BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING EN JEUGDHULP Gemeente Hof van Twente 2015
Goor, januari 2015
2
Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Begripsbepalingen
HOOFDSTUK 2
PERSOONSGEBONDEN BUDGET (PGB)
Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15
Algemene voorwaarden PGB Huishoudelijke ondersteuning PGB Hulp bij het Huishouden PGB Woonvoorzieningen PGB Rolstoelen PGB Vervoervoorzieningen PGB OMD (18-) PGB OMD (18+) PGB OZL (18-) PGB OZL (18+) PGB KV (18-) PGB KV (18+) PGB Overige jeugdhulp PGB Sociaal netwerk
HOOFDSTUK 3
COLLECTIEF VERVOER
Artikel 16
Collectief vervoer
HOOFDSTUK 4
BIJDRAGE IN DE KOSTEN
Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21
Reikwijdte Hoogte van de bijdrage Duur van de bijdrage Kostprijs van de voorziening Afschrijvingsperiode
HOOFDSTUK 5
SLOTBEPALINGEN
Artikel 22
Citeertitel en inwerkingtreding
3
4 4 4 4 5 5 6 6 6 7 7 7 7 7
8
9 9 9 9 10
10
3
BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING EN JEUGDHULP Burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente; gelet op artikel 2.1.4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 13 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hof van Twente 2015; gelet op artikel 2.9 van de Jeugdwet en artikel 6 van de Verordening jeugdhulp gemeente Hof van Twente 2015 besluiten: vast te stellen de navolgende regels HOOFDSTUK 1
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Begripsbepalingen 1. Dagdeel: een aaneengesloten deel van de dag van maximaal 4 uur. 2. Etmaal: een aaneengesloten periode van 24 uur. 3. Gebruikersbijdrage: het gereduceerde Regiotaxitarief dat de Wmo-pashouder in rekening wordt gebracht bij gebruik van het collectief vervoersysteem. 4. HO: de Wmo maatwerkvoorziening Huishoudelijke Ondersteuning. 5. Instandhoudingskosten: kosten die gemaakt worden om een voorziening te kunnen gebruiken en de levensduur te waarborgen. Deze kosten betreffen uitsluitend kosten van reparaties en onderhoud en, zonodig, WA-verzekering van woonvoorzieningen, vervoermiddelen en rolstoelen die zijn verstrekt op grond van een Verordening maatschappelijke ondersteuning Hof van Twente; 6. KDV: de Wmo maatwerkvoorziening Kortdurend Verblijf. 7. Niet-professional: een particulier persoon die niet beroepsmatig maatschappelijke ondersteuning verleent aan de cliënt. 8. OMD: de Wmo maatwerkvoorziening Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 9. OZL: de Wmo maatwerkvoorziening Ondersteuning Zelfstandig Leven 10. Professional: een niet-natuurlijk persoon of ZZP’er die beroepsmatig werkzaam is op het terrein van maatschappelijke ondersteuning; 11. Wmo-verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hof van Twente 2015; 12. VV: Vervoer gekoppeld aan de maatwerkvoorziening OMD 13. Alle begrippen, die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning , de Jeugdwet, de Wmo-verordening en de Verordening Jeugdhulp Hof van Twente 2015..
