Berichten van het bestuur Het activiteitenprogramma van onze werkgroep voor de komende maanden ziet er als volgt uit:
13 april is de ‘Algemene ledenvergadering’ in ’t Lansink Hengelo; 19 mei avondexcursie naar de Boeldershoek; 8 juni verenigingsavond in ’t Lansink over vogelherkenning; 14 sept verenigingsavond in ’t Lansink met uw eigen vakantiefoto’s; Waarschijnlijk laatste weekeinde september excursie Texel.
Op het moment van verschijnen van deze Ficedula is de Algemene Ledenvergadering (ALV) waarschijnlijk al geweest. De ALV is het jaarlijkse moment om de begroting vast te stellen; voor 2015 zit er een grote uitgave in de begroting voor de ‘jubileum Ficedula’. We hebben € 4.150 aan subsidie toegezegd gekregen, daarmee blijft een gat van circa € 3.400 over waarvan we naar schatting € 1.300 kunnen dekken uit verkoop van extra nummers aan niet-leden. Onze reserve is groot genoeg om dit tekort op te vangen en we bestaan ook maar éénmaal 50 jaar! De ‘Ficedula Special’ is naar verwachting in juli gereed. Een ander punt op de ALV betreft de keuze om de Ficedula digitaal te ontvangen in plaats van een papierenversie via de post. We willen de papieren versie in stand houden; maar leden die de Ficedula niet bewaren en genoegen willen nemen met een kwalitatief minder goede digitale versie kunnen voor deze optie kiezen. Dit zou een jaarlijkse besparing op onze begroting kunnen geven waardoor een toekomstige contributieverhoging niet nodig zal zijn of uitgesteld kan worden. Nieuw emailadres? Leden uit Almelo en omstreken met een account bij Ziggo of Home hebben moeten kiezen voor een andere provider en een daarbij behorend e-mailadres. Veel van deze leden hebben ons geen nieuw adres gestuurd met als gevolg dat wij geen digitale berichten kunnen versturen. Daarom het dringende verzoek aan deze leden om de adreswijziging door te geven aan Jose Uitslag via
[email protected].
Namens het bestuur, Jose Uitslag, Hans van Leeuwen en Peter van den Akker (wnd voorzitter)
Ficedula 44 (2015) nr. 1
1
Nadere kennismaking met Onno de Bruijn; “Van Kerkuil tot Laplanduil” Mijn geboorteplaats is Amsterdam (1948). Toen ik vijf jaar was, verhuisden mijn ouders naar Brabant. Wij woonden daar op “Hofstede De Blaak”, een jachthuis met aangebouwde boerderij in de eenzaamheid van het Brabantse platteland ten zuiden van Tilburg. Ik heb daar magnifieke jeugdjaren gehad. Altijd buiten spelen en op de boerderij, toen nog het ouderwetse gemengde bedrijf met korenvelden en bloemrijke hooilanden met alles wat daarbij hoort. Ik heb ongetwijfeld daar mijn levenslange liefde voor het natuurrijke cultuurlandschap opgedaan. Naar vogels keek ik nog niet: helaas zou je nu haast zeggen, want binnen een afstand van 15 km van ons huis broedden toen nog (blijkens de “Avifauna van Noord-Brabant”) onder meer Grauwe Kiekendieven, Korhoenders, Klapeksters, Blauwborsten, Duinpiepers, Hoppen en Ortolanen. In 1959 verhuisden mijn ouders naar Terborg, op de grens van de Liemers (rivierengebied) en de Achterhoek (hogere zandgronden). Mijn belangstelling ging inmiddels uit naar Edelherten en Wilde Zwijnen: daarvoor ging ik op de fiets vanuit het huis van mijn grootouders in Arnhem naar de Hoge Veluwe. Ik ben in die beginjaren zeer geïnspireerd door het plaatjesalbum “Zo leeft de Hoge Veluwe” van A.B. Wigman. Daarin kwamen ook verhalen voor over roofvogels en de Zwarte Specht. Toen ik in de strenge winter van 1962/63 in Montferland, op zoek naar Reeën en dierensporen, mijn eerste Zwarte Specht zag, ontbrandde in mij de belangstelling voor vogels. Op de middelbare school in Doetinchem, waar ik op het gymnasium zat, ontmoette ik Tonnie Veenendaal. Die woonde in Zeddam en wist een Buizerdnest in Montferland. Samen en met hulp van de “Vogelgids” van e Peterson (6 druk, 1962) breidden wij onze kennis uit. In Montferland broedden ook Havik en Wespendief (beide in die jaren zeer zeldzaam in Nederland), Nachtzwaluw, Draaihals en Boomleeuwerik. Over de vogels van Montferland heb ik geschreven in het Jaarboek Achterhoek & Liemers 1983. Andere favoriete excursiegebieden waren: de Oude Rijnstrangen bij Zevenaar, waar toen nog 5-7 paar Woudaapjes en 20-25 paar Roerdompen broedden, verder kolonies Zwarte Sterns, Grote Karekieten, Snorren, Blauwborsten (voor ons onvindbaar omdat we de zang niet kenden) en Porseleinhoentjes, die we met jongen zagen. Verder de Bijlandse Waard bij Herwen met broedende weidevogels (in sommige jaren zelfs Kemphaantjes en Kwartelkoningen), veel Zomertalingen en Slobeenden en met jaarlijks een broedende Pijlstaart. ’s Winters pleisterden daar duizenden eenden, wij zagen in het voorjaar regelmatig 12 verschillende soorten eenden per tocht en we leerden er zeldzame doortrekkers (waaronder Poelsnip en Waterrietzanger) kennen. Van alle tochten heb ik sinds 1963 minutieus dagboek bijgehouden. Aan de andere kant
2
Ficedula 44 (2015) nr.1
ontdekten we het magnifieke oude cultuurlandschap van Winterswijk met broedende IJsvogels, Grote Gele Kwikstaarten, Appelvinken, Grauwe Klauwieren en Roodborsttapuiten. En -toen nog vanzelfsprekend- de Ortolaan, een traditionele cultuurvolger waarvan in die jaren zestig van de vorige eeuw zeker nog 100-120 paar in het Winterswijkse broedden. Mijn nog altijd levende herinneringen daaraan heb ik recent gepubliceerd op Internet (www.dutchbirding.nl/DB Online/Goud van Oud). Onze grootste aandacht in die jaren in Liemers en Achterhoek ging uit naar de Kerkuil, waarvan Winterswijk rond 1970 met zes broedpaar één der laatste Nederlandse bolwerken was. Experimenteel ontwikkelden Ton Veenendaal en ik de eerste speciale nestkast voor Kerkuilen in Nederland, waarin in 1968 voor het eerst Kerkuilen succesvol broedden (met twee uitgevlogen jongen van een nestkast in de kerk van Aerdt). Het idee en het ontwerp van onze Kerkuilkast is met veel succes door Staatsbosbeheer en Vogelbescherming in Nederland gepropageerd. Het heeft aan de basis gestaan van het spectaculaire herstel van de kerkuilstand de afgelopen decennia. Inmiddels was ik biologie gaan studeren. Aan de Rijksuniversiteit van Groningen, want daar zou tijdens de studie het meest aan veldwerk gedaan worden. Zo kon ik er al (..) in het derde jaar een mooi veldonderzoek doen samen met Peter Waardenburg naar de prooikeuze van de Sperwer. Voor mijn doctoraal (cum laude behaald) heb ik een plantenoecologisch onderzoek gedaan naar zeggen in het Stroomdallandschap van de Drentsche A en een dieroecologisch onderzoek naar de voedseloecolologie van de Kerkuil in Nederland. Het resultaat is gepubliceerd in Limosa 52: 91-154. Sjoerd Braaksma en ik waren pioniers van de kerkuilbescherming in Nederland en wij hebben samen al in 1976 een uitgebreid artikel gepubliceerd over de kerkuilstand in Nederland (Limosa 49: 135-187). Voor het eerst in Nederland werden hierin verspreidingskaartjes op basis van Atlas2 blokken (5x5 km ) gepubliceerd. De Kerkuil is altijd een favoriet van mij gebleven. Fascinerend vind ik de samenleving met de mens. Het is één van de weinige “gevoelige” broedvogels die het goed doet in het Nederlandse cultuurlandschap dankzij goede samenwerking tussen boeren en particuliere natuurbeschermers.
