.2.1. Streekplan Noord-Holland Zuid, 17 februari 2003 In het streekplan Noord-Holland Zuid is Amstelveen gesitueerd binnen de regio Amstel- en Meerlanden. Amstel- en Meerlanden is een gebied met een grote diversiteit. Amstelveen wordt met Aalsmeer, Uithoorn en Ouder-Amstel gekenmerkt door een kwalitatief hoogwaardige woonomgeving, centrumgebied van de glastuinbouw en delen met een hoge landschappelijke kwaliteit. Het woonmilieu in deze gemeenten is aantrekkelijk. Groen (Amsterdamse Bos, Amstelscheg) en 'blauw' (Westeinderplassen) zijn onder handbereik. De hoogwaardige dienstverlening in Amstelveen en het internationale sierteeltcomplex maakt deze regio een aantrekkelijk gebied voor economische ontwikkelingen. Amstelveen kenmerkt zich door een veelzijdige productiestructuur, waarin internationaal management, financiële en zakelijke dienstverlening sterk vertegenwoordigd zijn. De Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
belangrijkste ruimtelijke vraagstukken voor Amstel- en Meerlanden zijn: verbeteren van de bereikbaarheid zowel per auto als per openbaar vervoer; ontwikkelen van bedrijvigheid; ontwikkeling en behoud van het hoogwaardige woon- en werkklimaat; opslagmogelijkheden voor water; realisatie van een blauwgroen casco door het gehele gebied; behoud en ontwikkeling van de groene en landschappelijke kwaliteiten rondom de Amstelscheg en Diemerscheg.
Onderstaand worden de uitgangspunten opgesomd die voor dit plangebied van belang zijn. In het streekplan is het onderhavige plangebied opgenomen als stedelijk gebied en het ligt binnen de rode contouren. Ruimte voor wonen In Amstel- en Meerlanden komen verschillende woonmilieus voor. Stedelijke woonmilieus kunnen in dit gebied in beperkte mate worden ontwikkeld in de grotere centrumgebieden, langs hoogwaardige openbaarvervoerlijnen en nabij stations en halten voor openbaar vervoer. In Amstel- en Meerlanden wordt de woningbehoefte opgevangen voor het eigen gebied, maar ook voor een deel uit Kennemerland en uit Amsterdam. Daarnaast wordt nog voorzien in een extra woningbehoefte als gevolg van de groeiende werkgelegenheid in Haarlemmermeer. Deze regio heeft relatief veel jonge bebouwing, daarom is uitgegaan van een lagere ICT-taakstelling (25%) voor opvang van het capaciteitstekort. In Amstel- en Meerlanden wordt een deel van de grote vraag naar groene woonmilieus opgevangen. De dichtheden kunnen variëren van 10 tot 40 woningen per hectare (groen stedelijk + dorpsmilieu). In het gebied Amstelveen is sprake van verspreid liggende kleinschalige herstructureringslocaties in het bestaand stedelijk gebied. Ruimte voor water Het water is ordenend voor de ruimtelijke ordening. De waterkwaliteit is voor natuur, recreatie en wonen van belang. In bestaand en nieuw stedelijk gebied wordt de ruimte voor water met name vergroot door de realisatie van het blauwgroene raamwerk (Amstelgroen). Een goede waterkwaliteit wordt onder andere mogelijk door meer waterberging in natuur en recreatiegebieden en in nieuw te ontwikkelen woongebieden te creëren. Het onderhavige plangebied is in het streekplan geen
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
17
zoekgebied voor waterberging. Ruimte voor werken Het economisch klimaat in Noord-Holland Zuid is goed. Ook de vooruitzichten voor de lange termijn zijn gunstig. Dat komt omdat Noord-Holland Zuid uitstekende vestigingsplaatsfactoren heeft zoals het Noordzeekanaalhavengebied, de luchthaven Schiphol, belangrijke steden, culturele voorzieningen, universiteiten en voorzieningen op het gebied van Informatie- en Communicatietechnologie. Noord-Holland Zuid ontwikkeld zich de laatste decennia tot een veelzijdige, internationaal georiënteerde economie. Het grote bedrijfsleven is sterk op de export gericht en het internationale karakter van de economie komt tot uiting in een groot aantal buitenlandse vestigingen en hoofdkantoren. De regionale economie kent een grote verwevenheid zowel met nationale en internationale ontwikkelingen als met bindingen tussen regionale bedrijven onderling. Amstelveen kenmerkt zich door een veelzijdige productiestructuur, waarin internationaal management, financiële en zakelijke dienstverlening sterk vertegenwoordigd zijn. Ruimte is een cruciale voorwaarde voor verdere economische groei in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Opgave is om goede voorwaarden te scheppen voor economische ontwikkeling, door te voorzien in de uitbreidingsbehoefte van het bestaande bedrijfsleven en waar mogelijk het faciliteren van de vestigingswensen van nieuwe bedrijven. Een bereikbare netwerkstad Centraal staat een betere benutting van de bestaande infrastructuur. De capaciteit van de infrastructuur in Amstel- en Meerlanden heeft invloed op de termijn waarop nieuwe stedelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. De ontwikkeling van kantoren- en bedrijventerreinen voor Schiphol en omgeving wordt gekoppeld aan de beschikbaarheid van voldoende weg- en openbaarvervoerscapaciteit. De uitgifte van nieuwe terreinen zal in de pas moeten lopen met de verbetering van de bereikbaarheid. Mobiliteitsgeleidende maatregelen zijn noodzakelijk om de bereikbaarheid te verbeteren. Het maken van ketenverplaatsingen wordt gestimuleerd door de overstap naar een ander soort vervoer te verbeteren. Maatregelen moeten het maken van ketenverplaatsingen aantrekkelijker maken. Gestreefd wordt naar de realisatie van de volgende weginfrastructuur: Ÿ uitvoering Masterplan N201+, inclusief de doortrekking van de N522 naar de omgelegde N201. En naar de aanleg van nieuwe infrastructuur voor het openbaar vervoer: Ÿ diverse kwaliteitsslagen in het openbaar vervoer en zwaar spoor. Op regionaal niveau worden de stadsgewestelijke openbaarvervoerssystemen aan elkaar gekoppeld in een regionaal systeem (Regionet). De provincie wenst: Ÿ de aanleg van de gehele Zuidtangent met als uitgangspunt vertramming op termijn; Ÿ de doortrekking van de Amstelveenlijn (sneltram 51) naar Uithoorn met aansluiting op de Zuidtangent naar Aalsmeer. In Amstel- en Meerlanden is een aantal knooppunten voorzien. Op internationaal niveau is dat Schiphol. De provincie ziet Amstelveen als regionaal knooppunt. Rondom de knooppunten vindt intensief ruimtegebruik plaats. Het fietspadennetwerk wordt verbeterd en voltooid, met ruimte voor voldoende stallingmogelijkheden bij stations en haltes voor het openbaar vervoer. Bij stations komen vrijliggende fietsroutes voor een goede afwikkeling van het fietsverkeer. Het streekplan biedt niet in alle gevallen voldoende gegevens om gemeentelijke ruimtelijke plannen aan te kunnen toetsen. Het streekplan is volgens de Wet op de Ruimtelijke Ordening een plan op hoofdlijnen. De beleidslijnen zijn bovendien door de dynamiek van het gebied en de beleidsontwikkelingen om ons heen, bewust globaal gehouden om op die manier flexibel te kunnen inspelen op toekomstige initiatieven. Als voor een goede doorwerking van het provinciale ruimtelijke beleid op een schaal van bestemmingsplannen meer gedetailleerde beleidsregels nodig zijn, zullen Gedeputeerde Staten het streekplan verder uitwerken of naderhand in de Provinciale Leidraad Ruimtelijk Beleid nadere beleidsregels opnemen. Herziening streekplan Noord-Holland Zuid Het Streekplan Noord-Holland Zuid is in februari 2003 vastgesteld. Sindsdien hebben enkele in het streekplan aangekondigde herzieningen en uitwerkingen plaatsgevonden. In de Evaluatienota Streekplan Noord-Holland Zuid, door Gedeputeerde Staten op 12 december 2006 vastgesteld wordt uitvoerig stilgestaan
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
18
bij de beleidsresultaten op het terrein van ruimtelijke ordening in de periode 2003 -2007. De algemene conclusie is dat er in deze periode veel tot stand is gekomen en dat op een aantal onderdelen een aanpassing van het streekplan nodig is. De voorbereiding en opstelling van zowel het Streekplan Noord-Holland Zuid als de Nota Ruimte liepen deels parallel. Hierdoor kon het streekplan inhoudelijk zoveel mogelijk op de Nota Ruimte afgestemd. Het streekplan is op de meeste punten Nota Ruimte-proof gemaakt. Bij het in mei 2005 verschijnen van de door de Tweede Kamer vastgestelde Nota Ruimte bleek het streekplan wat betreft enkele onderwerpen niet meer in lijn te liggen met het Rijksbeleid. Er is nog een beperkt aantal punten over waarop het streekplan moest worden aangepast. De herziening omvat 13 onderwerpen: Ÿ Begrenzing van (het Noord-Hollandse deel van) de nationale landschappen Stelling van Amsterdam, Groene Hart, Nieuwe Hollandse Waterlinie en Arkerheem-Eemland (gedeelte De Kampen, ten oosten van de A27); Ÿ Begrenzing van de rijksbufferzones Amsterdam - Haarlem, Amsterdam Purmerend, Hilversum - Utrecht en Amstelland – Vechtstreek; Ÿ Externe werking en compensatiebeginsel voor Vogel- en Habitat Richtlijnen gebieden; Ÿ De begrenzing van het Kustfundament in het kader van het Kustveiligheidsbeleid; Ÿ Strandzonering en jaarrondpaviljoens Ÿ Aantal minimale uitgangspunten voor het locatiebeleid en perifere detailhandel; Ÿ De 20 Ke-contour van Schiphol; Ÿ Aanpassing van de ligging van de rode contouren en wijziging status rode contour; Ÿ Golfbaan Amstelveen; Ÿ Traject 380 kV leiding Randstad; Ÿ Ruimte voor piekberging water van 1 miljoen m3 in de zuidwestpunt van Haarlemmermeer; Ÿ Wijziging bedrijfsfunctie 't Plaveen; Ÿ Bundeling van planologische belemmeringen: voorbeeld Amstelveen-Bovenkerkerpolder-Legmeerpolders. Van deze 13 punten is de Golfbaan Amstelveen niet meegenomen in de streekplanherziening. Op 19 november 2007 is de partiële herziening van het Streekplan Noord-Holland Zuid vastgesteld.
2.2.2. Provinciaal Waterplan Noord-Holland 2006-2010 Het Provinciaal Waterplan Noord-Holland 2006-2010 "Bewust omgaan met water" geeft de uitdaging van de provincie weer om binnen provinciegrenzen voor droge voeten, schoon water en goed drinkwater te blijven zorgen. Het Provinciaal Waterplan speelt in op de ontwikkelingen die van belang zijn voor het water in Noord-Holland en bevat ook elementen die voor het plangebied relevant zijn. Het water is hierbij onderscheiden in een aantal thema's: Ÿ wateroverlast en watertekort: in 2015 is het watersysteem op orde. Het watersysteem voldoet aan de dan gestelde normen om pieken in de neerslaghoeveelheid op te vangen en wateroverlast te voorkomen. Voorkeur gaat vooralsnog uit naar fijnmazige maatregelen. Waar mogelijk en wenselijk voor het voorraadbeheer wordt flexibel peilbeheer toegepast. Ÿ waterkwaliteit: voorkomen moet worden dat de waterkwaliteit verslechterd. De waterkwaliteit moet waar mogelijk verbeterd worden als de baten hiervan opwegen tegen de kosten. Daarom worden voor alle wateren ecologische waterkwaliteitsdoelen vastgesteld. Tot die tijd worden kosteneffectieve 'altijd goed'-maatregelen uitgevoerd, die zijn gericht op: a. het realiseren van bestaande nationale doelen en bestaande en nieuwe Europese doelen; b. het voorkomen van verslechtering van de waterkwaliteit, het oplossen van knelpunten en het in ieder geval verbeteren van de waterkwaliteit in gebieden waar de huidige waterkwaliteit slechter is dan de waterkwaliteit in 2000. Ÿ grond- en drinkwater: het grondwaterbeheer is gericht op zowel duurzame beschikbaarheid van grondwater voor gebruiksdoeleinden, zoals drinkwatervoorziening en koeling en verwarming van gebouwen, als op het voorkomen van negatieve gevolgen zoals verdroging, grondwateroverlast en achteruitgang van de grondwaterkwaliteit. Verslechtering van de kwaliteit van
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
19
Ÿ
het grondwater, bijvoorbeeld door verspreiding van verontreiniging of menging van brak- en zoetwater, mag niet plaatsvinden. De toepassing van warmte-koude opslag wordt bevorderd en ook de zorg voor afstemming tussen eigenaren en gebruikers van systemen bij intensief gebruik van de ondergrond. waterbeleid in relatie tot de omgeving: het Provinciaal Waterplan beschrijft op hoofdlijnen de eisen die de functies van het oppervlaktewater (boezem, beroepsvaart, recreatievaart, zwemlocaties, viswater en ecologische verbindingen) en de grondgebruikfuncties (natuur, stedelijk gebied, landbouw en gebieden met bijzondere waarden) stellen aan het waterbeheer. Deze functies zijn richtinggevend voor de taakstelling van waterschappen. Voor de precieze ligging van de grondgebruikfuncties wordt verwezen naar streek- en bestemmingsplannen. Het water(keringen)beheer van de waterschappen moet voldoen aan een bepaald niveau om tegemoet te komen aan de eisen die het grondgebruik stelt aan het watersysteem. Dit wordt het faciliteringsniveau grondgebruik genoemd. Aan dit faciliteringsniveau grondgebruik liggen afspraken en normen voor het waterbeheer ten grondslag. Het gaat hierbij om het overstromingsrisico van waterkeringen, het tegengaan van wateroverlast en watertekort, het handhaven van peilen, het zorgen voor een goede waterkwaliteit en het op orde brengen en houden van watergangen.
2.2.3. Regionaal bodembeheersplan en bodemkwaliteitskaarten Het regionaal bodembeheersplan stelt regels aan het hergebruik van grond als bodem. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit niet verslechterd. De bodemkwaliteitskaarten geven gebieden aan met vergelijkbare bodemkwaliteit waarbinnen hergebruik van grond is vereenvoudigd.
2.2.4. Provinciaal Milieubeleidsplan 2002-2006, 21 oktober 2002 In het Provinciaal Milieubeleidsplan (PMP) "Waar een wil is, is een weg" is het milieubeleid van de provincie uitgewerkt. De rode lijn door het plan is duurzaamheid, uitgewerkt langs drie strategische beleidslijnen: Ÿ duurzaam produceren en consumeren; Ÿ voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid; Ÿ verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. De strategische beleidslijnen zijn doorvertaald in uitvoeringsstrategieën en acties per thema. De gemeente is de aangewezen instantie om te zorgen voor de leefkwaliteit in de bebouwde omgeving. In het beperken van milieudruk op woongebieden en het bepalen van optimale duurzame inrichting (gepaard aan subsidieverstrekking) zal de provincie de gemeenten ondersteunen. Het Milieubeleidsplan is geëvalueerd en verlengd tot september 2008.
2.2.5. Milieuprogramma 2004 Het milieuprogramma 2004 is een uitvoeringsprogramma van het PMP. Aan de volgende beleidsvraagstukken wordt in het milieuprogramma de hoogste prioriteit gegeven: Ÿ Bodemsanering Gestart is met het Meerjarenprogramma Bodemsanering 2004-2009, o.a. met saneringen in het landelijk gebied, Anna's Hoeve en Masterplan het Gooi. Voortgezet wordt het programma voor sanering en herinrichting van oude gasfabriekterreinen in Alkmaar, Bussum, Haarlem, Heemstede, Hilversum, Purmerend en Zaanstad. Na sanering zullen deze terreinen een woon- en/of werkbestemming krijgen. Dit is bijzonder omdat vrijkomende grote locaties in stedelijk gebied schaars zijn. Ÿ Uitvoering baggerprogramma's; Verwijdering van 36 miljoen m³ bagger (=ruim 100 Arena-stadions vol) in 2020. Gestart is met onder andere de uitvoering Baggerprogramma Noord-Hollandse vaarwegen tot 2008 met de aanpak van de knelpunten in de Haarlemmerringvaart bij Cruquius (Heemstede) en Hillegom en in het Noord-Hollands kanaal bij de Nelson Mandelabrug te Alkmaar. Verder wordt medio volgend jaar de baggerwerkzaamheden in de Amstel bij Uithoorn afgerond. Verder wordt het Informatiepunt Baggerspecie Noord-Holland opgericht waarin verschillende vaarwegbeheerders hun baggeracties op elkaar afstemmen. Verder komen er
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
20
ervaringsprojecten voor verwerking en hergebruik van (ernstig) vervuilde bagger. Ÿ Regie handhaving; Onder regie van de provincie is een gezamenlijk traject verbetering (milieu)handhaving van o.a. gemeenten, waterschappen, politie en rijksinspecties ingeslagen. Daarop aansluitend starten volgend jaar de voorbereidingen voor een beperkt aantal regionale milieudiensten in Noord-Holland. Ÿ Duurzame energie; 2 megaton CO2-reductie, te vergelijken met een rij vrachtwagens van Amsterdam naar Parijs. En realisatie van 2,5% energie uit duurzame bronnen waarvan minimaal 200 MW uit windenergie in 2007. Dit betekent schone stroom voor 140.000 huishoudens, een stad van circa 300.000 inwoners. Ÿ Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Gedeputeerde Staten gaan de aanleg van de provinciale ecologische hoofdstructuur versnellen. Tot 2008 gaat de provincie voor 25 miljoen euro aan grond aankopen en inrichten als natuurgebieden. Aansluitend zal de provincie het particulier natuurbeheer krachtig stimuleren. Naast de reguliere ecologische verbindingen gaat de provincie drie robuuste natuurzones ontwikkelen: de Noordboog/Wieringerrandmeer. Van Kust tot Kust in Noord-Holland Midden en de Natte As in de Vechtstreek.
2.2.6. Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan, 2007 Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan maakt de keuzes van de provincie duidelijk op het gebied van verkeer en vervoer. Er staat in welke maatregelen zij in de periode 2007-2013 wil uitvoeren en wat zij van andere partijen verwacht. Daarnaast geeft het stuk aan hoe de provincie wil omgaan met de effecten van verkeer en vervoer op veiligheid, milieu, economie, ruimtelijke kwaliteit, natuur en landschap en water. De provincie is volgens de Planwet verkeer en vervoer verplicht een verkeers- en vervoersplan te maken. De essentiële onderdelen uit het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan, de Nota Mobiliteit uit 2006, moeten daarin zijn verwerkt. Bovendien vereist de Planwet dat gemeenten de essentiële onderdelen die de provincie in haar Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan formuleert, in hun beleid en maatregelen overnemen. De provincie kán, indien zij dat wenst, uitvoering van de essentiële onderdelen van gemeenten afdwingen. Het doel van het beleid is eenvoudig samen te vatten met het motto 'vlot en veilig door Noord- Holland'. Lopende plannen voor verbetering van de infrastructuur worden verder ontwikkeld en waar mogelijk verwezenlijkt. Omdat alleen met de uitbreiding van weginfrastructuur de groei van het autogebruik niet is bij te houden, worden ook andere beleidsonderdelen geïntensiveerd. De bedoeling is dat het totaal van netwerken - auto, openbaar vervoer, fiets - efficiënter wordt gebruikt en alternatieven voor het autogebruik worden gestimuleerd, zodat er meer keuzemogelijkheden ontstaan. Er zijn 7 speerpunten geformuleerd waarop extra inspanningen zullen worden geleverd: Ÿ Anders betalen voor mobiliteit; De provincie wil in Noordvleugelverband in 2010 een systeem van beprijzen invoeren in een gebied rond Amsterdam. Door mensen te stimuleren bewustere vervoerskeuze te maken, wil de provincie de bereikbaarheid bevorderen. Beprijzen is geen maatregel die op zichzelf staat, maar moet samengaan met investeringen in Openbaar Vervoer, P&R en infrastructuur. Het mag niet zo zijn dat automobilisten betaald in de file staan. De provincie vindt dan ook dat we de opbrengsten van beprijzing moeten gebruiken om het “eigen” regionale verkeers- en vervoerssysteem te verbeteren. De provincie stelt verder de tarieven van de OV-chipcard en weggebruik vast. Ÿ Ketenmobiliteit en mobiliteitsmanagement; Bij ketenmobiliteit gaat het om het combineren van de diverse netwerken (fiets, OV,
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
21
auto) in een reis. De combinatie moet zo soepel mogelijk zijn en goed op elkaar aansluiten. De provincie ontwikkelt initiatieven op dit terrein zoals bijvoorbeeld de betere afstemming tussen trein- en busvervoer en meer en beter bereikbare P&R(park & ride)-plaatsen, waar reizigers hun auto kunnen parkeren en op het OV kunnen overstappen. Ÿ Impuls fiets; De fiets is het schoonste, gezondste, duurzaamste en in de stad snelste vervoermiddel. Daarom wil de provincie bekijken op welke wijze fietsers materieel en immaterieel meer beloond kunnen worden. De provincie wil ook de fietsverbindingen verbeteren en een fietsplanner ontwikkelen. De fiets is de optimale schakel naar een OV-knooppunt. De provincie wil de stallingmogelijkheden bij deze knooppunten verbeteren en de OV-fiets voor het natransport stimuleren. Bovendien moeten fietsroutes opgenomen worden in routeplanners. Ÿ Hoogwaardig openbaar vervoer; De provincie wil zwaar inzetten op hoogwaardig openbaar vervoer (snel, frequent en comfortabel), omdat de overtuiging bestaat dat hiermee veel te winnen valt. De provincie werkt aan een samenhangend vervoerssysteem van hoge kwaliteit voor het noordelijk deel van de Randstad. Ÿ Verkeersmanagement en ICT; ICT-ontwikkelingen maken het mogelijk, dat er reisinformatie komt die voor iedereen overal en altijd beschikbaar is, thuis en onderweg. Voor auto, openbaar vervoer, fiets en alle combinaties daarvan. Navigatiesystemen moeten routes adviseren, die het optimaal benutten van alle netwerken tezamen verbeteren en ongewenst sluipverkeer voorkomen. Ÿ Aanpak goederenvervoer; Het goederenvervoer groeit veel sneller dan het personenvervoer. De ontwikkeling van het Kwaliteitsnet Goederenvervoer (weg, spoor, water) draagt bij aan de efficiëntie van het vrachtverkeer. De provincie stimuleert en faciliteert initiatieven van marktpartijen, die duurzame oplossingen bieden voor het goederenvervoer. Ÿ Ruimtelijke ontwikkelingen. De bereikbaarheid met openbaar vervoer en per auto is een belangrijke randvoorwaarde voor nieuwe woon- en werklocaties. Dat betekent o.a. dat er vooraf al garanties zijn voor de realisatie van stations en buslijnen. De provincie streeft bij de ontwikkeling van haar infrastructuurbeleid een zorgvuldige inpassing na en investeert in milieu, ecologie en ruimtelijke kwaliteit bij aanleg van infrastructuur. Naast de wettelijke verplichte instrumenten zoals MER, worden zogenaamde beeldkwaliteitsplannen opgesteld ter behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in een dynamische omgeving.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
22
2.2.7. Regionaal Verkeers- en Vervoersplan Stadsregio Amsterdam, december 2004 Eind 2004 is het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan (RVVP) voor de regio vastgesteld. Het RVVP is het beleidskader voor het verkeer- en vervoerbeleid in de regio en geeft de visie van de regio op mobiliteitsvraagstukken. Het is richtinggevend voor de uitvoering van het openbaar vervoer (exploitatie, RegioNet), voor de aanleg en verbetering van infrastructuur en voor verhoging van de verkeersveiligheid (Duurzaam Veilig). Onderdeel van het RVVP is een uitvoeringsprogramma waarin de verantwoordelijkheden ten aanzien van beleid en uitvoering van projecten zijn vastgelegd. Het RVVP is door het Stadsregio Amsterdam gemaakt in samenspraak met gemeenten, andere overheden en een aantal betrokken belangenorganisaties. Het nieuwe RVVP is door alle 16 ROA-gemeenten goedgekeurd. Het Stadsregio Amsterdam heeft verschillende corridorstudies verricht waarvan hier van belang de Openbaar vervoerscorridor Amstelveen-Uithoorn (COVAU). Deze verkennende studie richt zich op de toekomstige kwaliteit van het openbaar vervoer tussen Amstelveen en Uithoorn. Hieruit is gebleken dat een tweetal opties voor een HOV buslijn mogelijk zijn: via de Bovenkerk/Zijdelweg of via het spoortracé. De provincie heeft de volgende fase van de COVAU studie waaruit blijkt welke van de 2 varianten gekozen wordt. Een eventuele toekomstige doortrekking van de Amstelveenlijn naar Schiphol Oost en Schiphol Plaza via de verlengde Beneluxbaan is een toekomstige optie die open moet blijven staan. Tevens is vanuit het RVVP het busstation Amstelveen, als belangrijk onderdeel van het Stadshart, een aandachtspunt. Het busstation is benoemd als regionaal OV knooppunt van een aantal hoog frequente RegionNet lijnen waarvoor op de aanvoerroutes voorzieningen ten behoeve van een betrouwbare en snelle doorstroming gewenst zijn.
2.2.8. Waterbeheerplan AGV, Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, 2006-2009 De voorloper van dit Waterbeheerplan is het Waterbeheersplan AGV 2000-2004. Het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) zorgt voor water in het eigen beheergebied. Het Waterbeheerplan van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) voor de jaren 2006 t/m 2009 beschrijft wat AGV de komende vier jaar wil gaan bereiken, en op welke manier. De essentie van het Waterbeheerplan (WBP) is dat AGV de planperiode gaat gebruiken om door te gaan met het realiseren van 'droge voeten en schoon water op peil' en ook om een omschakeling te gaan maken naar een nieuwe manier van werken: Dat wil zeggen: Ÿ het implementeren van de Europese Kaderrichtlijn Water, die in 2000 van kracht is geworden en sterke invloed heeft op alles wat met waterkwaliteit te maken heeft; Ÿ het op de rol zetten van acties die nodig zijn om verwachte klimaatveranderingen en daarmee gepaard gaande wateroverlastproblemen het hoofd te kunnen bieden (gericht op het nakomen van de afspraken uit het nationaal Bestuursakkoord Water in 2015); Ÿ een nieuwe benadering van de afvalwaterketen, waarbij het uitgangspunt is: die maatregelen treffen in de afvalwaterketen, die het meest kosteneffectief zijn voor het realiseren van de watersysteemdoelen. In het WBP wordt geen gedetailleerd overzicht van maatregelen voor de hele planperiode gegeven, maar het WBP is een doelstellingsgericht plan op hoofdlijnen, met een jaarlijks voortgangsverslag en update van maatregelen. Het Waterbeheerplan heeft tot doel: 1. het formuleren van doelstellingen voor het watersysteem en de zuiveringstaken binnen de afvalwaterketen voor 2009, met een doorkijk naar 2015; 2. het vaststellen van een samenhangende, duurzame en integrale strategie om meestal gezamenlijk met andere partijen - de doelen te realiseren; 3. het vaststellen van de daarvoor benodigde middelen; 4. het communiceren met partners in het waterbeheer over het beleid en de maatregelen die nodig zijn om de doelen te realiseren, door het waterschap zelf en/of door anderen. Hoofddoelen voor het watersysteem
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
23
Bescherming tegen hoog water: AGV wil veiligheid blijven bieden tegen overstroming volgens de normen. De volgorde van aanpak van knelpunten gaat AGV meer dan in het vorige plan baseren op risico's. zoals de kans op en verwachte schade bij een overstroming. Bovendien richt AGV zich bij de aanpak niet alleen op het versterken van dijken, maar op het vinden van een optimale mix met aanvullende maatregelen. Dit kan de aanleg van extra 'binnendijken' zijn, het tijdelijk stopzetten van gemalen, of het inzetten van polders voor extra waterberging. Ook komt er een intensievere handhaving op activiteiten die schade kunnen veroorzaken aan dijken. Beheer van waterkeringen AGV beheert de waterkeringen. In het Waterbeheerplan staat hoe het AGV dit beheer wil laten voldoen aan de veiligheidsnorm. Het Waterbeheerplan heeft ook de status van Beheersplan Waterkeringen. De verplichte onderdelen van het Beheersplan Waterkeringen, zoals aangegeven in de Verordening Waterkering West-Nederland en de Wet op de Waterkering, zijn opgenomen in dit Waterbeheerplan. Waterpeilen: AGV wil de waterpeilen optimaal afstemmen op de uiteenlopende wensen van verschillende betrokkenen. Dit zijn gebruikers van het water of van het aanliggende land. Nieuw ten opzichte van het vorige plan is dat AGV streeft naar grotere peilgebieden. Deze kunnen efficiënter worden beheerd dan kleine peilgebieden, omdat het beheer minder versnipperd is. Peilverlaging zal niet meer vanzelfsprekend volgen op de daling van het maaiveld. AGV werkt samen met provincies en andere partners aan een langetermijnvisie voorhet veenweide gebied. Daarin zijn de mogelijkheden van het watersysteem randvoorwaarde voor de functies in het gebied, in plaats van andersom. Waterberging en - afvoercapaciteit: In 2015 moet de bergings- en afvoercapaciteit van het watersysteem op orde zijn, zodat er een goede voorbereiding bestaat op de gevolgen van de klimaatveranderingen. Dat wil het AGV doen door het baggeren van watergangen, het creëren van extra ruimte voor water en het tegengaan van illegale dempingen. De bouwwerken moeten in orde zijn en het AGV wil waterakkoorden afsluiten met andere waterbeheerders. Het AGV werkt op dit gebied ook samen met partners. Het Nationaal Bestuursakkoord Water is hierbij uitgangspunt. Grondwater: Het AGV heeft kennis van en ervaring met grondwater, doordat de uitvoerende organisatie Waternet het grondwaterbeheer voor Amsterdam verzorgt. Het AGV adviseert gemeenten over grondwater en is in stedelijke waterplannen medeopsteller van beleid. De komende jaren zal grondwater nadrukkelijker en explicieter meewegen in de planvorming. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor stedelijk grondwater en de provincies voor het diepe grondwater bij de provincies. Ecologische en chemische toestand: Het waterschap wil zorgen voor ecologische gezonde watersystemen. Een goede chemische waterkwaliteit is daarbij een randvoorwaarde. Deze verzorgt het AGV zelf. Tot voor kort was dit streven vrijblijvend. Europese wetgeving (bijvoorbeeld de Kaderrichtlijn Water) maakt een goed resultaat vanaf 2015 verplicht. Dus het AGV zal in de jaren 2006-2009 veel energie stoppen in het formuleren van nieuwe ecologische doelstellingen voor oppervlaktewateren, maatregelen en monitoringsystemen. Verder blijft het AGV afvalwater zuiveren, vervuilingsbronnen aanpakken, wateren baggeren en oevers natuurvriendelijk inrichten. Het AGV verleend voorwaardelijk vergunningen voor lozingen en ziet toe op de handhaving van regels. Ook zal het AGV andere partijen blijven stimuleren om maatregelen ten nemen om het water gezond te maken. Vaarwegbeheer: Het waterschap zorgt dat de eigen vaarwegen (zoals kanalen en riviertjes diep genoeg zijn en dat het scheepsverkeer vlot verloopt.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
24
Recreatieve mogelijkheden en cultuurhistorie: Recreatie en cultuurhistorie behoren niet tot de kerntaken. Toch wil het AGV vanuit klantvriendelijk oogpunt zoveel mogelijk rekening houden met recreatieve gebruiksmogelijkheden. De cultuurhistorische waarden wil het AGV zoveel mogelijk behouden, omdat het voortbestaan van cultureel erfgoed zeer belangrijk wordt gevonden. Hoofddoel voor afvalwaterketen Inzameling van afvalwater: De komende jaren wil het waterschap veel intensiever samenwerken met gemeenten bij het inzamelen van afvalwater. AGV biedt gemeenten aan om het beheer van het rioolstelsel voor hen uit te voeren. Het is voor het AGV een voordeel om zoveel mogelijk grip te krijgen op het zuiveringsproces. Om dezelfde reden wil AGV ook het aantal grote lozers zo goed mogelijk in het vizier krijgen. Daarom biedt AGV gemeenten ook aan de vergunningverlening voor lozingen te verzorgen en de handhaving hierop uit te voeren. Duurzame behandeling van afvalwater: Het waterschap zuivert afvalwater met zo goed mogelijke zuiveringstechnieken. Het waterschap richt zich hier op de hele afvalwaterketen, niet op delen van het proces. Daarbij wordt samen met gemeenten gezocht naar de optimale combinatie van maatregelen in het rioolstelsel en bij de zuivering. Hierbij zijn de uitgangspunten: een eerlijke verdeling van de kosten en zo laag mogelijke lasten voor de burger. Aanpak van lozingen en riooloverstorten: Het gezuiverde afvalwater mag geen problemen veroorzaken in het watersysteem. Dat geldt ook voor riooloverstorten en ongezuiverde lozingen. AGV wil graag een beter inzicht in meer verontreinigende stoffen en de lozing daarvan verminderen met meer typen maatregelen. Hierbij wordt gestreefd naar samenwerking met gemeenten en biedt het waterschap haar expertise aan.
2.2.9. Intergemeentelijk gebiedsvisie, oktober 2000 De intergemeentelijke gebiedsvisie (IGGV) is opgesteld door de gemeenten Haarlemmermeer, Aalsmeer, Uithoorn, Amstelveen en Ronde Venen. De directe aanleiding voor het opstellen van de IGGV is de omlegging van de N201 op het grondgebied van de betrokken gemeenten. Centrale opgave is het creëren van een meerwaarde voor de leefbaarheid, het milieu en de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. In de IGGV is aangegeven dat duurzaamheidsthema's zoals water, energie, mobiliteit, natuur, landschap en meervoudig grondgebruik belangrijke aspecten zijn bij de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen. Over het bedrijventerrein Noorder Legmeerpolder wordt in de IGGV het volgende gezegd: “Te ontwikkelen locatie gekoppeld aan de verlegging N201 in gemeente Amstelveen. Tot 2010 voornamelijk transformatie akkerbouw naar bedrijven; daarna volgt transformatie van glastuinbouwgebied naar bedrijventerrein. Gelet op type bedrijventerreinen Oosteinderpolder Noord, zal de Noorder Legmeerpolder zich vooral dienen te onderscheiden door de vestiging van meer grootschalige, lokale bedrijvigheid. Bruto oppervlak ongeveer 80 ha”. De bestaande landschappelijke structuur vormt de basis voor het ruimtelijke raamwerk ten behoeve van de lange termijnontwikkeling. Dit “groenblauwe raamwerk” bestaat uit het geheel van structuren en gebieden, waaronder groengebieden, dijken met bebouwingslinten en hoofdwaterlopen. Versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische structuren en waarden dient binnen ruimtelijke ontwikkelingen te worden vormgegeven. Aan de hand van de bestaande landschappelijke structuur is in het IGGV een groenblauw raamwerk geformuleerd op drie schaalniveaus, dat als maatgevende factor moet worden gezien voor verdere invulling. Op het hoogste schaalniveau (eerste orde) wordt het raamwerk gevormd door de boezemlanden langs de ringvaart, de Amstel, grote vlakken van het Amsterdamse bos en de Westeinder- en Vinkeveense plassen. Deze structuur dient verder te worden versterkt. Een schaalniveau lager (tweede orde) worden dwarsverbindingen tussen de boezems aangelegd als groenblauwe strips van 200 meter. Naast een bedding voor blauwe en groene functies, vormen deze robuuste strips het ontwikkelingskader voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen als uitwerking van het parkstad principe. In de
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
25
strips wordt voorzien in groen en water voor natuur en recreatie, en buitenplaatsen met bebouwing in lage dichtheden als kostendragers. De elementen van de derde orde zijn de lange lijnen in de polders. Over het algemeen zijn deze ruimtelijk structurerende elementen noord-zuid gerichte ontginningsassen met oude bebouwingslinten, hoofdtochten en verschillende dijken, te ontwikkelen als recreatieve en ecologische verbindingen.