4 HOOFDSTUK 2
PERSOONSGEBONDEN BUDGET (PGB)
Artikel 2. Algemene voorwaarden 1. De cliënt voert een deugdelijke administratie in verband met gegevensoverdracht met de Sociale Verzekeringsbank en in verband met verantwoording van het PGB 2. Het PGB HO,HH, OZL, OMD KV, VV en Jeugdhulp kan alleen worden besteed aan de kosten van arbeidsloon van de hulp of zorg, en bijkomende kosten voor de zorgverlener, te weten werkgeverslasten voor zorgverleners met een arbeidsovereenkomst en wettelijk toegestane vergoedingen, te weten reiskostenvergoedingen voor woonwerkverkeer, verlofregelingen en pensioenvoorziening. 3. Uit het PGB mogen in ieder geval de volgende kosten niet worden voldaan: a. kosten voor bemiddeling; b. kosten voor het voeren van een PGB-administratie; c. kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheer van het PGB; d. contributie voor het lidmaatschap van Per Saldo, kosten voor het volgens van cursussen over het PGB, kosten voor het bestellen van informatiemateriaal; e. kosten van zorg en ondersteuning die niet vallen onder de Wmo en/of Jeugdwet; f. ondersteuning die buiten Nederland wordt ingekocht, tenzij het college daarvoor expliciet schriftelijk toestemming heeft verleend en g. alle zorg en ondersteuning die onder een algemene voorziening en/of algemeen gebruikelijke voorzieningen valt. Artikel 3. PGB HO 1. Het PGB voor inkoop van de basisvoorziening Huishoudelijke Ondersteuning (HO) bij een niet-professional is gebaseerd op een uurloon van € 14,15. De gemeente draagt ervoor zorg dat de budgethouder verzekerd is voor wettelijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand. 2. Het PGB voor inkoop van de basisvoorziening Huishoudelijke Ondersteuning (HO) bij een professional is gebaseerd op de kostprijs van de voorziening in natura onder aftrek van een korting van 10%. 3. Het PGB voor inkoop van de maatwerkvoorziening Huishoudelijke Ondersteuning Plus (HO+) bij een niet-professional is gebaseerd op een uurloon van € 14,15. De gemeente draagt ervoor zorg dat de budgethouder verzekerd is voor wettelijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand 4. Het PGB voor inkoop van de maatwerkvoorziening Huishoudelijke Ondersteuning Plus (HO+) bij een professional is gebaseerd op de kostprijs van de voorziening in natura onder aftrek van een korting van 10%. 5. De omvang van het PGB wordt vastgesteld in uren per week en in een budget per week. 6. Het PGB is niet hoger dan de kostprijs van de vergelijkbare voorziening in natura Artikel 4. PGB Hulp bij het Huishouden (HH) 1. Het PGB voor budgethouders aan wie overgangsrecht HH is toegekend op grond van artikel 30 van de Verordening, blijft gelijk aan het PGB zoals dat is betaald op grond van het Wmobesluit Hof van Twente 2014. 2. Op het PGB als bedoeld in het eerste lid worden, indien van toepassing, kosten van de dienstverlening door Menzis Wmo Support in mindering gebracht. Artikel 5. PGB Woonvoorzieningen 1. Het PGB voor aanschaf van een woonvoorziening is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening. 2. De goedkoopst adequate voorziening kan blijken uit een door het college goedgekeurde kostenbegroting of uit een door de gemeente met een gecontracteerde leverancier afgesloten overeenkomst.
5 3. Het PGB wordt betaald aan de budgethouder, nadat deze een getekende opdrachtbevestiging dan wel factuur heeft overgelegd. Indien een PGB voor aanschaf van een voorziening wordt verstrekt, kan zo nodig ook een PGB voor instandhoudingkosten worden toegekend. 4. Het PGB voor instandhoudingkosten wordt achteraf op declaratiebasis betaald zolang de technische levensduur van de voorziening niet is verstreken en de kosten niet vallen onder garantiebepalingen van de leverancier. 5. De hoogte van het PGB voor instandhoudingkosten is beperkt tot de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van € 131,00 op jaarbasis. 6. Het PGB in kosten van verhuizing bedraag € 2.659,-. 7. Indien de begrote en goedgekeurde kosten van een bouwkundige of woontechnische ingreep aan de te verlaten woning meer bedragen dan € 15.000,-, bedraagt het PGB als bedoeld in het vorige lid 20 % van die begrote en goedgekeurde kosten. Artikel 6. PGB Rolstoelen 1. De hoogte van het PGB voor aanschaf van een rolstoel is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening, zoals deze door de gemeente kan worden aangeschaft bij de gecontracteerde leverancier. 2. Het PGB kan worden verhoogd met kosten van individuele aanpassingen. 3. Het PGB wordt betaald aan de budgethouder, nadat deze een getekende opdrachtbevestiging dan wel factuur heeft overgelegd. 4. Indien een PGB voor aanschaf van een rolstoel wordt verstrekt, wordt ook een PGB voor instandhoudingkosten toegekend. 5. Het PGB voor de instandhoudingkosten gaat in op het moment dat de garantie op de voorziening is afgelopen. Indien van toepassing, wordt gedurende de garantieperiode een PGB toegekend ter hoogte van de werkelijke kosten van een WA-verzekering. 6. Het PGB voor de instandhoudingkosten wordt achteraf op declaratiebasis betaald zolang de technische levensduur van de voorziening niet is verstreken. 7. De hoogte van het PGB voor instandhoudingkosten is beperkt tot de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van € 105,00 op jaarbasis 8. Het PGB voor de aanschaf, de reparaties en het onderhoud van een sportrolstoel bedraagt € 2.815,00. Artikel 7. PGB Vervoervoorzieningen 1. De hoogte van het PGB voor aanschaf van een vervoermiddel is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening, zoals deze door de gemeente kan worden aangeschaft bij de gecontracteerde leverancier. 2. Het PGB kan worden verhoogd met kosten van individuele aanpassingen. 3. Het PGB wordt betaald aan de budgethouder, nadat deze een getekende opdrachtbevestiging dan wel factuur heeft overgelegd. 4. Indien een PGB voor aanschaf van een vervoermiddel wordt verstrekt, wordt ook een PGB voor instandhoudingkosten toegekend. 5. Het PGB voor de instandhoudingkosten gaat in op het moment dat de garantie op de voorziening is afgelopen. Indien van toepassing, wordt gedurende de garantieperiode een PGB toegekend ter hoogte van de werkelijke kosten van een WA-verzekering. 6. Het PGB voor de instandhoudingkosten wordt achteraf op declaratiebasis betaald zolang de technische levensduur van de voorziening niet is verstreken. 7. De hoogte van het PGB voor instandhoudingkosten is beperkt tot de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van € 315,00 op jaarbasis. 8. a. Het PGB voor het gebruik van een eigen auto bedraagt € 472,00 op jaarbasis b. het onder a bedoelde PGB bedraagt op jaarbasis € 524,00 indien het recht op deze tegemoetkoming op 31 december 2012 of eerder al was vastgesteld en toegekend.
