Benchmark Wmo 2011 Rapport Aantallen en uitgaven Wmo voorzieningen over 2010
Overbetuwe
1 juli 2011
SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3800
1. INLEIDING De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is per 1 januari 2007 ingegaan. Centraal bij de verstrekking van voorzieningen staat het compensatiebeginsel. Dit houdt het volgende in: Ter compensatie van de beperkingen die een persoon ondervindt in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, treft het college van burgermeester en wethouders voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen:
een huishouden te voeren;
zich te verplaatsen in en om de woning;
zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;
medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan (Wmo, artikel 4, eerste en tweede lid).
Het compensatiebeginsel richt zich op zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Onder zelfredzaamheid wordt verstaan: ‘het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen om deelname aan het maatschappelijk verkeer mogelijk te maken’. Bij maatschappelijke participatie gaat het om deelname aan het maatschappelijk verkeer, waarmee wordt 1
bedoeld de omgang met personen en instanties buiten het directe eigen leefverband . Gemeenten hebben beleidsvrijheid bij het invullen van de compensatieplicht. Zij kunnen dit onder andere doen door het ondersteunen van vrijwilligerswerk en mantelzorg, het verlenen van informatie en advies, opvoedondersteuning, Wmo hulpmiddelen en met het aanbieden van huishoudelijke hulp.
B ENCHMARK W MO Voor u ligt het rapport aantallen en uitgaven Wmo voorzieningen. In dit rapport worden aantallen en uitgaven van uw gemeente met betrekking tot de verstrekte Wmo voorzieningen vergeleken met die van andere gemeenten. Het rapport is het vertrekpunt om het verhaal achter de cijfers in uw gemeente boven tafel te krijgen. De verschillen kunnen aanleiding zijn om op zoek te gaan naar verbetermogelijkheden in uw eigen organisatie en gebruik te maken van goede voorbeelden van andere deelnemers. Dit rapport maakt onderdeel uit van de benchmark Wmo. Naast dit rapport is er het rapport over de basisbenchmark, waarin de belangrijkste gegevens van uw gemeente over alle prestatievelden in de Wmo worden vergeleken met die van andere gemeenten. Benchmarking is het vergelijken van organisaties. Voor deze vergelijking hebben benchmarkdeelnemers een vragenlijst ingevuld. De vragenlijst bevat zowel vragen naar kwantitatieve gegevens (aantallen en uitgaven) als naar kwalitatieve gegevens (beleidskeuzes, organisatie- en uitvoeringsaspecten). Met dit rapport kunt u de aantallen en de uitgaven van de Wmo-voorzieningen monitoren en deze in perspectief plaatsen.
1 M.J.M. Jehee, drs. H.M.H.M. Rijnkels, J.A.M. Zondag, Speelruimte van het compensatiebeginsel nader verkend, BMC, 2 februari, 2011
2
Uw gemeente heeft in 2011 samen met 83 andere gemeenten de vragenlijst Individuele Voorzieningen ingevuld. In dit rapport worden de resultaten hiervan gepresenteerd. Aantallen en uitgaven van uw gemeente worden vergeleken met het gemiddelde van alle benchmarkdeelnemers en met het gemiddelde van de gemeenten in dezelfde gemeentegrootteklasse. Boven of onder het gemiddelde betekent niet noodzakelijk beter of slechter. De gegevens hebben betrekking op 2010. Uw gemeente behoort met 45577 inwoners tot de gemeentegrootteklasse 20.000 tot 50.000 inwoners. 40 Gemeenten in deze 2
gemeentegrootteklasse hebben de vragenlijst Individuele Voorzieningen ingevuld . Voor het interpreteren van de gegevens is het belangrijk deze in de lokale context te plaatsen. Hoe is de bevolkingssamenstelling, hoe is het voorzieningenniveau, inkomensniveau, gezondheidssituatie en dergelijke. In de bijlage vindt u een aantal van deze achtergrondvariabelen. De bron voor het inwonertal, het percentage 65- en 75-plussers, het percentage thuiswonende 75-plussers en het percentage huishoudens met een laag inkomen is het CBS (peildatum 1 januari 2010). Daarnaast is het belangrijk om de resultaten te koppelen aan de lokale visie, beleidskeuzes en doelstellingen. Bij het lezen kunt u de volgende vragen in gedachten nemen: -
Herken ik het beeld?