2.3
Gemeentelijk beleid
Hieronder volgt het beleid van de gemeente vanuit beleidsnota´s en besluiten. Met dit gemeentelijk beleid wordt rekening gehouden in dit bestemmingsplan. Voor het gemeentelijk beleid zijn de volgende nota´s van belang: Ÿ Toekomstvisie Amstelveen 2020+ van 2001; Ÿ Groenstructuurplan Amstelveen, december 1993 Ÿ Ruimte voor groen ; Groenstructuurplan voor Amstelveen 2008-2018 Ÿ Nota Fiets 2006-2015, maart 2006; Ÿ Detailhandelsnota 2008-2012, maart 2008; Ÿ Nota economisch beleid, maart 2004; Ÿ Notitie speelruimtebeleid, juni 2003; Ÿ Energiebeleidsplan 2003-2007, maart 2003; Ÿ Gemeentelijk Rioleringsplan 2004-2007, maart 2004; Ÿ Nota 'heroriëntatie gemeentelijk sportbeleid 2004 – 2009', juli 2004; Ÿ Nota ondergronds bouwen, maart 2005; Ÿ Parkeernota 2005-2010, maart 2005; Ÿ Evenementenbeleid, februari 2006 Ÿ Actieplan luchtkwaliteit Amstelveen 2007-2015, augustus 2007 Ÿ Nota Duurzaam Bouwen, naar duurzame bouwresultaten 2007-2012 Ÿ Stedelijk Waterplan, maart 2008
2.3.1. Toekomstvisie Amstelveen 2020+ De Toekomstvisie Amstelveen 2020+ (december 2001) moet als richtsnoer dienen voor het gemeentelijk handelen in de eigen stad en voor de standpuntbepaling van de gemeente in bestuurlijke besluitvormingsprocessen op regionale en landelijke schaal. In de Toekomstvisie worden twee hoofdthema´s behandeld: 1. Samenleving Onder dit hoofdthema vallen verschillende facetten: bevolking, huisvesting, voorzieningen, economie, recreatie, cultuur en verkeer. 2. Ruimte De ruimte in en rondom Amstelveen is de plek waar de samenleving functioneert. Vandaar dat aan de ruimtelijke inrichting hoge eisen worden gesteld. Voor de thema´s samenleving en ruimte zijn kernopgaven opgesteld. De kernopgaven ruimtelijke inrichting die van belang zijn voor het Stadshart beslaan de volgende punten: Ÿ Samenhangende ontwikkeling A9-zone Ÿ Transformeren Beneluxbaan Ÿ Versterken woningvoorraad Ÿ Voorzieningen zowel concentreren als spreiden Ÿ Robuuste groendooradering van de stad Ÿ Versterken stedelijk groen en waterstructuur Ÿ Verbetering openbaar vervoer Samenhangende ontwikkeling A9-zone In de A9-zone worden oplossingen gezocht voor de toenemende ruimtevraag vanuit verkeer (toenemende drukte op de A9, Zuidtangent, eventuele doortrekking Noord-zuidlijn). In samenhang daarmee wordt gezocht naar mogelijkheden ter versterking van de dienstensector. De schaarse ruimte vraagt daarbij om innovatieve combinaties van functies en een intensief ruimtegebruik, zoals een ondertunneling van de A9. Het imago van de A9-zone wordt positief beïnvloed door de nabijheid van Schiphol en de Zuidas. Op dit moment wordt door Rijkswaterstaat een planstudie uitgevoerd naar de automobiliteit op de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere. Een van de voorstellen die hieruit naar voren komen is het uitbreiden van de capaciteit
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
26
van de A9. Voor een nadere beschrijving van de uitbreiding van de A9 wordt verwezen naar § 4.11. Transformeren Beneluxbaan De Beneluxbaan is een belangrijke verkeersader in Amstelveen. De ooit zo karakteristieke groene uitstraling ervan is de laatste jaren aan verval onderhevig. De ruimte die gereserveerd is voor verkeer is groter dan noodzakelijk. Er zal gezocht worden naar een nieuw karakteristiek imago van de Beneluxbaan, dat tenminste ook een doorgaande groene kwaliteit in zich heeft. In combinatie daarmee wordt pleksgewijs langs de Beneluxbaan een stedelijke ontwikkeling nagestreefd. Zo zal de Beneluxbaan transformeren tot een groene stadsas met zowel groene als architectonische kwaliteit. Ook wordt voortgegaan met de herstructurering van bestaande bedrijfslocaties, met name langs het zuidelijk deel van de Beneluxbaan. Versterken woningvoorraad De woningvoorraad in Amstelveen wordt versterkt door enerzijds herstructurering in bestaande wijken en anderzijds ontwikkelen van nieuwe uitbreidingslocaties. Met name op het gebied van herstructurering in bestaand stedelijk gebied zullen inspanningen worden geleverd. Er wordt gelet op de kwaliteit van de woningen en de woonomgeving en een goede verhouding tussen goedkoop en duur. De voorraad wordt afgestemd op de toekomstige vraag. De diversiteit en variatie aan woonmilieutypen is daarbij van groot belang. In het algemeen wordt gestreefd naar woonmilieus met duurzame kwaliteit, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan veiligheid en gezondheid, leefbaarheid en beeldkwaliteit. De gemeente beoogd de kwaliteit en kwantiteit van de bebouwing te verhogen aan de hand van enerzijds de herstructureringsopgave in bestaand stedelijk gebied en anderzijds een weloverwogen groei van nieuwe uitbreidingslocaties Voorzieningen zowel concentreren als spreiden Voorzieningen worden enerzijds geconcentreerd in het goed bereikbare Stadshart, met name die voorzieningen die voor de hele stad of zelfs voor de regio van belang zijn. Anderzijds worden voorzieningen die op wijk- of buurtniveau van belang zijn juist gespreid over de wijken. Deze voorzieningen krijgen zoveel mogelijk een plaats in centraal in de wijk gelegen flexibele gebouwen. Deze kunnen, afhankelijk van de behoefte, in de tijd wisselende (combinaties van) functies herbergen. De concentratie van voorzieningen in het Stadshart is goed voor de regionale positie van Amstelveen. De spreiding over de wijken is tegelijkertijd goed voor de menselijke maat en levendigheid van wijken. Om de positie van het stadshart verder te versterken wordt de regionale functie ervan uitgebouwd. Er wordt ingezet op een nog betere bereikbaarheid en een toename van het aantal ondersteunende functies, zoals vrijetijdsvoorzieningen en evenementen. De ontwikkelingen die gericht zijn op verbeteringen rond de Beneluxbaan tussen de Oranjebaan en de A9 zijn onlosmakelijk verbonden met ontwikkelingen in het Stadshart. Robuuste groendooradering van de stad Door de stad wordt het groen-blauwe raamwerk verstekt en uitgebreid. Een robuuste groendooradering die op meerdere plaatsen oost-west door de stad loopt is daarvan het belangrijkste onderdeel. Deze robuuste groendooradering dient een meerledig doel. In de stad komen, dicht bij de bewoners, extra groene voorzieningen ter verbetering van de leefbaarheid. In het Stadshart is dit bereikt door het aanleggen van een stadspark. Vanuit de stad worden de grote groengebieden buiten Amstelveen beter en aangenamer bereikbaar, namelijk via die robuuste groendooradering. Voor met name fietsers zal de toegankelijkheid van het buitengebied daardoor sterk verbeteren. Ook komen er op verschillende plaatsen verbindingen tot stand tussen het Amsterdamse Bos en de Amstelscheg. De robuuste groenverbindingen komen met name voort uit de wens groene en ecologische kwaliteiten aan het stedelijk gebied toe te voegen. Tevens zijn de wensen om de oost-west relaties te verbeteren en de regionale recreatieve functie van het aanwezige landschap te versterken een impuls. Versterken stedelijke groen en waterstructuur Ook de 'blauwe' component van het groen-blauwe raamwerk in de stad, de waterstructuur, wordt versterkt. Dit houdt in dat binnen de bestaande wijken en stadsdelen wordt gezocht naar mogelijkheden om meer water te bergen. Dit kan zowel in bestaande watergangen (breder maken) als in nieuwe. Bij het verbeteren
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
27
van de waterstructuur hoort ook het zoeken naar opvangmogelijkheden voor stedelijk water in de stadsrand. Uiteraard kan dergelijk 'nieuw water' ook een functie vervullen voor natuur en recreatie. Ook het verbeteren van de continuïteit van de waterlopen is van belang voor de verbetering van de waterstructuur als geheel. Het te behouden groene imago van Amstelveen en de ambitie te komen tot een duurzaam waterbeheer in zowel stad als ommeland liggen ten grondslag aan deze ontwikkelingen. Verbetering openbaar vervoer Het openbaar vervoer wordt uitgebreid en verbeterd. Ingezet wordt op de 'vertramming' van de Zuidtangent en het bundelen van de (eventuele) doortrekking van de noord-zuidlijn door Amstelveen met de A9. Op termijn worden nieuwe woongebieden in het zuiden van de gemeente ook aangesloten op het bestaande openbaar vervoernetwerk. Voor de verbetering van het openbaar vervoer wordt tevens gelet op de veiligheid en aantrekkelijkheid van oost-west fietsverbindingen, met name in het kader van voor- en natransport. De verbetering van het openbaar vervoer en de daarmee beoogde verhoging van het gebruik ervan helpen de duurzame mobiliteit in Amstelveen te bevorderen.
2.3.2. Groenstruktuurplan Amstelveen, december 1993 De grootschalige uitbreidingen van Amstelveen gedurende deze eeuw heeft ook een groot groenareaal met zich meegebracht. Dit areaal moet nu ook gericht beheerd, gerenoveerd, veranderd en verstevigd worden. De gemeente wil met haar wijze van groenbeheer voldoen aan de wensen en mogelijkheden van de nieuwe eeuw en daarmee de basis leggen voor een waardevol leef- en woonmilieu in het stedelijk gebied. In 1992 is de "beleidsvisie groen en natuur" vastgesteld. Deze visie vormt de paraplu voor de opstelling en uitvoering van groenplannen om met name het groen op structurele wijze in te richten en te onderhouden. Het groenstruktuurplan vormt dan ook één van de grondslagen en de ruimtelijke vertaling van die visie. De beleidsvisie formuleert als hoofddoelstelling van het groenstruktuurplan: het behouden en versterken van het groen en de natuur binnen het stedelijk gebied; de groenstruktuur biedt hiervoor het ruimtelijk kader, dat enerzijds de karakteristiek van het groen in het stadsbeeld bepaalt en anderzijds de drager vormt voor de ecologische infrastructuur voor de natuur in de stad. De groenstruktuur van stedelijk en landelijk gebied dienen op elkaar aan te sluiten. De belangrijkste doeleinden, die met het groenstruktuurplan worden nagestreefd zijn: Ÿ door middel van het groen een bijdrage leveren aan het optimaliseren van het woon-, leef- en werkmilieu in Amstelveen; Ÿ creëren van een duidelijke samenhangende groenstruktuur voor heel Amstelveen en de wijken afzonderlijk; Ÿ streven naar samenhang tussen functie, ligging en verschijningvorm van het groen binnen het stedelijk gebied; Ÿ apart uitwerken van de bomenstruktuur, bepaald door straat- en laanbomen, als wezenlijk aspect van de stedelijke groenstruktuur; Ÿ specifieke aandacht vestigen op de recreatieve betekenis en de sociale veiligheid van het groen; Ÿ uitwerken van de ecologische infrastructuur in aansluiting en in aanvulling op de provinciale ecologische verbindingszone, zuidelijk van Amstelveen; Ÿ inspelen op en versterken van de identiteit van Amstelveen door accentuering van zowel meer-natuurlijk-groen als cultuurlijk groen op de structureel daarvoor geëigende plekken; Ÿ aansluiting op het landschapsplan vormgeven. Het groenstruktuurplan vervult een tweeledige functie: a. Het is een beleidsinstrument in het kader van de ruimtelijke ordening; het levert een visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling, de ligging, het type en de betekenis van het totale groen in Amstelveen. Aan het plan kunnen initiatieven vanuit de afdelingen, het bestuur en de bevolking worden getoetst. b. Het werkt als een beheerinstrument voor het openbaar stedelijk groen; het geeft een visie, waarop het groenbeheer afgestemd moet worden. Het geeft een kader voor het areaal groen, voor het gewenst gebruik, het gewenste beeld en de inrichting van het groen.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
28
2.3.3. Ruimte voor groen; Groenstructuurplan voor Amstelveen 2008-2018, oktober 2008 Amstelveen is naast een stad met een rijke groentraditie een stad in beweging. Ruimtelijke ontwikkelingen volgen elkaar snel op. Ondanks de stevige verankering van het groen in de structuur van de stad hebben ruimtelijke ontwikkelingen consequenties voor groen. Juist door het bijzonder groene karakter raken veranderingen in de stad al snel de stedelijke groenstructuur. Om op een verantwoorde wijze keuzes te kunnen maken is het groenstructuurplan van Amstelveen geactualiseerd. Het voorliggende groenstructuurplan is daardoor geen volledig nieuw plan. Met deze geactualiseerde versie van het groenstructuurplan wordt op overzichtelijke wijze het ruimtelijke groenkader weergegeven. Het plan vormt en een herbevestiging van bestaand groenbeleid. De hoofdlijnen uit het Amstelveense groenstructuurplan en landschapsplan (1993) zijn dan ook in dit plan terug te vinden. Het groenstructuurplan heeft de volgende doelstellingen: Ÿ Het vastleggen/bepalen van de ambitie ten aanzien van de ontwikkeling van de groenstructuur; Ÿ Het behouden en waar mogelijk versterken van het groen in Amstelveen zowel in de bebouwde kom als in het buitengebied in omvang en/of in kwaliteit door het vaststellen van structuur en beeldbepalende delen van het Amstelveense groen; Ÿ Het benoemen van de bijzondere karakteristiek alsmede de functionele betekenis van de groenstructuur; Ÿ Het bieden van een heldere groenvisie op hoofdlijnen op basis waarvan bij ruimtelijke ingrepen goed afgewogen keuzes kunnen worden gemaakt; Ÿ Het aanreiken van concrete actiepunten die bijdragen aan het behouden en verder ontwikkelen van de groenstructuur in al haar facetten. Het groenstructuurplan kan worden gebruikt als informatiebron over status, waarde en functie van het groen binnen Amstelveen. Het Groenstructuurplan wordt daarnaast gebruikt als kader bij: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
Renovaties en reconstructies van de openbare ruimte Functiewijziging van het openbaar groen, bijvoorbeeld de wijziging van groen naar water. Beheer van groen Uitgifte van openbaar groen
Binnen de groenstructuur is onderscheid gemaakt in drie statusniveaus. Bovenwijks groen en wijkgroen vormen de hoofdgroenstructuur. Overig groen is gelegen buiten de hoofd groenstructuur. Tevens wordt onderscheid gemaakt in stedelijk gebied en buitengebied. Hoofdstructuur stedelijk gebied Het bovenwijks groen van de hoofdgroenstructuur bestaat vooral uit laanbeplanting langs bijvoorbeeld de Keizer Karelweg, Van der Hooplaan, Beneluxbaan en Handweg. Ook de groene stadsrandzones, zoals aan de oostkant op de grens met het voormalige A3 tracé en groenzones op de overgang van het bovenland naar de polders maken deel uit van het bovenwijks groen. De stadsparken zoals het Broersepark, de Braak en het Thijsepark zijn dankzij hun betekenis voor Amstelveen en de ligging in de hoofdgroenstructuur onderdeel van de categorie bovenwijks groen. Belangrijke elementen van het wijkgroen zijn de parkstroken zoals bijvoorbeeld de centrale strook Bankras en het groen langs wijkontsluitingswegen zoals bijvoorbeeld de Startbaan en de Bankrasweg. De wijkparken worden gerekend tot het wijkgroen. Hoofdstructuur buitengebied Belangrijke structuurbepalende landschapselementen in het buitengebied zijn het Amsterdamse Bos in het westen en het bovenland in het oosten. Het Amsterdamse Bos heeft ondanks de relatief jonge ontstaansgeschiedenis landschappelijke en ecologische waarde. De recreatieve betekenis is uitzonderlijk hoog. Het Bovenland kent een hoge cultuurhistorische en landschappelijke waarde. Deze waarde wordt in belangrijke mate bepaald door het aangrenzende circa 3,5 meter lager gelegen open landschap van de oudere droogmakerijen. Het open deel van de Bovenkerkerpolder
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
29
is van grote invloed op de structuur van het buitengebied ten zuiden van de Nesserlaan. Lanen, dijken en kades worden door hun structuurbepalend karakter en de cultuurhistorische waarde gerekend tot structuurbepalend landschapselement. De onderdelen van de hoofdgroenstructuur die gerekend worden tot open landschap zijn de Bovenkerkerpolder en een deel van de Legmeerpolders. De Middelpolder heeft door de herinrichting en het beheer een andere structuur gekregen en wordt daarom aangeduid als half open landschap. Visie en Ambitie 2006-2016 De hoofdgroenstructuur geeft Amstelveen zijn karakteristiek groene parkachtige uitstraling en zorgt voor een bijzonder aantrekkelijke leefomgeving. Dat geldt niet alleen voor het stedelijk gebied maar ook voor het buitengebied. Ligt het accent van de kwaliteit van de hoofdgroenstructuur binnen de stad op fraaie lanen en rijk beplante parkstroken, in het buitengebied bepaalt de landschappelijke opbouw in belangrijke mate de kwaliteit. De landschappelijke elementen zoals dijken, waterlopen en de Bovenlanden vormen belangrijke dragers voor de verdere ontwikkeling van het buitengebied. Het is de ambitie van Amstelveen om de hoofdgroenstructuur duurzaam in stand te houden en verder te ontwikkelen.
2.3.4. Nota Fiets 2006-2015, maart 2006 De Nota Fiets 2006-2015 kan gezien worden als de opvolger van de Nota Fietsverkeer uit 1994. Voor een gedeelte is het nieuwe beleid een actualisatie van het beleid uit de nota van 1994. Doordat een groot deel van de maatregelen uit deze nota inmiddels is uitgevoerd, was het noodzakelijk om de inhoud daarvan te evalueren en af te stemmen op de huidige situatie. Met betrekking tot de Nota Fietsverkeer uit 1994 kan het volgende geconcludeerd worden: Ÿ Het fietsgebruik in Amstelveen is gestegen. De stijging deed zich vooral voor bij verplaatsingen naar onderwijsinstellingen en recreatieve verplaatsingen. Het marktaandeel van de fiets in het woon- werkverkeer is slechts licht gestegen, terwijl hier wel het zwaartepunt lag in de Nota Fietsverkeer. Ÿ Er een positieve ontwikkeling te zien is in de verkeersveiligheid voor fietsers, maar de veiligheidswinst voor fietsers is duidelijk minder groot dan voor andere vervoerwijzen. De veiligheid voor fietsers verdient daarom extra prioriteit. Ÿ De voorgenomen maatregelen zijn voor het grootste deel uitgevoerd. Ook maatregelen uit het startprogramma Duurzaam Veilig, zoals de categorisering van wegen, voorrang fietsers van rechts en bromfietsers op de rijbaan, zijn uitgevoerd. Ÿ Ontwikkeling fietsdiefstal. Na een piek in 2000 laat het aantal fietsdiefstallen een sterk dalende ontwikkeling zien. Per jaar gaat het naar schatting om ongeveer 2.000 gestolen fietsen. De doelstellingen van het Amstelveense fietsbeleid in de periode 2006-2015 zijn: Ÿ Verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Op een directe manier, omdat veilige en comfortabele fietsvoorzieningen voor veel inwoners een meerwaarde heeft. Indirect, doordat de fiets korte autoverplaatsingen vervangt die relatief veel (geluid) hinder veroorzaken; Ÿ Vergroting van de sociale- en verkeersveiligheid: zowel objectief (vermindering van het aantal slachtoffers van verkeersongevallen) als subjectief (vermindering van gevoelens van onveiligheid); Ÿ Verbetering van de volksgezondheid. Direct: fietsgebruik zorgt voor lichaamsbeweging als onderdeel van de dagelijkse activiteiten. En indirect: de luchtkwaliteit verbetert als mensen voor korte verplaatsingen de fiets nemen in plaats van de auto; Ÿ Vergroten van de bereikbaarheid van bedrijven en voorzieningen. Op een directe manier, door verbetering van de fietsvoorzieningen voor klanten en werknemers die nu al op de fiets komen. En indirect: door te stimuleren dat klanten en werknemers die met de auto komen overstappen naar fiets of naar de combinatie fiets en openbaar vervoer. Hierdoor verbetert de bereikbaarheid voor het overige autoverkeer; Ÿ Vergroten ontplooiingsmogelijkheden. Veel inwoners van Amstelveen hebben op veel momenten niet de beschikking over een auto. Door goede en veilige fietsvoorzieningen kunnen zij veelal toch zelfstandig activiteiten ontplooien. Ook mensen met een handicap zijn veelal aangewezen op de fietsinfrastructuur. Indirect: voor de zelfredzaamheid en ontwikkeling van kinderen is het van belang dat zij zich op jonge leeftijd zelfstandig kunnen verplaatsten;
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
30
Ÿ
Terugdringen van het aantal fietsdiefstallen. Fietsdiefstal is een grote ergernis van veel fietsers. Voor veel mensen is de angst voor fietsdiefstal een reden om minder vaak de fiets te nemen. Daarnaast zijn fietsers in gebieden met een hoog diefstalrisico minder bereid om te investeren in de veiligheid en het comfort van de fiets.
2.3.5. Detailhandelsnota 2008-2012, maart 2008 In juli 2002 is de Detailhandelsnota Amstelveen vastgesteld. Deze nota is een actualisatie van de nota die in 1994 is vastgesteld. De dynamiek in de detailhandel maakte een nieuwe nota nodig. Trends als schaalvergroting, almaar toenemende mobiliteit, vergrijzing, overnames van bedrijven en vastgoed- en prijzenoorlogen hebben allemaal hun weerslag op de Amstelveense winkelcentra. De gemeente heeft de afgelopen jaren zes concrete en minder concrete verzoeken voor uitbreiding van wijkwinkelcentra ontvangen. Alle verzoeken zijn serieus en reëel, maar de detailhandelsnota uit 2002 biedt onvoldoende handvaten om ze in relatie tot elkaar, maar ook afzonderlijk, te beantwoorden. Deze concept nota beoogt het antwoord op de uitbreidingsverzoeken in een gedegen kader te plaatsen, dat minimaal de komende 5 jaar hanteerbaar is. Gezien de dynamiek in de detailhandel zal de nota waarschijnlijk tegen die tijd opnieuw tegen het licht gehouden moeten worden. De Amstelveense ambitie met betrekking tot de detailhandel vloeit voort uit de missie die is geformuleerd in de Nota Economisch beleid (maart 2004), waarin is geformuleerd dat de gemeente zich verder wil ontwikkelen tot een dynamische, kennisintensieve en kwaliteitsvolle stad, waarbij één van de richtpunten is het instandhouden van de bestaande detailhandelsstructuur, zonder daarbij uitbreiding van winkelcentra en herstructurering onmogelijk te maken. Deze missie kan worden uitgewerkt in de volgende ambities met betrekking tot de winkelcentra voor dagelijkse en frequent benodigde artikelen: Ÿ De gemeente ambieert een goed voorzieningenniveau te bieden aan haar inwoners, opdat mensen in hun eigen omgeving de dagelijkse benodigdheden kunnen verkrijgen en de wijken leefbaar blijven en Ÿ economische gezonde bedrijven te hebben die kunnen voorzien in de behoefte van de bewoners van Amstelveen. Beide ambities kunnen niet zonder elkaar, maar soms ook moeilijk met elkaar. Wat te doen als bewoners op leeftijd de gemeente dringend verzoeken zo veel mogelijk kleine winkels verspreid over de stad te behouden en dit tegelijkertijd leidt tot een afkalvend winkelbestand, omdat de winkels niet in de gelegenheid zijn elkaar te versterken? De gemeente ambieert dit dilemma zo goed en verstandig mogelijk op te lossen voor alle partijen en een optimale spreiding van winkelvoorzieningen in de stad te bewerkstelligen.
2.3.6. Nota economisch beleid, maart 2004 De belangrijkste uitgangspunten van de Nota Economisch Beleid zijn: het bevorderen van een evenwichtige en duurzame economische groei en het bewerkstelligen van diversiteit in Amstelveen en omgeving. Om dit te kunnen realiseren kent het beleid een aantal pijlers: Ÿ zorgdragen voor voldoende vestigingslocaties voor kantoren, bedrijven en winkels; Ÿ verbeteren van de kwaliteit van bestaande vestigingslocaties; Ÿ verbeteren van de bereikbaarheid van en naar Amstelveen en van en naar de werklocaties/Stadshart; Ÿ zorgdragen voor een evenwichtige arbeidsmarkt; Ÿ verbeteren van de gemeentelijke dienstverlening aan ondernemers; Ÿ bevorderen van het maatschappelijk verantwoord ondernemen; Ÿ versterken en verbeteren van de regionale samenwerking. De rol van de gemeente bij het uitvoeren van het beleid zal vooral een voorwaardenscheppende rol moeten zijn. Zij zal voorwaarden creëren die nodig zijn om de stedelijke economie te versterken en te verbeteren. Het gaat dan onder meer om bereikbaarheid, gemeentelijke dienstverlening en arbeidsmarkt. Centraal staat de samenwerking tussen bedrijfsleven en gemeente. Deze samenwerking moet leiden tot gezamenlijke projecten. Ook kan de gemeente een rol spelen om de samenwerking met de regio te verbeteren. Bijvoorbeeld op het gebied van toerisme en de ontwikkeling van bedrijventerreinen.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
31
2.3.7. Notitie speelruimtebeleid, juni 2003 In opdracht van de gemeente is eind 2001 een speelruimtebeleidsplan door ingenieursbureau Oranjewoud opgesteld. Onder speelruimte wordt verstaan de ruimte binnen de bebouwde kom ingericht voor de jeugd van 0 tot 18 jaar, om er veilig en ongestoord te kunnen spelen. Met dit plan, het Meerjaren Beleids-, Investeringen- en Onderhoudsplan (MBIO-rapport) is inzichtelijk gemaakt hoe de huidige stand van zaken ten aanzien van de inrichting van speelplaatsen in Amstelveen, het beleid en de mening van bewoners hierover. In het rapport is de situatie in Amstelveen vergeleken met landelijke trends, kengetallen en landelijke ontwikkelingen. Aan de hand daarvan zijn aanbevelingen gedaan hoe de gemeente in de toekomst om zou moeten gaan met haar speelvoorzieningen en is op basis van te maken beleidskeuzes een aantal scenario´s financieel uitgewerkt. Het rapport is destijds niet behandeld in afwachting van een beleidsnotitie spelrecreatie, op basis waarvan het speelruimtebeleid voor de komende tien jaren wordt vastgesteld. Als inhoudelijk beleidsuitgangspunten is ervoor gekozen om: het aantal bestaande speelplaatsen (excl. Schoolpleinen en nieuwe wijken) niet te verruimen; dus niet meer, maar kwalitatief beter. De huidig gehanteerde (cirkel)normering met meeweging van barrières te handhaven en het element speeldruk bij hoogbouw te introduceren. Bij nieuwbouwwijken tevens het element introduceren, dat 3% van het per hectare uitgegeven gebied voor speelruimte gereserveerd wordt.
2.3.8. Energie beleidsplan 2003-2007 Het energiebeleidsplan is op 12 maart 2003 door de gemeenteraad vastgesteld en geeft het energiebeleid van Amstelveen nieuwe impulsen. Het is vooral gericht op duurzame energieopwekking. Het nieuwe beleid gaat uit van de gemeentelijke ambities, vertaald in haalbare doelstellingen. In het energiebeleidsplan zijn de kernambities voor een periode van vier jaar per thema inhoudelijk uitgewerkt in een reeks van concrete activiteiten.
2.3.9. Gemeentelijk Rioleringsplan 2004-2007, maart 2004 Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2004-2007 is een voortzetting van de ingeslagen weg die uitgezet is door het Gemeentelijk Rioleringsplan (GPR) 2000-2003. Voorzien wordt een aantal verbetermaatregelen en vervangingsmaatregelen en een areaaluitbreiding. De uitvoering van het GRP moet worden bekostigd uit de opbrengsten rioolrecht. In het kader heeft het de voorkeur te streven naar een gelijkmatige tariefontwikkeling. Het voorliggende GRP maakt dit mogelijk. De gemeente blijft oplettend op de mogelijke verdere ontwikkelingen op het gebied van milieutechnische eisen. Verder wordt ervan uitgegaan dat in de planperiode 2004 tot en met 2007 er een goed functionerend rioolbeheerssysteem ontstaat zodat er in deze planperiode gewerkt kan worden aan een planning betreffende renovatie/ vervanging op basis van de inspecties van de rioleringen. De gemeente Amstelveen is bezig met het opstellen van een nieuw GRP 2008-2009. Een aantal verbetermaatregelen zoals genoemd in het GRP 2004-2007 zijn nog niet gerealiseerd. De oorzaak hiervan is discrepantie tussen theorie en praktijk. Er is daarom gestart met een uitgebreid meetprogramma. De resultaten hiervan zullen mede bepalend zijn voor de verbetermaatregelen. Momenteel voldoet de gemeente nog niet aan de basisinspanning. Dit is een landelijk geaccepteerde vuiluitworp van gemeentelijke rioolstelsels. De invloed van riooloverstorten op het watersysteem is zodanig dat de waterkwaliteit als onvoldoende kan worden beschouwd.
2.3.10. 2004
Nota heroriëntatie gemeentelijk sportbeleid 2004-2009, juli
De maatschappelijke betekenis van sport is heden ten dage onomstreden. Sport is een belangrijk bindmiddel voor de sociale infrastructuur van een gemeente en voor de samenleving in het geheel. Sport brengt mensen samen en leert hen sportief met elkaar om te gaan.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
32
Sport kan de integratie tussen verschillende groepen mensen bevorderen en is daarom een waardevol middel om de sociale cohesie in de wijken te versterken. Aan jongeren biedt de sport een goede fysieke en mentale basis voor de toekomst. Voor ouderen betekent sporten: gezond zijn en gezond blijven. Voor onderwijs betekent sport het aanleren van normen en vaardigheden. Sport beoefenen en kijken naar sport betekent plezier. Voor de gezondheidszorg betekenen sport en bewegen lagere gezondheidskosten en het bedrijfsleven tenslotte is gebaat bij actievere werknemers. Allemaal redenen voor de gemeente om zich actief bezig te blijven houden met sport en sportbeleid. Als uitgangspunten van het sportvoorzieningenbeleid 1999 – 2004 zijn destijds gekozen: Ÿ De gemeente draagt zorg voor het aanbieden van kwantitatief en kwalitatief goede sportvoorzieningen voor zowel georganiseerde als ongebonden sportbeoefening. Ÿ Uit oogpunt van milieu en sociale veiligheid wordt groot belang gehecht aan een goede spreiding in de gemeente, gekoppeld aan goede bereikbaarheid. Ÿ De gemeente streeft een doelmatig gebruik van accommodaties na. Kortom, gekozen werd voor kwaliteit, kwantiteit, spreiding en doelmatigheid. Het college heeft het sportbeleid voor de komende periode tot een van de speerpunten van het collegeprogramma gemaakt. Als algemene uitgangspunten van de visie op het sportbeleid worden de volgende hoofdlijnen voorgesteld. Ÿ Sport en bewegen is van (groeiende) betekenis voor de Amstelveense samenleving als zinvolle vrije tijdsbesteding en bijdrage aan de sociale cohesie en participatie. (Toekomstvisie Amstelveen 2020+). Ÿ Sport is niet alleen een doel op zichzelf, maar sport is ook verweven met andere beleidsterreinen als onderwijs-, ouderen- en jongerenbeleid. De sport kan hierbij gezien worden als bindmiddel en instrument. Ÿ Ambitie van de gemeente: “Amstelveen, ook sportstad!” Als hoofddoelstelling van het gemeentelijk sportbeleid wordt voorgesteld: Ÿ Het stimuleren van en voorwaarden scheppen voor sportdeelneming door de Amstelveens bevolking. De gemeente wil het mogelijk maken dat zo veel mogelijk inwoners van Amstelveen aan sport kunnen doen, omdat sport goed is voor de gezondheid en het welbevinden van mensen en bijdraagt aan een verbetering van de leefbaarheid en sociale cohesie.
2.3.11.
Nota ondergronds bouwen, maart 2005
De nota ondergronds bouwen is in de raadsvergadering van 30 maart 2005 vastgesteld. Deze nota regelt het ondergronds bouwen welke zijn gelegen buiten het bouwvlak. Voorschriften worden gegeven voor het realiseren van kelders bij woningen, kantoren, bedrijven, maatschappelijke voorzieningen, centrumvoorzieningen etc. Bij woningen is het mogelijk om een kelder te realiseren onder gronden welke zijn omschreven als 'te bebouwen erven' bij de bestemming Wonen. Wanneer een woning geen erf heeft maar alleen een tuinbestemming (patiowoning), is het mogelijk om een kelder te realiseren binnen de bestemming 'Tuin'. Bij de overige bestemmingen is het mogelijk om ondergrondse bouwwerken te realiseren gelegen buiten het bouwvlak. Het gebruik van de ondergrondse bouwwerken moet overeenkomen met het gebruik boven de grond en een ondergronds bouwwerk mag niet visueel waarneembaar zijn.
2.3.12.
Parkeernota 2005-2010, maart 2005
Het parkeerbeleid heeft raakvlakken met diverse andere beleidsterreinen binnen de gemeente, zoals op het gebied van economie, verkeer en vervoer, inrichting openbare ruimte, groen, stedenbouw, zorg en onderwijs. Enkele specifieke beleidsonderdelen zijn direct met het product parkeren in verband te brengen en verdienen nadere toelichting. Die onderdelen zijn: Ondergronds bouwen/parkeren Vanuit het oogpunt van grondwaterbeheer zijn er in principe geen bezwaren tegen het realiseren van ondergrondse parkeervoorzieningen. Zolang het verhard
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
33
oppervlak niet extra toeneemt, is compensatie met wateroppervlak niet noodzakelijk. Door een ondergrondse voorziening kan de bestaande grondwaterstromingen wel van richting veranderen. Of hierdoor wateroverlast op gaat treden, is afhankelijk van de plaatselijke situatie. Bebouwde ruimte Wanneer er meer parkeerruimte op maaiveld wordt aangelegd, betekent dit een vergroting van het verhard oppervlak. Van dit verhard oppervlak dient 10% elders in het plan of de omgeving (in ieder geval in hetzelfde watersysteem) te worden gecompenseerd in de vorm van oppervlaktewater. Een uitbreiding van de parkeerruimte heeft dus ook een ruimtelijke consequentie elders in de omgeving. Openbaar vervoer Het gebruik van het openbaar vervoer wordt zoveel mogelijk gestimuleerd. Dit wordt enerzijds gedaan door het verder verbeteren van het openbaar vervoernetwerk en anderzijds via het vergroten van het gebruik van het openbaar vervoer, onder meer via promotie en voorlichting. Voor parkeren is het daarbij van belang dat er sprake kan zijn van een overstap van auto naar openbaar vervoer (en vice versa). Daarvoor dient er wel parkeergelegenheid bij de belangrijke vervoershaltes te zijn. Fiets In deze parkeernota wordt geen specifieke aandacht besteed aan het fietsparkeren. Naar verwachting zal in 2005 een aparte nota Fiets verschijnen, waar het fietsparkeren een belangrijk onderdeel van zal uitmaken. Verkeersafwikkeling Parkeergelegenheden moeten bereikt kunnen worden met de auto. Elke verandering in het aanbod van parkeervoorzieningen kan ook een verandering in het verkeersaanbod op de toevoerroutes ten gevolg hebben. Bij iedere verandering dient daarom te worden onderzocht welke invloed dit op de verkeersafwikkeling heeft. Dat kan betekenen dat er zonodig ook maatregelen op deze routes getroffen dienen te worden, of – wanneer dat niet mogelijk blijkt te zijn – dat geconcludeerd moet worden dat de verkeersafwikkeling dermate in het gedrang komt dat de beoogde (parkeer)ontwikkeling niet wenselijk is. In het Stadshart wordt de prioriteit gegeven aan de bewoners en consumenten. de scheiding tussen vergunninghoudersparkeren en consumentenparkeren (betaalde parkeerplaatsen) blijft in het Stadshart gehandhaafd. Dit in verband met de zo gecreëerde optimale duidelijkheid voor de parkeerder, alsmede de zekerheid richting bewoners dat zij ten alle tijde over een parkeerplaats kunnen beschikken. Indien er in de vergunninggebieden (ruim) voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn, kunnen er naast bewonersvergunningen ook (een beperkt aantal) bedrijfsvergunningen uitgegeven worden, zodat overdag de restcapaciteit in de woongebieden beter wordt benut.
2.3.13.
Evenementenbeleid, februari 2006
Evenementen leveren een belangrijke bijdrage aan de samenhang binnen de Amstelveense samenleving. Om alle uiteenlopende evenementen mogelijk te maken is afstemming in evenementenbeleid van belang. De doelstelling van de gemeente luidt om voor evenementen die een positieve bijdrage leveren aan de samenleving van Amstelveen een faciliterende rol te vervullen . Hierbij zal de gemeente telkens de afweging maken of het profijt van de initiatiefnemer van het evenement niet zwaarder gaat wegen dan de overlast voor de omgeving. Daar waar immers de bewegingsruimte van de ene partij begint, kan die van de andere partij ernstig beperkt worden. Bovendien dient de gemeente de openbare orde en veiligheid te allen tijde te garanderen. In dit kader is een nota Evenementenbeleid opgesteld. De doelstelling van deze beleidsnotitie luidt: het geven van een beleidskader voor de regulering van evenementen in de gemeente Amstelveen. Deze doelstelling kan nader uitgewerkt worden in drie subdoelstellingen, als volgt: Ÿ Eenduidige besluitvorming rond het verlenen van vergunningen Ÿ Duidelijkheid geven aan organisatoren van evenementen, ondernemers en bewoners Ÿ Beschermen van de leef- en werkomgeving van bewoners en ondernemers
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
34
Het beleid dient in eerste instantie als toetsingskader voor vergunningverleners. Zij kunnen op een voor ieder te volgen wijze beoordelen of een vergunningaanvraag in behandeling kan worden genomen om tot verlening te komen. Wanneer een aanvraag wordt behandeld, dan zullen politie, brandweer, diverse beleidsmedewerkers bij de gemeente de aanvraag vanuit hun eigen expertise beoordelen. De beleidsregels zijn vertaald in – op de uitvoering – gerichte uitgangspunten. Dit uitvoeringskader geeft inzicht in alle aspecten waarmee de organisatoren van evenementen én de vergunningverleners rekening dienen te houden. Het gaat onder andere nader in op de openbare orde en veiligheid, de mobiliteit (verkeersafzettingen/omleidingen), de (geluids)overlast en de volksgezondheid (EHBO/ openbare toiletten).
2.3.14.