6 9. Het PGB voor individueel gebruik van een (rolstoel)taxi wordt gebaseerd op een verplaatsing van 1850 km op jaarbasis een maximale verplaatsing van 28 kilometer rondom het woonadres de kosten van het reguliere taxi/rolstoeltaxitarief per kilometer, het van toepassing zijnde reguliere voorrijdtarief per rit een eigen bijdrage ad € 0,20 per kilometer, gebaseerd op de gebruikersbijdrage voor Wmo-pashouders. Indien de rit meer dan 20 kilometer is, is de bijdrage per kilometer vanaf de 21 e kilometer € 1,10. Betalingen uit het PGB geschieden achteraf en op declaratiebasis, met uitzondering van het PGB als bedoeling artikel 8. Het PGB voor gebruik van een eigen auto vindt per kwartaal achteraf plaats 11. Indien de persoon met beperkingen beschikt over een eigen auto en er de voorkeur aan geeft om deze te gebruiken in plaats van de (rolstoel)taxi, kan in plaats van een voorziening als bedoeld in lid 9, een financiële tegemoetkoming in de kosten van gebruik van de eigen auto als bedoeld in het achtste lid worden toegekend, waarbij de indicatie “individueel taxivervoer” in stand blijft. 12. Aanvullende vervoervoorziening: rechthebbenden op een dergelijke voorziening ontvangen 50% van de in lid 8 en lid 9 genoemde budgetten. 13.Aanpassingskosten van de eigen auto: Deze voorziening wordt slechts toegekend indien de aan te passen auto niet ouder is dan vijf jaar. De kosten van de noodzakelijke aanpassingen worden voor 100% vergoed, behoudens algemeen gebruikelijke voorzieningen. Artikel 8. PGB OMD (18-) 1.De kostprijs bedraagt a. voor de maatwerkvoorziening OMD1 in natura € 42,51 per dagdeel b. voor de maatwerkvoorziening OMD2 in natura € 52,74 per dagdeel c. voor de maatwerkvoorziening OMD3 in natura € 88,84 per dagdeel 2. Het PGB voor de in het eerste lid genoemde voorzieningen bedraagt: a. 90% van de genoemde tarieven indien de voorziening wordt geboden door een professional b. € 20,- per dagdeel indien de voorziening wordt geboden door een niet-professional. 3. Het tarief voor het vervoer in verband met deze voorziening bedraagt € 18,32 per retour. Artikel 9. PGB OMD (18+) 1.De kostprijs bedraagt a. voor de maatwerkvoorziening OMD1 in natura € 41,16 per dagdeel b. voor de maatwerkvoorziening OMD2 in natura € 45,65 per dagdeel c. voor de maatwerkvoorziening OMD3 in natura € 59,01 per dagdeel 2. Het PGB voor de in het eerste lid genoemde voorzieningen bedraagt a. 90% van de genoemde tarieven indien de voorziening wordt geboden door een professional b. € 20,- per dagdeel indien de voorziening wordt geboden door een niet-professional 3. Het tarief voor het vervoer in verband met deze voorziening bedraagt -voor vervoer per rolstoel € 16,49 per retour -voor overig vervoer € 6,83 per retour Artikel 10. PGB OZL (18-) 1. De kostprijs bedraagt a. voor de maatwerkvoorziening OZL1 in natura € 47,51 per uur b. voor de maatwerkvoorziening OZL2 in natura € 52,30 per uur c. voor de maatwerkvoorziening OZL3 in natura € 80,05 per uur 2. Het PGB voor de in het eerste lid genoemde voorzieningen bedraagt a. 90% van de genoemde tarieven indien de voorziening wordt geboden door een professional b. € 20,- per uur indien de voorziening wordt geboden door een niet-professional
