FacilityPro Manager bestandsnaam: revisiedatum: softwareversie:
MAN8 FPMI NLED 3702.doc 20042011 3.7
Installatiehandleiding
Voordat u dit product mag gebruiken dient u akkoord te gaan met de ingesloten Licensieovereenkomst. Als u niet akkoord gaat met de voorwaarden beschreven in de Licentieovereenkomst dient u dit product te retourneren en zal het aankoopbedrag aan u worden gerestitueerd. Systeemeisen: Om FacilityPro Manager te gebruiken heeft u het volgende nodig: 1) Ondersteunde OS (operating systems): Microsoft Windows XP, Windows 2000, Windows 2000 Server, Windows 2003 Server. Voor Collector module (als de terminals op de site automatisch moeten worden uitgelezen) aanbevolen Windows 2003 Server; 2) Ondersteunde Microsoft SQL Server versies: 2000, 2005, 2008 of 2008 R2. Desgewenst kan de Express editie van 2005, 2008 of 2008 R2 worden gebruikt; 3) 512 MB RAM; 4) Per werkstation, inclusief het werkstation waar de Collector service draait, minimaal 50 MB vrije hardeschijfruimte voor het programma, extra schijfruimte vereist voor het opslaan van rapporten en/of de database; 5) Cd-romspeler; 6) VGA kaart: minimum VGA 640x480, 64K kleuren; 7) Microsoft muis of vergelijkbaar aanwijsapparaat; 8) Voor CardPro module vrije USB poort om PC kaartlezer aan te sluiten; 9) Voor Chipknip module een aansluiting op een netwerk met een door Currence gecertificeerde IP verbinding voor Pinnen en Chippen of een vrije seriële poort om een modem aan te sluiten voor het afstorten van Chipknip gegevens naar Equens; 10) TCP/IP-netwerk en 100 MB netwerkkaart vereist wanneer u FacilityPro Manager op meerdere werkstations wilt laten draaien met één centrale database of de terminals op de site via een netwerk wilt instellen en uitlezen; 11) Software COMET en HP iPAQ PDA vereist wanneer u stand-alone terminals op de site wilt kunnen instellen en uitlezen; Voor verdere informatie: Bezoek de Magna Carta Website http://www.magnacarta.nl/
© 2009 Magna Carta Chipcard Solutions. Alle rechten voorbehouden. Magna Carta, FacilityPro, FacilityPro Manager, Comet en het FacilityPro Manager logo zijn wettig gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Magna Carta Chipcard Solutions in Nederland en/of andere landen. Alle andere productnamen zijn handelsmerken of wettig gedeponeerde handelsmerken van hun respectievelijke eigenaren.
INHOUDSOPGAVE
OVER DEZE INSTALLATIEHANDLEIDING ................................... 4 1
INSTALLATIE .................................................. 5
1.1
Introductie ...................................................... 5
1.2
Het installeren van Microsoft SQL Server Express editie ....................... 6
1.3 Het aanmaken van een nieuwe SQL database voor FacilityPro Manager ............ 6 1.3.1 Een nieuwe SQL database aanmaken met SQL Server Management Studio Express..... 6 1.3.2 Een nieuwe SQL database aanmaken met SQL Server Enterprise Manager .......... 9 1.4 Het koppelen van een bestaande FacilityPro Manager database aan SQL Server ..... 1.4.1 Een backup van een FacilityPro Manager database koppelen aan SQL Server ....... 1.4.1.1 SQL Server Management Studio Express............................... 1.4.1.2 SQL Server Enterprise Manager .................................... 1.4.2 Een kopie van een FacilityPro Manager database koppelen aan SQL Server ........ 1.4.2.1 SQL Server Management Studio Express............................... 1.4.2.2 SQL Server Enterprise Manager ....................................
12 13 13 15 17 17 19
1.5
Het installeren van FacilityPro Manager ................................. 21
1.6
Het definiëren van de SQL database voor FacilityPro Manager.................. 23
1.7
Het importeren van een PayPro Manager Paradox database.................... 26
1.8
Het installeren en opstarten van de Collector ............................. 28
1.9
Het installeren en opstarten van de PIM server ............................ 28
1.10
Het installeren en activeren van de Autoload module ....................... 29
1.11
Het aansluiten van een PC kaartlezer ................................... 31
1.12
Help .......................................................... 33
2
OVERIGE .................................................... 34
2.1 Een backup van uw FacilityPro Manager database maken ..................... 34 2.1.1 SQL Server Management Studio Express ............................... 34 2.1.2 SQL Server Enterprise Manager ..................................... 35
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
3
Over deze installatiehandleiding Dit is een installatiehandleiding voor FacilityPro Manager (versie MAN8 FPMI NLED 3702.doc). Wanneer in de tekst opsommingen voorkomen die geen instructies zijn zullen ze zijn genummerd met haken, als volgt: 1) Eerste punt. 2) Tweede punt, enzovoorts. In elk hoofdstuk, behalve de inleiding, zult u instructies vinden voor het uitvoeren van de diversen taken die FacilityPro Manager ondersteunt. Deze instructies hebben altijd een kop die begint met Zo, bijvoorbeeld Zo installeert u FacilityPro Manager op een werkstation:. De instructies voor die taak worden vervolgens stapsgewijs gegeven, in de volgorde waarin u ze uitvoert, en genummerd met punten, als volgt: 1. Stap 1. 2. Stap 2. 3. Stap 3, enzovoorts. In de instructies wordt verondersteld dat u, de gebruiker van FacilityPro Manager, enige ervaring heeft met het gebruik van computers. Voor de volledigheid leggen we hier kort toe wat bedoeld wordt met enkele in de instructies voorkomende begrippen: 1) ‘Klik [knopnaam]’ betekent: beweeg uw muis naar de aangegeven knop op het beeldscherm en druk op de linker muisknop. De naam van die knop zal met een grijze achtergrond worden weergegeven, zodat hij in de meeste gevallen lijkt op wat er op het scherm zichtbaar is. Voorbeeld: Klik OK. 2) ‘Klik op’ betekent: beweeg uw muis naar de aangegeven plek op het beeldscherm en druk op de linker muisknop. Bijvoorbeeld: Klik op de tab ‘Toegang’. 3) ‘Dubbelklik op’ betekent: beweeg uw muis naar de aangegeven plek op het beeldscherm en druk tweemaal snel achter elkaar op de linker muisknop. 4) ‘Klik rechts’ betekent: beweeg uw muis naar de aangegeven plek op het beeldscherm en en druk op de rechter muisknop. 5) ‘Kies’ zal alleen gebruikt worden bij menu- en submenukeuzen, en betekent: klik op de aangegeven menukeuze, die in vette letters zal worden genoemd. Bijvoorbeeld: ‘Kies menu Kaarten, Kies Kaarthouders’ betekent klik op het menu Kaarten, en klik vervolgens op het submenu Kaarthouders. 6) ‘Selecteer’ betekent: klik op het aangegeven item. Het item zal een blauwe achtergrond krijgen en is nu geselecteerd. Voorbeeld: Selecteer in de lijst het record dat u wilt verwijderen. 7) ‘Druk op’ zal altijd betrekking hebben op de toetsen op het toetsenbord. De toetsen hebben het formaat
. Voorbeeld: Druk op . 8) ‘Type’ betekent: voer met het toetsenbord gegevens in; de te typen tekst zal tussen aanhalingstekens staan en vet zijn afgedrukt. Voorbeeld: Type de naam van de kaarthouder ‘Jan Jansen’.