-
Hoe verhouden de uitgaven zich tot de aantallen?
-
Zie ik hetzelfde beeld bij de verschillende voorzieningen?
-
Hoe is de ontwikkeling (trend)?
-
Hoe verhoudt dit zich tot de klantervaringen? (Bijvoorbeeld het tevredenheidsonderzoek)
Bij het interpreteren van de aantallen en uitgaven is het van belang de gegevens in relatie tot elkaar te bekijken. Zo lijkt het logisch dat een gemeente met relatief veel ouderen en cliënten ook veel uitstaande voorzieningen en hogere uitgaven heeft dan gemiddeld. Bij benchmarken gaat het om het verhaal achter de cijfers boven tafel te krijgen. Zo is het mogelijk dat de gemeente met relatief veel ouderen en cliënten juist relatief lage uitgaven heeft. Mogelijk is hier sprake van een andere manier van werken die inspirerend kan zijn voor andere gemeenten. Maar het kan ook zijn dat de gemeente een stringent verstrekkingenbeleid heeft. De duiding van de cijfers is gemeentespecifiek. Indien gewenst kunnen deze uitkomsten gezamenlijk met een benchmarkadviseur bekeken worden in het adviesgesprek. LEESWIJZER
& WEERGAVE
In hoofdstuk 2 gaan we in op de uitvoering van de Wmo. In hoofdstuk 3 worden de gegevens met betrekking tot hulp bij het huishouden gepresenteerd. Vervolgens komen in hoofdstuk 4 de Wmo hulpmiddelen aan bod. Het gaat hier om woonvoorzieningen, rolstoelen en vervoersvoorzieningen. In hoofdstuk 5 komen de algemene voorzieningen aan de orde. Het gaat om algemene voorzieningen die ondersteunend zijn aan het huishouden en om dagbesteding. Tot slot zetten we, indien mogelijk, uw gegevens van 2010 af tegen uw gegevens uit eerdere jaren (hoofdstuk 6). In bijlage 1 vindt u een overzicht met gegevens op detailniveau van uw gemeente, het gemiddelde van gemeenten van vergelijkbare grootte en het gemiddelde van alle deelnemende gemeenten. 2
Voor de gemeentegrootte hanteren we de volgende indeling: gemeenten tot 20.000 inwoners, 20.000 – 50.000 inwoners, 50.000 – 100.000 inwoners en gemeenten met meer dan 100.000 inwoners.
3
De resultaten worden weergegeven in radarplots, staafdiagrammen en tabellen. Met de radarplots, die eruitzien als een spinnenweb, wordt inzichtelijk gemaakt op welke aspecten uw gemeente onder of boven het benchmarkgemiddelde (=100) scoort. In de staafdiagrammen kunt u per indicator de score van uw eigen gemeente zien, het gemiddelde van de gemeentegrootteklasse en het benchmarkgemiddelde. In de meeste gevallen geven we de uitgaven weer per inwoner en de aantallen voorzieningen worden afgezet per 1.000 inwoners. TOELICHTING OP DE ANALYSE Om de gegevens zo duidelijk mogelijk te presenteren hebben we voor de analyse keuzes gemaakt. Allereerst is gebleken dat enkele hoge of lage – door de gemeente - ingevoerde waarden de gemiddelden kunnen vertekenen. Deze zogenaamde ‘uitschieter-waarden’ presenteren we wel in de rapporten in de staafdiagram ‘gemeente’. Voor de berekening van de gemiddelden (gemeente grootteklasse en benchmark) hebben we in enkele gevallen besloten die ‘uitschieter’ niet mee te nemen. In enkele gevallen is in het rapport en in de cijferbijlage (bijlage 1) het benchmarkgemiddelde of het gemiddelde van de gemeentegrootteklasse niet weergegeven omdat de respons op die vraag te klein is geweest, of omdat de spreiding in de antwoorden/ waarden te groot was.
