Beste vrienden, De lente is op komst. Het begint op 21 maart. De natuur heeft haar voorboden al even gestuurd en de vroege bloeier doen ons verlangen naar het komende voorjaar. Na de lange, koude en donkere wintermaanden brengt de natuur weer veel energie. De dagen worden langer, de nachten korter. Overal in de tuin ruik je de daslook al. Hun kopjes komen eind februari, begin maart tevoorschijn uit de nog koude grond. De kopjes van de hartverwarmende sneeuwklokjes komen uit de nog koude grond tevoorschijn, evenals de kleurrijke krokussen, de gele sleutelbloemen de paarse helleborus. De camelia staat al even in bloei en de forsythia doet zijn best. Bomen en struiken beginnen weer uit te lopen en de dierenwereldkomt weer tot leven na een diepe winterslaap….Hier is anders weinig van te merken in het 4- voetig Cathousewereldje! De winterslaap duurt het hele jaar door. Toch is het te koud om de echte lentekriebels te voelen. De winter sleept wat aan. Maar The Cathouse verwelkomt de lente met heel wat zon in haar menu’s te steken. Misschien een inspiratiebron voor de weergoden? De opkomende energie laat zich voelen in The Cathouse, want naast de gezellige vrijdagavonden, gevuld met heel wat lekkers, zijn er ook verschillende workshops gepland! Maar laat ons beginnen met de menu’s voor de maand maart 2015. We starten met één van de Italiaanse grootmeesters uit de 16de eeuw, Michelangelo. Vandaag, 6 maart, juist 540 jaar geleden werd Michelangelo geboren. Michelangelo, het geweten van de Renaissance tijdens haar hoogtepunt en getuige van haar crisis, domineert de 16e eeuw in Europa niet alleen vanwege zijn niet te evenaren meesterschap als beeldhouwer, maar ook als architect en schilder. Al op zeer jonge leeftijd raakt Michelangelo betrokken bij het doen herleven van de klassieken in het milieu van Lorenzo il Magnifico en maakt hij monumentale sculpturen; zijn eerste meesterwerken dateren van vóór 1500. Gedurende het eerste decennium van de 16e eeuw houdt hij zich herhaaldelijk bezig met de schilderkunst: eerst in Florence, waar hij met Leonardo wedijvert in de (verloren gegane) decoratie van het Palazzo Vecchio en de Tondo Doni uitvoer, zijn enige voltooide paneel; en vervolgens in Rome, waar hij in opdracht van paus Julius II begint aan het plafond van de Sixtijnse kapel. Na dit 4 jaar durende, slopende meesterwerk, laat hij gedurende twintig jaar de schilderkunst in de steek en wijdt hij zich aan de architectuur en de beeldhouwkunst. Hij neemt het penseel weer ter hand in de jaren '30, voor de langdurige uitvoering van het Laatste Oordeel in de Sixtijnse Kapel, gevolgd door nog twee fresco's in het Vaticaan. Ten slotte, in de herfst van zijn leven, mediterend over de dood, maakt hij zijn laatste twee Piëta's in marmer. The Cathouse stelt jullie een schilderachtig menu voor en start de maand maart Op vrijdag 6 maart 2015 met Michelangelo Menu Hoewel Uranus in goede omstandigheden nog nét met het blote oog te zien is, werd de planeet pas op 13 maart 1781 ontdekt door William Herschel. Bovendien duurde het tot 1986 alvorens we voor het eerst een duidelijke kijk kregen op de planeet, en dit dankzij de sonde Voyager 2.Het uitzicht van Uranus is saai te noemen: het is een egaal blauwe bol. Toch heeft deze planeet enkele interessante eigenschappen die uniek zijn in het zonnestelsel, zoals de merkwaardige oriëntaties van de rotatieas en de magnetische as. Ook de manen van Uranus zijn onze aandacht waard. Toen wetenschappers in 1977 een sterbedekking door Uranus waarnamen, bleek de ster tot ieders verbazing te knipperen voor ze volledig uitging. Dit wees erop dat Uranus een stel zeer smalle ringen had. Het waren de eerste ringen die werden ontdekt na die van Saturnus. Een interessante planeet die het thema vormt op Vrijdag 13 maart 2015 met een Uranus Menu.
1
Wees In de late 19e eeuw heerste een hernieuwde belangstelling voor de cultuur en natuur in Noorwegen. Kunstenaars reisden langs de Noorse bergen en fjorden op zoek naar de schoonheid en de geschiedenis van het land. De drie Noorse grootmeesters Henrik Ibsen, Edvard Grieg en Edvard Munch waren geen uitzondering. Ibsen schreef het dramatische gedicht "Peer Gynt" na zijn inspirerende reis door Fjell. Later vroeg hij Grieg om de muziek voor het toneelstuk, dat gebaseerd was op de Noorse volkscultuur, te componeren. Munch was geïnspireerd door Ibsens’ drama en dat zie je in zijn schilderijen. The Cathouse viert Ibsens’ verjaardag met een Ibsen Menu op vrijdag 20 maart 2015 Ze bestaan nog, talen die niet (geheel) zijn ontcijferd: de Etruskische taal, Lineair B, runentekens, de Maya-hiërogliefen. Noeste arbeid en dikwijls een dosis geluk moeten helpen bij de ontsluiering van de raadsels. Zo verging het immers ook de Egyptische hiërogliefen, die dankzij de steen van Rosette in 1822 werden ontcijferd. De taal van The Cathouse is gelukkig niet zo gecompliceerd: lekker eten en gezelligheid. Het laatste menu van de maand wordt een Rosetta Menu op vrijdag 27 maart 2015
The Cathouse zit verder ook niet stil tijdens de komende maanden ... Workshops: overzicht Workshop Belladone jurk Op zaterdag 14 maart (volzet)of op zondag 15 maart 2015 van 9u30 tot 16u30 in The Cathouse vzw. Op zaterdag 11 april 2015 van 9u30 tot 16u30 in The Cathouse vzw Prijs €65.00 Tijdens deze workshop maak je onder begeleiding van Lieke Knoops (www.bouquetofbuttons.be) de bekende Belladone Dress van Deer & Doe. Met de mooie lijnen en rug uitsnijding is dit de ideale jurk om te maken tijdens een workshop! Het patroon is beschikbaar in de maten 34 t/m 46. Je mag je eigen stof meenemen naar de workshop, maar je krijgt ook een korting bon van 15% op alle stoffen en fournituren van Studio Elf. Je hebt de mogelijkheid om het patroon thuis te ontvangen zodat je je maat al kan knippen. Mocht je dit liever tijdens de workshop doen, dan is dit ook mogelijk en krijg je het patroon tijdens de workshop! Inbegrepen tijdens de workshop: – Originele patroon van Deer & Doe t.w.v. € 12,80 – 15% korting op alle stoffen en fournituren van Studio Elf – Koffie, thee, plus wat lekkers – Lunch – Gezellige en leerzame naai-dag samen met Lieke Knoops en Studio Elf – Mogelijkheid tot het huren van een naaimachine voor €5 Alle verdere informatie ontvang je na aanmelding. Studio Elf heeft het recht om een workshop te annuleren wegens te weinig inschrijvingen of ziekte. Met het betalen van het inschrijvingsgeld verklaar je je akkoord met deze voorwaarden. Bij annulering vanuit Studio Elf ontvang je het betaalde inschrijvingsgeld natuurlijk wel retour. Cursussen internet en PC in handige workshops Zaterdag 21 en zondag 22 maart 2015 Telkens van 9u30 tot 14u in The Cathouse vzw. Maandag 30 maart, 6 en 13 april 2015 Woensdag 1,8 en 15 april 2015 Telkens van 19u tot 22u in The Cathouse vzw. Zaterdag 18 en zondag 19 april 2015 Telkens van 9u30 tot 14u in The Cathouse vzw. Maandag 4, 11 en 18 mei 2015 Woensdag 6,13 en 20 mei 2015 Telkens van 19u tot 22u in The Cathouse vzw. Zaterdag 9 en zondag 10 mei 2015 Telkens van 9u30 tot 14u in The Cathouse vzw. Er wordt in The Cathouse vzw gestart met handige cursussen die je snel op weg helpen met computer, email, gsm, internet en de sociale media. Via zeer interactieve sessies, die focussen op een snel en kwalitatief resultaat, begint elke workshop met véél voorbeelden, instructies en tips; de rest van de tijd ga je direct zelf aan de slag. Er is ruim de tijd voor individuele coaching.
2
De workshops verlopen intensief en in kleine groepen van 3 à 5 personen. Er is ruim de tijd voor individuele coaching. De workshops gebeuren in een aangename, ongedwongen sfeer en omgeving. Vul je naam en e-mail in op www.deworkshops.be of via het gsm 0487 - 177 969. De weekformule: één cursus = 3 workshops x 3 uur (totaal 9 uur les) Prijs: 180 euro De weekendformule: één cursus = 2 workshops x 4,5 uur (totaal 9 uur les) Prijs: 200 euro Zelfvertrouwen en assertiviteit, Antwerpen *** Tijdelijk, tem 12 januari 2015 meer dan 12% korting. Schrijf je nu in!*** Vrijdag 27 maart 2015 van 9u45 tot 16u45 in The Cathouse vzw Of Zaterdag 25 april 2015 van 9u45 tot 16u45 in The Cathouse vzw Of Zaterdag 13 juni 2015 van 9u45 tot 16u45 in The Cathouse vzw Inge Ketels is Zelfvertrouwen coach. Ze helpt hoger opgeleiden die worstelen met een gevoel van vast zitten. Soms voelen ze zich onzeker, durven niet echt, willen meer uit zichzelf of hun leven halen en weten niet hoe. Inge helpt uit jezelf te halen wat er in zit en maximaal te leven vanuit innerlijk leiderschap en flow. Ze geeft vanaf nu af en toe trainingen rond Zelfvertrouwen en Stressreductie in The Cathouse. Kennismaken met Inge Ketels van Bureau Stroom? Schrijf je in voor inspirerende artikels en ontvang het e-book ‘test je innerlijk leiderschap’! Vul je naam en e-mail in op www.bureaustroom.be (homepage rechtsboven, inschrijven) Workshop Glaskralen maken ( bijna vol) Een introductieworkshop aangeboden door Janice Wood Op zaterdag 28 maart 2015 van 10u tot 16u30 in The Cathouse vzw. Waar: The Cathouse vzw Muggenberglei 230 2100 Deurne Max. aantal deelnemers: 5 Prijs: € 80 (Inbegrepen: glas en het gebruik van het benodigde gereedschap, lunch en BTW.) Inschrijving via email:
[email protected] of tel: 011/21.42.32 0497/26.87.60 Heb je al willen proberen om achter een brander te zitten en een glaskraal te maken? Tijdens deze workshop maak je kennis met de lampworking techniek om een aantal glaskralen zelf te maken onder leiding van Janice Wood. Je leert kralen van diverse vormen te maken (bv. donut, ronde, cilinder, barrel). En daarna leer je enkele technieken om ze te versieren (o.a. het gebruiken van meerdere kleuren glas, zetten van stipjes, het maken en gebruiken van een stringer tool om het glas te vervormen). Kookateliers Zin om eens anders te leren koken? Benieuwd om een culinaire reis te ondernemen over de grenzen heen? Tijdens de kookateliers van The Cathouse maak je zo'n culinaire reis en eindig je met het leukste: samen aan tafel en de gerechten proeven die je gemaakt hebt. Zo'n kookworkshop inspireert je om thuis te experimenteren met andere smaken en op die manier je culinaire grenzen te verleggen! Ben je benieuwd naar de manier om ingrediënten als tequila, avocado's, masa harina, bruine bonen, enz. om te toveren tot heerlijke gerechten? Dan ben je geïnteresseerd in de Mexicaanse keuken. Hou je meer van mezedes zoals tzaziki, tarama, tiropitas, noem maar op, dan ben je klaar voor een kookatelier Griekse Keuken! Maar als je voorkeur gaat naar lekkere tapas, dan kies je voor een atelier Spaanse Keuken. Je hebt een groepje van minimum 5 à 6 personen, dan kan je je inschrijven op een Kookatelier. Voor meer informatie kan je terecht bij The Cathouse.
Kookworkshop Griekse Keuken (mezedes) Op zondag 12 april 2015 vanaf 15u tot 19u in The Cathouse vzw De Griekse keuken staat bekend om zijn vele variëteiten en lekkere smaak Tijdens deze workshop gaan we enkele culinaire geheimen van deze Griekse keuken onthullen, namelijk de mezedes of hapjes. Niet alleen gaan we samen diverse mezedes maken, maar ik vertel jullie ook over de gewoonten en tradities, eigen aan dit land. Alles staat in een uitgebreide beschrijving, die jullie
3
allemaal mee naar huis mogen nemen na de workshop. Niet alleen zal de maag gevuld worden met heel wat lekkers, maar ook jullie nieuwsgierige geest. Waar? The Cathouse vzw op de Muggenberglei 230 te 2100 Deurne Programma: Verwelkoming met aperitief We maken o.a. tarama (op basis van viseieren), tzaziki (Griekse joghurt met komkommer en look), melintzanosalata ( auberginesla), spanakotiropitas (fillodeeghapjes met spinazie en feta), choriatiki (Griekse sla), enz. Prijs: €49 per persoon Inbegrepen zijn: de workshop, de ingrediënten, 1/2l wijn of frisdrank en het receptenmapje Inschrijven kan telefonisch op het nummer 0473 66 48 66 of elektronisch op het mailadres
[email protected] Of
[email protected]
Kαλή όρεξη! Kali orexi! Bon Appétit!
En in 2015 behouden we de mogelijkheid om... Thee en/of accessoires van Ann Vansteenkiste te bestellen. Dit kan via het centralisatiepunt The Cathouse! Hierbij de prijslijst van haar thee en accessoires. Ook te vinden op de website van The Cathouse www.thecathouse.be. Het zijn hele fijne eerlijke thees, die je nu exclusief bij The Cathouse kan aankopen. Het boek van Anne “De Stille Kracht Van Thee” kan je hier ook bestellen. Zodra de levering binnen is, brengt The Cathouse je op de hoogte. Van onze polyvalente ruimte te genieten door er workshops, lezingen, concerten, cursussen, ateliers te volgen of te organiseren, want deze ruimte is er niet alleen voor The Cathouse, maar ook voor jullie! Het gedeelte vooraan werd al gebruikt om verschillende bedrijfs- en verjaardagsfeestjes te organiseren, alsook enkele recepties. De The Cathouse proefavonden vinden ook hier plaats. Telkens wordt deze mooie ruimte omgetoverd in een sfeervolle, maar functionele lezing-, workshop-, receptie-, muziek- of feestruimte, waarbij de aanwezigen stressloos kunnen vertoeven. Kortom, ben je op zoek naar zo’n ruimte...dan bent U aan het juiste adres! Laat het ons maar weten! Indien U informatie wenst of U hebt vragen, mail of bel ons even.
De prachtige gastenkamer voor 1 à 5 personen op het 1ste verdiep heeft al vele tevreden buitenlandse gasten ontvangen. Heb je vrienden of familieleden op bezoek en je hebt geen plaats om ze te laten overnachten, ben je hier op het juiste adres. Je kunt ze zelfs naar The Cathouse nemen voor een etentje! Een praktische oplossing. Wie graag een kijkje neemt naar de inrichting, kan dit op volgende site:
https://www.airbnb.be/rooms/991824 2015 belooft tenslotte dat... ... jullie uiteraard op onze gastvrijheid, ons goed humeur en sfeervolle stemming mogen rekenen en natuurlijk niet te vergeten, onze lekkere gerechten! The Cathouse, waar gezelligheid, originaliteit, cultuur en vorming troef blijven, kijkt nu al ongeduldig uit naar jullie hongerige interesse! The Cathouse’ zal jullie ook in 2015, allen, alleen, met 2 of met meerderen op vrijdagavond, soms zaterdagavond of zelfs op jullie vraag, een andere dag, met veel enthousiasme ontvangen. Ook voor bedrijven die een toffe en gezellige sfeer onder hun collega’s willen verzekeren, is: ‘The Cathouse’ ‘the place to be’. Dit werd al meermaals bewezen... Alle informatie van, in en rond The Cathouse, alsook heel wat foto's die de heersende joviale en warme sfeer weergeven, vind je op onze website:
www.thecathouse.be . Je kunt ook een kijkje nemen op Facebook . Je hoeft zelf geen Facebook-pagina te hebben om de foto's te bekijken! Wil je met de tram terug naar huis, dan houden wij u op de hoogte van het tramverkeer via http://reisinfo.delijn.be/realtime/halte/103070 of BOB brengt je naar huis... Achteraan de nieuwsbrief staat zoals gewoonlijk alle concrete informatie over ‘The Cathouse’. Reserveren kan telefonisch op het nummer 0473 66 48 66 of elektronisch op het mailadres
[email protected] Of
[email protected]
4
Inhoudstafel:
1. Michelangelo Menu: Op vrijdag 6 maart 2015 2. La Petite Histoire 1. Michelangelo 2. Enkele van zijn werken 3. 6 maart
3. Uranus Menu: Op vrijdag 13 maart 2015 4. La Petite Histoire 4. Uranus (planeet) 5. Uranus, de Griekse god 6. 13 maart
5. Ibsen Menu: Op vrijdag 20 maart 2015 6. La Petite Histoire 7. Ibsen 8. Peer Gynt 9. 20 maart
7. Steen van Rosetta Menu: Op vrijdag 27 maart 2015 8. La Petite Histoire 10. Steen van Rosetta 11. Champollion 12. 27 maart
11. Concrete Toelichtingen
5
Michelangelo Menu “The greater danger for most of us lies not in setting our aim too high and falling short; but in setting our aim too low, and achieving our mark.” ~ Michelangelo
Op vrijdag 6 maart 2015 Aperitief
Voorgerecht
Michelangelo Cocktail Of Vers Fruitsap Insalata Caprese Met Gegrilde Paprika’s, Pijnboompitten Basilicum & Kerstomaten The Cathousebrood
Hoofdgerecht
Zwaardvissteak Met een Salmoriglio Saus Peterselie, Look & Oregano Courgettes Met Dragon & Thijm Krielaardappelen
Dessert
Panna Cotta Met Vanille & Zwarte Chocolade
6
Wijnsuggestie : Witte Wijn afkomstig uit Spanje Daimon Blanco Fermentado en Barrica
La Petite Histoire
Michelangelo Buonarroti Michelangelo di Lodovico Buonarroti Simoni, beter bekend onder alleen zijn voornaam Michelangelo werd in Caprese geboren op 6 maart 1475 en in Rome gestorven op 18 februari 1564. Hij was een Italiaans kunstschilder, beeldhouwer, architect en dichter. Hij wordt beschouwd als een van de belangrijkste kunstenaars uit de Italiaanse renaissance. Michelangelo belichaamt hét kunstenaarsideaal van de Renaissance, de 'universele mens' 'uomo universale': hij was beeldhouwer, schilder, architect en dichter. Hij liet zich inspireren door de klassieke oudheid en beheerste de wetten van de anatomie en het perspectief. Hij is naast Leonardo da Vinci, Bramante en Raphael een dominerende figuur in de Italiaanse hoge renaissance. In later jaren ontwikkelde Michelangelo een persoonlijke stijl met kenmerken uit het manierisme. Michelangelo was vooral geïnteresseerd in het dramatische effect van zijn werk. Hij speelde met de anatomie van zijn gebeeldhouwde figuren en met contrasten tussen gepolijst en 'onaf'. Michelangelo Buonarroti voelde zich voornamelijk een beeldhouwer en had een gevoel voor het tonen van beeldhouwelijke elementen in al zijn werk. Veel van zijn ontwerpen hebben alleen overleefd via zijn tekeningen, waarin hij veelvuldig gebruik maakte van kruisarcering. Het werk van Michelangelo is een weerspiegeling van de vele moeilijkheden in zijn leven. Op zijn geestdriftige opwellingen en zijn scheppingsdrang volgen zware ontgoochelingen en teleurstellingen. Zijn reuzengestalten hebben forse, gespierde vormen. Zelfs de schilderijen zijn plastisch opgevat. Zijn stijl is ondanks alles synthetisch, helder en duidelijk. Zijn werk vertoont reeds de kenmerken van de barok. Michelangelo had vele navolgers, die hem echter niet konden evenaren. Onder hen waren Daniele de Volterra en Sebastiano del Piombo en de beeldhouwers Giovanni Angelo Montorsoli, Raffaello de Montelupo en Giuglielmo della Porta. Michelangelo is tevens de enige originele Italiaanse lyricus van de 16de eeuw, de andere volgden allen min of meer slaafs Petrarca na. Zijn Rime die bestaan uit sonnetten, stanzen, madrigalen en fragmenten, heeft hij grotendeels op rijpere leeftijd te Rome geschreven. In zijn poëzie bezong hij de aardse schoonheid als een weerspiegeling van de eeuwige schoonheid, de nacht, de dood, de kunst, als uitdrukking van het goddelijke in de mens; verder zijn liefde voor Vittoria Colonna en zijn patriottische en godsdienstige gevoelens. Zijn stijl is bondig, soms moeizaam en ruig en vaak (vnl. in zijn verzen over de dood en het verdriet) aangrijpend. Beroemd zijn o.a. de verzen aan Vittoria Colonna, aan Dante en aan zijn beeld de Nacht. Biografisch zeer interessant zijn ook zijn oprechte brieven (Lettere). (Summa; RDM) Leven De oudste biografie van Michelangelo is die van Giorgio Vasari als onderdeel van zijn "de Vite". Vasari was een goede vriend van Michelangelo, en ruimt in zijn levensbeschrijving van kunstenaars voor hem dan ook de meest prominente plek in. Jeugd Michelangelo, eigenlijk Michelagniolo di Ludovico di Lionardo di Buonarroti Simoni, werd op 6 maart 1475 geboren in de Italiaanse Toscaanse stad Caprese, als zoon van een magistraat: de verarmde maar pretentieuze Lodovico di Simone Buonarroti. Zijn prille jeugd bracht hij door in Settignano, een dorp van steenhouwers. De vader van Michelangelo, Lodovico, stamde af van een ooit welvarende koopmansfamilie uit Florence en was burgemeester van Caprese. Michelangelo was zes jaar oud toen zijn moeder stierf. Nadat het gezin naar Florence verhuisd was, werd Michelangelo aan een min toevertrouwd. Omdat de min de vrouw van een steenhouwer was, grapte Michelangelo later dat hij de liefde voor de beeldhouwkunst reeds met de melk van zijn min ingegoten had gekregen. Michelangelo had als jongetje maar weinig belangstelling voor school, hij bracht zijn tijd liever door met tekenen. Zijn uitzonderlijke talenten bleken reeds op jonge leeftijd. Zijn vader had aanvankelijk weinig begrip voor de plannen van zijn zoon. De sociale status van het kunstenaarsberoep was niet hoog. Toch zette Michelangelo zijn plannen door. Op dertienjarige leeftijd ging hij in de leer bij Domenico Ghirlandaio. Niet veel later ging hij studeren bij de beeldhouwer Bertoldo di Giovanni, voormalig pupil van Donatello en de schilder Domenico Ghirlandaio en leert daar het (fresco)schilderen, maar hij onderging tevens de invloed van Massaccio en van het werk van Luca Signorelli. Ook bestudeerde hij de verzameling klassieke beelden van zijn beschermheer Van 1490 tot 1492 stond de jonge kunstenaar onder bescherming van de roemruchte Lorenzo I de' Medici, genaamd Il Magnifico (de prachtlievende) waar hij beïnvloed werd door Neoplatonisch denken. Zo had hij toegang tot de oudheidkundige verzameling in de tuin bij het klooster San Marco. In die jaren verkeerde Michelangelo in kringen van vooraanstaande geleerden en dichters als Marsilio Ficino en Angelo Poliziano. Michelangelo maakte in Florence in de periode 1490/92 via Lorenzo de Medici, genaamd Il Magnifico (de
7
prachtlievende), kennis met de klassieke oudheidkundige verzameling in de tuinen van de Medici-familie. Hij kreeg les van de toezichthouder van de tuinen, de beeldhouwer Bertoldo di Giovanni, die zelf weer leerling was geweest van Donatello (ca 1386-1466). Michelangelo tekende in de tuinen de beelden en maakte kopieen in klei. Deze beeldenverzameling zou van grote invloed worden op zijn eigen werk. Hij woonde aan het hof van de familie de Medici en leerde via Lorenzo de grote wetenschappers, kunstenaars en dichters van zijn tijd kennen. Deze zouden zijn leven lang belangrijk voor hem blijven. Zijn vroege tekeningen vertonen de invloed van Giotto en Masaccio, terwijl marmeren relièfen van de Madonna van de Trappen (Madonna della Scala, ca. 1491) en van Het gevecht van de Centauren (1492)(beide te vinden in Casa Buonarroti, Florence) de invloed tonen van Donatello en de Romeinse sarcofagen. Zijn grootheid als beeldhouwer wordt reeds in zijn eerste werken en het in 1962 teruggevonden Crocefisso di San Spirito (1492-1493) kenbaar. Michelangelo schiep talrijke naaktfiguren. Een priester van een kerk gaf hem toestemming om daar de anatomie van lijken te bestuderen. Hij verkreeg op deze manier een gedegen kennis van de menselijke anatomie. In ruil daarvoor kreeg de kerk een door Michelangelo vervaardigd kruisbeeld. Op 16-jarige leeftijd maakte Michelangelo al zijn eigen beeldhouwwerken. Naast de beeldhouw- en schilderkunst beheerste Michelangelo de architectuur, ook schreef hij veel gedichten en brieven. Bologna In 1494, vlak voor Piero de Medici uit Florence werd verdreven, vluchtte hij naar Bologna, waar hij in aanraking kwam met het werk van Jacopo della Quercia, dat een brug trachtte te slaan tussen de klassieken en het realisme. In 1494 maakte hij standbeelden voor San Petronio (Bologna), en daar verbaasde de fanatieke monnik Savonarola hem met zijn apocaliptische ideeèn, die later zouden samengaan met zijn eigen tragische visie op het lot van de mensen. Na de dood van Lorenzo de' Medici kwam Florence in de greep van de Dominicaanse monnik Girolamo Savonarola. Savonarola was fel gekant tegen pracht en praal in de kunsten en hierdoor bepaalde hij het culturele klimaat in de stad. Michelangelo ontvluchtte zijn stad en vertrok naar Bologna. Daar trok hij voor een jaar in bij de adellijke Gianfrancesco Aldovrandi. In Bologna schiep de inmiddels twintigjarige Michelangelo de Engel met kandelaar en de beelden van Sint Proculus en Sint Petronius. Niet alleen de liefde voor de beeldende kunst verbond Michelangelo met de edelman, maar ook die voor de literatuur. Michelangelo las Aldovrandi voor uit het werk van de beroemde Toscaanse dichters Dante Alighieri, Giovanni Boccaccio en Francesco Petrarca. Michelangelo's eerste verzen, die een paar jaar later ontstonden, laten vooral de invloed van Petrarca zien. Eerste verblijf in Rome Na de dood van Lorenzo en het korte bewind van de boeteprediker Savonarola, wiens ascetische godsdienst en republikeinse idealen de jongeman diepgaand beïnvloedden, vertrok Michelangelo in 1496 naar Rome. De enorme antieke kunstschatten daar oefenden een enorme aantrekkingskracht uit op Michelangelo. Tijdens zijn verblijf te Rome (1496-1501) werd zijn reputatie, die gevestigd was door de verkoop van een slapende Cupido (verloren) als een echt antiek stuk, bezegeld door zijn Piëta van het Vaticaan (1498-99) van de Sint-Pieterskerk. Hier maakte hij zijn eerste Romeinse werken: zijn beeld van Bacchus en de beroemde Pietà, die nu opgesteld staat in een van de rechter zijkapellen van de Sint-Pieter in Rome. Het thema van de Pietà komt later nog drie keer terug in zijn werk met beeldengroepen in Florence en Milaan. Michelangelo vond vooral de plastische schoonheid belangrijk. Het religieuze gevoel was slechts bijkomstig. Uit deze tijd dateert ook zijn eerste grote beeldhouwwerk, eem marmeren Bacchus (1496-1497; Bargello, Florence), die alle kwaliteiten van een antiek beeld bezat. In de kort daarna ontstane Pietà (St.-Pieter, Rome) kwam het eigen genie van Michelangelo voor het eerst volledig tot gelding. Verwant aan de Pietà in de Sint-Pieter van Rome is de Madonna met Kind, ontstaan in de eerste jaren van de 16de eeuw (O.-L.Vrouwekerk, Brugge). Zij vormt de overgang naar de beroemde staande David (1501-1503), in Florence gekapt uit een reusachtig blok marmer. Terug in Florence In 1501 keerde hij als beroemdheid terug naar Florence en trof daar een sterk verbeterd politiek klimaat aan. Er brak een vruchtbare periode aan voor Michelangelo waarin hij belangrijke opdrachten kreeg. Michelangelo kreeg van de nieuwe republikeinse regering de opdracht een kolossale David (1505-1504, Academie, Florence)) te beeldhouwen als symbool van verzet en onafhankelijkheid. Ook in 1501 gaf kardinaal Francesco Piccolomini hem een opdracht voor vijftien beelden voor de kapel van zijn familie in de dom te Siena. Slechts die van Petrus, Paulus, Pius en Gregorius kwamen tot stand (ca. 1501-04). Wellicht ontstond in deze periode de madonna met het kind (madonna van Brugge) (ca. 1504), die door Vlaamse kooplieden naar Brugge werd gebracht. Tevens maakte hij de classicistische marmeren David (1504, Accademia, Firenze). Samen met Leonardo da Vinci werd hij gevraagd voor de uitvoering van twee grote muurschilderingen in het Palazzo Vecchio. Geen van beide kunstenaars hebben echter hun fresco voltooid. Er bleven slechts