4
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
1 Installatie 1.1 Introductie Voordat u met FacilityPro Manager aan de slag kunt zult u Microsoft SQL Server 2000, 2005, 2008 of 2008 R2 of de Express editie van 2005 , 2008 of 200 R2 moeten installeren en op ten minste één workstation FacilityPro Manager moeten installeren. Een database moet worden aangemaakt met de geïnstalleerde SQL Server en deze moet worden gedefinieerd als de database voor FacilityPro Manager. Eventueel zult u een PC kaart lezer willen koppelen aan één of meerdere werkstations. Dit hoofdstuk beschrijft hoe u bovenstaande kunt realiseren. U heeft de volgende software en hardware ontvangen: 1) cd-rom met het bestand setup.exe, waarmee FacilityPro Managerwordt geïnstalleerd, en met de FacilityPro Manager installatie- en gebruikershandleidingen in bestandsvorm 2) Uitdraai van de FacilityPro Manager installatiehandleiding 3) Uitdraai van de FacilityPro Manager gebruikershandleiding 4) Omnikey CardMan 5121 of 5321 PC kaartlezer(s) indien besteld 5) Cd-rom met de bestanden , CardMan_Synchronous_API_V1_1_1_1.exe>, en <[cardkeys].ini> indien u een PC kaartlezer heeft besteld 6) iPAQ voor handmatig uitlezen en configureren van terminals indien besteld 7) cd-rom met COMET software voor iPAQ en COMET gebruikershandleiding indien u een iPAQ heeft besteld 8) cd-rom met de bestanden en , zijnde een voor u ontworpen database, en andere site specifieke bestanden en handleidingen, indien besteld De werkstations waarop u FacilityPro Manager wilt installeren moeten minimaal aan de volgende systeemeisen voldoen: Minimale configuratie 1) Ondersteunde OS (operating systems): Microsoft Windows XP, Windows 2000, Windows 2000 Server, Windows 2003 Server. Voor Collector module (als de terminals op de site automatisch moeten worden uitgelezen) aanbevolen Windows 2003 Server; 2) Ondersteunde Microsoft SQL Server versies: 2000, 2005, 2008 of 2008 R2. Desgewenst kan de Express editie van 2005, 2008 of 2008 R2 worden gebruikt; 3) Als de terminals op de site automatisch moeten worden uitgelezen moet de Collector module van FacilityPro Manager op een PC worden geïnstalleerd (Windows 2003 Server aangeraden) en actief zijn als service. 4) 512 MB RAM;
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
5
5) Per werkstation, inclusief het werkstation waar de collector service draait, minimaal 50 MB vrije harde-schijfruimte voor het programma, extra schijfruimte vereist als op het werkstation de database of rapporten worden opgeslagen; 6) Cd-romspeler; 7) VGA kaart: minimum VGA 640x280, 64K kleuren; 8) Microsoft muis of vergelijkbaar aanwijsapparaat 9) Voor CardPro module vrije USB poort om PC kaartlezer aan te sluiten; 10) Voor Chipknip module een aansluiting op een netwerk met een door Currence gecertificeerde IP verbinding voor Pinnen en Chippen of een vrije seriële poort om een modem aan te sluiten voor het afstorten van Chipknip gegevens naar Equens; 11) TCP/IP-netwerk en 100 MB netwerkkaart vereist wanneer u FacilityPro Manager op meerdere werkstations wilt laten draaien met één centrale database of de terminals op de site via een netwerk wilt instellen en uitlezen; 12) Software COMET en HP iPAQ PDA vereist wanneer u stand-alone terminals op de site wilt kunnen instellen en uitlezen;
1.2 Het installeren van Microsoft SQL Server Express editie FacilityPro Manager kan worden gebruikt als een ondersteunde Microsoft SQL Server geïnstalleerd en actief is. Deze paragraaf geeft instructies voor het installeren, activeren en instellen van Microsoft SQL Server 2005 Express editie. Zo installeert u Microsoft SQL Server Express editie: 1. Download “.NET Framework 2.0 Redistributable Package (x86)” van de Microsoft website: bewaar het bestand <dotnetfx.exe> en installeer deze vervolgens. 2. Download “Microsoft SQL Server 2005 Express edition” van de Microsoft website: bewaar het bestand <SQLEXPR.EXE >, pak deze vervolgens uit en installeer deze. Gedurende het installeren moet u “mixed mode” kiezen als ‘authentication mode’ en moet u een wachtwoord ingeven. Verder kunt u overal ‘next’, ‘install’ en ‘finish’ kiezen. 3. Download “SQL Server Management Studio Express” van de Microsoft website: bewaar het bestand < SQLServer2005_SSMSEE.msi > en installeer deze vervolgens.
1.3 Het aanmaken van een nieuwe SQL database voor FacilityPro Manager SQL Server (alle versies) kan worden beheerd met de Microsoft software SQL Server Management Studio Express of met de wat oudere software SQL Server Enterprise Manager. Deze paragraaf geeft instructies voor het aanmaken van een nieuwe database voor een nieuwe site. Er wordt verondersteld dat een Microsoft SQL Server is geïnstalleerd en actief is.
1.3.1 Een nieuwe SQL database aanmaken met SQL Server Management Studio Express Deze paragraaf veronderstelt dat SQL Server Management Studio Express is geïnstalleerd.
6
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
Zo maakt u een nieuwe database aan voor FacilityPro Manager met SQL Server Management Studio Express: 1. 2. 3. 4.
Klik op de knop Start van Windows. Kies Programma’s. Kies Microsoft SQL Server 2005 (of Microsoft SQL Server). Kies SQL Server Management Studio Express. U ziet het “Connect to Server” scherm (Figuur 1-1). Maak een aantekening van de Server naam. Als die niet is ingevuld dient u de Windows naam van uw PC in te vullen (gevolgd door ‘\SQLEXPRESS’ in het geval van SQL Express editie).
Figuur 1-1 SQL Server Express Editie “Connect to Server” scherm
5. Klik Connect. U ziet het SQL Server Management Studio Express scherm (Figuur 1-2). Standaard heeft het veld ‘Authentication’ de waarde ‘Windows Authentication’. U kunt ook ‘SQL Server Authentication’ kiezen. In dat geval dient u de gebruikersnaam ‘sa’ in te geven en het wachtwoord gekozen in stap 2 van §1.2 (SQL Express editie) of het wachtwoord dat is bepaald door uw systeem manager voor SQL server authenticatie (SQL Server 2000 of 2005).