Ficedula 44 (2015) nr. 1
3
Kerkuil in de Achterhoek. Foto: Jos Korenromp Tijdens mijn studiejaren maakte ik mijn eerste buitenlandse vogelreizen. Hoofdzakelijk naar Falsterbo voor de roofvogelvogeltrek en ook ben ik jarenlang (1972-1977) betrokken geweest bij de bescherming van de 5 laatste paren Zeearenden in Sleeswijk-Holstein, die toen jaarlijks in totaal maar 1-2 jongen grootbrachten. Nu broeden daar meer dan 70 paar Zeearenden… In die jaren ben ik ook begonnen met mijn reizen naar Oost-Europa: in 1975 het eerst naar Oost-
4
Ficedula 44 (2015) nr.1
Duitsland (DDR) en in 1976 naar Polen. Een vaste voorjaarsvakantie met vrienden uit de Achterhoek zou jaarlijks voeren naar het Hannoversche’ Wendland aan de Elbe (1976-1992). Daar bleef het cultuurlandschap nog lang compleet met broedende Hoppen, Duinpiepers, Draaihalzen, Sperwergrasmussen, Klapeksters, Grauwe Klauwieren, Ortolanen, Grauwe Gorzen, Zwarte Sterns, Rode en Zwarte Wouw en Grauwe en zelfs Blauwe Kiekendieven en bovendien als top Kraanvogel, Zwarte Ooievaar en Schreeuwarend. In NO-Polen was het natuurrijke cultuurlandschap nóg rijker met ook nog broedende Bastaardarenden, Grielen, Bonte Strandlopers, Bontbekplevieren, Dwergsterns, Witvleugelsterns, Waterrietzangers, Poelsnippen en Scharrelaars. Na mijn studie vestigde ik mij in 1977 in Twente. Eerst deed ik natuurwetenschappelijke inventarisaties op projectbasis bij Staatsbosbeheer (onder meer Dinkeldal, Voltherbroek e.o.). In 1981 werd ik uitgenodigd om een natuurwetenschappelijke inventarisatie uit te voeren op het landgoed Twickel. Aanvankelijk geschiedde dit op een tijdelijke arbeidsplaats bij het Natuurmuseum in Enschede. In 1983 werd ik bij Natuurmonumenten in dienst genomen als ecoloog ten behoeve van ecologisch advieswerk voor de landgoederen Twickel, Singraven en Zonnebeek. Geleidelijk werd dit uitgebreid naar andere landgoederen in Twente, zowel grotere (Hoge Boekel, Meuleman, Lankheet) als kleinere. Voor een indruk van de integrale natuurwaarden van Twentse landgoederen en natuurterreinen zij verwezen naar artikelen in de Gedenkboeken van de Stichting Twickel (1985) en Stichting Edwina van Heek (1996) en mijn verhaal in het Jaarboek Twente 1999 over de Beuninger Achterheide en het Lutterzand. Vanaf 1988 heb ik ook de ecologische beleidsadvisering gedaan voor de terreinen van Natuurmonumenten in Twente (en later ook die van Salland). Al met al ben ik bij veel natuurgebieden van Twente gedurende meer dan drie decennia betrokken geweest. De lijst van zeldzame en kritische soorten waarmee ik in contact ben gekomen is (gelukkig) te lang om op te noemen: broedende Rode Wouwen, Wespendieven en Grauwe Kiekendieven; Middelste Bonte Spechten en Kortsnavelboomkruipers; IJsvogels en Grote Gele Kwikstaarten; Geoorde Futen, Korhoenders, Klapeksters, Tapuiten, Nachtzwaluwen en Blauwborsten; zelfontdekte zeldzaamheden als Kleinst Waterhoen,Griel, Hop, Kleine Vliegenvanger, Taigaboomkruiper, Bladkoninkje en (in nabije Duitse venen) Slangenarend, Dwergarend en Keizerarend (Ficedula 38 (2009): 3-8). Maar ook zien en studie maken van Parnassia, Vetblad, Breed Wollegras en Tweehuizige Zegge; Adders en Gladde Slangen; Boomkikkers, Kamsalamanders en Knoflookpadden; Dassen, Steenmarters en Boommarters; Vliegende Herten, Grote Weerschijnvlinders, Grote Vossen en Rouwmantels ...tal van herinneringen aan dierbare ontmoetingen komen weer boven terwijl ik dit schrijf en vervullen mij met vreugde
Ficedula 44 (2015) nr. 1
5
en dankbaarheid wat ik in Twente en de Duitse grensstreek heb mogen beleven. Ik ben in Twente geweldig op pad geholpen door Rudolf Luiken, aan wie Jan Meijerink een sympathiek in memoriam gewijd heeft (Ficedula 32 (2003): 3-4). Luiken was een ongeëvenaarde kenner van het Twentse landschap met zijn kenmerkende flora en fauna. Hij stond nog in de traditie van Meester Bernink van Museum Natura Docet, zijn “veldkennis” ging daarmee als het ware terug tot rond 1900. Rudolf en ik hebben vele tientallen gezamenlijke tochten gemaakt. Hij was een meester in het zien van het wezenlijke in de natuur en kon dat zeer bezield overdragen. De mooiste herinneringen bewaar ik aan onze gezamenlijke avondlijke tochten om in het grensgebied Dassen te observeren, waarbij wij intens genoten van de oude Dassen met hun jongen op de burchten. Rudolf Luiken had een intuïtieve benadering van de natuur, die later ook bij mij tot wasdom is gekomen (Vakblad natuur bos landschap 8 (2011): 36-37).
Middelste Bonte Specht als tuinsoort in Driene.
6
Ficedula 44 (2015) nr.1
Binnen de Twentse werkgroep heb ik nooit een bestuursfunctie geambieerd. Wel heb ik mij indertijd (1995-1996) samen met Chris Albers en Piet Kokke opgeworpen om een uitgave van het boek “Vogels in Twente” helpen te realiseren, toen dit project door onderling gekrakeel tussen leden van de Twentse vogelwerkgroep dreigde te stranden. Het boek is er toch gekomen en heeft een goede verspreiding gekregen. Ik heb het altijd als ereplicht gezien iets tegenover het genieten van de natuur te stellen. In mijn geval meen ik dat het beste te kunnen doen door mijn bevindingen en ervaringen te publiceren, zodat de belevenissen –geanalyseerd en geëvalueerd en wel –vastliggen. Dat zijn inmiddels tientallen artikelen geworden. Tot mijn belangrijkste “erfgoed” reken ik de verhalen over de vogels van het traditionele rijke cultuurlandschap. Hier wil ik allereerst noemen mijn magnum opus, gepubliceerd in 1994: een groot wetenschappelijk artikel (in het Engels) over de ecologie en bescherming van de Kerkuil in Liemers en Achterhoek (Ardea 82: 1-109). Veel gegevens zijn bijeengebracht door de Kerkuilwerkgroep Liemers en Achterhoek: de oudste Kerkuilwerkgroep van Nederland, in 1982 opgericht in het huis van mijn ouders in Terborg. Verder wil ik hier nog noemen verhalen over de laatste broedende Goudplevieren in het Wietmarscher Moor even over de grens met Duitsland (De Levende Natuur 93 (1992): 48-55), over de Korhoenders van de Sallandse Heuvelrug (De Levende Natuur 106 (2005): 50-57) en meer recent over de laatste Scharrelaars van NO-Polen (Het Vogeljaar 59 (2011): 179-192). Tot deze categorie behoort ook het al eerder gememoreerde stuk over de Ortolanen van Winterswijk. Het zijn geenszins dorre wetenschappelijke beschrijvingen, maar levendige verhalen van eigen belevenissen inclusief observaties van karakteristieke mensen (als onderdeel van de “levensgemeenschap”). Ik zie deze verhalen zelf als een soort moderne sprookjes. Het is niet mijn bedoeling als “neo-romanticus” (Voous 1995: In de ban van vogels. pg. 25; 182-183) alleen weemoed op te roepen: het is een getuigenis van de schoonheid die eens alom en alledaags om ons heen was. Er valt ook goed vogelnieuws te melden. Wie had gedacht, dat er ooit in Twente Slechtvalken en Oehoes zouden gaan broeden. En dan de opkomst van de Middelste Bonte Specht in Twente! Samen met Sytze Wouda heb ik die nauwkeurig gevolgd op het landgoed Twickel; onze bevindingen over het intieme leven van deze fraaie soort hebben wij uitgebreid gepubliceerd in Vogels in Overijssel 2011 en 2013. Zie ook bijgevoegde foto, gemaakt in de tuin bij mijn huis in Driene waar ook in sommige jaren de Kerkuil broedt in een nestkast in de schuur. De onverwachte opkomst van de Kortsnavelboomkruiper als broedvogel in Twente is gedocumenteerd in Ficedula 39 (2010): 7-20. Verder positief nieuws is te melden van de Twentse hoogvenen, waar dankzij goed inwendig beheer soorten als
Ficedula 44 (2015) nr. 1
7
Geoorde Fuut, Blauwborst, Grauwe Klauwier en Roodborsttapuit floreren, al zijn we hier inmiddels Paapje en Tapuit als vaste broedvogel kwijtgeraakt. Korhoen en Klapekster waren hier al eerder verdwenen. Aan de debetzijde staan ook Grutto en Tureluur, die eens in Twente hun toevlucht vonden in natte graslandcomplexen.