Actieplan luchtkwaliteit Amstelveen 2007-2015
Luchtkwaliteit is een zwaarwegende factor bij ruimtelijke ontwikkelingen in Nederland. De Raad van State heeft landelijk tal van projecten stilgelegd, omdat deze onvoldoende rekening hielden met de eisen uit het Besluit luchtkwaliteit. Reeds in een vroegtijdig stadium dienen de normen uit het Besluit luchtkwaliteit beoordeeld te worden en moeten consequenties van ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen inzichtelijk worden gemaakt. De gemeente Amstelveen heeft vanuit gezondheidsoogpunt en vanwege het veiligstellen van haar ruimtelijke plannen reeds in augustus 2005 het besluit genomen om een actieplan luchtkwaliteit op te stellen. Inmiddels blijkt uit de uitgevoerde luchtkwaliteitsrapportage over het jaar 2005 dat er overschrijdingen voorkomen van de grenswaarden voor fijn stof en de plandrempeloverschrijdingen voor stikstofdioxide. Hierdoor is de gemeente wettelijk verplicht om een actieplan op te stellen. Van belang is dat de gemeente maatregelen neemt om de luchtkwaliteit te verbeteren. De provincie heeft de bevoegdheid om bestemmingsplanwijzigingen af te keuren, indien er in het plangebied zich wegen bevinden waar overschrijdingen van verontreinigende stoffen voorkomen. Het doel van het Amstelveense actieplan is om door kosteneffectieve maatregelen de huidige overschrijdingen terug te brengen onder het niveau van de grenswaarden. Voor zowel fijn stof als stikstofdioxide wordt nagestreefd om in 2010 aan de geldende normen te voldoen. Ook voor het jaar 2015 stelt de gemeente zich ten doel om aan de geldende normen te voldoen. Via de jaarlijkse luchtkwaliteitsrapportage wordt gemonitord of deze doelstellingen worden behaald. Het Besluit luchtkwaliteit is het wettelijk kader voor de luchtkwaliteit. De gemeente neemt door het opstellen van het actieplan haar verantwoordelijkheid om datgene te doen dat binnen haar eigen mogelijkheden ligt. Ook in andere plannen, waaronder de gebiedsontwikkeling van de A9 en het Amstelveense Verkeers- en Vervoersplan, zal aandacht besteed worden aan de luchtkwaliteit in de gemeente. Uit de jaarlijkse luchtkwaliteitsrapportage zal blijken of de overschrijdingen van de gestelde grenswaarden tot het acceptabele normniveau zijn teruggebracht, waardoor er een beter leefklimaat ontstaat en bouwprojecten binnen Amstelveen doorgang kunnen vinden. Jaarlijks wordt in de bijlage bij de luchtkwaliteitsrapportage verslag uitgebracht over de uitwerking en uitvoering van de maatregelen die in dit actieplan zijn opgenomen. Er staan 11 maatregelen centraal in dit actieplan: 1. schoon eigen wagenpark Bij vervanging van voertuigen en machines wordt gekozen voor voertuigen en machines die een lagere uitstoot van schadelijke stoffen met zich meebrengen. Het schoner maken richt zich hier op het aanbrengen van roetfilters (met of zonder ingebouwd verbrandingselement) op dieselvoertuigen en het aankopen van voertuigen/machines die door een electramotor worden aangedreven of die voldoen aan de hoogste milieueisen (Euronormen). Een Euronorm stelt bepaalde milieueisen aan een voertuig voor de uitstoot van fijn stof (o.a. roet) en stikstofoxiden. Hoe hoger de Euronorm, hoe strenger de eisen. Voor personenauto's en bestelauto's is de Euro-4-norm per 2005 van kracht. De Euro-5-norm gaat naar verwachting in 2010
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
35
in. Voor vrachtauto's en bussen is de Euro-4-norm ook in 2005 ingegaan, in 2008 gaat de Euro-5-norm voor vrachtauto's gelden. 2. schoon openbaar vervoer Via de concessieverlening voor het openbaar vervoer kunnen milieueisen gesteld worden. Mogelijkheden zijn te kiezen voor bussen op waterstof, aardgas of elektrische bussen, of Euro 4 of Euro 5 normen. De concessie voor het openbaar vervoer voor de regio Amstelland en de Meerlanden gaat in per medio december 2007. Gedurende het 1e half jaar van de concessie mag dan nog 'op de oude voet' worden doorgewerkt door de vervoerders. Vanaf 1/2 jaar na ingaan concessie moeten dan alle nieuw ingezette bussen voldoen aan de Euro 5 norm inclusief roetfilters en zullen alle rijdende oudere bussen voorzien worden van een roetfilter. 3. instellen milieuzones Om de uitstoot van verontreinigende stoffen van vrachtverkeer te verminderen is de gemeente voornemens om milieuzones in te stellen. Binnen de gemeente is er op het Keizer Karelplein een voorkeursroute voor vrachtverkeer aanwezig. In het Regionale Actieplan Luchtkwaliteit, welke onder regie van de Stadsregio Amsterdam wordt opgesteld, is onderzoek naar het instellen van milieuzonering als regionale maatregel opgenomen. 4. verkeersmaatregelen Het verkeer heeft een belangrijke bijdrage aan de luchtkwaliteit. Verkeersmaatregelen kunnen gericht zijn op 1) het stimuleren van een alternatieve vervoerswijze, 2) het verbeteren van de doorstroming en op 3) categorisering (hierbij wordt bepaald welk verkeer welke bestemming heeft; stroomwegen, gebiedontsluitingswegen en erf-toegangswegen). Verbetering van doorstroming kan op een aantal manieren bewerkstelligd worden. Bijvoorbeeld door het aanleggen van rotondes, het anders afstellen van verkeersregel-installaties (VRI's) bijvoorbeeld door een groene golf in te stellen voor bussen of vrachtverkeer (tovergroen) en het aanleggen van ongelijkvloerse kruisingen. Ook het leiden van het doorgaande vrachtverkeer over bepaalde voorkeursroutes door de gemeente kan een verkeersmaatregel zijn. Momenteel is het Amstelveense verkeers- en vervoersplan in ontwikkeling. In dit plan worden maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit afgewogen met andere vervoersaspecten (leefbaarheid, bereikbaarheid en veiligheid) en indien haalbaar opgenomen in het verkeers- en vervoersplan. 5. toepassing LARGAS Toepassing van LARGAS (LAngzaam Rijden GAat Sneller) op stadsverkeer. De essentie van het LARGAS-concept is dat het verkeer gelijkmatig en relatief langzaam op voorrangswegen door de stad rijdt. Door een zorgvuldige vormgeving (gescheiden rijbanen, weinig kruispunten) zullen de weg en de omgeving automatisch de gewenste rijsnelheid oproepen: de weg als self explaining road. In veel gevallen kunnen verkeerslichten verdwijnen, wat het afremmen en optrekken beperkt. 6. voorkomen nieuwe knelpunten Nieuwe knelpunten voorkomen kan door bij handhaving en vergunningverlening alert te zijn op inrichtingen die een relevante bijdrage leveren aan de optredende concentraties luchtverontreinigende stoffen. Daarnaast is het ook van belang om aan de kant van de ruimtelijke ontwikkeling in een vroeg stadium onderzoek te verrichten naar de luchtkwaliteit in de directe omgeving van een plan. Aangetoond zal moeten worden dat een nieuwe ontwikkeling niet leidt tot een overschrijding van grenswaarden. 7. ondersteunen aardgas vulpunt Alternatieve brandstofvormen zijn in opkomst; aardgas, waterstof, biobrandstof. Aardgas is geen volwaardig alternatieve brandstof (niet herwinbaar), maar omdat het in grote hoeveelheden beschikbaar is en relatief een schone brandstof is, is het goed voor het milieu. De onderzoeken en technieken van waterstof en biobrandstof zijn nog volop in ontwikkeling. De gemeente Amstelveen heeft een aardgas vulpunt gehad, echter deze is vanwege het uitblijven van een marktpartij en de hoge kosten voor het onderhoud opgehouden te bestaan. Het nieuwe college heeft in het kader van het actieplan luchtkwaliteit opnieuw gevraagd onderzoek te doen naar een mogelijke herstart van aardgas. De uitkomsten van dit onderzoek zijn op dit moment nog niet bekend.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
36
Op dit moment zijn er geïnteresseerde exploitanten aanwezig. De gemeente ondersteunt deze partijen bij het mogelijk realiseren van een aardgas vulpunt. 8. meetpunten voor luchtkwaliteit Op dit moment wordt de luchtkwaliteit in Amstelveen berekend. Gemeten waarden kunnen hier een aanvulling op zijn. Op de zes wegen met de hoogste overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen worden daarom meetpunten ingesteld voor stikstofdioxide (NO2). Het instellen van meetpunten draagt niet bij aan de reductie van emissies. Wel geeft het een beeld van de gemeten waarden en is hierop aanvullend in de informatie over luchtkwaliteit. 9. aanleggen groenvoorzieningen Bomen en struiken kunnen de concentraties stikstofdioxide en fijn stof op leefniveau verminderen. Dit gebeurt door filtering en opstuwing van de lucht. Voor stikstofdioxide zijn loofbomen het meest geschikt en voor fijn stof zijn dat coniferen. Tevens leveren bomen een bijdrage aan de vermindering van de CO2 uitstoot, omdat bomen voor hun groei kooldioxide opnemen. In het kader van de groenbezuinigingen is een voorstel uitgewerkt hoe binnen de gemeente met deze bezuiniging om te gaan. In navolging op dat voorstel wordt voorgesteld om zieke en overlastgevende bomen te kappen en bij het aanplanten van nieuwe bomen een voorkeur te geven aan bomen die een positieve bijdrage leveren aan de luchtkwaliteit en het leefomgevingsklimaat. 10. gedragsmaatregelen Ook op het gebied van gedragsmaatregelen heeft de gemeente een belangrijke voorbeeldrol. Bewustwording is belangrijk om mensen tot het nemen van maatregelen over te laten gaan. De gemeente kan actief haar burgers via persberichten en ludieke acties informeren over maatregelen die burgers zelf kunnen nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Wat betreft communicatie kan de gemeente verschillende projecten en activiteiten uitvoeren, gericht op verschillende doelgroepen, zoals educatieve activiteiten voor het basis- en voortgezet onderwijs en wijkgerichte activiteiten voor bewoners. 11. energiebesparingpakket Het gas kool(stof)dioxide draagt bij aan een slechter leefklimaat. Het gas veroorzaakt mede de opwarming van de aarde. De concentratie CO2 in de atmosfeer neemt jaarlijks toe, waarbij ontbossing en het grootschalige gebruik van fossiele brandstoffen een rol speelt. Verschillende energiebesparende maatregelen verminderen de uitstoot van CO2 en hebben eveneens een positief effect op de energierekening. Hierbij kan gedacht worden aan spaarlampen, tochtweerders en energie-bespaarstops.
2.3.15. 2007-2012
Nota Duurzaam Bouwen, naar duurzame bouwresultaten
De nota 'Duurzaam Bouwen, naar duurzame bouwresultaten' , geeft een nieuw kader voor duurzaam bouwen in de gemeente Amstelveen. De noodzaak van een nieuw kader komt voort uit in- en externe ontwikkelingen: Nationale- en Europese wet- en regelgeving, ontwikkelingen in inzichten en instrumenten voor duurzaam bouwen. Het nieuwe kader vindt zijn basis in de eigen praktijk van duurzaam bouwen. Een belangrijke impuls gaat naar verwachting uit van de nieuwe werkwijze voor duurzaam bouwen: prestatiegericht werken met het instrument GPR Gebouw (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn). Deze werkwijze verbreedt de reikwijdte van het beleid naar kwaliteitsthema's: gezondheid en woonkwaliteit. Tevens verbeteren de mogelijkheden voor monitoring van beleid en voor communicatie van de resultaten naar ontwikkelaars en consumenten. Beide worden gezien als belangrijke succesfactoren voor effectief beleid. Kernvraag bij deze nieuwe werkwijze is: welk ambitieniveau gaat de gemeente Amstelveen voor de periode 2007 – 2012 hanteren? De Amstelveense historie van duurzaam bouwen De gemeente Amstelveen heeft in 1993 duurzaam bouwen als speerpunt van haar milieubeleid benoemd. Duurzaam bouwen is nog steeds actueel, vandaar dat dit thema ook een plaats heeft gekregen in het huidige collegeprogramma. Sinds 1995 worden afspraken gemaakt met ontwikkelende partijen om duurzame bouwprojecten te stimuleren. Hierin erkent en neemt de gemeente ook haar eigen
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
37
verantwoordelijkheid. Zo is er in de afgelopen jaren een aantal projecten geweest waar de gemeente zelf bij de bouw van overheidsgebouwen heeft laten zien dat zij een hoge ambitie toekent aan duurzaamheid in het bouwproces. Voorbeelden hiervan zijn de school de Westwijzer en de Brandweerkazerne. In 2007 onderzoekt de gemeente welk project zij energieneutraal wil realiseren. De doelstelling van de gemeente Amstelveen is om door middel van duurzaam bouwen in de woningbouw en utiliteitsbouw (nieuwe en bestaande voorraad) een bijdrage te leveren aan het terugbrengen van de milieubelasting en het verhogen van de bouw- en leefomgevingskwaliteit. Nieuwe (beleids)ontwikkelingen internationaal en nationaal Het beleid op het gebied van duurzaam bouwen is in ontwikkeling. Zo is de landelijke norm welke het energieverbruik in de woning aantoont, de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC), aangescherpt van 1,0 naar 0,8. Daarnaast wordt in Europees verband een norm ontwikkeld voor energie; de Energy Performance for Building Directives. Dit betekent dat ontwikkelende partijen meer rekening moeten houden met de energie-prestaties van een woning. Nieuwe werkwijze en instrumentarium Om uitvoering te geven aan het vastgestelde beleid worden instrumenten ingezet. De gemeente Amstelveen werkte vanaf 1998 met het Nationaal Pakket duurzaam bouwen. Medio 2005 werd bekend dat het vigerende instrument niet meer werd uitgebracht en geactualiseerd. Vanwege de beëindiging van de Nationale Pakketten is eind 2005 een nieuw instrument aangekocht; GPR Gebouw (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn). Het voordeel van dit instrument is dat het uitstekend geschikt is om deze op gebouwniveau toe te passen. GPR Gebouw is een prestatiegericht en communicatief instrument dat vele voordelen met zich meebrengt. Zo beschikt het instrument over een CO2- reductie-monitor en een consumentenlabel, waardoor via communicatie en een gebruikershandleiding de bewoner(s) / gebruiker(s) ook zien hoe de woning scoort op het thema duurzaamheid. De gemeente Amstelveen beschikt inmiddels over een licentie voor het gebruik van GPR Gebouw. Deze zal ingezet worden bij alle op te starten nieuwbouwprojecten (zoals voor de woningbouw, kantoorgebouwen en schoolgebouwen) binnen de gemeente. Het CO2-Servicepunt heeft menukaarten (checklist met keuzemaatregelen) voor de bestaande en nieuwbouw ontwikkeld. De menukaart voor de nieuwbouw is bedoeld als hulpmiddel om bij kleinere projecten met ontwikkelende partijen afspraken te maken over duurzaamheidsmaatregelen. Tevens is een menukaart ontwikkeld voor de bestaande bouw. De nieuwe kaders Doordat duurzaam bouwen binnen de gemeente in ontwikkeling is, is er binnen het college behoefte aan nieuwe beleidskaders die verder vorm en richting geven aan het duurzame bouwproces. Met het opstellen van de nota “Duurzaam Bouwen, naar duurzame bouwresultaten ” laat de gemeente zien welke ambities zij heeft op het gebied van duurzaam bouwen. Het college van BenW heeft middels punt 8.1.2 uit het collegeprogramma “Samen werken aan resultaat ” hier opdracht toe gegeven. Met deze nota wordt een start gemaakt om te komen tot effectief prestatiegericht beleid dat ervoor kan zorgen dat duurzaam bouwen verder geïmplementeerd wordt in de bouwprocessen en de bouw-praktijk. Op basis van interviews, eigen ervaringen met pilotprojecten en ervaringen van andere gemeenten zijn nieuwe ambities voor duurzaam bouwen geformuleerd. Hierbij is met name aandacht besteed aan de procesmatige werkwijze. Immers duurzame bouwprojecten hebben de grootste kans van slagen als in elke geleding van het bouwproces getoetst wordt op de overeengekomen duurzaamheidscriteria. Ambities voor duurzaam bouwen nieuwbouw en utiliteitsbouw: Ÿ GPR Gebouw zal ingezet worden voor de grote nieuwbouwprojecten met een omvang van meer dan 10 woningen en voor de ontwikkeling van scholen en kantoorgebouwen. Op basis van het instrument GPR gebouw wordt voor alle thema's (Energie, Materialen, Afval, Water, Gezondheid en Woonkwaliteit) een ambitieniveau gehanteerd van 7,5. De meerinvestering om dit ambitieniveau te bereiken komt neer op een bedrag van € 3.250 per woning. De koper verdient
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
38
Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
deze meerinvestering binnen 5 jaar terug. Indien er onoverkomelijke kosten gepaard zouden gaan bij een bouw van 7,5 kan de bouwer een verzoek indienen voor verlaging naar een 7. Per project moet dit gemotiveerd worden. In samenwerking met de gemeente kan vervolgens getracht worden om toch op een 7,5 uit te komen door bijvoorbeeld het verwerven van meer (gemeentelijke) subsidies. Het ambitieniveau van een 7,5 en de clausule om lager uit te komen worden ook opgenomen in de in de toekomst te maken prestatieafspraken (voor nieuwbouw) met de woningbouwcorporaties. Voor een bouwproject van minder dan 10 woningen wordt het instrument van het CO2- Servicepunt ingezet; de menukaart 'Nieuwbouw'. Alle (nieuw)bouwprojecten zijn gerealiseerd volgens de richtlijnen van het Politiekeurmerk Veilig Wonen. Vanaf 2007 wordt het duurzaam bouwen beleid in de gemeente geïmplementeerd. Ervaringen en resultaten van duurzaam bouwen (CO2-reductie per project) worden jaarlijks beschreven in milieuverslagen. In het najaar van 2008 zal de voortgang van het instrument GPR worden geëvalueerd. Tevens wordt dan bezien of de ambities gehaald worden.
Ambities voor duurzaam bouwen bestaande bouw Ÿ De menukaart 'Bestaande bouw' wordt toegepast voor de bestaande woningbouw bij uitbouw- en verbouwwerkzaamheden.
2.3.16.
Stedelijk Waterplan, maart 2008
De gemeente Amstelveen en het hoogheemraadschap Amstel- Gooi en Vecht (AGV) hebben in 2004 besloten om in coproductieverband het Stedelijk Waterplan op te stellen. Een nut en noodzaak notitie lag aan dit besluit ten grondslag. Het Stedelijk waterplan voorziet in de behoefte van beide partijen aan meer inzicht in het functioneren van het watersysteem, geeft een eenduidige en realistische visie op het water en in het aandragen van maatregelen die bijdragen aan het oplossen van knelpunten in het watersysteem en het realiseren van ambities. De gemeente Amstelveen en het hoogheemraadschap AGV hebben elk eigen taken en verantwoordelijkheden om het watersysteem op orde te houden. Waternet is de uitvoerende organisatie die in opdracht van AGV zorgt voor afvalwater, oppervlaktewater en veiligheid achter de dijken. De gemeente is verantwoordelijk voor beheer en onderhoud en de afvoer van rioolwater. Beide partijen anticiperen op de verwachte klimaatveranderingen die zich uiten in meer korte maar hevige regenbuien en een stijging van de zeespiegel. Een optimale waterkwaliteit is onderdeel van de hoge leef-, en omgevingskwaliteit waarnaar de gemeente Amstelveen streeft als aantrekkelijke woon-, leef- en werkgemeente. Water draagt zodoende als kwaliteitsdrager bij aan de versterking van de kwaliteit van de Amstelveense stad. AGV wil samen met de gemeente de visie en beleid op waterbeheer lokaal realiseren. Naast wettelijk verplichte zaken wordt gekeken naar ambities bij de verschillende thema's van het waterbeheer. De opgestelde visie die in het Stedelijk Waterplan centraal staat benadrukt de ontwikkeling waar beide partijen zich voor inzetten: het realiseren van een duurzaam en mooi watersysteem in de gemeente Amstelveen. Door de gezamenlijke aanpak van het Stedelijk Waterplan worden verantwoordelijkheden en belangen verduidelijkt en processen inzichtelijk gemaakt. Dit levert een duidelijke bijdrage aan de samenwerking tussen beide organisaties. Dit bestemmingsplan kan worden gezien als instrument om de hierboven gestelde doeleinden van beleid te bereiken.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
39
3
RUIMTELIJKE BESCHRIJVING
3.1
Beschrijving plangebied
Het plangebied ligt in het centrum van de gemeente, ten zuiden van de woonwijk Elsrijk en ten noorden van de A9 en de woonwijk Keizer Karelpark. In het oosten wordt het Stadshart begrensd door de Beneluxbaan.
De eerste aanzet tot realisering van het huidige centrumgebied is eind 50-er jaren gevormd door de bebouwing langs de Rembrandtweg bestaande uit winkels met bovenwoningen en daaromheen gegroepeerd woonwijken, alsmede de zogenaamde Zaagtandbebouwing aan de noordzijde van Plein 1960 (nu Sandbergplein) met winkels en galerijflats. Vervolgens is in het begin van de jaren zestig het winkelcentrum “het Binnenhof” ontwikkeld; een van de eerste winkelcentra in Nederland. Het werd ontworpen door Van den Broek en Bakema. Ook werden in die tijd de landelijk bekend staande Meanderflats van architect Arthur Staal langs de Burgemeester van Sonweg (rijksweg A9) gerealiseerd. Midden 70-er jaren werd het Cultureel Centrum aan Plein 1960 gerealiseerd, alsmede het V&D-warenhuis. Aanvankelijk was het de bedoeling om op Plein 1960 ook een nieuw raadhuis te realiseren. In de jaren tachtig heeft de kantorenbebouwing langs de Beneluxbaan een verdere uitbreiding gekregen door de bouw van het kantoor van de Sociale Verzekeringsbank (Bonnema), dat zowel in bouwmassa als in architectuur een markante aanduiding vormt van de oostelijke toegang tot het centrumgebied. In 1988 werd het Binnenhof overkapt. In 1989 startte het project tot vernieuwing en uitbreiding van het Stadshart. Doelstellingen van het project waren onder meer: 1. het aaneensmeden van de vier deelwinkelgebieden, 2. het verhogen van de verblijfswaarde door onder meer het introduceren van een busstation en een parkeervrij stadsplein dat geschikt moest zijn voor het organiseren van evenementen en een stadspark, 3. het beperken van het zoekverkeer door het maken van parkeergarages aan de randen van het stadshart, 4. het zorgen voor meer levendigheid door horeca, een poppodium en het concentreren van diverse culturele functies aan het Stadsplein, 5. het versterken van de identiteit en naamsbekendheid door het introduceren van het Cobramuseum, 6. het uitbreiden van de winkelfunctie met een trekker aan de westzijde, 7. het toevoegen van woningen en kantoren,
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
40
8.
het versterken van de identiteit door herkenbare poorten aan de west-, noorden oostzijde.
In 1991 werd het programma van eisen met de grootst mogelijke meerderheid door de gemeenteraad vastgesteld. In 1993 werd een publiek private samenwerking opgericht met MAB/Bouwfonds en Ballast Nedam ter ontwikkeling en realisatie van het plan; de Stadshart Amstelveen Ontwikkelingsmaatschappij C.V. Grondslag voor het project vormde de vaststelling door de gemeenteraad in april 1993 van de samenwerkingsovereenkomst, het commercieel ontwikkelingsplan en het bestemmingsplan Stadshart. Beschrijving van de gerealiseerde deelgebieden: Ÿ Westpoort. Het Cobramuseum (Wim Quist) is hier gevestigd, alsmede de toegang en uitgang van de ondergrondse parkeergarage Stadsplein (Atelier Pro) met daarboven de bibliotheek en de kunstuitleen (Hans Ruijssenaars). De parkeergarage Schouwburg met op de begane grond het busstation (Zwarts en Jansma) completeren de westpoort. Ÿ Cultuurstrip (Benthem Crouwel). Hierin zijn gehuisvest het poppodium, de muziekschool, de volksuniversiteit en de uitgebreide schouwburg. Ÿ Binnenhof. Het Binnenhof is geheel gerenoveerd en aan de westzijde uitgebreid met horeca, detailhandel en zakelijke dienstverlening met bovenwoningen (Hans Ruijssenaars) en een woontoren (Van der Pol). Ÿ Stadsplein. Onder het plein is een parkeergarage gekomen. Aan de noord- en oostzijde is horeca gerealiseerd met terrassen. Daarboven zijn nieuwe woningen gerealiseerd (Atelier Pro). Het Nieuw Loopveld. Het pand waarin de Hema is gevestigd is uitgebreid en kreeg een nieuwe ontsluiting op het Nieuw Loopveld. Het bankgebouw is vervangen door een nieuw pand met de functies postkantoor, woningbouw en kinderopvang (Jeanne Dekkers). Het C&A-pand is gesloopt en herbouwd. De entree is verplaatst van de Rembrandtweg naar het Nieuw Loopveld. Aan de westzijde is commerciële dienstverlening toegevoegd. Ÿ Locatie Zaagtand. Het meest westelijk deel van de galerijflats is gesloopt ten behoeve van een congrescentrum annex woontoren (Benthem Crouwel). De overige flats zijn ingepast in het Rembrandthof (Atelier PRO); een nieuw winkelcomplex met daarin gevestigd onder meer een warenhuis (Bijenkorf) en een supermarkt in de kelderverdieping. Ÿ Bietenveld. Hier zijn luxe woningen gerealiseerd (Kees Christiaanse). Ÿ Noordpoort. Hier zijn twee nieuwe gebouwen gerealiseerd voor commerciële doeleinden (Van der Pol). Ÿ Buitenplein. Er is winkelbebouwing toegevoegd en de verblijfswaarde is sterk verbeterd (Jeanne Dekkers). Ÿ Oostpoort. Op het Handelsplein is een kantoor en een parkeergarage gerealiseerd (Ellerman, Lucas Van Vugt). Ten noorden daarvan een stadspark Atelier Quadrat), twee woningcomplexen (Uytenhaak en DKV), kantoren nabij de Beneluxbaan (Van der Put en Cees Dam), en een nieuw trameindpunt. Ÿ Op de locatie van het voormalig postkantoor is een gebouw gerealiseerd voor detailhandel, kantoren en woningen (Zwarts en Jansma). Eén project is nog in uitvoering. In het Stadspark wordt in 2008 een horecapaviljoen (Rijnboutt) gerealiseerd.
3.2
Stedenbouwkundige structuur
Het stadshart is in vier gebieden te onderscheiden, te weten: a.
het winkel- en uitgaansgebied tussen Handelsplein en Keizer Karelweg, met een 'uitloper' ter weerzijden van de Rembrandtweg. Het winkel- en uitgaansgebied is van west naar oost als volgt samengesteld: Het Sandbergplein (voorheen Plein 1960) als 'ontvangstruimte' van het Stadshart met daar de toegang naar de parkeergarage en daarboven de bibliotheek; ten noorden daarvan het solitair gelegen Cobramuseum en ten zuiden daarvan het openbaar vervoerscentrum. Daarachter ligt het Stadsplein, in principe een verblijfsgebied voor de voetganger en fietsers met aanliggende terrassen en straatmeubilair. Aan de zuidzijde van het stadsplein bevindt zich de cultuurstrip met de Amstelveen schouwburg, het poppodium P60, de muziekschool en de volksuniversiteit; ter plaatse van het voormalige postkantoor is een complex met winkels, kantoren en woningen
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
41
gerealiseerd; aan de noordzijde ligt een overdekt gedeelte van het winkelgebied met o.a. de Bijenkorf, de nodige horecavestigingen en daarboven woningbouw, zowel de oorspronkelijke woningen boven de Zaagtand als nieuwbouw grenzend aan het plein. Het Stadsplein geeft naar het noorden aansluiting op de Rembrandtweg met aan beide zijden winkels met bovenwoningen uit 1955. Aan het einde van de Rembrandtweg zijn 2 nieuwe bedrijfsgebouwen met een paviljoenachtig karakter gerealiseerd, vanuit het noorden te zien als markering van de zogenoemde secundaire entree. Aan de oostzijde van het Stadsplein is het oorspronkelijk aanwezige overdekte winkelcentrum uitgebreid met enkele stroken nieuwbouw met daarboven gestapelde woningen, met een hoog opgaande torenflat. Dit min of meer centrale winkelgedeelte vindt zijn einde aan het Buitenplein: een intieme stedelijke ruimte met in noordzuid-richting doorgaande voetgangersverbindingen, aan beide zijden een speelse zelfstandige gebouwinvulling en een centraal gelegen en plastisch ingerichte voetgangersgebied met kiosken. Het winkelgebied eindigt met een groot warenhuis (V&D) aan de oostzijde van het Buitenplein, waar zich ook een hoofdentree bevindt naar de binnenpassage met winkels. Een bijzondere kwaliteit van het totale winkelgebied is, dat sprake is van een zeer evenwichtige afwisseling tussen overdekte traversen en pleinen en 'open' straat- en pleingedeelten. Zo wordt een grote mate aan beschutting geboden, terwijl tevens 'vervreemding' met betrekking tot de beleving van de weersomstandigheden wordt voorkomen. b.
een gemengd gebied aan de oostzijde tot aan de Beneluxbaan met kantoor- en woongebouwen rond het Stadspark. Rondom het Handelsplein en het Stadspark wordt het bestaande rechthoekige stratenpatroon doorgezet en aangevuld met op zichzelf autonome, maar in hun architectuur op elkaar afgestemde gebouwen voor kantoren en woningbouw. Het nog resterende gedeelte van het Handelsplein is vooral 'voorruimte' bij de tramhalte, alwaar de trams verbinding geven met Amsterdam. Direct ten noorden daarvan is het stadspark geprojecteerd met ontvangst- en uitloopruimten rondom. Aan de noordzijde van het Stadspark is nieuwbouw gerealiseerd in de vorm van dubbele rij woontorens met een halfverdiepte parkeergarage daartussen. Het dak daarvan is ingericht met zichtgroen. Op het Handelsplein is nieuwbouw gerealiseerd met een kantoorfunctie en baliefuncties op de begane grond. Het park zelf is beperkt in omvang en sluit nauw aan op de architectuur van de omringende bebouwing: o.a. keermuren, pergola, trappen en terrassen. Aan de zuidrand van het stadspark is een horecapaviljoen geprojecteerd. In het gebied aan de Beneluxbaan vormen een aantal prestigieuze kantoorgebouwen het oostelijke toegangsgebied van het stadshart.
c.
een strook met thematisch ontwikkelde woningbouw aan de snelweg in de vorm van de 'Meanderflats'. Het woongebied direct ten zuiden van het winkel- en kantorengebied bestaat uit een zeer kenmerkende, vooral ook vanaf de snelweg gezien, thematische verkaveling met 4 blokken portiekwoningen in 4 bouwlagen met een meanderend verloop en 6 torenflats van 13 bouwlagen. Tussen de woongebouwen en de snelweg ligt een smalle parkstrook met 'heemgroen'; dit potentieel aantrekkelijk en groen ingerichte gebied wordt helaas 'overschaduwd' door de geluidswerende constructie langs de snelweg.
d.
de woongebieden rond de Mr. P.J.M. Aalberselaan e.o., de Gerard Doulaan e.o. en de Kamerlingh Onnesstraat. Deze woongebieden liggen verspreid in het stadshart. Het enigszins geïsoleerd gelegen gebiedje rond de Mr. P.J.M. Aalberselaan is met 3 woonstraatjes 'opgehangen' aan de mr. G. Groen van Prinstererlaan. In de zone langs die laan liggen 3 vrij in groen gelegen autonome complexen, te weten: een schoolgebouw (Palet Noord) van oudere datum (2 bouwlagen + kap) en een recent gerealiseerd gebouw in 1 laag t.b.v. kinderopvang, een gebouw t.b.v. medisch/ sociale doeleinden (o.a. bureau Jeugdzorg) in 2 bouwlagen, plat afgedekt en een bijzondere woonvorm (3 bouwlagen en plat afgedekt). De overige bebouwing betreft woningen in de vorm van eengezinshuizen: in de strook tussen de mr. P.J.M. Aalberselaan en het dr. C. Lelyplantsoen vrijstaande woningen en 2-onder-1-kap-woningen, projectmatig gerealiseerde reeksen geschakelde woningen uit de tweede helft van de jaren '90 centraal in het gebied en 2 lange blokken eengezinsrijenhuizen (omstreeks 1960), waarvan de
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
42
tuinen aansluiten op die van de winkel-/woonhuizen aan de Rembrandtweg. Het woonbuurtje rond de Gerard Doulaan wordt op 2 plaatsen vanaf de mr. G. Groen van Prinstererlaan ontsloten en kent een vrij strak rechthoekig systeem van woonstraatjes met daaraan gelegen lange en middellange reeksen eengezinsrijenhuizen, tezamen een halfopen blokstructuur vormend met in principe duidelijke openbare en private kanten. In de zone aan de mr. G. Groen van Prinstererlaan is sprake van kleinschalige portiekwoningen. Ook is dit buurtje middels 2 straten verbonden met de Pieter Lastmanweg/Handelsweg en daarmee met het Stadshart. In dit buurtje is vrijwel uitsluitend sprake van de woonfunctie; op de hoek Gerard Doulaan/Handelsweg is een politiebureau aanwezig. Tevens worden garages voor meerdere (opslag)doeleinden gebruikt. De stedenbouwkundige structuur rond de Kamerlingh Onnesstraat wordt bepaald door een rechthoekig verloop van enkele woonstraten. Het buurtje bestaat uit een tweetal kantoortorens aan de Burgemeester Haspelslaan, een kantoorgebouw aan de mr. G. Groen van Prinstererlaan, 3 flatgebouwen dwars op de mr. G. Groen van Prinstererlaan en eenzelfde flatgebouw aan de overzijde van de Van Heuven Goedhartlaan.
3.3
Bebouwingskarakteristiek
De bebouwing in het Stadshart onderscheidt zich ten opzichte van de bebouwing in de omliggende woongebieden door een grootschaliger bebouwingsopzet, meer stevige, rechthoekige bouwmassa's en een overwegend platte afdekking. Een uitzondering hierop vormt de winkel-/woonbebouwing aan de Rembrandtweg, welke qua massaopbouw en verschijningsvorm sterk overeenkomt met de meer traditionele woonvorm van twee bouwlagen en een langskap. De oudere winkelgebouwen zijn qua architectuur gedateerd en kunnen plaatselijk, daar waar de 'achterzijde' aan openbaar gebied is gesitueerd, een opwaardering gebruiken. Hetzelfde geldt voor de “zaagtandflats”. De nieuwere winkel- en uitgaansgebouwen hebben een hoogwaardige, eigentijdse vormgeving en materialisering, waarbij vooral aan het Stadsplein e.o. de toepassing van kleurrijke baksteen en veel glas opvalt. Kenmerkend voor de nieuwbouw is ook vooral de aandacht voor de detaillering. Rond het Stadspark ligt het accent van de nieuwbouw eveneens op een strakke, zakelijke vormgeving; op het Handelsplein met bakstenen gevels gecombineerd met een koperen gevelbeplating. Aan de noordzijde van het park bestaan de gevelelementen uit een gebakken product, afgewisseld met beton en glas én aan de binnengevels een vlakke aluminium beplating. Het kantoorgebouw aan de oostzijde van de Van Heuven Goedhartlaan (nutsbedrijf) is nu nog in 2 bouwlagen en plat afgedekt; de gedateerde verschijningsvorm vraagt, mede gezien de ingezette modernisering van het Stadshart, om een grondige opwaardering. Zie tevens § 4.10 met betrekking tot ontwikkelingen rond dit gebouw aan de Van Heuven Goedhartlaan. De meanderwoningen zijn zorgvuldig ontworpen in een baksteenarchitectuur met specifieke raamvormen en detaillering; gesproken kan worden van een karakteristieke en waardevolle bebouwing. De vrijstaande en dubbele woonhuizen rond de Aalberselaan zijn overwegend in 2 bouwlagen met een kap met een vrij traditionele vormentaal en materialisatie, zonder opvallende architectonische waarden. De oudere eengezinsrijenhuizen zijn 2 lagen met een langskap: ook hierbij is de vormgeving en materialisatie traditioneel (baksteen en pannen) en kan gesproken worden van aandacht voor het detail, zonder uitbundig te worden. De meer recente geschakelde woningen kenmerken zich door een fijnzinnige en expressieve vormgeving in deels 2 bouwlagen en een kleinere 3e bouwlaag, plat afgedekt. Het oudere schoolgebouw Palet Noord is in 2 bouwlagen met een langskap, baksteen (rood/bruin) voor de gevels en pannen (rood) op het dak; de kinderopvang
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
43
is gehuisvest in een gebouw opgetrokken uit een hout-skelet-systeem in 1 laag met een eigentijdse uitstraling. Het zorggebouw heeft een plastische massa-opbouw en bestaat uit donker metselwerk in 2 bouwlagen, plat afgedekt. Het gebouw met bijzondere woonvorm is 3 bouwlagen en vrij traditioneel gematerialiseerd. Het buurtje rond de Gerard Doulaan kenmerkt zich in een sterke samenhang door een eenduidige vormentaal en materialisatie. De portiekwoningen zijn in 3 lagen met een langskap en qua signatuur sterk verwant met de eengezinsrijenhuizen, bestaande uit 2 bouwlagen en een langskap. De woonstraatjes zijn smal, de voortuinen bescheiden. Opvallend is het gemoedelijke karakter, onder meer door het toepassen van metselwerk voor de gevels (bruin) en keramische pannen (rood) en de aandacht voor de detailleringen: het toepassen van b.v. een plint, rollagen, penanten en aansprekende entreepartijen. Een specifiek kenmerk van de bebouwing is voorts de toepassing van ijl-gedetailleerde stalen kozijnen en ramen. Al met al is sprake van een karaktervol gebiedje met een geheel eigen identiteit. De kantoorgebouwen rond de Kamerlingh Onnesstraat betreffen torentjes van 5 en 6 bouwlagen, in metselwerk uitgevoerd en met een plat dak; het kantoorgebouw aan de mr. G. Groen van Prinstererlaan is 4 bouwlagen, plat afgedekt. De flats zijn 6 verdiepingen op een onderbouw, deugdelijk, maar verder niet bijzonder aansprekend vormgegeven. De tekst voor dit hoofdstuk is grotendeels ontleend aan de welstandsnota van de gemeente Amstelveen. Voor een verdere uitwerking en detaillering van de woonwijken wordt verwezen naar de welstandnota (www.amstelveen.nl). Voor het plangebied is geen beeldkwaliteitsplan opgesteld.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
44
4 FUNCTIONELE BESCHRIJVING EN OVERIGE ASPECTEN Binnen het bestemmingsplangebied wordt het hele gebied (winkels, kantoren en woningen) aangeduid als plangebied. Indien wordt gesproken over het Stadshart of het stadscentrum dan wordt het gebied bedoeld rondom het Stadsplein, het Buitenplein en het Nieuwe Loopveld inclusief de culturele instellingen.
4.1
Bevolking en wonen
Amstelveen is verdeeld in 17 wijken die sterk variëren in grootte en karakter. Dit plangebied bevat alleen het centrumgebied, bestaande uit het stadscentrum en directe omgeving. Per 1 januari 2006 was het aantal inwoners 3.488. Op een totaal van 78.806 is dat 4,43 % van de totale bevolking van Amstelveen. Dit is een relatief gering percentage. Dit komt omdat het stadshart een centrumgebied is met veel detailhandel en veel culturele voorzieningen. In deze cijfers is meegenomen een gering gebied direct ten westen van het plangebied. Dit komt omdat het gebied bij de wijkindeling voor de statistiek groter is dan het bestemmingsplangebied. De woningen zijn als zodanig bestemd. De woningen gesitueerd boven de bestemming centrumvoorzieningen zijn apart aangeduid.