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
7
Figuur 1-2 SQL Server Management Studio Express scherm
6. Klik rechts op Databases in de lijst onder ‘Object Explorer’. 7. Kies New Database…. U ziet het SQL “New Database” scherm (Figuur 1-3).
Figuur 1-3 “New Database” scherm
8. Type de naam voor de FacilityPro Manager database, bijvoorbeeld ‘FPM database’. 9. Klik OK. De SQL database wordt aangemaakt en u keert terug naar het SQL Server Management Studio Express acherm (Figuur 1-2). 10. Klik rechts op Security. 11. Kies New. 12. Kies Login…. U ziet het SQL “Login-New” scherm (Figuur 1-4).
8
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
Figuur 1-4 SQL “Login-New” scherm
13. Type de loginnaam, bijvoorbeeld ‘FacilityPro’. 14. Selecteer de knop ‘SQL Server authentication’. 15. Type en bevestig een wachtwoord. 16. Klik in het veld ‘Enforce password policy’ waardoor alle drie de vinkjes verdwijnen. 17. Selecteer in het veld ‘Default database’ de database die u in stap 8 heeft genoemd van de dropdown lijst. 18. Selecteer (links) de pagina ‘User mapping’. 19. Klik in het veld naast de database die u heeft genoemd in stap 8, onder ‘Users mapped to this login’, om het aan te vinken. 20. Klik in het veld naast ‘db_owner’, onder ‘Database role membership for: [this database]’, om het aan te vinken. Dit zorgt ervoor dat de loginnaam die we aanmaken het recht krijgt in de database in te loggen. 21. Klik OK. U keert terug naat het SQL Server Management Studio Express scherm (Figuur 1-2). U heeft nu een lege database aangemaakt in SQL server. In §1.6 ‘Het definiëren van de SQL database voor FacilityPro Manager’ zult u deze database opgeven als de database voor FacilityPro Manager.
1.3.2 Een nieuwe SQL database aanmaken met SQL Server Enterprise Manager Deze paragraaf veronderstelt dat SQL Server Enterprise Manager is geïnstalleerd. Zo maakt u een nieuwe database aan voor FacilityPro Manager met SQL Server Enterprise Manager: 1. Klik op de SQL Server PC op de Windows Start-knop. 2. Kies Alle Programma’s.
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
9
3. Kies Microsoft SQL Server (of Microsoft SQL Server 2005). 4. Kies Enterprise Manager. U ziet het SQL Server Enterprise Manager scherm (Figuur 1-5).
Figuur 1-5
5. Ga naar Microsoft SQL Servers – SQL Server Group – (local)(Windows NT) – Databases 6. Klik rechts op Databases. 7. Kies New Database…. U ziet het SQL “Database Properties” scherm (Figuur 1-6).
Figuur 1-6
8. Type de naam voor de FacilityPro Manager database, bijvoorbeeld ‘FPM database’.
10
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
9. Klik OK. De SQL database wordt aangemaakt en u keert terug naar de Server Enterprise Manager scherm (Figuur 1-5). 10. Dubbelklik op Security. 11. Klik rechts op Logins. 12. Kies New login…. U ziet het “New Login” scherm (Figuur 1-7). Klik eerst OK als u de waarschuwing ziet zoals in Figuur 1-8.
Figuur 1-7
Figuur 1-8
13. Type de loginnaam, bijvoorbeeld ‘FacilityPro’. 14. Selecteer de radio button ‘SQL Server authentication’ en type een wachtwoord. 15. Selecteer in het veld ‘Database’ uit de dropdown de database die u heeft genoemd in stap 8. 16. Selecteer de tab ‘Database Access’ (Figuur 1-9).
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
11
Figuur 1-9
17. Klik in het veld naast de database die u heeft genoemd in stap 8, onder ‘Specify which databases can be accessed by this login’, om het aan te vinken. 18. Klik in het veld naast ‘db_owner’, onder ‘Datase roles for [this database]’, om het aan te vinken. Dit geeft de loginnaam die we aan het aanmaken zijn het recht in de database in te loggen. 19. Klik OK. U ziet het ‘SQL Confirm Password’ scherm (Figuur 1-10).
Figuur 1-10
20. Type het wachtwoord dat u heeft gedefinieerd in stap 14. 21. Klik OK. U keert terug naar het Server Enterprise Manager scherm (Figuur 1-5). U heeft nu een lege database aangemaakt in SQL server. In §1.6 ‘Het definiëren van de SQL database voor FacilityPro Manager’ zult u deze database opgeven als de database voor FacilityPro Manager.
1.4 Het koppelen van een bestaande FacilityPro Manager database aan SQL Server Deze paragraaf geeft instructies voor het importeren van een bestaande FacilityPro Manager of PayPro Manager SQL database. Bijvoorbeeld:
12
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
1) Een database van een site waar een eerdere versie van FacilityPro Manager of de voorganger daarvan, PayPro Manager, in gebruik is geweest. Wanneer de SQL database voor FacilityPro Manager wordt gedefinieerd (§1.6 ‘Het definiëren van de SQL database voor FacilityPro Manager’), zal de database worden ge-update naar de huidige versie van FacilityPro Manager. 2) Een database die door Magna Carta voor u is ontworpen en opgezet en is geleverd met FacilityPro Manager. De database die moet worden gekoppeld kan ofwel het formaat van een backup bestand hebben met de naam [databasenaam.bak], of in het formaat van twee bestanden genaamd [databasenaam_data.MDF] en [databasenaam_log.LDF]. U kunt niet een database koppelen die is aangemaakt of gebruikt met een andere versie van Microsoft SQL Server dan de versie die u nu gebruikt. Er wordt verondersteld dat er een Microsoft SQL Server is geïnstalleerd en actief is. Als u een bestaande PayPro Manager Paradox database wilt importeren moet u achtereenvolgens de instrcucties uitvoeren van §1.3 ‘Het aanmaken van een nieuwe SQL database voor FacilityPro Manager’ uitvoeren, §1.6 ‘Het definiëren van de SQL database voor FacilityPro Manager’ en §1.7 ‘Het importeren van een PayPro Manager Paradox database’.
1.4.1 Een backup van een FacilityPro Manager database koppelen aan SQL Server De instructies in deze paragraaf veronderstellen dat u een .bak bestand heeft met de backup van een FacilityPro Manager database en dat u deze heeft opgeslagen in een map op de SQL Server PC. 1.4.1.1 SQL Server Management Studio Express Deze paragraaf veronderstelt dat SQL Server Management Studio Express is geïnstalleerd. Zo koppelt u een backup van een bestaande database aan SQL Server met SQL Server Management Studio Express: 1. Maak een nieuwe, lege database aan met de naam die u aan de database wil geven (§1.3.1). 2. Klik rechts op Databases in de lijst onder ‘Object Explorer’ vanuit SQL Server Management Studio Express scherm (Figuur 1-2). 3. Kies Restore database. U ziet het “Restore database” scherm (Figuur 1-11).