Mijn natuurdagboeken uit de Twentse periode 1977-2014. Mijn langstlopende onderzoek betrof jaarlijkse transsecttellingen in een ononderbroken reeks van 34 jaar (1979-2012) in een heide- en veengebied bij Meppen (Dld.), de Tinner Dose en Sprakeler Heide. Het betreft hier een zeer belangrijk broedgebied, met onder meer Grauwe Kiekendief, Draaihals, Duinpieper, Velduil, Klapekster, Grauwe Klauwier, Tapuit, Roodborsttapuit, Paapje, Grutto en Tureluur als (deels voormalige) broedvogels. Dit onderzoek heb ik uitgewerkt in een serie van acht artikelen, gepubliceerd in Ficedula jrg. 2012-2014. De tellingen van de diverse soorten zijn geanalyseerd, met als resultaat een reeks aanbevelingen voor bescherming en beheer. Deze serie artikelen kan dienen als belangrijk referentiemateriaal voor het behoud en herstel van bedreigde vogelsoorten in heide- en veengebieden in Twente en andere regio’s, waar de meeste van deze soorten zijn uitgestorven. Er is hier in Twente overigens ook zeer belangwekkend onderzoek gedaan, onder meer in de Engbertsdijksvenen en het Wierdense Veld door Herman Hazelhorst c.s. Het is jammer dat de resultaten nooit zijn samengevat in Ficedula. Graag wil ik op deze plaats nog wat zeggen over ons verenigingsblad, het kwartaalblad Ficedula. Het is een rijk bezit voor de Twentse Vogelwerkgroep en qua opmaak en inhoud steekt het gunstig af tegen veel andere regionale bladen, waarvan de meeste een kwijnend bestaan lijden of inmiddels gereduceerd zijn tot één jaarlijkse uitgave. Wel vind ik jammer, dat sommige artikelen vrijwel beperkt
8
Ficedula 44 (2015) nr.1
blijven tot louter het weergeven van tellingen in uitgebreide tabellen. De praktijk is dat niemand zulke tabellen bekijkt zonder toelichting. Er valt toch zoveel interessants uit dergelijk materiaal te halen, zeker als daar achtergrondinformatie vanuit de literatuur of van internet bijgehaald wordt. Boeiend zijn wel de periodieke rapportages over IJsvogel en Grote Gele Kwikstaart, omdat hierin de populatieontwikkeling en verspreidingspatronen helder in verband worden gebracht met weersinvloeden en habitatkwaliteit. Al eerder heb ik mijn respect uitgesproken voor degenen die aan concrete bescherming doen (o.a. van Steenuil, Kerkuil, Grote Gele Kwikstaart, weidevogels). Het geeft altijd een goed gevoel daarover te lezen.
Ecotoerist nr. 1 in de Belovezhskaya Pushcha, het Wit-Russische deel van het Bialowiezawoud. Al bijna 40 jaar ben ik gegrepen door de schoonheid en rijkdom van het Bialowiezawoud (250.000 ha) op de grens van Polen en Wit-Rusland. Zowel de Poolse als de Wit-Russische kant van het woud heb ik in de loop der jaren meer dan twintig keer bezocht. Van 1993-2007 ben ik namens Natuurmonumenten (naast mijn “gewone” werk) projectleider geweest voor diverse projecten gericht op het behoud en beheer van het hele woud; dit tezamen met de beheerders van de beide
Ficedula 44 (2015) nr. 1
9
Nationale Parken, wetenschappers en particuliere natuurbeschermingsorganisaties. Dit heeft een gedetailleerde kaart opgeleverd voor het Wit-Russische deel van het woud (1994-1998) en drie grensoverschrijdende werkconferenties (in 1999, 2000 en 2004) in Bialowieza (PL), Kamenyuki (BY) en Brussel (B). Verder was ik eindredacteur van een boek over het integrale beheer van het woud in drie talen (Pools, Russisch en Engels; 2000-2002), getiteld The Bialowieza Forest in the Third Millennium. Tussen de activiteiten door heb ik het woud tot in zijn uithoeken kunnen verkennen, aan beide kanten van de grens. Ik heb in Bialowieza zes soorten arenden gezien en zelfs mocht ik getuige zijn van de balts van de Auerhaan in een oeroud dennenbos. Uit eigen middelen heb ik de overdracht aan het Wit-Russische Nationale Park kunnen bekostigen van 7500 ha bedreigd trilveenmoeras (Balota Dikoie) met Elanden, Lynxen, Bastaardarenden, Oehoes, Laplanduilen, Korhoenders, Poelsnippen en Waterrietzangers. Samen met de Poolse en WitRussische beheerders is een knelpuntenanalyse gemaakt voor de Bialowieza-regio en een prioritaire projectenlijst opgesteld (2005-2006); tenslotte is er een grensoverschrijdende ecologische netwerkkaart ontworpen voor het gehele woud (2006-2007). Een publicatie over het Bialowiezawoud is aan “Het Vogeljaar” aangeboden.
Laplanduil in Wit-Russisch woud. Foto: Jan Elfrink
10
Ficedula 44 (2015) nr.1
In 2003 startte ik in samenwerking met de Wit-Russische Bond van Vogelbescherming (APB) een project ter bescherming van de Laplanduil. Dit is de zeldzaamste en voor mij ook de mooiste uil van Europa. De Laplanduil heeft in WitRusland een kleine (Midden-Europese) populatie ver buiten het hoofdareaal. Uit opbrengsten van natuurreizen, die mijn vrouw en ik naar Polen en Wit-Rusland organiseerden, financierden wij tien jaar een beschermingsprogramma, dat onder meer bestond uit het monitoren van de populatie in het kerngebied, het betalen van premies voor geslaagde broedgevallen van de Laplanduil aan lokale boswachters en voorlichting op scholen in de wijde omgeving. In die periode nam de onderzochte populatie (de belangrijkste van Wit-Rusland) van 6 broedpaar in 2004 toe naar 20 paar in 2013! Inmiddels heeft als gevolg hiervan de Laplanduil voor het eerst in de geschiedenis weer gebroed in Polen. Een publicatie hierover is in voorbereiding. En hiermee wil ik mijn ornithologische biografie afsluiten, in een notendop samen te vatten als “van Kerkuil tot Laplanduil”. Bij het vijftigjarig bestaan van de Twentse Vogelwerkgroep is het verleidelijk nog wat te mijmeren over de toekomst. Ik maak mij (en niet als enige) zorgen over de veroudering van het ledenbestand. In deze tijd van snelle communicatie en individualisering gaan vele jongeren hun eigen weg; binnen onze hobby staat daarbij het najagen van zeldzaamheden vaak centraal. Zolang dat een fase is in de ontwikkeling van de vogelaar is er weinig aan de hand. Maar het zou zo mooi zijn als genieten van de natuur op den duur ook samen gaat met zorgen voor de natuur. Dit kan op veel manieren geschieden: door doelgericht te inventariseren, te onderzoeken, te publiceren, aan soortbescherming te doen: particulier of in overleg en samenwerking met natuurbeheerorganisaties. Sommige activiteiten (zoals de uitgave van een blad als Ficedula) kunnen nauwelijks individueel uitgevoerd worden. Een voorbeeld van zo’n gezamenlijke aanpak is het uitbrengen van de Ficedula-special die op stapel staat en waarin het zal gaan over karakteristieke broedvogels die de bijzondere waarde van de Twentse avifauna uitmaken. Het is te hopen dat veel leden van de Twentse Vogelwerkgroep hieraan naar vermogen hun bijdrage zullen leveren. Voor de natuur in brede zin en voor speciale vogelsoorten in het bijzonder is natuurbescherming een levensvoorwaarde. Laten wij allen daaraan bijdragen.