4.2
Winkels en horeca
Winkels Het detailhandelsaanbod in Amstelveen is hiërarchisch opgebouwd: het Stadshart heeft een functie als centrum voor de hele gemeente, maar ook voor de regio. Het centrum van Amstelveen telt 158 winkels, waarvan 23 winkels vallen onder het dagelijks aanbod (supermarkten, food-speciaalzaken, drogisterijen, parfumerieën) en 135 winkels onder het niet-dagelijks aanbod. Naast deze detailhandelsfunctie heeft het Stadshart een horeca-, commerciële, woon-, werk-, culturele en recreatieve functie. Het Stadshart is hiermee voor Amstelveen meer dan een winkelcentrum. Het heeft een functie als middelpunt op sociaal, cultureel en commercieel vlak, met bijbehorende uitstraling en kwaliteiten. Het Stadshart van Amstelveen heeft het grootste aanbod in dagelijkse artikelen van de stad. Dit wordt veroorzaakt door een grote, moderne supermarkt, speciaalzaken en ook het grote aantal drogisten. Meest kenmerkend voor het Stadshart is het aanbod van niet-dagelijkse artikelen, uitermate geschikt voor 'kijken en vergelijken' oftewel 'funshoppen' of 'recreatief winkelen'. De aanwezigheid van aanvullende functies, zoals horeca, 2 markten, culturele instellingen, bibliotheek, congrescentrum en Cobra museum maken het een stadscentrum dat meer is dan alleen winkelen. Mede door deze mengeling van functies heeft het centrum een sterke regionale functie: 56% van de bezoekers komt van buiten Amstelveen en zorgen voor een even zo groot deel van de omzet. Met name Aalsmeer, Ouder-Amstel en Uithoorn zijn leveranciers van klanten in het Stadshart. In iets mindere mate Amsterdam Zuid en Diemen. Het Stadshart functioneert over het algeheel goed. Beleid komende jaren De functie en betekenis van het Stadshart voor Amstelveen is onbetwist: dé plek voor funshoppen, cultuur en uitgaan. Door de beperkte omvang van de stad is er geen tweede funshopcentrum nodig. Het uitbreiden van andere winkelcentra met niet-dagelijkse artikelen op grote schaal zou ten koste kunnen gaan van het Stadshart. Toch ziet de gemeente een aantal verbetermogelijkheden, die vanaf 2007 door de gemeente al worden aangepakt:
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
45
Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
verlevendigen Stadsplein verhogen aantal parkeerplaatsen op maaiveldniveau bouwen van overdekte fietsenstallingen en toevoegen fietsnietjes waar mogelijk verbeteren bewegwijzering
Zoals omschreven neemt het Stadshart een unieke positie in binnen Amstelveen, maar ook daarbuiten. De komende jaren zal er extra aandacht worden besteed aan het Stadsplein, waarvan de gemeenteraad het functioneren wil verbeteren. Ook het ontwikkelen en uitvoeren van Citymarketing zal het Stadsplein en daarmee het Stadshart extra onder de aandacht van het (internationale en regionale) publiek brengen. Ondanks het in het voorjaar 2007 gereed komen van de laatste fase van het Stadshart met de oplevering van een nieuw gebouw op de voormalige postkantoorlocatie, zal de gemeente oog moeten houden voor verbeteringsmogelijkheden van haar centrumgebied. Enigszins excentrisch gelegen, maar wel grenzend aan het Stadshart is de herontwikkelingslocatie van het voormalig Eneco-gebouw aan de Van Heuven Goedhartlaan. Gezien de ligging aan het Stadspark en de nabijheid van allerhande voorzieningen betekent dit een kans voor het Stadshart. Hier zou een invulling met een passende, publiekstrekkende functie het Stadshart als geheel verder kunnen versterken. Voor wat betreft het detailhandelsaspect, de belangrijkste trekker van publiek, is de doelstelling om het kwalitatief hoogwaardige aanbod op niveau te houden. Amstelveen zal zich blijvend moeten onderscheiden van Hoofddorp Centrum, Zuidas en Arena Boulevard en de Amsterdamse Poort. De gemeente kan hier soms geen directe invloed op uitoefenen. Wel kan de gemeente faciliteren in het optimaliseren van de openbare ruimte, meewerken aan ontwikkelingen die de positie van het Stadshart verder versterken, projecten en samenwerking initiëren etc. Kwaliteit is bij al deze ontwikkelingen het uitgangspunt, kwantiteit is hieraan ondergeschikt, maar telkens wel een punt van afweging. Indien een gewenste aanvulling op het huidige aanbod in het Stadshart kan worden bereikt door het beperkt toevoegen van winkelruimte, of verandering in het bestemmingsplan, zal de gemeente per geval overwegen of de versterking wenselijk is. In beginsel wordt versterking wenselijk geacht. De vrijdagsmarkt en de biologische markt vervullen zowel zelfstandig als in aanvulling op andere functies in het Stadshart een positieve rol. Uitbreiding van de markten is niet aan de orde. Behoud en daar waar mogelijk versterking is het devies. Horeca De horeca in het Stadshart vervult een zelfstandige functie (is 's avonds open en trekt bezoekers aan) en heeft daarnaast een ondersteunende functie voor het winkelcentrum. Aan het Stadsplein heeft de horeca ook een ondersteunende functie voor de cultuurstrip. Twee horecagelegenheden zijn als zodanig opgenomen in het bestemmingsplan. Dit zijn het Japanse restaurant Tanuki en het horecapaviljoen welke in het stadspark wordt gerealiseerd. Tevens zijn er 14 horecavestigingen aanwezig, welke zijn ondergebracht onder de bestemming Centrum. Het betreft een drietal lunchrooms (type I), zeven (fastfood)restaurants (type II) en vier (eet)café's (type III). Horeca type IV (dancings, discotheken, nachtclubs) komt niet in het plangebied voor. De ondergeschikte horeca in warenhuizen, alsmede bij de Schouwburg Amstelveen, het congrescentrum en het poppodium P60, zijn ondergebracht bij de bestemmingen Centrum en Maatschappelijk. Beleid voor de komende jaren De gemeente stelt zich ten doel de horecasector in Amstelveen te versterken en te stimuleren. Voor het Stadshart geldt dat het Stadsplein bruisender wordt gemaakt door meer activiteiten zoals evenementen te organiseren. De horeca-ondernemers worden hier nauw bij betrokken, er wordt integraal gewerkt. Een aantal horeca-ondernemers aan het Stadsplein heeft de mogelijkheid om de terrassen groter te maken dan anno 2008 aan ruimte wordt benut, voorliggend bestemmingsplan bestendigt deze mogelijkheid. Verder wordt ondersteunende horeca in winkels toegestaan, mits het een nevenactiviteit is en niet het hoofddoel.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
46
4.3
Bedrijven en kantoren
Bedrijven In het Stadshart zijn diverse dienstverlenende instellingen aanwezig. Dit zijn: banken, uitzendbureaus, reisbureaus, een postkantoor, een stomerij, de ANWB, een rijwielstalling en een makelaarskantoor. Deze dienstverlening is ondergebracht bij de bestemming Centrum. Achter de winkels aan de Rembrandtweg bevinden zich kleinschalige bedrijfjes. Het gaat om bedrijven die uit oogpunt van milieucategorie (1 en 2) passend zijn in de nabijheid van woningen en winkels. Kantoren Binnen het plangebied zijn diverse kantorencomplexen aanwezig. Het betreft voornamelijk zelfstandige kantoren, gelegen aan het Handelsplein, ten oosten van de Van Heuven Goedhartlaan en ten westen van de Burgemeester Haspelslaan. Op de kruising Rembrandtweg en Mr. G. Groen van Prinstererlaan zijn twee kantoorgebouwen gerealiseerd als herkenbare noordelijke entree van het Stadshart. De kantoren gesitueerd boven de bestemming Centrum zijn apart aangeduid.
4.4
Maatschappelijke functies
Binnen het Stadshart komen diverse maatschappelijke functies voor. Het betreft hier het politiebureau, een basisschool, naschoolse opvang, een kinderdagverblijf, de centrale Bibliotheek, het Poppodium, het Cobra Museum, de Dans- en Muziekschool, de Kunstuitleen en de Volksuniversiteit.
4.5
Verkeer en vervoer
Verkeer In het categoriseringsplan van de gemeente Amstelveen zijn de Beneluxbaan en de Keizer karelweg als gebiedsontsluitingswegen aangegeven (max. 50 of 70 km/uur). De Mr. G. Groen van Prinstererlaan, de Van Heuven Goedhartlaan, de Meander (tot aan busstation), de Keerpuntweg, de Rembrandtweg (naar noorden vanaf aansluiting met de Pieter Lastmanweg), de Pieter Lastmanweg en de Burgemeester Haspelslaan zijn wijkontsluitingswegen (max. 50 km/h). Alle overige wegen zijn erftoegangswegen (max. 30 of 50 km/uur). Het beleid is om zoveel mogelijk de erftoegangswegen in te richten als 30 km/u gebied. In het plangebied worden geen wijzigingen van de wegenstructuur voorzien binnen het plangebied. Direct buiten het plangebied aan de zuidzijde is gesitueerd de Rijksweg A9. Hiervoor wordt een verbreding gedacht te realiseren (zie § 4.11). Openbaar vervoer Tram en metro Een sneltram (metrolijn 51) verbindt het stadshart met de wijk Westwijk (eindpunt halte Loethoelilaan) en met het World Trade Center en het oosten en het centrum van Amsterdam. De tramlijn 5 verbindt het stadshart (eindpunt Binnenhof) met het World Trade Center en het centrum van Amsterdam. Busroutes Het plangebied is zoals blijkt uit de dienstregelingen per december 2007 bereikbaar met de volgende buslijnen, streekbussen, het Schiphol Sternet en de Zuidtangent. Hier worden geen straten genoemd waarover de bussen rijden, aangezien de bussen na het verlaten van het busstation ook vrijwel direct het stadshart en daarmee het plangebied verlaten. Beginnende en eindigende lijnen busstation Stadshart:
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
47
Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
BBA lijn 125 (Amstelveen busstation – Utrecht) Streeklijn 149 (Uithoorn – Amstelveen busstation) Streeklijn 165 (Amstelveen busstation – Amsterdam Zuid/WTC, via Bankras/ Amstelveen Oost) Streeklijn 166 (Amstelveen busstation – Amsterdam Zuid/WTC, via Amstelveen west/ Raadhuis) Streeklijn 186/187 (Amstelveen busstation - Schiphol oost - Schiphol Plaza)
Doorgaande lijnen via busstation: Ÿ Streeklijn 142/144/170 (Wilnis-Uithoorn- Amstelveen busstation-Amsterdam CS) Ÿ Streeklijn 171 (Aalsmeer – Amstelveen busstation – Amsterdam Zuid/ WTC) Ÿ Streeklijn 172 (Kudelstaart – Aalsmeer – Amstelveen busstation – Amsterdam CS) Ÿ Streeklijn 175 (Haarlem NS – Amstelveen busstation – Amsterdam Bijlmer/Arena) Ÿ Schiphol Sternet lijn 199 (Amsterdam Zuid/ WTC – Amstelveen busstation – Amstelveen Zuid- Schiphol oost-Schiphol Plaza) Ÿ Zuidtangent lijn 300 (Haarlem NS – Hoofddorp – Schiphol-centrum – Amstelveen busstation – Amsterdam Zuid-Oost station Bijlmer/Arena). De bereikbaarheid van het plangebied met het openbaar vervoer is zeer goed. De bereikbaarheid van andere wijken is goed aangezien vanuit het plangebied bijna alle verbindingen lopen naar andere wijken. Ontwikkelingen per medio 2006. Vanaf 28 mei 2006 zijn in Amstelveen de GVB buslijnen overgenomen door vervoermaatschappij Connexxion. Dit is gebeurd omdat Connexxion en GVB in Amstelveen geen onderlinge concurrentie konden voeren waardoor er geen lijnontwikkeling plaatsvond. In overleg met het ROA is afgesproken om in Amstelveen een aantal wijzigingen door te voeren, overeenkomstig de eind 2005 door het college vastgestelde kaders waarbinnen openbaar vervoer verzorgd moet worden. Hierin was met name belangrijk dat inwoners van Amstelveen vanuit alle wijken direct kunnen reizen naar het busstation Amstelveen en (intercity)station Amsterdam Zuid/WTC. Het ziekenhuis Amstelveen en het raadhuis zouden zoveel als mogelijk rechtstreeks of met maximaal één overstap (op busstation Amstelveen) bereikbaar moeten zijn. De gevolgen zijn, dat stadslijn 65 verdwijnt, dat streeklijn 165 ongewijzigd blijft en dat streeklijn 166 vanaf het busstation naar het zuiden als streeklijn 165 verder gaat. Het gevolg is dat de wijken Bankras en Kostverloren een directe verbinding krijgen met het raadhuis en dat het Oude Dorp en Patrimonium een rechtstreekse verbinding krijgen met het busstation Amstelveen. Verdere ontwikkelingen zijn om Schiphol sternet lijn 199 op termijn door de wijk Waardhuizen te laten rijden in plaats van eromheen. Een groot aantal buslijnen maakt gebruik van de diverse gebieds- en wijkontsluitingen in dit gebied. Om de huidige doorstroming te verbeteren en toekomstige problemen te voorkomen, is het noodzakelijk om de kwaliteit van de wegen te optimaliseren. Toekomstige aanpassingen aan de wegenstructuur in het plangebied moeten deze optimalisering mogelijk maken. Het faciliteren van de Noord/Zuidlijn en het behoud van en versnellen van het Openbaar Vervoer op de corridor Keizer Karelweg en Amsterdamseweg ten noorden van het Busstation, behoren tot de mogelijke ontwikkelingen. Langzaam verkeer Het plangebied wordt doorkruist door fietsroutes. De fietsroutes lopen bij voorkeur via vrijliggende fietspaden en fietsstroken. Soms kan het noodzakelijk blijken fietsroutes via wegen te leiden waarop verkeer gemengd wordt afgewikkeld. In het Stadshart zijn verschillende fietsenstallingen. In Bink's Rijwielen is een bewaakte en overdekte stalling. In het plangebied zijn fietsroutes gelegen die deel uitmaken van het regionale Fietsnetwerk, dat aansluit op alle belangrijke OV-knooppunten in de regio. Dit netwerk functioneert als toetsingskader bij de aanvraag van subsidies voor regionale fietsprojecten. Op korte termijn (tot 2010) is het doel om ontbrekende regionale (hoofd)routes van het fietsnetwerk te realiseren. Tot 2015 is het voornaamste doel alle bestaande verbindingen van het regionale fietsnetwerk te laten voldoen aan de eisen. De routes door Amstelveen Stadshart vormen een soort vierkant om het hart heen:
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
48
Ÿ fietsroute Beneluxbaan; Ÿ fietsroute Ouderkerkerlaan; Ÿ fietsroute Keizer Karelweg; Ÿ fietsroute Groen van Prinstererlaan. Ook de Rembrandtweg maakt deel uit van het regionale fietsnetwerk. Parkeren Het beleid met betrekking tot parkeren is als volgt: in geval van nieuwbouw moet de initiatiefnemer zorgen voor voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein. In het Stadshart kan worden geparkeerd in de volgende vier overdekte parkeergarages, met in totaal 2530 parkeerplaatsen: Stadsplein (925 plaatsen); Vervoerscentrum (600 plaatsen); Parking V&D (475 plaatsen) en Handelsplein Parkeergarage (530 plaatsen). De overdekte parkeerplaatsen zijn op de plankaart als zodanig aangeduid. Het beleid op dit punt is neergelegd in de vastgestelde parkeernota 2005-2010. De parkeerdruk in sommige delen van de wijk is boven gemiddeld. In het Stadshart is momenteel voldoende parkeercapaciteit. De parkeervraag kan in sommige delen van de wijk hoger zijn dan het parkeeraanbod en een hoge parkeerdruk opleveren. Op enige afstand kan echter nog voldoende beschikbare parkeergelegenheid zijn. Dus: over het gehele Stadshart gezien is er voldoende parkeercapaciteit. In het plangebied geldt een systeem van belanghebbende parkeren. Overige aspecten Bij de inrichting van de bestemming Verkeer dient rekening te worden gehouden met de bereikbaarheid van gebouwen voor minder validen en met de sociale veiligheid van de (woon)omgeving.
4.6
Cultuurhistorie
Archeologische vindplaatsen, historische landschappen en monumentale gebouwen vertellen over het verleden en vormen samen onze cultuurhistorie. Cultuurhistorische waarden zijn heel belangrijk voor het karakter en de herkenbaarheid van een stad, een dorp of een gebied. Het meewegen van cultuurhistorie speelt een steeds belangrijkere rol bij de inrichting van de ruimte. In de Nota Belvedère schetst het Rijk het belang van cultuurhistorische waarden en de wijze waarop deze waarden kunnen bijdragen aan het landschap van de toekomst. In nieuwe ruimtelijke plannen moet voortaan getoetst worden wat de effecten zijn op de cultuurhistorische waarden. Voor planologen, architecten en stedenbouwkundigen kunnen cultuurhistorische waarden inspirerend werken. Door ze te betrekken bij de inrichting van onze ruimte, worden de band met het verleden en de identiteit van dorp, stad of streek versterkt. Dat kan heel concreet en kleinschalig gebeuren, met het markeren van funderingen in de bestrating van een plein. Maar cultuurhistorie is ook in te passen in ruimtelijke ontwerpen. Bijvoorbeeld door een archeologische vindplaats als groenlocatie te bestemmen, of door historische waterlopen en verkavelingspatronen als uitgangspunt te nemen voor de plattegrond van een nieuwbouwlocatie. De geschiedenis van de huidige gemeente Amstelveen is betrekkelijk jong. De oudste delen van het Stadshart zijn onmiskenbaar producten van de tweede helft van de vorige eeuw. De planningsgeschiedenis van het centrum van Amstelveen begint in de jaren vijftig. Aan de Rembrandtweg, die de toegangsweg naar het nog te realiseren winkelcentrum vormde, zijn in 1955 ongeveer 30 winkels geopend. Het centrum werd in de loop van 1961 geopend: “Plein 1960”. Het Binnenhof was een grote rechthoekige binnenplaats, waar men onder luifels rustig zou kunnen winkelen. De Galerijflats, in de volksmond 'Zaagtandflats' genoemd, aan de noordzijde van het plein, waarmee het centrum werd afgesloten van de achterliggende wijk, vormen een tegenstelling met het rechte Binnenhof. Aan de zuidkant is het centrum begrensd door hoge torenflats, afgewisseld door lage flatgebouwen met daar tussen groenstroken. De grondvorm van de flats is slingerende ofwel meandervormige woonblokken, vandaar de naam 'Meanderflats'. De vrijdagse weekmarkt - in 1953 begonnen aan de Oude Karselaan – verhuisde in 1961 naar het centrum.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
49
Op 6 juni 1973 werd de eerste, beschilderde, paal geslagen voor het Cultureel Centrum Amstelveen (CCA). Totdat op 4 januari 1975 het CCA geopend werd, fungeerde de aula van het Casimir lyceum als voorstellingsruimte. Het CCA bestond uit een grote theaterzaal en een bioscoop (Oscar). Eind jaren tachtig werd duidelijk dat er iets met het centrum moest gebeuren. Uitbreidingen en vernieuwingen van concurrerende centra in de regio maakten het noodzakelijk om het centrum van Amstelveen een nieuwe impuls te geven. In 1989 werd dan ook het winkelcentrum “Plein 1960” gerenoveerd; het werd overdekt en uitgebreid. Dat was bij lange na niet voldoende. Een verregaande metamorfose kon niet uitblijven en zo werd een ambitieus plan ontwikkeld. Het winkeloppervlak zou flink worden uitgebreid en er zouden meer horecagelegenheden komen. De culturele functie van het vernieuwde Stadshart zou vooral worden versterkt door de komst van het Cobra Museum. Ook werd plaats ingeruimd voor een groot aantal nieuwe, luxe woningen. In 1991 koos de gemeenteraad voor een ontwikkeling volgens het scenario 'beperkte veranderingen'. Als meest gewenste organisatievorm werd gekozen voor de publiekprivate samenwerking (PPS). Binnen dat verband kon een bundeling ontstaan van kennis en inzicht en kon de gemeente meeprofiteren van de waardestijging van onroerend goed en participeren in de ontwikkeling. In 1998 werd het Stadshart geopend. Aan de geplande cultuurstrip, met de muziekschool, volksuniversiteit en een nieuwe openbare bibliotheek annex kunstuitleen, is pas in 1999 begonnen. Het CCA werd Schouwburg Amstelveen en bioscoop Oscar werd Cinema Amstelveen.
4.6.1. Historische geografie en (steden) bouwkunde Historische bouwkunde of bouwhistorie richt zich op verschillende aspecten van de gebouwde omgeving. Enerzijds is het onderzoek gericht op stedenbouwkundige structuren en ontwikkelingen die zich daarin hebben voorgedaan. Hierbij zijn aspecten als het stratenpatroon, de aanleg van bolwerken, de uitbreidingswijken in de 19e en 20e eeuw van belang. Een ander deel van het bouwhistorisch onderzoek is gericht op de geschiedenis van een gebouw of zelfs van onderdelen van gebouwen. Oude panden hebben vaak een langdurige geschiedenis van verbouwingen achter de rug, waardoor hun huidige voorkomen niet onmiddellijk duidelijk maakt welke geschiedenis ze achter de rug hebben. Daarom is soms gedetailleerd onderzoek nodig naar het gebruikte bouwmateriaal en de constructies. Bouwhistorisch onderzoek levert belangrijke informatie ten behoeve van de restauratie of de functiewijziging van een gebouw of voor het opnieuw inrichten van een deel van een dorp of stad en voor Amstelveen met name de inrichting van de parken. De historische geografie bestudeert de ontwikkeling van het ruimtegebruik. De historische geografische structuren bestaan onder meer uit kavelpatronen, wegenen waterlopen en dijken. Historisch geografische structuren en patronen vertellen samen met de archeologie en historische stedenbouw, het verhaal van onze geschiedenis en maken onderdeel uit van de kwaliteit van de leefomgeving. Door de ontwikkeling als Stadshart met een concentratie van warenhuizen en winkels, horeca en cultuur is geen sprake meer van enige landschappelijke waarde. Ook het aangelegde Stadspark heeft thans nauwelijks landschappelijke waarde. Het groen heeft als onderdeel van de ecologische verbindingszone wel enige betekenis, maar heeft nauwelijks landschappelijke waarde. Tevens is de opbouw van het Stadshart van een zo recente datum, dat van een historische stedenbouw nog geen sprake kan zijn. Ook op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Holland staat voor dit plangebied niets vermeld.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
50
4.6.2. Archeologie Archeologie staat tegenwoordig hoger op de agenda dan ooit. Nieuw beleid op lokaal, regionaal, nationaal én Europees niveau heeft de maatschappelijke betekenis van de archeologie een andere inhoud gegeven. Door de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta, 1992) heeft Nederland zich verplicht tot het beschermen van het archeologisch erfgoed. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologische erfgoed waar mogelijk te behouden. Voortaan moeten archeologische waarden worden meegewogen in ruimtelijke besluitvormingsprocessen, net als economische belangen en natuurwaarden. Met de herziening van de Monumentenwet 1988 (een consequentie van Malta) wordt dat wettelijk verplicht. Het is ook een uitgangspunt van de Nota Belvedère, waarin het Rijk aandacht vraagt voor cultuurhistorie - en dus ook archeologie - in de ruimtelijke inrichting van ons land. Nagedacht moet worden over de rol die het oude kan spelen in de vormgeving van onze nieuwe omgeving. Op 4 april 2006 heeft de Tweede Kamer de Wet op de archeologische monumentenzorg aangenomen. Deze wet voorziet onder meer in een ingrijpende wijziging van de Monumentenwet 1988. In de Wet op de archeologische monumentenzorg is het doel van het in 1992 gesloten Verdrag van Valletta (Malta) verwerkt, te weten: bescherming van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Om dat doel te bereiken moet de wetgever het archeologisch erfgoed betrekken bij de ruimtelijke ordening. Tevens dient de financiering van het archeologisch onderzoek en het behoud in de bodem worden geregeld. Kern van het wetsvoorstel is dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrenzen. Verder wordt het verrichten van opgravingen aan de markt overgelaten. Op de cultuurhistorische waardenkaart (CHW-kaart) van de provincie Noord-Holland zijn in dit plangebied geen van enige waarde zijnde archeologische vondsten aangegeven. De CHW-kaart is echter een kansenkaart en geeft alleen aan werkelijke archeologische vindplaatsen waarvan de coördinaten bekend zijn. Archeologische vondsten zijn te verwachten in de niet-uitgeveende gedeelten van de gemeente (Bovenlanden), de historische dijklinten, de gebieden langs de Amstel en in de Bovenkerkerpolder. Dat wil niet zeggen, dat in het plangebied van het Stadshart geen enkele archeologische vondst kan worden gedaan. Dat is echter in het plangebied minder waarschijnlijk. Op het gebied van archeologie is op 1 september 2007 nieuwe wetgeving in werking getreden. Dit betreft de Wet op de archeologische monumentenzorg. De wijziging van de Monumentenwet 1988 als gevolg van het Verdrag van Valletta (Malta) heeft geen gevolgen voor het Stadshart.
4.6.3. Monumenten Archeologische vindplaatsen van zeer hoge waarde kunnen krachtens de Monumentenwet 1988 als Rijksmonument of krachtens de Provinciale Monumentenverordening 2001-2004 als provinciaal monument beschermd worden. Tevens kunnen gemeenten door middel van hun eigen erfgoedverordening (voorheen monumentenverordening) archeologische vindplaatsen beschermen. Activiteiten die een aantasting van het wettelijke beschermde monument betekenen zijn pas mogelijk als daarvoor door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vergunning verleend is. Het Stadshart is zo recent, dat er geen rijksmonumenten aangewezen dan wel voorgedragen zijn. Ook op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Holland staat voor dit plangebied niets vermeld. In dit deelgebied zijn geen provinciale of gemeentelijke monumenten. Er is geen gebied aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988, danwel op grond van een gemeentelijke verordening.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
51
4.7
Landschap en ecologie, groenstructuur
Landschap en ecologie Door de ontwikkeling als Stadshart met een concentratie van warenhuizen en winkels, horeca en cultuur zijn er geen landschappelijke kenmerken aanwezig in het Stadshart. Ook het aangelegde Stadspark heeft thans nauwelijks landschappelijke waarde. Het groen heeft als onderdeel van de ecologische verbindingszone wel enige betekenis, maar heeft nauwelijks landschappelijke waarde. Groene hoofdstructuur Volgens de kaart hoofdgroenstructuur, behoort nagenoeg al het groen in het plangebied tot de hoofdgroenstructuur. Het stadsplein is een stenige ruimte, centraal gelegen in de westelijke helft van het stadshart. De oostelijke helft van het Stadshart heeft daarentegen een groen karakter, doordat de openbare buitenruimte in die sfeer is ingericht. Aanknopingspunt daartoe is de parkstrook langs de Gerard Doulaan en de Judith Leysterweg, die als een groen lint met waterpartijen vanuit het noorden het centrumgebied binnenkomt. Bij de Handelsweg gaat deze parkstrook over in het nieuw aangelegde stadspark (2005). Het groene stadspark en het stenige Handelsplein vormen elkaars tegenhanger aan weerszijden van de Handelsweg. Deze weg zal door haar boomrijke karakter en uitnodigende en sfeervolle profiel een belangrijke routing vormen voor voetgangers tussen het eindpunt van tramlijn 5 en het stadsplein. Aan de zuidzijde ligt het heemgroen van het Meanderpark. De identiteit van dit park wordt bepaald door de ruimtelijke samenhang met de torens en flats aan de Meander. De entrees vanuit het centrum naar het Meanderpark bij de Keizer karelweg en bij de Beneluxbaan dienen ruimtelijk te worden vormgegeven en beter zichtbaar gemaakt te worden. Zij maken deel uit van de totale stedelijke groenstructuur. Het Dr. C. Lelyplantsoen langs de Keizer Karelweg manifesteert zich als de groene buitenruimte die bij het museum hoort. Hierbij aansluitend zal de mr. G. Groen van Prinstererlaan als wijkontsluitingsweg en de daarlangs gelegen groenstrook als een groene overgang tussen het zich vernieuwende Stadshart naar de bestaande noordelijke woonbuurten behouden moeten blijven. De woonbuurt tussen de mr. G. Groen van Prinstererlaan en het stadspark heeft een ruimtelijke en functionele relatie met het park door een ruime opzet van het groen rondom de woontorens. Deze groenstructuur voor het hart past prima binnen het grid-patroon dat als Amstelveens groene raamwerk uiteen wordt gelegd. De duidelijke oost-west en noord-zuid groenlinten voor het Stadshart ondersteunen het groenstructuurplan. De bomenrijen langs de Keizer Karelweg, Rembrandtweg en Van Heuven Goedhartlaan onderstrepen het belang van deze wegen als toegangswegen voor het Stadshart. Door de consequente boombehandeling van de Meander en de entree naar het Stadsplein wordt de oost-westlijn opgepakt, terwijl de Meander hierdoor niet meer als achterkant van het Stadshart zal fungeren.
4.8
Sociale veiligheid en bluswatervoorziening
Sociale veiligheid In het verleden werd bij het plaatsen van openbare verlichting weinig rekening gehouden met de verlichting van achterpaden. Uit oogpunt van sociale veiligheid is ook deze verlichting noodzakelijk. Indien er sprake is van particulier eigendom wordt geen openbare verlichting geplaatst. Wel wordt gestreefd naar het aanlichten van achterpaden vanaf de openbare weg. Bluswatervoorziening De brandweer heeft water nodig bij het bestrijden van brand. Primair wordt dit gedaan door middel van het drinkwaternet, maar wanneer de brand groter wordt van omvang is secundaire waterwinning van belang. Onder secundaire waterwinning wordt verstaan, bereikbare sloten, poelen die aan een aantal eisen moeten voldoen. Het aanwezige water kan tevens worden gebruikt door de brandweer. Dit gebruik is geen strijdig gebruik.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
52
4.9
Kabels, leidingen en straalpaden
kabels De kabels voor elektra en communicatiesignalen zijn voornamelijk gesitueerd onder het wegdek en groenvoorzieningen. Deze leidingen zijn niet opgenomen op de plankaart. leidingen Binnen het plangebied zijn geen hoofdtransportleidingen aanwezig. Direct buiten het plangebied, aan de oostzijde van de Beneluxbaan, ligt een 12" (40 bar) hoofdgastransportleiding. De toetsingsafstand van deze leiding is 30 meter en de minimale bebouwingsafstand is 4 meter. Deze leiding ligt op en minimale afstand van 44 meter van de grens van het plangebied en 56 meter van de eerste bebouwing. Gelet op de afstand van deze leiding tot het plangebied is het niet noodzakelijk een regeling voor leidingen binnen de voorschriften op te nemen. De overige (kleinere) leidingen, veelal gesitueerd onder groenstroken en/of fietspaden, zijn niet apart op de plankaart aangegeven. Met betrekking tot de externe veiligheid en leidingen wordt verwezen naar § 5.5 straalpaden In het plangebied zijn geen straalpaden aanwezig.
4.10 Ontwikkelingen binnen het plangebied Binnen het bestemmingsplangebied is een aantal ontwikkelingen voorzien. Dit betreft het realiseren van een horecapaviljoen in het stadspark conform de op 17 september 2007 verleende bouwvergunning, het herontwikkelen van het Eneco-gebouw aan de Van Heuven Goedhartlaan 10-15 (Amstelveen Arch) en het vergroten van de toneeltoren van de Schouwburg Amstelveen. Tevens vind er een ontwikkeling in het plangebied plaats welke nog niet voldoende is uitgewerkt om op te nemen in het bestemmingsplan. Dit betreft het vergroten van de basisschool "Het Palet Noord". Hieronder volgt per ontwikkelingslocatie een beschrijving van de ontwikkelingen die in het plangebied plaatsvinden. Ÿ Horecapaviljoen Stadspark Het horecapaviljoen vormt een onderdeel van het Stadspark en behoort tot het project Stadshart. Voor de ontwikkeling en realisatie van het project Stadshart is in 1993 opgericht de Stadshart Amstelveen Ontwikkelingsmaatschappij C.V. (SAO). De SAO fungeert dan ook als opdrachtgever van het paviljoen. De realisatie van het paviljoen vormt het sluitstuk van het Stadshartproject. De realisatie is voorzien in 2008. De gemeente wilde haar tuinstedelijke traditie ook in het nieuwe Stadshart tot uiting laten komen. Een compact stadspark met een sterk architectonisch karakter was onderdeel van het programma voor het Stadshart. De versterking van de horecafunctie van het Stadshart vormde eveneens één van de doelen van het plan. De horeca heeft een belangrijke ondersteunende functie voor de overige centrumfuncties. In september 1997 is het voorlopig ontwerp gemaakt voor het Stadspark door Atelier Quadrat. Atelier Quadrat heeft zowel het stedenbouwkundig ontwerp voor het Stadshart gemaakt, als het ontwerp voor de buitenruimte. De positie van het paviljoen werd toen al vastgelegd. Er was sprake van een rechthoekig paviljoen aan de rand van het park langs het manifestatieterrein (Handelslplein), gelegen tussen de vijver en de singel.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
53
In maart 1997 is het uitwerkingsplan Stadshart Stadspark en omgeving vastgesteld. In dit plan is rekening gehouden met een paviljoen in één bouwlaag ter grootte van 250 m² bvo (bruto vloeroppervlakte) met een hoogte van 3,50 meter. Op 13 mei 1997 is het uitwerkingsplan goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord Holland. Aanvankelijk was het de bedoeling van de SAO om het paviljoen gelijktijdig met de aanleg van het Stadspark te realiseren. Door de economische teruggang vanaf 2001 haakte de beoogde exploitant-eigenaar af. Het lukte de SAO niet om een belegger te vinden. Er waren alleen geïnteresseerde exploitanten. Maar omdat de SAO een ontwikkelingsmaatschappij is, moest een andere partij gevonden worden om het gebouw in eigendom te nemen. In 2005 werd die partij gevonden, te weten Beijing Mascot B.V. Uit China. In november 2006 heeft de SAO met deze partij een realisatieovereenkomst gesloten. Met het oog op deze transactie heeft het college van Amstelveen op 14 november 2006 besloten de benodigde grond te verkopen aan de SAO. Op 23 januari 2008 is de grond overgedragen. De SAO heeft langdurig onderhandeld met Beijing Mastcot B.V. Deze onderhandelingen gingen niet zozeer over de prijs, als wel over het gebouw zelf. Beijing Mastcot B.V. is voornemens een Chinees specialiteitenrestaurant op te zetten. Men was van mening dat een verantwoorde exploitatie slechts mogelijk is als het restaurant zou worden vergroot. Omdat het grondvlak slechts marginaal kon worden vergroot, is de vergroting van het gebouw gezocht in de toevoeging van een tweede bouwlaag. In de verdieping komen een aantal ruimtes waar in besloten gezelschap gedineerd kan worden. Het oppervlak bedraagt ca. 770 m² bvo. In maart 2007 is het definitieve ontwerp gereed gekomen van architectenbureau Rijnboutt Van der Vossen Rijnboutt B.V. De hoogte bedraagt ca. 11 meter. De verschijningsvorm is vrijwel identiek aan die van het voorlopig ontwerp uit 2002. Er is nog steeds sprake van een uitkragend schuin oplopend dak. Het dak wordt gemaakt van koper, wat goed harmonieert met het naastliggende kantoorpand, dat eveneens een koperen dak heeft. Het park ligt aan de oostzijde naast de eindhalte van de tram (lijn 5) naar Amsterdam. Deze ruimte is onderdeel van een kralensnoer waarin pleinen, hoven, winkelpassages en routes door warenhuizen aaneengeregen zijn. Het winkelgebied gaat hier over in een gebied met overwegend kantoren en woonappartementen. Oorspronkelijk waren op deze locatie een manifestatie- en parkeerveld en de volksuniversiteit gelegen. Het gebied was door een singel, volgens de stedenbouwkundige principes van vijftig jaar geleden, gezoneerd zonder duidelijke ruimtelijke contour. Door de nieuwe begrenzing met woonappartementen aan de oost- en noordzijde en kantoren aan de zuidzijde ontstond 1,75 ha park. Het park is een rustige verblijf- en pauzeplek. Het paviljoen met een terras aan de zuidoosthoek van de spiegelvijver zal het verblijfskarakter versterken. Een brede, granieten trappenpartij legt een verbinding met het Handelsplein en de hieraan gelegen kantoren, parkeergarages en winkelroute. Het paviljoen is nauwkeurig in het park gesitueerd. Het begeleidt de overgang tussen de verschillende niveaus van het voorplein en de vijver. Bovendien vormt het paviljoen aan de andere zijde een logische beëindiging/voortzetting van de singelstructuur. In de ruimtelijke uitwerking van het paviljoen is veel aandacht besteed aan de overgang tussen het park en de ruimte binnen het paviljoen. Diverse middelen zijn ingezet om een zo vanzelfsprekend als mogelijke overgang tussen buiten en binnen te maken: overstekken, niveauverschillen, transparantie, grote terrasdeuren. Ook de keuze van de toegepaste materialen is afgestemd op een precieze inpassing van het paviljoen in het park. Het paviljoen is het laatste onderdeel van het masterplan voor het 'Stadshart' van Amstelveen dat zal worden gerealiseerd. Het zal een nieuwe, unieke plek in Amstelveen worden en het verblijfskarakter van het park versterken: Een paviljoen met betekenis voor het park, het Stadshart, en de hele stad. Daar het ontwerp niet paste binnen het vigerende bestemmingsplan is gekozen voor het planologisch mogelijk maken van deze ontwikkeling via een vrijstellingsprocedure
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
54
ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Ten aanzien van bovenstaande ontwikkeling is reeds een bouwvergunning verleend en is overeenkomstig deze bouwvergunning opgenomen in het bestemmingsplan. Ÿ Eneco gebouw Van Heuven Goedhartlaan 15-17 In 2003 verneemt de gemeente dat de hoofdhuurder Eneco het pand aan de Van Heuven Goedhartlaan 15-17 gaat verlaten. Het gebouw dat eigendom van de Gemeente Amstelveen is, staat hierna voor een groot deel leeg. Op dit moment heeft het kantorengebied tussen de Beneluxbaan en de Van Heuven Goedhartlaan weinig uitstraling. Het perceel Van Heuven Goedhartlaan 15-17 heeft een rommelig karakter en past niet bij de schaal van het Stadshart. Met de komst van de Sociale verzekeringsbank is het karakter van kleinschalig gebied veranderd en verdient het aanbeveling de inrichting van het gebied meer profiel te geven (poortfunctie centrumgebied). De poortfunctie zal worden gecomplementeerd door middel van renovatie en vergroting van de ten noorden van de verlengde Handelsweg gelegen kantoren. Daarbij is het van meet af aan de bedoeling geweest om aan alle zijden van het Stadspark pleinafsluitende gebouwen te realiseren van hoge architectonische kwaliteit. Nu de hoofdhuurder Eneco het pand heeft verlaten geeft dit de gemeente de mogelijkheid gegeven om op deze grootstedelijke ontwikkellocatie een nieuw gebouw met uitstraling te realiseren. De gemeente heeft een Plan van Aanpak (PvA) voor deze locatie opgesteld. Het PvA is in april 2003 vastgesteld door het college van B&W. Een PvA is het startschot voor het maken van een Nota van Uitgangspunten. In deze Nota worden de ruimtelijke-, functionele- en maatschappelijke randvoorwaarden en uitgangspunten beschreven waarbinnen de toekomstige programmadefiniëring en planontwikkeling gestalte dient te krijgen. De Nota van Uitgangspunten voor de locatie Van Heuven Goedhartlaan 15-17 is door de gemeenteraad vastgesteld op 28 april 2004. In de Nota van Uitgangspunten is verwoord dat gestreefd wordt naar een nieuwe functie die iets toevoegt ten opzichte van wat al aanwezig is in het Stadshart. Niet meer van hetzelfde, kortom niet alleen kantoren. De opdracht van de NvU luidde om op deze grootstedelijke ontwikkellocatie een nieuw gebouw met uitstraling te realiseren, een gebouw met een eigen karakter. Gedacht wordt aan een pleinafsluitend gebouw met een hoge architectonische kwaliteit en een functionele invulling die iets toe moet voegen aan het Stadshart. Vervolgens heeft de gemeente een prijsvraag/meervoudige opdracht uitgeschreven, waarop een aantal professionele partijen hun belangstelling hebben getoond de herontwikkeling ter hand te nemen. Een gemeentelijke beoordelingscommissie heeft alle plannen beoordeeld op een groot aantal criteria waarbij de belangrijkste zijn stedenbouw, architectuur en een toevoeging van functies. Uiteindelijk is gekozen voor de architectonische opzet van Claus en Kaan architecten. Deze opzet betreft een volume van circa 25.000 m² met een variatie aan functies zoals o.a. een hotel, appartementen leisure (welness), kantoren en mogelijk een reclamemuseum. Het realiseren van een hotel is altijd uitgangspunt geweest voor de plannen voor het Stadshart, maar er bleken geen marktpartijen bereid hierin te investeren. Het gemeentebestuur is dan ook verheugd dat deze functie onderdeel uitmaakt van het plan voor de Amstelveen Arch. Het gemeentebestuur is ook positief over de ouderenwoningen met service en welnessfuncties. Deze zijn een aanvulling op hetgeen reeds aanwezig is. Het doel van de ontwikkeling is om het gebied een meer dynamischer uitstraling te geven. Een en ander is uitgewerkt in een aantal concrete uitgangspunten: 1. De locatie dient ontwikkeld te worden met een grootstedelijk allure, passend binnen de setting van het stadshart. 2. De ontwikkeling dient in het verlengde van de architectonische ambitie van het stadshart te liggen. 3. Het is van belang dat er hoog ingezet wordt op het mengen, combineren en intensiveren van functies en grondgebruik. 4. Er dient invulling gegeven te worden aan een hoogwaardige inrichting van de (semi) openbare ruimte, waarbij zorggedragen moet worden voor meer levendigheid op begane grondniveau. 5. Het parkeren dient op eigen terrein opgelost te worden. 6. De (semi) openbare ruimte dient toegankelijk te zijn voor verschillende
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
55
7.