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
13
Figuur 1-11
4. Type de naam die u aan de database wil geven in het veld “To database” (zie stap 1). 5. Klik de radio button “From device”. 6. Klik de browse knop (…). 7. Klik Add en browse naar het .bak bestand em selecteer het. 8. Klik OK. 9. Klik OK. 10. Klik in het veld onder “Restore” voor het backup bestand dat u heeft toegevoegd om het aan te vinken. 11. Klik op Options onder ‘Select a page’. 12. Klik in het veld ‘Overwrite the existing database’ om het aan te vinken. 13. Klik op de browse knop rechts van het eerste bestand (.mdf) getoond onder ‘Restore the database as’, browse naar de map waar al uw SQL databases staan opgeslagen (standaard C:\Program Files\Microsoft SQL Server\MSSQL.1\MSSQL\Data\) en dubbelklik het .mdf bestand met de naam die u heeft gekozen in stap 1. 14. Herhaal de vorige stap voor het tweede bestand (.ldf) getoond onder ‘Restore the database as’ waarbij u het .ldf bestand met de naam die u heeft gekozen in stap 1 kiest en met ‘log’ achter de naam. 15. Klik OK. Wacht op de melding zoals in Figuur 1-15.
Figuur 1-12
14
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
U heeft nu een backup van een bestaande database aan SQL server gekoppeld. In §1.6 ‘Het definiëren van de SQL database voor FacilityPro Manager’ zult u deze database opgeven als de database voor FacilityPro Manager. 1.4.1.2 SQL Server Enterprise Manager Deze paragraaf veronderstelt dat SQL Server Enterprise Manager is geïnstalleerd. Zo koppelt u een backup van een bestaande database aan SQL Server met SQL Server Enterprise Manager: 1. Maak een nieuwe, lege database aan met de naam die u aan de database wil geven (§1.3.2). 2. Vanuit het SQL Server Enterprise Manager scherm (Figuur 1-5), ga naar Microsoft SQL Servers – SQL Server Group – (local)(Windows NT) – Databases 3. Klik rechts op Databases. 4. Kies All Tasks. 5. Kies Restore database….U ziet het “Restore database” scherm (Figuur 1-13).
Figuur 1-13
6. Type de naam van de database in het veld “Restore as database” (zie stap 1). 7. Klik op de radio button “From device”. U ziet een scherm zoals in Figuur 1-14.
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
15
Figuur 1-14
8. Klik “Select devices”. U ziet het “Choose restore devices” scherm (Figuur 1-15).
Figuur 1-15
9. Klik Add. U ziet het “Choose restore destination” scherm (Figuur 1-16).
16
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
Figuur 1-16
10. Klik op de browse knop (…) en browse naar het .bak bestand. 11. Klik vier keer OK. Wacht op de melding zoals inFiguur 1-17.
Figuur 1-17
U heeft nu een backup van een bestaande database aan SQL server gekoppeld. In §1.6 ‘Het definiëren van de SQL database voor FacilityPro Manager’ zult u deze database opgeven als de database voor FacilityPro Manager.
1.4.2 Een kopie van een FacilityPro Manager database koppelen aan SQL Server Deze paragraaf veronderstelt dat u een .MDF en een .LDF bestand heeft opgeslagen in de map die door SQL Server wordt gebruikt voor databases. 1.4.2.1 SQL Server Management Studio Express Deze paragraaf veronderstelt dat SQL Server Management Studio Express is geïnstalleerd. Zo koppelt u een kopie van een bestaande database aan SQL Server met SQL Server Management Studio Express: 1. 2. 3. 4.
Klik op de Windows Start-knop. Kies Programma’s. Kies Microsoft SQL Server 2005 (of Microsoft SQL Server). Kies SQL Server Management Studio Express. U ziet het SQL Server Express Editie “Connect to Server” scherm (Figuur 1-1). Maak een aantekening van de Server naam. 5. Klik Connect. I ziet het SQL Server Management Studio Express scherm (Figuur 1-2). 6. Klik rechts op Databases in de lijst onder ‘Object Explorer’. 7. Kies Attach. U ziet het “Attach Databases” scherm (Figuur 1-18).
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
17
Figuur 1-18
8. Klik Add. U ziet het “Locate Database Files” scherm (Figuur 1-19).
Figuur 1-19
9. Ga naar de map waar het .MDF bestand van de bestaande SQL database is opgeslagen. 10. Selecteer het .MDF bestand. 11. Klik OK. U keert terug naar het “Attach database” scherm (Figuur 1-18). 12. Klik OK. U keert terug naar het SQL Server Management Studio Express scherm (Figuur 1-2). De gekoppelde database is opgenomen in de lijst van databases, met dezelfde naam als in de bestandsnaam van het gekoppelde bestand [databasenaam_data.MDF].
18
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
13. Klik rechts op Security. 14. Kies New. 15. Kies Login…. U ziet het “Login-New” scherm (Figuur 1-4). 16. Type de loginnaam, bijvoorbeeld ‘FacilityPro’. 17. Selecteer de knop ‘SQL Server authentication’. 18. Type en bevestig een wachtwoord. 19. Klik in het veld ‘Enforce password policy’ om alle drie de vinkjes weg te halen. 20. Selecteer in het veld ‘Default database’ de database die u heeft gekozen in stap 10 van de dropdown. 21. Selecteer de pagina ‘User mapping’. 22. Klik onder ‘Users mapped to this login’ in het veld naast de database die u heeft gekozen in stap 10 om het aan te vinken. 23. Klik onder ‘Datase role membership for: [this database]’ in het veld naast ‘db_owner’ om het aan te vinken. Dit geeft de loginnaam die we aan het aanmaken zijn het recht in de database in te loggen. 24. Klik OK. U keert terug naar het SQL Server Management Studio Express scherm (Figuur 1-2). U heeft nu een kopie van een bestaande database gekoppeld aan SQL server. In §1.6 ‘Het definiëren van de SQL database voor FacilityPro Manager’ zult u deze database opgeven als de database voor FacilityPro Manager. 1.4.2.2 SQL Server Enterprise Manager Deze paragraaf veronderstelt dat SQL Server Enterprise Manager is geïnstalleerd. Zo koppelt u een kopie van een bestaande database aan SQL Server met SQL Server Enterprise Manager: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Klik op de SQL Server PC op de Windows Start-knop. Kies All Programsa’s. Kies Microsoft SQL Server (of Microsoft SQL Server 2005). Kies Enterprise Manager. U ziet het SQL Server Enterprise Manager scherm (Figuur 1-5). Ga naar Microsoft SQL Servers – SQL Server Group – (local)(Windows NT) – Databases Klik rechts op Databases. Kies All Tasks. Kies Attach database….U ziet het “Attach database” scherm (Figuur 1-20).