Onno de Bruijn, Morshoekweg 39, 7552 PE Hengelo
Ficedula 44 (2015) nr. 1
11
Ornitheologie (1); “Gevleugelde woorden over de adelaar” Het beeld van de arend of adelaar is populair bij christenen. Op oude schilderingen en in kerkgebouwen worden de vier evangelisten van oudsher van symbolen voorzien. Vanwege zijn hoge vlucht en scherpe blik is de adelaar het symbool van Johannes. Dat heeft ermee te maken dat deze evangelist, meer dan zijn collega’s, het leven van Jezus ‘van bovenaf’ beschrijft en scherp oog heeft voor het geheim van Jezus’ identiteit. Maar de populariteit van de adelaar gaat nog vele eeuwen verder terug. Bijna alle grote rijken van de oudheid – Babyloniers, Perzen, Romeinen – gebruikten het beeld van de adelaar als symbool van kracht. De Verenigde Staten doen dat met hun ‘Bold Eagle’ vandaag nog steeds. De arend is een vogel die blijvend tot de verbeelding spreekt. Het is dan ook niet vreemd dat je het beeld van de arend ook in de Bijbel tegenkomt. Daarbij wordt in het bijzonder op zijn machtige vleugels ingezoomd. Zo wordt een mens die op God vertrouwt vergeleken met een adelaar die zijn vleugels uitslaat (Jesaja 40,31). De suggestie is dat je dan sterk staat in het leven en moedeloosheid weer te boven kunt komen. Dat het om beeldspraak gaat is duidelijk. Hetzelfde geldt voor een ander bijbelwoord waarin het beeld van de adelaarsvleugels voor God zelf wordt gebruikt. Vlak na de uittocht uit Egypte zegt God tegen Mozes: ‘Jullie hebben gezien hoe ik ben opgetreden tegen Egypte, en hoe ik je op adelaarsvleugels gedragen heb…’ (Exodus 19,4). Ook hier begrijpt iedereen dat je deze uitspraak niet letterlijk moet nemen. De adelaarsvleugels dienen als metafoor. In het zogenaamde ‘lied van Mozes’, één van de oudste bijbelteksten, trekt Mozes dit beeld echter nog iets verder door. Hij vergelijkt de zorg die God tijdens en na de uittocht heeft gegeven met de zorg van een arend voor zijn jongen: ‘Zoals een arend over zijn jongen waakt en voortdurend erboven blijft zweven, zijn vleugels uitspreidt, en zijn jongen daarop draagt, zo heeft de HEER zijn volk geleid…’ (Deuteronomium 32,11). Deze tekst heeft in de geschiedenis van de bijbeluitleg ornithologische complicaties meegebracht. Want hoe komt Mozes aan deze metafoor? In het verleden gingen bijbeluitleggers er vanuit dat deze metafoor alleen zeggingskracht heeft, als Mozes die aan de werkelijkheid heeft ontleend. Dus werd het beeld van de arend die zijn jongen op zijn vleugels draagt in deze tekst vaak letterlijk genomen… Van de Fuut kennen we het verschijnsel wel dat die zijn jongen op zijn rug laat meeliften, maar geen enkele vogelaar heeft ooit gezien dat ook een arend zoiets doet. Uit mijn jeugd herinner ik mij een indrukwekkende preek gehoord te hebben waarin het volgende natuurverschijnsel werd geconstrueerd: Een arend geeft zijn jongen soms een zetje om hen aan te sporen het ouderlijk nest te verlaten. Met
12
Ficedula 44 (2015) nr.1
opzet duwt hij hen over de rand (in de Statenvertaling stond namelijk dat de arend ‘zijn nest opwekt’ in plaats van ‘over zijn jongen waakt’). Maar hij wil natuurlijk niet dat zijn kroost te pletter valt. Als dus blijkt dat zijn jongen nog niet zelfstandig genoeg zijn om zelf te vliegen, vangt hij ze op zijn vleugels op en brengt hij ze weer terug naar het nest… Pedagogisch kun je hier prachtige dingen over zeggen. Ornithologisch klopt er alleen niets van. Vertaalkundig ook niet trouwens, maar dat voert hier te ver.
Zeearenden. Foto: Roy Dear
De belangrijkste vraag is natuurlijk of Mozes nu zo’n slechte vogelkenner was of dat hij zich enige dichterlijke vrijheid permitteert. Het eerste valt niet meer na te gaan, maar het tweede is zeker het geval. Waarschijnlijk verbindt Mozes twee beelden met elkaar. In een prozatekst uit hetzelfde bijbelboek vergelijkt hij Gods liefde voor Israël met een vader die zijn kind draagt: ‘en ook in de woestijn, waar u ervaren hebt dat de HEER, uw God, uw gedragen heeft zoals een vader zijn kind, de hele weg die u gegaan bent tot uw aankomst hier’ (Deuteronomium 1,31). In heel de oudheid werden juist de machtige vleugels van arenden bovendien met beschutting en bescherming geassocieerd. Mozes heeft dit in dichterlijke vrijheid met elkaar verbonden: God is meer dan een vader die zijn kind op zijn armen draagt. Hij is ook meer dan een arend die met zijn sterke vleugels zijn jongen beschut en over hen waakt. Mozes roept het beeld op van vleugels die draagkracht hebben. God doet
Ficedula 44 (2015) nr. 1
13
meer dan het gewone: zorg en liefde in de overtreffende trap. Het bijbelse beeld van het dragen op adelaarsvleugels heeft op allerlei manieren in onze cultuur doorgewerkt. Eén voorbeeld daarvan om mee af te ronden. In Lord of the Rings van J.R.R. Tolkien zijn het adelaars die te hulp snellen als de nood hoog is en de hoofdpersonen gered moeten worden. Grote adelaars nemen Frodo en de zijnen op hun rug/vleugels en brengen hen in veiligheid. Een mythische vertaling van een van oorsprong bijbelse metafoor.
Zeearend Haaksbergerveen 15 mei 2014. Foto: Roy Dear
Jaap Dekker (
[email protected])
14
Ficedula 44 (2015) nr.1
De Markelose Slechtvalken in 2014 Jan Meijerink Hoewel de valken de hele winter bij de toren aanwezig waren, kwamen ze dit jaar erg laat tot broeden. In de vier voorgaande jaren werd het eerste ei omstreeks 3 maart gelegd en daarmee behoorde dit paar tot de vroegste in ons land. In 2014 werd het ei echter gelegd omstreeks 14 april, dus anderhalve maand later dan gebruikelijk voor dit paar. We hebben er geen verklaring voor kunnen vinden want er vonden in die tijd geen werkzaamheden plaats op de bordessen. Het ringnummer van het mannetje werd afgelezen en daaruit bleek dat we nog steeds met dezelfde vogel te maken hebben. Geboren in België en in 2014 werd hij 8 jaar oud. Het ringnummer van het vrouwtje is op afstand niet af te lezen, maar met de hoge witte ring links en de aluminium ring rechts kunnen we gerust aannemen dat ook dit dezelfde vogel is van voorgaande jaren. Ook het verenkleed en het gedrag waren gelijk aan wat we altijd zagen. Zij is inmiddels 9 jaar oud. Bij de controle op 29 april waren er drie eieren die mogelijk ruim een week waren bebroed. Op 21 mei troffen we drie kleine jongen aan die we op 5 juni konden ringen. De ontwikkeling van de jongen gaat dan erg snel want op 20 juni konden ze al vliegen. Het waren dit jaar drie jongens, die in ontwikkeling toch al een kleine week sneller zijn dan de grotere vrouwtjes.
Ficedula 44 (2015) nr. 1
15
Tijdens een controle op 17 juni zag ik twee werklieden op het bordes boven de kast (bordes 23). Ze waren met de bliksemafleiders bezig. De oude valken alarmeerden hevig en één van de jonge valken viel overboord. Hij vloog enkele rondjes om de toren maar was blijkbaar niet sterk genoeg om weer omhoog te komen, zakte steeds verder om achter de bomen te verdwijnen. Mogelijk is hij ergens in een maisakker beland. Jonge valken worden niet op de grond gevoerd en bovendien was het jong niet sterk genoeg om uit het grote maisveld omhoog te komen. In de weken daarna zagen we nog slechts twee jonge valken die tenslotte de wijde wereld zijn ingetrokken.
Man en vrouw van het paar Slechtvalken te Markelo. Foto: Jan Meijerink
Jan Meijerink (
[email protected])
16
Ficedula 44 (2015) nr.1
Kolonievogels in Twente in 2014 Ben Hulsebos Een van de vele projecten van Sovon is het Landelijk Soortonderzoek Broedvogels waarin kolonievogels in Nederland integraal worde geteld. Ook in Twente zijn er vele kolonies die jaarlijks via standaardtellingen door een vaste groep tellers worden gevolgd. In het volgende overzicht de resultaten van deze tellingen uit 2014. Aalscholver Sinds 2012 heeft de Aalscholver zich als broedvogel gevestigd binnen de gemeente Losser. Op de drijvers van de kabel voor de zandzuiger op de Oelemars heeft een paartje in 2012 en 2013 een nest gebouwd, gebroed en jongen groot gebracht. Dit jaar is het voltooide nest van de drijvers gegleden. Helaas hebben de Aalscholvers geen poging ondernomen om een nieuw nest te bouwen. Aalscholvers zijn als broedvogel uitermate schaars in Twente. Enkele jaren geleden was er ook kortstondig een kleine kolonie van 3 tot 4 nesten bij het Lonnekermeer. Inmiddels bestaat deze kolonie niet meer. De nieuwe locatie op de Oelemars is dus pas de “tweede kolonie” in Twente. Blauwe Reiger De Twentse populatie is als gevolg van koude winters in vijf jaar tijd meer dan gehalveerd. De terugval in 2009 bedroeg 18,5 %, in 2010 ongeveer 17 %. In 2011 was er een stabilisatie. In 2012 bedroeg de achteruitgang 14 % en in 2013 15 %. In 2014 is de dalende tendens doorbroken en het aantal bewoonde reigernesten met 14 % toegenomen. De kolonie in Markvelde is helaas niet meer toegankelijk voor tellers. Naam kolonie
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Begraafplaats Almelo
8
15
16
18
20
13
21
7
Weerselo
7
13
9
7
8
4
2
5
Schapendijk, Wierden
9
4
8
4
5
5
6
6
Breeriet, Delden
64
69
56
43
45
33
12
26
Lonnekermeer, Hengelo
13
9
5
2
7
11
8
11
Singraven, Denekamp
38
42
33
22
20
21
23
29
Weldam, Goor
14
7
7
4
5
5
4
9
Markvelde
8
8
0
5
2
5
nt
nt
Witte Veen, Buurse
12
16
7
5
9
5
3
4
Waterwingebied Enschede
11
16
14
10
8
6
9
9
Buurserbeek, Buurse
17
22
16
13
12
10
5
8
Hulsbeek, Oldenzaal
5
6
7
7
6
7
6
5
Ficedula 44 (2015) nr. 1
17
De Poppe, De Lutte
1
Oelemars, Losser Wenninkweg, Markelo
10
Enterveen Totaal
206
238
2
3
3
7
6
6
1
1
1
0
0
0
13
17
9
5
11
7
1
0
0
0
0
0
195
161
160
137
116
132
Verspreiding van kolonies van de Blauwe Reiger in Overijssel (Sovon) Roek Deze soort kent tientallen kolonies in Twente, die zich ook nog wel eens verplaatsen, meestal door verstoring door menselijk ingrijpen. Om een overzicht te geven zijn de kolonies per stad of dorp gebundeld. Het aantal Roeken in Twente neemt af sinds 2003, toen het maximum van 2706 nesten is geteld. De laatste jaren is de afname minder snel tot schommelend. Met name in Almelo en Wierden heeft de Roek verliezen geleden. De tellers in Wierden en Almelo waren Hans v.d. Berg, Henk v.d. Aa, Hans van Leeuwen en Boudewijn Heuseveldt. In Losser en Overdinkel telden Leo Hassing en Ben Hulsebos. In Hengelo was dat Piet Kokke en Harry de Jong. In Enschede telden Bé van Kuik, Piet Kokke, Gerrit Wesseloo en Aldert Schenk. In Lonneker was René Wijering actief en in Haaksbergen en St.Isidorushoeve Harry Konniger. De tellingen in Markelo zijn verricht door Henri Bouwmeester. Bij Holten zijn de kolonies geteld door Ben Nijeboer en René Wijnbergen en de kolonie in Denekamp door Harm Meek. In Nijverdal is geteld door Machiel oude Veldhuis en in Vriezenveen door Henk v.d. Aa. In Holten en Nijverdal zijn ook kolonies die in het naburige district Overijssel-West liggen. Deze zijn niet weergegeven in de tekst en de tabel.