8
schetsen van over. Gedurende het eerste decennium van de 16e eeuw houdt hij zich herhaaldelijk bezig met de schilderkunst, eerst in Florence, waar hij met Leonardo wedijvert in de (verloren gegane) decoratie van het Palazzo Vecchio en de Tondo Doni, de geschilderde tondo van de Heilige Familie (Uffizi) uitvoert, zijn enige voltooide paneel. Samen met de onvoltooide Kruisafneming (1509, National Gallery Londen) is dit het enige olieverfschilderij dat Michelangelo heeft nagelaten. De opdracht voor de twaalf apostelen voor Santa Maria del Fiore dateert van 1503. Het onvoltooide beeld van Matteus is het enige waaraan hij begon. Ook de Madonna Pitti (Museo Nazionale, Firenze) is uit deze tijd. Michelangelo moest ook een fresco schilderen in het Palazzo Vecchio, nl. De slag bij Cascina (1504-1506). Het verdwenen werk was een tegenhanger van Da Vinci's Slag bij Anghiari en toonde verkrampte naakte soldaten in een dynamische compositie die de Florentijnse kunstenaars (o.a. Raffaël) fascineerden. Paus Julius II In 1505 werd Michelangelo door paus Julius II naar Rome gehaald om diens grafmonument te ontwerpen en uit te voeren, een gigantische opdracht. Het praalgraf, versierd met veertig marmeren figuren, dat paus Julius II voor zichzelf wilde doen oprichten onder de koepel van de in aanbouw zijnde nieuwe Sint-Pieter. Hij maakte hiervoor een groots ontwerp, waarvan slechts het wandgraf met de indrukwekkende Mozesfiguur (1516-17) en de beelden van de vier slaven (1520-22) voltooid werden. Twee van deze slavenbeelden zijn te Firenze, de overige twee in het Louvre. Dit project werd met verscheidene onderbrekingen en aanpassingen pas in 1545 voltooid, 32 jaar na het overlijden van de paus. Oorspronkelijk moest het een vrijstaand, groots monument worden met 40 gebeeldhouwde figuren. In sterk afgeslankte vorm is het nu in de kerk van San Pietro in Vincoli te Rome te zien. Het beeld van Mozes (ca. 1516) is daarvan het bekendste onderdeel, maar ook de zes beroemde zogenaamde Slaven (Galleria dell'Accademia, Florence en het Louvre, Parijs) waren voor deze tombe bedoeld. Nadat Michelangelo de opdracht voor de tombe was toegewezen gaf Julius hem de opdracht om het plafond van de Sixtijnse Kapel te beschilderen, waarmee hij alles achter zich liet wat tot dan toe op soortgelijk terrein was gepresteerd, terwijl hij voor de schilderkunst nieuwe mogelijkheden opende. Van 1508 tot 1512 werkte Michelangelo aan het plafond. Hij schilderde het scheppingsverhaal, de val van het eerste mensenpaar en de geschiedenis van Noach in het eigenlijke gewelf. In de grote hoekgedeelten kwamen episoden uit de geschiedenis van Israël en verder de profeten en de sibyllen. De creazione di Adam is een van de afbeeldingen die hij schilderde. Op deze fresco zie je God afgebeeld in menselijke gedaante die Adam het leven schenkt. Later zijn vele naaktfiguren in pauselijke opdracht door anderen overschilderd. De opdracht van de paus voor fresco's op het plafond van de Sixtijnse Kapel in Rome leidde tot Michelangelo's beroemdste schilderwerken. De Schepping van Adam is het beroemdste onderwerp op het plafond. Hoewel deze fresco's nu tot zijn bekendste werk behoren, beschouwde Michelangelo zichzelf eerder als een beeldhouwer dan als een schilder. Vanaf 1512, na de dood van Julius II, gaven zijn erfgenamen Michelangelo opnieuw de opdracht om een tombe te maken. Dit liep uit tot 30 jaar van procesvoering. Michelangelo kon zijn plannen voor een mausoleum voor Julius II in de Sint Pieter niet uitvoeren. Zijn kolossale Mozes (Sint Pieter in Vincoli, Rome) en het standbeeld genaamd Slaven (Academie, Florence: het Louvre) zouden daarbij ingesloten moeten worden. Eerste architectonische opdrachten Na de dood van paus Julius II (1513) kon Michelangelo enige tijd ongestoord aan diens graftombe werken, maar de nieuwe paus Leo X alias Giovanni dei Medici stuurde hem al snel naar Firenze (waar de Medici in 1512 opnieuw geïnstalleerd waren) om aan een architectuurproject deel te nemen, nl. het ontwerpen van een voorgevel voor de San Lorenzo, de familiekerk van de Medici (1515). Andere concurrenten waren Sangallo, Sansovino en Baccio d'Agnolo. Michelangelo's winnende ontwerp (1516-17) werd echter nooit uitgevoerd. Nadat hij bijna twee jaar in de marmergroeven bij Carrara had doorgebracht werd het plan voor de gevel van San Lorenzo, zeer tegen de zin van Michelangelo, in 1520 opgegeven. Hij kreeg echter onmiddellijk een andere belangrijke opdracht. Beter ging het met de planning van de Biblioteca Medicea Laurenziana in opdracht van paus Clemens VII in 1524. De bibliotheek herbergt de waardevolle handschriftencollectie van de Medici. Als bouwmeester was Michelangelo, naast Bramante, de grootste kunstenaar van het Italiaanse Cinquecento. Zijn eerste grote opdracht, de façade voor de San Lorenzo te Florence, kwam niet verder dan het ontwerp en de voorbereidende werkzaamheden (1516-1520). Van 1520 tot 1534 werkte hij aan de bouw van de Sacrestia Nuova van dezelfde kerk, bestemd om de Medicigraven te huisvesten en in hetzelfde complex bouwde hij vanaf 1524 aan de manieristische Biblioteca Laurenziana, die echter eerst door zijn leerlingen Giorgio Vasari en Ammanati zou worden voltooid. Immers, in 1529 werd het werk onderbroken door het beleg van de stad, waarbij hij de leiding kreeg over de versterkingen. Een duidelijk verschil tussen bezinning en actie kun
9
je zien in zijn standbeelden van Jiulio en Lorenzo di Medice, en zijn allegorische voorstellingen van Dageraad, Avond, Nacht en Dag. Leo X vroeg hem in 1520-21 een grafkapel voor de Medici te bouwen die als de Sagrestia Nuova deel uitmaakt van de San Lorenzo en een tegenhanger is van de een eeuw vroeger door Brunelleschi ontworpen Sagrestia Vecchia. De werkzaamheden aan de kapel schoten goed op want in 1524 was het gebouw praktisch afgewerkt. Het werk aan de graftombes vorderde minder snel, onder andere door de verwarde politieke toestand, en slechts twee van de vier voorzien graftombes werden voltooid. In de Medici-kapel bevindt zich bij de toegangsdeur de eenvoudige sarcofaag met de resten van Lorenzo il Magnifico (+ 1492) en van zijn vermoorde broer Giuliano (+ 1478). Op de sarcofaag staat Michelangelo's Madonna met kind (1521 ontworpen, 1524-34 gebeeldhouwd) tussen de door leerlingen gemaakte beelden van de Heiligen Cosmas en Damiano. De plannen voor hun graftombes en die van Leo X zijn nooit uitgevoerd. Rechts staat de Sarcofaag van Giuliano dei Medici, hertog van Nemours (+ 1516). De hertog (1526-1534) is voorgesteld als officier in dienst van de keizer, met aan zijn voeten de halfliggende figuren van een mannelijke Dag (il Giorno, 152631) en een slapende vrouwelijke Nacht (la Notte, 1526-31). Links staat het grafmonument van Lorenzo dei Medici, hertog van Urbino (+ 1519) aan wie Machiavelli Il principe opdroeg. Hij is voorgesteld als krijgsman met peinzend neergeslagen ogen en wordt daarom Il pensiero genoemd (ca. 1525). Onder hem bevinden zich eveneens halfliggende figuren, voorstellende de Dageraad (l'aurora, 1524-27) en de Avondschemer (il crepusculo, 1524-31). Niettegenstaande de onvoltooide staat beschouwen velen deze kapel als een van de prachtigste kunstwerken van de wereld. Ondertussen kreeg Michelangelo in 1524 van Clemens VII, alias Giulio dei Medici, de opdracht een bibliotheek te bouwen in het klooster van San Lorenzo om de waardevolle boekencollectie der Medici een waardig onderkomen te geven. De Bibliotheca Laurenziana (1524-1559) bestaat uit een vestibule en een lange rechthoekige leeszaal (10x46 meter). De indrukwekkende ingang en trap waren vrijwel voltooid bij Michelangelo's vertrek. B. Ammanati en G. Vasari legden er de laatste hand aan, volgens plannen en instructies die de grootmeester had nagelaten. In 1527 brak de omwenteling uit en de Medici werden verdreven. Alle werkzaamheden aan hun opdrachten vielen stil. Wellicht werkte Michelangelo in die periode nog aan enkele beelden voor het graf van Julius II, zoals de vreemde La Vittoria en de onvoltooide Lo schiavo barbuto en lo schiavo giovane. Hij werd belast met de verdedigingswerken en versterkte de heuvel van San Miniato. De stad werd in 1530 door verraad echter weer overgeleverd aan de Medici. Michelangelo hield zich schuil, maar de paus beloofde hem vrijheid als hij de grafmonumenten zou afwerken. In 1534 verliet hij Firenze. Laatste dertig jaar in Rome In 1534 vestigde Michelangelo zich definitief in Rome, waar hij de laatste dertig jaar van zijn leven doorbracht. Na de dood van Clemens VII nam de nieuwe paus Paulus III Michelangelo onmiddellijk in dienst. Hij bevond zich toen op het toppunt van zijn roem. In 1535 werd Michelangelo opnieuw benaderd voor een schilderopdracht in de kapel. Deze keer moest de muur achter het altaar beschilderd worden met "Het Laatste Oordeel". Het fresco werd in 1541 voltooid. In 1534 werd hij door Paulus III aangezocht de altaarwanden van de kapel te beschilderen; het resultaat was het Laatste Oordeel, waaraan hij van 1534 tot 1541 werkte (onthulling 31 oktober 1541). De grootse visie, die hieraan ten grondslag ligt, is echter van het begin af bekritiseerd. De naakte figuren werden in 1559 door Daniele da Volterra, de 'broekenmaker', van gewaden voorzien. Ten slotte voltooide hij nog twee grote fresco's in de Cappella Paolina van het Vaticaan (1542-1550), de Conversie (bekering) van Paulus en het Heilig verklaren/kruisiging van Petrus in de Pauline Kapel. Tussen 1548-55 kwam de Florentijnse piëta (graflegging van Christus) tot stand: een piramidevormige groep waarin Michelangelo zichzelf uitbeeldde als Nicodemus. Vanaf nu wijdde Michelangelo zich volledig aan architectuur als de hoofdarchitect van de Sint Pieterskerk, waarvan hij de opzet diepgaand veranderde: hij handhaafde de plattegrond in de vorm van een Grieks kruis, maar wijzigde de koepel; ook dit plan bleef onvoltooid. Andere bouwwerken in Rome door hem uitgevoerd zijn het Capitoolplein met de monumentale trap (1547) en de kerk Santa Maria degli Angeli in het tepidarium van de thermen van Diocletianus (1560-1561). Van zijn architectonische activiteiten moet de bibliotheca Laurenziana te Firenze vermeld worden. Dit laatste gebouw werd onder zijn leiding voltooid door Ammannati en Vasari (1559). Na de dood van Antonio da Sangallo (1546) voltooide Michelangelo het Palazzo Farnese. Vanaf 1547 was hij bouwmeester van de Sint-Pieterskerk te Rome. Hij greep terug naar het ontwerp van Bramante, dat hij nieuwe inhoud gaf en begon met de bouw van de koepel van de Sint-Pieter zoals die door Brunelleschi was bedoeld. Vanwege het grote Westers Schisma in de 14e eeuw was de pauselijke kerk in vergevorderde staat van verval. Halverwege de 15e eeuw maakte men onder paus Nicolaas V plannen voor uitbreiding van de Sint Pieter. Het was paus Julius II die vijftig jaar later tot nieuwbouw besloot en bij wie ook Michelangelo in dienst was. Hij was intussen al de zevende architect van het project. Hij keerde terug naar het
10
oorspronkelijke plan van Donato Bramante, die een symmetrische ronde koepel voor ogen had. Het project werd pas na Michelangelo's dood voltooid. Michelangelo ontwierp ook het plein en de trap van Piazza del Campidoglio te Rome. In zijn laatste jaren toonde het werk van Michelangelo een meer geestelijke en abstracte vorm, zoals bijvoorbeeld de twee onvoltooide Pietä groepen en de Rondanini Pietä (Castello Sforzesco, Milan). Dichter Als dichter is Michelangelo bekend gebleven door zijn verzen en sonnetten gericht aan zijn vriend Cavalieri en aan Vittoria Colonna. Liefde, schoonheid en godsdienst zijn er de thema's van. Soms ook (zoals in een befaamd kwatrijn op zijn beeld de Nacht) keerde hij zich fel tegen de bestaande politieke en maatschappelijke toestanden. Verreweg de meeste schreef hij tussen 1534 en 1564 in Rome; door vreemden achterhaald, zijn ze in 1623 door zijn achterneef en naamgenoot in sterk verbasterde vorm gepubliceerd. Pas in de 19de eeuw zijn ze naar de originele manuscripten uitgegeven. Aan het eind van zijn leven schreef Michelangelo een brief aan Vasari, waarbij hij het volgende sonnet insloot: Nu dan mijn broze bark haar doel gaat naadren En koerst door wilde zee de haven toe, Waar elk ontscheept, opdat hij reekning doe Van al zijn kwade en al zijn vrome daden; Nu zie 'k hoe zwaar van dwaling was beladen Verbeelding, die zich bukte onder de roe Der Kunst, haar afgod en meestres, en hoe Een elk begeert wat wijsheid moet ontraden. Waar is dier hartstocht ijdle vreugd gebleven, Nu dubble dood - d'een wacht me aan 't zeker end En d'ander dreigt reeds nu - mij schijnt bereid? Penseel noch beitel kunnen vree meer geven 't Hart, tot die hoogste liefdebron gewend Die aan het kruis ontfermend darmen breidt. Dood Michelangelo stierf op 18 februari 1564 te Rome, enkele weken voor zijn 89e verjaardag. Zijn laatste woorden werden door Vasari opgetekend: "Ik geef mijn ziel terug in de hand van God, mijn lijf aan de aarde, en mijn bezit aan mijn familie". Zijn kunstwerken brachten hem tijdens zijn leven al zoveel roem, dat men hem met Giorgio Vasari wel Il divino Michelangelo, de goddelijke Michelangelo noemde. Zijn werk wordt als groots en uitzonderlijk betiteld en geldt als het hoogtepunt van de Italiaanse renaissancekunst. Michelangelo ligt begraven in een door zijn goede vriend Vasari ontworpen praalgraf,, naast de cenotaaf van de door hem zo bewonderde Dante, in de Basilica di Santa Croce te Florence. Liefde Liefde was zeer belangrijk in het oeuvre en leven van de kunstenaar. Zijn werken belichamen de liefde voor de goddelijke schepping, zowel in het marmer, de schilderkunst als in de mannelijke schoonheid. Over Michelangelo's privéleven vermelden vele bronnen één naam. Zijn grote liefde zou Tommaso dei Cavalieri geweest zijn. Verder onderhield Michelangelo een vriendschap met Vittoria Colonna, met wie hij een regelmatig briefcontact had. Michelangelo was veel ouder dan zijn adellijke aanbidder Tommaso, maar zijn liefde blijkt uit de vele romantische gedichten en sonnetten die Michelangelo aan hem opdroeg. In het strenge Vaticaan waren vele van zijn werken controversieel, ze zouden soms te expliciet geweest zijn. De David groeide uit tot een symbool van de westerse beeldhouwkunst. Adam en David zijn de goddelijke volmaakte schepping en getuigen van Michelangelo's aanbidding voor het mannelijke lichaam. Michelangelo zelf is nooit gehuwd geweest en bleef trouw aan zijn liefde voor de kunst. Werken Beeldhouwwerk Madonna della scala, ca. 1491, Casa Buonarroti, Florence Strijd van de centauren, 1492, Casa Buonarroti, Florence Crucifix, 1492, in de sacristie van de Santo Spirito in Florence Beelden Sint Proculus en Sint Petronius en een engel op de graftombe van Sint Dominicus in Bologna, 1494 en 1495 Bacchus, 1497, Bargello, Florence. Pietà, tussen 1498 en 1499, Sint Pieter, Vaticaanstad. Madonna met kind, tussen 1501-1504, Onze-Lieve-Vrouwekerk, Brugge.
11
David, circa 1501-1504, Galleria dell'Accademia, Florence Tondo Pitti, 1503, Bargello, Florence Beelden van Paulus en Petrus op het Piccolomini-altaar in de Kathedraal van Siena, 1503 en 1504 Tadei Tondo, tussen 1504 en 1506, Royal Academy of Arts, Londen Matteüs, 1505, Galleria dell'Accademia, Florence Mozes, tussen 1513 en 1516, San Pietro in Vincoli, Rome Rebellerende Slaaf en Stervende Slaaf, tussen 1513 en 1516 Louvre, Parijs Cristo della Minerva, tussen 1515 en 1521, Santa Maria sopra Minerva, Rome Nieuwe Sacristie van de Basilica San Lorenzo met beelden van Giuliano de' Medici, de Dag, de Nacht, Lorenzo de'Medici, de Ochtend, de Avond, De Medici Madonna, tussen 1519 en 1534, Florence Jonge Slaaf, Atlas Slaaf, Bebaarde Slaaf en Ontwakende Slaaf, tussen 1520 en 1523, Galleria dell'Accademia, Florence Apollo, 1530, Bargello, Florence Hurkende jongen, tussen 1530 en 1534, Hermitage in Sint-Petersburg De Overwinning, tussen 1532 en 1534, Palazzo Vecchio, Florence Brutus, 1540, Bargello, Florence Florence Pietà, tussen 1547 en 1553, Museo dell'Opera del Duomo, Florence Rondanini Pietà 1550 tot 1564, Castello Sforzesco, Milaan Schilderstukken De Verzoeking van de H. Antonius, 1487-1488, Kimbell Art Museum, Fort Worth, Texas Madonna met kind en St. Johannes en de engelen, circa 1497, National Gallery in Londen De Graflegging, tussen 1500-1501, National Gallery in Londen Tondo Doni, circa 1504, Uffizi, Florence Plafond van de Sixtijnse Kapel, Vaticaanstad, tussen 1508 en 1512 Het Laatste Oordeel in de Sixtijnse Kapel, voltooid in 1541 De bekering van Paulus, tussen 1542 en 1545, Cappella Paolina, Vaticaanstad De kruisiging van Petrus, tussen 1546 en 1550, Cappella Paolina, Vaticaanstad Architectuur Biblioteca Medicea Laurenziana, Florence, 1525 Piazza del Campidoglio, Rome, 1536–1546 Koepel van de Sint-Pietersbasiliek, Rome, 1546–1564 Santa Maria degli Angeli e dei Martiri, Rome, 1561 Porta Pia, Rome, 1564 Poëzie Rime (onder meer sonnetten en epigrammen) Trivia Michelangelo stond afgebeeld op een Italiaans bankbiljet van 10.000 lire, uitgegeven in 1962. Benjamin Britten bundelde een aantal sonnetten tot Zeven sonnetten van Michelangelo, een liederencyclus voor zijn levensgezel Peter Pears. Michelangelo en ‘zijn’ Sixtijnse kapel De Sixtijnse Kapel ziet er aan de buitenkant uit als een simpel gebouw. Vooral in de schaduw van de SintPietersbasiliek. Toch maakt de gewelfschildering van Michelangelo erg veel goed, met als hoogtepunt de creatie van Adam. De Sixtijnse Kapel werd tussen 1475 en 1483 gebouwd. De eerste mis werd op 9 augustus 1483 gehouden. Oorspronkelijk was het gewelfplafond azuurblauw met gouden sterren. De achterkant werd gedomineerd door fresco’s van Pietro Perugino. Paus Julius II besloot in het jaar 1508 om Michelangelo op te roepen om een gewelfschildering in de Sixtijnse Kapel te maken. Een grote taak, zeker voor een ‘groentje’ als Michelangelo. Omstanders begrepen niet waarom de paus voor Michelangelo koos, maar wellicht deed de paus dit om een ruzie uit 1505 te smoren. Volgens Vasari zou Donato Bramante (1444-1514) de paus hebben overgehaald om Michelangelo het plafond van de Sixtijnse kapel te laten beschilderen. Bramante wist dat Michelangelo geen schilder was, dus hij hoopte wellicht op een mislukking. Drie jaar eerder gaf Julius II een opdracht aan Michelangelo om een grafmonument voor de paus te maken, maar al snel ontstonden er onenigheden. De paus wilde zijn geld het liefst besteden aan de voltooiing van de dure St. Pieter, terwijl Michelango een fantastisch en duur grafmonument wilde maken. Op een gegeven moment was Michelangelo zo boos, dat hij vertrok zonder het grafmonument te voltooien. Doordat de paus de opdracht van de schildering in de Sixtijnse Kapel aan Michelango uitbesteedde, werd de band tussen het duo weer iets beter.
12
Not amused Vervolgens kon een ver familielid van Bramante zijn positie dan overnemen: een zekere Rafaël uit Urbino. Het gaat hier natuurlijk om de ons wel bekende Rafaël. Het is een niet geheel overtuigende, maar wel sappige verklaring. Het is nooit bewezen dat Rafaël inderdaad familie was van Bramante. Wel is zeker dat hij in 1508 in Rome arriveerde om aan de privévertrekken (de Stanze) van de paus te beginnen. Michelangelo was toen al mokkend aan het werk in de Sixtijnse Kapel. Zodra de eerste helft af was, zocht hij Julius II op tijdens een veldtocht om zijn eerste betaling te ontvangen. Volgens Vasari heeft Bramante toen, in Michelangelo’s afwezigheid, Rafaël de schilderingen in de Sixtijnse Kapel laten bekijken. Michelangelo was not amused en liet niemand meer – zelfs de paus niet – de kapel binnen totdat het in 1512 af was. Ook vat hij het werk niet meer op als een naast elkaar plaatsen van afzonderlijke taferelen, zoals toen gebruikelijk was: zijn plafond vormt één aangesloten geheel. Het gewelf bestaat uit zones, die boven elkaar worden afgebeeld. Langs de randen zitten 12 majestueuze figuren van profeten en sibyllen op hun marmeren troon. De heidense sibyllen zitten naast de bijbelse profeten, omdat ook zij een toekomst hadden voorspeld waarin de opvattingen over de mens en leven volkomen anders zouden zijn Het centrale deel van het gewelf, versierd met naaktfiguren, behelst scènes uit het scheppingsverhaal. De cyclus met verhalen uit Genesis moet gelezen worden vanaf de ingang, dus in chronologisch omgekeerde orde. Achtereenvolgens worden afgebeeld: De dronkenschap van Noach Zondvloed Het offer van Noach Verzoeking en verdrijving Schepping van Eva Schepping van Adam Vergadering van de wateren Schepping van zon, maan en planeten Scheiding van licht en duisternis Het gewelf van de Sixtijnse kapel is een mijlpaal in de geschiedenis van de kunst, niet alleen door de verbluffende technische vaardigheid, maar nog meer door de oorspronkelijkheid van de inhoud. Als overtuigd christen laat Michelangelo met zijn overweldigend gewelf de stem weerklinken, die aanwijst hoe de hoogmoed en de erfzonde de mens voeren naar eenzaamheid, gebondenheid en verderf. Het laatste oordeel (Giudizio universale) Hieraan begon Michelangelo in juli 1536, nadat de kapel voltooid was. De schildering is een dramatische en levendige voorstelling van figuren die wachten op het Oordeel Gods. De beide centrale figuren, de jeugdige Christus en Maria, zijn geïsoleerd door een krans van licht. Streng en onverzoenbaar als universeel Rechter. Iets hoger blazen de engelenfiguren op hun trompetten. Beneden zien we de zondaars, samengepakt in de veerboot van Charon, die hen naar de onderwereld zal voeren. Aan de voeten van Christus staan St. Laurentius en St. Bartolomeus, de laatste is herkenbaar aan het mes in de hand en de afgestroopte huid. Zijn gezicht is een zelfportret van Michelangelo. Wist U dat… Michelangelo mogelijk geheime anatomische schetsen in zijn schilderingen verborg? Michelangelo bouwde een hoge steiger om het 20 meter hoge plafond te bereiken. De steiger was vrij open gebouwd, omdat Paus Julius II de Sixtijnse Kapel niet wilde sluiten. Tussen 1508 en 1512 werden er nog gewoon religieuze diensten in de Sixtijnse Kapel gehouden. Michelangelo’s steiger was erg stabiel, maar verre van comfortabel. Aangezien Michelangelo op zijn rug schilderde, had hij regelmatig last van rugpijn. Gelukkig kreeg Michelangelo hulp van assistenten. De schilder zag hen als ondergeschikten en dus mochten de assistenten alleen maar simpel werk doen, zoals het inkleuren van achtergronden. Michelangelo schilderde zelf de belangrijkste onderdelen, zoals Adam en God. Het gedrag van Michelangelo zorgde ervoor dat na vier jaar werk er al veel assistenten vertrokken waren. Toch maakte dit voor Michelangelo niet veel uit. Hij brak op 31 oktober 1512 zijn steiger af en genoot van het eindresultaat. In 1534 werd Michelangelo teruggeroepen om de achterkant van de Sixtijnse Kapel te beschilderen. Eerst werden de oude fresco’s van Perugino met een sloophamer vernietigd, waarna Michelangelo in 1536 begon met een schildering van het laatste oordeel. In 1541 was de achterwand klaar. De paus en andere katholieken leken niet erg blij te zijn met het gigantische kunstwerk. De meeste kritiek werd geuit op de naaktheid van de personen. Laten we niet vergeten dat in die tijd de rooms-katholieke kerk zichzelf moest beschermen tegen het opkomende protestantisme, dus de paus, kardinalen en priesters wilden negatieve verhalen zoveel mogelijk voorkomen.