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
19
Figuur 1-20
9. Klik de browse knop (…) en browse naar de map waar het .MDF bestand van de bestaande SQL database is opgeslagen. 10. Selecteer het .MDF bestand. 11. Klik OK. U keert terug naar het “Attach database” scherm (Figuur 1-20). 12. Klik OK. U keert terug naar het SQL Server Enterprise Manager scherm (Figuur 1-5). De De gekoppelde database is opgenomen in de lijst van databases, met dezelfde naam als in de bestandsnaam van het gekoppelde bestand [databasenaam_data.MDF]. 13. Dubbelklik op Security. 14. Klik rechts op Logins. 15. Kies New login…. U ziet het “New Login” scherm (Figuur 1-7). Klik eerst OK als u de waarschuwing ziet zoals in Figuur 1-8. 16. Type de loginnaam, bijvoorbeeld ‘FacilityPro’. 17. Selecteer de radio button ‘SQL Server authentication’ en type een wachtwoord. 18. Selecteer in het veld ‘Database’ uit de dropdown de database die u heeft gekozen in stap 10. 19. Selecteer de tab ‘Database Access’ (Figuur 1-9). 20. Klik in het veld naast de database die u heeft gekozen in stap 10, onder ‘Specify which databases can be accessed by this login’, om het aan te vinken. 21. Klik in het veld naast ‘db_owner’, onder ‘Datase roles for [this database]’, om het aan te vinken. Dit geeft de loginnaam die we aan het aanmaken zijn het recht in de database in te loggen. 22. Klik OK. U ziet het ‘SQL Confirm Password’ scherm (Figuur 1-10). 23. Type het wachtwoord dat u heeft gedefinieerd in stap 17. 24. Klik OK. U keert terug naar het Server Enterprise Manager scherm (Figuur 1-5). U heeft nu een kopie van een bestaande database aan SQL server gekoppeld. In §1.6 ‘Het definiëren van de SQL database voor FacilityPro Manager’ zult u deze database opgeven als de database voor FacilityPro Manager.
20
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
1.5 Het installeren van FacilityPro Manager Voordat u FacilityPro Manager installeert dient u een nieuwe database aan te maken in SQL Server of een backup of een kopie van een bestaande database te koppelen aan SQL server (zie §1.3 ‘Het aanmaken van een nieuwe SQL database voor FacilityPro Manager’ of §1.4 ‘Het koppelen van een bestaande FacilityPro Manager database aan SQL Server’). Anders zult u niet kunnen invoeren in FacilityPro Manager welke SQL database gebruikt moet worden (zie §1.6 ’Het definiëren van de SQL database voor FacilityPro Manager’). Om een site met FacilityPro Manager te beheren zult u het programma op één of meerdere computers moeten installeren. Deze computers noemen we de werkstations. Voor elk workstation moet u onderstaande instructies uitvoeren. Als de terminals op de site automatisch moeten worden uitgelezen via een network zal op één werkstation, de Collector genomend, de Collector module van FacilityPro Manager moeten worden geïnstalleerd. Deze module draait als een service en leest automatisch de gegevens van de terminals op gezette tijden uit en geeft dan tevens wijzigingen in de configuratie van de terminals door. Zo installeert u FacilityPro Manager op een werkstation: 1. Plaats de FacilityPro Manager cd in de cd-romspeler van het werkstation. 2. Klik op de Windows Start-knop. 3. Kies Uitvoeren. 4. Klik op Bladeren. 5. Klik op het pijltje naast het veld ‘Zoeken in:’. 6. Selecteer het icoon voor de FacilityPro Manager installatie cd. 7. Selecteer de map FacilityPro Manager. 8. Klik op Openen. 9. Selecteer het installatie programma Setup.exe. 10. Klik op Openen. 11. Klik op OK. De installatie van FacilityPro Manager op dit werkstation wordt gestart. U ziet het “Installatieopties” scherm (Figuur 1-21).
Figuur 1-21 The “Installatie Opties” scherm of the FacilityPro Manager setup program
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
21
12. Klik, als dit werkstation geen Collector functie zal hebben, in het veld ‘Collector’ om het vinkje weg te halen. 13. Klik, als u niet wilt dat er een snelkoppeling naar FacilityPro Manager wordt opgenomen in het Windows Start Menu (onder Programma’ss), in het veld ‘Start Menu Shortcuts’ om het vinkje weg te halen. 14. Klik Volgende. U ziet het “Installatiemap” scherm (Figuur 1-22).
Figuur 1-22
15. Klik Installeren. Klik OK als u de melding ziet zoals in Figuur 1-23.
Figuur 1-23
16. Het programma wordt geïnstalleerd. Een Word bestand met deze with this installatiehandleiding zal automatisch worden geopend. FacilityPro Manager zal anzelf opstarten. U ziet het “Select Database” scherm van FacilityPro Manager (Figuur 1-26). 17. Als de SQL database die u wilt gebruiken nog niet is aangemaakt in uw SQL server (zie §1.3 ‘Het aanmaken van een nieuwe SQL database voor FacilityPro Manager’ of §1.4 ‘Het koppelen van een bestaande FacilityPro Manager database aan SQL Server’), klik Annuleren. U ziet het scherm zoals in Figuur 1-24. Klik OK, en maak eerst de database aan in de SQL server. Ga vervolgens verder met §1.6.
Figuur 1-24
22
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
18. Als de SQL database die u wilt gebruiken al is aangemaakt in uw SQL server (zie §1.3 ‘Het aanmaken van een nieuwe SQL database voor FacilityPro Manager’ of §1.4 ‘Het koppelen van een bestaande FacilityPro Manager database aan SQL Server’), kunt u verder gaan met stap 5 van §1.6 ’Het definiëren van de SQL database voor FacilityPro Manager’, nadat de volgende stap. 19. Het “Setup: Voltooid” scherm verschijnt (Figuur 1-25). Klik Afsluiten.
Figuur 1-25 Het “Setup: Voltooid” scherm van FacilityPro Manager
FacilityPro Manager is nu geïnstalleerd op dit werkstation. De programmabestande zijn opgeslagen in de map C:\Program Files\Magna Carta\FacilityPro Manager\bin. Het programma wordt opgestart met het bestand FacilityPro.exe. De map C:\Program Files\Magna Carta\FacilityPro Manager\data bevat een standaard FacilityPro Manager SQL database in de bestanden en . Zo verwijdert u het programma FacilityPro Manager van een werkstation: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Klik op de Windows Start-knop. Kies Instellingen. Kies Configuratiescherm. Dubbelklik op Programma’s toevoegen/verwijderen. Selecteer FacilityPro Manager uit de lijst. Klik op de knop Toevoegen/Verwijderen. U wordt gevraagd te bevestigen dat u FacilityPro Manager wilt verwijderen. 7. Klik Ja.
1.6 Het definiëren van de SQL database voor FacilityPro Manager Zo definieert u de SQL database voor FacilityPro Manager: 1. Klik op de Windows Start-knop. 2. Kies Programma’s. 3. Kies FacilityPro Manager.