7 Artikel 11. PGB OZL (18+) 1. De kostprijs bedraagt a. voor de maatwerkvoorziening OZL1 in natura € 42,76 per uur b. voor de maatwerkvoorziening OZL2 in natura € 47,07 per uur c. voor de maatwerkvoorziening OZL3 in natura € 72,05 per uur 2. Het PGB voor de in het eerste lid genoemde voorzieningen bedraagt a. 90% van de genoemde tarieven indien de voorziening wordt geboden door een professional b. € 20,- per uur indien de voorziening wordt geboden door een niet-professional Artikel 12. PGB KDV (18-) 1. Het tarief voor KDV bedraagt € 66,88 per etmaal 2. Het PGB voor de in het eerste lid genoemde voorziening bedraagt a. 90% van het genoemde tarief indien de voorziening wordt geboden door een professional b. € 30,- per etmaal indien de voorziening wordt geboden door een niet-professional Artikel 13. PGB KDV (18+) 1. Het tarief voor KDV bedraagt € 60,19 per etmaal 2. Het PGB voor de in het eerste lid genoemde voorziening bedraagt a. 90% van het genoemde tarief indien de voorziening wordt geboden door een professional b. € 30,- per etmaal indien de voorziening wordt geboden door een niet-professional Artikel 14. PGB Overige jeugdhulp 1. De kostprijs van overige vormen van jeugdhulp wordt bepaald op basis van de prijzen zoals die zijn overeengekomen met gecontracteerde zorgaanbieders; 2. Het PGB voor de in het eerste lid bedoelde voorziening bedraagt a. 90% van de contractprijs indien de voorziening wordt geboden door een professional b. € 20,- per etmaal indien de voorziening wordt geboden door een niet-professional Artikel 15. PGB sociaal netwerk Het PGB voor inschakeling van het sociaal netwerk is gelijk aan het tarief indien de voorziening zou worden geboden door een niet-professional.
8
HOOFDSTUK 3
COLLECTIEF VERVOER
Artikel 16. Collectief vervoer Het collectief systeem bestaat uit een Collectief Vraagafhankelijk Vervoerssysteem (CVV). Voor personen met een beperking die in het bezit zijn van een vervoerpas (Wmo-pashouders) gelden de volgende voorwaarden: 1. Voor de tarifering van het collectief systeem wordt dezelfde zone-indeling gehanteerd als bij het openbaar busvervoer. 2. Het vervoer betreft regionale ritten, d.w.z. binnen een gebied van maximaal 5 zones vanaf het woonadres van de Wmo-pashouder. 3. Standaard zonebudget: het gebruik van het collectief vervoer tegen het gereduceerde tarief (zonebudget) is beperkt tot een maximum van 500 reiszones op jaarbasis. Hierop gelden de volgende uitzonderingen: a. 75% van het standaard zonebudget, ofwel 375 zones op jaarbasis voor jongeren in de leeftijdscategorie 12 tot 16 jaar b. 50% van het standaard zonebudget indien ook gebruik wordt gemaakt van een aanvullende vervoervoorziening, met uitzondering van personen die een zorgplicht hebben voor kinderen tot 14 jaar. c. Een extra budget van 125 zones op jaarbasis geldt voor: Jongeren in de leeftijdscategorie van 16 tot 23 jaar. Personen met een beperking met een zorgplicht voor kinderen tot 14 jaar. Pashouders die permanent in een AWBZ-instelling verblijven en een thuiswonende partner hebben. Pashouders met een partner die permanent in een AWBZ-instelling verblijft. 4. De gebruikersbijdrage per rit is: 1 of 2 te reizen zones: € 2,09 3 te reizen zones: € 2,69 4 te reizen zones: € 3,30 5 te reizen zones: € 3,90 5. Medisch begeleider: op grond van een medische indicatie, kan één begeleider gratis meereizen. 6. Sociale begeleider: een Wmo-pashouder kan zich maximaal door één persoon laten vergezellen, mits die persoon zonder hulp van de chauffeur van het vervoer gebruik kan maken. Voor de sociale begeleider geldt eveneens het in lid 4 vermelde tarief. 3. Kinderen: kinderen van Wmo-pashouders, mits jonger dan 14 jaar, kunnen als extra sociale begeleider(s) meereizen. Per kind geldt het in lid 4 vermelde tarief. 4. Vervanging taxipas: Voor het opnieuw verstrekken van een taxipas door verlies,diefstal of beschadiging zal het in de Regio Twente geldende tarief in rekening gebracht worden.