4
2. UITVOERING In dit hoofdstuk worden algemene gegevens met betrekking tot de uitvoering gepresenteerd. Het gaat achtereenvolgens om de uitvoeringskosten, het aantal formatieplaatsen, de doorlooptijden, het aantal aanvragen en het percentage afwijzingen. De uitvoeringskosten voor het verlenen van voorzieningen zijn een indicator voor de doelmatigheid van de uitvoering. Een belangrijke variabele is het aantal te behandelen aanvragen. De uitvoeringskosten bestaan uit gemeentelijke apparaatskosten (directe personeelskosten), externe indicatiekosten en overige kosten. Onder overige kosten vallen bijvoorbeeld de kosten voor het CAK. In figuur 1 zijn de uitvoeringskosten per inwoner afgezet tegen die van gemeenten van uw gemeentegrootte en tegen het benchmarkgemiddelde. In de bijlage zijn ook de uitvoeringskosten per aanvraag weergegeven. F IGUUR 1: UITVOERINGSKOSTEN PER INWONER IN E URO ' S ( VRAAG 1.7, 1.8 EN 1.9)
In figuur 2 is het totaal aantal formatieplaatsen van de medewerkers die zich bezighouden met de Wmo per 1.000 aanvragen weergegeven. De volgende formatieplaatsen worden onderscheiden: de uitvoerende mensen (consulenten, beslissers), het ondersteunend personeel (administratief, applicatiebeheer, interne controle) en overhead (beleidsmedewerker, direct leidinggevenden e.d.). Het betreft hier de aanvragen voor hulp bij het huishouden en Wmo hulpmiddelen (wonen/rolstoelen/vervoer).
5
F IGUUR 2: A ANTAL FORMATIEPLAATSEN PER 1.000 AANVRAGEN (VRAAG 1.6 EN 1.1)
Bij de formatie is het van belang te weten welke taken de gemeente zelf uitvoert. Indiceert de gemeente alle aanvragen zelf of maar een deel? Naarmate de gemeente zelf meer indicaties doet, zal de formatie ook hoger zijn. De benchmarkgemeenten indiceren in 2010 gemiddeld 77% van de aanvragen voor hulp bij het huishouden zelf. Uw gemeente indiceert 100% van de aanvragen voor hulp bij het huishouden zelf. Voor de Wmo hulpmiddelen indiceren de benchmarkgemeenten 74% zelf. Voor uw gemeente is dit percentage 100%. Belangrijk voor de cliënt zijn de doorlooptijden voor het verkrijgen van de voorzieningen. In tabel 1 zijn de doorlooptijden weergegeven van aanvraag tot beschikking van de voorziening. Voor hulp bij het huishouden is de doorlooptijd gesplitst. Naast de doorlooptijd van aanvraag van de cliënt tot opdrachtverlening aan de zorgaanbieder is ook de doorlooptijd van opdrachtverlening aan de zorgaanbieder tot levering van hulp bij het huishouden te zien.
6
T ABEL 1: D OORLOOPTIJDEN IN KALENDERDAGEN ( VRAAG 1.11) Uw gemeente
Grootteklasse Benchmark
aanvraag - beschikking woonvoorzieningen
48
49
aanvraag - beschikking rolstoelen
49
47
aanvraag - beschikking individuele natura-vervoersvoorziening
44
45
aanvraag - beschikking collectieve vervoerspas
27
25
aanvraag hulp bij het huishouden - opdrachtverlening aan de
25
25
zorgaanbieder
Het komt ook voor dat gemeenten een voorziening eerder leveren dan dat de beschikking is afgegeven. Dit is voor de cliënt natuurlijk erg prettig. In onderstaande tabel is te zien of dat in uw gemeente het geval is. T ABEL 2: LEVERING VOORZIENING EERDER DAN BESCHIKKING ( VRAAG 1.12) Uw gemeente Grootteklasse Benchmark Hulp bij het huishouden
JA
79 %
77 %
Roerende Woonvoorzieningen JA
61 %
63 %
Rolstoelen
JA
77 %
73 %
Scootmobielen
JA
59 %
62 %
A ANVRAGEN In figuur 3 is het aantal nieuwe aanvragen en de mutaties/herindicaties/vervangingsaanvragen van hulp bij het huishouden en Wmo hulpmiddelen per 1.000 inwoners zichtbaar. Onder een nieuwe aanvraag verstaan wij een aanvraag voor een voorziening die een cliënt nog niet heeft of elke aanvraag van een voorziening voor een nieuwe cliënt.