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
23
4. Kies FacilityPro Manager. U ziet het “Voer de databasenaam in” scherm van FacilityPro Manager (Figuur 1-26).
Figuur 1-26 Het “Voer de databasenaam in” scherm van FacilityPro Manager
5. Type de naam van de SQL Server (voor de SQL Experess editie is dit de Windows naam van uw computer, gevolgd doot ‘\SQLEXPRESS’, voor Microsoft SQL Server Studio Express zie stap 4 van §1.3.1 of §1.4.1.1 of §1.4.2.1). 6. Type de databasenaam die u heeft opgegeven in stap 8 van §1.3.1 ’Een nieuwe SQL database aanmaken met SQL Server Management Studio Express’ of §1.3.2 ‘Een nieuwe SQL database aanmaken met SQL Server Enterprise Manager’) of de naam van de database die u heeft gekoppeld aan uw SQL Server in §1.4 ‘Het koppelen van een bestaande FacilityPro Manager database aan SQL Server’. 7. Klik OK. 8. Als u een nieuwe database hebt gekozen moet u nu stappen 9 t/m 12 doorlopen en vervolgens stap 15, anders gaat u nu door met stap 13. 9. Type de loginnaam en het wachtwoord als daarom wordt gevraagd. U zietFiguur 1-27.
Figuur 1-27
10. Klik OK. U zietFiguur 1-28.
Figuur 1-28
11. Klik OK. U ziet Figuur 1-29.
24
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
Figuur 1-29
12. Klik Nee. De database wordt gevuld met de standaard data. Daarna ziet u het FacilityPro Manager login scherm (Figuur 1-30). U kunt verder gaan met stap 15.
Figuur 1-30 Het FacilityPro Manager login scherm
13. Type loginnaam en wachtwoord indien daarom wordt gevraagd. U ziet Figuur 1-31.
Figuur 1-31
14. Klik OK. Als u een boodschap zoals in Error! Reference source not found. ziet, klik Yes. U ziet het FacilityPro Manager login scherm (Figuur 1-30).
Figuur 1-32
15. Type de Loginnaam en het wachtwoord. Opmerking: het wachtwoord is hoofdletter gevoelig. Na een nieuwe installatie kunt u linloggen met Loginnaam = “klant” en
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
25
Wachtwoord = “kalnt”. Uiteraard wordt aangeraden voor de beheerders die FacilityPro Manager gaan gebruiken nieuwe login namen aan te maken en deze standard loginnaam te verwijderen. 16. Klik OK. U ziet het startscherm van FacilityPro Manager. U wordt verwezen naar de FacilityPro Manager gebruikershandleiding voor verdere uitleg over het werken met FacilityPro Manager.
1.7 Het importeren van een PayPro Manager Paradox database Als u een bestaande PayPro Manager Paradox database wilt importeren in FacilityPro Manager moet u eerst FacilityPro Manager opstarten met een lege database (zie §1.3 ’Het aanmaken van een nieuwe SQL database voor FacilityPro Manager’ en §1.6 ‘Het definiëren van de SQL database voor FacilityPro Manager’). Vervolgens moet u de instructies in deze paragraaf uitvoeren. Opmerking: het is aan te raden eerst de Paradox database op te schonen met het onderhoudsprogramma van de Paradox versie van de PayPro Manager software die u gebruikte (zie de PayPro Manager gebruikershandleiding). Zo importeert u een PayPro Manager Paradox database in FacilityPro Manager 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Klik op de Windows Start-knop. Kies Programma’s. Kies FacilityPro Manager. Kies FacilityPro Manager. U ziet het FacilityPro Manager login scherm (Figuur 1-30). Type uw loginnaam en wachtwoord. Klik OK, één of tweemaal, tot u het startscherm van FacilityPro Manager ziet. Kies menu Bestand. Kies Importeren. Kies Database importeren …. U ziet het scherm zoals inFiguur 1-33.
Figuur 1-33
10. Klik Nee. U ziet een browse scherm. 11. Browse naar de map waar de Paradox database die u wilt importeren is opgeslagen en selecteer een willekeurig bestand met .db extensie uit die map. 12. Klik Open. U ziet het scherm in Figuur 1-34. Als u de boodschap “Lost connection with database” ziet dient u eerst op het gebruikte werkstation de BDE administrator te installeren (deze wordt geleverd met de installatie van Paradox versies van PayPro Manager) om toegang tot de data in de Paradox database te verkrijgen.
26
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
Figuur 1-34
13. Klik OK. 14. Steeds als u een scherm ziet zoals in Figuur 1-35, klik Ja als u de gegevens uit de genoemde tabel wilt importeren en Nee als u dat niet wilt.
Figuur 1-35
Steeds als u een scherm ziet zoals in Figuur 1-36, klik OK.
Figuur 1-36
15. Als een tabel erg groot is ziet u een scherm zoals in Figuur 1-37. Klik Ja als u de gegevens uit de genoemde tabel wilt importeren en Nee als u dat niet wilt. Het importeren van grote Paradox tabellen kan aanzienlijke tijd innemen.
Figuur 1-37
16. Als de import is voltooid hoort u een dubbele pieptoon en ziet u de boodschap “Het importeren is gereed”.
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
27
1.8 Het installeren en opstarten van de Collector Als de terminals op de site automatisch via het netwerk moeten worden uitgelezen en geconfigureerd op gezette tijden, moet de Collector module van FacilityPro Manager op één of meerdere werkstations worden geïnstalleerd (Windows 2003 Server aangeraden) en actief zijn als service. Voor elke terminal die door een Collector moet worden uitgelezen moet het veld ‘Collector’ worden ingevuld met het juiste werkstation. Zo installeert u de Collector module op een werkstation en start u de Collector service op: Opmerking: om deze instructies uit te voeren moet het veld ‘Collector’ zijn aangevinkt tijdens de installatie van FacilityPro Manager op dit werkstation (zie Figuur 1-21). 1. Zorg dat er terminals in de database zijn waarvoor dit werkstation is ingevuld als Collector (in het veld ‘Collector’, zie FacilityPro Manager gebruikershandleiding). Als dit niet het geval is kan de Collector service niet worden opgestart. 2. Start het bestand in de map C:\Program Files\Magna Carta\FacilityPro Manager\bin. Dit bestand de-installeert de Collector als het eerder geïnstalleerd was, en installeert het vervolgens weer (laatste versie). Wanneer dit bestand voor de eerste keer wordt uitgevoerd verschijnt de foutmelding omdat het deinstalleren mislukt. Start het bestand dan opnieuw en zorg dat u eindigt met de melding “Service installed succesfully”. 3. Start het bestand in de map C:\Program Files\Magna Carta\FacilityPro Manager\bin. U ziet een dos scherm met de boodschap “starting service”. Wanneer het dos scherm verdwijnt is de Collector service gestart. 4. In FacilityPro Manager kunt u voor deze Collector instellen op welke tijdstippen en met welke frequentie de terminals die via het network bereikbaar zijn en waar in het veld ‘Collector’ dit werkstation is ingevuld, moeten worden uitgelezen en geconfigureerd. Standaard is dit iedere dag om middernacht. De Collector service kan worden gestopt en gestart vanaf de tab ‘Collector’ van het gegevensscherm van werkstations (zie FacilityPro Manager gebruikershandleiding).