9 HOOFDSTUK 4
BIJDRAGE IN DE KOSTEN
Artikel 17. Reikwijdte De bepalingen in dit hoofdstuk gelden uitsluitend voor maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten die zijn verstrekt op grond van de Wmo-verordening Artikel 18. Hoogte van de bijdrage 1.De verschuldigde bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening en een persoonsgebonden budget, verstrekt op grond van de Wmo-verordening bedraagt: a. voor de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt € 19,40 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 22.331,- het bedrag van € 19,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 22.331,-; b. voor de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt € 19,40 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 16.643,- het bedrag van € 19,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 16.634,-; c. voor de gehuwde personen indien een van beiden of beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt € 27,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 27.917,- het bedrag van € 27,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 27.917,-; d. voor de gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt € 27,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 23.046.,- het bedrag van € 27,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 23.046,-. 2.De bijdrage als bedoeld in het eerste lid is ook verschuldigd door onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt, indien de maatwerkvoorziening of PGB bestaat uit een woningaanpassing voor een minderjarige. Artikel 19. Duur van de bijdrage 1. De bijdrage in de kosten is verschuldigd zolang de voorziening in gebruik is en de kostprijs van de voorziening nog niet is bereikt. 2. De bijdrage in de kosten voor HH, HO, HO+ en OMD en OZL is verschuldigd zolang van de voorziening gebruik wordt gemaakt. Artikel 20. Kostprijs van de voorziening 1. De kostprijs van de basisvoorziening Huishoudelijke Ondersteuning in natura bedraagt € 165,- per periode van 4 weken. 2. De toeslag voor het pluspakket HO+ bedraagt € 80,- per periode van 4 weken. 3. De kostprijs van Huishoudelijke Ondersteuning Plus in natura bedraagt € 245,- per periode van 4 weken. 4. De kostprijs van een woonvoorziening wordt afgeleid van een goedgekeurde kostenbegroting dan wel de overeengekomen prijs van de voorziening met de gecontracteerde leverancier. 5. De kostprijs van een vervoermiddel wordt afgeleid van de nieuwprijs van de voorziening inclusief de kosten van instandhouding. 6. Bij verstrekking van een depotvoorziening wordt de kostprijs bepaald door de nieuwprijs van de voorziening inclusief de kosten van instandhouding en een lineaire afschrijving op de nieuwprijs. 7. Nadat de afschrijvingsperiode van een voorziening is verstreken, is de kostprijs van die voorziening gelijk aan de instandhoudingkosten zoals die zijn afgesproken met de leverancier van de voorziening in natura
10
Artikel 21. Afschrijvingsperiode 1.Voor het berekenen van de kostprijs van de voorziening geldt de nieuwwaarde. Bij verstrekking van een voorziening uit depot vindt, om de kostprijs te kunnen bepalen, op de nieuwwaarde een lineaire afschrijving plaats waarbij de volgende afschrijvingstermijnen worden gehanteerd: a. scootmobiel: 5 jaar b. (aangepaste) fiets : 7 jaar c. traplift: 15 jaar d. tillift: 7 jaar e. (aangepaste) auto: 10 jaar f. eenvoudige toilet- en douchehulpmiddelen: 1 jaar 2. Een jaar bestaat uit 13 perioden van 4 weken HOOFDSTUK 7
SLOTBEPALINGEN
Artikel 22. Citeertitel en inwerkingtreding 1. Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Hof van Twente 2015. 2. Dit besluit is vastgesteld door het college in de vergadering van 6 januari 2015 en treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2015. 3. Bij de inwerkingtreding van dit besluit vervalt het Wmo-besluit gemeente Hof van Twente 2014 met dien verstande dat aanvragen ingediend voor 1 januari 2015 worden afgehandeld met inachtneming van het Wmo-besluit gemeente Hof van Twente 2014. .
Burgemeester en wethouders van Hof van Twente, de secretaris, de burgemeester,
mr. G.S. Stam
drs. H.A.M. Nauta-van Moorsel MPM