18
Ficedula 44 (2015) nr.1
Gebied
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Wierden
317
322
164
156
189
207
147
199
Almelo
814
950
925
854
773
726
789
736
Losser
211
158
154
174
218
256
234
259
Hengelo
30
35
29
39
39
61
51
59
Enschede
324
301
302
291
274
280
264
305
Lonneker
19
29
28
34
37
45
58
1
Haaksbergen
163
173
140
159
67
134
118
152
St.-Isidorushoeve
14
11
10
2
0
0
0
0
Overdinkel
3
11
14
31
21
5
0
0
Markelo
0
0
0
0
0
1
0
0
4
0
0
28
16
89
141
80
130
85
3
1
3
1
8
19
22
21
1817
1842
1841
Nijverdal Holten
70
75
Denekamp Vriezenveen Totaal
1895
2060
1841
1836
1760
Verspreiding van de kolonies van de Roek in Overijssel (Sovon) Huiszwaluw Het aantal Huiszwaluwen is in 2012 met meer dan 14% afgenomen ten opzichte van 2011 en kwam daardoor op het laagste aantal sinds 2006. In 2013 is de neergang
Ficedula 44 (2015) nr. 1
19
echter gestopt met een zeer bescheiden stijging. In 2014 is de daling slechts minimaal geweest. In NO-Twente worden kolonies in de plaatsen Geesteren, Vasse, Mander, Lattrop, Tilligte, Agelo, Ootmarsum, Denekamp, Saasveld, Weerselo, Oldenzaal, De Lutte, Overdinkel en Losser gevolgd door de Natuur- en Vogelwerkgroep “De Grutto”, VWG Losser, Heemkunde Ootmarsum en de werkgroep flora en fauna van Heemkunde Denekamp. Dit betreft een zeer groot gebied met honderden kolonies en met 39 tellers. De coördinatie van de tellingen en het binnenhalen van de gegevens is in handen van Gerard Boerrigter. Gebied
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Noordoost-Twente
1945
2058
2116
2111
2007
1742
1721
1699
Zuidwest-Enschede
32
24
26
17
25
18
48
48
40
25
19
24
Zonnebeek, Enschede Glanerbrug
14
4
6
2
3
5
4
8
Holterhof-Enschede
7
11
9
9
9
8
7
3
Buurse
3
9
Daarle
41
33
23
24
24
33
24
23
Diepenheim
78
71
70
61
62
53
46
44
Hof te Boekelo
13
-
-
-
-
-
-
-
Hellendoorn
44
39
33
38
22
24
18
24
Sint Isidorushoeve
12
33
35
38
38
12
17
19
20
9
4
5
0
1
6
15
21
38
42
2319
2326
2247
1931
1978
1950
Elsen Markelo Nijverdal Totaal
7 2186
2273
Kokmeeuw De Kokmeeuw wordt door beheerders van hoogvenen kritisch gevolgd vanwege eutrofiëring door de uitwerpselen. Dit probleem was in 2013 en 2014 voor het Haaksbergerveen even van de baan. Vermoedelijk zijn de vogels uitgeweken naar het naburige Zwillbrocker Venn in Duitsland, waar zich duizenden broedparen ophouden. In het Wierdense Veld is vanaf 2013 een nieuwe kolonie ontstaan. In de Engbertsdijksvenen werd in 2014 voor het eerst sinds decennia niet meer gebroed. Naam kolonie
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Engbertsdijksvenen
590
299
239
175
165
362
150
0
Haaksbergerveen
1000
1200
1000
1500
2000
60
0
0
16
0
0
0
0
0
0
Buurserzand
20
Ficedula 44 (2015) nr.1
Wierdense Veld
80
210
Oeverzwaluw De Oelemars was in 2014 de enige grote kolonie in Twente; er zaten 109 nesten in de kunstmatige wand met daarnaast nog 60 nesten in het naastgelegen zanddepot. In het overzicht is goed te zien dat de kolonies vaak maar enkele jaren bezet zijn, omdat de zwaluwen bij voorkeur in tijdelijke gronddepots hun nesten graven. De kunstwanden bevinden zich op de Oelemars in Losser, de Groene Mal in Nijverdal en Dannenkamp in Hoge Hexel.
In maart wordt de wand op de Oelemars in Losser weer oeverzwaluwklaar gemaakt Foto: Ben Hulsebos
Naam kolonie
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Engbertsdijksvenen
4
3
2
0
0
0
0
0
Lutterzand
8
0
0
0
0
0
0
0
Oelemars, Losser
70
156
156
138
144
72
112
169
Domelaar, Markelo
40
47
0
0
Domelaar 2, Markelo
5
26
5
15
67
28
0
0
?
Rutbekerveld, Enschede
80
100
40
50
15
70
0
40
Balderhaar, Kloosterhaar
28
16
8
1
24
21
16
11
Stepelo
15
0
0
0
0
0
0
0
Twentekanaal, Goor
13
0
0
0
0
0
0
0
10
0
0
2
0
0
0
Twentekanaal, Markelo
Ficedula 44 (2015) nr. 1
21
Groene Mal, Nijverdal
50
53
3
Zuidbroek, Wierden
0
85
70
0
20
0
0
0
Dannenkamp, Hoge Hexel
15
25
57
59
10
6
0
0
15
18
9
14
Diepenheim
30
10
Elsen
2
Zonnebeek, Enschede Stokkumervlier, Markelo
11
Zanddepot Wierdense Veld Totaal
0
2 25
258
417
276
272
349
270
244
330
Verspreiding van de kolonies van de Oeverzwaluw in Twente (Sovon)
Voor alle kolonievogeltellers die aan deze tellingen hun bijdrage hebben geleverd uiteraard mijn hartelijke dank. Ook lovenswaardig is dat de gegevens al vaak direct na de tellingen bij Sovon bekend waren. Ben Hulsebos, Districtscoördinator Sovon Twente
[email protected]
22
Ficedula 44 (2015) nr.1
Resultaten BMP–Z in Twente in 2014 Ben Hulsebos In de eerste plaats bedank ik de vele tientallen waarnemers die zich hebben ingezet voor het onderzoek naar BMP-Z soorten (= Broedvogel Monitoring Project Zeldzame soorten) in Twente. Een overzicht van alle binnengekomen Twentse Zsoorten staat hieronder vermeld. Het overzicht is tot stand gekomen door www.waarneming.nl te raadplegen en door het beschikbaar stellen van gegevens door medewerkers van Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer. Ook zijn de resultaten van het onderzoek van het BMP-Z Telgebied Losser toegevoegd evenals de resultaten vanuit het Beekvogelproject met vele vaste Z-telgebieden langs de Twentse beken. Er zijn ook enkele territoria uit het Atlasproject toegevoegd. De steenuilwerkgroepen gaven de resultaten van hun tellingen in de monitoringsgebieden door. Geoorde Fuut (12) Vanaf 2003 neemt de Geoorde Fuut in Twente in aantal af. Wel komen ze nu in meer gebieden voor dan in het verleden. In het kerngebied de Engbertsdijksvenen waren 10 territoria. Er kwamen dit jaar ook meldingen van territoria uit het Wierdense Veld (1) en het retentiegebied Kristalbad bij Enschede (1). 35 30 25 20 15 10 5 0
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Geoorde Fuut in Twente Ooievaar (9) e Het bekende paartje Ooievaars in Losser betrok voor de 21 keer het nest op het dak van een woonboerderij langs de Dinkel. Er zijn 4 jongen groot geworden. De Losserse ooievaarspopulatie breidde zich verder uit met een paar in Beuningen (broedgeval met 1 jong, later dood aangetroffen door slecht weer), een paar in het Binckhorsterveld (broedgeval met 3 jongen) en een paar in het Losserse deel van Singraven. In de buurt van Rossum hebben 4 paren gebroed en bij Singraven,
Ficedula 44 (2015) nr. 1
23
Dinkelland 1 paar. Net over de Duitse grens bij Glane bij een oude jeneverstokerij heeft ook een broedpaar gezeten. Grote Canadese Gans (3) Voorlopig nog geen toename in Twente van de Grote Canadese Gans. Dit jaar was er 1 paar op de Oelemars bij Losser, 1 paar in Stroothuizen in Losser (nest met eieren) en 1 paar in de Ottershagen bij Tilligte. Kolgans (1) Op de Oelemars verbleef vanaf de winterperiode dagelijks 1 paar Kolganzen, maar was er geen nest. Brandgans (36) Deze gans neemt in navolging van overig Nederland ook in Twente gestaag toe, maar niet alle Brandganzen zijn doorgegeven. Brandganzen komen in Twente vooral voor in hoogveengebieden, zandafgravingen en parken. Op het terrein van zandafgraving de Oelemars in Losser hebben 5 paren een territorium gehad. Bij Nijverdal, Kalvenhaar zat 1 territorium. Ottershagen telde 1 paar en Retentiegebied Kristalbad bij Enschede 1 paar. Op de Stroinkslanden, Enschede werden 12 paren gemeld en in het Wesselerbrinkpark, Enschede 2 paren. In de Engbertsdijksvenen zaten 16 paren. De meeste territoria zijn vastgesteld door waarneming.nl uit te kammen op Brandganzen (90 meldingen binnen de datumgrenzen). Alleen de vogels met de aanduiding paar in broedbiotoop, nestindicerend, nestvondst en met niet-vliegvlugge jongen zijn opgenomen. Helaas waren slechts 10 van de 90 meldingen uit waarneming.nl voorzien van meer informatie dan aantal en de aanduiding ter plaatse. Van de overige meldingen konden dus geen geldige territoria worden gemaakt. Onderstaande grafiek laat daardoor een daling zien.