13
Toen Michelangelo in 1564 stierf besloot het Vaticaan om direct maatregelen te nemen. Daniele da Volterra werd ingehuurd om de naakte figuren van Michelangelo aan te kleden. De beste man kreeg een bijpassende bijnaam: Braghettone. Oftewel, de broekenschilder. De Sixtijnse Kapel is vrijwel dagelijks te bezichtigen als onderdeel van het Vaticaanse Museum in Vaticaanstad. De moeite waard, zeker voor liefhebbers van roomse kunst. Eigenaardige man Het leuke van de biografieën in Le Vite is dat er veel details over de karakters van de kunstenaars naar voren komen. Wij kennen eigenlijk vooral de kunstenaar Michelangelo, maar niet de persoonlijkheid achter zijn kunstwerken. Door Vasari komen we echter veel over zijn karakter te weten. Volgens de biograaf was hij namelijk een eigenaardig figuur. Zo sliep Michelangelo in zijn kleding, omdat dit aan- en uittrektijd scheelde. Die tijd kon hij beter gebruiken om te werken. Zijn leren laarzen had hij al zó lang niet uitgetrokken, dat hij de huid van zijn voeten mee zou trekken als hij dat wel zou doen. Verder nam hij veel opdrachten aan met onhaalbare deadlines en maakte hij relatief weinig werk af. Zijn ongeëvenaarde perfectionisme weerhield hem ervan de werkdruk te verlichten door een atelier op te zetten. Leerlingen en werknemers zouden hem dan kunnen helpen bij de vele opdrachten die hij kreeg. Dat hij alles alleen wilde doen, geeft aan dat Michelangelo duidelijk voor zijn werk leefde en niet voor zijn opdrachtgevers. Goed imago Of de details nu helemaal kloppen of niet, Vasari schetst ons duidelijk het beeld van de kunstenaar als een gefocuste, opvliegende en slecht verzorgde man. Op zijn beurt heeft Michelangelo – die goed bevriend was met Vasari – hem ongetwijfeld enigszins gestuurd in zijn verhaal, met name als het om zijn relatie met opdrachtgevers of collega’s als Bramante gaat. Hij had waarschijnlijk redenen om aan te nemen dat Bramante hem tegenwerkte. Daarom maakte hij dankbaar gebruik van zijn biograaf. Zo kon hij zíjn versie van het verhaal vertellen en zijn imago controleren. Dat het voor Michelangelo belangrijk was om een goed beeld achter te laten blijkt ook uit het feit dat hij een wat naïeve jongeman, genaamd Ascanio Condivi (1525-1574), in 1553 zelfs een nieuwe versie van zijn biografie dicteerde. Ook verbrandde hij vlak voor zijn dood een groot deel van zijn schetsen die hij niet representatief achtte voor zijn oeuvre. Waardevol document Geheel objectief is Vasari, net als Condivi, niet te noemen. Toch geeft hij ons met zijn verhalen een waardevolle kijk in zowel Michelangelo’s professionele als persoonlijke leven. Hij besefte dat hij in een belangrijke periode leefde en legde dat vast voor het nageslacht. Dankzij Vasari kunnen wij ons nu een beeld vormen van de culturele omstandigheden van de renaissance, en op meer gedetailleerd niveau van de beweegredenen en inspiratiebronnen van haar belangrijkste kunstenaars. David De David van Michelangelo Buonarroti (1475 - 1564) is een van de bekendste beeldhouwwerken in de kunstgeschiedenis. Het monumentale standbeeld ontstond tussen 1501 en 1504 ten tijde van de Hoogrenaissance in Florence. Het bevindt zich thans in de Galleria dell'Accademia aldaar. In 1501 was er een eind was gekomen aan de onlusten in Florence en de stad werd een republiek. Michelangelo keerde terug, hij was toen al zeer succesvol. In opdracht van de Florentijnse edelman Piero Soderini, eerste kanselier van de nieuwe republiek, werkte hij vanaf 1501 aan het beeld David. Hiervoor beschikte hij over een groot blok marmer, waaraan veertig jaar eerder door beeldhouwer Di Duccio een begin was gemaakt. Voor de inwoners van de bevrijde stad werd de David, buiten voor Palazzo Vecchio geplaatst, een symbool van kracht en moed bij tegenslag. De Florentijnse wet moest wel eerst veranderd worden om het beeld in het openbaar te kunnen plaatsen, nooit eerder mocht een beeld van een naakte man in het openbaar worden getoond. Het beeld van marmer uit Carrara is 5,17 m hoog, inclusief het voetstuk. Het stelt de Bijbelse figuur David voor, terwijl hij op het punt staat, met de geladen slinger over zijn schouder, de reus Goliath aan te vallen. In zijn ontwerp was Michelangelo uitgegaan van het al door Di Duccio aangetaste marmerblok, hij voegde geen marmer toe. Daardoor is het beeld ruimtelijk wel breed, maar niet zo diep. Naar verhouding is het bovenlichaam vrij groot, waarschijnlijk omdat het werk bedoeld was om op een hoge piëdestal geplaatst te worden en men het dan in perspectief zou zien, schuin omhoog kijkend. Ook zouden dit de verhoudingen van de adolescent David kunnen zijn. Het beeld toont een sterke fysieke verschijning, met een prachtige anatomie. Oorspronkelijk stond het beeld in Florence buiten, op de Piazza della Signoria voor Palazzo Vecchio. Om het beter te beschermen tegen weersinvloeden werd het werk in 1873 naar de Accademia verplaatst. Op de Piazza staat sinds 1910 een replica.
14
Firenze maakt zich zorgen om David van Michelangelo Firenze maakt zich zorgen. De Italiaanse regio Toscane werd de voorbije drie dagen opgeschrikt door een reeks kleine aardbevingen en cultuurminnend Firenze vreest dat de David, het wereldberoemde renaissancebeeld van Michelangelo, wel eens beschadigd zou kunnen raken. Er vielen vooralsnog geen slachtoffers en volgens de Italiaanse brandweer is er enkel schade in de buurt van het epicentrum, zo’n 30 kilometer ten zuiden van Firenze. In de streek durven honderden mensen niet meer in hun huis te slapen. Ze vinden onderdak voor de nacht in hun auto’s, tenten of caravans. Enkele scholen in Toscane zijn gesloten en de gelovigen of toeristen mogen sommige kerken niet betreden. Sommige pleinen worden klaargemaakt om er zondag de mis in de buitenlucht te houden. Cultuurminnend Toscane ligt echter vooral wakker van het cultureel en architecturaal patrimonium van Firenze, de parel aan de Arno. Dario Franceschini, de Italiaanse minister van Cultuur, kondigde op 20 december 2014 aan dat hij 200.000 euro uittrekt voor een stevig voetstuk voor de David van Michelangelo. In de lente wees een studie al uit dat het meesterwerk uit de Renaissance, dat vervaardigd is uit marmer en inclusief voetstuk meer dan 5 meter hoog is, dreigt in te storten bij kleine bevingen. Een extra sokkel zou het wereldberoemde beeldhouwwerk, gemaakt tussen 1501 en 1504, extra kunnen beschermen, denkt Franceschini. 'Met een absoluut meesterwerk als David mogen we geen enkel risico nemen', zegt de Italiaanse cultuurminister. Pietà van Michelangelo De Pietà van Michelangelo is een beroemd marmeren beeldhouwwerk van Michelangelo. De pietà bevindt zich in een kapel aan de rechterkant van het schip van de Sint-Pietersbasiliek in Rome. De afmetingen zijn 174 cm bij 195 cm. De Franse kardinaal Jean Bilhères de Lagraulas bestelde het beeld in 1498 bij de toen drieentwintigjarige Michelangelo. Het werk was waarschijnlijk voor zijn graftombe in de Sint-Pietersbasiliek bestemd maar kreeg al snel een eigen plaats in de nieuwe basiliek. Jacopo Galli, een beschermheer van de kunst, had een bemiddelende rol gespeeld bij de opdracht en de kardinaal ervan verzekerd dat Michelangelo het fraaiste beeld van marmer in het toenmalige Rome zou creëren. Het moest ‘een in gewaad gehulde maagd Maria voorstellen met de dode Christus in haar armen’. Zeer bijzonder is echter de jeugdigheid van Maria, want in de vroegere beelden werd de moeder Gods als oudere vrouw gepresenteerd. Michelangelo zou hierbij hebben opgemerkt dat de moeder Gods door haar maagdelijkheid en reinheid haar jeugdige verschijning behoudt. Vorm, compositie en inhoud Het beeld geeft het moment weer waarop Christus van het kruis gehaald is en op de schoot van Maria ligt. Maria’s rechterarm en -hand omsluiten krachtig het bovenlichaam, terwijl haar linkerhand het lichaam als het ware presenteert aan de toeschouwer en hem oproept tot verering. Daarbij houdt zij haar ogen terneergeslagen, wat een directe dialoog met de gelovige onmogelijk maakt. Een moeilijk aspect in het beeld, namelijk het verbinden van de rechtop zittende Maria en de dwars uitgestrekte zoon tot een besloten groep, heeft Michelangelo meesterlijk opgelost: het lichaam van Christus wordt nagenoeg geheel binnen de omtrek van de Maria-figuur opgenomen. Op deze manier bereikt de kunstenaar niet alleen een elegante compositie, maar benadrukt hij ook nog eens de innige verbondenheid van moeder en zoon. Daarnaast dragen de tegenstellingen in de sculptuur bij aan de bijzondere uitstraling ervan: Maria houdt met de ene hand vast en laat met de andere los, om de dode te presenteren. Het nagenoeg naakte, fraai belijnde lichaam van Christus is ingebed in het in zware plooien gedrapeerde gewaad van Maria. Maria’s lichaam straalt sterke verbondenheid met de aarde uit, terwijl de Verlosser slechts met de tenen van een voet de grond raakt. Trivia Michelangelo zelf hechtte groot belang aan de Pietà: van al zijn werken is dit het enige door hem gesigneerde. Hij zou het beeld pas gesigneerd hebben nadat hij had gemerkt dat er geruzie ontstond over wie het gemaakt had. Michelangelo beitelde vervolgens zijn handtekening op het lint dat Maria’s gewaad bijeenhoudt. Aan het beeld is al meerdere malen schade toegebracht, vooral in 1972 toen het door de geoloog Laszlo Toth met een hamer werd verwoest. Deze geestelijk gestoorde man riep uit dat hij Jezus Christus was, opgestaan uit de dood. De sculptuur wordt nu door middel van een glazen plaat tegen aanslagen beschermd. De Italiaanse zender Rai Tre maakte een documentaire over de restauratie van het beeld, waarin ook beelden zijn opgenomen van de aanslag en de reactie van de toenmalige paus Paulus VI.[1] Sommigen zien in het beeld het oude mythische thema weerspiegeld van 'de dood van de goddelijke koning'.[2] De godin Isis werd in het Oude Egypte afgebeeld met haar gestorven en herboren zoonechtgenoot op schoot. Dit thema gaat ook terug op de mythen van het 'sterven van het graan om daarna herboren te worden', zoals Osiris en Horus.
15
Hoewel het beeld in de Sint-Pietersbasiliek met afstand het meest bekende exemplaar is, maakte Michelangelo hierna nog drie andere beeldengroepen met hetzelfde onderwerp, waarvan de Rondanini Pietà te zien is in Milaan en twee exemplaren in Florence. Volgens de memoires van de joodse kunsthandelaar Daniel Wildenstein was paus Paulus VI in 1978 van plan het beeld te verkopen om zo geld te genereren voor liefdadigheid. Uit de Italiaanse versie van het boek werden op verzoek van het Vaticaan de pagina’s verwijderd waarin deze voorgenomen verkoop werd vermeld. De Verzoeking van de H. Antonius Geschiedenis Ascanio Condivi, Giorgio Vasari en Benedetto Varchi het eens in het noemen van een kopie van de gravure door Martin Schongauer van de verzoeking van de Heilige Antonius, uitgevoerd door de jonge Michelangelo op voorstel van collega-workshop Francesco Granacci, een paar jaar ouder. Poorten ingaan als het werk was het eerste schilderij van de toekomstige grote leraar en Condivi, in het bijzonder, weidde herinneren hoe het werk was van "hout" en als "over de beeltenis van de heilige, waren er veel vreemde vormen et mostrosità van demonen ", waarin Michelangelo bleek een bepaalde nieuwsgierigheid naar kleur" dat geen enkel deel coloriva, hij voor het eerst met natuurlijke havesse niet gegeven, is dat andatosene bij de vis, van oordeel dat de vorm van kleur et Fusser de vleugels van vis, Welke kleur ogen, et elk ander deel, die hen vertegenwoordigen in zijn beeld. " Het werk zou ook de afgunst van Ghirlandaio, waar de twee jongens waren in de winkel hebben gewekt. Biografen oude maar verwaarlozing te vermelden waar de tabel wordt gevonden, wat erop wijst dat er op dat moment had hij al verdwenen. Moderne kritiek, al in de negentiende eeuw, probeerden het schilderij te vinden. Een eerste poging is tot G. Bianconi die een schilderij gevonden met hetzelfde onderwerp, het voorstellen van het als handtekening, maar dan door andere geleerden wordt afgewezen. De huidige schilderij werd in plaats daarvan gepubliceerd door Clément in 1861. Het is gemeld voor de eerste keer in de collectie Scorzi in Pisa in 1837, toen het werd verkocht aan Baron Triqueti; in 1886 was het Lee-Kind, en in 1905 ongeveer Sir Paul Harwey, die in 1960 het op een veiling Sotheby's verkocht. Voor die tijd de mogelijke toekenning werd ondersteund door anderen, zoals Montaiglon, maar ook zet in twijfel. Verleden in particuliere collecties gespecificeerd, 13 mei 2009 het werk is reemerged op de aankoop door het Kimbell Art Museum, zelfs uiteindelijk blootgesteld aan het publiek. Bij deze gelegenheid heeft weer ontstoken het debat attributieve, dankzij een opmerkelijke internationale media hype. Beschrijving Het schilderen schildert St. Anthony Abate meegesleurd in de lucht door een grote groep van demonen, typisch Scandinavische, met fantasierijke details en maakte een collage van vele dieren. De onderdelen meest groteske, als de grimmige uitdrukkingen of lange klauwen van de demonen, worden gedimd met de kwast van de kunstenaar. Hieronder vindt u een verre landschap in de vleugels van twee rotspartijen, en links meer uitgesproken openen: het is een aanvulling op het model. Het kleurenschema is bijzonder fris en evenwichtig, intonandosi vooral de kleuren rood en groen verrot. De stijl, met uitzondering van de Scandinavische afleiding als gevolg van de trouw aan het model, toont een toon "Ghirlandaio" in sommige details, zoals het hoofd van de heilige, die de fysionomie zelfs een schilderij terug als St. Joseph in Tondo Doni zou herinneren. Een element dat is verschenen in de afgelopen toeschrijvingen bepaalde aanzien van de rotsen aan de linkerkant van het beeld, beschilderd met de karakteristieke "cross-hatch", dat ook tot uiting in de grafische kunstenaar, met inbegrip van, in het werk van jongeren te blijven, de St. Peter door Masaccio in Monaco van Beieren. Biblioteca Medicea Laurenziana. In 1519 opperde kardinaal Giulio de Medici, kleinzoon van Giuliano de Medici de idee om het uitgebreide boekenbezit van de Medicifamilie onder te brengen in een grote kloosterbibliotheek aan de Basilica San Lorenzo, de parochiekerk van de familie. Om financiële redenen werd de opdracht in 1523 gegeven aan Michelangelo, hetzelfde jaar dat de kardinaal tot paus Clemens VII werd gekozen. Deze paus had als concept voor het geheel in zijn hoofd dat het als een werkbibliotheek moest gebruikt worden en geen protserig versierd vertrek. Er is een uitgebreide correspondentie bewaard gebleven van de paus met Michelangelo waaruit blijkt dat Clemens VII zich voor een periode van drie jaar zeer inliet met de bouw en de gedetailleerde inrichting van de bibliotheek vanaf het begin tot aan de voltooiing. De paus opperde het idee om de leeszaal op de verdieping te plaatsen wegens dreigende overstromingen met daarbij een monumentale trappenpartij; de funderingen moesten worden verstevigd en het plafond moest gewelfd zijn om brand te voorkomen. Ook gaf de paus richtlijnen voor het materiaal en de ordening van de boeken in de leeszaal: de Griekse en Latijnse boeken moesten apart geklasseerd worden en zeldzame boeken moesten in aparte kleine kabinetten worden bewaard.
16
De kloosterbibliotheek moest ook benadrukken dat de Medici's niet langer handelaars waren maar behoorden tot de intelligentsia en geschoolde klasse van de maatschappij. De bibliotheek bevat manuscripten en boeken van de private collectie van de familie. De Biblioteca Medicea Laurenziana bezit onder andere: circa 150.000 gedrukte boeken, waaronder incunabelen circa 11.000 manuscripten circa 2500 papyri Architectuur Plan vestibule Aanzicht vestibule met trapaanzet Leeszaal Kenners beschouwen deze bibliotheek als Michelangelo's meest volledig uitgevoerde bouwwerk en aantoonbaar zijn meest oorspronkelijke bijdrage aan de bouwkunst van de renaissance. Nadat de architect zich een voorstelling had gemaakt van de vorm van dit gebouw, kon hij dit gebouw ook een precieze plaats toekennen nl in het middengedeelte in het hoofdgebouw van het San Lorenzoklooster, ergens tussen de tuin en de kloostergangen rondom de binnenplaats. Doordat de paus opdracht gaf een bibliotheek te bouwen die moest dienen als werkplaats werd het interieur vormelijk beter uitgewerkt dan het exterieur. Omwille van gevaar van waterschade werd de bibliotheek gesitueerd op de eerste verdieping en bevatte een vestibule, een inventief uitgewerkte trappenpartij en een voorname leeszaal die schijnt te leiden naar een onzichtbaar verdwijnpunt aan de horizon. In de Buonarotti-archieven wordt een originele schets ter grootte van een dollarbiljet bewaard van het allereerste ontwerp van Michelangelo. De door Michelangelo's tijdgenoot Vasari bewonderde trappenpartij in de vestibule was een bewijs van zijn architecturale inventiviteit. De trap was eerst gedacht in notenhout maar werd uiteindelijk in grijze steen uitgevoerd door de beeldhouwer Bartolomeo Ammanati. De drie parallelle trapsteken zijn ruimtelijk zeer complex bedacht op een beperkte oppervlakte en geven de indruk als watervallen zonder leuning naar beneden te tuimelen. De rechthoekige leeszaal is ontworpen volgens het principe van de Gulden Snede en weerspiegelt een maatvoering aangepast aan de menselijke verhoudingen; zij maakt een evenwichtige ruimte mogelijk, geschikt voor het opbergen van kennis in boeken. Mozes In het jaar 1505 krijgt Michelangelo de belangrijkste opdracht van zijn hele carrière tot dan toe: Paus Julius II vroeg hem naar Rome te komen om een graftombe voor hem te ontwerpen. In 1505 krijgt Michelangelo de belangrijkste opdracht van zijn hele carrière tot dan toe. Paus Julius II vroeg hem naar Rome te komen om een graftombe voor hem te ontwerpen. Maar in dezelfde tijd waren er nieuwe stedenbouwkundige projecten, waaronder de bouw van de Sint-Pieter. Hierdoor moest Julius II de bouw van zijn graftombe uitstellen en zijn geld besteden aan de Sint-Pieter. Uiteindelijk werd 32 jaar na het overlijden van de paus in 1545 het monument voltooid en dit is te vinden in de San Pietro In Vincoli (ook wel de Basilica Eudoxiana genoemd). De voltooiing duurde zo lang, omdat er na de dood van de paus steeds andere pausen in het Vaticaan kwamen en probeerden Michelangelo voortdurend voor hun eigen projecten te contracteren. Naast het beeld van Mozes staan er nog twee afgewerkte beelden op het grafmonument: ‘ Stervende Gevangene’ en een ‘ Opstandige Gevangene’. San Pietro in Vincoli De San Pietro in Vincoli is de basiliek waar het prachtige beeld Mozes staat. De basiliek is in het midden van de 5e eeuw gebouwd om de ketenen, waarmee Petrus vastzat in de gevangenis in Jeruzalem, tentoon te stellen. Er is een legende die gaat over dat de vorstin (vrouw van de keizer Valentinian III) de desbetreffende ketenen als een geschenk aan paus Leo I heeft gegeven. Leo I vergeleek deze met de ketenen van Petrus eerste gevangenisstraf in de Mamertijnse gevangenis in Rome. Deze twee ketenen smelten op een wonderbaarlijke manier tot 1 paar ketenen samen. De ketenen worden bewaard in een reliekschrijn onder het hoofdaltaar in de basiliek. De basiliek zelf is enorm en draagt sinds de 11e eeuw de officiële en populaire naam: Basilica S. Petri ad Vincula. Oftewel San Pietro in Vincoli en in het engels de St. Peter in Chains. Voor de 11e eeuw heeft de basiliek verschillende namen gehad, zoals ad vincula S. Petri Apostoli. Het monument zelf Zoals hierboven beschreven is, is Mozes slechts 1 van de beelden die deel uitmaakt van het grafmonument van paus Julius II. Tijdens het project werd het ontwerp minstens zes keer gewijzigd en hierdoor waren er talloze meningsverschillen met de opdrachtgevers. Twee beelden die in het oorspronkelijke ontwerp voor het grafmonument zaten, waren de ‘Stervende slaaf’ en de ‘Geboeide slaaf’. Deze twee beelden zouden de heidense volken vertegenwoordigen. Door hun gekwelde houding geven ze de vergeefse strijd om vrijheid weer. In een ander ontwerp was plaats voor 4 beelden van e ‘Gevangen’: ‘Jeugdige Gevangene’, ‘Atlas’,
17
‘Gevangene met baard’ en de ‘Ontwakende Gevangene’. Maar ook deze beelden zijn later uit het ontwerp verdwenen. De beelden die links en rechts van Mozes staan, zijn Rachel en Lea. Recht boven Mozes is Julius II afgebeeld. Hij ligt op zijn zij en kijkt op Mozes neer. Over de overige drie beelden is weinig informatie bekend. Vorm Mozes is het centrale en enige afgewerkte beeld van het hele grafmonument en is ook gemaakt van marmer. Mozes heeft een kwade blik, omdat hij kwaad is tegenover het Joodse volk. Hij heeft net boven op de berg Sinaï de tien Geboden gekregen die hij onder zijn rechterarm vasthoudt. Hij staat op het punt om de stenen tafelen kapot te gooien, door de afgoderij van de joden die rond het gouden kalf dansen die zij zelf hebben gemaakt. Deze bewogenheid blijkt uit de felle blik uit zijn diepe ogen, de beweging van de baard, kledij en van zijn linkerbeen. Dit been heeft Mozes als het ware al naar achter gezet, zodat hij ieder moment kan opstaan. Een andere interpretatie van het beeld is dat Mozes vol ontzag vanaf de berg Sinaï naar het goddelijke licht kijkt. De vingers van Mozes spelen met zijn lange baard. Daarnaast heeft hij twee hoorns op zijn hoofd, die lichtstralen voorstellen. Deze zijn te verwijten aan een vertaalfout die Aquila Ponticus in de tweede eeuw voor het eerst in het Grieks vertaalde. In de Latijnse bijbeltekst staat dat Mozes cornatus (= in een stralenkrans) van de berg afdaalde met de tien geboden. Ponticus heeft daarvan cornutus gemaakt, wat ‘met hoorntjes’ betekent. Ook de kerkvader Hiëronymus had deze tekst als uitgangspunt genomen. Men kwam op het woord cornutus, omdat het in de oude manuscripten gebruikelijk was om letters te syncoperen en die weglating aan te geven met een bovenliggend streepje. Hierdoor werd het woord verkeerd gelezen en kreeg men cornutus in plaats van coronatus. Een andere interpretatie is dat Michelangelo eigenzinnig was en daarom de twee hoorntjes op het hoofd van Mozes zette. Naast deze vertaalfout is het beeld ook beschadigd. Mozes heeft namelijk een diepe snee in zijn knie, omdat Michelangelo zijn beitel er een keer naartoe zou hebben gegooid. Dit deed hij, omdat hij het beeld zo levensecht vond en om zijn woorden ‘maar spreek dan toch’ kracht bij te zetten. Er wordt gezegd dat wanneer men vanaf de linkerkant naar het beeld kijkt je met enige fantastie in de baard (een tiental centimeters onder de neus en net onder de mond) een vermeend zelfportretje van Michelangelo kan vinden. Sommige mensen vinden dit niet en zien er juist een vrouwenkopje in. Het beeld staat op zo’n plaats, dat wanneer je de kerk verlaat het beeld je na blijft kijken. In 1998 zijn specialisten begonnen om het beeld te restaureren. In januari 2004 is er een officiële plechtigheid geweest, waarbij het beeld opnieuw is ingewijd. Madonna met kind en St. Johannes en de engelen Madonna met kind en St. Johannes en de engelen is een onvoltooid schilderij toegeschreven aan de Italiaanse kunstschilder Michelangelo. Michelangelo schilderde het werk vermoedelijk in 1497 in Rome. Het schilderij bevindt zich in de National Gallery in Londen. Het werk is een van de slechts vier paneelschilderijen die van de kunstenaar bekend zijn. Het werk is ook wel bekend als de Manchester Madonna nadat het aldaar op een tentoonstelling te zien was. Het werk toont de ontmoeting van Maria en het Christuskind met Christus’ neef Johannes de Doper. Over de authenticiteit van het werk wordt nog altijd gediscussieerd, maar over het algemeen wordt het nu als een authentiek vroeg werk van hem gezien. Het werk toont de ontmoeting van Maria en het Christuskind met Christus' neef Johannes de Doper. Een gebeurtenis die volgens de legende plaatsgevonden heeft na de vlucht van de Heilige Familie naar Egypte. Maria is afgebeeld met een ontblote borst, alsof ze net haar zoon de borst heeft gegeven. In haar handen heeft ze een boek dat ze van haar zoon weghoudt. Dit is waarschijnlijk een voorspelling van het latere lijden en sterven van het kind. Achter deze drie figuren zijn enkele engelen te zien, waarvan twee in zeer onvoltooide staat. De schilderstijl toont duidelijk verwantschap met de kunstvorm van het beeldhouwen wat Michelangelo als zijn grootste kwaliteit beschouwde. De Verzoeking van de Heilige Antonius De verzoeking van de Heilige Antonius is het vroegst bekende schilderwerk dat de Italiaanse kunstenaar Michelangelo schilderde naar een gravure van Martin Schongauer toen hij 12 of 13 jaar oud was. Het werk bevindt zich in het Kimbell Art Museum in Fort Worth, Texas. Het werk toont het, in de middeleeuwen vaak voorkomende, onderwerp De verzoeking van Sint Antonius van Egypte. Het schilderij werd eerder toegeschreven aan de school van Domenico Ghirlandaio, onder wie Michelangelo als leerling heeft gewerkt. Nadat in 2008 het werk door experts werd erkend als een authentiek werk van Michelangelo werd het door het Kimbell Art Museum gekocht. Het werk is een van de slechts vier beschilderde panelen van Michelangelo. Oorsprong Martin Schongauer (c. 1470-75) De verzoeking van de Heilige Antonius , originele gravure Giorgio Vasari beschreef in zijn biografie van Michelangelo dat de kunstenaar het werk schilderde naar een gravure van Schongauer en Ascanio Condivi vertelt dat Michelangelo voor het werk naar de vismarkt ging
18
om visschubben te kopen en na te tekenen, iets dat op de gravure van Schongauer niet zichtbaar was. Ook voegde Michelangelo een landschap toe en veranderde hij de gezichtsuitdrukking van de heilige. Tondo Doni Tondo die Michelangelo in 1504 maakte voor de koopman Agnolo Doni en zijn vrouw Maddalena Strozzi. Het werk toont een zittende Maria met achter haar Jozef en de kleine Christus. De tondo heeft opvallend helderde kleuren. Het werk heeft een diameter van 120 centimeter en is te zien in het museum Uffizi in Florence. Piazzale Michelangelo in Firenze Dit plein ligt hoog boven Florence. Uiteraard is het met de auto te bereiken, maar daar moet toch wel voor worden omgereden. Het is echter ook mogelijk om, via een leuke spectaculaire wandeling vanaf de oever van de Arno, het plein te voet te bereiken. Het was de architect Ciuseppe Poggi die tussen 1865 en 1871 deze wandelroute aanlegde. Het plein biedt een weergaloos uitzicht over de hele stad. De torenspitsen, koepels en bruggen bieden een goed oriëntatiepunt. De omringende heuvels maken het geheel af. Op het plein zelf staat een kopie van het beeld “David” van Michelangelo, omringd door bronskleurige kopieën van de standbeelden welke de graven versieren van Lorenzo di Medici, hertog van Urbino en Giuliano di Medici, hertog van Nemours (hieraan dankt het plein zijn naam). De beelden hebben de namen: Dag, Nacht, Morgenlicht en Avondschemer. De stadsmuren van Michelangelo Deze muren zijn gebouwd door Migelangelo in 1529, in eerste instantie geïmproviseerd gebouwd om de belegering van augustus 1930 te kunnen weerstaan. Later werden de muren versterkt. De enkele jaren eerder verdreven di Medici werd wederom als Hertog van Toscanië aangesteld.