7
F IGUUR 3: A ANTAL NIEUWE AANVRAGEN EN MUTATIES / HERINDICATIES PER 1.000 INWONERS ( VRAAG 1.1)
Een belangrijke component in het beroep op de individuele voorzieningen is het percentage ouderen en in het bijzonder het aantal thuiswonende 75-plussers. Uw gemeente heeft 5% 75-plussers, waarvan 91% thuis woont. Gemiddeld is dit in de benchmark 90%.
In tabel 3 is het percentage afwijzingen en het percentage aanvragen waarvoor een bezwaarschrift is ingediend te zien. T ABEL 3 : % AFGEWEZEN AANVRAGEN HULP BIJ HET HUISHOUDEN , % AFGEWEZEN AANVRAGEN W MO HULPMIDDELEN EN % AANVRAGEN MET BEZWAARSCHRIFT ( VRAAG
1.1 , VRAAG 1.2 EN 1.13) Uw gemeente Grootteklasse Benchmark
percentage afgewezen aanvragen hulp bij het huishouden
8.2 %
4.6 %
4.9 %
percentage afgewezen aanvragen Wmo hulpmiddel
9.7 %
8.1 %
9.1 %
percentage aanvragen met bezwaarschrift (totaal)
0.9 %
1.0 %
1.1 %
- percentage aanvragen hulp bij het huishouden met bezwaarschrift
1.5 %
0.8 %
1.2 %
- percentage aanvragen Wmo hulpmiddel met bezwaarschrift
0.7 %
1.2 %
1.1 %
8
3. HULP BIJ HET HUISHOUDEN Voor ondersteuning bij het voeren van een huishouden kunnen burgers sinds de invoering van de Wmo (1 januari 2007) bij de gemeente terecht. Gemeenten kunnen zelf bepalen op welke wijze zij hieraan invulling geven. De meeste gemeenten zetten hiervoor op dit moment de individuele voorziening ‘hulp bij het huishouden’ in. Gemeenten zijn verplicht om burgers de keuze te bieden tussen een voorziening in natura enerzijds of een persoonsgebonden budget (pgb) of financiële tegemoetkoming anderzijds. Dit geldt niet alleen voor hulp bij het huishouden, maar voor alle individuele voorzieningen. Een pgb is een geldbedrag waarmee de persoon met beperkingen zelf een voorziening kan kopen of huren. Het te ontvangen bedrag dient voldoende te zijn om doeltreffende zorg / voorzieningen in te kunnen kopen. De gemeente kan daarbij een eigen bijdrage vragen. Een financiële tegemoetkoming is een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening en hoeft dus niet kostendekkend te zijn. De hoogte van de financiële tegemoetkoming kan inkomensafhankelijk zijn. Verschillende vormen van hulp bij het huishouden zijn te onderscheiden. Veel gemeenten gebruiken de volgende indeling: •
Huishoudelijke werkzaamheden (HH1): Dit wordt door de meeste gemeenten HH1 genoemd. Het
gaat om de huishoudelijke werkzaamheden zoals schoonmaken, boodschappen doen, maaltijden bereiden, licht huishoudelijk werk, zwaar huishoudelijk werk, de was doen en huishoudelijke spullen op orde houden. •
Huishoudelijke werkzaamheden inclusief organisatie van het huishouden (HH2): Bij de organisatie
van het huishouden gaat het om het gedeeltelijk overnemen van de ouderrol (anderen helpen in huis met zelfverzorging, anderen in huis helpen bij het bereiden van de maaltijd) en de dagelijkse organisatie van het huishouden. •
Hulp bij ontregelde huishouding (HH3): Hulp die vaak kortdurend bij crisissituaties geboden wordt.