70 60 50 40 30 20 10 0
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
2014
Brandgans in Twente
24
Ficedula 44 (2015) nr.1
Muskuseend (1) Deze exoot komt in Twente voor het eerst in de overzichten naar voren als broedvogel. Er zat 1 paar met donsjongen op de Zendersche Esch. Rode Wouw (1) Toch weer een territorium van de Rode Wouw in Twente in 2014. Na vergeefs zoeken op de locatie de Hooge Lutte (gebroed in 2013) werd in 2014 onverwacht een paar met nestbouw waargenomen in de gemeente Hof van Twente. Er is niet gebroed. Bruine Kiekendief (0) Van de Bruine Kiekendief zijn tientallen meldingen binnen de datumgrenzen op waarneming.nl geplaatst. Zelfs van dit grote aantal meldingen kon geen enkel geldig territorium worden samengesteld. Het betreft voornamelijk solitaire overzomeraars in de hoogveengebieden. Ook zijn er Blauwe en Grauwe Kiekendieven tussen de datumgrenzen gemeld, maar ook deze meldingen hebben niet tot een geldig territorium geleid. Slechtvalk (4) De voormalige zendmast bij Markelo trok al in 2007 een Slechtvalk aan en in 2008 werd hier in februari een paar waargenomen. Er is direct een nestkast op 100 m hoogte geplaatst, waar het paartje zich voortdurend ophield. In 2008 is voor het eerst in Twente een territorium van de Slechtvalk vastgesteld. Vanaf 2009 heeft het paar hier elk jaar gebroed, ook in 2014 (zie artikel Markelose Slechtvalken in 2014 in deze Ficedula). Er waren eveneens territoria in het centrum van Almelo, op de Boeldershoek bij Enschede (broedgeval) en in Vriezenveen. Porseleinhoen (3) In het Haaksbergerveen was 1 territoria van het Porseleinhoen, evenals in het Aamsveen en de Engbertsdijksvenen. Kraanvogel (3) Vanaf 2011 bevinden zich in de Engbertsdijksvenen territoria van de Kraanvogel. In 2011 vertoonden 2 paartjes Kraanvogels baltsgedrag, maar bij controle werden geen nesten of jongen waargenomen. Waarschijnlijk ging het hier om nog niet geslachtsrijpe vogels. In 2012 en 2013 werd hier ook 1 paar gesignaleerd, evenals in 2014. Dat jaar was er een nest met eieren dat helaas mislukt is. In de hoogveengebieden in de grensregio Aamsveen, Haaksbergerveen en Witte Veen werden minimaal 2 verschillende paartjes baltsende Kraanvogels gezien. Een derde
Ficedula 44 (2015) nr. 1
25
paar kon niet met zekerheid worden vastgesteld. Het gebied kende veel verstoringsfactoren o.a. rondcirkelende helikopters die naar het olielek in het Ambtsvenn zochten, zodat er mogelijk veel verplaatsingen van de Kraanvogels zijn geweest. In het Gilderhauser Venn in Duitsland, 6 km ten oosten van Losser heeft een Kraanvogelpaar succesvol gebroed. Kleine Plevier (12) De Kleine Plevier is een soort van kale terreinen met pioniersvegetatie. Er werden dit jaar 12 paren opgespoord, waarvan een aantal succesvolle broedgevallen. De territoria bevonden zich op de Oelemars (1) in Losser, Oosterweilanden, Vriezenveen (1), Overtoom, Rijssen (3), Bornse Beek (1), Zendersche Esch (1), Retentiegebied Kristalbad, Enschede (2), Harbrinkhoek (1), Gammelke (1) en Vliegveld Twente (1). Het aantal lag beduidend onder de 19 vastgestelde territoria van 2012. Oehoe (1) In 2010 werd voor het eerst een territorium van de Oehoe op het terrein van Twence op de Boeldershoek bij Enschede vastgesteld. In 2011 was op dezelfde locatie wederom een territorium, maar nog steeds zonder broedindicaties. Van het geslaagde broedgeval in 2012 zijn de jongen spoorloos verdwenen. Hoogstwaarschijnlijk zijn ze door hun eigen ouders opgegeten. In 2013 was er wel een territorium op deze locatie, maar weer zonder jongen. In 2014 is er succesvol gebroed. Steenuil Voor de monitoring van de Steenuil zijn sinds 2003 tien telgebieden aangemeld. De populatie is in deze gebieden stabiel en neigt tot toename door plaatsing van nestkasten door de steenuilwerkgroepen. De resultaten in Wierden zijn onderling niet vergelijkbaar, want pas vanaf 2007 is er volledig geteld. De monitoring in Losser en Overdinkel wordt gedaan door leden van VWG Losser met als coördinatoren Friso Koop, Peter Steffens en Leo Hassing. De Steenuilen in Dinkelland (Saasveld, Deurningen, Fleringen, Agelo en Reutum) worden geteld door leden van de Natuurwerkgroep “De Grutto” uit Weerselo onder coördinatie van Vincent de Lenne. In Wierden zijn de Katoel’nkiekers onder leiding van Hans Gels met de inventarisaties bezig geweest. Beuningen en Lattrop worden door Friso Koop geteld. De schatting voor de totale steenuilenpopulatie in Twente bedraagt 829 territoria.
26
Ficedula 44 (2015) nr.1
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Losser Steenfabriek
8
9
9
11
10
10
8
11
Overdinkel Ringstation e.o.