6 maart
Op 6 maart 1869 ~ De Russisch scheikundige Dmitri Mendelejev presenteert het periodiek systeem der elementen, waarin de chemische en fysische eigenschappen van stoffen in kaart zijn gebracht.
19
Uranus Menu “I have looked further into space than ever human being did before me. I have observed stars of which the light, it can be proved, must take two million years to reach the earth. [Having identified Uranus (1781), the first planet discovered since antiquity.]” ― William Herschel
Vrijdag 13 maart 2015 Aperitief
UranusCocktail Of Vers Fruitsap
Voorgerecht
Carpaccio van St Jacobsvruchten & Mango Mandarijnenolie, Balsamicoazijn & Pistachenoten The Cathousebrood
Hoofdgerecht
Gebakken Kabeljauw Met Rozemarijn Op een Bedje van Aubergines,Tomaten Olijven & Kappertjes & Pijnboompitten Griekse Aardappelen in de Oven
Wijnsuggestie : Witte wijn afkomstig uit Galicië Terra Gauda
Dessert
Hemelse Rijstpap Met Saffraan
20
La Petite Histoire
Uranus, de planeet Uranus, planeet draaiend om de zon / afstand tot de zon 2872 milj km, 84jr 10h49m, 5 manen. Uranus is de zevende planeet van het Zonnestelsel, geteld vanaf de Zon. Uranus is een joviaanse ijsreus met een zeer dichte en dikke atmosfeer (van hoofdzakelijk waterstof en helium), veel manen, en smalle ringen. In de Oudheid kende men slechts zes planeten. Dat waren Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter en Saturnus. De ontdekking van Uranus gebeurde ook totaal onverwacht. Niemand verwachtte eigenlijk dat er nóg een planeet zou zijn. Op 13 maart 1781 zag William Herschel een wazig vlekje in het sterrenbeeld Tweelingen. Hij dacht een nieuwe komeet te hebben gevonden. Toen de baan wat beter bekend werd, bleek het echter een nieuwe planeet te zijn. Deze ijsreus is vernoemd naar de god Uranus, ook wel Ouranos, de personificatie van de hemel, uit de Griekse mythologie. Waarneming Met het blote oog is Uranus net niet te zien, alleen als hij in oppositie staat, onder zeer gunstige omstandigheden en als bekend is waar gezocht moet worden komt de helderheid in de buurt van de grens van wat nog met het blote oog gezien kan worden. Met een gewone verrekijker is Uranus wel te zien als een zwak "sterretje", maar zelfs met een grote telescoop blijft Uranus niet meer dan een groenachtig schijfje. Uranus was in de oudheid dan ook niet bekend. Het is de eerste planeet die sedert de uitvinding in de 16e eeuw van de telescoop is ontdekt. Ontdekking van Uranus In 1690 is deze planeet voor het eerst waargenomen door John Flamsteed. Deze Engelse astronoom veronderstelde dat het om een ster in het sterrenbeeld Stier (Taurus) ging en noemde zijn ontdekking "34 Tauri". Rond 1769 werd Uranus in totaal 12 keer waargenomen door Pierre Lemonnier, maar ook deze astronoom meende een ster te zien. De officiële ontdekking staat op naam van William Herschel die op 13 maart 1781 het object als planeet kwalificeerde. Hij gaf de planeet de naam "Georgium Sidus", naar de Engelse koning George III. Je begrijpt dat buiten Engeland niemand enthousiast was over deze naam. Ook een voorstel van de sterrenkundige Lalande om de nieuwe planeet «Herschels planeet» te noemen, werd verworpen. Bodes voorstel «Uranus» werd door de Europese sterrenkundigen steeds meer gebruikt. Uranus (Ouranos) betekent «hemel». Uranus is één van de raarste planeten van het zonnestelsel. Dit komt omdat deze planeet gekanteld is, zijn rotatieas is bijna horizontaal! Men is er nog steeds niet achter gekomen hoe dit komt. Eerst dacht men dat er een andere, grote planeet was die Uranus omver getrokken heeft. Deze planeet werd gevonden, Neptunus, maar Neptunus stond veel te ver weg om invloed te hebben op Uranus. Later ontdekte men Pluto, maar gezien dit de kleinste planeet is van het zonnestelsel is het dus ook weer ondenkbaar dat Pluto hiervan de oorzaak is. Een andere theorie is dat er ‘iets’ tegen Uranus opgebotst is en dit voor de omkanteling zorgde. Er zijn echter nooit sporen gevonden van zo’n crash en het Uranusmysterie blijft bestaan. Pas in 1850 werd de eerder al door Johann Bode voorgestelde naam Uranus officieel in gebruik genomen. Uranus in cijfers • Gemiddelde baansnelheid : 6,8 km/seconde • Helling van het baanvlak tegen over het baanvlak van de aarde : 0,77° • Soortelijke massa (Dichtheid) : 1,30 g/cm3 • Ontsnappingssnelheid : 21,3 km/seconde • Afstand tot de zon: 2,874 miljard km • Diameter: 51.118 km • Jaar: 84,07 aardse jaren • Dag: 17 uur en 14 minuten • Ashelling: 98 graden • Gemiddelde temperatuur: -210 °C Baan en rotatie Uranus bevindt zich op een afstand van ruwweg 20 AE van de Zon, in een baan die wordt doorlopen in een periode van ongeveer 84 jaar. Pierre-Simon Laplace berekende als eerste de baanelementen van Uranus, en presenteerde de resultaten in 1783. Latere afwijkingen van deze voorspellingen werden geïnterpreteerd als een aanwijzing dat er mogelijk nog een onontdekte planeet was, waarvan de zwaartekracht deze afwijkingen dan zou veroorzaken. Inderdaad werd in 1846 een achtste planeet, Neptunus, ontdekt, nabij de plaats die was berekend aan de hand van de baanafwijkingen van Uranus.
21
Uranus draait in 17 uur en 14 minuten om zijn as. Echter, vanwege de zeer krachtige winden in de bovenste lagen van de atmosfeer van Uranus, kan dat deel van de atmosfeer een rotatie voltooien in ongeveer 14 uur. Gekantelde as Een van de opvallendste eigenschappen van Uranus is de equator, die een hoek van 98° heeft met het vlak van de ecliptica waarin de planeet rond de Zon draait. Dit wordt de obliquiteit van de planeet genoemd.Ter vergelijking: de Aarde heeft een obliquiteit van slechts 23,45°. Een mogelijke verklaring daarvoor is dat er ooit een enorme botsing met een ander groot hemellichaam – enkele malen groter dan de Aarde – heeft plaatsgevonden. Dat zou tevens een verklaring kunnen zijn voor het grote aantal manen rond deze planeet en hun typische positie en voor de ringen. Andere verklaringen gaan uit van twee of meer kleine botsingen of juist helemaal geen botsing. De obliquiteit heeft grote invloed op de seizoenen: op alle breedtegraden is er een zeer groot verschil tussen winter- en zomerdaglengten. Een andere mogelijke verklaring voor de grote obliquiteit van de planeet Uranus is dat deze het gevolg is van de zwaartekrachten die zijn gigantische buren (Jupiter, Saturnus en Neptunus) en Uranus zelf op elkaar uitoefenen. De askanteling heeft zeer vreemde gevolgen voor de seizoenen. Een jaar op Uranus duurt 84 aardse jaren. Aan het begin van het jaar staat de noordpool pal naar de zon gericht. 21 jaar later staat de planeet met zijn evenaar naar de zon gericht. Nog eens 21 jaar later staat de zuidpool recht naar de zon. De manen van de planeet volgen dezelfde baan: vanop aarde gezien draaien ze langs boven en onder rond de planeet. Deze askanteling werd mogelijk veroorzaakt door een inslag in de jeugdjaren van de planeet. De planetesimaal die zich in de planeet boorde moet ongeveer zo groot als de aarde geweest zijn. Bij de klap werd de kern van Uranus uiteengeslagen, zodat de planeet een groot deel van haar energie verloor. Daardoor is Uranus nu ook zo koel in vergelijking met de andere gasreuzen: ze straalt alleen de energie uit die ze van de zon ontvangt. Aangezien Uranus in 84 jaar rond de zon draait, zijn er sinds zijn ontdekking in 1787 door William Herschel dus slechts 3 Uranusjaren voorbij gegaan. Uranus roteert om zijn as in 17 uur en 14 minuten. Samenstelling Samen met Neptunus vertoont Uranus grote overeenkomsten met de kern van de gasreuzen Jupiter en Saturnus. Het grote verschil met deze planeten is de afwezigheid van een omringende mantel van metallisch waterstof. De kern bestaat vermoedelijk uit nikkelijzer en silicaten met daaromheen een mantel van water, methaan, ammoniak en waarschijnlijk nog enkele losse elementen. Aan de buitenkant bevindt zich een laag van vloeibaar waterstof, helium en methaan, welke stoffen naar het oppervlak toe steeds meer gasvormig worden. Ondanks de afwezigheid van metallisch waterstof rondom de kern, heeft Uranus wel een magnetisch veld. Het magnetisch veld van Uranus wordt gevormd door de aanwezigheid van hoog geleidende deeltjes diep in de vloeibare mantel van de planeet. Atmosfeer De voor Uranus karakteristieke cyaan tot blauwe kleur wordt veroorzaakt door de atmosfeer die relatief veel methaan (2,3%) bevat. Dat absorbeert rode en oranje golflengtes uit het zonlicht maar het weerkaatst blauw en groen. Wolken worden vrijwel niet in de atmosfeer waargenomen. Alleen op in de zon gelegen delen rondom de evenaar komen wolkenformaties wel eens voor. In de hogere lagen van de atmosfeer komen stormen voor waarbij de windsnelheid op kan lopen tot 720 km/u. De atmosfeer van Uranus lijkt veel op die van de andere gasreuzen, vooral die van Neptunus. Klimaat Het klimaat van Uranus wordt sterk beïnvloed door zijn gebrek aan warmte en door zijn gekantelde as, waardoor de seizoenen veel sterker variëren dan bijvoorbeeld op de Aarde. Op de evenaar van Uranus waaien winden met een snelheid van 100 m/s, tegengesteld aan de draairichting van de planeet. In de gebieden verder weg van de evenaar waait de wind in de andere richting, met een snelheid tussen de 40 en 160 m/s. Uranus had bij het bezoek van Voyager 2 haar zuidpool naar de zon gericht, en de sonde mat een temperatuur van -215 °C. Vreemd genoeg bleek die temperatuur ongeveer over heel Uranus min of meer gelijk. Enkel in een smalle strook tussen 15° en 40° zuiderbreedte bleek de temperatuur 3 °C lager te liggen dan het gemiddelde. Magnetisch veld Het magnetisch veld van Uranus is al net zo vreemd als de rest van de planeet. Het wordt namelijk niet opgewekt in de kern, maar pas halverwege het oppervlak. Het maakt daarbij nog een hoek van 60° met de omwentelingsas. Indien dit op aarde ook zo zou zijn, zou de noordpool bij Caïro liggen en de zuidpool bij Brisbane. Een magnetisch veld kan alleen worden opgewekt in een geleidende vloeistof. Op aarde gebeurt dit in de gesmolten ijzerkern. Op Jupiter en Saturnus hebben we een kern van vloeibare waterstof. Uranus heeft een kern van vast, niet-geleidend gesteente die dus niet de oorzaak kan zijn van magnetisme. Vroeger dacht men dat het magnetisme van Uranus werd opgewekt in een mantel van water en ammoniak onder hoge druk, maar de mantel van Uranus blijkt voornamelijk te bestaan uit methaan-ijs. Waar en hoe het
22
magnetisme dan wél opgewekt wordt, is onduidelijk. Vermoedelijk is het afkomstig van een dunne, vloeibare laag bovenop de mantel. Dat zou ook de reden zijn waarom het een grote hoek maakt met de rotatie-as van de planeet. Manen en ringen Uranus heeft 5 kleine ijsmaantjes (Miranda, Ariël, Umbriël, Titania en Oberon). Daarnaast is nog 22 mini-maantjes en herdermaantjes gekend: Cordelia, Ophelia, Bianca, Cressida, Desdemona, Julia, Portia, Rosalinda, Belina, Puck, Caliban, Stephano, Sycorax, Prospero en Setebos, en de naamloze maan 1986U10. Van deze mini-maantjes hebben 19 een naam (in tegenstelling tot alle andere hemellichamen niet genoemd naar Griekse en Romeinse mythologische figuren, maar naar figuren uit de verhalen van William Shakespeare, en karakters uit gedichten van Alexander Pope), en drie nog een tijdelijke aanduiding. Zoals reeds vermeld heeft Uranus ook een stelsel van 11 dunne ringen. De manen zijn: Naam Genoemd naar personage uit Ontdekt in Door 1 Ariel The Rape of the Lock 1851 William Lassell 2 Umbriel 1851 William Lassell 3 Titania A midsummer night's dream 1787 William Herschel 4 Oberon 1787 William Herschel 5 Miranda The Tempest 1948 Gerard Kuiper 6 Puck A midsummer night's dream 1985 Stephen Synnott 7 Cordelia King Lear 1986 Richard Terrile 8 Ophelia Hamlet 1986 Richard Terrile 9 Bianca The Taming of the Shrew 1986 Bradford A. Smith 10 Cressida Troilus and Cressida 1986 Stephen P. Synnott 11 Desdemona Othello 1986 Stephen Synnott 12 Juliet Romeo and Juliet 1986 Stephen Synnott 13 Portia The Merchant of Venice 1986 Stephen Synnott 14 Rosalind As You Like It 1986 Stephen Synnott 15 Belinda The Rape of the Lock 1986 Stephen Synnott 16 Caliban The Tempest 1997 B.J. Gladman, P.D. Nicholson, J.A. Burns, J.J. Kavelaar 17 Sycorax 1997 B.J. Gladman, P.D. Nicholson, J.A. Burns, J.J. Kavelaars 18 Prospero 1999 Matthew J. Holman 19 Setebos 1999 J.J. Kavelaars, B.J. Gladman, P.D. Nicholson en J.A. Burns 20 Stephano 1999 B.J. Gladman, P.D. Nicholson, J.A. Burns en J.J. Kavelaars 21 Perdita The Winter's Tale 1999 Erich Karkoschka 22 Trinculo The Tempest 2001 Matthew J. Holman, John J. Kavelaars en Dan Milisavljevic 23 Ferdinand 2001 Matthew J. Holman, John J. Kavelaars,Dan Milisavljevic en Brett J. Gladman 24 Francisco 2003 Matthew J. Holman, John J. Kavelaars, Dan Milisavljevic en Brett J. Gladman 25 Margaret 2003 Scott S. Shepphard en David C. Jewitt 26 Mab 2003 Mark R. Showalter en Jack J. Lissauer 27 Cupid Timon of Athens 2003 Mark R. Showalter en Jack J. Lissauer De maan Miranda is een echte legpuzzel. Aangenomen wordt dat ook Miranda een dreun moet gekregen hebben en uit elkaar is gevallen. Deze stukjes kwamen weer langzaam bij elkaar en daarom ziet de maan eruit als een legpuzzel. Verkenning en ontdekking van ringen Toen wetenschappers in 1977 een sterbedekking door Uranus waarnamen, bleek de ster tot ieders verbazing te knipperen voor ze volledig uitging. Dit wees erop dat Uranus een stel zeer smalleringen had. Het waren de eerste ringen die werden ontdekt na die van Saturnus. Tot op heden heeft slechts één ruimtesonde de planeet benaderd; de in 1977 gelanceerde Voyager 2 passeerde de planeet op 24 januari 1986 op een afstand van circa 9,1 miljoen km. Hij ontdekte 2 nieuwe ringen van Uranus en een aantal onvolledige ringen. Tijdens deze missie heeft de sonde foto's van de planeet en ringen naar de Aarde
23
gestuurd en is vervolgens doorgereisd naar Neptunus. Ook enkele nieuwe manen werden ontdekt, zoals Cordelia en Ophelia. Momenteel staan geen nieuwe missies naar Uranus gepland. Ook de Hubble Space Telescope heeft belangrijke ontdekkingen over Uranus gedaan. Zo vond men in 2005 een tweede stel ringen. De ringen van Uranus zijn donker en dun, en ze bestaan uit donkere rotsachtige stof. Een deel is gevormd door een inslag van een meteoor. Exploratie Slechts één enkele ruimtesonde heeft tot nu toe Uranus bezocht: de Voyager 2 vloog op 24 januari 1986 voorbij de planeet, op 81 500 km boven de wolkentoppen. Zo goed als alle kennis die we van de planeet hebben, komt van deze verkenner: close-ups, metingen van het magnetisch veld en de dichtheid, van de temperatuur en van de samenstelling van de atmosfeer. Voyager 2 fotografeerde ook de vijf bekende manen en ontdekte er 16 nieuwe. Aan de 9 reeds bekende ringen voegde de sonde er twee nieuwe bij. Ouranos (mythologie) Ouranos (Oudgrieks: Οὐρανός) of Uranus (gelatiniseerd) is een figuur uit de Griekse mythologie. Hij is de personificatie van de hemel. Volgens Hesiodos hangt deze hemelkoepel zo hoog boven de aarde (Gaia) als de Tartaros (het diepste deel van de onderwereld) onder haar ligt. Een bronzen aambeeld zou tien dagen nodig hebben om vanaf Ouranos naar het aardoppervlak te vallen. Ouranos werd zelden afgebeeld als een persoon. De naam Ouranos wordt wel in verband gebracht met de godheid Varuna uit het hindoeïsme. Beide namen zouden komen van een Indo-Europese stam die 'bedekken' betekent. Deze theorie wordt echter niet alom aangehangen. Oorsprong en nakomelingen Ouranos is de zoon en echtgenoot van Gaia, de Aarde. Zij vormen het oudste godenpaar en zijn verantwoordelijk voor de creatie van vele mythologische figuren, waaronder de cyclopen, de Titanen, de Hecatoncheiren en de Oceaniden.. In de mythologie wordt Uranus afgeschilderd als de bovenmenselijke hemelgod, de koele, afstandelijke en alwetende, die met ontzetting ziet dat Gaia, de aarde, hem woeste demonen baart. Titanen, honderdarmige reuzen en andere monsters. Ze beledigen zijn esthetische gevoel, ze bedreigen zijn rust en zijn gezag. Daarom verbant hij ze vol onbegrip en haat (de vloek van het niet willen zien) naar de Tartaros, de onderwereld, het onbewuste. Met deze gedrochten wil hij niets te maken hebben. Maar, er komen er steeds meer: Kyklopen, Giganten - de scheppingsdrang van Uranus is tot scheppingsdrift geworden. Hij weet niet meer wat hij doet. In sommige versies van de mythe probeert Uranus de aardekinderen weer terug te duwen in de schoot van de aarde. Hoe Gaia het voor haar kinderen opneemt - en in haar schoot het ijzer doet ontstaan waarmee de Titaan Saturnus de zeis smeedt waarmee hij zijn vader Uranus ontmant. Kronos verslaat Ouranos Uiteindelijk wordt hijzelf door zijn zoon, de Titaan Kronos, gecastreerd met de hulp van zijn eigen vrouw, Gaia. Zijn genitaliën vallen in de zee en hier wordt Aphrodite uit geboren. Vanaf Ouranos' castratie heerst Kronos met zijn zuster en vrouw Rheia over de wereld. Chaos Gaia
Tartaros
Eros
Nyx
Erebos
Ouranos
Ourea
Pontus
Aether
Hemera
Brigit (ModernIers: Brighid) was volgens het Lebor Gabála Érenn de dochter van de Dagda van de Tuatha Dé Danann en de vrouw van Bres van de Fomóiri. Ze had twee zussen, ook Brighid genaamd, en wordt beschouwd als een klassiek Keltische godentriade. Zij is een Ierse godin die wordt vereerd met Imbolc. Haar moeder is ongekend. Ze wordt gezien als een oorspronkelijke Moedergodin. Zij werd vereenzelvigd met Uranus (Ouranos) uit de Griekse en Romeinse mythologie. Haar Britse en Gallische tegenhanger Brigantia werd door de Romeinen gelijkgesteld aan Minerva. Het Christendom heeft bepaalde eigenschappen van haar toegekend aan sint Brigida van Kildare. Symboliscshe betekenis Uranus is geen persoonlijke planeet maar vertegenwoordigt bovenpersoonlijke intuïties en idealen. Hij verwijst naar een waarheid die groter is dan jezelf; een universele waarheid die zegt dat elk mens in wezen vrij is - zelfs al zit je in de gevangenis. Geestelijk vrij - en gebonden aan de stof. Uranus is dus eerder een uitnodiging om vrij van geest te zijn en trouw te blijven aan je eigen waarheid
24
dan een impuls om aan tralies te gaan rukken of anderen te provoceren met dwars gedrag. Zolang je bezig bent met je te bevrijden ben je met Saturnus in gevecht. De door Kronos / Saturnus, als voltrekker van het lot, bewerkstelligde vergelding heeft onverwachte gevolgen. Niet alleen breken de Titanen en andere Monsters onder zijn leiding los uit de Tartaros (een beeldende manier om te zeggen dat Uranus krankzinnig werd); het bloed dat op de aarde viel deed de Wraakgodinnen ontstaan - de wrekers van familiemoord. Met andere woorden: als liefde en respect niet aanzetten tot scheppen zullen we tot onze eigen ontzetting demonen baren die ons krankzinnig maken. Het opzienbarende in dit gewelddadige verhaal is natuurlijk de geboorte van Venus. De niet met liefde maar met haat geladen teeldelen van Uranus vallen namelijk in zee - en zie, uit schuim en morgenrood rijst daarop Aphrodite op (Venus, de godin van liefde en eendracht). De zee is symbool voor de onpeilbare diepte van het gevoel dat schoon wast en loutert. Het is uit deze diepte dat Venus oprijst, de vergeefs verstotene. De mythe zegt dus, dat daarin iets te voelen is van een antwoord, een nieuw inzicht: alle haat is niet anders dan gekwelde liefde. Venus is ook een kind van hemel en aarde; ze vertegenwoordigt zowel de sensualiteit en de erotische aard van de uit de aarde geboren Titanen als het esthetische gevoel van haar hemelse vader Uranus. William Herschel. Friedrich Wilhelm Herschel, later veranderd in Frederick William Herschel (Hannover, 15 november 1738 – Slough, 25 augustus 1822) was een Britse componist, organist, muziekleraar en astronoom van Duitse afkomst. Biografie Herschel werd geboren in Duitsland maar verhuisde op 19-jarige leeftijd naar Engeland, waar hij al spoedig zijn naam veranderde in Frederick William Herschel. In 1816 werd hij aldaar in de adelstand verheven en heette sindsdien officieel sir William Herschel. Herschel begon zijn loopbaan als musicus en componist, en was daar tamelijk succesvol in. Hij heeft een flink aantal symfonieën op zijn naam staan. In zijn vrije tijd studeerde hij wiskunde en astronomie, een passie die hij deelde met zijn zuster Caroline Herschel, die in 1772 eveneens naar Engeland kwam. Tevens bouwde Herschel eigenhandig een enorme telescoop met een brandpuntsafstand van 12 meter, op dat moment de grootste ter wereld. Heelalcatalogisering Hij staat bekend als de ontdekker van het feit dat de zon onderdeel is van de Melkweg, een platte schijf van sterren. Ook ontdekte hij op 13 maart 1781 de planeet Uranus. In datzelfde jaar kreeg hij de Copley Medal. Hij catalogiseerde meer dan 800 dubbelsterren en 2500 nevels. Zijn zoon John Herschel ontdekte er nog meer en publiceerde de ontdekte nevels als General Catalogue of Nebulae. In 1888 werd de catalogus door L.E. Dreyer uitgebreid tot 7840 nevels en gepubliceerd onder de naam New General Catalogue. Tegenwoordig worden vele nevels nog aangeduid onder hun NGC-nummer. In 1785 publiceerde hij zijn beroemde werk "On the Construction of the Heavens", waarin hij de eerste beschrijving van de Melkweg in drie dimensies geeft en waar onze zon volgens Herschel onderdeel van is. In 1787 ontdekte hij de manen Titania en Oberon van de eerder door hem ontdekte planeet Uranus. In 1789 ontdekte hij de maan Mimas van de planeet Saturnus. Herschel ontdekte in 1800 het infrarood. Hij deed dat door met een thermometer de temperatuur te meten van het spectrum van licht dat door een prisma viel. Hij stelde vast, dat de temperatuur in het rode deel van het spectrum hoger lag dan in het blauwe deel. In het deel van het spectrum dat voorbij het rood lag mat hij nog een hogere temperatuur en hij concludeerde, dat in dit deel van het spectrum er licht bestond dat niet voor het menselijk oog waarneembaar is. De infrarood ruimtetelescoop Herschel, die ESA op 14 mei 2009 lanceerde, is naar William en Caroline Herschel vernoemd. Ook de William Herschel-telescoop die zich op het Canarische eiland La Palma bevindt is naar hem vernoemd. Uranus (film) Uranus is een Franse film van Claude Berri die werd uitgebracht in 1990. Uranus is de prestigieuze filmadaptatie van de gelijknamige roman (1948) van Marcel Aymé. De film werd heel positief onthaald in 1990 in Frankrijk en groeide uit tot een groot commercieel succes. Samenvatting 1945 in een klein Frans provinciestadje. De Tweede Wereldoorlog is net voorbij en maakt plaats, of zou moeten plaats maken voor de vrede. De Duitsers zijn vertrokken maar ze hebben diepe littekens nagelaten. Iedereen is de oorlog op zijn manier doorgekomen. In de naoorlogse chaos van collaborateurs, aanhangers van Pétain, verzetsstrijders, communisten, patriotten, verraders en profiteurs breekt voor sommigen de tijd der vergelding aan. Ingenieur Archambaud, die al onderdak heeft gegeven aan mensen van wie het huis is platgebombardeerd, moet nu ook de opgejaagde collaborateur Maxime Loin verstoppen. Loin komt zo terecht in hetzelfde huis
25
als de communist Gaigneux en onderwijzer Watrin. Léopold Lajeunesse is de baas van een café waarin les wordt gegeven. Door Watrins lessen raakt hij in vervoering van de klassieke Franse literatuur en al gauw waant hij zich een echte dichter. De cynische Monglat is rijk geworden dankzij zijn activiteiten op de zwarte markt en zijn handel met de Duitsers. Wanneer de communistische spoorwegarbeider Rochard Watrin respectloos behandelt pakt Léopold Rochard hardhandig aan. Rochard wreekt zich door zijn communistische kameraden wijs te maken dat de opgejaagde Maxime Loin zich bij Léopold verschuilt. 13 maart Op 13 maart 2003 nemen alle schepenen (wethouders) van Antwerpen en de burgemeester nemen ontslag als blijkt dat door enkele schepenen met een cerditcard van de stad persoonlijke aankopen zijn gedaan
26
Ibsen Menu '' A thousand words will not leave so deep an impression as one deed.” Henrik Ibsen
Op vrijdag 20 maart 2015 Aperitief
Voorgerecht
Hoofdgerecht
Dessert
Ibsen Cocktail Of Vers Fruitsap Zalmtartaar Peer Gynt Bieslook, Pijpajuin & Daslook Op een Bedje van Rode Bieten The Cathousebrood Fjordense Klippfisk Met Prei & Wortelen Room & Spek Aardappelen Trollencrème Met Veenbessen
27
Wijnsuggestie : Rosé Wijn afkomstig uit Portugal Cabriz Dão Rosé
La Petite Histoire
Henrik Ibsen Leven Henrik Ibsen De Noorse schrijver Henrik Ibsen werd in maart 1828 in Skien geboren. Henrik Ibsen groeide op in in een vooraanstaande Noorse koopmansfamilie, dat na een faillissement grote armoede kende. De armoede die daarop volgde maakte zo'n diepe indruk op de jongen, dat hij die zijn leven niet meer vergat. Hij las veel, vooral poëzie en theologie. Van 1844 tot 1850, op 15-jarige leeftijd, ging Henrik Ibsen in de leer bij een apotheker. In de avonduren schreef hij gedichten en ontstond zijn eerste toneelstuk: "Catilina". Catilina verschijnt onder het pseudoniem Brynjolf Bjarme. In 1846 krijgt hij een buitenechtelijk kind met Else Sophie Jensdatter, een van de dienstmeisjes van Reimann. In 1850 ging hij naar Kristiania, het tegenwoordige Oslo, waar hij aan de ‘studentenfabriek’ van Heltberg ging studeren. Hij werd journalist voor de socialistische krant Samfundsbladet van de studentenbond en het satirische weekblad Andhrimner en schreef een jaar later een aantal toneelstukken voor het Nationale Theater in Bergen. Het eerste toneelstuk van Ibsen gaat in première: de eenakter De grafheuvel wordt op 26 september voor het eerst opgevoerd in het Christiania Theater. Daarnaast trad hij op als manager, ontwerper en producent voor het gezelschap. In 1852 verhuist hij naar Bergen en begint als toneelregisseur bij Det norske Theater. Dat hield in dat hij een aantal stukken schreef, terwijl hij daarnaast optrad als manager, producent en ontwerper. Die praktijkervaring en inzicht in het medium theater is duidelijk voelbaar in de structuur en opbouw van zijn stukken. In 1853 maakte hij een studiereis naar Kopenhagen en Dresden, die van grote betekenis is geweest voor de vorming van zijn persoonlijkheid en zijn vakmanschap als schrijver. De première van Sint-Jansnacht gaat in 1853 door en in 1854 de première van De grafheuvel in bewerkte vorm. Vervolgens in 1855 de première van Mevrouw Inger van Østråt en in 1856 Het feest te Solhaug. Hij verloofd zich met Suzannah Thoresen. Van 1857 tot 1864 was hij theaterdirecteur in Kristiania, waar hij veel tegenwerking ondervond en gaat de première van Olaf Liljekrans door. In 1858 trouwt hij op 18 juni met Suzannah Thoresen. Het is ook de première van De vikingen in Helgeland. In 1859 schrijft hij het gedicht "Paa Vidderne" (Op de hoogvlaktes) en de gedichtencyclus "I billedgalleriet" (In het schilderijenkabinet). Zoon Sigurd wordt geboren op 23 december. In 1860 schrijft hij "Svanhild" – een voorstudie van De komedie der liefde. Het jaar daarop "Terje Vigen". Hij onderging dat jaar ook een zware innerlijke crisis, waarna hij met de Komedie der liefde (1862) zijn reeks van grote werken aanving. Het Kristiania Norske Theater gaat failliet in 1862. In 1860 schrijft hij "Svanhild" – een voorstudie van De komedie der liefde. Het jaar daarop "Terje Vigen". Hij reist met een beurs naar het Gudbrandsdal en West-Noorwegen om folkloristische informatie in te zamelen. Mededingers naar de kroon verschijnt in 1863 en schrijft het gedicht "En broder i nød" (Een broeder in nood). In 1864 vertrok Henrik Ibsen met een beurs naar Italië. De komedie der liefde komt uit (voor het eerst opgevoerd in het Christiania Theater op 24 november 1873. Wordt aangesteld als consulent bij het Christiania Theater. Hij woonde daarna bijna dertig jaar lang in achtereenvolgens Rome, Dresden en München, aanvankelijk onder armoedige omstandigheden, later als beroemd en welgesteld man. In 1865 schrijft hij "De epische Brand". Bewerkt tot het toneelstuk Brand dat in 1866 verschijnt en een succes wordt. Hij ontvangt een kunstenaarsbeurs van de staat. In 1867 publiceert hij De komedie der liefde in een bewerkte versie. Schrijft en publiceert Peer Gynt (voor het eerst opgevoerd in het Christiania Theater op 24 februari 1876). Hij verhuist in 1868 naar Dresden, waar hij met zijn gezin zeven jaar blijft wonen. Het jaar daarop verschijnt De bond der jongeren en wordt voor het eerst opgevoerd in het Christiania Theater. Neemt deel aan een Scandinavische bijeenkomst over spellingsregels in Stockholm. Reist naar Egypte en is aanwezig bij de opening van het Suez-kanaal. In 1870 schrijft hij het gedicht "Ballongbrev til en svensk dame" (Ballonbrief aan een Zweedse dame) en publiceert in 1871 zijn eerste en laatste dichtbundel: Digte (Gedichten). Het grootste deel van Keizer en Galileër wordt geschreven in 1872 en voltooid en gepubliceerd in 1873. Ibsen wordt lid van een internationale kunstjury tijdens de wereldtentoonstelling in Wenen. Hij bezoekt opnieuw Noorwegen (Kristiania) in 1874 en reist door naar Stockholm. Publiceert Mevrouw Inger van Østråt in een nieuwe versie en in 1875 een nieuwe versie van Catilina. Opnieuw verhuist hij, deze keer naar München, waar hij drie jaar blijft wonen. Schrijft het gedicht "Et rimbrev" (Een rijmbrief). Steunpilaren der maatschappij wordt geschreven en voor het eerst opgevoerd in Det Kongelige Teater in Kopenhagen in 1877. Steunpilaren van de Maatschappij was de eerste van een reeks stukken die lbsen schreef volgens de toen nieuwe opvattingen van het naturalisme: gewone mensen op het toneel, die