Het kan ook zijn dat dit ondergebracht is bij HH2. HH3 kan ook ingezet worden voor ondersteunende begeleiding. Onder activiteiten bij ontregelde huishouding in verband met een psychische stoornis vallen psychosociale begeleiding, advies, instructie en voorlichting. •
Persoonsgebonden budget: HH1, HH2 en HH3 kunnen zowel in natura als in de vorm van een
persoonsgebonden budget (pgb) worden verstrekt. Als een cliënt recht heeft op huishoudelijke verzorging/hulp bij het huishouden, maar liever zelf de uitvoering en planning van de werkzaamheden regelt, dan kan het pgb uitkomst bieden. •
Alfahulp: Een specifieke vorm van het pgb is de alfahulp. Alfahulpen leveren de eenvoudigste vorm
van huishoudelijke verzorging. De cliënt is hierbij de werkgever van de alfahulp, maar de werkgeverstaken worden niet door de cliënt uitgevoerd, maar door een andere organisatie. Sommige gemeenten gemeenten bieden (naast het pgb als geldbedrag) het pgb aan in de vorm van een waardebon, ook wel Alfacheque genoemd. Hierbij krijgt de cliënt waardebonnen toegestuurd, waarmee de alfahulp betaald kan worden. De alfahulp kan deze waardebonnen vervolgens verzilveren. In de benchmark is bovenstaande indeling gehanteerd. We merken dat er gemeenten zijn die voor een andere indeling kiezen of helemaal geen onderscheid maken tussen HH1 en HH2. Het kan ook zijn dat de zorgaanbieder bepaalt welke hulp wordt ingezet. In tabel 4a en b is weergegeven welke vormen in uw gemeente voorkomen en welke tarieven daarvoor gehanteerd worden.
9
ALGEMEEN De radarplot in figuur 4 biedt een samenvatting van de resultaten van uw gemeente op het gebied van de uitvoering van hulp bij het huishouden. Met deze figuur wordt inzichtelijk gemaakt op welke aspecten uw gemeente (de lijn) onder of boven het benchmarkgemiddelde (=100) scoort. In figuur 4 zijn weergegeven: -
het percentage ouderen (75+);
-
het totaal aantal aanvragen;
-
het aantal nieuwe toekenningen voor hulp in natura en persoonsgebonden budget (pgb);
-
het aantal cliënten hulp in natura en pgb;
-
de uitgaven voor de hulp in natura en pgb;
-
het aantal geleverde uren hulp in natura en het aantal toegekende uren pgb.
In de radarplot zijn de gegevens voor het pgb en de voorzieningen die in natura worden verstrekt samen genomen. De aantallen en uitgaven zijn gerelateerd aan het aantal inwoners. Bij de uitgaven gaat het om de uitgaven voor de geleverde hulp. De uitvoeringskosten zijn buiten beschouwing gelaten. In deze figuur kunt u zien hoe bijvoorbeeld het aantal cliënten zich verhoudt tot de totale uitgaven en het percentage ouderen in vergelijking met andere gemeenten. F IGUUR 4: O VERZICHT KENGETALLEN HULP BIJ HET HUISHOUDEN ( NATURA EN PGB)
Mocht de radarplot niet compleet zijn gevuld, dan zijn niet alle benodigde gegevens aangeleverd. Hieronder wordt op de specifieke aspecten nader ingegaan.