10
12
14
15
11
15
14
16
Saasveld
42
45
43
41
42
44
42
45
Deurningen
30
30
30
26
23
22
24
24
Fleringen
6
6
6
6
10
9
9
9
Groot Agelo
18
19
17
24
22
16
18
18
Reutum
4
4
4
4
7
6
6
6
Wierden
95
93
95
94
92
92
82
92
BeuningenDenekampoost
-
-
-
17
15
15
17
17
17
17
14
ng
OttershagenLattrop
Nachtzwaluw (67) Alle heidevelden zijn in het kader van het Jaar van de Nachtzwaluw in 2007 nagelopen op deze nachtelijke soort. Er konden toen 35 territoria worden gekarteerd. Dit jaar zijn er minimaal 67 territoria opgespoord met als kanttekening dat niet alle nachtzwaluwterreinen van 2007 zijn bezocht. De aantallen namen tot en met 2013 toe. De locaties met het bijbehorende aantal territoria waren: telgebied Losser (28), Engbertsdijksvenen (20), Wierdense Veld (2), Haaksbergerveen (4), Buurserzand (2), Witte Veen Buurse (2), Borkeld (6) en Aamsveen (3). 100 80 60 40 20 0
2002
2004
2006
2008
2010
2012
2014
Nachtzwaluwen in Twente
Ficedula 44 (2015) nr. 1
27
Draaihals (1) Een alarmerende Draaihals liet zich in juni enkele keren horen in een bosgebied met heide in Losser. Deze soort wordt maar sporadisch als broedvogel in Twente waargenomen. Middelste Bonte Specht (225) Na een stijging van de aantallen Middelste Bonte Spechten in Twente gedurende de periode 2004-2007 vlakte de groei tijdelijk wat af. Het leek er op dat alle geschikte gebieden bezet waren. Maar vanaf 2010 is deze specht verder doorgebroken en steeg het aantal territoria van 54 in 2009 tot 224 dit jaar. 250 200 150 100 50 0 2004
2006
2008
2010
2012
2014
Middelste Bonte Specht in Twente IJsvogel (47) De IJsvogel heeft aan het eind van de winterperiode van 2008/2009 de eerste grote verliezen geleden. In Losser, het kerngebied van de IJsvogel, werd ondanks het openblijven van de Dinkel een verlies van 60% van de populatie vastgesteld. Na de winter van 2009/2010 bleef het verlies echter beperkt en was er weer een kleine opleving in 2011. De winter van 2012 heeft verdere terugval in het ijsvogelbestand aangericht. Gerekend vanaf het begin van de tellingen in 1975 tot nu toe is 2008 met 66 territoria het jaar met de meeste IJsvogels in Twente geweest. Daarvan waren er in 2012 nog maar 14 territoria over, een afname van 79 %. In 2013 trad het eerste duidelijke herstel op en werden 24 territoria. In 2014 herstelde de Twentse populatie verder met een bijna verdubbeling tot 47 territoria. Dank aan Peter van den Akker voor de coördinatie van het Beekvogelproject en aan de vele tellers van dit project, waarbij zoveel mogelijk IJsvogels en Grote Gele Kwikstaarten in Twente via vaste Z-telgebieden worden geteld.
28
Ficedula 44 (2015) nr.1
80 60 40 20 0
2001
2003
2005
2007
2009
2011
2013
IJsvogel in Twente Rouwkwikstaart (1) In de omgeving van het Haaksbergerveen werd een nest van een mannetje Rouwkwikstaart x vrouwtje Witte Kwikstaart gevonden. Grote Gele Kwikstaart (32) De populatie van de Grote Gele Kwikstaart kreeg in Twente net als de IJsvogel een behoorlijke terugslag. In het kerngebied langs de Dinkel leed de Grote Gele Kwikstaart na de afgelopen winters enorme verliezen. Van de Dinkelpopulatie van 31 paren in 2007 waren er in 2014 nog maar 12 over. Voor heel Twente komt de neergang van 80 territoria in 2008 tot 32 territoria in 2014 neer op een afname van 60 %. Het herstel van de IJsvogel dit jaar deed zich helaas niet voor bij de Grote Gele Kwikstaart. Wellicht is hier sprake van een ontoereikend voedselaanbod, want ook de jongenproductie is minimaal. Evenals bij de IJsvogel heeft Peter van den Akker de coördinatie van de tellingen verzorgd. 80 60 40 20 0 1995
2003
2005
2007
2009
2011
2013
Grote Gele Kwikstaart in Twente
Ficedula 44 (2015) nr. 1
29
Grote Gele Kwikstaart bij de Noordmolen op 18 mrt 2015. Foto: Sytze Wouda Kortsnavelboomkruiper (10) De eerste Kortsnavelboomkruiper, een ongepaard mannetje, werd in 2005 op de Lonnekerberg in Enschede gehoord. Het jaar daarop was er op dezelfde locatie een geslaagd broedgeval. De soort nam in 2007 een verhoudingsgewijs geweldig toe in Twente, want het aantal territoria steeg tot 7 en de soort breidde zich verder uit van de Lonnekerberg naar het Haagse Bos. Na een periode van jaarlijks 1 tot 3 territoria was er in 2012 weer een opleving en (7 territoria). De Kortsnavelboomkruipers worden tegelijkertijd met het Twentse onderzoek naar Middelste Bonte Spechten geïnventariseerd, want ze komen bijna in hetzelfde habitat voor. Helaas zijn ze bijzonder lastig vast te stellen want reageert soms wel en soms niet op geluid. Ook de zang wordt maar sporadisch gehoord. Interessant is echter dat het verspreidingsgebied zich uitbreidt. Naast de vaste locaties op de Lonnekerberg (1) en Haagse Bos (3) zijn ze nu ook aangetroffen in het Oldenzaalse Veen (1) en in Losser op Boerskotten (2), Hooge Lutte (2) en Snippert (1). Op 3 andere locaties, namelijk Singraven, Roderveld en Sterrenbos bij Enschede werden Kortsnavels aangetroffen, waarvan helaas de noodzakelijke vervolgwaarneming niet kon worden binnengehaald. Grauwe Klauwier (17) Het aantal Grauwe Klauwieren in Twente neemt gestaag toe. In 2014 was er een bolwerk in de Engbertsdijksvenen met 7 territoria. Verder waren er territoria en broedgevallen in het Aamsveen (3), Haaksbergerveen (4), Punthuizen (1) en
30
Ficedula 44 (2015) nr.1
Beuninger Achterveld (1) in Losser en het Witte Veen bij Buurse (1). 20 15 10 5 0
2002
2004
2006
2008
2010
2012
2014
Grauwe Klauwier in Twente Raaf (2) Dit jaar waren er 33 waarnemingen van de Raaf. Van alle waarnemingen konden er slechts 4 worden samengevoegd tot 2 geldig territoria, namelijk 1 territorium in het Wierdense Veld en 1 in het Haagse Bos bij Enschede. Ik hoop dat de tellers van de Z-soorten door blijven gaan met hun inventarisaties, die vaak via Z-telgebieden georganiseerd zijn, bv. de bekentellingen en de steenuilenmonitoring. Z-soorten kunnen regelrecht via de website bij SOVON worden ingevoerd via gegevensinvoer en daarna de inlogcode. Wie voor het eerst inlogt, gaat bij www.sovon.nl eerst naar inloggen met de waarnemerscode en de vier cijfers van de postcode van de waarnemer. Tellers die nog geen waarnemerscode hebben kunnen deze aanvragen. Vervolgens broedvogels aanklikken en dan naar losse meldingen. Mocht dit niet lukken dan kunnen meldingen van Z-soorten rechtstreeks via de mail naar mij toe of op www.waarneming.nl worden gezet. Als er van www.waarneming.nl gebruik wordt gemaakt is het niet voldoende om alleen soort, aantal en locatie aan te geven, maar moet het vakje “tp” even uitgerold worden om nadere informatie te geven, bv. zingend/baltsend, paar in broedbiotoop, alarmerend, enz. Dan pas kan ik er eventueel nog een geldig territorium van maken, want het is voor Z-soorten bijna onmogelijk om dit met alleen de aanduiding tp te realiseren. De voorkeur gaat echter uit naar het zelf invoeren van de waarneming via de website www.sovon.nl.
Ben Hulsebos, Districtscoördinator Sovon Twente,
[email protected]
Ficedula 44 (2015) nr. 1
31
Waarnemingen in Twente (december 2014 – februari 2015) Peter van den Akker en Harry de Jong Inzenden van waarnemingen In deze rubriek vindt u een selectie van waarnemingen uit het voorgaande kwartaal. U kunt uw eigen waarnemingen insturen via
[email protected] of eventueel via www.tvwg.nl Weer in de winter van 2014-2015 De winter was vrij zacht, maar in tegenstelling tot vorig jaar ontbrak het niet aan vorst en sneeuw. De wintertemperatuur was 4,1 graden tegen 3,4 graden als langjarig gemiddelde. December was met 4,8 graden tegen 3,7 graden normaal de zachtste maand, februari de "koudste" met 3,5 graden tegen 3,3 graden normaal. Het sneeuwde soms flink. Op verschillende dagen kwam het tot gladheid door opvriezing of neerslag. Erg koud is het niet geworden en zeker voor schaatsers was het een teleurstellende winter. In De Bilt kwam de temperatuur op 37 dagen onder nul tegen 38 vorstdagen normaal (gemiddeld over 1981-2010). Op 23 januari bleef het de hele dag vriezen maar dat was dan ook de enige ijsdag van de winter. Matige vorst van meer dan 5 graden onder nul is vaker voorgekomen maar op de meeste koude dagen kwam de temperatuur maar net onder het vriespunt. Er viel meer neerslag dan gewoonlijk. Gemiddeld over het land registreerde het KNMI 238 mm neerslag tegen 208 mm normaal. De zon scheen 228 uur tegen 196 uur normal, zodat we van een zonnige winter kunnen spreken. Bespreking bijzondere waarnemingen Wat betreft zeldzaamheden was het in Twente een uiterst rustige winter, dus een korte rubriek deze keer. Op 8 december zijn 3 Geoorde futen op het Hulsbeek gemeld. De waarnemer: “waarschijnlijk een familiegroep, paar met één jong dat soms gepest werd, in ondiep water, dichtbij strandje tussen 5 Meerkoeten. Eén exemplaar had duidelijke zwarte wangvlek en restant puntkuif wat Kuifduiker uitsluit. Op zeker moment liep een van de vogels het zand op, in navolging van een Meerkoet. Het leek er op dat het een familie was met een jong”. Geoorde futen zijn in de winter uiterst zeldzaam in Twente. Buiten deze waarneming zijn er verder dan geen andere Geoorde futen gemeld in Twente. Op diverse Limburgse maasplassen overwinterden in totaal eker 10 Geoorde futen. Van de Toendrarietganzen zijn de grootste aantallen al geteld in december; op de slaapplaatsen in de Engbertsdijksvenen zijn maximaal 6550 vogels geteld op 20 december. Na half februari waren vrijwel alle Rietganzen weg uit onze regio. De soort komt steeds
32
Ficedula 44 (2015) nr.1
eerder aan in onze regio en trekt ook weer eerder weg. Bijzonder was het pleisteren van een IJseend voor langere tijd op de Leemslagenplas. Het betrof waarschijnlijk een juveniele vogel gezien de vuil witte koptekening; de vogel is gezien van 7 december – 28 februari. Ook in maart was de vogel nog enige tijd aanwezig. Dit betreft het vierde geval voor Twente, de drie eerdere waarnemingen betroffen: 15 feb 1934 adult mannetje geschoten bij Tilligte, 17 nov 1985 2 ex Oelemars, 5 – 13 nov 1988 1 vrouw op zandwinplas Roelofs Engbertsdijksvenen. Van de Kraanvogel liep de najaarstrek tot ver in december; op 28 december zijn nog een aantal groepen naar het zuiden gevlogen over Borne, Enschede en Losser. Er zijn geen waarnemingen uit januari, de voorjaarstrek startte in onze regio op 13 februari toen 76 vogels al weer overtrokken naar het noorden. De grootste groep is waargenomen boven Oldenzaal op 20 februari (80 exemplaren). De Pestvogel is al een aantal winters schaars in onze regio (zie figuur); deze winter waren er slechts meldingen van een 2-tal plekken waar enige tijd werd gepleisterd: 2 ex te Groot Driene in Hengelo en 1 ex in Almelo.