28
gewoon met elkaar praten. Geen koningen, tronen of heksen die dichterlijk met elkaar van gedachten wisselen, maar acteurs en actrices, die gewone mensen van vlees en bloed speelden. Geen overdreven dramatiek. En dus ook geen monologen meer. Er tekent zich een scherpe breuk af in het werk van Ibsen. Hij schrijft een reeks moderne drama's en verlaat het versdrama, omdat die stijl niet geschikt is bij het oproepen van een illusie van de werkelijkheid. Hij verwerkt een sociale problematiek in zijn stukken en bekritiseert de burgerlijke maatschappij: de hypocrisie in De Steunpilaren van de Maatschappij (1877), de ondergeschikte rol van de vrouw in Een Poppenhuis (1879), of de huwelijksproblematiek in Spoken (1881). Krijgt een eredoctoraat van de universiteit van Uppsala. Voor de ontwikkeling van het moderne drama is Ibsen vooral van grote invloed geweest door zijn introductie van een retrospectieve techniek die brak met de traditionele intrige-opbouw van het well made play. In zijn ideëendrama's hebben de bepalende gebeurtenissen al plaats gevonden voor het stuk begint. Langzaam krijgen we een inkijk in het verleden van de personages die hun meest intieme geheimen prijsgeven. Dit levert een psychologisch inzicht op in hun daden en maakt hun ultieme en vaak radicale beslissingen geloofwaardig. In 1878 verhuist hij opnieuw naar Rome, waar hij, op enkele onderbrekingen na, zeven jaar blijft wonen. Het werk van Ibsen ontwikkelde verder en kreeg langzaam een meer symbolische inslag. In 1879 schrijft en publiceert hij Een poppenhuis. Wordt voor het eerst opgevoerd in Det Kongelige Teater in Kopenhagen. Spoken wordt in 1881 geschreven en gepubliceerd (voor het eerst opgevoerd in Aurora Turner Hall in Chicago op 20 mei 1882) en in 1882 Een vijand van het volk.(voor het eerst opgevoerd in het Christiania Theater op 13 januari 1883). Het jaar daarop publiceert hij een nieuwe editie van Het feest te Solhaug en in 1884 schrijft en publiceert hij De wilde eend (voor het eerst opgevoerd in Den Nationale Scene op 9 januari 1885). Opnieuw bezoekt hij in 1885 Noorwegen (Kristiania, Trondheim, Molde en Bergen). En verhuist weer naar München, waar hij zes jaar blijft wonen. In 1886 schrijft en publiceert hij Rosmersholm (voor het eerst opgevoerd in Den Nationale Scene op 17 januari 1887). In 1887 brengt hij de zomer door in Noord-Jutland (Sæby). Reist door naar Gothenburg, Stockholm en Kopenhagen. Het jaar daarop schrijft en publiceert hij De vrouw van de zee (voor het eerst opgevoerd in zowel het Hoftheater in Weimar als het Christiania Theater op 12 februari 1889) om dan in 1889 De laatste zomer in Gossensass te publiceren. Komt in contact met Emilie Bardach. De aanloop naar 29 maart 1889 was in zekere zin drie jaar eerder al ingezet. In 1886 kwam het bij de Koninklijke Vereeniging 'Het Nederlandsch Tooneel' tot een conflict tussen H.J. Schimmel, eerste man bij het gezelschap, en zijn secretaris J.H. Rössing. Schimmel weigerde om de stukken van de nieuwste schrijversgeneratie op het repertoire te nemen. Hij was van mening dat een kunstenaar de natuur geïdealiseerd weer moest geven; dat het uiteindelijk ging om het scheppen van een schoonheid die de toeschouwer zou verheffen. En de produkten van schrijvers als Zola en lbsen waren naar zijn oordeel allerminst verheffend. Omdat Schimmel in dit standpunt volhardde, besloot Rössing bij de Koninklijke Vereeniging te vertrekken. Twee jaar later richtte Rössing, intussen als 'tooneelverslaggever' den aan het Nieuws van den Dag, samen met een aantal andere vooraan critici en letterkundigen de Tooneelvereeniging op. In 1890 schrijft en publiceert hij Hedda Gabler (voor het eerst opgevoerd in het Residenztheater in München op 31 januari 1891). In 1891 keerde lbsen terug naar Noorwegen. Vestigt zich in Kristiania. Ontmoet Hildur Andersen. Hij blijft een actieve schrijver, want in 1892 schrijft en publiceert hij Bouwmeester Solness (voor het eerst opgevoerd in het Lessingtheater in Berlijn op 19 januari 1893) en in 1894 Kleine Eyolf (voor het eerst opgevoerd in het Deutsches Theater in Berlijn op 12 januari 1895). Sigurd Ibsen trouwt met Bergliot Bjørnson. In 1895 verhuist hij voor de zoveelste keer, maar nu naar het appartement op de hoek van Arbiensgate en Drammensveien in Kristiania. Hier blijft hij tot zijn dood wonen. In 1896 schrijft en publiceert hij John Gabriel Borkman (voor het eerst opgevoerd in zowel Det svenske teater als Det finske teater in Helsinki op 10 januari 1897). Hij viert zijn 70e verjaardag in 1898 met grootse festiviteiten in Kristiania, Kopenhagen en Stockholm Op zijn 71 schrijft en publiceert hij Als wij doden ontwaken (voor het eerst opgevoerd in het Hoftheater in Stuttgart op 26 januari 1900). Hij krijgt zijn eerste beroerte in 1900. Hij sterft oud, ziek en eenzaam op 23 mei 1906 in Oslo na een lang ziekbed. Werk In de theatergeschiedenis wordt de Noor Henrik Ibsen algemeen beschouwd als de eerste moderne toneelschrijver, als de wegbereider voor het realistische toneel dat zich in de loop van de twintigste eeuw verder zou ontwikkelen. Ibsen schreef in zijn leven vijfentwintig toneelstukken en twee dichtbundels. Hoewel de kenmerken van fase tot fase overlappen kan zijn werk worden ingedeeld in vier periodes: eerst zijn er de historische en klassieke drama’s uit zijn begintijd, dan de twee grote stukken uit de Rome-periode (Brand uit 1866 en Peer Gynt uit 1867), In 1867 verscheen "Steunpilaren van de Maatschappij". Ibsen schreef dit toneelstuk volgens de toen nieuwe opvattingen over het naturalisme. Geen overdreven dramatiek, maar acteurs en actrices, die gewone mensen van vlees en bloed speelden.
29
lbsen schreef 'ideeëndrama's': het idee stond voorop. De vorm waarin hij zijn ideeën goot, werd een voorbeeld voor vele toneelschrijvers. In bijna al zijn stukken is er sprake van een geheim uit het verleden dat nu ontsluierd wordt. Het verleden beheerst het heden. Hij schreef over maatschappelijke problemen van de jaren zeventig en tachtig (bijvoorbeeld Een poppenhuis uit 1879 en Spoken uit 1881),als vrouwenemancipatie en Darwinisme. De inhoud van zijn stukken was voor zijn tijdgenoten vaak zo schokkend dat zij de voorstellingen ervan verboden. Ook buiten Noorwegen, in Berlijn, Parijs en Londen moesten zijn stukken in besloten clubs gespeeld worden om aan de censuur te ontkomen. Tot slot de sterk retrospectieve, soms verwarrende tragedies uit het einde van zijn loopbaan (met Hedda Gabler) uit 1890 als voorbode). Zijn oeuvre vertoont een sterke eenheid en vormt als het ware een keten waarbij elk nieuw werk uit het vorige lijkt voort te komen. Kenmerkend is dat Ibsens personages allen ontstonden uit iets wat hij zelf doorleefd had, uit zijn tobben over het leven, meer in het bijzonder over de tegenstelling tussen werkelijkheid en droom, natuur en geest, leven en roeping. In de toneelstukken van Henrik Ibsen stond het idee voorop. Hij schreef over maatschappelijke problemen als vrouwenemancipatie en Darwinisme. De inhoud van zijn toneelstukken was voor zijn tijdgenoten soms zo schokkend, dat voorstellingen verboden werden. In sommige landen, zoals Noorwegen, Duitsland, Frankrijk en Engeland, werden zijn stukken in besloten gelegenheden gespeeld, om daardoor de censuur te omzeilen. Ibsens stukken zijn degelijk, strak en soms mechanisch gestructureerd, zodat ze zich door middel van een dwingend proces samenhangend en onafwendbaar ontwikkelen. De tegenstrijdige krachten staan voor de wezenlijke historische processen die zich in de snel veranderende maatschappij voltrekken: de strijd tussen de oude moraal en de onafwendbare evolutie. Tegelijkertijd maken ze deel uit van minder transcendentale conflicten binnen het individu zelf: de tragedies die zelfverwerkelijking tegengaan en de eindeloze oorlog tussen leven en idealisme. Ondanks de psychologische diepgang resulteert het steeds in een herkenbaar naturalistisch theater met een duidelijke weergave van het bekende en gevoelde leven van de ‘gewone burgers’ uit zijn tijd, waarin hij op meedogenloze wijze de aandacht vestigt op de vraagstukken die het leven zorgelijk maken. Ibsen de dichter Hoewel hij zijn hele leven poëzie heeft geschreven is er slechts één bundel gepubliceerd, in 1871, waarvan vier jaar later een tweede, uitgebreide editie verscheen. De bundel is over het algemeen positief ontvangen maar Ibsen hechtte vooral waarde aan de kritiek van Georg Brandes, dat was nu juist één van de minder positieve en heeft er mogelijk toe geleid dat Ibsen geen gedichten meer heeft uitgegeven. Ibsen de schilder Minder bekend is dat Ibsen ook een aantal schilderijen en tekeningen heeft nagelaten, vooral landschappen, toneel- en kostuumschetsen. Waardering Ibsen behoort met Bjørnstjerne Bjørnson, Jonas Lie en Alexander Kielland tot de Grote Vier van de 19eeeuwse Noorse literatuur. Van hen is hij degene wiens werk het meest tot de wereldliteratuur wordt gerekend. Ibsen wordt algemeen beschouwd als de grondlegger van het ‘modernistische’ drama. Hij begon zijn schrijverschap in een periode dat er in Noorwegen nauwelijks eigentalig toneel was en de dramatische traditie in Europa zich voornamelijk beperkte tot het drama van de romantiek, dat eerder geschreven leek om te worden gelezen dan om te worden opgevoerd. Gedurende zijn loopbaan transformeerde hij het idee van het ‘moderne’ toneel en gaf hij het genre nieuw aanzicht. Toen hij stierf had het theater zich opnieuw ontwikkeld tot een aan de romankunst en de poëzie evenwaardig literair genre. James Joyce en andere ‘modernistische’ schrijvers uit de twintigste eeuw zagen in Ibsen een groot voorbeeld. Henrik Ibsen keerde aan het einde van zijn leven terug naar Noorwegen. Bibliografie Zijn toneelstukken hebben weinig aan actualiteit ingeboet en worden nog steeds in theaters overal ter wereld opgevoerd. Men zegt dat Ibsen na Shakespeare de meest gespeelde dramaturg ter wereld is. In totaal gaf Ibsen 26 toneelstukken en één dichtbundel uit. Zijn werk wordt vaak in vier periodes ingedeeld: • Nationaal-romantische en historische drama’s De toneelstukken vanaf Catilina (1850) tot en met Mededingers naar de kroon (1863). • De ideeëndrama’s De komedie der liefde (1863), Brand (1866), Peer Gynt (1867) en Keizer en Galileër (1873). • De realistische, contemporaine drama’s Steunpilaren der maatschappij (1877), Een poppenhuis (1879), Spoken (1881) en Een vijand van het volk (1882). • De psychologische en symbolische drama’s
30
De wilde eend (1884), Rosmersholm (1886), De vrouw van de zee (1888), Hedda Gabler (1890), Bouwmeester Solness (1892), Kleine Eyolf (1894), John Gabriel Borkman (1896) en Als wij doden ontwaken (1899). Verder nog: 1850 Het heldengraf (Kjæmpehøjen) 1851 Norma of de liefde van een politicus (Norma eller en Politikers Kjærlighed) 1852 Sint Jansnacht (Sancthansnatten) 1855 Het feest op Solhaug (Gildet paa Solhoug) 1857 Fru Inger til Østraat 1857 Olaf Liljekrans (Olaf Liljekrans) 1858 De Vikings in Helgoland (Hærmændene paa Helgeland) 1861 Terje Vigen (gedichten) 1866 Brand (Brand) 1869 De jeugdbond (De unges Forbund ) 1871 Gedichten (Digte) 1877 Steunpilaren der maatschappij (Samfundets Støtter) Henrik Ibsen liet als beeldend kunstenaar een grote hoeveelheid werken na in de vorm van o.a. landschapsschilderijen, karikatuurtekeningen en toneel- en kostuumschetsen. Ibsen.net heeft in samenwerking met Erik Henning Edvardsen van het Ibsen-museum in Oslo een database van al deze werken gemaakt. Zijn eerste stukken waren historische stukken, romantische versdrama's over het Scandinavische verleden. De belangrijkste werken uit deze periode zijn Brand (1866) en Peer Gynt (1867), twee grote dramatische gedichten die zijn reputatie vestigden. De titelfiguur Brand is een fanaticus die leeft onder het motto 'alles of niets', Peer Gynt zoekt zijn leven lang naar 'zichzelf. Peer Gynt lbsen schreef Peer Gynt in Rome. Samen met de toneelmuziek van Edvard Grieg geschreven voor de première in 1876 (tijdens concerten uitgevoerd als de Peer Gyntsuite), is het toneelstuk erg beroemd geworden. Voordat hij Noorwegen verliet had hij op verzoek van de regering een rondreis gemaakt door de Rondë Bergen om volksverhalen te noteren. In Vinstra is het graf van de historische Peer Gynt, wiens avonturen lbsen optekende uit de verhalen van de bergbewoners. Hij nam zijn opschrijfboekje mee naar Rome, en het is vandaag de dag te bezichtigen in het museum in Noorwegen. Het notitieboekje met de aantekeningen is te bezichtigen in een museum in Noorwegen. Daar is ook het graf van Peer Gynt. Het hoofdthema van het verhaal van Peer Gynt is de al dan niet opzettelijke verwarring van leugen en waarheid door Peer. Al in de eerste dialoog van het stuk noemt Aase, Peers moeder, hem een leugenaar, waarop Peer zegt: "Het is de waarheid." Hiervoor heeft Peer een lange monoloog met een steeds sterker verhaal over zijn belevenissen in de bergen. Peer Gynt behandelt het leven van een eenvoudige boerenzoon, die alle denkbare avonturen beleeft voor hij als oude man terugkeert in zijn geboortestreek en sterft. Het speelt zich af in de bergen van Noorwegen, tussen dorpelingen en kobolds, in Marokko, onder de Bedoeïenen, in een gekkenhuis in Kaïro en aan boord van een schip. Als jonge man verleidt Peer een bruid op haar trouwdag, wordt verliefd op Solvejg, een jong meisje dat op de bruiloft is, en moet vluchten. Hij komt terecht bij de kobolds, en verwekt een kind bij 'De Groene Vrouw'. Dan bouwt hij een hut voor zichzelf in de bergen, waar Solvejg hem vindt en hem belooft dat ze altijd van hem zal houden. De kobolds komen hun rechten opeisen en weer moet Peer vluchten. Solvejg belooft op hem te wachten. Vele jaren later komt Peer terug in de hut om te sterven en vindt daar tot zijn vreugde Solvejg, die haar hele leven op hem gewacht heeft. Haar liefde verlost hem van zijn zonden en hij sterft in haar armen. Edvard Grieg componeerde de muziek bij de Noorse première in 1876. De hoofdlijnen van het verhaal Tijdens het stuk zien we Peer in drie levensfasen. Eerste levensfase Peer begint in het stuk als een opschepperige, onbezorgde leugenaar maar wel een ontwapenende sympathieke kwajongen. Als tegenkant is er de gewetenloze egoïst die zich vormt en ontwikkelt in zijn fantasiewereld, maar ook daarbuiten aanwezig raakt. Peer Gynt is een fantasierijke Noorse jongen die in een bekrompen Noors dorp in armoede op een vervallen boerderij woont, samen met zijn moeder Aase. Teleurgesteld in de leugens van haar zoon en haar armoedige bestaan wenst ze zichzelf dood, net als haar man. Peer schrikt daarvan en belooft zijn moeder dat hij keizer zal worden. Zij lacht daar schamper om en oppert dat Peer beter met zijn rijke buurmeisje Ingrid had kunnen trouwen. Maar Ingrid trouwt de volgende dag met Mads Moen. Peer gaat naar de bruiloft, waar hij Solveig, dochter van een predikant, ontmoet. Haar moeder ziet er echter op toe dat hij niet aan haar komt. Hij besluit dan maar om Ingrid te ontvoeren. Ze brengen een passionele nacht door in de bergen. Peer wordt voor deze schanddaad verbannen uit het dorp. Als hij in de bergen dwaalt, besluiten zijn moeder, Solveig en Solveigs vader, de
31
predikant, om hem te gaan zoeken. In de bergen ontmoet hij de dochter van de trollenkoning. Door rijkdom en macht verblind, wil hij haar huwen en zal hij ook een trol worden. Vlak vóór Peer daadwerkelijk een trol wordt, ontsnapt hij, wakker geschud door het christelijke geluid van de kerkklokken in de verte. Het menselijke motto "wees jezelf" heeft hij dan wel al ingeruild voor het trollenmotto: "wees voor jezelf (egoïstisch)." In zijn egoïsme is geen plaats voor Solveig en hij vergeet haar dan ook. Solveig denkt echter voortdurend aan hem. Een wat geheimzinnige figuur, de Kromme, adviseert Peer: "Ga eromheen," en dat is wat Peer dan ook doet. Nergens recht op af, of dwars doorheen, hij gaat "eromheen", wat neerkomt op altijd maar kiezen voor de makkelijkste weg. Peer bouwt een hut en Solveig vraagt of ze bij hem mag wonen. Maar nadat de trollenprinses hem zijn kind toont, schaamt hij zich zo, vanwege het half-mens-half-trol-schepsel dat hij wegvlucht. Peers moeder overlijdt en Peer vlucht verder naar Afrika, het advies volgend van de Kromme. Tweede levensfase Peer is nu al in de zestig en een rijk handelsman. Hij handelt schaamteloos in alles wat geld opbrengt, maar vooral in slaven. De slavernij komt in een slecht daglicht en Peer stapt moeiteloos over op bijbels, heiligenbeelden en wat dies meer zij. In Marokko, op het strand, omgeeft hij zich met internationale handelaren. Solveig is hij volledig vergeten. Terwijl hij bezig is zich steeds meer te verrijken, met als doel keizer worden, komt hij uiteindelijk in Egypte in het gekkenhuis. Zijn handelsmakkers is hij kwijt, hij heeft een oorlog verloren en in het gekkenhuis komt hij langzaam tot het inzicht dat hij terug wil. Op de terugweg vergaat zijn schip en om zichzelf te redden laat hij een ander verdrinken. Als Peer aangespoeld wakker wordt staat de dood klaar om zijn lichaam op te eisen, want Peer is immers toch niemand. Peer haalt de dood over om hem tijd te gunnen zodat hij kan bewijzen dat hij echt iemand is. Hij krijgt de kans iemand te vinden die zijn ware ik kent. Maar niemand wil hem kennen. Derde levensfase Dan vindt Peer een ui en hij besluit dat hij die ui is. Om de kern van zichzelf te vinden pelt hij steeds een laagje van de ui, maar de ui blijkt alleen uit laagjes te bestaan en geen kern te hebben. Peer Gynt geeft zich gewonnen tot hij Solveig hoort zingen, nog altijd wachtend op Peer die beloofd had terug te komen toen hij ging houthakken. Hij beseft dat de Kromme hem op het verkeerde spoor had gezet. Deze keer besluit hij dwars door alle problemen heen te gaan en terug te keren naar Solveig. Zij is degene die de ware Peer kent. De dood heeft verloren. In de armen van Solveig valt Peer eindelijk in slaap. Opmerking Naast Edvard Grieg componeerden ook Harald Sæverud en Alfred Schnittke muziek bij Peer Gynt; Sæveruds compositie werd geschreven voor de moderne enscenering van Hans Jacob Nilsen uit 1947-1948. Nilsen wilde breken met de nationaal-romantische opvoeringspraktijk; volgens hem was Peer Gynt een heel modern stuk en geen typisch 19e-eeuws werk. Griegs muziek was daarentegen uitgesproken romantisch en deed de tekst van Ibsen te kort naar Nilsens mening. Schnittke schreef muziek voor een balletversie. Henrik Ibsen vroeg aan Edvard Grieg om de incidentele muziek voor Peer Gynt (1876) te schrijven en de muziek die hij componeerde werd een van de belangrijkste werken van de jaren 70. Tijdens zijn eigen leven werd Peer Gynt een daverend internationaal succes, dankzij, de twee orkestrale suites die de muziek toegankelijk maakten voor de concertzaal (1888,1891). Nora, (of een poppenhuis): het failliet van een huwelijk. In Een Poppenhuis tekent Ibsen een aangrijpend familieportret. Torvald Helmer, een gevestigd advocaat, en zijn vrouw Nora leiden een op het eerste gezicht ideaal leventje: perfect gelukkig, een geslaagd huwelijk en drie wolkjes van kinderen. Zijn gezin is Helmers pronkstuk. Het is niet alleen zijn trots, maar ook het fundament waarop zijn maatschappelijke opgang gebouwd is. Helmer staat op het punt benoemd te worden tot directeur van een vooraanstaande bank. Alles in dit huishouden is op dit wereldlijke aanzien gericht. De schijn van een modelhuwelijk kan in die zin alleen maar bijdragen tot een succesvolle carrière, het hoogste doel waar alles moet voor wijken. Tot een ongelukkig voorval uit Nora's verleden plots opduikt en een blaam dreigt te werpen op Helmers carrière. Helmers liefde voor Nora gaat dan even snel verloren als ze gekomen was. Zijn felle reactie opent Nora's ogen. Haar wereld stort als een poppenhuis in elkaar. De droom is voorbij. De wazige, romantische blik wordt scherp gesteld. Wat is ze geweest al die jaren? Wat betekent haar huwelijk? En haar gezin? De premiere van lbsens Nora op 29 maart 1889 was spraakmakend: de inhoud stuk was scandaleus (vrouw laat echtgenoot en drie kinderen in de steek), de manier waarop het geschreven was, gold als nieuw en moeilijk (meer gericht op karaktertekening dan op handeling) en de enscenering werd als ongewoon realistisch ervaren. De Nora van 1889 staat te boek als de doorbraak van lbsen in Nederland. Met deze produktie zou de Nederlandse toneelpraktijk zich bekeerd hebben tot het realisme. Hedda Gabler Hedda Gabler is een moderne vrouw, die haar eigen leven wil leiden: wild en onverantwoord, net als de mannen in haar omgeving. Na een onstuimige jeugd met talloze minnaars trouwt ze Jurgen Tesman, een succesvol wetenschapper. Ze is bijna dertig, haar vader is overleden en haar geld is op. Het is voor beiden
32
een liefdeloos en opportunistisch huwelijk: Hedda krijgt luxe en maatschappelijke zekerheid, Tesman krijgt een 'trophy wife'. Hedda walgt echter van het leven als huisvrouw. Verveeld en gefrustreerd droomt ze van de wereld buiten en de woeste feestjes van huisvriend Brack. Als Hedda's vroegere geliefde Lovborg terugkeert van een verblijf in het buitenland, wordt ze geconfronteerd met de leegte van haar bestaan. De enige uitweg is zelfmoord. In Hedda Gabler (1890) toont Ibsen een vrouw die worstelt met een existentiële crisis. Volgens de Noorse psycholoog Arne Duve is dit stuk een zelfportret van de schrijver en diens beklemde emotionele leven. De fasen van Ibsen Ibsen is waarschijnlijk de invloedrijkste toneelschrijver uit de 19e eeuw geweest. En misschien was hij ook wel de beste. Niet voor niets werd hij door zijn tijdgenoten ‘de Shakespeare van de moderne tijd’ genoemd. Vandaag de dag is hij nog steeds één van de bekendste namen uit de wereldliteratuur. Ibsen stond centraal tijdens de doorbraak van het modernisme in het geestelijke leven van Europa en wordt beschouwd als de vader van het moderne drama. Zijn toneelstukken hebben weinig aan actualiteit ingeboet en worden nog steeds in theaters overal ter wereld opgevoerd. Maatschappelijk problemen ter discussie De Deense literatuurcriticus Georg Brandes (1842-1927) was de grote wegbereider voor de doorbraak van het realisme in Scandinavië. In 1871 hield hij een lezingenserie aan de Universiteit van Kopenhagen onder de titel “Hoofdstromingen in de 19e eeuwse literatuur” (uitgegeven in boekvorm in zes delen tussen 1872 en 1890). In dit werk formuleert Brandes het volgende manifest voor een maatschappijkritische en realistische literatuur: ”Dat de literatuur van tegenwoordig leeft, blijkt uit het feit dat er problemen ter discussie gesteld worden. Zo stelt bijv. George Sand de relatie tussen man en vrouw ter discussie, Byron en Feuerbach het geloof, Proudhon en Stuart Mill het recht op bezit, Turgeniev, Spielhagen en Emile Augier de maatschappelijke verhoudingen. Als een literatuur niets ter discussie stelt, betekent dit dat zij haar bestaansrecht dreigt te verliezen.” De vertegenwoordigers van het maatschappijkritische realisme in Noorwegen werden geïnspireerd door Brandes. In de vier hierboven genoemde toneelstukken van Ibsen vinden we meerdere maatschappelijke problemen terug uit het citaat van Brandes. De verhouding tussen man en vrouw wordt ter discussie gesteld in Een poppenhuis en Spoken. Problematische aspecten van de heersende maatschappelijke verhoudingen worden ter discussie gesteld in Pijlers van de samenleving en Een vijand van het volk (de maatschappelijke moraal, de tirannie van de meerderheid, commerciële belangen versus algemene maatschappelijke belangen, milieubelangen, enz.). Een maatschappijkritisch perspektief Ibsen legde in zijn realistische toneelstukken op genadeloze wijze negatieve aspecten van de maatschappij bloot, zoals huichelarij en verdoezeling, machtsmisbruik en manipulerend gedrag, en hij streed onvermoeibaar voor oprechtheid en vrijheid. Waarheid, emancipatie, zelfrealisatie en persoonlijke vrijheid zijn centrale begrippen. In Pijlers van de samenleving heeft Lona Hessel het laatste woord en zij zegt “de geest van waarheid en vrijheid – dat zijn de pijlers van de maatschappij”. In Spoken richt Ibsens kritiek zich op enkele pijlers van de burgerlijke maatschappij, het huwelijk en het christendom, en schrijft hij over taboes als incest, geslachtsziekten en euthanasie. Hierdoor werden hij en zijn geestverwanten bestempeld als omstreden figuren door hun tijdgenoten. Hun werken leidden tot hevige controversen of je regelrechte furore. Achteraf bekeken ziet men hoe verschrikkelijk belangrijk sommige van deze werken zijn geweest voor diverse maatschappelijke bewegingen. Er zijn weinig literaire werken die zoveel hebben betekend voor de emancipatie van de vrouw in nagenoeg alle culturen ter wereld als Een poppenhuis. Een contemporain (hedendaags) perspectief In Pijlers van de samenleving en alle latere toneelstukken van Ibsen speelt de handeling zich in het heden af (vandaar de benaming contemporaine toneelstukken). De vertegenwoordigers van de realistische literatuur dwongen zichzelf om zich in hun eigen tijd in te leven en zich erdoor te laten beïnvloeden. Historische toneelstukken in de nationaal-romantische stijl waren uit. Oude goden en helden, Romeinse keizers en machtige koningen uit de oudheid werden vervangen door mensen ‘zoals jij en ik’. Het handelingsverloop in de toneelstukken moest een contemporain karakter hebben. De eerste notities die Ibsen maakte voor Een poppenhuis (gedateerd op 19 oktober 1878) zijn getiteld ‘Aantekening voor de moderne tragedie’. Het begrip ‘moderne tragedie’ is veelzeggend. Het was de bedoeling van Ibsen om in dit toneelstuk de vorm van de klassieke tragedie toe te passen op modern materiaal. Qua vorm experimenteert Ibsen niet noemenswaardig in Een poppenhuis. Zo zijn bijvoorbeeld de drie klassieke eenheden bewaard gebleven: de eenheid van tijd, ruimte en handeling. Nieuw is het moderne conflict, de actualiteit van wat er op het toneel gebeurt. Alledaagse personen en situaties In een brief aan de Zweedse theaterman August Lindberg, die bezig was met het ensceneren van Spoken in augustus 1883 (zijn productie, die op 22 augustus 1883 in Helsingborg in première ging, was de eerste opvoering in Scandinavië en Europa), schreef Ibsen: ”De taal moet natuurlijk klinken en de manier waarop men zich uitdrukt, moet kenmerkend zijn voor de betreffende persoon in het stuk; de een drukt zich