10
T ARIEVEN Gemeenten hebben met zorgaanbieders afspraken gemaakt over de tarieven voor hulp bij het huishouden. In tabel 4a en b zijn voor 2010 en 2011 de tarieven voor hulp bij het huishouden in natura weergegeven. Bij het hanteren van verschillende tarieven voor verschillende aanbieders is een gewogen gemiddelde genomen. De aanbieder met het grootste marktaandeel weegt dus zwaarder dan een aanbieder met een klein aandeel. Over het algemeen zien we dat de tarieven ten opzichte van 2009 fors gestegen zijn voor hulp bij het huishouden. Ook in 2011 is weer een lichte stijging te zien. T ABEL 4 A: TARIEVEN 2010 HULP BIJ HET HUISHOUDEN IN NATURA PER TYPE HULP ( VRAAG 2.1) Uw gemeente Grootteklasse Benchmark HH1
€ 0,00
€ 20,03
€ 20,44
HH2
€ 0,00
€ 23,74
€ 23,84
HH3
€ 0,00
€ 30,40
€ 21,70
€ 22,07
een bedrag anders
€ 0,00
T ABEL 4 B: TARIEVEN 2011 HULP BIJ HET HUISHOUDEN IN NATURA PER TYPE HULP ( VRAAG 2.1) Uw gemeente Grootteklasse Benchmark HH1
€ 0,00
€ 20,46
€ 20,73
HH2
€ 0,00
€ 23,88
€ 24,05
HH3
€ 0,00
€ 28,72
€ 21,98
€ 22,32
een bedrag anders
€ 0,00
In tabel 5a en b is weergegeven wat de uurtarieven zijn bij verstrekking in de vorm van een pgb voor de verschillende vormen van hulp bij het huishouden. Met dit pgb kan de cliënt zelf hulp inkopen. Ook de pgbtarieven zijn in 2011 in zijn algemeenheid gestegen ten opzichte van 2010. T ABEL 5 A: TARIEVEN 2010 PGB PER TYPE HULP ( VRAAG 2.1) Uw gemeente Grootteklasse Benchmark alfa
€ 0,00
HH1
€ 0,00
€ 15,20
€ 15,43
HH2
€ 0,00
€ 19,22
€ 19,07
HH3
€ 0,00
€ 22,91
€ 15,00
€ 16,84
een bedrag
€ 14,67
T ABEL 5 B: TARIEVEN 2011 PGB PER TYPE HULP ( VRAAG 2.1)
11
Uw gemeente Grootteklasse Benchmark alfa
€ 0,00
HH1
€ 0,00
€ 15,36
€ 15,49
HH2
€ 0,00
€ 19,39
€ 19,36
HH3
€ 0,00
€ 22,01
€ 15,00
€ 17,20
een bedrag
€ 14,76
C LIËNTEN Figuur 5 laat het aantal cliënten hulp bij het huishouden in natura en pgb per 1.000 inwoners zien. Het gaat om de stand op 31 december 2010. Voor de berekening is uitgegaan van het volgende: hulp in natura is het 3
totaal minus ‘pgb’ en minus ‘alfahulp’ . De cliënten met alfahulp zijn cliënten met een bepaald type pgb.
4
F IGUUR 5: A ANTAL CLIËNTEN HULP BIJ HET HUISHOUDEN (IN NATURA EN PGB ) PER 1.000 INWONERS ( VRAAG 2.4)
Het totaal aantal cliënten hulp bij het huishouden is in uw gemeente 22,6 per 1.000 inwoners. Het benchmark gemiddelde is 27,6 per 1.000 inwoners.
3
Indien wel de hulp in natura is ingevuld, maar niet het totaal en het pgb, dan is de som van de hulp in natura gebruikt. Sinds 1 januari 2010 mogen zorgaanbieders alleen nog huishoudelijke zorg leveren met medewerkers met wie zij een dienstverband hebben. Door deze wetswijziging kunnen cliënten die voor een bepaalde zorgaanbieder kiezen, via deze zorgaanbieder geen alfahulp meer krijgen. Hiermee is het onderscheid tussen een ‘normaal pgb’ en alfahulp verkleind. In tegenstelling tot vorig jaar is alfahulp dit jaar daarom bij het pgb gerekend. 4
12
In figuur 6 komt de verhouding tussen het aantal cliënten met een HH1-indicatie en het aantal cliënten met een HH2- of HH3-indicatie terug. De categorie ‘anders’ is bij de berekening buiten beschouwing gelaten. Het gaat hierbij alleen om de cliënten met hulp in natura. Voorgaande jaren is in de benchmark Wmo een trend te zien van een verschuiving naar meer eenvoudigere hulp (hh1 en alfahulp). Het zal echter lastig worden om deze trend te blijven monitoren aangezien de indeling die gemeenten hanteren voor hulp bij het huishouden steeds diverser wordt en door de wetswijziging is alfahulp een vorm van pgb geworden. 5
F IGUUR 6: A ANDEEL CLIËNTEN MET EENVOUDIGE HULP IN NATURA (V RAAG 2.4)
5
Het aandeel eenvoudige hulp is alleen berekend indien in elk geval HH1 en één van HH2 en HH3 zijn ingevuld. Bovendien mag de categorie ‘anders’ niet meer dan 20% van de som van HH1 en HH2 en HH3 zijn.