1.9 Het installeren en opstarten van de PIM server De PIM (Post Issuance Management) module maakt het mogelijk om vanuit FacilityPro kaarten te wijzigingen zonder de kaarten fysiek in bezit te hebben. Deze wijzigingen kunnen zijn: 1) 2) 3) 4)
28
het kaartsaldo verhogen de gebruikersgroep of kostenplaats waartoe de kaart behoort wijzigen de teller van een token op de kaart verhogen het weer vrijgeven van een kaart die op de zwarte lijst staat of op de zwarte lijst heeft gestaan en is geblokkeerd
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
De wijzigingen worden opgeslagen in de FPM database en uitgevoerd wanneer een kaart bij een terminal wordt ingestoken. U dient het IP adres te kennen van de PC waar de PIM server zal worden geïnstalleerd. Het kan nodig zijn de Windows firewall uit te schakelen om de communicatie tussen de PIM terminals en de PIM server mogelijk te maken. Zo installeert en start u de PIM server: 1. Draai het programma in het bestand in de map C:\Program Files\Magna Carta\FacilityPro Manager\bin. Dit programma de-installeert de PIM server als het reeds is geïnstalleerd, en installeert vervolgens de PIM server (laatste versie). Als u het programma voor de eerste keer draait, zult u een foutmelding zien omdat het de-installeren mislukt. U dient dan het programma nogmaals te draaien totdat u de melding “Service succesvol geïnstalleerd” ziet. 2. Draai het programma in het bestand in de map C:\Program Files\Magna Carta\FacilityPro Manager\bin. U ziet een dos scherm en de melding “service wordt gestart”. Als het dos scherm verdwijnt, is de PIM server opgestart. 3. In FacilityPro Manager dient het veld ‘Kaartonderhoud (PIM)’ van het siterecord aangevinkt te zijn. Het IP adres van de PIM server moet worden ingevoerd als de waarde van de parameter ‘Server_IP’ van de machinetypes van alle terminals van de site waar PIM moet werken. Tenslotte dient het autorisatieniveau van ‘Kaarten.Kaartonderhoud (PIM)’ en één of meerdere van de functies ‘Kaarten.nieuw saldo’, ‘Kaarten.tokenwaardes aanpassen’, ‘Kaarten.nieuwe tokens’ en ‘Kaarten.zwarte lijst’ de waarde ‘Beschikbaar’ te hebben. Zie voor instructies de gebruikershandleiding van FacilityPro Manager.
1.10 Het installeren en activeren van de Autoload module De Autoload Server module (ALS) maakt het mogelijk om FacilityPro kaarten automatisch bij genetwerkte betaalterminals op te waarderen met tegoeden die op een backoffice PC worden opgeslagen, in een bestand bijvoorbeeld afkomstig uit een salarissysteem. Het bedrag dat zal worden opgewaardeerd kan per kaart verschillend zijn. De Autoload fuctionaliteit wordt geactiveerd door een regel aan het bestand <paypro.ini> toe te voegen en wordt uitgevoerd door de PIM server (§1.9), die derhlave geïnstalleerd moet worden. De bedragen die dienen te worden opgewaardeerd worden in de FacilityPro database geïmporteerd vanuit een bestand dat wordt gegenereerd door een extern systeem. Dit bestand bestaat uit kaartnummers en bedragen (in centen) en heeft 0 of meer regels, elk met de volgende opbouw: [kaartnummer], [# centen op te waarderen] Bijvoorbeeld: 100453,740 : Waardeer kaart met nummer 100453 op met €7,40
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
29
Figuur 1-38 Schematisch overzicht van of Autoload server
Zo installeert en activeert u de Autoload module: 1. Installeer en start de PIM server door stappen 1 tot en met 2 van §1.9 uit te voeren. 2. Voeg aan het tekstbestand <paypro.ini>. die zich in de map bevindt waar FacilityPro Manager is geïnstalleerd, de volgende regels toe: [general] Autoload=1 [als] whitelist=[bestandsnaam.extensie] Het bestand dat wordt genoemd in de parameter ‘whitelist’ is het Autoload bestand dat wordt gegenereerd door een extern systeem en dat moet voldoen aan de regels zoals gegeven in de inleiding van deze paragraaf. Iedere extensie is toegestaan. Let op: Windows Verkenner toont standard niet de extentie van bestanden. Om de extensie van bestanden te zien moet u de instelling ‘Hide extension for known filetypes’ aanpassen. Als het bestand in een andere map staat dan de map waar FacilityPro Manager is geïnstalleerd (de map ‘bin’) moet ook het padnaam worden gespecificeerd. 3. Maak in Facilitypro Manager een recht aan van het type ‘Autoload’ met de naam ‘Autoload recht’ (of iets dergelijks) en ken dit recht toe aan de gebruikersgroepen waarvan de kaarthouders via de autoload functionaliteit hun kaarten moeten kunnen opwaarderen (voor instructies wordt u verwezen naar de gebruikershandleiding van Facilitypro Manager).
30
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
4. Zorg dat alle terminals waar kaarten moeten worden opgeladen met de autoload functie (en geen andere terminals) een machinetype hebben met de waarde van het IP adres van de PIM server in de parameter ‘als_server_ip’ 1 (voor instructies wordt u verwezen naar de gebruikershandleiding van Facilitypro Manager).