33
immers anders uit dan de ander. Hier kan veel aan verbeterd worden tijdens de repetities; daar hoort men meteen wanneer iets onnatuurlijk of geforceerd overkomt, en er moet dus net zolang geoefend worden totdat de repliek geheel en al geloofwaardig en realistisch overkomt. Om het gewenste effect te bereiken moetende toeschouwers het idee hebben dat ze naar iets zitten te kijken en te luisteren dat zich in de werkelijkheid afspeelt.” Ibsen vond het erg belangrijk dat het theaterpubliek (en de lezers) in zijn contemporaine toneelstukken getuige zouden zijn van een handelingsverloop dat net zo goed henzelf had kunnen overkomen. Een vereiste was daarom dat de personages in het toneelstuk op natuurlijke wijze praatten en overkwamen en dat de situaties alledaags waren. De rolfiguren spraken niet langer in versvorm, zoals in Brand en Peer Gynt. Monologen, terzijdes en hoogdravend taalgebruik (zoals bijv. in De vikingen in Helgeland) waren uit den boze. Het realistische toneelstuk moest de illusie wekken van een herkenbare werkelijkheid. Ibsen was erop uit om het publiek in de zaal het gevoel te geven dat het getuige was van gebeurtenissen die zich bij wijze van spreken bij hun eigen buren hadden kunnen afspelen. Geen onwaarschijnlijke ontknopingen dus, geen spectaculaire wendingen in de plot, geen duels of schietpartijen, geen vileine schurken die onschuldige jonge meisjes het leven zuur maakten, maar ook geen exposés of terzijdes, waarin de (uitgangs)situatie aan het publiek werd uitgelegd. In de stukken van Ibsen voerden heel gewone mensen hele gewone gesprekken met elkaar. Informatie die essentieel was voor een goed begrip van het gebeuren, werd steeds terloops beetje bij beetje verstrekt. Ibsens tijdgenoten hadden soms dan ook moeite om te achterhalen wat zijn personages bezielde en wat zich in hun verleden allemaal had afgespeeld. Daarbij was het onduidelijk waar Ibsens sympathie lag en hoe hij zelf dacht over de morele vraagstukken die hij in zijn stukken aan de orde stelde. Ibsen heeft zelf ooit gezegd dat het in zijn oeuvre niet gaat om zaken die hij heeft beleefd, maar heeft doorleefd. Ibsen behoort tot de tweede helft van de negentiende eeuw. Het ideaal van de geestelijke vrijheid, van de vrije, heer en meester over zichzelf zijnde persoonlijkheid, het vrij staan van alle machten die de individualiteit willen binden en beknotten, is hetzelfde ideaal dat later Friedrich Nietzsche predikte, het ideaal van de Uebermensch. De zuil van Trajanus verheft zich boven de aarde, niet om het standbeeld dat zij draagt nader te brengen tot de goden, maar om het boven de mensen te plaatsen. Zo is het ook bij Nietzsche: de mens moet een hogere mens worden, een mens boven het gewone uit. En ook Ibsen heeft de vermetele gedachte, dat de mens dit door eigen kracht, door eigen wil, inderdaad bereiken kan. Ook Ibsens werk behoort tot de tijd van het ongeschokte vertrouwen in de menselijke geest, die – naar men meende – van nature het goede zou willen en dat ook zou doen, wanneer alle belemmeringen weggenomen zouden zijn. Ibsen behoort tot de tijd van het geloof aan een betere mensenwereld, die tot stand zou komen, wanneer de mens zichzelf was. Kortom, Ibsen behoorde tot de tijd van het cultuuroptimisme. Vandaar dat Carlos Tindemans tot de volgende formulering kwam: “We kunnen Ibsen vandaag niet meer spelen als de illusie dat we de wereld beter kunnen maken, maar precies als het einde van die illusie.” Ibsen en Noorwegen Noorwegen had van 1380 tot 1814 deel uitgemaakt van het Deense koninkrijk. Dat betekent dat de Noorse cultuur diepgaand door de Deense beïnvloed was. Dit uitte zich onder meer in een gemeenschappelijke schrijftaal en een gemeenschappelijke literatuur. Noorse universiteiten en Noorse uitgevers waren er niet. De intelligentsia week dus uit naar Denemarken, om daar te studeren en te publiceren. Pogingen van de Noren om onafhankelijk te worden tijdens de Europese herindeling die volgde op de napoleontische oorlogen, mislukten. Noorwegen werd in 1814 ondergebracht in een personele unie met Zweden, dat wil zeggen dat de Zweedse koning ook koning van Noorwegen werd. Het land kreeg bij die gelegenheid wel een eigen grondwet, een eigen bestuur en een eigen parlement. Maar het buitenlandse beleid ging bijvoorbeeld helemaal buiten de Noren om. In de loop van de negentiende eeuw, toen het de Noren economisch gezien steeds beter ging, ontstond er een hernieuwd nationaal bewustzijn. Aan de ene kant vertaalde dat zich in een roep om politieke hervormingen, meer onafhankelijkheid en een verdergaande democratisering. Zo werd er onder meer gestreden voor een eigen Noorse (handels)vlag. Aan de andere kant uitte dat nationale bewustzijn zich in pogingen om zich te bevrijden van de nog steeds dominante Deense (schrijf)taal en cultuur. Er ontstond bijvoorbeeld een levende belangstelling voor de Noorse volkstaal, de Noorse volkscultuur en de Noorse geschiedenis. Rond het midden van de negentiende eeuw won echter ook het scandinavisme aan kracht: de gedachte dat Noorwegen, Zweden en Denemarken, gegeven hun gemeenschappelijke historische en culturele wortels, eigenlijk één staat zouden moeten vormen. Ook Ibsen droeg dit streven een warm hart toe. De kwestie Sleeswijk-Holstein betekende de facto het failliet van het scandinavisme. En dit was ook het moment waarop Ibsen zijn vaderland teleurgesteld vaarwel zei en aan een nieuwe periode in zijn leven en zijn schrijverschap zou beginnen. Hij verbleef tijdens zijn vrijwillige ballingschap afwisselend in Italië en Duitsland. Ibsens vertrek in 1864 was dan misschien een vlucht van een teleurgestelde Scandinaviër, het betekende ook een psychologisch bevrijding. “Wanneer ik vertelde over mijn diepste innerlijke gevoelens kreeg het altijd iets gekunstelds; ik voelde dat zelf heel goed en daarom trok ik me in mezelf terug. Maar zo’n reis als deze maakt veel in een mens los, wat mij betreft ten goede. (…) Wat voor mij van cruciaal belang is geweest is dat ik afstand heb kunnen
34
nemen; daardoor ben ik nu beter in staat de leegtes te ontwaren die er schuilgaan achter de opzettelijke leugens van die erbarmelijke praatjesmakers in ons zogeheten publieke bestel.” (1865 – brief aan zijn moeder) De fysieke afstand tot Noorwegen maakt het mogelijk om te schrijven wat hij werkelijk wil schrijven, omdat men van veraf de zaken nu eenmaal scherper ziet dan wanneer men er zelf middenin zit. Bovendien hoeft hij geen rekening meer te houden met wat deze of gene ervan zal zeggen. Dat Ibsen zijn land en zijn landgenoten de rug toekeert, betekent dus niet dat hij zich niet meer met hen bemoeit. Integendeel, hij ziet scherper wat er op sociaal-maatschappelijk vlak mis is in zijn vaderland en hij durft daar ook steeds onverbloemder over te schrijven. “Ik ben blij met het onrecht dat mij is aangedaan; ik voel er de hand van God in, want ik voel mijn krachten groeien bij dit onrecht. Als het oorlog moet zijn, het zij zo! Als ik geen dichter ben, heb ik immers niets te verliezen! Ik zal mijn geluk beproeven als fotograaf. Het Noorwegen van nu, stukje voor stukje, persoon na persoon, zal ik onder handen nemen.” Twee decennia later (jaren 1880), als het Noorse politieke landschap vaste vormen begint te krijgen en de eerste politieke partijen ontstaan, worden zijn ideeën nog radicaler. “Ik raak er steeds meer van overtuigd dat er iets demoraliserends uitgaat van het zich bezighouden met politiek en het zich bij partijen aansluiten. Ik zal mij nooit, onder welke omstandigheden dan ook, bij een partij kunnen aansluiten die de meerderheid heeft. Bjornson zegt: de meerderheid heeft altijd gelijk. En als praktiserend politicus moet hij dat wel zeggen. Ik ben daarentegen genoodzaakt om te zeggen: de minderheid heeft altijd gelijk. Vanzelfsprekend denk ik niet aan die minderheid van behoudenden, die door de grote middenpartij, die bij ons de liberale genoemd wordt, voorbijgestreefd is. Ik bedoel de minderheid die vooroploopt waar de meesten nog niet zijn aangekomen. Ik bedoel: gelijk heeft degene die het dichtst in de buurt van de toekomst is.” Wat Ibsen betreft moesten de bevrijding van de mensheid en de vooruitgang dan ook niet via de politiek of via de instituties bewerkstelligd worden. De mensen moesten zichzelf bevrijden. En het ging daarbij dan niet om wat burgerlijke vrijheden hier en daar, of om wetgeving die tot meer democratie zou leiden, maar om de werkelijke vrijheid van geest. Weg met de staat, met andere woorden. En leve het vrije individu. Pas in 1891, na bijna dertig jaar vrijwillige ballingschap, zou Ibsen zich weer in Noorwegen vestigen. Tot zijn tevredenheid kon hij toen constateren dat men hem met rust liet en dat zowel politiek links als politiek rechts hem welgezind was. De stukken die hij in deze periode schreef, hadden dan ook zeker niet meer de maatschappelijke lading. Het zijn de jaren waarin de spanningen tussen Noorwegen en Zweden nog een keer hoog oplopen. Noorwegen eist zijn eigen consulaten in het buitenland. In 1905 zal deze consulatenkwestie het einde van de unie met Zweden inluiden. Na een referendum, waarbij slechts 184 Noren voor het in stand houden van de unie stemden, werd Noorwegen een zelfstandig koninkrijk. “Och beste Brandes, men kan niet ongestraft 27 jaar in het buitenland leven, in een cultuur die groot, vrij en bevrijdend is. Dit, of preciezer, hier, bij de fjorden is mijn geboorteland. Maar, maar, maar: waar vind ik het land waar ik thuishoor? Ibsen op de tijdlijn 1748 scheiding der machten (Montesquieu) 1751 ‘Encyclopedie’ (Diderot) 1759 ‘Candide’ (Voltaire) 1762 contrat social (Rousseau) 1774 ‘Het lijden van de jonge Werther’ Goethe 1776 onafhankelijkheid Verenigde Staten 1781 eerste stoommachine Thomas Watt 1785 eerste stoomspinnerij Engeland 1789 grondwet Verenigde Staten 1789 Franse Revolutie – bestorming Bastille 1801 Code Civil 1804 Napoleon keizer 1812 sprookjes van Grimm 1813 Slag bij Leipsig 1814 Congres van Wenen 1814 Noorwegen in unie met Zweden 1815 Slag bij Waterloo 1819 ‘Vlot van Médusa’ Gericault 1825 eerste spoorlijn Engeland 1828 geboorte Ibsen 1830 ontstaan België 1848 ‘Communistisch Manifest’ Marx & Engels 1859 ‘On the origin of Species’ Darwin 1863 afschaffing slavernij Verenigde Staten 1864 Ibsen vertrekt naar buitenland (Italië & Duitsland) 1867 ‘Das Kapital’ Marx 1867 ‘Peer Gynt’ Ibsen 1869 opening Suez-kanaal 1871 Stanley & Livingstone ontmoeten mekaar 1871 einde commune-opstand Parijs 1876 uitvinding telefoon (Bell) 1877 ‘Pijlers van de samenleving’ Ibsen 1879 ‘Een poppenhuis’ Ibsen 1879 uitvinding gloeilamp (Edison) 1881 ‘Spoken’ Ibsen 1881 Dostojewski overleden 1882 première van ‘Spoken’ in Chicago 1882 Darwin overleden 1882 Kongo kolonie België 1882 Pasteur lid van de Académie Française 1882 publicatie ‘Een vijand van het volk’ Ibsen 1883 première van ‘Een vijand van het volk’ in het Kristiania Theater 1883 verschijning Nederlandse vertaling ‘Een vijand van het volk’ Ida Donker (in Zweden wonende Nederlandse actrice) 1884 ‘De wilde eend’ Ibsen 1888 Vincent van Gogh in Arles 1890 ‘Hedda Gabler’ Ibsen 1891 Ibsen keert terug naar Noorwegen 1905 Relativiteitstheorie Einstein 1905 Noorwegen onafhankelijk koninkrijk 1906 overlijden Ibsen op 78-jarige leeftijd, als gevolg van een beroerte Beslissende dagen in schrijverslevens van Henrik Ibsen Belangrijker dan een debuut of een grote prijs in het leven van een schrijver is de gebeurtenis waarop zijn werk een beslissende wending nam. Het leven van ieder mens kent beslissende dagen. De ontmoeting met de geliefde. Of de verhuizing naar een afgelegen gehucht. Voor een schrijver komt er nog iets bij: een gebeurtenis of besluit die de thematiek van zijn literatuur bepaalt. Zonder zijn verhuizing naar Italië in 1863, nota bene dankzij een reisbeurs van de regering, had Ibsen nooit de noodzakelijke afstand tot Noorwegen gehad om zijn vaderland genadeloos te bekritiseren in
35
baanbrekende toneelstukken als 'Peer Gynt' of 'Een poppenhuis'. Hoe belangrijk die afstand was bleek bij zijn terugkeer bijna dertig jaar later: toen kregen Ibsens stukken weer een veel algemenere thematiek. Een ondoorgrondelijke Henrik Ibsen in De zomer beschrijf je het best op een winterdag ‘Brieven schrijven ligt me nu eenmaal niet; ik moet iemand in de ogen kunnen kijken, dan pas durf ik mijn ziel bloot te leggen.’ Dit schrijft Henrik Ibsen in De zomer beschrijf je het best op een winterdag. In dit boek zijn nog niet eerder vertaalde brieven van de Noorse toneelschrijver gebundeld. Voor wie het werk van Ibsen kent, vormt dit boek een prachtige aanvulling op zijn toneelstukken. Ondoorgrondelijk Henrik Ibsen leefde van 1828 tot 1906 en heeft zo’n 26 toneelstukken geschreven. In het schrijven van brieven was hij echter minder bedreven: hij verontschuldigt zich in die brieven talloze malen voor zijn late terugschrijven. Gecombineerd met het feit dat hij weinig details over zijn persoonlijke leven loslaat, maakt dat hem ietwat ondoorgrondelijk. Precies zoals de personages die hij in stukken als Spoken en Hedda Gabler opvoerde: ze waren ambigu en complex, wat revolutionair was voor die tijd. In de periode vóór Ibsen werd juist eenduidigheid nagestreefd. Het meest interessant zijn de brieven waarin hij schrijft over hoe hij wil dat zijn stukken opgevoerd worden. Een belangrijk aspect was volgens hem dat alle acteurs niet alleen hun eigen rol moeten bestuderen, maar ook moeten kijken naar de plaats van hun personage in het geheel. Alleen op die manier kan een speler een volledig beeld vormen van zijn eigen personage en zo natuurlijk mogelijk zijn rol spelen – iets waar Ibsen veel nadruk op legt. Afstand nemen Ook weet hij soms prachtige theorieën over het leven in zijn brieven te verwerken. Zo vertrok hij al heel vroeg uit Noorwegen en woonde sindsdien in verschillende landen in Europa, omdat hij het niet eens was met de nationalistische koers die zijn vaderland in wilde slaan. Toch vergrootte die afstand zijn betrokkenheid: De menselijke geest is immers verziend; wij zien het scherpst op grote afstand. Details vertroebelen; men moet afstand nemen van hetgeen men wil becommentariëren: de zomer beschrijf je het best op een winterdag. Een lezer die Ibsens werk niet kent, zal mede vanwege deze mooie beschouwingen de gebundelde brieven kunnen waarderen. Ook leggen de vertalers vaak genoeg dingen uit en creëren zo een uitgebreid portret van een schrijver die vernieuwingen bracht in de literatuur aan het eind van de negentiende eeuw. Een Ibsen-kenner zal echter nóg meer genieten van de brieven. Hij of zij zal de subtiliteiten die in zijn brieven verwerkt zijn begrijpen en weten wat Ibsen bedoelt als hij voorzichtig schrijft: ‘Men zou immers, niet geheel ten onrechte, voor mijn brieven dezelfde, naar mijn mening vrij strenge maatstaven kunnen hanteren als voor mijn prozawerk.’ Maar aangezien zijn proza alleen maar geprezen kan worden, kan Ibsen er gerust op zijn dat ook zijn brieven niets meer dan lof verdienen. Het egoïsme van Ibsen De toneelstukken van Henrik Ibsen worden 100 jaar na zijn dood nog steeds als uiterst modern ervaren. Volgens de Engelse psychiater Theodore Dalrymple komt dat doordat ze al het menselijk ongeluk toeschrijven aan het niet doen waar je zelf zin in hebt. 'Ibsen verkondigde een universeel egoïsme.' Een gezin, schreef dr. Johnson, is een klein koninkrijk, verscheurd door partijtwisten en revoluties. Dit is natuurlijk geen klinkende aanbeveling van het gezinsleven en de grote Noorse toneelschrijver Henrik Ibsen, wiens kindertijd even ongelukkig is geweest als die van Johnson, zou het met hem eens zijn geweest. Maar anders dan Ibsen, besefte Johnson dat je, om een instituut juist te beoordelen, het moet vergelijken met de alternatieven. Het huwelijk kent vele smarten, zegt Johnson, maar het celibaat kent geen genoegens. Johnson zag het menselijk bestaan als onafscheidelijk verbonden met teleurstellingen. Het ligt in de aard van de mens om te lijden onder onverenigbare verlangens, om bijvoorbeeld zowel veiligheid als opwinding te willen. Wanneer hij het ene bezit, verlangt hij naar het andere, zodat tevredenheid zelden puur is en nooit duurzaam. Even tussendoor… wie is Dr Johnson? Samuel Johnson (Lichfield, 18 september 1709 – Londen, 13 december 1784) meestal Dr. Johnson genoemd, was een Engelse lexicograaf, dichter, essayist en literatuurcriticus. Johnson was in zijn tijd een van de belangrijkste figuren van het Londense literaire en intellectuele milieu. Hij was een harde werker, die constant klaagde over zijn luiheid, een sociaal bewogen mens, die gebukt ging onder een enorm schuldgevoel en een zwaarmoedige theedrinker. Hij was extreem dwangmatig en had last van zijn obsessieve-compulsieve stoornis en tics. Hij zou in moderne tijden waarschijnlijk met het syndroom van Gilles de la Tourette zijn gediagnosticeerd. Toch vinden de meeste mensen het prettiger om te geloven in volmaaktheid dan in onvolmaaktheid. De notie van onvolmaaktheid wakkert niet alleen existentiële angsten aan, maar stelt ook - door simpele oplossingen voor alle menselijke problemen uit te sluiten - veel hogere intellectuele eisen aan ons dan het
36
utopisme. Niet elk probleem kan worden opgelost met een paar eenvoudige abstracte principes die, als ze maar streng genoeg worden opgevolgd, naar de volmaaktheid zullen leiden. Daarom valt conservatisme zoveel moeilijker te reduceren tot slogans dan zijn veel abstractere concurrenten. Het vurig verlangen naar principes die een eind zullen maken aan de menselijke teleurstellingen verklaart de onafgebroken populariteit van de drie meest gespeelde stukken van Ibsen: Een Poppenhuis (1879), Geesten (1881) en Hedda Gabler (1890). Alledrie vormen ze een woeste aanval op het huwelijk als bron van menselijk ongeluk. Hieraan dankt Ibsen zijn buitengewone moderniteit. Ibsen heeft een verbazingwekkende prestatie geleverd door zo goed als in zijn eentje het moderne theater te scheppen. Hij was de eerste die inzag dat het gewone dagelijkse leven alle ingrediënten van de tragedie bevat. Dat hij het hele westerse drama zou transformeren en dat hij in twintig jaar tijd meer toneelstukken zou produceren dan alle Britse en Franse toneelschrijvers van zijn tijd samen, is onvoorstelbaar. Hoewel Ibsen vaak beweerde dat hij geen enkel didactisch oogmerk had, bewijzen zijn brieven en toespraken (nog afgezien van zijn toneelstukken zelf) precies het tegendeel, namelijk dat hij bijna overliep van de morele bedoelingen. Zijn tijdgenoten twijfelden er niet aan. Bernard Shaw stelde in zijn boek Quintessence of Ibsenism (1891) dat Ibsen's werk staat en valt met de morele voorschriften die het verkondigt. Shaw dacht dat Ibsen een Joshua was, die de muren van de morele conventies omver zou blazen. Ik denk dat dit onjuist is. Ibsen was een te groot schrijver om alleen maar een moralist te zijn en je kunt aan zijn stukken nog steeds veel plezier beleven, zonder alles te slikken wat hij te melden heeft. Toch reikte de invloed van Ibsen tot ver buiten het theater. Hij schreef evenzeer om gelezen als om opgevoerd te worden. Zijn stukken lagen vaak in grote oplagen vóór kerstmis in de winkels. En Shaw was bepaald niet de enige die inzag dat ze onconventioneel waren. Geesten bijvoorbeeld werd aanvankelijk als zo controversieel beschouwd, dat de gedrukte versie half clandestien werd verhandeld; men werd er liever niet mee gezien. Maar tegen het einde van zijn leven waren de meeste Europese intellectuelen zijn morele visie nagenoeg als vanzelfsprekend gaan zien, en iedereen die zich bleef verzetten tegen zijn leer leek in de modder van een onverlicht verleden te zijn blijven steken. De betrekkelijk snelle aanvaarding van wat Shaw Ibsenisme noemde, betekent dat Ibsen tot uitdrukking moet hebben gebracht wat veel mensen al dachten en graag wilden horen, maar niet zelf durfden zeggen. Daarmee was hij zowel een oorzaak als een symptoom van sociale verandering en zoals veel van dergelijke figuren had hij deels gelijk en grotendeels ongelijk. Prostitutie Wat is de morele leer van Ibsen, zoals die blijkt uit de toneelstukken die zijn roem hebben gevestigd? Hij was even rabiaat gekant tegen het conventionele gezinsleven als Marx en Engels, maar zijn kritiek daarop was veel effectiever omdat ze niet op een filosofisch abstract niveau bleef. Hij legde de leugens en ellende van het gezinsleven bloot in meeslepende en overtuigende drama's. En hoewel het de lezer altijd vrij heeft gestaan om de morele pathologie die in deze stukken wordt getoond, uitsluitend toe te schrijven aan het specifieke karakter van de personages, was dit duidelijk niet de bedoeling van Ibsen. Hij was geen voorloper van Jerry Springer; hij wilde niet prikkelen of alleen maar het groteske laten zien. Hij wilde dat wij de morbiditeit in zijn stukken beschouwen als de onvermijdelijke consequentie van bepaalde sociale conventies en instituties. In Een Poppenhuis en Geesten nodigt hij ons uit om alternatieve levenswijzen te overwegen, om de volgens hem vermijdbare ellende die hij aan het licht brengt, te elimineren. Het ligt voor de hand dat feministen Ibsen verheerlijken. Zijn stukken wijzen er immers herhaaldelijk op dat het huwelijk niet meer is dan een gelegaliseerde vorm van prostitutie. In Een Poppenhuis vertelt mevrouw Linde, een jeugdvriendin van Nora, dat haar huwelijk ongelukkig is geweest: Nora: 'Hield je echt niet van je man?' Mevrouw Linde: 'Mijn moeder was hulpbehoevend. En ik moest zorgen voor mijn twee broertjes. Ik kon moeilijk nee zeggen.' Nora: 'Hij was toen rijk, of niet?' In Geesten suggereert de timmerman Engstrand aan Regina, die dan nog denkt dat zij zijn dochter is, dat zij om het geld zou moeten trouwen. Per slot van rekening is hijzelf omwille van haar geld met Regina's moeder getrouwd. Haar moeder is dienstmeid geweest in het huishouden van Alving, tot luitenant Alving haar zwanger maakte. Mevrouw Alving ontsloeg haar en gaf haar wat geld mee, en vervolgens trouwde Engstrand met haar. Dominee Manders bespreekt deze kwestie met de weduwe van luitenant Alving: Manders: 'Hoeveel heb je het meisje gegeven?' Mevrouw Alving: 'Vijftig pond.' Manders: 'Stel je voor! Gaan trouwen met een gevallen vrouw voor een miserabele vijftig pond!' Dit wil zeggen dat de overeenkomst in de ogen van de eerbiedwaardige dominee redelijk was geweest als het geldbedrag groter was geweest, even groot als het bedrag waarmee mevrouw Alving zelf is 'gekocht'. In het begin van het stuk, als mevrouw Alving voorbereidingen treft voor de opening van een weeshuis dat genoemd is naar haar overleden man, legt ze dominee Manders iets uit:
37
Mevrouw Alving: 'Mijn jaarlijkse donaties aan dit weeshuis vormen opgeteld het bedrag waarmee luitenant Alving destijds een goede partij afsloot.' Manders: 'Ik begrijp' Mevrouw Alving: 'Voor dat bedrag heeft hij mij gekocht.' Valse schaamte Het huwelijk is dus een financiële overeenkomst die, in elk geval voor vrouwen, onvoordelig uitpakt. Maar natuurlijk zijn er ook nog andere redenen voor echtelijk ongeluk; de belangrijkste is de onherstelbare onverenigbaarheid van man en vrouw. Eigenlijk is elk ogenschijnlijk geluk een leugen die onder sociale druk in stand wordt gehouden. In Een Poppenhuis lijkt Nora aanvankelijk gelukkig getrouwd met Torvald Helmer, een veelbelovende advocaat. Helmer behandelt haar als een klein meisje; hij berispt haar, hij verwent haar, maar nooit neemt hij haar serieus; en zij speelt mee; ze speelt haar rol van leeghoofdige jonge vrouw met bijna misselijkmakende perfectie. Helmer weet niet, dat Nora vroeger zijn leven heeft gered door met een vervalste handtekening een lening te bemachtigen, die hen in staat stelde een jaar naar Italië te gaan waar het warme klimaat hem genas van de ziekte waaraan hij anders gestorven zou zijn. Wanneer Helmer erachter komt wat ze gedaan heeft, is hij niet dankbaar; hij ziet haar bedrog niet als een teken van haar liefde; integendeel, hij veroordeelt haar genadeloos en zegt dat zij niet geschikt is als moeder voor hun kinderen. De schellen vallen Nora van de ogen. Ze ziet in dat hun leven samen een schijnvertoning is geweest. Hij is niet de man die zij dacht dat hij was. Ze was verblind door de sociale rol die haar was toebedeeld. Ze zegt dat ze bij hem weg gaat. Ongetwijfeld wees Ibsen op een waarachtig probleem van die tijd: het vermeende onvermogen van vrouwen om een zinvol bestaan buitenshuis te leiden. Maar als dit de belangrijkste strekking van het stuk was geweest, was het nu allang uitgewerkt. Dat punt is immers allang gemaakt. Ibsen was helemaal geen dweper met vrouwenrechten. Op een conferentie in Oslo zei hij: 'Ik weet niet eens precies wat vrouwenrechten zijn.' Ibsen geloofde niet in institutionele oplossingen voor problemen. Zijn doel was veel ambitieuzer: mensen veranderen van binnenuit, zodat zij uiteindelijk hun ware natuur tot uitdrukking kunnen brengen, zonder te worden belemmerd door de vervormende invloed van de maatschappij. In Geesten is het huwelijk van mevrouw Alving niet alleen ongelukkig omdat ze 'gekocht' is. Haar man is een overspelige alcoholist; ze ontvlucht hem al na een jaar huwelijk en zoekt haar toevlucht bij dominee Manders. Hoewel Manders en mevrouw Alving verliefd worden, overtuigt de dominee haar ervan dat zij de religieuze plicht heeft naar haar echtgenoot terug te keren. Ondanks Alving's belofte om te veranderen, zet hij zijn losbandige levenswijze voort tot zijn dood. Mevrouw Alving houdt zijn gedrag verborgen voor de buitenwereld en voor haar zoon Oswald. Maar als Alving de meid zwanger maakt van Regina (die dus de halfzuster van Oswald is) stuurt ze Oswald weg en staat hem niet toe naar huis terug te komen zolang Alving nog leeft. Terwijl Alving zichzelf dood drinkt, maakt mevrouw Alving een succes van zijn landgoed. Dat succes wordt met haar goedvinden toegeschreven aan Alving, waardoor ze het hem vergunt te sterven in een geur van heiligheid en maatschappelijke geslaagdheid. De leugens van mevrouw Alving's leven vloeien voort uit het valse schaamtegevoel - wat zullen anderen ervan zeggen? - dat haar ertoe brengt terug te gaan naar Alving en hem te dekken. Zo ook vertegenwoordigt Manders een vals moralisme dat uiterlijke schijn veel belangrijker vindt dan realiteit of innerlijke bedoeling en het vermijden van schaamte belangrijker dan het geweten. Deze morele code brengt Manders ertoe om zelfs in banale praktische aangelegenheden de verkeerde beslissingen te nemen bijvoorbeeld over de vraag of het weeshuis verzekerd moet worden of niet. Mevrouw Alving vindt dat het weeshuis verzekerd moet worden, maar Manders overtuigt haar ervan, in een zalvend schijnheilig betoog, dat het beter is om dat niet te doen. De mensen mochten eens denken dat zij onvoldoende vertrouwen op de beschikking van een Hogere Macht. 'En ik kan mijn ogen niet sluiten voor de zeer pijnlijke situatie waarin ik terecht zou kunnen komen.' Als de volgende dag het weeshuis afbrandt, vanwege Manders' slordigheid met een kaars, beschouwt hij dat niet alleen als God's oordeel over de familie Alving, maar maakt hij zich ook meer zorgen over zijn eigen reputatie dan over iets anders. Hij vindt iemand anders bereid om de schuld op zich te nemen voor wat hij heeft gedaan. Manders heeft geen geweten. Hij is alleen maar bang voor wat anderen zullen zeggen. Zijn uitleg waarom hij mevrouw Alving overhaalde terug te gaan naar haar man, toont dezelfde farizeïsche angst voor de publieke opinie: Manders: 'Een vrouw mag niet oordelen over haar echtgenoot. Het is uw plicht om het kruis te dragen dat een hogere macht u heeft opgelegd. In plaats daarvan brengt u uw goede naam in gevaar en staat u op het punt de reputatie van anderen te ruïneren.' Mevrouw Alving: 'Van anderen? Van één ander, bedoelt u?' Manders: 'Het was uiterst onbezonnen om uw toevlucht bij mij te zoeken.'