8.
bevolkingsgroepen, sociaal veilig en ingericht op intensief gebruik. Bij het ontwerp en de uitvoering van zowel de gebouwen als de omgeving dient aandacht aan de (sociale) veiligheid te worden besteed. De plaatsing van straatmeubilair kan van invloed zijn op de sociale veiligheid. Straatmeubilair moet weloverwogen worden toegepast. Uiteraard moet straatmeubilair zodanig worden geplaatst dat gebouwen bereikbaar blijven voor ambulance, brandweer en de vuilophaaldienst. De uiteindelijke concrete invulling voor de locatie moet er opgericht zijn dat de gebruikswaarde van de locatie vermeerderd, de belevingswaarde wordt verhoogd, en de toekomstwaarde groter wordt.
De volgende ruimtelijke randvoorwaarden zijn voor het perceel opgesteld: Ÿ Het programma is circa 25.000 m2 bruto vloeroppervlak (exclusief parkeergarage). Ÿ De maximale footprint van de locatie is 83.86 bij 50.28 meter (lengte x breedte). Ÿ De bebouwingshoogte van de hoofdbebouwing van de nieuwbouw is maximaal 42 meter met een toegelaten overschrijding van 5 meter voor technische ruimten, tot een maximum van 25% van het totale dakoppervlak. Ÿ Het verdient aanbeveling de bebouwing voor de rooilijn van de hoofdbebouwing aan te sluiten bij de hoogte van de aangrenzende woningen (21 meter) en de hoogte van de kantoren aan de noord en oostzijde van de locatie (12 tot 21 meter). Ÿ Strakke rooilijnen richting het stadspark, zodanig dat het park is ingekaderd. Het gebouw dient samen met de naastgelegen toren een wand te vormen richting het stadspark. De nieuwbouw vraagt richting het park om een autonoom gebouw dat qua geveldetaillering niet te veel lijkt op de naastgelegen toren. Door met name de vormgeving (de symboliek van een stadspoort) is de architectuur van de nieuwbouw uniek en onderscheidend in zijn omgeving. Uit te werken bestemming Op dit moment is het plan onvoldoende uitgewerkt om op te nemen in het bestemmingsplan. Duidelijk is dat er een bepaalde ontwikkeling moet gaan plaatsvinden, maar de details zijn nog niet bekend. Dan kan in een bestemmingsplan de bestemming 'uit te werken' worden opgenomen. Binnen deze uit te werken bestemming moeten wel enkele uitwerkingsregels worden opgenomen, zodat al wel enig inzicht bestaat in wat er komen gaat. Als de details dan bekend zijn, kan de bestemming worden uitgewerkt in een gedetailleerd plan of worden meegenomen in het bestemmingsplan. Aangezien het perceel Van Heuven Goedhartlaan 15-17 uitsluitend een ontwikkelingslocatie is, is gekozen voor een uit te werken bestemming Gemengd. Dit omdat er diverse functies op het betreffende perceel gerealiseerd zullen worden. Uitwerkingen van het bestemmingsplan zijn mogelijk volgens artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Het voordeel van deze plannen is dat nu nog niet alle details bekend hoeven te zijn of een ontwikkeling nog niet direct in gang behoeft te worden gezet. Als het 'moederplan' wordt uitgewerkt moet daarvoor een procedure worden doorlopen. Deze procedure staat in de voorschriften beschreven. Ÿ Toneeltoren Schouwburg Amstelveen Veranderingen in het toneelwezen hebben met zich meegebracht dat hedendaagse toneelproducties grotere en zwaardere decorstukken met zich meebrengen. De huidige toneeltoren van de schouwburg is daar ruimtelijk en technisch niet op berekend. De benodigde vergroting van de toneeltoren heeft te maken met de grootte van de decors die aangevoerd worden door gezelschappen. De toneeltoren bevindt zich boven het podium onzichtbaar vanuit de toeschouwersruimte en betekent eigenlijk een verhoging van het toneelhuis. De grote hoogte van het toneelhuis is nodig om decorstukken, spots en doeken hoger te kunnen hijsen dat ze niet meer in het zicht hangen. De toneeltoren is daarom normaal gezien twee maal zo hoog als de maximale hoogte van de toneelopening. Dit om er voor te zorgen dat doeken die de hele hoogte van de opening bestrijken volledig weggetrokken kunnen worden, zonder dat het onderste deel nog te zien is. Nu theatergezelschappen steeds meer met grotere decorstukken werken, dient de toneelopening te worden vergroot. Om deze decorstukken op te kunnen hijsen zonder dat zij nog in het zicht zijn vanuit de toeschouwersruimte moet tevens de toneeltoren worden verhoogd. Extra diepte van
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
56
de toneeltoren is tevens noodzakelijk door het groter worden van decorstukken. Alle theaters in Nederland worden gemeten vanaf het fictieve “nulpunt”, de koperen kees. Dit is de kruising van de middellijn van de zaal met de lijn direct achter de toneelopening. De gewenste diepte van het toneel zou ten opzichte van de “koperen kees” 15 meter moeten zijn, in plaats van 9 meter nu. De nis van 3 meter die bij de laatste verbouwing gecreëerd is doet nu dienst als “achteromloop” voor snelle op en afgangen van acteurs. Vroeger moesten deze mensen door de kelder om naar de andere kant van het toneel te komen. Ook wordt deze nis nu gebruikt voor groot gemonteerde voorstellingen zoals bijvoorbeeld “moeder Courage” die een rond draaiend decor had met een doorsnede van 14 meter. Extra diepte is nodig om grotere decors op het toneel te kunnen plaatsen en daarbij de omloop van de acteurs of technici mogelijk te maken, en ook om eventueel nog decorstukken op te slaan. Daarnaast dient de toneeltoren te worden vergroot om voldoende ruimte te creëren om de technische apparatuur voor de trekkenwanden te kunnen plaatsen. Decorstukken en verlichting worden opgehangen aan een zogenaamde trekkenwand. Elke trek heeft een maximale belasting van 300 kg. De vraag van gezelschappen om grote decorstukken en licht te hijsen van meer dan 300 kg. en oplopend tot 500 kg. zorgt met de huidige trekkenwand regelmatig voor problemen. Het betreft producties uit alle disciplines: musical, opera, dans, toneel en cabaret. Vijf jaar geleden was dit probleem met 5% van de voorstellingen. In 2006-2007 heeft de schouwburg met dit hijsprobleem te maken in 20% van de voorstellingen oftewel bij 2 à 3 van de 10 voorstellingen. Om in voorkomende gevallen het publiek in Amstelveen toch een volledige voorstelling te kunnen aanbieden is het noodzakelijk dat de schouwburg 'trekken koppelen'. Met deze provisorische oplossing is het mogelijk het gewenste gewicht te hijsen maar tegelijkertijd wordt het aantal te benutten trekken sterk beperkt. Een probleem dat zich als gevolg van deze oplossing voordoet is dat daardoor het trekkenveld beperkt wordt terwijl zulke producties nu juist een ruim trekkenveld vragen om alle kapbewegingen veilig te laten verlopen. Daarom is het noodzakelijk een trekkenwand te installeren met trekken met elk een trekbelasting van 500 kg. Deze grote trekbelasting vraagt om een kap met een grotere kapbelasting. De toneeltoren van de schouwburg Amstelveen heeft een kaphoogte van 18 meter met een maximale interne "werkhoogte" van 13,90 meter. In 1975 was dat een normale hoogte. In de jaren 80 zijn er veel theaters gebouwd en verbouwd en die theaters hebben een kap die varieert van 17.5 meter tot 21 meter. Deze kaphoogte is dan ook de standaard geworden. De theaters die de laatste 5 à 7 jaar zijn gebouwd hebben vaak een kaphoogte die varieert van 22 tot 28 meter. Om aan zijn functie als schouwburg te kunnen blijven voldoen is aanpassing van de toneeltoren vereist. Dit brengt met zich mee dat de huidige toren van 18 meter verhoogd moet worden tot 25 meter. Aan het stadsplein is reeds bebouwing van 18, 21, 25 en 42 meter hoog aanwezig. De verhoging vindt op de huidige locatie van de toren plaats en dat is “achterop” het gebouw gerekend vanaf het stadsplein. De verhoging heeft dus geen effect op de gevelwand van het stadsplein en laat daarmee de ruimtelijke opbouw van het plein ongemoeid. De schouwburg ligt vervolgens aan de noordzijde van de (woon-)bebouwing aan de Meander en ten zuiden van de woningen gelegen aan het Stadsplein. De verhoging heeft geen effect op licht- en zontoetreding van de woningen aan de Meander en aan het Stadsplein. Ÿ Basisschool "Het Palet Noord" Met het Programma Integraal Accommodatiebeleid (PIA) maakt de Gemeente Amstelveen een inhaalslag in de huisvesting van o.a. onderwijsvoorzieningen. De huidige gebruiker van het plangebied, de basisschool “Het Palet Noord”, krijgt een nieuw gebouw. Het programma bevat 15 groepslokalen, 1 speellokaal, 1 peuterspeelzaal en 1 gymzaal en wordt de naschoolse opvang uitgebreid van 2 naar 4 groepen. Dit betekent een uitbreiding ten opzichte van het huidige programma. Om dit programma te kunnen realiseren wordt het perceel aan de mr. P.J.M. Aalberselaan aan de planvorming toegevoegd. Hiermee kan op deze locatie ook een uitbreiding van het aantal groepen voor kinderdagopvang worden gerealiseerd van 3 naar 5.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
57
Ook de maatschappelijke voorzieningen die nu in het gebouw aan de mr. P.J.M. Aalberselaan zijn gehuisvest worden meegenomen in de herontwikkeling. De huidige locatie van Palet Noord (het hoofdgebouw en de noodlokalen daar tegenover) grenst ten westen aan het dr. Lelyplantsoen en ten oosten aan de mr. P.J.M. Aalberselaan. Ten noorden grenst het plangebied aan de groene singel aan de mr. G. Groen van Prinstererlaan. Het plangebied voor de huisvesting van extra naschoolse opvang, uitbreiding kinderdagverblijf en inpassing gymzaal is ruimer en loopt van de mr. P.J.M. Aalberselaan door tot halverwege de Corneillelaan, en omvat een gebouw waarin nu een kinderdagverblijf, jeugdzorg en vluchtelingenwerk zijn gehuisvest. Beide gebouwen zijn eigendom van de gemeente Amstelveen. Het beleid van de Gemeente Amstelveen is erop gericht om maatschappelijke voorzieningen optimaal bereikbaar te laten zijn voor de betreffende doelgroepen. Daarbij wordt gestreefd naar efficiënte huisvesting en staat multifunctioneel ruimtegebruik voorop. Aangezien het plan nog niet definitief is uitgewerkt, wordt volstaan met een melding van dit plan. Indien de ontwikkeling rond de school Palet Noord in de komende maanden wel definitief wordt, kan ze meegenomen worden in de volgende fase van de procedure van het bestemmingsplan. Wordt het plan definitief ná de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad, zal er een aparte procedure gevoerd worden: vrijstelling van het bestemmingsplan (artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening) of een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan.
4.11 Ontwikkelingen direct grenzend aan het plangebied Rijksweg A9 Rijkswaterstaat heeft een planstudie uitgevoerd naar de automobiliteit op de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere. Een van de voorstellen die hieruit naar voren komen is het uitbreiden van de capaciteit van de A9. Deze voorgenomen uitbreiding van de A9 ter hoogte van Amstelveen heeft grote gevolgen voor de stad. Verregaande maatregelen zijn noodzakelijk om te komen tot een goede ruimtelijke inpassing en daarmee de leefbaarheid in deze zone te garanderen. De rijksweg A9 splijt de gemeente in twee delen, door de beperkte oversteekbaarheid is de ontsluiting van deze twee delen niet optimaal. Bebouwing staat dicht op de huidige rijksweg, dit leidt tot overlastsituaties in verband met onder andere geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. De verhoogde ligging maakt de A9 ook tot een zeer grote visuele barrière. Kansen voor nieuwe ontwikkelingen in deze zone zijn momenteel nog zeer beperkt. Bovengrondse verbreding leidt alleen maar tot meer overlast. De gemeente Amstelveen heeft om die reden grote bezwaren tegen bovengrondse verbreding. De gemeente heeft een visie op de rijksweg A9 opgesteld om positief mee te denken aan een oplossingsrichting. De gemeente is tot de conclusie gekomen dat een ondergrondse aanleg van de A9 de enige juiste maatregel is. Dat het verkeer over de A9 moet worden gefaciliteerd, wordt onderkend. Maar de leefbaarheid van de zone langs de A9 staat voorop. Er zijn in opdracht van Amstelveen een aantal varianten bestudeerd op technische haalbaarheid en de kosten. De uitkomsten van deze studie zijn meegenomen in de rapportages van Rijkswaterstaat. Door het uitwisselen van onderzoekgegevens met Rijkswaterstaat hebben beide partijen een goed en betrouwbaar beeld van de haalbaarheid en de kosten van de verschillende varianten. Op 29 oktober 2007 heeft het Rijk met onder meer de gemeente Amstelveen een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor verdiepte ligging van 2 maal 4 rijstroken. Rond de tunnel zal aanvullende bebouwing worden gerealiseerd, waarvan de grondopbrengst voor een bedrag van €100 miljoen zal worden afgedragen als bijdrage van de gemeente aan het Rijk ter bekostiging van de tunnel. Momenteel wordt hard gewerkt aan een gebiedsontwikkelingsplan voor de A9 zone. Noord/Zuidlijn Amstelveen zet in op het doortrekken van de Noord/Zuidlijn naar Amstelveen Westwijk. Het huidige tracé moet daartoe worden omgebouwd. De Stadsregio Amsterdam en Amstelveen onderzoeken op welke wijze de ombouw van de Amstelveenlijn kan plaatsvinden. Zwaartepunt in het openbaar vervoer in Amstelveen is de aanwezigheid van de sneltramverbinding die de hele stad verbindt met Amsterdam. Deze verbinding is toe aan een opwaardering tot metrokwaliteit, dat betekent onder meer dat gelijkvloerse kruisingen tussen de Amstelveenlijn en overig
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
58
verkeer zullen verdwijnen, dat treinstellen langer en iets breder worden en als gevolg daarvan zullen ook stations en perrons qua afmetingen moeten worden aangepast. Voorts is duidelijk geworden dat een aantal stations in Amstelveen zal gaan worden samengevoegd. Als de Noord/Zuidlijn doorrijdt over de Amstelveenlijn verdwijnen sneltram 51 en tramlijn 5 uit Amstelveen. Uit onderzoek is gebleken dat deze verbindingen geen toekomstvastheid kennen. In de studie naar de ombouw van de Amstelveenlijn zal een aantal varianten worden opgenomen o.a. een variant waarbij de nieuwe Noord/Zuidlijn geheel dan wel gedeeltelijk ondergronds zal rijden. Naast de Stadsregio Amsterdam onderzoekt Amstelveen zelf de gevolgen van de komst van de nieuwe Noord/Zuidlijn. De gemeente gaat ervan uit dat er in het Stadshart nabij de Carmenlaan een Hoogwaardig Openbaar Vervoer Knooppunt (HOV Knoop) zal worden gerealiseerd die o.a. dienst zal doen als overstaphalte tussen de Noord/Zuidlijn en de Zuidtangent. De ruimte die is vrijgekomen door de sloop van twee flats aan de Carmelaan wordt vooralsnog gereserveerd voor deze ontwikkeling. Het realiseren van een HOV Knoop op deze locatie draagt bij aan een betere bereikbaarheid van het Stadshart. Daarbij kan bij een verdere ontwikkeling van het gebied gekeken worden naar een verdere verdichting en verstedelijking van het Stadshart rondom de Noord/Zuidlijn. Zo kan het toevoegen van verschillende functies een positieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het Stadshart. De planvorming hiervoor moet nog starten. Het nieuwe tracé van de rijksweg A9 (ondertunneling) zal eveneens onderdeel van de ruimtelijke verkenning zijn. Met de samenwerkingsovereenkomst die de gemeente heeft gesloten met het Rijk voor de verbreding en ondertunneling van de A9 en ontwikkeling van de gronden rond de tunnel, is het onduidelijk wat dit voor gevolgen heeft voor de ontwikkeling van de Noord/Zuidlijn.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
59
5
MILIEUASPECTEN
5.1
Bodem
Bodemopbouw Het stadshart bevindt zich in de Middelpolder, een droogmakerij. De bodem bestaat oorspronkelijk uit humeuze klei. Het plangebied is vanaf de zestiger jaren van de vorige eeuw aangelegd op voormalig weidegebied. Het weidegebied werd ontsloten via de wegen langs de rand van de polder. Bodemkwaliteit/ ondergrondse tanks Aangezien het gehele plangebied in maagdelijk weidegebied is aangelegd, is er geen aanleiding om bodemverontreiniging te verwachten. Bodemverontreiniging kan wel naderhand zijn ontstaan, met name door het gebruik van huisbrandolie voor stookinstallaties. Een aantal kantoorgebouwen en woonbebouwing in de noord-westhoek van het plangebied heeft over ondergrondse huisbrandolietanks beschikt. De meeste zijn inmiddels gesaneerd. In het kader van herinrichtingen zijn vanaf ca. 1990 op veel plaatsen bodemonderzoeken uitgevoerd. Afgezien van lokale olieverontreinigingen (gesaneerd) zijn geen andere relevante verontreinigingen in de grond waargenomen. In het grondwater wordt stelselmatig een (sterk) verhoogde concentratie arseen aangetoond. Dit arseen heeft een natuurlijke oorzaak omdat het wordt veroorzaakt door de kwelstroom van diep grondwater uit arseenhoudende bodemlagen. Bodemverontreiniging als gevolg van bedrijfsmatig handelen vormt een onderdeel van de Wet milieubeheer. Nieuwe verontreinigingen vallen onder de zorgplicht (art. 13 Wet bodembescherming) en dienen terstond en volledig te worden gesaneerd. Milieubeschermingsgebieden Het plangebied bevindt zich niet in een bodembeschermingsgebied. Archeologie niet van toepassing Ontgrondingen Niet van toepassing. Ontwikkelingen binnen het plangebied Amstelveen Arch (Van Heuven Goedhartlaan 15-17) Bij het uitgevoerde bodemonderzoek zijn in de grond matig tot sterk verhoogde gehalten van PAK (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen) en arseen aangetroffen. Het grondwater is matig verontreinigd met arseen. De overige onderzochte componenten in grond en grondwater zijn maximaal aangetroffen in licht verhoogde gehalten. Het asbestgehalte is bepaald in de meest verdachte bodemlaag (indicatieve bepaling) Analytisch is geen asbest aangetroffen. Het in eerste instantie aangetroffen verhoogde gehalte aan cadmium blijkt bij separate analyse van de monsters niet verhoogd te zijn. Op basis van de bij de gemeente Amstelveen beschikbare gegevens wordt ingeschat dat de aangetroffen sterke verontreiniging met arseen een natuurlijke oorsprong heeft. De aangetroffen sterke verontreiniging met PAK wordt ingeschat op 90 m³. Omdat slecht één monster sterk verontreinigd is en de verontreiniging verticaal niet is afgeperkt, kan de omvang van de PAK-verontreiniging kleiner zijn dan is ingeschat. Mogelijk is de omvang kleiner dan 25 m³, waarmee geen sprake is van een geval van bodemverontreiniging. De zandige bovengrond (exclusief grond ter plaatse van boring 14) is indicatief
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
60
schoon. De zandige bovengrond ter plaatse van boring 14 (circa 180 m²) is niet toepasbaar. De kleiige ondergrond is indicatief schoon en de veenondergrond is niet toepasbaar. Op basis van het uitgevoerde onderzoek wordt geadviseerd om de aangetroffen verontreiniging met PAK nader te onderzoeken. Bij graafwerkzaamheden dieper dan 7 meter –mv (onder maaiveld) komt sterk verontreinigde veengrond vrij, voor de graafwerkzaamheden is dan een saneringsplan nodig. Tijdens de graafwerkzaamheden zal tevens grondwater vrijkomen dat verontreinigd is met arseen, hier dient rekening mee gehouden te worden.
5.2
Water
Waterhuishouding Het plangebied is onderdeel van de Middelpolder. De Middelpolder is een zelfstandig watersysteem. Het plangebied valt onder de keur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi & Vecht (AGV). De waterpeilen zijn vastgelegd in het peilbesluit van het watergebiedsplan Middelpolder. De ligging en de profielen van de watergangen zijn vastgelegd in de legger van het hoogheemraadschap AGV. In de keur van AGV zijn regels opgenomen om de waterhuishouding en de waterkering te beschermen. In die keur is ook bepaald, dat bij nieuwe bebouwing en aanleg van extra verharding 10% van het oppervlak van de extra verharding moet worden gecompenseerd in extra waterberging in het watersysteem (het peilgebied). Dat houdt in dat bij iedere nieuwbouwontwikkeling voldoende oppervlaktewater gerealiseerd moet worden. Waterkwantiteit/ oppervlaktewater Het water binnen het bestemmingsplangebied heeft een oppervlakte van 24.875 m² en dat op een areaal van 556.926 m². Het waterbergend vermogen kan worden berekend op 4,5 % van het plangebied. Op basis van berekeningen van het Hoogheemraadschap AGV is in het watergebiedsplan Middelpolder net voldoende capaciteit in het oppervlaktewater aanwezig om aan het middenscenario van het Nationaal Bestuursakkoord Water te voldoen. Waterkwaliteit De kwaliteit van het oppervlaktewater in het plangebied is matig. Dit wordt veroorzaakt door de aanvoer van kwelwater uit de ondergrond en door de inlaat van voedselrijk water in de zomer. Daarnaast zorgen riooloverstorten, achterstallig baggeronderhoud en interne nalevering ervoor dat er geen sprake is van een optimale waterkwaliteit. Waterkeringen In het plangebied bevinden zich geen waterkeringen. Peilbeheer oppervlaktewater Het plangebied is gesitueerd binnen de Middelpolder. Het oppervlaktewaterpeil is, overeenkomstig het Peilbesluit van AGV, voor het zomerpeil (ZVP) -5,17 meter NAP en voor het winterpeil (WVP) -5,22 meter NAP. Deze gegevens zijn overgenomen vanaf een kaart naar de situatie per 1 januari 1988. De AGV werkt aan een nieuw peilbesluit voor de Middelpolder. Dit heeft echter geen gevolgen voor de peilen in het plangebied van het Stadshart. Grondwater Peil grondwater Er zijn geen gegevens bekend omtrent het peil van het grondwater. Grondwateroverlast Grondwateroverlast in het gebied is niet bekend. Met de komst van de wet 'verbrede watertaken' heeft de gemeente de zorgplicht voor grondwater. De gemeente kan ondersteuning bieden bij het oplossen van bestaande problemen op grondwatergebied en spant zich in om nieuwe problemen
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
61
te voorkomen. De gemeente Amstelveen gaat in samenwerking met Waternet een grondwaterzorgplan opstellen. Afvalwater Afvalwater Voor de afvoer van afval- en hemelwater is het plangebied voorzien van een gemengd rioleringsstelsel. In het plangebied bevinden zich riooloverstorten en bergbezinkbassins. Op het gebied van de riolering en de emissies uit de riolering is in Amstelveen een achterstand opgelopen. Momenteel voldoet de gemeente nog niet aan de basisinspanning. Dit is een landelijk geaccepteerde vuiluitworp van gemeentelijke rioolstelsels. De invloed van riooloverstorten op het watersysteem is zodanig dat de waterkwaliteit als onvoldoende kan worden beschouwd. Er is daarom gestart met een uitgebreid meetprogramma aan de riolering. De resultaten hiervan zullen mede bepalend zijn voor de verbetermaatregelen om de emissies uit de riolering te verminderen. Riolering Het plangebied is grotendeel voorzien van een gemengde riolering. Er bevinden zich een aantal riooloverstorten en bergbezinkbassins in het plangebied. In de toekomst zal het hemelwater van de openbare wegen afgekoppeld worden van het gemengde stelsel. Dit zal plaatsvinden bij revitalisering van de wegen. Bij nieuwbouwprojecten wordt het vuilwater gescheiden van het hemelwater. Tevens wordt er extra aandacht geschonken aan het voorkomen van verontreiniging van het regenwater, zoals: Ÿ het vermijden van onbehandelde uitlogende materialen zoals koper, zink en lood; Ÿ teerhoudende dakbedekking (PAK) en van met verontreinigende stoffen verduurzaamd hout in de bouw en bij de inrichting van de openbare ruimte Zo kan het relatief schoon regenwater van gevels en daken rechtstreeks via (hemelwater)riool naar het oppervlaktewater/grondwater worden afgevoerd. Toekomstige ontwikkelingen In 2009 zal Waterwet in werking treden. Deze wet integreert een 9 tal wetten over waterbeheer. Voor de gemeente is de zorgplicht voor de afvoer van afvalwater uitgebreid met een zorgplicht voor de afvoer van overtollig hemelwater en grondwater. Deze zorgplicht is vastgelegd in de wet gemeentelijke watertaken (januari 2008). Deze uitgebreide zorgplicht wordt gefinancierd door het “verbrede” rioolrecht. In het kader van ruimtelijke ordening is het van belang bij voorbaat rekening te houden met het natte karakter van het plangebied. Met name bij nieuwe bebouwing moet worden geanticipeerd op het voorkomen van situaties met grondwateroverlast. Overleg waterbeheerder De waterbeheerder en de gemeente Amstelveen streven naar een duurzamer stedelijk waterbeheer. Hiertoe hebben zij gezamenlijk het Stedelijk Waterplan opgesteld. Het Stedelijk Waterplan voorziet in de behoefte aan meer inzicht in het functioneren van het watersysteem, geeft een eenduidige en realistische visie op het water en in het aandragen van maatregelen die bijdragen aan het oplossen van knelpunten in het watersysteem en het realiseren van ambities. In het kader van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan Amstelveen Stadshart voorgelegd aan Waternet. Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan, is een advies met betrekking tot de watertoets op dit moment niet noodzakelijk. Er zijn wel ontwikkelingen in het plangebied voorzien, waarvoor Waternet het proces van de watertoets graag wil doorlopen. Het betreffen de volgende ontwikkelingen: Verhogen toneeltoren Schouwburg Amstelveen Het vergroten van de Schouwburg Amstelveen heeft betrekking op het verhogen van de toneeltoren. Er is geen sprake van een toename van verhard oppervlak. Realiseren horecapaviljoen in het stadspark Voor het horecapaviljoen is reeds een bouwvergunning verleend. Het horecapaviljoen is overeenkomstig deze bouwvergunning opgenomen in het bestemmingsplan. Het horecapaviljoen heeft een oppervlakte van 385 m². Voor
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
62
nieuwbouw met een verhard oppervlak van 1000 m² of meer dient het proces van de watertoets te worden doorlopen. Bij kleinere (bouw)plannen vindt de watertoets plaats via het traject van vergunningverlening. Herontwikkelen van het perceel Van Heuven Goedhartlaan 15-17 (Amstelveen Arch) Voor de herontwikkeling van het perceel Van Heuven Goedhartlaan 15-17 is een uit te werken bestemming (artikel 11 WRO) opgenomen. De watertoets is voor deze procedure niet verplicht gesteld. Bij gebruikmaking van de uitwerkingsbevoegdheid wordt de gedetailleerde invulling van het betrokken gebied inzichtelijk. Wanneer het uitwerkingsplan opgesteld wordt zal rekening gehouden worden met de watercompensatie. Vergroten basisschool Palet Noord Met betrekking tot het vergroten/nieuwbouw van de basisschool Palet Noord is nog niet bekend hoe deze ontwikkeling er uit komt te zien. Verwacht wordt dat het extra verhard oppervlak onder de 1000 m² blijft.
5.3
Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) is het juridisch kader voor het Nederlandse geluidhinderbeleid, daarin hebben gemeenten en in het bijzonder de provincies bij grote lawaaimakers (gezoneerde terreinen) een wettelijke taak. Door sanering worden bestaande geluidsknelpunten (industrie, wegverkeer en railverkeer) verminderd. De Wgh richt zich voornamelijk op de bescherming van de woonomgeving en bevat vele normen voor de geluidbelasting op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen (o.a. woningen). De ingezette vernieuwing van het nationale geluidhinderbeleid heeft in het stelsel van de Wgh wijzigingen tot gevolg gehad, ook met het oog op EU verplichtingen. Het doel hiervan is om lokaal geluidbeleid mogelijk te maken en te vertalen in bestemmingsplannen. Op 1 januari 2007 is de Wijziging Wet geluidhinder , van kracht geworden. Een belangrijke wijziging in deze wet is dat de geluidsbelasting in een andere dosismaat berekend en getoetst moet worden. De nieuwe dosismaat is de Lden [dB] geworden. voor de bepaling van Lden zijn drie periodes van belang namelijk: het equivalente geluidsniveau LAeq over de dagperiode (07.00-19.00 uur); het equivalente geluidsniveau LAeq over de avondperiode (19.00-23.00 uur) vermeerderd met 5 dB; het equivalente geluidsniveau LAeq over de nachtperiode (23.00-07.00 uur) vermeerderd met 10 dB. De toetswaarde Lden [dB] bestaat uit het energetisch gemiddelde van de drie bovenstaande waarden. De voorkeursgrenswaarde voor het wegverkeerslawaai bij nieuw te bouwen woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt in de gewijzigde wet Lden = 48 dB. De maximale grenswaarde die kan worden aangevraagd is afhankelijk van de situatie en is voor deze situatie maximaal 63 dB. De toe te passen aftrek conform art. 6 RMW2002 is gelijk gebleven. Verkeer en industrie algemeen Voor de grote industrieterreinen, spoor- en verkeerswegen is in de Wet geluidhinder (Wgh) een wettelijk kader ontwikkeld voor geluidzonering gekoppeld aan een systeem van grenswaarden. Voor de kleinere bedrijfsterreinen waarvoor zonering niet verplicht is geven de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (VROM 1998) en de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', richtlijnen over de wijze waarop met het aspect geluid in bestemmingsplannen moet worden omgegaan. De Handreiking geeft onder meer, ter voorkoming van geluidshinder bij geluidsgevoelige bestemmingen, streefwaarden. Het zoneren behelst het creëren van afstand tussen een grote geluid producent (verkeer/industrie) en geluidsgevoelige gebieden. Binnen een geluidszone geldt een beperking voor de bouw van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen. Wordt aangetoond dat de geluidbelasting onder de voorkeurswaarde blijft, dan gelden geen beperkingen. Blijkt dit niet mogelijk, dan kan een hogere grenswaarde worden aangevraagd nadat middels akoestisch onderzoek is aangetoond dat geluidbeperkende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn. Hogere grenswaarden kunnen slechts worden verleend onder bepaalde condities welke staan vermeld in de
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
63
diverse besluiten behorend bij de Wgh. De noodzaak tot zonering en de omvang van de zone is afhankelijk van de geluidsoort. In de volgende alinea's zal per geluidsoort op een aantal specifieke aspecten worden ingegaan. Vervolgens zal worden ingegaan op de geluidsgevoelige bestemmingen. Wegverkeerslawaai Tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan moet inzicht worden gegeven in de geluidsbelasting van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen. Volgens artikel 74 van de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone met uitzondering van: Ÿ woonerven; Ÿ wegen, waarop een maximumsnelheid van 30 km/h geldt; Ÿ wegen waarvan (blijkens een door de raad vastgestelde geluidsniveaukaart) de geluidbelasting op 10 m uit de as van de dichtstbij gelegen rijstrook niet meer dan 48 dB bedraagt. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en varieert van 200 tot 600 meter. Bestaande woningen Voor bestaande geluidsbelaste woningen, die op 1 maart 1986 een te hoge geluidsbelasting ondervonden, bestaat een afzonderlijke geluidssaneringsregeling. Op basis van deze regeling wordt door het ministerie van VROM bijgedragen in de kosten voor de geluidsisolatie van buitengevels. De inventarisatie en aanmelding van woningen die voor geluidssanering in aanmerking komen heeft al plaatsgevonden. Hierdoor is in het kader van dit bestemmingsplan geen aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting van bestaande woningen. De uitvoering van de geluidssaneringsregeling vindt plaats op basis van afzonderlijke procedures die buiten bestemmingsplanprocedures worden doorlopen. Geluidsgrenswaarden voor nieuwe woningen De wettelijke grenswaarden bestaan uit een voorkeurswaarde van 48 dB en een bovengrenswaarde. De bovengrenswaarde is afhankelijk van binnenstedelijk (maximaal 63 dB) of buitenstedelijke situatie (maximaal 53 dB). Indien de geluidsbelasting tussen deze grenzen valt, dient beoordeeld te worden of de geluidsbelasting kan worden verminderd door het toepassen van geluidsbeperkende voorzieningen. In situaties waar dergelijke maatregelen niet haalbaar zijn kan een ontheffing voor de voorkeursgrenswaarde worden verkregen. In de daarvoor benodigde procedure voor de vaststelling van hogere grenswaarden, kunnen aanvullende eisen gesteld worden aan de geluidswering van de buitengevels, de situering van buitenruimten die bij de woning horen en de situering alsmede de indeling van de woningen ten opzichte van de geluidsbron. Samengevat bedragen de relevante grenswaarden berekend op de buitengevel: Ÿ voorkeursgrenswaarde (berekent op de buitengevel) 48 dB (Lden) Ÿ maximaal toelaatbare grenswaarde (gemeten op de buitengevel) a. binnenstedelijk 63 dB b. buitenstedelijk 53 dB Ÿ maximaal toelaatbaar binnenshuis 33 dB Railverkeer In het Besluit geluidhinder spoorwegen ofwel Bgs, zijn de (voorkeurs)grenswaarden gegeven voor railverkeerslawaai. Binnen de geluidszone van een spoorweg wordt de hoogte van de etmaalwaarde van de geluidsbelasting vastgesteld en getoetst aan de voorkeursgrenswaarde voor railverkeerslawaai. Het bestemmingsplan bevindt zich binnen de zone van de metro/sneltram lijn Amstelveen - Amsterdam. De voorkeursgrenswaarde voor railverkeerslawaai bedraagt voor nieuw te bouwen woningen Lden = 55 dB. Bij het niet kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, kan een verzoek om een hogere grenswaarde ingediend worden. Deze ontheffing kan voor nieuwe woningen en scholen alleen worden verkregen als de etmaalwaarde niet hoger is dan 68 dB. De geluidsbelastingberekening wordt uitgevoerd volgens de standaard rekenmethode I van het Akoestisch spoorboekje Aswin 2006, versie 12. Industrie
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
64
Binnen of in de omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijven welke van invloed zijn op geluidgevoelige bestemmingen binnen het plangebied. Luchtverkeer Bij de ingebruikname van de vijfde baan van Schiphol (Polderbaan) op 20 februari 2003 is het Luchthavenindelingbesluit (Lib) in werking getreden. Hiermee zijn nieuwe beperkingen gesteld aan het ruimtegebruik rond de luchthaven. Naast het luchthavengebied is een beperkingengebied aangegeven. In het beperkingengebied zijn een aantal deelgebieden onderscheiden, waarvoor verschillende regels gelden. Het gaat om een veiligheidssloopzone, een geluidssloopzone, een veiligheidscontour plaatsgebonden risico 10-6 en een beperkingen geluid- en veiligheidszone (voorheen vrijwaringszone). Daarnaast zijn er gebieden waar hoogtebeperkingen, respectievelijk beperkingen ten aanzien van vogelaantrekkende bestemmingen gelden. Deze bepalingen moeten in de bestemmingsplannen worden verwerkt. Zolang dat nog niet het geval is, gelden de voorschriften uit het Luchthavenindelingbesluit als voorbereidingsbesluit. Deze bepalingen zijn opgenomen in het paraplubestemmingsplan “1 e wijziging bestemmingsplan Geluidscontouren Schiphol (Beperkingengebied Luchthaven Schiphol)” en worden verwerkt in de bestemmingsplannen. Binnen het plangebied zijn geen belemmeringen met betrekking tot de veiligheidssloopzone, geluidssloopzone, veiligheidscontour plaatsgebonden risico 10-6 en een beperkingen geluid- en veiligheidszone. Horecalawaai Overlast van horeca-inrichtingen wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door het gedrag van bezoekers buiten de inrichting. Horeca-inrichtingen waar grote aantallen mensen gedurende langere tijd aan hogere geluidniveaus (meer dan 95 dB(A)) worden blootgesteld, leiden bijna altijd tot overlast, indien de inrichting in een woonomgeving is gelegen. De praktijk leert, dat via het (milieu-)vergunningenspoor lang niet altijd het gewenste resultaat bereikt kan worden. Als er sprake is van luidruchtige horeca moet gestreefd worden naar het afdoende scheiden van woonfuncties en dit soort inrichtingen. Binnen het plangebied is een grote verscheidenheid aan horeca gelegenheden aanwezig. Deze vallen allemaal onder het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. Binnen dit besluit zijn regels gesteld waar deze horeca-inrichtingen aan moet voldoen. Ontwikkelingen binnen het plangebied Amstelveen Arch (Van Heuven Goedhartlaan 15-17) Het bouwplan is gelegen tussen de Beneluxbaan en de Van Heuven Goedhartlaan. Het plan ligt binnen de geluidszone van de Rijksweg A9. Het plan ligt eveneens in de zone van de sneltramlijn tussen Amstelveen en Amsterdam, de tramlijn ligt in de middenberm van de Beneluxbaan. De geluidsbelasting dient alleen getoetst te worden voor de geluidsgevoelige bestemmingen in het bouwplan (woningen). Voor de overige bestemmingen zijn er vanuit de Wet geluidhinder geen grenswaarden gesteld. Uit de resultaten blijkt dat vanwege alle drie de beoordeelde wegen, rijksweg A9, Beneluxbaan en de Van Heuven Goedhartlaan, de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden op verschillende waarneempunten. De maximaal optredende geluidsbelasting is 59 dB op de gevel aan de Van Heuven Goedhartlaan. Dit is een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 11 dB. Overschrijding van de voorkeursgrenswaarden heeft tot gevolg dat voor de geluidsgevoelige bestemmingen in het bouwplan een hogere grenswaarde moet worden aangevraagd. De appartementen moeten ingedeeld en georiënteerd worden zodat elk appartement afzonderlijk een geluidsluwe gevel heeft (geluidsbelasting < 48 dB) waaraan een verblijfsruimte is gelegen. Onderzoek naar de geluidswering is nodig bij die delen van de uitwendige scheidingsconstructie, waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Uit de berekeningen voor het railverkeer blijkt dat de optredende geluidsbelasting vanwege de tramlijn ter plaatse van het bouwplan op 48 dB uitkomt. Dit is ver
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
65
beneden de voorkeursgrenswaarde voor railverkeer van 55 dB. Het bouwplan ondervindt daarom geen relevante geluidsbelasting vanwege de spoorlijn (zie bijlage 5 voor het geluidsonderzoek).