Ficedula 44 (2015) nr. 1
33
Op 5 dec is een mogelijke Siberische tjiftjaf gevangen op Ringstation Overdinkel en op 14 dec werd een Tjiftjaf gezien en gehoord bij de Leemslagenplas waarvan het geluid sterk leek op dat van een Siberische.
Waarnemingen Bokje 09-12 Gammelke, Handujksmeden: 2 ex. tp (Harm Meek) 13-12 Bergvennen: 2 ex. tp (Harm Meek) 19-01 Denekamp, Kanaal Alo-Nh: 5 ex. tp (Harm Meek) 14-02 Weerselo, Roderveld: 2 ex. opvliegend (R. morsink) 18-02 Weerselose Veld: 1 ex. tp (Harm Meek) 19-02 Weerselo, Roderveld: 1 ex. tp (Harm Meek) 23-02 Denekamp, Kanaal Alo-Nh: 10 ex. tp (Harm Meek) 25-02 Lattrop, Geele Beek: 1 ex. opvliegend (Harm Meek) 27-02 Bergvennen: 1 ex. tp (Harm Meek) Geelpootmeeuw 05-12 Hengelo, Drienerbraken: 1 ex. tp (René Wijering) 13-12 Enschede, Twenthekanaal: 1 ex. tp (René Wijering) 07-01 Oelemars: 1 ex. overd ZW (Ben Hulsebos) 23-01 Hengelo, Kristalbad: 1 ex. tp (René Wijering) 25-01 Oelemars: 2 ex. overd Z (Wolfgang Waanders) 06-02 Hengelo, Kristalbad: 1 ex. tp (René Wijering) IJseend 07-12 – 28-02 Almelo, Leemslagen: 1 ex. tp (Meerdere wnrs) Kleine Canadese Gans 07-01 Enschede, Boswinkel [W]: 1 ex. tp (Erik op den Dries) Kleine Rietgans 26-12 Het Veenschap: 8 ex. foeragerend (Bert Stegeman) 27-02 Lonnekermeer: 1 ex. tp (Bert Haamberg) Kortsnavelboomkruiper 03-01 Enschede, Haagse Bos [NW]: 1 ex. tp (Martin Bonte) 16-01 Enschede, Smulders Kleigaten: 1 ex. roepend (René Wijering)
34
Ficedula 44 (2015) nr.1
23-01 Enschede, Lonnekerberg [O]: 1 ex. baltsend / zingend (René Wijering) 31-01 De Lutte, De Hooge Lutte [W]: 1 ex. tp (Rudi Lanjouw) 01-02 Enschede, Haagse Bos [NW]: 1 ex. baltsend / zingend (Meerdere wnrs) 10-02 Enschede, Lonnekerberg [O]: 1 ex. tp (Meerdere wnrs) 12-02 Oldenzaal, Lonnekerberg [NO]: 1 ex. roepend (Ben Hulsebos) 19-02 Weerselo, Roode Veld (Roderveld): 1 ex. roepend (Harm Meek) 20-02 Oldenzaal, Boerskotten [NW]: 2 ex. (M) baltsend / zingend (Rudi Lanjouw) 28-02 Enschede, Haagse Bos [NW]: 1 ex. tp (Meerdere wnrs) Noordse Goudvink 05-12 Ringstation Overdinkel: 2 ex. (M) vangst (Leo Hassing) 28-12 Ringstation Overdinkel: 1 ex. vangst (Meerdere wnrs) 12-02 Glanerveld (IJsbaan): 2 ex. (M) foeragerend (kees rosenbrand) Pestvogel 15-02 – 28-02 Hengelo, Klein Driene: 1 ex. tp (Meerder wnrs) 19-02 Enschede, Twenthekanaal: 1 ex. over Z (Remco Wester) 20-02 Almelo centrum: 2 ex. foeragerend (Eveline Lenderink) Pontische Meeuw 05-12 Hengelo, Kristalbad: 1 ex. tp (Vincent de Lenne) 29-12 Hengelo, Drienerbraken [W]: 1 ex. tp (René Wijering) 06-01 Enschede, Twenthekanaal: 1 ex. tp (Ben Hulsebos) 25-01 en 28-02 Leemslagen: 1 ex. tp (Timo Roeke, Eelke Schoppers) 06-02 Enschede, Twenthekanaal: 1 ex. tp (René Wijering) 07-02 Oelemars: 1 ex. tp (Wolfgang Waanders) 11-02 Hengelo, Twekkelerveldweg: 3 ex. tp (Timo Roeke) 22-02 Grasbroek: 1 ex. tp (Timo Roeke) 25-02 Hengelo, Twekkelerveldweg: 1 ex. tp (Bert Haamberg) Raaf 20-12 Buurserzand: 2 ex. tp (Tohar Tal) 04-01 – 23-02 Wierdense veld: max 2 ex. tp (Diversen) 21-01 Rijssen, Overtoom: 2 ex. roepend (Herman Bruggink) 22-01 Singraven (Arboretum): 1 ex. roepend (Harm Meek) 23-01 Denekamp, Oortven: 1 ex. overd ZW (Wolfgang Waanders) 15-02 Mander Esch: 1 ex. roepend (herman kolker) 25-02 Lutterzand [Z]: 1 ex. tp (Ben B.H.J. Heerink) 27-02 Lattrop, Grenspaal 54: 1 ex. roepend (Harm Meek)
Ficedula 44 (2015) nr. 1
35
Rosse stekelstaart 21-12 – 26-12 Vriezenveen, Westbuitenland: 1 ex. (Diversen) 27-12 Almelo, Leemslagen: 1 ex. tp (Erik Busser) Siberische Taling 07-01 Wierden, Wendelgoor [W]: 1 ex. tp (Jan Lohuis) 11-01 Leemslagenplas: 1 ex. tp (Roel Kleine) 01-02 IJpelo, Doorbraak: 1 ex. tp (Herman Grouve) Siberische Tjiftjaf 05-12 Ringstation Overdinkel: 1 ex. vangst (Leo Hassing) 14-12 Almelo, Leemslagen: 1 ex. tp (Tom Kruissink) Taigaboomkruiper 28-02 Enschede, Haagse Bos [NW]: 1 ex. baltsend / zingend (Lieuwe Anema) Velduil 22-01 IJpelo, Eksosche Aa: 1 ex. overd Z (Herman Bruggink) Waterpieper 13-12 – 23-02 Haaksbergerveen: max 17 ex. tp (Diversen) 11-01 Borne[ZW]: 1 ex. tp (Timo Roeke) 24-01 Losser, De Kolker: 1 ex. overd Z (Wolfgang Waanders) 31-01 Oelemars: 1 ex. overd ZW (Meerdere wnrs) 02-02 Het Veenschap [O]: 1 ex. tp (Timo Roeke) 20-02 Nijverdal, Zuna's Hooilanden [NO]: 1 ex. tp (Andre Marissen) 27-02 IJpelo: 2 ex. tp (Timo Roeke) Witoogeend 26-12 Almelo, Leemslagen: 1 ex. (M) tp (Meerdere wnrs) Zeearend 14-01 Losser, Dinkel: 1 ex. overd (Ronald Kamphuis) 14-02 Ottershagen: 1 ex. overd (Carl Derks)
Peter van den Akker, (
[email protected]) Harry de Jong, (
[email protected])
36
Ficedula 44 (2015) nr.1