38
Opnieuw kan er geen twijfel aan bestaan dat Ibsen zeer precies de vinger heeft gelegd op een pseudo-moraal waarin schaamte of sociale afkeuring de plaats inneemt van het persoonlijke geweten of het waarachtige morele principe. In naam van die pseudo-moraal moeten mensen vooral vrouwen - lijden onder ellende, vernedering en geweld. Dit is niet louter een verzinsel dat ontsproten is aan de verbeelding van Ibsen. Ik heb de consequenties van deze pseudomoraal waargenomen bij mijn jonge moslim-patiëntes, die blootstaan aan de kwellingen van een levende hel, en soms zelfs worden gedood door hun mannelijke bloedverwanten, alleen maar om de 'goede naam' van de familie in de ogen van anderen te redden. Autonomie In Een Poppenhuis en Geesten biedt Ibsen ons niet alleen kritiek maar ook positieve recepten. En omdat dat de recepten zijn van onze jaren zestig, hoewel ze tachtig jaar daarvóór geschreven zijn, vinden we hem nog steeds zo modern. Als Nora, in Een Poppenhuis, haar man vertelt dat ze bij hem weggaat, ondervraagt hij haar over haar plichten: Helmer: 'Ben jij in staat om je heiligste plichten opzij te zetten?' Nora: 'Wat noem jij mijn heiligste plichten?' Helmer: 'Moet ik je dat nog zeggen? Je plichten zijn je echtgenoot en kinderen.' Nora: 'Ik heb een andere plicht die even heilig is.' Helmer: 'Wat voor plicht kan dat in godsnaam zijn?' Nora: 'Mijn plicht tegenover mezelf.' Nora zegt dat zij eerst en vooral mens is - of in elk geval moet proberen mens te worden. Als Nora nog geen mens is, wat zal haar dan tot mens maken? Het antwoord is: filosofische autonomie. Nora: 'Ik wil niet langer accepteren wat mensen zeggen en wat in boeken staat. Ik moet de dingen zelf uitzoeken en mijn eigen antwoorden vinden.' En het criterium dat ze gaat gebruiken om te beoordelen of haar eigen antwoord juist is, is of het goed is 'in elk geval of het goed is voor mij'. Het postmodernisme is dus helemaal niet zo modern; Ibsen kende het al. Even later maakt Nora de consequenties van haar nieuwe vrijheid duidelijk: Nora: 'Ik wil de kinderen niet zien. In mijn huidige toestand kan ik niets voor ze betekenen.' Met deze kille woorden verbreekt ze alle banden met haar drie kinderen - voorgoed. Haar plicht tegenover zichzelf laat geen ruimte om ook maar een moment aan hen te denken. Als je, zoals ik, honderden mensen hebt ontmoet die als kind in de steek zijn gelaten door één of beide ouders, op wezenlijk dezelfde gronden ('ik heb mijn eigen ruimte nodig') en als je de blijvende wanhoop hebt gezien en de schade die dat teweeg brengt, dan kun je Een Poppenhuis niet zonder woede en afgrijzen zien. Dat bedoelde Ibsen toen hij zei dat vrouwenrechten hem niet echt interesseerden. Hij wilde iets veel belangrijkers verkondigen: universeel egoïsme. Uit zowel Geesten als Een Poppenhuis wordt duidelijk dat Ibsen zich een samenleving voorstelde waarin iedereen zijn eigen Descartes was, alles afleidend uit eerste principes of wat daar maar onder verstaan wordt. Wanneer Manders voor de eerste keer bij mevrouw Alving thuiskomt, ziet hij een paar boeken die hij als gevaarlijk liberaal beschouwt: Mevrouw Alving: 'Maar welk bezwaar hebt u tegen deze boeken?' Manders: 'Bezwaar? U denkt toch niet dat ik mijn tijd verdoe met het bestuderen van dit soort publicaties?' Mevrouw Alving: 'U heeft dus geen idee wat u veroordeelt?' Manders: 'Ik heb meer dan genoeg over deze geschriften gelezen om ze af te keuren.' Mevrouw Alving: 'Vindt u niet dat u uw eigen mening moet vormen?' Manders: 'Mijn beste mevrouw Alving, er zijn vele zaken in het leven waarin men moet vertrouwen op het oordeel van anderen.' Uit de mond van een personage dat door Ibsen wordt geminacht als een kwezel, zijn deze woorden, die een voor de hand liggende waarheid behelzen, bedoeld om onmiddellijk te worden verworpen. In Ibsen's filosofie moet iedereen elk probleem voor zichzelf onderzoeken en met zijn eigen antwoord komen; bijvoorbeeld of de Protocollen van de Wijzen van Zion historisch juist zijn - of in elk geval historisch juist voor hém. De voor de hand liggende consequentie van die onafhankelijkheid van oordeel is de ineenstorting van de sociale barrières die ons gedrag inperken en die (in theorie) verhinderen dat mensen een toestand van volledig geluk bereiken, dat wil zeggen een volledige afwezigheid van frustraties. In alle toneelstukken van Ibsen is ongeluk het resultaat van het niet volgen van je ingevingen, ofwel door niet te doen wat je wilt ofwel door te doen wat je niet wilt, alleen maar om te gehoorzamen aan een sociale verplichting die wordt afgedwongen door de dominees van deze wereld: Manders: 'Uw huwelijk werd ordentelijk ingezegend, volledig overeenkomstig de wet.' Mevrouw Alving: 'Al dat gepraat over wet en orde. Ik denk vaak dat dat alle ongeluk in de wereld veroorzaakt.'
39
Incest De zoon van mevrouw Alving, Oswald, is vanuit Parijs naar huis teruggekomen. Hij heeft syphilis. Volgens de dokter zal hij spoedig sterven in een toestand van waanzin. Oswald, die nog steeds gelooft dat zijn vader een goed mens is, denkt dat hij zijn ziekte aan zijn eigen gedrag te danken heeft. In werkelijkheid is zijn syfilis aangeboren, overgedragen door zijn vader. Mevrouw Alving twijfelt er niet aan dat de maatschappij verantwoordelijk is voor de ziekte van haar man, en zoon. Mevrouw Alving: 'En dit gelukkige, zorgeloze kind - want hij [Alving] was toen net een kind moest hier leven in een klein stadje dat hem geen enkel pleziertje te bieden had. En uiteindelijk gebeurde het onvermijdelijke. Je arme vader vond nooit een uitlaatklep voor zijn levensvreugde. En ik bracht ook geen sprankje zonneschijn in zijn leven. Ze hadden me van alles geleerd over plichten en dat soort dingen en ik ben daar veel te lang in blijven geloven. Op het laatst werd alles een kwestie van plicht; ik vrees dat ik het leven van je arme vader ondraaglijk heb gemaakt. Om zulke tragedies te vermijden, moet iedereen zijn eigen ingevingen onmiddellijk volgen. Alleen relaties die geen institutionele beperkingen kennen, maken mensen vrij. Eerder zegt Manders tegen mevrouw Alving dat Oswald nooit een echt thuis heeft gekend: Oswald: 'Pardon, mijnheer, maar dat heeft u helemaal mis.' Manders: 'Oh? Ik dacht dat je alleen maar met kunstenaars was omgegaan.' Oswald: 'Dat is ook zo.' Manders: 'Met jonge kunstenaars.' Oswald: 'Ja.' Manders: 'Maar die mensen hebben meestal toch niet de middelen om een gezin te onderhouden?' Oswald: 'Sommigen kunnen het zich niet veroorloven te trouwen, mijnheer.' Manders: 'Dat zeg ik.' Oswald: 'Maar dat betekent niet dat ze geen thuis hebben.' Manders: 'Maar ik heb het niet over een vrijgezellenflat. Met een thuis bedoel ik een gezinswoning, waar een man woont met zijn vrouw en kinderen.' Oswald: 'Precies. Of met zijn kinderen en hun moeder.' Vervolgens komen we te weten dat deze 'informele gezinnen', juist omdat ze niet zijn gebaseerd op plichten en sociale druk, maar op een ongeremde liefde, ver boven conventionele gezinnen verheven zijn. Oswald vertelt over de harmonie die hij daar heeft aangetroffen: 'Daar heb ik nooit een beledigend woord gehoord en nooit iets immoreels gezien.' Oswald: 'Nee; weet u waar en wanneer ik immoraliteit ben tegengekomen in artistieke kringen?' Manders: 'Nee, godzijdank niet.' Oswald: 'Dat zal ik u zeggen. Dat zag ik wanneer er een model-echtgenoot en model-vader langskwam om daar een beetje rond te kijken. Die heren konden ons dingen vertellen waar we nog nooit van gedroomd hadden.' Informele relaties zijn dus niet alleen gelukkiger dan formele, maar ze voorkomen bovendien de verspreiding van dezelfde syphilis waar Oswald aan lijdt. Ik volsta met te zeggen dat dit niet overeenkomt met mijn medische praktijkervaring van de afgelopen 15 jaar. Het recht - nee, de plicht - van iedereen om zelf te beslissen wat goed voor hem is, zonder dat de 'Geesten' uit het verleden hem misleiden, brengt mevrouw Alving ertoe incest goed te keuren. Oswald, die nog niet weet dat Regina zijn halfzuster is, wordt verliefd op haar en zij op hem. Hij wil met haar trouwen. Mevrouw Alving bespreekt het met Manders die nu weet van de bloedverwantschap tussen Oswald en Reina. Manders: 'Dat zou verschrikkelijk zijn.' Mevrouw Alving: 'Als ik wist dat hem dat gelukkig zou maken.' Manders: 'Ja? Wat dan?' Mevrouw Alving: 'Als ik niet zo'n ellendige lafaard was, zou ik tegen hem zeggen: Trouw met haar of wat je maar wilt. Als je er maar eerlijk en open over bent.' Manders: 'Een wettig huwelijk, bedoel je? Dat is volstrekt ongehoord!' Mevrouw Alving: 'Ongehoord? Denkt u echt, dat er in dit land niet méér van zulke getrouwde stellen te vinden zijn?' Dit argument is typerend voor mensen die alle grenzen willen afschaffen. Als die grenzen niet volmaakt in acht worden genomen - wat onmogelijk is - dan moeten ze worden verwijderd; ze leiden alleen maar tot hypocrisie. Mevrouw Alving ziet ontrouw aan je impulsen als het kwaad. Als Manders haar vertelt hoe pijnlijk de zelfbeheersing voor hem was, toen hij haar terugstuurde naar haar echtgenoot, terwijl hij verliefd op haar was, vraagt hij haar of dat soms een misdaad was. 'Ik denk het wel', antwoordt ze.
40
Oswald heeft zijn moeder gevraagd hem met een morfine-injectie te doden als hij opnieuw een aanval van waanzin krijgt. In de laatste scène krijgt Oswald zo'n aanval en de laatste woorden van mevrouw Alving in het stuk hebben betrekking op deze euthanasie-handeling: 'Nee, nee, nee! Ja! Nee, nee!' We komen er niet achter of ze het doet; Ibsen weigerde het te zeggen. Maar hij zag het duidelijk als een kwestie waarover iedereen tot een eigen besluit moest zien te komen, los van een wettelijke, conventionele en institutionele leidraad. Geremd De moderniteit van Ibsen's denken is duidelijk. De verheffing van de emotie boven het principe, van de impuls boven de plicht, van rechten boven verantwoordelijkheden, van het ego boven de aanspraken van anderen; het ongeduld met grenzen; het ik als de maat van alle dingen. Wat is moderner en bevredigender voor onze huidige smaak? Ibsen was nog in een ander opzicht door en door modern. In zijn eigen bestaan was hij zeer conventioneel. Hoewel hij zich aangetrokken voelde tot andere vrouwen, wist hij de verleiding altijd te weerstaan; de onderscheidingen die hij had gekregen van Europese vorsten - en waar hij openlijk naar solliciteerde droeg hij opzichtig. Hij was zeer burgerlijk en rigide. Zijn vrouw noemde hem Ibsen en zijn brieven aan haar tekende hij met Henrik Ibsen. Zijn karakter werd gevormd door het protestantse piëtisme. Hij was geremd in een mate die zelfs onder zijn landgenoten ongewoon was. Als kind maakte hij het trauma mee van het faillissement van zijn vader en de val van welvaart en sociaal respect naar armoede en vernedering. Hij hunkerde naar een hoge status in een samenleving die hij haatte. Het karakter van Ibsen lag vast, maar hij wilde graag anders zijn. Hij was een Calvijn die een Dionysius wilde zijn. Als hij dan zichzelf niet kon veranderen, kon hij tenminste proberen anderen en de samenleving te veranderen. Zoals zoveel moderne intellectuelen had hij er moeite mee zijn persoonlijke problemen te onderscheiden van sociale problemen. Kort voor hij Geesten schreef, werd zijn zoon Sigurd, die bijna zijn hele leven in het buitenland had doorgebracht, door de kerkelijke autoriteiten de toegang geweigerd tot de universiteit van Oslo. Ibsen schreef woedend: 'Ik zal een herdenkingsteken oprichten voor deze zwarte bende theologen.' En dat deed hij: dominee Manders. Niets wijst erop dat Ibsen ooit dacht aan het effect dat zijn principes hadden op de samenleving. Deze onverschilligheid is niet verbazend, aangezien hij vond dat er niets goeds kon komen van de grote kudde der mensheid, die hij massa's en gepeupel noemde. Hij dacht dat hijzelf behoorde tot een aristocratie van het intellect, en aristocraten hebben natuurlijk recht op privileges die anderen niet worden toegestaan. Maar of we het nou prettig vinden of niet, we leven in een democratisch tijdperk waarin de privileges die sommigen verlangen, algauw door iedereen worden opgeëist. De zorgeloze vrije liefde van bohémiens gaat heel snel over in de gewelddadige chaos van de sloppen. 'Geesten bevat de toekomst'', zei Ibsen. Hij zei ook dat degene die het meest overeenstemt met de toekomst, het meest gelijk heeft. Maar hij toonde geen enkele vooruitziende blik in wat die toekomst zou kunnen brengen. Of de vele miljoenen die in de twintigste eeuw, als gevolg van de vernietiging van morele grenzen, zijn omgekomen, het met hem eens zouden zijn geweest, is de vraag. Hendrik Ibsen Museum VenstØp Dit is een museum van geen vergelijk. Venstøp is het ouderlijk huis van Henrik Ibsen. Hij woonde hier vanaf zijn 7de tot zijn 15de. Ibsen's vader kocht oorspronkelijk de boerderij als een zomer thuis, maar toen de familie begonnen te worstelen met de financiën moesten ze hun huis verkopen en in het centrum van Skien gaan wonen en werd hun zomerhuis definitief hun thuis. Al uw zintuigen zullen worden gewekt in het museum. Het museum is voorzien van de eetzaal in overeenstemming met de scène die wordt beschreven in "De Wilde Eend", met een grote tafel en tentoonstelling cijfers van Gregers Werle en Hjalmar Ekdahl aan tafel. Dit is een museum van avontuur en ervaring, zodat uw ogen, neus en oren geprikkeld worden. In de keuken vindt u Hedvig uit "De Wilde Eend", vergaderend aan de keukentafel. Henrik Ibsen's moeder tante, Kristine Catherine Ploug, woonde met het gezin op Venstøp tot aan haar dood in 1837. Geruchten gingen de ronde dat ze een apart tante was. Zo werd er verteld dat ze sliep met haar hoed op in bed en haar kapitein vriendje buiten stond te wachten voor haar. Tante Ploug is waarschijnlijk de inspiratie voor "de Ratwife" in "Little Eyolf". We denken dat ze moet hebben geleden aan dementie. In een donkere kamer op zolder zie je haar in haar schommelstoel. In de schuur van de boerderij is een grote tentoonstelling van Henrik Ibsen en zijn gedachte en spelen. In 2006 was het honderd jaar geleden dat deze grote auteur is overleden. Voor de viering van de auteur en zijn leven hebben ze de schuur omgetoverd in een avontuur voor al uw zintuigen. Bacalao of Gedroogde Kabeljauw Bacalao wordt gemaakt van ‘klippfisk’, een kabeljauw of koolvis die gedroogd en gezouten is. Stokvis daarentegen is uitsluitend gedroogde kabeljauw of stokvis en niet gezouten. Beide gerechten zijn gebaseerd op een traditionele methode voor het drogen van vis, die eeuwen geleden door de Noren is uitgevonden.
41
Het drogen is zelfs de oudste manier om vis te conserveren. In Noorwegen zijn er sporen van terug te vinden die meer dan duizend jaar oud zijn. Historisch onderzoek heeft aangetoond dat de gedroogde vis of stokvis al vóór het tijdperk van de Vikingen uit Noorwegen werd geëxporteerd. Het was het eerste exportproduct van Noorwegen. De vroegste documenten dateren uit het jaar 875. Ze tonen aan dat de Vikingen stokvis al wisten te waarderen toen ze tijdens hun gloriedagen hun macht uitoefenden van Novgorod en Constantinopel tot Ierland en Normandië. Tot op de dag van vandaag is stokvis (verwerkt als ‘lutefisk’) nog steeds de meest geliefde gedroogde vis van de Noren. Maar waar komt het idee vandaan om vis te zouten? Voor iets grotere vissen was het zouten in de warmere klimaten van Midden- en Zuid-Europa eenvoudigweg noodzakelijk. Dit is vermoedelijk ook het gebied waar de bacalao is ontwikkeld, waarschijnlijk ergens in de 15e eeuw langs de Golf van Biskaje. Er heerste toen voedselgebrek in het binnenland, waardoor een enorme markt ontstond voor voedingsmiddelen die zowel smakelijk als rijk aan eiwitten waren. Voor de lange reis op de rug van een paard of een muilezel onder een brandende zon, was een efficiënte conserveermethode een absolute voorwaarde. Zo kregen de bacalao en de klipvis de gelegenheid zich te ontwikkelen tot twee van de belangrijkste Europese voedingsmiddelen die internationaal een plaats verwierven. Ongelukkigerwijs bleek het vangen van voldoende vis een probleem te worden. In de 16 eeeuw volgde een zoektocht in de nieuw ontdekte en visrijke wateren van Newfoundland. Het waren daar vooral de Engelsen die een belangrijke rol speelden bij het perfectioneren van de bacalao productie. Een eeuw later kwam Noorwegen in beeld dankzij de Nederlander Jappe Ippes, die wordt beschouwd als de grondlegger van de export van Noorse bacalao. Hij zag dat de gedroogde en gezouten kabeljauw van de Lofoten een uitstekend basisingrediënt was om een topkwaliteit bacalao van te maken. Nadat hij een vergunning van de koning had gekregen, vestigde hij zich in 1692 in Kristiansund. De stad werd twee eeuwen lang de belangrijkste Noorse exporthaven voor de bacalao. Het was meteen het begin van een grote economische groei. Noorwegen is nog altijd de grootste leverancier van bacalao ter wereld is en voorziet koks overal ter wereld van dit begeerde product. De geschiedenis van de ‘klippfisk’ gaat nog verder terug met Portugal in de hoofdrol. Columbus bracht de klipvis over de hele wereld toen hij de vis meenam vanuit Spanje en Portugal naar het Amerikaanse continent. Dankzij hem werd de stokvis in Cuba, in de Dominicaanse Republiek en in Brazilië geïntroduceerd. Landen die nog steeds een hoge bacalao consumptie hebben. De Noren dreven een levendige klipvishandel met Portugal. Wellicht verklaart dit waarom de vrouwen in het westen van Noorwegen vaak en graag een glaasje port drinken. Tegenwoordig staat in de meeste landen buiten Noorwegen vaker bacalao dan stokvis op het menu. De Portugezen, die de grootste liefhebbers van de bacalao zijn, eten jaarlijks gemiddeld per persoon 7 kg droge en 15 kg geweekte klipvis. Ze beroemen zich er op maar liefst 365 recepten van bacalao te hebben. Deskundigen beweren overigens dat er op de wereld wel meer dan duizend-en-één manieren bestaan om bacalao te bereiden. We kunnen dus met recht en reden zeggen dat er internationaal drie soorten voedingsmiddelen bestaan: vlees, vis en bacalao. Bacalao wordt gemaakt met hulp van de natuur. Eerst wordt de vis in een zoutoplossing verzadigd om daarna te drogen op rekken in de open lucht en in de zon. Dit levert een droge en harde vis op (klipvis). Stokvis wordt niet gezouten. Na het drogen op de rekken is stokvis nog harder dan de bacalao. In de loop van de tijd is de methode van drogen aangepast en wordt gewerkt volgens een moderner systeem. Het is nu niet meer nodig om elke keer dat het regent de drogende vis tegen de regen te beschutten. Om de eigen smaak van de bacalao en stokvis goed te laten ontwikkelen, wordt de vis gedurende 24 tot 48 uur in water geweekt. Daarop volgt de bereiding waardoor de vis een net iets andere structuur van het visvlees krijgt dan die van de verse. Bacalao en stokvis hebben vrijwel dezelfde smaak en structuur maar vertonen kleine verschillen. De bacalao geeft de indruk van een behoorlijk gezouten vis met een overheersende vissmaak. Stokvis daarentegen heeft een minder nadrukkelijke vissmaak en behoudt zelfs na het weken een vrij stevige structuur. Maar dit neemt niet weg dat miljoenen mensen op de wereld, van Italië tot Brazilië, erom willen wedden dat de bacalao en de stokvis alles te danken hebben aan de manier waaropzij nu juist die vis bereiden. De bacalao en stokvis kunnen worden gebakken, gemarineerd of gekookt. Ze wordt gebruikt in soepen, salades, voor- en hoofdgerecht en zelfs voor desserts. Beide vissoorten kunnen worden gecombineerd met allerlei oliën, sauzen en kruiden. Bacalao en stokvis zijn op hun plaats als traditioneel gerecht, maar evengoed als hoofdingrediënt in sterklasse keukens. Bij het drogen verdwijnt alleen het vocht uit de vis, terwijl smaak en de voedingswaarde behouden blijven. Beide vissoorten bevatten weinig vet en zijn rijk aan eiwitten, vitamine B, ijzer en calcium. Het is daarom niet verbazingwekkend dat in de loop van de tijd bacala en stokvis altijd geliefde favoriete vissoorten zijn gebleven.