5.4
Luchtkwaliteit
Besluit luchtkwaliteit Op 5 augustus 2005 is het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005) vastgesteld, inclusief de bijbehorende Meetregeling luchtkwaliteit 2005. Dit nieuwe Besluit vervangt het oude Besluit luchtkwaliteit uit 2001. In deze nieuwe regeling is de mogelijkheid opgenomen om bij de beoordeling van de concentraties fijn stof het aandeel natuurlijk fijn stof (zeezout) buiten beschouwing te laten. Ze omvat een vaste aftrek van zes dagen voor het aantal dagen dat de dagnorm mag worden overschreden en een plaatsafhankelijke correctie op de jaargemiddelde norm die varieert van 3 µg/m³ tot 7 µg/m³. Deze aftrek is het hoogst aan de kust en neemt verder landinwaarts af. Voor de gemeente Amstelveen bedraagt de aftrek voor de beoordeling van de jaargemiddelde norm 6 µg/m³. Een ander punt van wijziging in het Besluit luchtkwaliteit 2005 is het opnemen van de zogenaamde saldobenadering. Dit houdt in dat er op een bepaalde plek een verslechtering van de luchtkwaliteit mag optreden, mits dit op een andere plek tot een duidelijke verbetering en daardoor tot minder blootgestelden leidt. Ook dit is een aspect dat voor de beoordeling van het ontstaan van potentiële knelpunten extra mogelijkheden biedt. Op 27 november 2006 is het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit (Mrv) van kracht geworden. Op 3 november 2006 is het in de Staatscourant gepubliceerd. In het Mrv zijn regels vastgelegd over de manier waarop luchtkwaliteitsonderzoeken moeten worden uitgevoerd. Het gaat om de onderzoeken ter onderbouwing van bijvoorbeeld bestemmingsplannen en milieuvergunningen (uitvoering van artikel 7 van het Blk2005 = uitoefening van bevoegdheden) en dus niet over de manier waarop berekeningen / metingen worden uitgevoerd in het kader van de rapportageplicht. Dit betekent overigens niet dat het Mrv alleen toegepast mag worden voor het uitoefenen van bevoegdheden. Het Mrv is gebaseerd op artikel 6 van het Besluit luchtkwaliteit 2005. Daarnaast is er in het Besluit uitvoering gegeven aan de 2 e dochterrichtlijn ten aanzien van koolmonoxide (CO) en benzeen. De normen voor beide stoffen zijn gewijzigd. De opgenomen grenswaarde voor CO van 10 mg/m³ komt overeen met de advieswaarde van de WHO (World Health Organization, wereldgezondheidsorganisatie) en is twee maal strenger dan de in het vorige Besluit luchtkwaliteit opgenomen waarde. Deze grenswaarde wordt echter in Nederland sinds 2000 al niet meer overschreden. Voor benzeen geldt momenteel een grenswaarde van 10 µg/m³, vanaf 2010 geldt een grenswaarde van 5 µg/m³. Er is een plandrempel voor benzeen opgenomen, wanneer die wordt overschreden dient een actieplan te worden opgesteld. De ervaring leert dat in veel gevallen de concentratie nu al onder de 5 µg/m³ zit. Grenswaarden In het Besluit luchtkwaliteit 2005 zijn de volgende grenswaarden opgenomen, zoals weergegeven in onderstaande tabel. De grenswaarden zijn zodanig bepaald dat daarmee schade aan de gezondheid wordt voorkomen, mits mensen niet op een andere wijze (bijvoorbeeld via roken) aan deze stoffen zijn blootgesteld. Bij concentraties boven de grenswaarden kunnen voor de mens schadelijke effecten optreden.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
66
Voor Nederland zijn met name de volgende grenswaarden relevant: Ÿ de jaargemiddelde waarde voor NO2 moet vanaf 2010 voldoen aan de grenswaarde van 40 µg/m³; Ÿ de 24-uurgemiddelde waarde voor PM10 mag vanaf 2005 niet vaker dan 35 keer per jaar overschreden worden. De bovengenoemde kwaliteitseisen ter bescherming van de gezondheid van de mens, gelden ingevolge de EG-richtlijnen voor de buitenlucht voor het gehele grondgebied van de lidstaten, met uitzondering van de werkplek. Door de afdeling Vergunningen en Ontheffingen van de gemeente Amstelveen is 27 augustus 2007 de rapportage Onderzoek luchtkwaliteit Amstelveen 2006 uitgebracht. Dit rapport betreft de rapportage over de luchtkwaliteit van de gemeente Amstelveen aan de provincie Noord-Holland voor het jaar 2006 conform het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Stb. nr 316) van 20 juni 2005. Het rapport is vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 5 september 2007. Nagegaan is of er sprake is van overschrijdingen van de wettelijke luchtkwaliteitsnorm in het Besluit luchtkwaliteit voor de luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Zie voor het rapport bijlage 1. Er zijn in 2006 overschrijdingen van de plandrempel van de jaargemiddelde waarde voor stikstofdioxide (NO2) en van de grenswaarde van de 24-uurgemiddelde waarde voor fijn stof (PM10) geconstateerd. Voor de overige stoffen zoals opgenomen in het Besluit luchtkwaliteit 2005 wordt aan alle grenswaarden voldaan. Rijksweg A9 Ten aanzien van de rijksweg wordt opgemerkt dat er in 2006 in de berm van de weg nog wel overschrijdingen optreden ten aanzien van stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De woningen bevinden zich echter op een grotere afstand van de weg, hier zal naar verwachting wel net aan de grenswaarden worden voldaan. De aanwezige geluidsschermen en het hoogteverschil hebben een positief effect op de luchtkwaliteit. Stikstofdioxide
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
67
Huidige situatie Er zijn in 2006 op één wegvak van de Beneluxbaan overschrijdingen van de plandrempel van de jaargemiddelde waarde voor stikstofdioxide (NO2) geconstateerd. Dit betreft het deel tussen de Sportlaan en de afrit naar de Groenelaan. Daarnaast is de optredende jaargemiddelde concentratie op een aantal wegvakken hoger dan de grenswaarde zoals die in 2010 van kracht wordt.
Toekomstige situatie Aangezien voor stikstofdioxide (NO2) in 2010 de grenswaarden daadwerkelijk van kracht worden, zijn voor 2010 en 2015 aanvullende berekeningen uitgevoerd. Ten aanzien van stikstofdioxide (NO2) treedt er een verslechtering op. Er zijn uiteindelijk meer wegen in 2010 waar niet aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde waarde voldaan wordt, dan er op basis van de overschrijdingen van de plandrempel in 2006 te verwachten zijn. Voor de wegen binnen het plangebied zijn geen problemen te verwachten. Bij ontwikkelingen naar de toekomst zal extra aandacht geschonken moeten worden aan de ontsluitingswegen van het plangebied omdat bij de Beneluxbaan en de Keizer Karelweg ter hoogte van het plangebied overschrijdingen te verwachten zijn voor NO2.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
68
Fijn stof Ten aanzien van PM10 wordt het maximale aantal dagen met overschrijding van de 24-uurgemiddelde waarde niet overschreden. Toegestaan zijn hiervoor 35 dagen. Zoals onderstaande afbeeldingen laten zien, zijn er naar de toekomst ook geen problemen te verwachten met PM10.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
69
De gemeente Amstelveen heeft vanuit gezondheidsoogpunt en vanwege het veilig stellen van haar ruimtelijke plannen reeds in augustus 2005 het besluit genomen om een actieplan op te stellen om de luchtkwaliteit in Amstelveen te verbeteren. Inmiddels blijkt uit de uitgevoerde luchtkwaliteitsrapportage over het jaar 2005 dat er overschrijdingen voorkomen van de normen voor fijnstof en stikstofdioxide. De gemeente is hierdoor wettelijk verplicht om een actieplan op te stellen. In het Actieplan Luchtkwaliteit Amstelveen is een elftal maatregelen uitgewerkt. De uitvoering van deze maatregelen is noodzakelijk om de ruimtelijke en infrastructurele projecten binnen de gemeente mogelijk te maken en om te voldoen aan de wettelijke eisen volgend uit het Besluit luchtkwaliteit. De maatregelen zijn volgens vaste formats uitgewerkt waardoor de gemeente concreet een stap zet richting de uitvoering van deze maatregelen. Het Actieplan Luchtkwaliteit is vastgesteld in de raadsvergadering van 26 september 2007. Voor de overige stoffen zoals opgenomen in het Besluit luchtkwaliteit 2005 wordt aan alle grenswaarden voldaan. Recente wijzigingen van de huidige wetgeving Wet luchtkwaliteit Op 15 november 2007 is het nieuwe wettelijke stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. Deze luchtkwaliteiteisen zijn onderdeel van de Wet milieubeheer en zijn te vinden in hoofdstuk 5 van deze wet. Met de nieuwe wetgeving zijn het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk2005), de Regeling saldering luchtkwaliteit , het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit 2005 en de Meetregeling luchtkwaliteit vervallen. Deze zaken zijn nu in diverse uitvoeringsregelingen opgenomen. Het belangrijkste verschil tussen de nieuwe wetgeving en het oude Blk 2005 is dat de nieuwe projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging, niet meer afzonderlijk getoetst hoeven te worden. In het Besluit NIBM is vastgelegd wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. De grenswaarden en plandrempels zoals opgenomen in het Blk 2005 voor de diverse stoffen blijven van kracht, maar zijn nu vastgelegd in de Wet milieubeheer . Artikel 5.16 Wm geeft weer onder welke voorwaarden de bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (o.a. wijzigingen van bestemmingsplan) mogen uitoefenen. Als aan minimaal een van de volgende voorwaarden wordt voldaan vormen luchtkwaliteitseisen in principe geen belemmering: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; Een project leidt niet tot verslechtering van de luchtkwaliteit; Een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging; Een project past binnen het NSL, of binnen een regionaal programma van maatregelen.
In het Besluit NIBM is vastgelegd wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Gemotiveerd dient te worden dat het project daadwerkelijk binnen de grenzen van de regeling NIBM valt en dat er
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
70
sprake is van een goede ruimtelijke onderbouwing. Tot vaststelling van het NSL geldt een interim-periode waarvoor geldt dat een project NIBM is als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van de vervuilende stof veroorzaakt van maximaal 1% van de betreffende jaargemiddelde grenswaarde. Voor NO2 en PM10 komt dit neer op 0,4 µg/m³. De nibm-grens is alleen vastgesteld voor de stoffen NO2 en PM10, aangezien voor de overige stoffen (nagenoeg) geen overschrijdingen worden berekend. Toekomstige ontwikkeling wetgeving Besluit Gevoelige bestemmingen De ministerraad heeft in december 2007 ingestemd met een voorstel van minister Cramer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over het bouwen van gevoelige bestemmingen op locaties waar sprake is van luchtverontreiniging. Met het besluit worden kwetsbare groepen zoveel als mogelijk beschermd tegen ongezonde lucht. Nieuwe scholen, kinderdagverblijven en bejaarden-, verzorgingsen verpleeghuizen (gevoelige bestemmingen) zullen voortaan niet meer binnen 100 meter vanaf de rijksweg en 50 meter vanaf de provinciale weg worden gebouwd als daar grenswaarden worden overschreden. De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het ontwerpbesluit voor advies aan de Raad van State zal worden gezonden. De tekst van het besluit en het advies worden openbaar bij publicatie in het Staatsblad. Gemeenten worden opgroepen om vooruitlopend op het inwerking treden van het besluit ook al terughoudend te zijn met het bouwen van gevoelige bestemmingen langs wegen. Ontwikkelingen binnen het plangebied Amstelveen Arch (Van Heuven Goedhartlaan 15-17) Uit de resultaten blijkt dat zowel in de huidige situatie 2008, als in de toekomstige situatie 2010 en 2015 geen grenswaarden worden overschreden, bij de beschouwde wegen. Dit betekent dat volgens Artikel 5.16 Wet milieubeheer het bouwplan uitgevoerd kan worden, ook indien het plan wel in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. In de situatie 2010 blijkt dat de toename als gevolg van het bouwplan meer dan 0,4 µg/m³ bedraagt, dit betekent dat het plan in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Echter aangezien er geen grenswaarden uit de Wet milieubeheer worden overschreden, kan het bouwplan zonder belemmeringen wat betreft de luchtkwaliteit op deze locatie gerealiseerd worden. Opgemerkt wordt nog dat voor NO2 in 2010 met plan een lagere concentratie wordt berekend dan de situatie in 2008 (zonder plan). Zie voor het onderzoek naar de luchtkwaliteit bijlage 5.
5.5
Externe veiligheid
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Het doel van het Bevi is om individuele burgers en groepen mensen een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het Bevi (en Revi, de Regeling externe veiligheid inrichtingen) legt veiligheidsafstanden vast tussen bedrijven die risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen verrichten en zogenoemde kwetsbare objecten (zoals huizen, ziekenhuizen, scholen en winkels). Bij bedrijven met risicovolle activiteiten kan worden gedacht aan chemische fabrieken, Lpg-tankstations en – op termijn ook – spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Gemeenten en provincies zijn met de inwerkingtreding van het besluit wettelijk verplicht om bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Plaatsgebonden risico (PR) Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
71
gevaarlijk stof betrokken is. Groepsrisico (GR) Cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100, 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijk stof betrokken is. Het Bevi verdeelt de te beschermen objecten in “beperkt kwetsbare” en “kwetsbare objecten”. Tevens beperkt het besluit het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van de risicovolle inrichting. Het Bevi verplicht de bevoegde gezagen (voor de Wet Milieubeheer en Wet op de Ruimtelijke Ordening) afstand te creëren tussen (beperkt) kwetsbare objecten en risicovolle bedrijven. Risicocontouren en/of veiligheidsafstanden m.b.t. het plaatsgebonden risico zijn op grond daarvan zowel in de ruimtelijke planvorming als bij de milieuvergunning op te nemen, De verankering in het bestemmingsplan kan plaatsvinden via weergave van risicocontouren en afstanden op de plankaart, zonering, opname van de normen in het bestemmingsplan en via uitwerkingsbepalingen; zie de Handleiding Externe veiligheid inrichtingen (Infomil, 2004). Bij het groepsrisico wordt gewerkt met de “oriënterende waarde”: een ongeval met tien doden mag slechts met een kans van één op de honderdduizend per jaar voorkomen, een ongeval met honderd doden met een kans van één op de tien miljoen per jaar. Voor het groepsrisico geldt de zogenaamde verantwoordingsplicht, dit houdt in dat voor ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van het groepsrisico het bevoegd gezag gehouden is om haar besluit te motiveren. Voor de elementen die in deze verantwoording aandacht moet krijgen, wordt verwezen naar de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (Ministerie van VROM, 2004). Binnen het plangebied (Rembrandtweg) zijn kleinschalige bedrijven toegestaan in categorie 1 en 2. Deze bedrijven zijn passend tussen respectievelijk aan de rand van woonbebouwing. Binnen het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig met risicovolle activiteiten. Net buiten het plangebied ligt het vulpunt van de LPG-installaties van een tankstation aan de Ouderkerkerlaan. De risicozone van 150 meter valt buiten het plangebied. Ter uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen is een ministeriële regeling gemaakt. Deze regeling is gepubliceerd in de Staatscourant van 23 september 2004, nr. 183. In deze Regeling externe veiligheid inrichtingen is een aantal generieke afstanden opgenomen voor LPG-tankstations met een maximale doorzet van 1500 kubieke meters per jaar. De in deze ministeriële regeling opgenomen en van toepassing zijnde belangrijkste afstanden zijn: Ÿ afstand bij het plaatsgebonden risico (PR 10-6 contour): 45 meter vanaf het vulpunt; Ÿ voor het groepsrisico (GR) geldt een invloedsgebied van 150 meter vanaf het vulpunt. De risicozone van 150 meter valt niet in het plangebied. Circulaire risico normering vervoer gevaarlijke stoffen In augustus 2004 is de circulaire risico normering vervoer gevaarlijke stoffen van kracht geworden. In de circulaire wordt aangegeven hoe om te gaan met de risiconormering rond het vervoer van gevaarlijke stoffen. De circulaire heeft aanzienlijke gevolgen voor ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden langs de A9. Deze weg is gesitueerd aan de zuidkant van het plangebied. In opdracht van de gemeente is door AVIV Adviserende Ingenieurs het rapport “Actualisatie risico's wegtransport A9 Amstelveen”, d.d. 19 april 2005 (nr. 05785) opgesteld. De consequenties van deze circulaire zijn uitgewerkt in een advies aan het college. De conclusie van dit onderzoek is dat het plaatsgebonden risico op de wegas ligt. Indien er mogelijke ontwikkelingen zijn binnen de invloedssfeer (200 meter) van de A9 is het nodig om voor het groepsrisico aanvullend onderzoek te laten uitvoeren (zie bijlage 2). Uit het onderzoeksrapport blijkt tevens dat bij een toename van de GF3-tranporten over de A9 in de toekomst de oriëntatiewaarde van het groepsrisico op twee kilometervakken, te weten 27.5 tot 28.5 en 28.0 tot 29.0, wordt overschreden. Deze toename van GF3-transporten heeft te maken met de ontwikkelingen rond de
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
72
Amsterdam Zuidas. Gewenst is dat deze transporten in de toekomst niet meer over de A10 zullen plaatsvinden. Indien er daadwerkelijk sprake is van een toename van de GF3-transporten over de A9, zal voor de overschrijding van de oriëntatiewaarde verantwoording moeten worden afgelegd. Echter is er nog onduidelijkheid over de besluitvorming rond de Zuidas. Daarbij is er een overeenkomst gesloten om de A9 te overkluizen, wat significante wijzigingen voor de groepsrisico in het kader van de externe veiligheid teweeg brengt. Wanneer duidelijkheid bestaat over de eventuele toename van de GF3-tranporten en wat de gevolgen zijn van de overkluizing van de A9 met betrekking tot de externe veiligheid zal aan de hand van de nieuwe onderzoeksresultaten verantwoording worden afgelegd. Nota vervoer gevaarlijke stoffen Op 11 november 2005 werd de Nota vervoer gevaarlijke stoffen door de minister aan de Tweede Kamer aangeboden. De nota is een uitwerking van de beleidsvernieuwing uit de Nota Mobiliteit en heeft tot doel om het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot ruimte en veiligheid zo duurzaam mogelijk te maken en kan mogelijk ook gevolgen hebben voor Amstelveen. Deze nota heeft de Kamer nog niet geaccepteerd. Dit beleid zal te zijner tijd meegenomen worden bij de ontwikkeling en het opstellen van gemeentelijk beleid Het plangebied is gelegen buiten de risicozone van de spoorlijn Amsterdam Amstel naar Abcoude. Toekomstige ontwikkeling “Algemene Maatregel van Bestuur Buisleidingen” Er komt een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Buisleidingen. Deze AMvB zal regels gaan stellen aan risiconormering en -zonering langs buisleidingen, het opnemen van voorschriften in bestemmingsplannen, technische eisen, het aanwijzen van een toezichthouder, melding van incidenten en beschikbaarheid van noodplannen. Het externe veiligheidsbeleid gaat hiermee ook voor buisleidingen gelden. Dit houdt in dat er een wettelijk basisveiligheidsniveau gaat gelden voor het plaatsgebonden risico voor zowel bestaande situaties als bij nieuwe ruimtelijke plannen (nieuwbouw) en bij aanleg van nieuwe leidingen. Verder wordt verantwoording van het groepsrisico verplicht gesteld. Plaatsgebonden risico en groepsrisico Het plaatsgebonden risico (PR) biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Deze basisnorm bepaalt dat het risico om te overlijden aan een ongeluk met een gevaarlijke stof voor omwonenden niet hoger mag zijn dan één op de miljoen (10-6). Dat betekent dat de kans voor een omwonende van bijvoorbeeld een gevaarlijke fabriek om te overlijden als gevolg van een ongeluk in die fabriek maximaal maar ééns in de 1 miljoen jaar mag zijn. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het risico geeft aan hoe groot de kans is dat bij een ongeval bij een risicolocatie 10, 100 of 1000 slachtoffers tegelijk vallen. Dit risico is daardoor een maatstaf voor de verwachte omvang van een ramp. Het risico wordt bepaald op grond van een vrij technische systematiek (het zogenoemde beoordelingskader). Bij de berekening van het groepsrisico speelt mee: Ÿ De jaarlijkse kans op een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit hangt af van de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en de daarmee verrichte handelingen. Ÿ Het aantal potentiële slachtoffers in de omgeving van de activiteit. Dit hangt af van de hoeveelheid én spreiding van de bevolking en de effecten van een stof bij een ongeluk. Het groepsrisico neemt dus ook toe als er meer personen in de omgeving gaan wonen of werken. Voor het groepsrisico geldt een oriëntatiewaarde. Dit is geen norm, maar een ijkpunt. Overheden moeten bij besluiten (bijvoorbeeld over nieuw ruimtelijk plan) iedere verandering boven of onder deze waarde verantwoorden. Deze verantwoordingsplicht moet overheden aanzetten tot discussie over de omvang van het groepsrisico en de verhouding tot de oriëntatiewaarde. Maar ook over de veiligheid van de risicovolle situatie, de gevolgen voor de omgeving, mogelijke alternatieven, de hulpverlening en de zelfredzaamheid van omwonenden. Huidige situatie van de gastransportleidingen
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
73
Binnen het plangebied zijn geen hoofdtransportleidingen aanwezig. Direct buiten het plangebied, aan de oostzijde van de Beneluxbaan, ligt een 12" (40 bar) hoofdgastransportleiding. De toetsingsafstand van deze leiding is 30 meter en de minimale bebouwingsafstand is 4 meter. Deze leiding ligt op en minimale afstand van 44 meter van de grens van het plangebied en 56 meter van de dichtstbijzijnde bebouwing. Toekomst Vooruitlopend op eventuele toekomstige ontwikkelingen is in het kader van de externe veiligheid het plaatsgebonden risico van de leiding berekend. De risicoberekening is conform CPR-18E (Committee for the Prevention of Disasters, Guidelines for Quantative Risk Assessment) uitgevoerd met PIPESAFE, een door de overheid goedgekeurd softwarepakket voor het uitvoeren van risicoberekeningen aan aardgastransport. De risicoberekening is uitgevoerd op basis van de in tabel 1 opgenomen leidingparameters. Tabel 1 Parameterwaarden van de leidingen Parameter W-540-01-KR-066 Diameter (mm) 323.9 Wanddikte (mm) 7.14 Staalsoort (-) Grade B Ontwerpdruk (barg) 40 Dekking (m) 1.37 De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd: Ÿ De faalfrequentie is gebaseerd op schade door derden en corrosie; Ÿ De faalfrequentie als gevolg van schade door derden is gecorrigeerd met een factor 2.5 als gevolg van een wettelijke grondroerdersregeling; Ÿ De faalfrequentie als gevolg van schade door derden is gecorrigeerd voor recent ingevoerde maatregelen (factor 1.2) en een dalende trend in leidingbreuken (factor 2.8). Deze factoren zijn onder voorbehoud van formele goedkeuring door VROM; Ÿ In de risicoberekening is rekening gehouden met directe ontsteking (75%) en ontsteking na 120s (25%); Ÿ In de risicoberekening is rekening gehouden met de uit casuïstiek verkregen diameter en druk afhankelijke ontstekingskans plus een opslag van 10% voor indirecte ontsteking bij RTL leidingen (regionale transportleidingen). De 10-6 per jaar plaatsgebonden risicoafstand is opgenomen in tabel 2. Tabel 2 Resultaten PR-berekening W-540-01-KR-066 PR Afstand (m)
10 -6 jaar-1 0
Uit bovenstaande tabel blijkt dat er geen belemmeringen aanwezig zijn binnen het plangebied. Bij het van kracht worden van de AmvB Buisleidingen zal de Groepsgebondenrisico berekend worden.
5.6
Duurzaam bouwen en energie
Duurzaam bouwen Duurzaam bouwen levert een belangrijke bijdrage aan het terugdringen van het milieueffect van gebouwen. Duurzaam bouwen vraagt minder materiaal en energie voor productie van materialen waardoor snelle uitputting van waardevolle grondsstoffen wordt voorkomen. Door bij het ontwerp aandacht te besteden aan recyclebaarheid wordt de aanslag op grondstoffen verder beperkt. Verder levert duurzaam bouwen een belangrijke bijdrage aan het terugdringen van emissies van stoffen in de natuur, zoals koolwaterstoffen en zware metalen. Hierdoor wordt verdere aantasting van natuurwaarden voorkomen. Tevens heeft duurzaam bouwen
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
74
positieve effecten voor de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater door vermindering van de uitloging van schadelijke stoffen. Als laatste kan duurzaam bouwen een bijdrage leveren aan de gezondheid van bewoners. De gemeente Amstelveen stimuleert duurzaam bouwen en vraagt van initiatiefnemers aandacht voor dit aspect. Hiervoor is beleid ontwikkeld en vastgelegd. De beleidsnota Duurzaam Bouwen is in september 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. Energie De Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening bevat doelstellingen voor het windenergiebeleid. Het Rijk bevordert de plaatsing van windturbines zodanig dat in 2020 een totaal opwekkingsvermogen van 7.500 MW is bereikt. Hiervan zal ten minste 1.500 MW reeds in 2010 op het provinciaal ingedeelde deel van Nederland zijn geplaatst en ten minste 6.000 MW in 2020 in het Nederlandse deel van de Noordzee. De Vijfde Nota gaat de voorkeur expliciet uit naar gebundelde plaatsing van windturbines in plaats van solitaire plaatsing. Hierbij wordt gedacht aan het bundelen van de turbines zelf tot lijnen of parken, of aan de bundeling met verkeer- en vaarwegen. De plaatsing van windturbines nabij de hoofdinfrastructuur mag niet conflicteren met de inrichting van vrijwaringszones en met de zonering in verband met de externe veiligheid en het milieu. Bij plaatsing nabij de waterkering moet rekening worden gehouden met de veiligheidsfunctie. De gemeente heeft als beleid om uitbreiding van het geplaatste vermogen te stimuleren. Het plangebied is voornamelijk bedoeld voor wonen en dat lijkt vooralsnog niet goed samen te kunnen gaan met de plaatsing van een combinatie van windturbines. Om deze reden zal de gemeente zich vooralsnog bij de stimulering van duurzame energie beperken tot het plaatsen van zonnecollectoren. Aangezien het bouwen van een collector voor warmteopwekking sinds 1 januari 2003 meestal vergunningvrij is geworden, zijn geen voorschriften hiervoor opgenomen.
5.7
Natuurbescherming
Algemeen De betreffende richtlijnen (Vogel- en Habitatrichtlijn) van de Europese Unie zijn niet direct van toepassing op de gronden binnen de gemeente Amstelveen. Volgens een tekening speciale beschermingszones (EG. Vogelrichtlijn) van 5 april 2000 van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zijn er geen aangewezen vogelgebieden binnen Amstelveen en de directe omgeving. Tot de aangemelde Habitatrichtlijngebieden behoort volgens een tekening van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 10 september 1998 de nabij de gemeente Haarlem gelegen Kennemerduinen en Amsterdamse Waterleidingduinen tot het dichtbij gesitueerde gebieden bij de gemeente Amstelveen. Deze duingebieden zijn het leefmilieu van diverse vogelsoorten en andere dieren. Nu de diersoort de vos niet meer (overal) mag worden afgeschoten, wijken diverse vogelsoorten uit naar het oosten en komen vooreerst terecht in de meest westelijke wijken van Haarlem. Verscheidene vogelsoorten welke voorheen daar niet te vinden waren, worden nu gesignaleerd binnen de gemeente Haarlem. Dit heeft een opschuiving van andere 'meer stadse' vogelsoorten naar het oosten tot gevolg. Als deze vogelsoorten hun leefgebied gaan verplaatsen naar de gemeente Amstelveen zal dat zijn het gebied van het Amsterdamse Bos. Het is niet de verwachting, dat voor het plangebied met betrekking tot de Vogel- en Habitatrichtlijn enige verandering in de komende planperiode zal plaatsvinden. De natuurbescherming bestaat uit twee onderdelen: de bescherming van soorten en de bescherming van gebieden (habitats). Nederland heeft de Vogel- en Habitatrichtlijn geïmplementeerd in de Flora- en Faunawet voor de bescherming van soorten en zal de bescherming van gebieden (habitats) opnemen in de Natuurbeschermingswet. Soortenbescherming De soortenbescherming wordt geregeld via soortenbeschermingsregels uit de Europese Habitatrichtlijn en uit de Europese Vogelrichtlijn en uit de Flora- en faunawet. Met het in werking treden van de Flora- en faunawet in 2002 zijn de bepalingen uit de Europese richtlijnen omgezet in Nederlands recht. De soorten die
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
75
genoemd zijn onder de Europese wetgeving vallen onder de categorie ´streng beschermd´. Daarnaast is er een aanvullende lijst met soorten die vallen onder de Flora- en faunawet. Deze soorten vallen onder de categorie ´streng beschermd´ en ´beschermd´. In de Gemeente Amstelveen gaat het om de bescherming van de soort ´ringslang´ (natrix natrix). Binnen het plangebied komt deze soort niet voor. Flora- en Faunawet Onder de werking van de Flora- en Faunawet vallen circa 1.000 dier- en plantsoorten. Een groot deel van de inheemse zoogdieren en vogels en alle hier van nature voorkomende amfibieën en reptielen zijn beschermd. Ook enkele soorten vissen en insecten hebben een beschermde status. Voor de in het wild voorkomende planten en dieren geldt de algemene zorgplicht (artikel 2). Volgens de Fora- en Faunawet mogen beschermde dier- en plantsoorten niet worden verwond, gevangen, opzettelijk worden verontrust of gedood. Voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen mogen niet worden beschadigd, vernield of verstoord. Beschermde planten mogen op geen enkele wijze van hun groeiplaats worden verwijderd of vernield. De werkingssfeer van de Flora- en Faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Artikel 75 van de Flora- en Faunawet geeft de ontheffingsmogelijkheden weer. Met een aanvulling op artikel 75 in de wet van juli 2002 is er een differentiatie aangebracht in de soorten die onder de Flora- en Faunawet vallen en soorten die opgenomen zijn in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn. Daarnaast ligt er sinds februari 2005 een AmvB op artikel 75. In deze AmvB wordt het strenge beschermingsregime van toepassing op beschermde soorten die tevens (ernstig) bedreigd zijn. Voor algemeen voorkomende soorten is het verjagen, verstoren of verplaatsen ontheffingsvrij in geval van ruimtelijke ingrepen. Bij de beoordeling van aanvragen voor ontheffing ex. artikel 75 van de Flora- en faunawet maakt het uitvoeringsbureau van het ministerie van LNV (Dienst Regelingen) onderscheid in twee categorieën van soorten, te weten: 1. alle soorten, opgenomen in Habitatrichtlijn bijlage IV en de Vogelrichtlijn zijn beschermd onder het zwaarste regime; 2. de overige soorten vallen onder het lichte beschermingsregime. De 1 e categorie is strikt beschermd. Voor deze soorten wordt alleen vrijstelling of ontheffing verleend als er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort, er geen andere oplossingen mogelijk zijn om de doelstellingen van het project te behalen (mitigatie en/of alternatieven) en als er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang (artikel 75, lid 5 onder c). Voor de 2 e categorie wordt vrijstelling of ontheffing verleend wanneer er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort (artikel 75, lid 4). Als strikt beschermde soorten (categorie 1) voorkomen in een potentieel projectgebied en uitvoering van het project het voortbestaan van deze soort negatief beïnvloedt, dient eerst te worden gezocht naar alternatieven (bijvoorbeeld activiteiten in de tijd spreiden, een alternatieve locatie zoeken). Bovendien moet er sprake zijn van zwaarwegende maatschappelijke belangen. Als met de realisatie van het project het voortbestaan van een populatie van een strikt beschermde soort niet in het geding is, kan er een ontheffing worden aangevraagd bij het uitvoeringsbureau van het ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij. Voor de overige categorieën moet worden aangetoond dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de instandhouding van de populatie op zich. Als er geen afbreuk wordt gedaan, kan voor deze soorten vrijstelling of ontheffing worden aangevraagd, met uitzondering voor vogels. Voor vogels wordt geen ontheffing verleend. Indien er broedvogels aanwezig zijn, dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden. De directe bescherming uit de Vogel- en Habitatrichtlijn is overgenomen in de Floraen Faunawet en op een enkele uitzondering na stringenter dan de twee Europese richtlijnen. Hierdoor dient bij ruimtelijke ontwikkelingen en initiatieven vooral
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
76
aandacht besteed te worden aan de verplichtingen die op grond van de Flora- en Faunawet gelden. Gemeenten en projectontwikkelaars (initiatiefnemer) zijn bij het ontwikkelen van plannen voor ruimtelijke ingrepen verantwoordelijk voor het vooraf beoordelen van mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten. Tijdens de uitwerking van plannen of het plannen van werkzaamheden dienen de volgende zaken in kaart te worden gebracht: 1. Welke beschermde dieren- en plantensoorten komen in en nabij het plangebied voor; 2. Leidt het realiseren van het plan of de uitvoering van geplande werkzaamheden tot handelingen die strijdig zijn met de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet betreffende planten op hun groeiplaats of dieren in hun natuurlijk leefomgeving; 3. Kunnen het plan of de voorgenomen werkzaamheden zodanig gewijzigd worden dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd worden; 4. Is om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten ontheffing (ex art. 75 van de Flora & Faunawet) van de verbodsbepalingen op de groeiplaats of dieren in hun natuurlijke leefomgeving vereist; Ontwikkelingen binnen het plangebied Amstelveen Arch (Van Heuven Goedhartlaan 15-17) Het plangebied is in juni 2006 bezocht om enerzijds de aanwezige en aangrenzende biotopen te beschrijven en anderzijds eventuele incidentele waarneming te doen voor beschermde flora en fauna. In het onderzochte gebied zijn geen beschermde soorten aangetroffen. Potenties van de locatie voor beschermde soorten zijn er niet. Voor algemene soorten gelden de verbodsbepalingen niet als het gaat om werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Een ontheffing voor deze soorten is niet nodig. Het onderzoeksgebied is niet geschikt voor de verschillende soortgroepen. De locatie bestaat grotendeels uit een kantoorpand. Dit pand heeft geen potenties als verblijfsplaats voor gebouwbewonende vleermuizen of broedsoorten. Er behoeft geen ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet te worden aangevraagd. Zie voor het onderzoek bijlage 6. Gebiedsbescherming De bescherming van gebieden wordt (nu nog) geregeld in de Europese Habitatrichtlijn en de Europese Vogelrichtlijn. Een verandering is echter op komst als de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking treedt. De wijziging van de Natuurbeschermingswet is inmiddels in het Staatsblad verschenen (Stb 2005, 195), maar nog niet in werking. Hierin zijn de bepalingen over gebiedsbescherming uit de Vogel- en Habitatrichtlijn omgezet in Nederlands recht. In, maar ook in de nabijheid van, een beschermd natuurgebied gelden strengere regels dan in andere gebieden. De Habitat- en Vogelrichtlijngebieden beslaan samen 20% van het Nederlandse grondgebied. In de Gemeente Amstelveen liggen geen beschermde gebieden. Rode lijsten Voorts worden nog gehanteerd de zogenaamde ´rode lijsten´. Deze rode lijsten hebben geen wettelijke status, maar geven wel de kwetsbaarheid van soorten aan. Er wordt bijvoorbeeld aangegeven of een soort bijna is uitgestorven of bedreigd is in zijn voorkomen in Nederland. Een soort die bescherming geniet onder de Flora- en Faunawet kan ook op de Rode Lijst voorkomen, maar een soort op de Rode Lijst, is niet automatisch beschermd onder de Flora- en faunawet. Bij ontwikkelingen moet onderzocht worden wat de gevolgen zijn voor de leefgebieden van beschermde soorten en moeten mitigerende of compenserende maatregelen getroffen worden. Bovendien moet er ontheffing aangevraagd worden. Daarnaast valt het plangebied binnen de gronden waarop beperkingen zijn gesteld aan gebruik en beperkingen aan een bestemming die vogels aantrekt. De omvang van het gebied waar beperkingen gelden voor het aantrekken van
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
77
vogels, is zodanig dat de afstand tussen de grens van het gebied en iedere baan minimaal 6 km bedraagt. Bij de bepaling van de omvang is uitgegaan van de bescherming van dat gebied rond het banenstelsel waarin, statistisch gezien, de meeste vogelaanvaringen plaatsvinden. Een gebruik of bestemming kan binnen de genoemde categorie wel worden gerealiseerd als overeenkomstig de Wet luchtvaart een verklaring van geen bezwaar is verleend. Als een verklaring van geen bezwaar is afgegeven kan het bestemmingsplan te zijner tijd met deze verklaring in overeenstemming worden gebracht.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
78
6
PLANOPZET
6.1
Algemeen
In dit hoofdstuk gaat het om de vertaling van de doelstellingen naar een planologische regeling. Het bestemmingsplan is het belangrijkste publiekrechtelijk instrument om doelstellingen te realiseren. Hiermee wordt de basis gelegd voor handhaving, wordt gereageerd op de markt of kunnen ontwikkelingen worden gestuurd. Gemeentelijke verordeningen en ingrepen in de openbare buitenruimte zijn andere publiekrechtelijke instrumenten. Gronduitgifte en verhuur van grond zijn privaatrechtelijke mogelijkheden. Beleid is in te delen in drie typen: faciliterend, actief sanerend en actief stimulerend.