1.11 Het aansluiten van een PC kaartlezer Op één of meerdere werkstations kan een PC kaartlezer in gebruik worden genomen. Met een PC kaartlezer kunnen kaarten worden gelezen en beschreven. Om FacilityPro kaarten te kunnen lezen en schrijven moet u een PC kaartlezer installeren. De juiste kaartsleutels moeten in de PC kaartlezer worden geladen zodat FacilityPro kaarten er mee gelezen en beschreven kunnen worden. Dit wordt door Magna Carta of een door Magna Carta daartoe geautoriseerde dealer gedaan. De volgende PC kaartlezers worden ondersteund: 1) Ominikey CardMan 5121 PCSC kaartlezer 2) Ominikey CardMan 5321 PCSC kaartlezer 3) LEGIC lezer (KIS of CHW2000) Andere PC kaartlezers kunnen worden gebruikt, maar worden niet ondersteund en deze installatiehandleiding bevat geen instructies hoe deze te installeren of gebruiken: 1) Mifare Omnikey Seriële kaartlezer voor contactloze Mifare kaarten 2) PCSC (PC Smart Card) kaartlezer. Er zijn verschillende PCSC kaartlezers in omloop, die op verschillende types PC Smart Cards kunnen lezen en beschrijven. Als u een PCSC kaartlezer wil gebruiken, raadpleeg dan uw dealer of FacilityPro Manager met uw type PCSC kaartlezer zal werken. 3) Mifare MC Seriële kaartlezer voor contactloze Mifare kaarten Zo sluit u een Ominikey CardMan 5121 of 5321 PCSC kaartlezer aan op een werkstation: 1. Start het bestand < CardMan512x_V1_1_0_37.exe> (of < CardMan5x21_V1_1_1_5.exe> voor CardMan 5321). 2. Start het bestand ( of < CardMan_Synchronous_API_V1_1_1_3.exe> als u in stap 1 1.1.1.5 gebruikte). 3. Steek de USB connector in een USB poort van het werkstation. Op sommige Windows XP systemen zal de installatie van de driver voor de Omnikey CardMan 5121 verder automatisch verlopen. In dat geval kunt u verder gaan bij stap 10. Anders zal Windows de Hardware Wizard openen en vragen naar de gehuegenlocatie voor de driver. 4. Kies “No, not this time”. 5. Klik Next. 6. Kies “Install from a list or specific locatie”. Voor Magnaboxen met firmwareversie lager dan 3.45 dient de parameter server_ip te worden gebruikt i.p.v. als_server_ip
1
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
31
7. Klik Next. 8. Browse naar <> (of << C:\Omnikey\CardMan5x21 PCSC driver V1.1.1.5>>) en klik Next. De driver wordt geïnstalleerd. 9. Klik Finish. 10. Gan naar de map <> (of <>) en voer Setup.exe uit. Zorg dat de optie voor het installeren van SDK (software development kit) is uitgevinkt. 11. Haal de USB kabel van de kaartlezer uit de USB poort en steek hem dan opnieuw in. Zo sluit u een LEGIC KIS lezer aan op een werkstation: NB: om een LEGIC KIS lezer aan te sluiten op een werkstation heeft u het volgende nodig: een LEGIC KIS lezer (Atlas 4 met KIS software), de meegeleverde KIS kabel met DB9 vrouwelijk en RJ11 connectoren, de meegeleverde voeding met RJ11 connector, een COMpoort op het werkstation (of een kabel waarmee u een USB poort naar een seriële poort omzet). 1. Steek de vrouwelijke DB9 connector van de KIS kabel in de COMpoort van het werkstation. 2. Steek de RJ11 connector van de KIS kabel in de poort ‘1’ van de LEGIC KIS lezer. 3. Steek de RJ11 connector van de voeding in de poort ‘2’ van de LEGIC KIS lezer. 4. Steek de stekker van de voeding in het stopcontact. De PC kaartlezer is nu aangesloten, maar voordat u het kunt gebruiken zullen de juiste gegevens moeten worden ingevoerd op het tabblad ‘PC kaartlezer’ van het gegevensscherm van werkstations. Ook moeten met behulp van de actieknop Kaartsleutel bestand inlezen de sleutels worden ingelezen die FacilityPro Manager nodig heeft om kaarten te initialiseren, lezen en schrijven met de kaartlezer. Instructies voor deze handelingen kunt u vinden in de gebruikershandleiding van FacilityPro Manager, maar worden ook hieronder gegeven: Zo leest u de kaartsleutels in: Kies menu Configuratie. Kies Site-instellingen. Klik Kaartsleutel bestand inlezen op de tab ‘Instellingen’. Browse naar het bestand met de kaartsleutels die u heeft gekregen op uw FacilityPro Manager cd-rom of op een cd-rom bij de PC kaartlezer. Er zijn verschillende bestanden voor verschillende soorten kaarten, bijvoorbeeld <mifare.ini> of of .. 5. Klik Open. (U ziet geen melding, maar de kaartsleutels worden wel ingelezen). 1. 2. 3. 4.
32
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
Zo voert u de juiste gegevens in op het tabblad ‘PC kaartlezer’ van het gegevensscherm van werkstations: Kies menu Configuratie. Kies Werkstations. Klik op the tab ‘PC kaartlezer’. Klik in het veld ‘Actief’ om het aan te vinken. Klik op de pijl naast het veld ‘PC kaartlezer’ en selecteer ‘PCSC’ (voor Ominikey CardMan kaartlezers) of ‘LEGIC’ (voor LEGIC KIS lezer). 6. Klik op de functieknop Toepassen. 7. Klik op OK.
1. 2. 3. 4. 5.
1.12 Help Instructies over het gebruik van FacilityPro Manager zijn op de volgende manieren te vinden: 1) In de FacilityPro Manager gebruikershandleiding. 2) Door vanuit een willekeurig scherm van FacilityPro Manager te kiezen of door Help te kiezen in het menu Help van FacilityPro Manager. De FacilityPro gebruikershandleiding verschijnt dan op het scherm in een Adobe pdf format met hyperlinks waarmee u tussen de veschillende hoofdstukken en paragraven kunt snelkoppelen.
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
33
2 Overige
2.1 Een backup van uw FacilityPro Manager database maken 2.1.1 SQL Server Management Studio Express Zo maakt u een backup van uw FacilityPro Manager database 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Klik op de Windows Start-knop. Kies Programma’s. Kies Microsoft SQL Server 2005 (of Microsoft SQL Server). Kies SQL Server Management Studio Express. U ziet het SQL Server Express Editie “Connect to Server” scherm (Figuur 1-1). Maak een aantekening van de Server naam. Klik Connect. U ziet het SQL Server Management Studio Express scherm (Figuur 1-2). Dubbelklik op Databases. Klik rechts op de database waar u een backup van wil maken. Kies Tasks. Kies Backup.... U ziet het ‘Backup Database’ scherm (Figuur 2-1).
Figuur 2-1
10. Klik op Add. U ziet het ‘Select backup destination’ scherm (Figuur 2-2).
34
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
Figuur 2-2
11. Type de naam van het doelbestand voor de backup, inclusief de padnaam. Het moet een .bak extensie hebben. Standaard wordt het pad C:\Program Files\Microsoft SQL Server\MSSQL.1\MSSQL\Backup gebruikt en wordt de naam van de database gebruikt gevolgd door .bak. 12. Klik op OK. 13. Selecteer de pagina ‘Options’. 14. Selecteer de radio button ‘Overwrite all existing backup sets’. 15. Klik op OK. Wacht op bevestiging van een successvolle backup (Figuur 2-3). De backup staat in het bestand gedefinieerd in stap 11.
Figuur 2-3
2.1.2 SQL Server Enterprise Manager Zo maakt u een backup van uw FacilityPro Manager database 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Klik op de Windows Start-knop op de SQL Server PC. Kies Alle Programa’s. Kies Microsoft SQL Server (of Microsoft SQL Server 2005). Kies Enterprise Manager. U ziet het SQL Server Enterprise Manager scherm (Figuur 1-5). Ga naar Microsoft SQL Servers – SQL Server Group – [Server naam] – Databases en dubbelklik om een lijst van de databases te zien. Klik rechts op de database waar u een backup van wilt maken. Kies All Tasks. Kies Backup database.... U ziet het SQL Server Backup scherm (Figuur 2-4).
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc
35
Figuur 2-4
9. Klik op Add. U ziet het ‘Select backup destination’ scherm (Figuur 2-5).
Figuur 2-5
10. Type de naam van het doelbestand voor de backup, inclusief de padnaam. 11. Klik op OK. 12. Selecteer de radio button ‘Overwrite existing media’. 13. Klik op OK. Wacht op bevestiging van een successvolle backup (Figuur 2-6). De backup staat in het bestand gedefinieerd in stap 10.
Figuur 2-6
36
FacilityPro Manager user manual, MAN8 FPMI NLED 3702.doc