42
De herkomst van de woorden ‘bacalao’ en ‘stokvis’ Bacalao ‘Bacalao’ is gewoon het Spaanse woord voor kabeljauw. In allerlei talen vind je licht verschillende variaties, zoals bacalhau in het Portugees of bacalá in het Italiaans. Omdat kabeljauw vrij zeldzaam is in de Spaanse wateren, heeft het woord een ontwikkeling doorgemaakt. Het betekent nu niet alleen gezouten kabeljauw, maar het staat ook voor gedroogde kabeljauw en alles wat met dit basisingrediënt kan worden bereid. Het is ook mogelijk dat de herkomst van bacalao nog verder terug gaat in de tijd. Bijvoorbeeld naar het oude Latijn. Of dat het oorspronkelijk een Nederlandse term is geweest voor gedroogde vis. Waarna de Spanjaarden het woord in de loop van de tijd hebben overgenomen als woord voor de levende vis. Stokvis Terwijl de oorsprong van het woord 'bacalao niet helemaal vaststaat, laat de herkomst van het woord stokvis niets aan duidelijkheid te wensen over. Het Engelse woord stockfish, het Franse stocfis, het Italiaanse stoccafisso en het Noorse stokkfisk komen van het Noorse stokk. Het woord verwijst naar de grote rekken in de open lucht, waarop de verse Noorse kabeljauw gedurende enkele maanden te drogen wordt gehangen.
20 maart
Op 20 maart 1852 ~ Het boek De negerhut van Oom Tom van Harriet Beecher Stowe wordt gepubliceerd. Het boek gaat over de lotgevallen van een aantal slaven in en om een plantage in de Amerikaanse staat Kentucky.
43
Steen van Rosetta Menu "Op de vierde dag van de maand Xandikos, de achtiende Mekhir verklaart Ptolemaeus de immerlevende, door Ra aangewezene".
Vrijdag 27 maart 2015 Aperitief
Voorgerecht
Rosetta Cocktail Of Vers Fruitsap Romige Venkelsoep El Rashid Met Wortelen & Appelsien Gember & Komijn The Cathousebrood
Hoofdgerecht
GebakkenFilet van Kip Rode Ui & Honing Gedroogde Tomaten & Dadels Paprika’s & Pindanoten Zoete Aardappelen
Dessert
Ravani Met Kokosnoot & Kaneel
44
Wijnsuggestie : Rode Wijn afkomstig uit Frankrijk La Balade des Lézards
La Petite Histoire
De steen van Rosette, een stenen sleutel naar succes Ze bestaan nog, talen die niet (geheel) zijn ontcijferd: de Etruskische taal, Lineair B, runentekens, de Mayahiërogliefen. Noeste arbeid en dikwijls een dosis geluk moeten helpen bij de ontsluiering van de raadsels. Zo verging het immers ook de Egyptische hiërogliefen, die dankzij de steen van Rosette in 1822 werden ontcijferd. De Steen van Rosetta of steen van Rosette, is oud-Egyptische inscriptiesteen van granodioriet (van 112 bij 76 cm) die in juli 1799 in Egypte door Franse genietroepen werd ontdekt bij werkzaamheden aan het fort St. Julien (nu Quaitbay) bij de Egyptische plaats Rosetta (nu El Rashid). "Op de vierde dag van de maand Xandikos, de achtiende Mekhir verklaart Ptolemaeus de immerlevende, door Ra aangewezene". Aldus begint het in steen gebeitelde decreet op wat tegenwoordig de "Steen van Rosetta" genoemd wordt. De genoemde dag komt in de huidige jaarteling neer op 27 maart -194. Er staat een decreet op van de koning Ptolemaeus V. Na de kroning van Ptolemaeus V werd de steen ingegraveerd en opgesteld. De Rosetta steen is eigenlijk een fragment van een grotere steen, waarop het besluit van Ptolemaeus V stond. Er stond geschreven dat er een nieuwe goddelijke cultus was ingevoerd rondom de nieuwe heerser. Het had als doel de heerschappij van Ptolemaeus V te legitimeren. Egypte bevond zich in een turbulente periode, waarbij moordcomplotten Egyptische heersers telkens uit de weg ruimden. De werkelijke macht lag zelfs in handen van de figuren achter de complotten. In het zuiden van Egypte woedde ten tijde van het aantreden van Ptolomeus V een opstand. Vanuit het buitenland was er ook nog eens sterke druk vanuit Macedonië en verloor Egypte belangrijke territoria. Ptolemaeus V trad hard op tegen de opstandelingen en contemporaine bronnen omschrijven hem als zeer wreed en tiranniek. Vanuit de priesterskaste genoot hij steun, vandaar dat we de namen van priesters terug vinden onder aan de Rosetta inscripties. Op de steen staat één tekst, neergeschreven op drie verschillende manieren: in het Egyptisch door middel van Egyptische hiërogliefen in het Egyptisch door middel van het demotisch schrift en in het Grieks alfabet. Een deel van de tekst ..terwijl farao PTOLEMAEUS, DE EEUWIG LEVENDE, DE GELIEFDE VAN PTAH, DE GOD EPIHANES EUCHARISTO, de zoon van faro Ptolemaeus en koningin Arsinoe, de goden Philopatores, een weldoener is geweest voor zowel de tempels als hen die daarin wonen, als voor zijn onderdanen, als god geboren uit een god en een godin (zoals Horus de zoon van Isis en Osiris, die zijn vader Osiris heeft gewroken) en die de goden welgezind was, heeft geld en graan aan de de tempels gewijd en veel gedaan voor de welvaart van Egypte en voor de tempelbouw en is is genereus omgegaan met zijn bezit en wat de opbrengsten van de belastingen in Egypte betreft heeft hij sommigen hele hele bedrag en anderen een deel teruggeven opdat het het volk en de anderen goed ging gedurende zijn regering: en terwijl hij de geweldige schulden aan de kroon in Egypte en de rest van het koninkrijk heeft teruggebracht: en terwijl hij gevangenen en zij die al lange tijd ergens van beschuldigd werden vrijliet; en terwijl hij heeft bepaald dat de goden blijvend van de inkomsten van de tempels en hun jaarlijke toelagen, zowel in geld als in graan, zullen mogen genieten, zo ook ... de opbrengsten van de wijnstokken en de tuinen van de goden en andere bezittingen die in zijn vaders tijd aan de goden behoorden.... Napoleon en zijn leger Nadat het Romeinse Rijk de macht over Egypte overnam, rond 30 voor Christus, ging de kunst van het lezen en schrijven van hiëroglyfen geleidelijk verloren. Veel mensen weten niet dat de Egyptische hiëroglyfen daarom meer dan 1500 jaar lang een dode taal was. In 1798 landde Napoleon met zijn Franse vloot nabij Alexandrië in Egypte. Met zijn troepen marcheerde hij naar het zuiden om de Britten rond Caïro te bestrijden. De Fransen wonnen de strijd, maar ondertussen werd de Franse vloot aan de kust tot zinken gebracht door de Engelse marine onder leiding van Lord Horratio Nelson. Het was dus onmogelijk voor Napoleon en zijn troepen om naar Frankrijk terug te keren en dus bleven zij maar liefst drie jaar lang in Egypte. De veldtocht van Napoleon naar Egypte (1798 - 1801) was geen succes. Althans, in militair opzicht want de Engelsen overwonnen de Fransen vrij vlug. Toch is de aanpak van Napoleon nog steeds vermaard; kunstenaars en wetenschappers waren mee en zij tekenden belangwekkende monumenten en namen voorwerpen mee. Wetenschappelijk was de tocht dus wel een succes te noemen. Het was dan ook jammer dat de Engelsen de oudheden in beslag namen, waaronder de steen van Rosette.
45
De ontdekking In 1799, toen de Fransen defensieve stellingen aan het uitgraven waren rond Rashid (het oude Rosetta), een kleine plaats vlakbij Alexandrië, ontdekte een soldaat van Napoleons leger een zwarte basalten steen, 1,14 meter hoog en 72 centimeter breed, met daarop drie verschillende stroken met gegraveerde teksten. Hoewel de soldaat de Egyptische hiëroglyfen aan de bovenkant en het Demotische schrift in het midden niet herkende, was hij wel bekend met de oude Griekse tekst aan de onderkant. In plaats van de steen te gebruiken als onderdeel van zijn barricade, gaf hij het aan enkele geleerden die met Napeoleons leger meereisden. Zij realiseerden zich dat de steen een of ander oud koninklijk decreet was dat in drie verschillende talen was opgeschreven. Zij noemden hem "de Steen van Rosetta" en begonnen de teksten te bestuderen. Hoewel de steen eigenlijk had moeten pronken in het Louvre, ligt hij sinds 1802 in het British Museum. Op de steen, die uit 196 v. Chr. stamt, staat in drie talen een besluit van de priesterraad: in hiërogliefen, als oude statige taal de aangewezen schrijfwijze voor heilige (Grieks: hieros) en in steen gebeitelde (Grieks: glyphein) zaken, in het demotisch, de vereenvoudigde cursieve schrijfwijze die door iedereen uit het volk (Grieks: demos) werd gebruikt, en in het Grieks, de taal voor de administratie in de tijd van de Ptolemeïsche(Griekse!) heersers over Egypte. Dit bleek de gouden combinatie om het geheim van de Egyptische tekens te ontrafelen, want Grieks was immers wel een bekende taal. Frans en/of Engels succes Jean François Champollion wist in 1822 door te kijken en vergelijken tot de oplossing te komen. Koningsnamen speelden daarbij een grote rol. In de hiërogliefen staan de koningsnamen duidelijk gemarkeerd, want ze zijn omgeven door een ovaal, een zogeheten cartouche. Toen de Fransman de juiste medeklinker bij het juiste teken zette - Egyptenaren schreven geen klinkers - was de stap naar meer woorden lezen gezet. De Engelsen konden natuurlijk niet zonder een Engelsman aan de basis van deze ontdekking en schreven een deel van de ontcijfering toe aan hun landgenoot Thomas Young. Hiërogliefen werden voor de eeuwigheid in steen gebeiteld zoals de steen van Rosette en vele monumenten in Egypte laten zien. Maar ook op sarcofagen en oppapyrusrollen werd dit schrift gebruikt vanwege de religieuze functie van deze beeldtaal. Inmiddels is het zover dat een cursus hiërogliefen lezen een leuke vrijetijdsbesteding is, de reis naar Egypte nog maar een kwestie van uren is en de mummiekisten in luttele seconden digitaal in huis vallen. En toch: er gaat nog altijd niets boven een rustig moment in een museum, oog in oog met de uitgehakte of geschilderde tekens en het idee dat je maar een vingerdikte verwijderd bent van een Egyptische steenhouwer. Niet veel later, in 1801, werden de Fransen door de Britten verslagen en kwam de Steen van Rosetta in Britse handen als onderdeel van het Verdrag van Alexandrië. De steen werd in 1802 naar Londen overgebracht, waar hij sindsdien in het British Museum wordt tentoongesteld. Tot de dag van vandaag is de steen het meest bezochte object in het museum. Het belang van de Steen In 1820, na een aantal decennia gevuld met politieke intriges en academische touwtrekkerij, besloten Jean Francois Champollion (een Frans taal- en geschiedkundige) en Thomas Young (een Brits taal- en natuurkundige) hun talenten samen te brengen om eindelijk het Demotische schrift en de Egyptische hiëroglyfen op de Steen van Rosetta te ontcijferen door deze te vergelijken met de bekende Griekse tekst. Hoewel dit proces gecompliceerd was, en niet zonder controversen, was dit het zo belangrijke "Aha! moment" voor Egyptologen, archeologen, taalkundigen en historici. Samengevat kunnen we zeggen dat de Steen van Rosetta ons de code gaf waarmee het mysterie van de Egyptische hiëroglyfen kon worden opgelost. Dankzij de Steen van Rosetta konden de schriftgeleerden de inscripties en de reliëfs lezen -- de teksten, de tafelen en de grafstenen die ons uiteindelijk een modern begrip gaven van de oude Egyptische beschaving. Hiëroglief Een hiëroglief is een pictogram (plaatje) dat een woord of klank uitbeeldt. De term verwees oorspronkelijk naar de Egyptische hiërogliefen, maar wordt tegenwoordig ook toegepast op het Hiëroglyfenhettitisch en de Maya- en Mi'kmaq-geschriften en soms ook op Chinese hanzi-teksten. Het is dus een schriftsysteem door middel van plaatjes of tekeningen. Het Demotisch was een schriftsysteem in het Oude Egypte. Het kwam op omstreeks 600 v.Chr. als vervanger van het hiëratisch schrift. Het is afgeleid van zowel het hiëratisch als van het hiërogliefenschrift, maar dat wordt verhuld door de vloeiende vorm van dit schrift. Eerst werd het vooral gebruikt voor juridische en bestuurlijke documenten en later ook voor literaire en religieuze teksten. Demotisch kan men verdelen in Vroeg-Demotisch, Midden-Demotisch (Ptolemaeisch Demotisch), en Laat-Demotisch (Romeins-Demotisch). Hiëratisch schrift (van het Griekse hieros=heilig), is het schrift dat de Egyptenaren gebruikten op papyrus in plaats van hiërogliefen om dingen makkelijker op te schrijven. Het ontstond al vroeg, rond 2800 v. Chr., dus tijdens de 1e Dynastie van Egypte. Nadat het vervangen werd voor het demotische schrift, gebruikten priesters het nog enkele eeuwen, voordat het rond 400 v. Chr echt was verdwenen. De tekst op de steen is een dankbetuiging van de priesters van Memphis aan koning Ptolemaeus V Epiphanes. De tekst is gedateerd
46
op 27 maart van het jaar 196 v.C. Later zijn nog twee andere decreten gevonden, het decreet van Canopus en het decreet van Memphis. Ook deze decreten waren tweetalig en in drie schriften en gaven daarmee verdere informatie over het demotisch en hiëroglyfisch schrift en de Egyptische taal. De steen van Rosetta bleek door het gebruik van twee talen en drie schriften een belangrijke sleutel te zijn voor het ontcijferen van hiërogliefen door Thomas Young en JeanFrançois Champollion. Deze laatste lukte dat als eerste definitief in 1822. Dit leidde tot begrip van de betekenis van hiërogliefen, die vele eeuwen onbegrijpelijk waren gebleven. Deze ontdekking leidde tot de vertaling van vele teksten. Jean-François Champollion Jean-François Champollion werd geboren op 23 december 1790 in Figeac. Hij stierf in Parijs op 4 maart 1832. Hij was een Frans taalkundige en de grondlegger van de Egyptologie. Zijn beroemdheid dankt aan zijn ontcijfering van het Egyptische hiërogliefenschrift. Jean-François was een wonderkind op het gebied van talen. Champollion werd geboren in Figeac en werd vaak de Jongere genoemd om hem te onderscheiden van zijn broer Champollion-Figeac. Hij was een wonderkind als het om talen ging: toen zijn broer hem in 1805 naar Parijs meenam kende hij al Hebreeuws, Syrisch en Chaldeeuws.[bron?] Hij werd een leerling van Antoine-Isaac Silvestre de Sacy en specialiseerde zich in Oosterse talen. Hij leerde Koptisch, de liturgische taal van de christenen van Egypte, die verwant is met het oud- en middel Egyptisch. Zijn kennis van deze taal was van groot belang bij zijn studie van de hiërogliefen, omdat het de voortzetting van de taal van het Oude Egypte was, maar in zijn tijd al wel gelezen kon worden, omdat het geen gebruik maakt van hiërogliefen. Het koptisch is verwant met het oud- en middel Egyptisch en een voortzetting van de taal van het Oude Egypte. Dit kwam hem later goed van pas bij zijn ontcijfering van het schrift op de steen. In 1812 werd hij aan de universiteit in Grenoble leraar Oude talen. Hij was toen 22 jaar. Toen begon hij tevens een encyclopedisch werk te schrijven over alles wat met het Oude Egypte te maken had. In 1814 werd hiervan het geografische deel uitgegeven. Al in dit boek vermeldde hij dat hij vorderingen gemaakt had in het lezen van de opschriften van de steen van Rosetta. In 1821 gaf hij een boek uit getiteld "De l'écriture hiëratique des Anciens Égyptiens". Er was destijds een discussie gaande over de aard van de hiëratische en hiëroglifische tekens. De grote vraag hierbij was of de tekens begrippen of klanken voorstelden. Champollion dacht rond 1821 nog aan het eerste, maar in 1822 publiceerde hij een opzienbarend hiëroglifisch alfabet. Kwam zijn veranderde houding doordat hij gelezen had over de pogingen van Thomas Young om in de tekens klanken te ontdekken? Zelf heeft hij altijd beweerd van niet. Champollion gebruikte de koningsnamen van de Ptolemeïsche tijd om de alfabetische tekens te ontrafelen. Omdat deze koningen van Griekse afkomst waren, werden hun namen in alfabetische tekens uitgespeld. Dit gaf Champollion de sleutel in handen: de namen van de koningen staan namelijk in de Egyptische tekst op de steen van Rosetta in cartouches, ovale omlijningen. Young ontdekte rond dezelfde tijd dat bepaalde hiërogliefen fonetisch waren. Hij wist ook dat de cartouche de naam van de farao uitdrukte en kon zo verschillende hiërogliefen vertalen.Het gebeurd vaker dat verschillende mensen dezelfde ontdekkingen tezelfder tijd maken. Zekerheid over wie als eerste de sleutel tot ontcijfering vond is dus niet te geven maar in het algemeen wordt de ontdekking aan Champollion toegeschreven In de jaren 1822-1824 werkte Champollion als een bezetene om zijn begrip van het schrift en de taal verder uit te breiden, en in 1824 gaf hij zijn "Précis du Système Hiëroglyphique" uit, waarmee de basis was gelegd voor het ontcijferen van de vele inschriften en papyri gedurende 3000 jaar geschiedenis. Champollion vertrok daarna naar Turijn om de papyri van die stad te bestuderen en vervolgens naar Egypte zelf, waar hij veel teksten eigenhandig optekende. Na zijn terugkomst in 1830 begon hij al het verkregen materiaal te ordenen en te vertalen. In 1831 werd Champollion benoemd tot hoogleraar in inscripties en letterkunde, maar in 1832 op 40-jarige leeftijd stierf hij plotseling door uitputting. Hij werd begraven op het Cimetière du Père-Lachaise. Zijn broer nam daarna het werk zo goed mogelijk over en gaf zowel de Egyptische grammatica als het woordenboek uit, waaraan Champollion gewerkt had. Thomas Young Thomas Young werd geboren op 13 juni 1773 in Milverton. Hij stierf in Londen op 10 mei 1829. Hij was een Engels natuurkundige, egyptoloog en arts. Hij heeft een bijzonder fraaie onofficiële titel en die luidt "de laatste persoon die alles wist" ofwel hij was bekend met vrijwel de hele toenmalige wetenschappelijke kennis. Als egyptoloog kwam hij met de eerste wetenschappelijke ontcijfering van de hiërogliefen. Ook hij vertoonde reeds op jonge leeftijd al tekenen van zijn grote intellect. Naar verluidt kon hij reeds op de leeftijd van twee jaar lezen en had hij op veertienjarige leeftijd kennis van meer dan tien talen. Meer dus dan Champollion op diezelfde leeftijd. Hij volgde in 1794 een doktersopleiding in Londen en twee jaar later ging hij naar Göttingen om er natuurkunde te studeren. Na het behalen van zijn doctoraat keerde hij terug naar Londen en ging er aan de slag als dokter. Hij raakte meer en meer in de ban van de taalwetenschap en door de ontdekking van de steen van Rosetta legde hij zich ook meer toe op de egyptologie.
47
Young was de eerste wetenschapper die de Steen van Rosetta gedetailleerd onderzocht. Hij vergeleek de Egyptische tekst met de Griekse en probeerde een equivalent te maken tussen de Griekse en Egyptische woorden. Hij probeerde hetzelfde te doen met de demotische tekst. Hij kwam zo tot het inzicht dat het demotisch, hiëratisch, en hiëroglifisch schrift verwanten van elkaar zijn. Hij vergeleek deze drie schriften met elkaar en probeerde daarin equivalente tekens te vinden. Young overleed in 1829 op 56-jarige leeftijd. De steen van Rosetta kan worden bezichtigd in het British Museum in Londen, waar hij al sinds 1802 wordt bewaard. In Figeac, de geboorteplaats van Champollion, bevindt zich een kopie van de Steen van Rosetta evenals in het fort waar de steen in 1799 is gevonden. In Nederland is een kopie te vinden in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Egypte eist steen van Rosetta terug van British Museum Egyptes toparcheoloog Zahi Hawass trekt morgen naar Londen om de verantwoordelijken van het British Museum ervan te overtuigen de beroemde steen van Rosetta terug te geven. "De steen is een icoon van de Egyptische identiteit", zegt Hawass, die vindt dat het museum de steen niet naar waarde schat. "De steen werd jaren in een donkere, slecht verlichte kamer bewaard tot ik in 2003 voor een eerste keer vroeg hem terug te geven. Plots was de steen toch erg belangrijk voor het museum", zegt Hawass in de Times. Het museum heeft herhaaldelijk geweigerd de originele steen terug te geven aan Egypte, maar stuurde in 2005 wel een replica naar Caïro. "De beheerders van het museum zijn van mening dat de verzameling moet blijven als een geheel", zegt een woordvoerder van het British Museum. Curatoren van andere Europese musea vrezen dan weer dat Egypte de steen niet goed genoeg kan beschermen. Zo merken ze op dat het geregeld gebeurt dat toeristen artefacten aanraken in het Egyptisch museum in Caïro. De Steen van Rosetta gaat digitaal Computer helpt onbekend schrift ontcijferen Een onbekend schrift ontcijferen is een flinke uitdaging. Waar begin je? En lijkt de onbekende taal eigenlijk wel op een bekende taal? In de 19e eeuw werden onderzoekers geholpen door de Steen van Rosetta, vandaag de dag kunnen computers van grote betekenis zijn. Het ontcijferen van een onbekend schrift is te vergelijken met het leren van een spelletje waarvan je de regels niet kent. Zonder enige houvast moet je uitvinden wat mag en wat niet mag. En daarnaast moet het geheel ook nog een doel, een betekenis hebben. Eeuwenlang waren de Egyptische hiërogliefen onmogelijk te ontcijferen. Dat veranderde plotseling in 1799 met de vondst van de Steen van Rosetta in Egypte. Op de steen stond drie keer dezelfde tekst, één keer in het Grieks, één keer in Egyptische hiërogliefen en één keer in het Demotisch, een ander Oud-Egyptisch schrift. Met deze kennis konden onderzoekers ook andere teksten in hiërogliefen ontcijferen. Puzzelwerk Ontcijferaars van schriften hebben altijd gesteld dat logica en intuïtie onontbeerlijk zijn bij het ontcijferen van onbekende schriften. Elk beetje nieuwe informatie is een aanwijzing die kan leiden tot het vinden van het volgende puzzelstukje. Computers beschikken niet over de logica en intuïtie die hiervoor nodig is en zijn daarmee onbruikbaar bij het ontcijferen. Amerikaanse onderzoekers dachten hier anders over en ontwikkelden een computerprogramma dat automatisch het Ugaritisch, een in 1200 v. Chr. uitgestorven taal verwant aan het Hebreeuws, kan vertalen. Zij presenteerden hun resultaten vorige week tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de Association for Computational Linguistics in Zweden. Tabletten met het Ugaritische schrift zijn voor het eerst in 1929 gevonden in Syrië. Het kostte verschillende onderzoekers drie jaar om de tekst te ontcijferen. De onderzoekers van het Massachusetts Institute of Technology lieten hun computerprogramma het nog eens over doen aan de hand van Hebreeuwse teksten. Het Hebreeuws lijkt zowel qua locatie als qua tijdsperiode op het Ugaritisch, dus de kans is groot dat de onbekende taal daar op zal lijken. Ook menselijke ontcijferaars gebruiken dergelijke aanwijzingen bij hun puzzelwerk. Ugaritisch Het computerprogramma deed enkele uren over het ontcijferen van het Ugaritisch. Menselijke ontcijferaars hadden een paar jaar nodig voor de klus. Als eerste herkende de Duitse onderzoeker Hans Bauer twee Ugaritische letters die in het Hebreeuws in dezelfde patronen voorkomen. Op basis hiervan vond hij enkele woorden die leken op Hebreeuwse woorden en de nieuwe letters die dit opleverde leidden tot weer nieuwe ontdekkingen. Zo werd beetje bij beetje de puzzel opgelost. Vergelijken De software vergeleek de patronen en frequenties van de symbolen in het Ugaritisch met die van het Hebreeuws. De kans is namelijk groot dat symbolen en reeksen symbolen die in het Ugaritisch vaak voorkomen, in het Hebreeuws ongeveer net zo vaak voorkomen. Zo kon het programma 29 van de 30 verschillende Ugaritische symbolen koppelen aan de 22 verschillende letters uit het Hebreeuwse alfabet. 8 van de Hebreeuwse letters bleken overeen te komen met 2 of 3 van de Ugaritische symbolen.
48
Daarnaast kon het programma 60 procent van de Ugaritische woorden met dezelfde woordstam als in het Hebreeuws aanwijzen. Dit zijn bijvoorbeeld het Franse ‘homme’ en het Spaanse ‘hombre’, die beide afstammen van het Latijnse woord voor ‘man’. Het onderzoeksteam onder leiding van Regina Barzilay denkt dat hun computerprogramma met enige aanpassingen ook andere geschriften zal kunnen ontcijferen. Niet alle computerlinguïsten zijn hier echter van overtuigd. “Het Ugaritisch is een eenvoudig en klein schrift dat nauw verwant is aan enkele bekende talen”, aldus Richard Sproat, computerlinguïst aan de Oregon Health en Science University tegen National Geographic. “Het zal niet altijd het geval zijn dat er dergelijke nauw verwante talen beschikbaar zijn.” Barzilay denkt dat dit probleem op te lossen is door het programma het onbekende schrift te laten vergelijken met verschillende talen. Zo wordt de software een soort digitale Steen van Rosetta waarmee de puzzelstukjes van nog niet ontcijferde geschriften ineens op hun plek vallen. 27 maart Op 27 maart 1871 ~ In Edinburgh wordt de eerste officiële rugbyinterland uit de geschiedenis gespeeld. Schotland wint op Raeburn Place van Engeland.
49
Concrete Toelichtingen Adres:
‘The Cathouse’ bevindt zich op de Muggenberglei 228 te 2100 Deurne. Reservatie verplicht via Telefoon: Gsm: 0473 66 48 66 Mailadres:
[email protected] [email protected] Prijs van het menu: 25 euro. Betalen is enkel cash mogelijk. Inbegrepen in de prijs van 25 euro: aperitief, voorgerecht, hoofdgerecht en dessert Niet inbegrepen in de prijs: de drank: frisdrank, wijn, bier, koffie of thee Concept: Elke vrijdag wordt een specifiek menu voorgesteld. Een menuoverzicht wordt via de nieuwsbrief maandelijks aangeboden. Het menu kan aangepast worden voor vegetariërs. Wens je met een hele groep te komen, neem dan gerust contact. Het is mogelijk om een menu op aanvraag samen te stellen. Je bent dan eveneens op andere dagen welkom in ‘The Cathouse’. Een primeur: Wij bieden een speciale service aan voor wie wijn bestelt uit de aangeboden wijnkaart. Wij zorgen voor een BOB, die U en uw gezelschap met uw persoonlijke wagen naar huis brengt. Deze service is gratis indien U binnen een omgeving van 10 km woont.
50