6.2
Hoofdlijnen van de juridische regeling
Planvorm Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Dat wil zeggen, dat het huidige gebruik en de huidige bebouwing qua omvang, plaats en geaardheid in hoge mate bepalend is geweest voor de bestemmingsregeling. Verder is rekening gehouden met gewenste toekomstige ontwikkelingen Het juridisch bindende gedeelte voorschriften en de plankaart.
6.3
van
het
bestemmingsplan
bestaat
uit
de
Plankaart
Op de plankaart is steeds de bestemming van de betreffende percelen aangegeven.
6.4
Voorschriften
6.4.1. Algemeen De planvoorschriften geven in aansluiting daarop aan welke gebruiks- en bebouwingsregels gelden voor die gronden en bestaan globaal uit de volgende delen: Hoofdstuk I Inleidende bepalingen: Begripsbepalingen; hierin worden de begrippen gedefinieerd die in de voorschriften worden gebruikt. Wijze van meten en berekenen; hierin wordt aangegeven hoe de diverse maten worden gemeten en de inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden berekend om zo een eenduidige toepassing van de bebouwingregeling te bewerkstelligen. Hoofdstuk II Bestemmingsbepalingen De doeleinden van de bestemming worden beschreven en de daarvoor geldende bouw- en andere bepalingen worden aangegeven. Het artikel bestaat uit de volgende elementen: - bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden van de bestemming; - bouwvoorschriften: regels omtrent hoogte, afstand tot de perceelsgrens enz; - een eventuele vrijstellingregeling: van algemene vrijstellingen tot verandering van de soort bedrijvigheid tot een uitbreiding van de oppervlakte van bedrijfsbebouwing via een vrijstelling; - gebruiksvoorschriften: regels omtrent welk gebruik als strijdig ten aanzien van de bestemming dient te worden beschouwd; - een strafbepaling;
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
79
- een eventuele wijzigingsbevoegdheid. Hoofdstuk III Uit te werken bestemmingen Hier wordt de uit te werken bestemming Gemengd nader vorm gegeven door middel van de uitwerkingsregels die geëerbiedigd dienen te worden bij het opstellen van het uitwerkingsplan. Hoofdstuk IV Dubbelbestemmingsbepalingen De bepalingen waarbij er sprake is van twee bestemmingen over elkaar heen waarin aangegeven wordt op welke manier met deze dubbele bestemmingen bij bouwen en gebruik omgegaan dient te worden. Hoofdstuk V Overige bepalingen Ÿ Een anti-dubbeltelbepaling; deze bepaling dient om te voorkomen dat bijvoorbeeld een bepaald grondoppervlak dat in een bepaald geval al eens als berekeningsgrondslag voor de toelaatbare oppervlakte aan bebouwing heeft gediend, later nog eens als berekeningsgrondslag voor een ander bouwwerk wordt gebruikt, maar dat dan tot gevolg heeft dat in het eerste geval een situatie ontstaat die afwijkt van het plan. Ÿ Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening: In dit artikel wordt aangegeven op het gebied van welke aspecten de bouwverordening in het kader van dit bestemmingsplan niet zijn algemene aanvullende werking zal hebben. Ÿ Algemene vrijstellingsbevoegdheid: In dit artikel wordt bepaald in het kader van welke algemene vrijstelling gebruik gemaakt kan worden. Ÿ Overgangsbepaling; samengevat wordt hierin gewaarborgd dat bouwwerken en gebruiksvormen die bij de totstandkoming van het plan reeds bestaan, maar nu in strijd raken met het plan, mogen blijven bestaan. Daarbij wordt het hierin mogelijk gemaakt om op te treden tegen eerder ontstaan illegaal gebruik. Ÿ Slotbepaling; voor de duidelijkheid, o.a. bij benoeming en verwijzing, is hierin een eenduidige naam voor het gehele plan inclusief de toelichting aangegeven.
6.4.2. Specifieke bestemmingen Kleinschalige bedrijven Achter de winkelstrip Rembrandtweg zijn kleinschalige bedrijfjes aanwezig. Nutsgebouwen De in het plangebied voorkomende regelstations met een hoogte van 3 meter of meer dan wel een oppervlakte van 15 m² of meer zijn als zodanig bestemd binnen de bestemming 'bedrijf-nutsvoorzieningen regelstations' (B-NR). Deze grenzen worden aangehouden, omdat kleinere gebouwen hiervoor sinds 1 januari 2003 vergunningsvrij zijn geworden. Centrum Binnen deze bestemming zijn diverse activiteiten ondergebracht. Het gaat om het winkelcentrum met detailhandel, dienstverlening en horeca. In de thans geldende plannen van het Stadshart zijn voor de functies detailhandel dienstverlening en horeca maximum vloeroppervlaktes vastgelegd. Nu alle bebouwing is gerealiseerd is voor het nieuwe bestemmingsplan uit oogpunt van deregulering en flexibiliteit een andere benadering gekozen. In de bebouwing met de bestemming Centrum is detailhandel, dienstverlening en horeca toegestaan zonder maximum per functie. Er zijn wel twee uitzonderingen. Bij de winkels aan de Rembrandtweg, ten noorden van de Pieter Lastmanweg, is het aantal m² horeca en dienstverlening wel gemaximaliseerd. Aan het Stadsplein zijn de panden waar reeds een horecagelegenheid aanwezig is, uitsluitend bestemd voor horeca. Daarbij zijn er tevens binnen de bestemming centrum woningen en kantoor en/of praktijkruimten toegestaan. Deze bevinden zich grotendeels vanaf de eerste en tweede verdieping. Aan de Pieter Lastmanweg zit een kinderdagverblijf binnen de bestemming Centrum. Een congrescentrum is binnen deze bestemming toegestaan wanneer het perceel nader is aangeduid met een asterisk. Ondersteunende horeca bij detailhandel is mogelijk mits de horeca een nevenactiviteit is en niet het hoofddoel is of zal worden maar daarmee wel een relatie heeft.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
80
Groen Het groen binnen het plangebied is als zodanig bestemd. Het groen is mede bestemd voor bermen en beplanting, paden, speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede voor verhardingen, parkeervoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en straatmeubilair. Het groen kan tevens worden gebruikt voor opstelplaatsen voor voertuigen van hulpdiensten. Horeca Naast de horeca in het winkelcentrum zijn de overige horecabedrijven als zodanig bestemd. De horecabedrijven zijn onderverdeeld in drie verschillende typen, namelijk type I: daghoreca, lunchrooms, koffie-/theehuizen, type II: (fastfood)restaurants, cafetaria, snackbars, shoarmazaken en type III: (eet)cafés, bars. Het stadsplein moet een beter imago krijgen en levendiger worden. Daarom is besloten om voor de panden waar reeds een horecagelegenheid zit, hier alleen horeca toe te staan. Kantoor Onder deze bestemming vallen de zelfstandige kantoren. Kantoorruimte of administratieve ruimte bij bedrijven is beperkt tot maximaal 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte. Maatschappelijk De maatschappelijke voorzieningen zijn als zodanig bestemd. Het betreft hier een veelsoortigheid aan voorzieningen waaronder: scholen, kinderopvang, medische praktijken, religieuze instellingen en overige instellingen waaronder culturele instellingen en instellingen voor sociaal-cultureel werk. Verkeer Onder deze bestemming zijn gebracht de verkeerswegen, straten en fiets- en voetpaden. Het verblijfsgebied, waaronder de woonstraten en woonerven hebben de bestemming 'verkeer-verblijfsgebied' (V-V). Het busstation en het tracé van de tramlijn 5, met alle daarbij behorende voorzieningen inclusief perrons, vallen onder de bestemming 'verkeer-openbaar vervoer' (V-OV). Het parkeren is ondergebracht in de bestemming 'verkeer-parkeren' (V-P). De gebouwde parkeervoorzieningen zijn apart aangeduid. Het wandelgebied in het winkelcentrum en het stadsplein zijn ondergebracht in de bestemming 'verkeer-voetgangersgebied' (V-VG). De bij woningen behorende garageboxen hebben de bestemming 'verkeer- garagebox' (V-G) gekregen. Water In het plangebied is het water als zodanig bestemd. Het water kan tevens worden gebruikt door de brandweer als bluswater. De gronden met de bestemming water kunnen niet worden omgezet in groenvoorziening, terwijl de gronden met de bestemming groenvoorziening mede bestemd zijn voor water en waterpartijen. Wonen De bestaande woningen in het plangebied zijn als zodanig bestemd. Aan huis verbonden activiteiten, bijvoorbeeld een praktijk voor een (huis)arts of fysiotherapie, een advocaat of een juridisch of financieel adviseur, zijn mogelijk, maar het woonkarakter dient het uitgangspunt te blijven. Daarom behoren deze beroepsactiviteiten ondergeschikt te blijven aan het wonen. Dit is geregeld door het stellen van een maximaal percentage (30%) van het woonoppervlakte voor andere dan woonactiviteiten te bestemmen. Het kenbaar maken van de beroepsactiviteiten door middel van een aanduiding op eigen terrein is in beginsel toegestaan. Wel kunnen hiervoor nadere voorschriften worden gegeven ten aanzien van de plaats en de grootte, alsmede de kleurstelling van de aanduiding. Overwegingen van esthetische aard zijn hierbij wellicht van doorslaggevende betekenis. De bij de woningen behorende (voor)tuinen zijn als zodanig bestemd. Uit te werken bestemming In de voorschriften zijn de te eerbiedigen uitwerkingsregels opgenomen. Dubbelbestemmingen Als dubbelbestemming is opgenomen het Luchthavenindelingbesluit Schiphol. Voor gronden welke binnen het gebied van het Luchthavenindelingbesluit zijn gelegen
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
81
gelden beperkingen aan gebruik en beperkingen aan een bestemming die vogels aantrekt. De omvang van het gebied waar beperkingen gelden voor het aantrekken van vogels, is zodanig dat de afstand tussen de grens van het gebied en iedere baan minimaal 6 km bedraagt. Een gebruik of bestemming kan binnen de genoemde categorie wel worden gerealiseerd als overeenkomstig de Wet luchtvaart een verklaring van geen bezwaar is verleend.
6.5
Toelichting
Blijkens artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro) gaat het plan vergezeld van een toelichting. Deze toelichting maakt formeel geen deel uit van het plan en heeft geen juridisch bindende werking.
6.6
Handhaving
In een bestemmingsplan zijn het gebruik en de bouwmogelijkheden van de gronden vastgelegd in de voorschriften en op de plankaart. Discussie over de inhoud van een bestemmingsplan vindt plaats tijdens de planvoorbereiding. De motivering van afwegingen en keuzes zijn te vinden in de toelichting van het bestemmingsplan. Belangrijke onderdelen van de planvoorbereiding zijn de inspraak en het wettelijk vooroverleg. Doel is uiteindelijk een bestemmingsplan vast te stellen voor een periode van tien jaar. Wanneer een bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, is de discussie over de inhoud van het plan afgerond en dienen overheid en burgers zich aan het plan te houden. Gebruik en/of bouwen dat niet in overeenstemming is met de plankaart en/of de voorschriften is dan in strijd met het geldende bestemmingsplan. De zorg dat situaties gedurende de planperiode in overeenstemming zijn en blijven met het geldende bestemmingsplan valt onder het begrip handhaven. Goede handhaving vereist dat, naast de overheid ook belanghebbenden en de gebruikers van een plangebied op eenvoudige wijze kennis kunnen nemen van de inhoud van het geldende bestemmingsplan. Om dit te bereiken wordt er naar gestreefd om bestemmingsplannen digitaal toegankelijk te maken via het internet. In de opzet van voorliggend bestemmingsplan is al rekening gehouden met deze nieuwe ontwikkeling. Beleid gemeente Amstelveen Op 12 december 1995 is door het college van Burgemeester en Wethouders de integrale handhavingsnota vastgesteld. Deze beleidsnota is uitgewerkt in het handhavingsprogramma 2003-2004. Dit programma heeft tot doel de handhavingsactiviteiten te organiseren, structureren en de handhavingsprioriteiten voor de planperiode vast te stellen. In de raadsvergadering van 12 juli 2006 is het handhavingsprogramma 2006/2007 vastgesteld. In deze nota is de verdere professionalisering van de handhaving beschreven en de prioriteiten voor 2006/2007 vastgelegd. Tevens zijn op 25 oktober 2006 binnen de gemeente Amstelveen vijf Buitengewoon Opsporingsambtenaren (BOA's) beëdigd. Zij kunnen bij constatering van strijd met het bestemmingsplan een proces verbaal opmaken. Binnen het handhavingsprogramma worden twee aspecten binnen de handhaving onderscheiden. Preventief handhavingsbeleid Bij handhaving is er in eerste instantie aandacht voor repressief handhaven, d.w.z. op het effectief ongedaan maken van overtredingen. Daarnaast is er echter ook de preventieve zijde van handhaving. Met preventieve handhaving worden maatregelen bedoeld die tot doel hebben te voorkomen dat opgetreden moet worden. Preventieve handhaving houdt onder andere in dat er bij de ontwikkeling van regelgeving voldoende wordt gecommuniceerd met belanghebbenden en er voldoende informatie beschikbaar is over het aanvragen van vergunningen. Uit de praktijk blijkt dat er preventieve werking uitgaat van de wetenschap dat een gemeente ingrijpt bij overtreding van de regels. Repressief handhavingsbeleid Het effectief ongedaan maken van overtredingen valt onder het begrip repressief handhaven. Artikel 125 van de Gemeentewet geeft het college de algemene
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
82
bevoegdheid tot het toepassen van bestuursdwang ter uitvoering van wet- en regelgeving. Handhaving is een bevoegdheid, tenzij een bijzondere wet anders aangeeft. Dit betekent dat het college in voorkomende gevallen kan afzien van handhaving. In de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is gedurende een groot aantal jaren aan bestuursorganen een grote mate van beleidsvrijheid toegekend met betrekking tot de vraag of tegen een overtreding van bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen al dan niet handhavend moet worden opgetreden. Een reeks van recentere uitspraken bevestigen de ontwikkeling naar een minder vrijblijvende handhavingspraktijk, die leidt naar een 'beginselplicht tot handhaving'. Met name waar derden de gemeente verzoeken om handhavend op te treden, kan daarvan slechts om zeer zwaarwegende redenen worden afgezien. De huidige standaardformuleringen van de Afdeling luiden: “Indien door een belanghebbende derde uitdrukkelijk is verzocht tegen een illegale situatie op te treden, kan alleen in bijzondere gevallen van handhavend optreden worden afgezien” of (als er geen handhavingsverzoek is ingediend) “alleen in bijzondere gevallen kan van het bestuursorgaan worden verlangd dat het afziet van handhavend optreden tegen een illegale situatie”. Binnen de gemeente heeft preventieve handhaving de voorkeur boven repressieve handhaving. Bestuursrechterlijke handhaving heeft de voorkeur boven strafrechterlijke handhaving. Een combinatie van bestuursrechterlijke handhaving en strafrechterlijke handhaving is ook mogelijk.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
83
7
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
Bij de start van het stadshartproject heeft de gemeente Amstelveen voor een bedrag van afgerond 4,31 miljoen euro (in procenten 47,5) deelgenomen in het commanditaire vermogen van een samen met enkele private ondernemingen (MAB/Bouwfonds en Ballast Nedam) voor de totstandkoming van het Stadshart opgerichte ontwikkelingsmaatschappij. Afgelopen jaren is een aantal keer informatie verstrekt over de stand van zaken via een raadsvoorstel van 30 november 2004 en 28 september 2005. Naar aanleiding daarvan is 4,8 miljoen euro extra commanditair vermogen beschikbaar gesteld. Het volgestorte aandelenvermogen van de SAO door de partners is opgehoogd tot 19,1 miljoen euro. Het gemeentelijk aandeel is 9,1 miljoen euro. Door de SAO is aangegeven dat het eindresultaat/maximum risicoprofiel van de SAO zich binnen de omvang van het aandelenvermogen van de SAO beweegt. Het kantoor op het Handelsplein is inmiddels voor 80% verhuurd. Het één na laatste project Townhouse is in de eerste helft van 2007 opgeleverd. Het laatste project "horecapaviljoen" is inmiddels verkocht en wordt in 2008 gerealiseerd. De arbitragezaak tussen SAO en CGI over de afrekening van de parkeergarages is afgerond in het najaar van 2007. Medio 2008 kan de eindbalans opgemaakt worden. Naar verwachting zal een deel van het beschikbaar gestelde commanditair vermogen worden teruggestort aan de partners, waaronder de gemeente Amstelveen. Toneeltoren Schouwburg Amstelveen In verband met de landelijke trend naar grotere en zwaardere decors heeft de Schouwburg Amstelveen de wens geuit de toneeltoren te vergroten. In overleg met deze instelling is afgesproken om deze wens bij de voorbereiding van de komende vernieuwing van de technische installaties (de "trekken") nader te beoordelen op zijn technische en financiële aspecten. Deze voorbereiding staat gepland voor over 3 jaar, de vervanging zelf voor over 5 jaar. Bij een positief besluit zal de investering door de gemeente worden gedaan en middels een huurverhoging met de Schouwburg Amstelveen worden verrekend, die daarvoor, afhankelijk van de ontwikkeling van de eigen exploitatie, in meer of mindere mate een beroep op gemeentelijke subsidiëring zal doen. Om praktische redenen wordt de ruimte voor de gewenste vergroting van de toren in het voorliggende bestemmingsplan meegenomen. Van Heuven Goedhartlaan 15-17 (Amstelveen Arch) De ontwikkeling op het perceel Van Heuven Goedhartlaan 15-17 is middels een flexibiliteitsinstrument (uitwerking ex artikel 11 WRO) meegenomen in dit bestemmingsplan. Op grond van art. 14, lid 2 aanhef en onder a Bro is het niet nodig om bij een wijzigingsbevoegdheid of een uitwerkingsplicht op voorhand al (absolute) financiële zekerheid te eisen. Bij de opstelling van het uitwerkingsplan zal de financiële uitvoerbaarheid meer in detail weer te geven zijn. Betreft het een locatie, die volkomen autonoom zonder grondpositie van de gemeente ontwikkeld kan worden, dan draagt de autonome partij volkomen de verantwoordelijkheid voor de financiële haalbaarheid van het plan. De ontwikkelende partij overlegt een exploitatie waarmee aangetoond wordt dat de ontwikkeling financieel haalbaar is. Indien er voor de gemeente kosten zijn verbonden aan planvorming en aansluiting op openbaar gebied dan worden deze kostenposten in een overeenkomst vastgelegd en op de ontwikkelende partij verhaald voordat de ontwikkeling wordt gestart. Ten aanzien van de ontwikkeling aan de Van Heuven Goedhartlaan 15-17 heeft de gemeenteraad in de raadsvergadering van 4 juli 2007 de grondexploitatie met een positief resultaat vastgesteld.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
84
8
MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID
8.1
Overleg met de bevolking
Het voorontwerp is gedurende vier weken ter inzage gelegd van donderdag 7 februari 2008 tot en met woensdag 5 maart 2008. Tevens is gelegenheid geweest om gedurende drie aaneengesloten uren per week buiten de werkuren het voorontwerp in te zien in de stadsbibliotheek in het stadshart. Hiervan is vooraf kennis gegeven in het Amstelveens Weekblad van 6 februari 2008. Er is een informatieavond gehouden op 19 februari 2008, waarbij een ieder kon worden ingelicht over de doelstellingen van het voorontwerp bestemmingsplan en waarbij gelegenheid is gegeven om vragen te stellen en reacties naar voren te brengen. In bijlage 3 zijn de inspraakreacties zakelijk weergegeven en is het commentaar daarop van het college van burgemeester en wethouders neergelegd. Het ontwerp is gedurende zes weken ter inzage gelegd van donderdag 22 mei 2008 tot en met woensdag 2 juli 2008. Gedurende de termijn van ter inzage legging heeft een ieder de gelegenheid gekregen om schriftelijk of mondeling zienswijzen kenbaar te maken.
8.2
Overleg met instanties
In het kader van het wettelijk vooroverleg op grond van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Overleg ex artikel 10 Bro 1985) is het voorontwerp toegezonden aan de hieronder genoemde provinciale en rijksdiensten en andere instanties op 1 februari 2008. De toezending is gedaan met het verzoek om binnen twee maanden te reageren en met de mededeling, dat indien niet binnen die termijn zal zijn gereageerd, wordt aangenomen, dat het voorontwerp bestemmingsplan geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, afdeling Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid VROM-Inspectie Noord-West Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten Rijkswaterstaat Directie Noord-Holland Directoraat-Generaal van de Rijksluchtvaartdienst Waternet Stichting Steunpunt cultureel erfgoed Noord-Holland Kamer van Koophandel voor Amsterdam e.o Waterleidingbedrijf Zuid-Kennemerland Watertransportmaatschappij Rijn-Kennemerland WRK Gasunie Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam Amsterdam Airport Schiphol Het Dagelijks Bestuur van het Regionaal Orgaan Amsterdam Stadsregio Amsterdam Ondernemersvereniging Amstelveen Vereniging van Amstelveense Detailhandelsorganisaties Milieufederatie Noord-Holland Participatiegroep Gehandicapten Amstelveen Brandweer Amstelveen Buurtregisseur p/a politie Amsterdam-Amstelland, bureau Amstelveen noord Wijkplatform Stadshart Winkeliersvereniging Stadshart Amstelveen Winkeliersvereniging VCP Stadshart Amstelveen
De instanties welke staan vermeld onder de nummers 3, 5, 9, 10, 12, 13, 14, 16, 17, 18, 20, 21, 22, 23 en 24 hebben niet gereageerd, zodat mag worden aangenomen, dat het voorontwerp geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
85
opmerkingen. De instanties welke staan vermeld onder de nummers 2, 7, 11 en 19 hebben te kennen gegeven, dat zij geen opmerkingen hebben, dan wel dat het voorontwerp geen onderwerpen raken waarbij deze instanties belang hebben. De instanties welke staan vermeld onder de 1, 4, 6, 8 en 15 hebben inhoudelijk schriftelijk gereageerd op het voorontwerp bestemmingsplan. In bijlage 4 volgt een samenvatting van de inspraakreacties en het commentaar daarop van het college van burgemeester en wethouders.
8.3
Vaststelling bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van 26 november 2008.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
86
9
BIJLAGEN
BIJLAGEN TOELICHTING 1.
Actieplan Luchtkwaliteit Amstelveen 2007-2015
2.
Actualisatie risico´s wegtransport A9 Amstelveen AVIV, 19 april 2005.
3.
Nota van Beantwoording inspraakreacties, mei 2008
4.
Nota van Beantwoording artikel 10 Bro, mei 2008
5. Onderzoek geluidbelasting en luchtkwaliteit, bouwplan Amstelveen Arch 6. Toetsing in het kader van de Flora- en faunawet, Van Heuven Goedhartlaan 17 te Amstelveen
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
87
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
88
VOORSCHRIFTEN
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
89
HOOFDSTUK I ALGEMENE EN BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1
Begripsbepalingen
In dit plan wordt verstaan onder:
1.
het plan:
het Bestemmingsplan "Amstelveen Stadshart" van de gemeente Amstelveen;
2.
de plankaart:
de plankaart van het Bestemmingsplan "Amstelveen Stadshart", bestaande uit de kaart SA.10.08;
3.
aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
4.
aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
5.
achtergevel rooilijn:
bebouwingsgrens aan de van de weg afgekeerde zijde van het bebouwingsvlak;
6.
ambachtelijke bedrijven:
het bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede diverse vormen van bedrijfsmatige opslag;
7.
archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit vroegere tijden, zoals aangegeven op de archeologische waardenkaart van de provincie Noord-Holland;
8.
banpaal:
historische gemeentelijke begrenzingspaal;
9.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
10.
bebouwingspercentage:
een in de voorschriften of op de plankaart aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
11.
bedrijfsactiviteit:
de uitoefening van opslag-, handels-. transport- en industriële bedrijven, een en ander met de uitsluiting van agrarische bedrijven, detailhandel, horeca, publieksgerichte dienstverlening, maatschappelijke en culturele voorzieningen en bedrijfsmatige sportdoeleinden
12.
bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
13.
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
90
14.
beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
15.
bestaand gebruik of bouwwerk:
een gebruik of een bouwwerk, dat aanwezig is op het moment van het van kracht worden van het plan, respectievelijk op het moment van ter inzage legging van het ontwerp van het plan;
16.
bestemmingsgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
17.
bestemmingsvlak:
een op de plankaart aangeven vlak met eenzelfde bestemming;
18.
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
19.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
20.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
21.
bouwgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;
22.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
23.
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
24.
bouwvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;
25.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
26.
bruto vloeroppervlakte b.v.o:
de som van de binnen de gevels gelegen vloeroppervlakten van alle bouwlagen alsmede onderbouw en zolder, inclusief kolommen, trappenhuizen, gangen, liften, toiletten e.d., met uitzondering van (kruip)kelders met een hoogte van minder dan 1.50 meter en technische ruimten op daken;
27.
carport:
een niet aan alle zijden met wanden omsloten overdekte ruimte ten behoeve van de stalling van (motor-)voertuigen;
28.
commerciële dienstverlening:
vormen van zakelijke en persoonlijke dienstverlening met algemeen publiekelijke baliefunctie zoals een bankkantoor, een reisbureau en dergelijke;
29.
cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft achtergelaten danwel gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
30.
dak:
iedere bovenbeëindiging, vlak of hellend, van een gebouw;
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
91
31.
dakkapel:
een toevoeging van ondergeschikte omvang binnen een hellend dakvlak, waarbij het karakter van het dak in stand blijft;
32.
dakopbouw:
een toevoeging aan de bouwmassa van een (hoofd)gebouw vanaf het bestaande dakvlak, waarbij gehele of gedeeltelijke verhoging van het oorspronkelijk dakvlak plaatsvindt;
33.
dakterras:
een vanuit een gebouw betreedbaar plat dakvlak, voorzien van een vloerafscheiding (hekwerk, balustrade);
34.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroepsof bedrijfsactiviteit;
35.
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
36.
eengezinshuis/eengezinswoning:
een woning bestemd voor één huishouden;
37.
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
38.
erfafscheiding:
een scheiding tussen erven, tuinen en/of openbare ruimten in de vorm van een bouwwerk, dan wel beplanting;
39.
erker:
een aan de voor- of zijgevel van een woning of een ander gebouw geplaatste uitbouw in één bouwlaag, welke onlosmakelijk verbonden is met en deel uitmaakt van de hoofdmassa van die woning of dat gebouw, bedoeld om het genot van die woning of dat gebouw te vergroten. De uitbouw dient uit functioneel oogpunt ondergeschikt en uit architectonisch oogpunt een aanvulling op de hoofdvorm te zijn;
40.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
41.
geluidgevoelige functies:
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het besluit geluidhinder spoorwegen;
42.
geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen,het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
43.
geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone (50 dB (A) contour Zonebesluit) moet worden vastgesteld;
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
92
44.
hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in en concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
45.
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
46.
hoogtescheidingslijn:
een op de kaart aangegeven lijn welke de grens vormt van een gedeelte van een bebouwingsvlak waar een bepaalde op de kaart aangegeven hoogte is toegestaan;
47.
horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
48.
horeca I, daghoreca:
horecabedrijven, die een relatie hebben met het winkelend publiek en die overdag en tot uiterlijk 21.30 uur open zijn, zoals lunchrooms, koffie-/theehuizen, ijssalons; onder daghoreca word mede begrepen een combinatie van winkel en horecabedrijf in 1 gebouw;
49.
horeca II, (fastfood)restaurants, cafetaria, snackbars en shoarmazaken:
inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, alsmede het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken. Het accent ligt op de verkoop van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren;
50.
horeca III, cafés, eetcafe's, bars
inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van kleine etenswaren; het accent ligt op de verkoop van dranken dan wel op het verstrekken van kleine etenswaren;
51.
horeca IV, dancings, discotheken, nachtclubs
een bedrijf, dat is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcohol en niet alcoholhoudende dranken, zoals een dancing of discotheek;
52.
hotel:
een bedrijf, dat is gericht op het verschaffen van logies en het daarmee verband houdende ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en al dan niet ruimte biedt voor vergaderingen en cursussen;
53.
horizontale diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
54.
kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
55.
karakteristiek:
panden, objecten en gronden die genomineerd zijn als Rijksmonument en welke voorbescherming genieten in het kader van de Monumentenwet 1988;
56.
keurgebied:
gebied ter plaatse en aan weerszijden van waterkeringen en wateren waarbinnen de Keurbepalingen (verboden en geboden) van toepassing zijn;
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
93
57.
kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
het bedrijfsmatig overwegend handmatig vervaardigen, bewerken, herstellen en/of installeren van goederen, alsmede diverse vormen van opslag, van een zodanige aard en omvang, dat daarop de Wet Milieubeheer niet van toepassing is;
58.
landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur;
59.
langzaam-verkeerszone:
een begrensd gebied ter bundeling van fiets-, ruiter- en/of voetpaden;
60.
lessenaarsdak:
een kapvorm waarbij een schuin dakvlak is gecombineerd met een nagenoeg verticaal dakvlak;
61.
ligplaats:
een ruimte, die wordt ingenomen door een woonschip, -ark en/of bedrijfsschip;
62.
maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
63.
maaiveld:
de bovenkant van het oorspronkelijke dan wel (verhoogd of verlaagd) aangelegd terrein waar een gebouw zal worden opgericht;
64.
natuur en landschapsontwikkeling:
cultuurlijke ingrepen teneinde natuurlijke processen in gang te zetten, die de natuurlijke en landschappelijke waarden dienen te ontplooien;
65.
natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorphologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
66.
nevenfuncties:
het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwblok die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen;
67.
nokhoogte of kaphoogte:
het hoogste punt van een dakconstructie, behoudens toegelaten afwijkingen krachtens deze voorschriften;
68.
nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van transport van aardgas, alarmeringssignalen, elektriciteit, telecommunicatie, water en soortgelijke goederen;
69.
ondergronds bouwen:
het bebouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het maaiveld (zoals kelders en parkeergarages);
70.
onderkomens:
voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming en/of gebruik onttrokken – voertuigen, vaartuigen, woonschepen, toercaravans, stacaravans, tenten of gedeelten daarvan, voorzover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;
71.
opslag:
het bedrijfsmatig opslaan, verhandelen of verpakken van goederen;
72. a.
b.
peil: voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
94
c.
73.
weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
permanente bewoning
het gebruik van een kampeermiddel, recreatieverblijf of vakantiehuis door een persoon, gezin of andere groep van personen, op een wijze die ingevolge de Wet gemeenschappelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving van bewoner(s) in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Amstelveen, terwijl deze perso(o)n(en) niet aannemelijk kan/kunnen maken elders over een hoofdverblijf te beschikken
74.
platte afdekking:
een (min of meer) horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat;
75.
praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn inrichting en indeling geschikt is om te worden gebruikt door beoefenaren van vrije beroepen; onder vrije beroepen worden in dit plan verstaan (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen;
76.
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
77.
scheidingslijn:
een op de kaart aangegeven lijn, die de grens aangeeft tussen delen van bestemmings- en/of bouwvlakken, waardoor verschillende, in de voorschriften nader aangegeven, regelingen van toepassing zijn;
78.
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
79.
stacaravan:
een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;
80.
straatmeubilair:
de bij of op de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen: abri´s, afvalbakken, (ondergrondse) afvalcontainers, alarmeringsinstallaties met bijbehorende antennes, bloemen- of plantenbakken, brandkranen, draagconstructies voor reclame, fietsenrekken, gedenktekens, lichtmasten, parkeermeters, pinboxen, schakelkasten, speeltoestellen, straatverlichting, telefooncellen met bijbehorende antennes, urinoirs, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeerslichten, vitrines, voorwerpen van beeldende kunst, wegbewijzering en zitbanken; onder straatmeubilair worden niet begrepen verkooppunten voor motorbrandstoffen.
81.
toeristisch bedrijf:
economische bedrijfsactiviteiten gericht op het aantrekken van toeristen en bezoekers;
82.
tuinhuisje:
een gebouwtje, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, niet voor permanente bewoning is bestemd en dat gedurende het gehele jaar voor recreatieve doeleinden kan worden gebruikt;
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
95
83.
uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
84.
veiligheidszone:
gronden aan weerszijden van de waterkering. De breedte van de veiligheidszone hangt samen met het type waterkering;
85.
verdieping:
een boven de begane grond gelegen bouwlaag;
86.
verkooppunt voor motorbrandstoffen:
een inrichting, waar door middel van één of meer pompinstallaties motorbrandstoffen worden verkocht en geleverd.
87.
verkoopvloeroppervlakte (vvo):
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; (let op: dit is dus de netto-vloeroppervlakte)
88.
verticale diepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
89.
vloeroppervlakte woning:
de som van de oppervlakten van alle bouwlagen, deel uitmakende van het hoofdgebouw, daar onder begrepen kelderruimten en zolderruimten voorzover de vrije hoogte ten minste 1.50 meter bedraagt, en met uitzondering van: ruimten waar kleinere vrije hoogte dan 1,50 meter aanwezig is, alsmede balkons, bijgebouwen, gemeenschappelijke berg-, verkeers- en wasruimten en loggia's;
90.
voorgevel:
de gevel van een gebouw gericht naar de wegzijde;
91.
voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de wet Geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
92.
waterkering:
grondlichamen (dijk) of constructie met als functie bescherming van lager gelegen gebied (veelal polders) tegen water buiten dat gebied;
93.
Wet:
de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zoals deze luidt op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan;
94.
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
95.
woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
96.
woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
97.
zij- en achtererf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en zijn gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw;
98.
zij- of achtergevel:
een gevel van een gebouw niet gericht naar de wegzijde;
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
96
99.
zone:
een op de plankaart aangegeven gebied, waarvoor aanvullende bepalingen gelden;
100.
zoneringsregeling:
de op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van dit plan geldende regels inzake de zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen en watertransportleidingen
Artikel 2
2.1
Wijze van meten
Meetvoorschrift
Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
1.
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak van de ondergelegen bouwlaag;
2.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
3.
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
4.
de (bouw)hoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
5.
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk
6.
afstand tussen lijnen op de plankaart:
van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn;
7.
verticale diepte:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
8.
de hoogte van een windenergieinstallatie:
vanaf het peil tot aan de wiekenas van de windenergieinstallatie.
2.2
Toepassing ten aanzien van ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
97
HOOFDSTUK II Artikel 3
3.1
BESTEMMINGSBEPALINGEN
Bedrijf-Kleinschalig (B-K)
Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor bedrijf-kleinschalig (B-K) aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. garageboxen en kleinschalige bedrijven, die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage B behorende bij deze voorschriften, onder de categorieën 1 en 2 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen; met de daarbij behorende: b. toeritten; c. parkeervoorzieningen; d. terreinverhardingen.
3.2
Bouwvoorschriften
3.2.1. Gebouwen Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bestemmingsvlak worden gebouwd; b. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer dan 3,50 respectievelijk 6,00 meter bedragen; c. het bebouwd oppervlak mag 100% van het aangegeven bouwvlak bedragen, tenzij op de plankaart anders is aangegeven.
3.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1. 6 meter voor palen en masten; 2. 3 meter voor lichtmasten en voor het overige.
3.3
Gebruiksvoorschriften
3.3.1. Gebruiksverbod Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
3.3.2. Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.3.1, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van vrijstaande (bij)gebouwen voor bewoning; b. het gebruik van gebouwen voor meer dan 30% voor kantoordoeleinden verbonden aan de bedrijfsactiviteiten en voor alle kantooractiviteiten niet verbonden aan een bedrijfsactiviteit;
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
98
c. d. e. f.
het gebruik van het gebruik van het gebruik van van goederen; het gebruik van
gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel; gronden en bouwwerken ten behoeve van de horeca; onbebouwde gronden gelegen buiten het bouwvlak voor opslag gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
3.3.3. Algemene vrijstellingsbevoegdheid (toverformule) Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 3.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
3.4
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 3.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
3.5
Wijzigingsbevoegdheid I
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, met inachtneming van de in artikel 3.6 omschreven procedurevoorschriften, het plan in die zin wijzigen dat de bestemming Bedrijf-Kleinscahlig (B-K), voor zover gelegen binnen de op de kaart aangegeven grens wijzigingsbevoegdheid I, wordt gewijzigd in de bestemmingen Centrum (C) met de nadere aanduiding VII en Verkeer (V) met inachtneming van de volgende regels: a. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer dan 3,50 respectievelijk 6,00 meter bedragen; b. de nieuw aan te leggen bevoorradingsstraat achter de woonwinkelpanden aan de Rembrandtweg dient een minimale breedte te verkrijgen van 7 meter; c. tussen de achterpaden behorende bij de Van Karnebeeklaan en de Ferdinand Bolweg en de te verleggen bevoorradingsstraat dient ten behoeve van de winkels een deugdelijke afscherming van tenminste 1,80 meter hoog te worden gerealiseerd; d. de resultaten van de vereiste uit te voeren bodemonderzoeken dit toelaten. Voor de gewijzigde bestemmingen gelden de desbetreffende voorschriften van dit bestemmingsplan.
3.6
Wijzigingsprocedure
Ingeval van wijziging als bedoeld in lid 3.5 nemen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften in acht: a. Het ontwerpbesluit tot wijziging ligt met bijbehorende stukken gedurende 4 weken voor een ieder ter inzage; b. De tervisielegging wordt bekendgemaakt in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze; c. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor een ieder om gedurende de termijn van tervisielegging schriftelijke bedenkingen in te dienen bij burgemeester en wethouders; d. Burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit bedenkingen zijn ingediend, met redenen omkleed; e. Burgemeester en wethouders doen, zo nodig, Gedeputeerde Staten hun besluit zo spoedig mogelijk toekomen, zulks onder toezending in voorkomend geval van de daartegen ingekomen bedenkingen.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
99
Artikel 4
4.1
Bedrijf-Nutsvoorzieningen Regelstations (B-NR)
Bestemmingsomschrijving
de op de plankaart voor bedrijf nutsvoorzieningen regelstations (B-NR) aangewezen gronden zijn bestemd voor regelstations.