13
U REN In figuur 7 is het gemiddelde aantal geleverde uren hulp bij het huishouden per cliënt per week in 2010 weergegeven. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen ‘hulp in natura’ en ‘pgb’. Bij het pgb gaat het om de toegekende uren. F IGUUR 7: A ANTAL GELEVERDE UREN HULP (IN NATURA ) EN TOEGEKENDE UREN ( PGB ) PER CLIËNT PER WEEK (VRAAG 2.5)
In totaal zijn er in uw gemeente 3,8 uren per cliënt per week geleverd. Het benchmark gemiddelde is 3,1 uren per cliënt per week.
14
U ITGAVEN In figuur 8 zijn de uitgaven per cliënt per jaar weergegeven. Het betreft hier alleen de uitgaven voor de daadwerkelijke hulp, dus geen uitvoeringskosten en indicatiekosten. F IGUUR 8: G EMIDDELDE UITGAVEN HULP IN NATURA EN PGB PER CLIËNT IN EURO ’ S ( VRAAG 2.4 EN VRAAG 2.6)
In totaal wordt in uw gemeente gemiddeld €3214,- per cliënt voor hulp bij het huishouden uitgegeven. Het benchmark gemiddelde is €3234,- per cliënt.
15
In figuur 9 zijn de totale uitgaven per inwoner voor hulp bij het huishouden te zien; ook hier is onderscheid gemaakt tussen hulp in natura en pgb. Dit zijn de kosten voor de hulp, exclusief de uitvoeringskosten en indicatiekosten. F IGUUR 9: TOTALE UITGAVEN ( IN NATURA EN PGB ) PER INWONER IN EURO ’S ( VRAAG 2.6)
In totaal wordt in uw gemeente gemiddeld €73,- per inwoner voor hulp bij het huishouden uitgegeven. Het benchmark gemiddelde is €91,- per inwoner.
16
4. WMO HULPMIDDELEN Figuur 10 biedt een samenvatting van de resultaten van uw gemeente op het gebied van de uitvoering van individuele Wmo voorzieningen. Weergegeven zijn: -
het percentage ouderen (75+);
-
het totaal aantal aanvragen;
-
het aantal voorzieningen;
-
het aantal cliënten;
-
de uitgaven
Alle aspecten zijn omgerekend naar inwonertal. Bij de uitgaven gaat het puur om de kosten voor de Wmo hulpmiddelen. Uitvoeringskosten zijn hier niet in meegenomen. In deze figuur kunt u zien hoe bijvoorbeeld het aantal cliënten zich verhoudt tot de totale uitgaven en het percentage ouderen in vergelijking met andere gemeenten. Voor een toelichting op het lezen van een radarplot wordt verwezen naar hoofdstuk 1. F IGUUR 10: O VERZICHT K ENGETALLEN W MO HULPMIDDELEN (2010)
17
W ONEN Onder woonvoorzieningen vallen enerzijds woningaanpassingen, roerende woonvoorzieningen en overige woonvoorzieningen en anderzijds vergoeding voor kosten voor verhuizing en inrichting. In figuur 11 zijn de uitgaven voor woonvoorzieningen voor uw gemeente terug te vinden. F IGUUR 11: UITGAVEN WOONVOORZIENINGEN PER INWONER IN E URO ’ S (VRAAG 3.9)
De totale uitgaven voor woonvoorzieningen in uw gemeente bedragen €13,84 per inwoner. Het benchmark gemiddelde is €12,62.