4.2
Bouwvoorschriften
4.2.1. Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bestemmingsvlak worden opgericht; b. het bebouwd oppervlak mag 100% bedragen van het aangegeven bestemmingsvlak; c. de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen.
4.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; b. de hoogte voor palen en (licht)masten mag niet meer dan 6 meter bedragen; c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
4.3
Gebruiksvoorschriften
4.3.1. Gebruiksverbod Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
4.3.2. Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 4.3.1, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van goederen; b. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting.
4.3.3. Algemene vrijstellingsbevoegdheid (toverformule) Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 4.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
4.4
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 4.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
100
Artikel 5
5.1
Centrum (C)
Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor centrum (C) aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen ten behoeve van: 1. detailhandel; 2. dienstverlening; 3. horecavoorzieningen typen I, II en III; Deze functies zijn toegestaan in alle bouwlagen, tenzij de gronden op de plankaart zijn voorzien van een andere aanduiding (I t/m V): I. indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding romeinse I, is wonen vanaf de eerste verdieping toegestaan; II. indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding romeinse II, is wonen vanaf de tweede verdieping toegestaan; III. indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding romeinse III, is wonen + kantoor en/of praktijkruimte, vanaf de tweede verdieping toegestaan met dien verstande dat het aantal woningen nooit minder dan 50 mag zijn; IV. indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding romeinse IV, is kantoren vanaf de eerste verdieping toegestaan; V. indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding romeinse V, is kantoren op de eerste verdieping en wonen vanaf de tweede verdieping toegestaan; b. dakterrassen en bijbehorende groenvoorzieningen verplicht, indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding romeinse VI; c. 1. detailhandel 2. dienstverlening max. 300 m² 3. horecavoorzieningen typen I en II max. 200 m² op de begane grond en wonen vanaf de eerste verdieping indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding romeinse VII; d. ondergeschikte horeca bij detailhandel wanneer deze een relatie heeft met de hoofdactiviteit; e. uitsluitend een parkeergarage boven een hoogte van 4,50 meter indien en voorzover de gronden zijn voorzien van een nadere aanduiding 'parkeergarage toegestaan'(pg); f. overbouwde doorgangen met een vrije doorloophoogte van tenminste 3,00 meter, welke tevens als voetgangersgebied zijn aan te merken, indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'overbouwing'; g. een congrescentrum op de begane grond en eerste verdieping, indien en voorzover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid met een asterisk; h. maatschappelijke voorzieningen bestaande uit een kinderdagverblijf op de eerste verdieping, indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'maatschappelijk toegestaan'; i. terras/ speelplaats ten behoeve van het kinderdagverblijf, indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'terras toegestaan' j. een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf tot maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning, daar waar wonen is toegestaan aangeduid met een romeinse I, II, III, V of VII; met de daarbij behorende: k. fietsenstallingen; l. parkeervoorzieningen; m. wegen en paden; n. groenvoorzieningen; o. speelvoorzieningen; p. water en waterpartijen; q. tuinen, erven en terreinen; r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
101
5.2
Bouwvoorschriften
5.2.1. Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij op de plankaart anders is aangegeven; c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan de op de plankaart is aangegeven; d. de gronden met de nadere aanduiding 'terras speelplaats toegestaan' mogen met uitzondering van funderingen e.d., tot een bouwhoogte van 2,80 meter niet worden bebouwd.
5.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 1 meter; b. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1. 6 meter voor palen en masten; 2. 3 meter voor lichtmasten en voor het overige; c. op de gronden met de nadere aanduiding 'terras speelplaats toegestaan' mag een pergola worden gerealiseerd met een maximale bouwhoogte van 6,00 meter.
5.3
Gebruiksvoorschriften
5.3.1. Gebruiksverbod Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
5.3.2. Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 5.3.1, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van vrijstaande (bij)gebouwen voor bewoning; b. het gebruik van woningen voor meer dan 30% voor bedrijf en/of beroep aan huis; c. het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van goederen; d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
5.3.3. Algemene vrijstellingsbevoegdheid (toverformule) Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
5.4
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 5.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2°, van de Wet op de economische delicten.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
102
Artikel 6
6.1 De a. b. c. d. e. f.
Groen (G)
Bestemmingsomschrijving
op de plankaart voor groen (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor: groenvoorzieningen; bermen en beplanting; paden; speelvoorzieningen; water, waterlopen en waterpartijen; een luifel ten behoeve van het Stadspaviljoen, indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'luifel toegestaan';
met daaraan ondergeschikt: g. verhardingen, voet- en rijpaden ten behoeve van het langzaam verkeer; h. (straat)meubilair; i. parkeervoorzieningen; met de daarbij behorende: j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2
Bouwvoorschriften
6.2.1. Gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
6.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van lichtmasten en kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter; b. de hoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 meter; c. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van reclame-uitingen, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
6.3
Gebruiksvoorschriften
6.3.1. Gebruiksverbod Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
6.3.2. Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 6.3.1, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voorzover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte beheer van de gronden; b. het gebruik van gronden als staan- of ligplaats, alsmede kampeerterrein; c. het gebruik van gronden voor het beproeven van voer- of vaartuigen, voor het beoefenen van auto- of motorsport of de (model) vliegsport en voor het houden wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen; d. het gebruik van gronden voor sport- of wedstrijdterrein, parkeerterrein, landingsplaats, alsmede dagcamping.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
103
6.3.3. Algemene vrijstellingsbevoegdheid (toverformule) Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 6.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
6.4
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in 6.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Artikel 7
7.1
Horeca (H)
Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor horeca (H) aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen ten behoeve van horecavoorzieningen onder de categorieën: - horeca I (lunchrooms, koffie-/theehuizen, ijssalons); - horeca II (fastfood)restaurants, cafetaria, snackbars, shoarmazaken); - horeca III (eet-)cafés, bars); b. wonen vanaf de tweede verdieping, indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn aangeduid met een asterisk; c. overbouwde doorgangen met een vrije doorloophoogte van tenminste 3,00 meter, welke tevens als verblijfsgebied zijn aan te merken, indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'overbouwing'; met de daarbij behorende d. wegen en paden; e. groenvoorzieningen; f. water en waterpartijen; g. tuinen, erven en terreinen; h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2
Bouwvoorschriften
7.2.1. Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij anders op de plankaart is aangegeven; c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
7.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; b. 6 meter voor palen en masten; c. 3 meter voor lichtmasten en voor het overige.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
104
7.2.3. Overige bouwvoorschriften Voor zover gelegen buiten de bouwvlakken zijn de gronden uitsluitend bestemd voor tuinen, ontsluitingswegen en terreinverhardingen niet zijnde parkeerterreinen.
7.3
Gebruiksvoorschriften
7.3.1. Gebruiksverbod Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
7.3.2. Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 7.3.1 wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van goederen; b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel; c. het gebruik van gronden en bouwwerken als seksinrichting.
7.3.3. Algemene vrijstellingsbevoegdheid (toverformule) Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 7.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7.4
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 7.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Artikel 8
8.1
Kantoor (K)
Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor kantoor (K) aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen ten behoeve van kantoren; b. een parkeergarage indien en voorzover de gronden zijn voorzien van een nadere aanduiding 'parkeergarage'(pg); c. overbouwde doorgangen met een vrije doorloophoogte van tenminste 3,00 meter, welke tevens als verblijfsgebied zijn aan te merken, indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'overbouwing'; d. centrumvoorzieningen op de begane grondlaag, indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding romeinse I; e. plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, alsmede technische voorzieningen, met een oppervlakte van niet meer dan 35% van de oppervlakte van het dak(vlak), indien en voor zover de gronden op de plankaart nader zijn voorzien van de aanduiding asterisk; met de daarbij behorende: f. paden en wegen; g. groenvoorzieningen; h. water en waterpartijen; i. parkeervoorzieningen, gebouwd dan wel ongebouwd; j. tuinen, erven en terreinen; k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
105
8.2
Bouwvoorschriften
8.2.1. Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven; c. het bebouwingspercentage bedraagt 100%, tenzij op de plankaart anders is aangegeven; d. daar waar op de plankaart met een asterisk nader aangeduid mag een uitbouw worden gerealiseerd tot een diepte van maximaal 3,60 meter, met dien verstande dat de uitbouw moet zijn aangebracht vanaf de derde bouwlaag met een maximale bouwhoogte van 21 meter gerekend vanaf het maaiveld.
8.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; b. 6 meter voor palen en masten; c. 3 meter voor lichtmasten en voor het overige.
8.3
Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen voor het bouwen van fietsenstallingen op de voor Kantoor aangewezen gronden voor zover gelegen buiten de bouwvlakken met een maximum van 5% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden en een maximale hoogte van 3 meter.
8.4
Gebruiksvoorschriften
8.4.1. Gebruiksverbod Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
8.4.2. Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 8.4.1 wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van onbebouwde gronden voor opslag van goederen; b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden nader zijn aangeduid met een romeinse I, waar centrumvoorzieningen op de begane grondlaag zijn toegestaan; d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, tenzij de gronden nader zijn aangeduid met een romeinse I, waar centrumvoorzieningen op de begane grondlaag zijn toegestaan; e. het gebruik van bouwwerken voor bewoning.
8.4.3. Algemene vrijstellingsbevoegdheid (toverformule) Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 8.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
106
8.5
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 8.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Artikel 9
9.1
Maatschappelijk (M)
Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor maatschappelijk (M) aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke doeleinden in de vorm van sociale, religieuze, medische, culturele, openbare en educatieve voorzieningen; b. kantoren op de begane grond en eerste verdieping, indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'kantoor toegestaan'; c. een poppodium in de horecacategorie IV, indien en voorzover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid met een asterisk; d. een toegang tot een parkeergarage indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van een nadere aanduiding 'parkeergarage toegestaan' (pg); e. overbouwde doorgangen met een vrije doorloophoogte van tenminste 4,20 meter, welke tevens als voetgangers- en verblijfsgebied zijn aan te merken, indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'overbouwing'; f. ondergeschikte horeca voor wat betreft de panden Sandbergplein 1 (Cobramuseum) en Stadsplein 100 (Schouwburg Amstelveen); met de daarbij behorende: g. wegen en paden; h. groenvoorzieningen; i. parkeervoorzieningen, j. groenvoorzieningen; k. speelvoorzieningen; l. water en waterpartijen; m. tuinen, erven en terreinen; n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2
Bouwvoorschriften
9.2.1. Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. de bouwhoogte en de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen; c. het bebouwingspercentage bedraagt 100%, tenzij op de plankaart anders is aangegeven.
9.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; b. 6 meter voor palen en masten; c. 3 meter voor lichtmasten en het overige.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
107
9.3
Gebruiksvoorschriften
9.3.1. Gebruiksverbod Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
9.3.2. Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 9.3.1, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de onbebouwde gronden voor opslag van goederen; b. het gebruik van gronden en bouwwerken als seksinrichting; c. het gebruik van gebouwen voor bewoning; d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel; e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, tenzij sprake is van horeca zoals genoemd in artikel 9.1 onder c en f.
9.3.3. Algemene vrijstellingsbevoegdheid (toverformule) Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 9.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
9.4
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 9.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Artikel 10 Tuin (T)
10.1 Bestemmingsomschrijving De a. b. c. d. e. f.
op de plankaart voor tuin (T) aangewezen gronden zijn bestemd voor: tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; paden en terrassen; in- en uitritten; erkers; entreeportalen.
10.2 Bouwvoorschriften 10.2.1. Gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, behoudens het bepaalde in 10.2.3 en 10.2.4.
10.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen; b. 6 meter voor palen en masten;
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
108
c.
3 meter voor lichtmasten en voor het overige.
10.2.3. Erkers Voor het bouwen van erkers gelden de volgende bepalingen: a. een erker mag alleen worden gebouwd aan een hoofdgebouw; b. de diepte van een erker mag maximaal 1 meter bedragen; c. de breedte van een erker mag maximaal 4/10 deel bedragen van de oorspronkelijke gevelbreedte waar tegenaan wordt gebouwd; d. de hoogte van een erker mag niet hoger zijn dan de bouwhoogte van de aansluitende eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; e. er dient een niet te bebouwen strook in acht te worden genomen: 1. aan de voorgevel gelijk aan de diepte van de erker met een minimum van 1 meter; 2. aan de zijgevel met een breedte van 1 meter ten opzichte van gronden bestemd voor verkeersdoeleinden en groenvoorzieningen; 3. ten opzichte van de perceelsgrens minimaal 2 meter. f. het dak van een erker grenzend aan, of uitziend op, de openbare weg mag als balkon/dakterras worden ingericht; g. een erker wordt niet geplaatst indien er ter hoogte van de entree door plaatsing van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.2.4 een overschrijding van de bouwgrens heeft plaatsgevonden.
10.2.4. Entreeportalen Voor het bouwen van entreeportalen gelden de volgende bepalingen: a. een entreeportaal mag worden opgericht ter plaatse van en aansluitend op de toegang van hoofdgebouwen; b. de maximum oppervlakte van een entreeportaal bedraagt 5 m²; c. de hoogte van een entreeportaal mag ten hoogste gelijk zijn aan die van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; d. er dient een niet te bebouwen strook van 1 meter in acht te worden genomen ten opzichte van de gronden bestemd voor verkeersdoeleinden en groenvoorzieningen; e. een entreeportaal wordt niet geplaatst indien er ter hoogte van de entree door plaatsing van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.2.3 een overschrijding van de bouwgrens heeft plaatsgevonden.
10.3 Vrijstellingsbepaling 10.3.1. Vrijstelling m.b.t. erkers Burgemeester en wethouders zijn, zolang het ondergeschikte karakter van de erker gehandhaafd blijft, bevoegd vrijstelling te verlenen van: a. het bepaalde in artikel 10.2.3 sub b tot een diepte van maximaal 2,50 meter onder de voorwaarde dat de niet te bebouwen strook van minimaal gelijke breedte is als de diepte van de erker en tevens wordt voldaan aan het gestelde in artikel 10.2.3 onder e; b. het bepaalde in artikel 10.2.3 sub c tot een breedte van maximaal 2/3 van de breedte van het gevelvlak; c. het bepaalde in artikel 10.2.3 sub e onder 2 tot een diepte tot aan de perceelsgrens wanneer dit een grens met het openbaar gebied is en dit ter plaatse in het straat en bebouwingsbeeld past.
10.3.2. Voorwaarden voor vrijstelling De in lid 10.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits: a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de eisen, zoals genoemd in artikel 21.
10.3.3. Vrijstelling t.b.v. ondergrondse bouwwerken Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen ten behoeve van het oprichten van ondergrondse kelders, met dien verstande dat:
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
109
a. b.
c. d. e.
f.
deze ondergrondse bouwwerken gesitueerd mogen zijn onder bestaande bebouwing, dan wel op de voor Tuin bestemde gronden; ondergrondse bouwwerken slechts mogen worden gerealiseerd op de voor Tuin bestemde gronden indien bij de woningen gronden met de bestemming 'Wonen' aangeduid als 'te bebouwen erven' ontbreken; de diepte van de ondergrondse bouwwerken niet meer mag bedragen dan één bouwlaag met een diepte (vrije hoogte) van 3.00 meter; de oppervlakte van de ondergrondse bouwwerken niet meer mag bedragen dan 40% van de voor Tuin bestemde gronden met een maximum van 45 m²; het realiseren van ondergrondse bouwwerken geen nadelige effecten mag hebben op de bodem- en waterhuishouding (Hiertoe dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder); er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de eisen, zoals genoemd in artikel 21.
10.4 Gebruiksvoorschriften 10.4.1. Gebruiksverbod Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
10.4.2. Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 10.4.1, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van deze gronden voor opslag voor goederen; b. het gebruik van gronden t.b.v. een seksinrichting.
10.4.3. Algemene vrijstellingsbevoegdheid (toverformule) Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 10.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
10.5 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 10.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Artikel 11 Verkeer (V)
11.1 Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor verkeer (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen, straten, paden en banen voor openbaar vervoer, waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer; b. voet- en rijwielpaden; c. groenvoorzieningen, waaronder bermen en waterpartijen; met de daarbij behorende: d. parkeervoorzieningen; e. geluidwerende voorzieningen; f. straatmeubilair; g. groenvoorzieningen;
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
110
h. i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde; weg- en waterbouwkundige constructies.
11.2 Bouwvoorschriften 11.2.1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van palen en (licht)masten mag niet meer bedragen dan 16 meter; b. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en ten behoeve van reclame-uitingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
11.3 Gebruiksvoorschriften 11.3.1. Gebruiksverbod Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
11.3.2. Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 11.3.1, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden voor de opslag van goederen; b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting.
11.3.3. Algemene vrijstellingsbevoegdheid (toverformule) Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 11.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
11.4 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 11.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Artikel 12 Verkeer-Garagebox (V-G)
12.1 Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor verkeer-garagebox (V-G) aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. garageboxen;
b. c. d.
met de daarbij behorende verhardingen; ontsluitingswegen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
111
12.2 Bouwvoorschriften 12.2.1. Gebouwen Voor het bouwen van garages gelden de volgende bepalingen: a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,00 en 4,50 meter, tenzij anders op de plankaart is aangegeven; b. het bebouwingspercentage mag 100 % bedragen, tenzij anders op de plankaart is aangegeven.
12.2.2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1. 6 meter voor palen en masten; 2. 3 meter voor lichtmasten en voor het overige.
12.3 Gebruiksvoorschriften 12.3.1. Gebruiksverbod Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
12.3.2. Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 12.3.1, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning; b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel; c. het gebruik van gronden en bouwwerken als bedrijf; d. het gebruik van gronden en bouwwerken als kantoor; e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de opslag van vuurwerk.
12.3.3. Algemene vrijstellingsbevoegdheid (toverformule) Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 12.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
12.4 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 12.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
112
Artikel 13 Verkeer-Openbaar Vervoer (V-OV)
13.1 Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor verkeer-openbaar vervoer (V-OV) aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. openbaar vervoerstracé, tramwegvoorzieningen, busstation en voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer zoals kaartverkooppunt, chauffeursverblijf en wachtgelegenheden; b. ter plaatse van de nadere aanduiding ´PERRON´ een perron, of halte, met de daarbij behorende voorzieningen; c. een parkeergarage indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van een nadere aanduiding 'parkeergarage toegestaan' (pg); d. detailhandel en dienstverlening op de begane grond en eerste verdieping, indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van een nadere aanduiding 'detailhandel en dienstverlening toegestaan begane grond en verdieping toegestaan'; e. horeca in de categorie I op de begane grond, indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van een nadere aanduiding 'horeca toegestaan';
f. g. h. i. j. k. l. m. n. o.
met de daarbij behorende: parkeervoorzieningen; groenvoorzieningen; rijwegen; voet- en rijpaden ten behoeve van het langzaam verkeer; weg- en waterbouwkundige constructies; straatmeubilair; abri's; (overdekte) fietsenstallingen; geluidwerende voorzieningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwvoorschriften 13.2.1. Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij anders op de plankaart is aangegeven; c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
13.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van palen en masten mag niet meer dan 10 m bedragen; b. de hoogte van lichtmasten en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 3 m bedragen.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
113
13.3 Gebruiksvoorschriften 13.3.1. Gebruiksverbod Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
13.3.2. Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 13.3.1, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden voor de opslag van goederen; b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting.
13.3.3. Algemene vrijstellingsbevoegdheid (toverformule) Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 13.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
13.4 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 13.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de Economische delicten.
Artikel 14 Verkeer-Parkeren (V-P)
14.1 Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor verkeer-parkeren (V-P) aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. parkeervoorzieningen; b. bouwwerken in de vorm van beheersgebouwtjes (kassa); c. een fietsenberging, indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding romeinse I; d. toegangen en entrees tot de ondergrondse parkeergarage, indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding romeinse II; e. een evenemententerrein indien en voor zover de gronden op de plankaart nader zijn voorzien van de aanduiding asterisk; met de daarbij behorende: f. ontsluitingswegen, straten en paden; g. groenvoorzieningen; h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwvoorschriften 14.2.1. Bouwwerken Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat per bestemmingsvlak één bouwwerk mag worden opgericht met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,00 en 4,50 meter en een maximale oppervlakte van 10 m².
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
114
14.2.2. Fietsenberging Voor het bouwen van een fietsenberging gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van een fietsenberging mag niet meer bedragen dan 3,00 meter; b. de oppervlakte van een fietsenberging mag niet meer dan 40 m² bedragen.
14.2.3. Toegangen en entrees tot de ondergrondse parkeergarage Voor het bouwen van toegangen en entrees tot de ondergrondse parkeergarage gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van een toegang en entree mag niet meer bedragen dan 3,50 meter; b. de oppervlakte van een toegang of entree mag niet meer dan 15 m² bedragen.
14.2.4. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van palen en masten en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 meter; b. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet bedragen dan 3 meter.
14.3 Gebruiksvoorschriften 14.3.1. Gebruiksverbod Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
14.3.2. Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 14.3.1 wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden voor de opslag van goederen; b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting; c. het gebruik van een evenemententerrein voor autoshows, rommel- en vlooienmarkten, dance-events/houseparty's, seksueel getinte evenementen en evenementen ter ondersteuning van (grootschalige) commerciële promotieactiviteiten.
14.3.3. Algemene vrijstellingsbevoegdheid (toverformule) Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 14.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
14.4 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 14.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
115
Artikel 15 Verkeer-Verblijfsgebied (V-V)
15.1 Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor verkeer-verblijfsgebied (V-V) aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. woonstraten en speelvoorzieningen; b. een luifel ten behoeve van het Stadspaviljoen, indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'luifel toegestaan'; c. fietsenstallingen met een maximale oppervlakte van 130 m² en maximale hoogte van 3 meter, indien en voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid met een romeinse I; met de daarbij behorende: d. wegen, straten en paden; e. (overdekte) fietsenstallingen; f. groenvoorzieningen; g. parkeervoorzieningen; h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwvoorschriften 15.2.1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van palen en masten en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 16 meter; b. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet bedragen dan 3 meter.
15.3 Gebruiksvoorschriften 15.3.1. Gebruiksverbod Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
15.3.2. Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 15.3.1, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden voor de opslag van goederen; b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting.
15.3.3. Algemene vrijstellingsbevoegdheid (toverformule) Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 15.3.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
116
15.4 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 15.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Artikel 16 Verkeer-Voetgangersgebied (V-VG)
16.1 Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor verkeer-voetgangersgebied (V-VG) aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. pleinen en terrassen; b. kiosken; c. objecten van beeldende kunst en daarmee gelijk te stellen voorzieningen; d. straatmeubilair en groenvoorzieningen; e. weg- en waterbouwkundige constructies; f. een parkeergarage indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van een nadere aanduiding 'parkeergarage toegestaan' (pg); g. toegangen en entrees tot de ondergrondse parkeergarage; h. een overkapping en kiosken ten behoeve van de centrumvoorzieningen indien en voorzover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid met een romeinse I; i. overkappingen indien en voorzover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid met een romeinse II; j. overkappingen indien en voorzover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid met een romeinse III; k. een fontein indien en voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid met een romeinse IV; l. een luifel ten behoeve van het Stadspaviljoen, indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'luifel toegestaan'; m. een evenemententerrein; n. een marktterrein; met de daarbij behorende: o. wegen, straten en paden; p. groenvoorzieningen; q. parkeervoorzieningen; r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwvoorschriften 16.2.1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 6 meter; b. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van reclame-uitingen mag niet bedragen dan 3 meter; c. de hoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6 m; d. de hoogte van overkappingen zoals bedoeld in 16.1 onder h mag niet meer bedragen dan 13 meter; e. de hoogte van overkappingen zoals bedoeld in 16.1 onder i mag niet meer bedragen dan 7,50 meter; f. de hoogte van overkappingen zoals bedoeld in 16.1 onder j mag niet meer bedragen dan 11 meter.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
117
16.2.2. Toegangen en entrees tot de ondergrondse parkeergarage Voor het bouwen van toegangen en entrees tot de ondergrondse parkeergarage gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van een toegang en entree mag niet meer bedragen dan 4 meter; b. de oppervlakte van een toegang en entree mag niet meer dan 60 m² bedragen.
16.2.3. Kiosken Voor het bouwen van kiosken gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van een kiosk mag niet meer bedragen dan 3,50 meter; b. de totale oppervlakte van kiosken mag niet meer dan 180 m² bedragen.
16.2.4. Fontein Voor het bouwen van een fontein gelden de volgende bepalingen: a. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken ten behoeve van de fontein mag niet meer dan 50 m² bedragen; b. de diepte (vrije hoogte) van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter.
16.2.5. Terrasafscheiding Voor het bouwen van een terrasafscheiding geldt een maximale bouwhoogte van 1,50 meter.
16.3 Gebruiksvoorschriften 16.3.1. Gebruiksverbod Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
16.3.2. Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 16.3.1, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden voor de opslag van goederen; b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting; c. het gebruik van een evenemententerrein voor autoshows, rommel- en vlooienmarkten, dance-events/houseparty's, seksueel getinte evenementen en evenementen ter ondersteuning van (grootschalige) commerciële promotieactiviteiten.
16.3.3. Algemene vrijstellingsbevoegdheid (toverformule) Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 16.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
16.4 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 16.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
118
Artikel 17 Water (WA)
17.1 Bestemmingsomschrijving De a. b. c. d. e.
op de plankaart voor water (WA) aangewezen gronden zijn bestemd voor: waterberging; waterhuishouding; waterlopen; waterpartijen; het verkeer in en over het water;
met de daarbij behorende: f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers. Op en nabij de gronden met de bestemming Water is de Keur van het waterschap van toepassing.
17.2 Bouwvoorschriften 17.2.1. Gebouwen Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
17.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van palen, masten en kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter; b. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter; c. gebouwde aanlegsteigers zijn niet toegestaan.
17.3 Gebruiksvoorschriften 17.3.1. Gebruiksverbod Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
17.3.2. Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 17.3.1, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik ten behoeve van (drijvende) steigers en ander daarmee vergelijkbaar drijftuig; b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats of aanlegsteiger voor woonschepen en bedrijfsschepen.
17.3.3. Algemene vrijstellingsbevoegdheid (toverformule) Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 17.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
119
17.4 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 17.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Artikel 18 Wonen (W)
18.1 Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor wonen (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf tot maximaal 30 % van de vloeroppervlakte van de woning; b. woongebouwen; c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen; d. overbouwde doorgangen met een vrije doorloophoogte van tenminste 3,00 meter, welke tevens als verblijfsgebied zijn aan te merken, indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'overbouwing'; e. een parkeergarage indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van een nadere aanduiding 'parkeergarage toegestaan'(pg), met de daarbij behorende ontsluitingswegen; f. kantoren en praktijkruimten op de begane grond bouwlaag, indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'kantoor en praktijk toegestaan'; met de daarbij behorende: g. erven; h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwvoorschriften 18.2.1. Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het daartoe op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd; b. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen/ woongebouwen worden gebouwd; c. de goothoogte en de bouwhoogte van een hoofdgebouw mogen niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven; d. de dakhelling van een hoofdgebouw, mag niet meer dan 60º bedragen. Deze contouren gelden voor tenminste twee dakvlakken.
18.2.2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen Aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het vergroten van de woonfunctie mogen worden opgericht: a. binnen het bouwvlak, hiervoor gelden de bepalingen voor hoofdgebouwen binnen het bouwvlak zoals gesteld in lid 18.2.1. b. binnen het op de plankaart als 'te bebouwen erven' nader aangeduide gedeelte van het bestemmingsplan. Hiervoor gelden de volgende bepalingen: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 40% van de oppervlakte van het bij de woning behorende als 'te bebouwen erven' aangeduide gedeelte van het bestemmingsvlak. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 45 m². Voor 'te bebouwen erven' met een oppervlakte van 250 m² of meer mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen maximaal 75 m²
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
120
2.
3.
4. 5. 6.
bedragen, tenzij op de plankaart een andere oppervlaktemaat staat aangeduid; de diepte van aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 meter binnen het op de plankaart als ´te bebouwen erven´nader aangeduide gedeelte van het bestemmingsvlak; de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw; de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag maximaal gelijk zijn aan de goothoogte van het hoofdgebouw; de goot- en de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan 3 respectievelijk 4,5 meter; de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 60° bedragen.
18.2.3. Ondergrondse bouwwerken Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. ondergrondse bouwwerken mogen gesitueerd worden onder bestaande bebouwing, dan wel op voor 'te bebouwen erven' bestemde gronden; b. de diepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan één bouwlaag met een diepte (vrije hoogte) van 3 meter; c. de oppervlakte van de ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 40% van de voor 'te bebouwen erven' bestemde gronden met een maximum van 45 m²; d. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag bij te bebouwen erven met een oppervlakte van 250 m² of meer, maximaal 75 m² bedragen; e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige effecten hebben op de bodem- en waterhuishouding. (Hiertoe dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder).
18.2.4. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1. 6 meter voor palen en masten; 2. 3 meter voor lichtmasten en voor het overige.
18.3 Vrijstellingsbevoegdheid 18.3.1. Vrijstelling van de bouwvoorschriften Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen: a. van het bepaalde in lid 18.2.1 onder d ten behoeve van een ´lessenaarsdak'; b. van het bepaalde in lid 18.1 onder d zodanig dat op de gronden die op de plankaart zijn aangeduid voor overbouwing, entreepartijen tot de aanliggende gebouwen mogen worden gerealiseerd.
18.3.2. Voorwaarden voor vrijstelling De in lid 18.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits: a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden, zoals genoemd in artikel 21.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
121
18.4 Gebruiksvoorschriften 18.4.1. Gebruiksverbod Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
18.4.2. Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 18.4.1, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruiken of doen gebruiken van meer dan 30% van de vloeroppervlakte van een woning, met inbegrip van de daarbij behorende aan- en/of bijgebouwen, als kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf; b. het gebruiken en inrichten van de daken van aan- en uitbouwen van woningen dan wel van bijgebouwen als dakterras; c. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning; d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
18.4.3. Algemene vrijstellingsbevoegdheid (toverformule) Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 18.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
18.5 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 18.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
122
HOOFDSTUK III BESTEMMINGEN
UIT TE WERKEN
Artikel 19 Gemengd uit te werken (GD-U)
19.1 Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor gemengd uit te werken (GD-U) aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van: a. woningen; b. kantoren c. maatschappelijke voorzieningen; d. een hotel; e. detailhandel; f. horecavoorzieningen typen I, II en III; met de daarbij behorende: g. paden en wegen; h. (overdekte) fietsenstallingen; i. (ontsluitings)wegen; j. groenvoorzieningen; k. parkeervoorzieningen, gebouwd dan wel ongebouwd; l. terreinen; m. water en waterpartijen; n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Uitwerkingsregels Burgemeester en wethouders werken op grond van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de in lid 19.1 omschreven bestemming uit met in achtneming van de volgende regels: a.
voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. er mag maximaal 25.000 m² bvo gerealiseerd worden (exclusief parkeergarage); 2. er mogen maximaal 93 woningen worden gerealiseerd; 3. er mogen maximaal 140 hotelkamers worden gerealiseerd; 4. kantoren mogen worden opgericht als ondersteunende functie t.b.v. de hoofdfuncties; 5. de oppervlakte van horecavoorzieningen mag niet meer bedragen dan 790 m²; 6. de oppervlakte voor detailhandel mag niet meer bedragen dan 940 m²; 7. de oppervlakte van maatschappelijke voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1350 m²; 8. de gronden mogen tot 100% worden bebouwd; 9. de bouwhoogte van het gebouw mag niet meer dan 42 meter bedragen; 10. de parkeervoorzieningen dienen ondergronds te worden gebouwd.
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; 2. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
123
I. 6 meter voor palen en (licht)masten; II. 3 meter voor het overige.
19.3 Voorlopig bouwverbod Zolang en voorzover de in de uitwerkingsregels bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bouwwerken slechts worden gebouwd, mits: a. het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp uitwerkingsplan; b. van Gedeputeerde Staten vooraf een verklaring van geen bezwaar ter zake is ontvangen, tenzij Gedeputeerde Staten hebben verklaard dat de uitwerking geen goedkeuring behoeft en gedurende de termijn van ter inzage legging geen bedenkingen tegen het ontwerp uitwerkingsplan zijn ingebracht.
19.4 Uitwerkingsprocedure Op de voorbereiding van een besluit tot uitwerking op grond van deze bestemming is de volgende procedure van toepassing: a. Het ontwerpbesluit van een besluit tot uitwerking op grond van deze bestemming, waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken gedurende 4 weken ter inzage; b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend; c. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van tervisielegging schriftelijke bedenkingen in te dienen bij burgemeester en wethouders; d. Burgemeester en wethouders doen, zo nodig, Gedeputeerde Staten hun besluit zo spoedig mogelijk toekomen, zulks onder toezending in voorkomend geval van de daartegen ingekomen bedenkingen.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
124
HOOFDSTUK IV
DUBBELBESTEMMINGEN
Artikel 20 Luchthavenindelingbesluit Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de bestemmingsbepalingen, zijn gelegen binnen het op de plankaart als zodanig aangegeven gebied, mag de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan is aangegeven met hoogtelijnen met de daarbij behorende hellende vlakken, zoals aangegeven op de kaart belemmeringen ten behoeve van hoogte bouwwerken nummer SA. 10.08. Zie bijlage A.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
125
HOOFDSTUK V
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 21 Algemeen toetsingkader bijzondere bepalingen De in dit artikel genoemde criteria gelden in ieder geval als (mede)toetsingskader voor het verlenen van vrijstelling en het wijzigen van het plan.
21.1 Samenhangend straat- en bebouwingsbeeld Ten aanzien van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte; b. de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen; c. de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen met de directe omgeving; d. de situering van de gebouwen op het bouwperceel.
21.2 Goede woonsituatie Ten aanzien van een goede woonsituatie kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. de toename van het verkeer en de parkeerbehoefte; b. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; c. de bezonning; d. het uitzicht; e. privacy.
21.3 Verkeersveiligheid Ten aanzien van de verkeersveiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. de mate van toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het gebruik van de gronden; b. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg; c. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg c.q. fiets- en voetpaden; d. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.
21.4 Sociale veiligheid Ten aanzien van de sociale veiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek; b. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
126
21.5 Gebruiksmogelijkheden aangrenzende gronden Ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden kan rekening worden gehouden met de volgende aspecten: a. belemmering bedrijfsvoering en ontwikkelmogelijkheden omliggende bedrijven; b. de situering van gebouwen.
21.6 Milieusituatie Ten aanzien van de milieusituatie kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. de mate van hinder voor de omliggende functies; b. de gevolgen voor de externe veiligheid; hieronder wordt verstaan het overlijdensrisico als gevolg van activiteiten met gevaarlijk stoffen; c. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies; d. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving; e. de gevolgen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit.
21.7 Adequate rampenbestrijding Ten aanzien van een adequate rampenbestrijding kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. de aanwezigheid van vluchtwegen; b. de bereikbaarheid van de bouwwerken; c. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
21.8 Behoud van de cultuur-historische (archeologische) waarden Ten aanzien van het behoud van de cultuur-historische (archeologische) waarden kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. de gevolgen voor landschappelijke en ecologische kwaliteiten; b. de gevolgen voor monumentale panden of een beschermd stads- of dorpsgezicht; c. plaats, goot-, bouwhoogte, dakvorm en dakhelling van (karakteristieke, monumentale) gebouwen, bijgebouwen en/of andere bouwwerken; d. erf- en tuinafscheidingen van landgoederen en huiskavels die de karakteristieke verkavelingstructuur visualiseren; e. ingrepen in de openbare ruimte in het algemeen en in de groenstructuur in het bijzonder.
Artikel 22 Anti-dubbeltelbepaling Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
127
Artikel 23 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen; b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; f. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 24 Toegelaten overschrijdingen Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmings-, bouwgrenzen en/of hoogtematen te overschrijden: a. ten behoeve van toegangen van bouwwerken, stoepen, stoeptreden, balkons, gaanderijen en funderingen en daarmee gelijk te stellen onderdelen van gebouwen, voor zover de bouwgrens met niet meer dan 2.50 meter wordt overschreden en deze onderdelen van gebouwen niet worden opgericht op gronden, bestemd voor verkeersdoeleinden en tevens een niet te bebouwen strook van 1 meter in acht wordt genomen ten opzichte van de gronden, bestemd voor verkeersdoeleinden; b. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, alsmede technische voorzieningen, mits: 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 25% van de oppervlakte van het dak(vlak) bedraagt; 2. de hoogte niet meer dan 5 meter van de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.
Artikel 25 Algemene vrijstellingsbevoegdheid 1.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van: a. de in de bestemmingsbepalingen opgenomen maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, uitsluitend indien dit nodig is voor een technische betere realisering van het plan; b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de inrichting van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven; c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter; e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter; f. de bestemmingsbepalingen ten behoeve van het oprichten van ondergrondse kelderruimte, met dien verstande dat: 1. de ondergrondse bouwwerken binnen het op de plankaart aangegeven
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
128
g.
2. a.
b.
bestemmingsvlak dienen te worden gerealiseerd en conform de bestemming te worden gebruikt; 2. het realiseren van ondergrondse bouwwerken geen nadelige effecten mag hebben op de bodem- en waterhuishouding. (Hiertoe dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder); de bestemmingsbepalingen ten behoeve het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten behoeve van de dienstverlening van overheidswege, het openbaar bestuur en openbare nutsbedrijven, zoals transformatorhuisjes, telefooncellen, gemaalgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten, mits de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 50 m3 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter.
Vrijstelling wordt niet verleend indien: daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan (bijvoorbeeld door schaduwwerking) aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; dit leidt tot aantasting van de ruimtelijke karakteristiek ter plaatste.
Artikel 26 Overgangsbepalingen
26.1 Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken Bouwwerken, welke op het tijdstip van de eerste ter inzagelegging van dit plan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet, en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen twee jaar na het tenietgaan.
26.2 Vrijstellingsbepaling ten aanzien van bouwen Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 26.1, dat de bestaande afwijkingen naar de omvang niet mogen worden vergroot en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in lid 26.1 toegelaten bouwwerken met niet meer dan 10%.
26.3 Overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot. Het bepaalde in de vorige volzin geldt niet ten aanzien van afwijkend gebruik dat gedurende meer dan 2 jaar aaneengesloten is beëindigd.
26.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht 26.4.1. Algemeen a.
Lid 26.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch die zijn gebouwd in strijd zijn met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
129
b.
begrepen de overgangsbepaling van dat plan of zijn gebouwd zonder te beschikken over een bouwvergunning, tenzij voor het oprichten daarvan geen bouwvergunning (meer) was vereist; Lid 26.3 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 27 Slotbepaling Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel: Bestemmingsplan Amstelveen Stadshart. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van De griffier, de voorzitter,
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
130
BIJLAGEN VOORSCHRIFTEN A. Belemmeringkaart in het kader van Ke contouren en hoogte bouwwerken B.
Staat van bedrijfsactiviteiten
vastgesteldbestemmingsplanAmstelveen Stadshart,
131