18
Het toekennen van woonvoorzieningen heeft een eenmalig karakter. In figuur 12 kijken we daarom naar het aantal nieuw toegekende woonvoorzieningen per 1.000 inwoners. F IGUUR 12: A ANTAL NIEUW TOEGEKENDE WOONVOORZIENINGEN PER 1.000 INWONERS ( VRAAG 3.10)
In totaal zijn er in uw gemeente 12,2 nieuw toegekende woonvoorzieningen per 1.000 inwoners. In de hele benchmark was dit gemiddeld 7,4 per 1.000 inwoners.
19
R OLSTOELEN De uitgaven voor rolstoelen per inwoner voor uw gemeente zijn terug te vinden in figuur 13. Het betreffen zowel de handmatige als elektrische rolstoelen. F IGUUR 13: UITGAVEN ROLSTOELEN PER INWONER IN E URO ’ S ( VRAAG 3.11)
20
Het aantal uitstaande rolstoelen per 1.000 inwoners wordt weergegeven in figuur 14. De peildatum is 31 december 2010. F IGUUR 14: A ANTAL UITSTAANDE ROLSTOELEN PER 1.000 INWONERS ( VRAAG 3.13)
Sommige gemeenten kiezen ervoor om scootmobielen en/of rolstoelen op een collectieve wijze te verstrekken. Bij een scootmobiel- of rolstoelpool kunnen inwoners een scootmobiel of rolstoel thuis afgeleverd krijgen of op een centrale plaats gebruik maken van een scootmobiel of rolstoel. De pool is bedoeld voor mensen die de voorzieningen incidenteel nodig hebben. In uw gemeente is geen rolstoelpool. 16% van de benchmarkdeelnemers heeft een rolstoelpool. In uw gemeente is geen scootmobielpool. 6% van de benchmarkdeelnemers heeft een scootmobielpool.
21
V ERVOER De gemeente heeft diverse mogelijkheden om haar burgers in staat te stellen zich lokaal te vervoeren. Onderscheiden worden individuele vervoersvoorzieningen in natura (scootmobielen, aangepaste fietsen e.d.), individuele geldsomverstrekkingen en collectief vervoer. In figuur 15 worden de uitgaven voor individueel en collectief vervoer weergegeven. Bij collectief vervoer gaat het in de meeste gevallen om de kosten van een contract met een vervoersmaatschappij. F IGUUR 15: UITGAVEN VERVOERSVOORZIENINGEN PER INWONER IN E URO ’S ( VRAAG 3.16 EN 3.19)
22
Figuur 16 toont het aantal uitstaande vervoersvoorzieningen (peildatum 31 december 2010) met een uitsplitsing naar individueel en collectief vervoer. F IGUUR 16: A ANTAL UITSTAANDE VERVOERSVOORZIENINGEN PER 1.000 INWONERS ( VRAAG 3.18 EN 3.21)
23
5. ALGEMENE VOORZIENINGEN Naast individuele voorzieningen waar een beschikking voor nodig is, kunnen gemeenten binnen de Wmo ook algemene voorzieningen organiseren. Cliënten of burgers kunnen dan gebruik maken van ondersteunende diensten zonder dat daar een beschikking voor nodig is. We onderscheiden de volgende algemene voorzieningen die het huishouden ondersteunen: • Bij 'Maaltijdservice aan huis' gaat het om maaltijden die thuis worden bezorgd. De maaltijden aan huis worden warm (dagelijks) of koelvers (één of meerdere keren per week) bezorgd. • Bij 'Maaltijdservice op gezamenlijke locatie (bijvoorbeeld een buurthuis)' gaat het om maaltijden die worden geserveerd aan een eettafel. Deze eettafels worden vaak via het restaurant van een intramurale instelling (verzorgingshuis) verzorgt. • Bij 'klussendienst' gaat het om het uitvoeren van kleine klussen in huis, klussen in de tuin en/of vervoer en begeleiding naar het ziekenhuis. • Bij 'Wasserette met haal- en brengservice' gaat het om wasserijen die tegen een kleine vergoeding het vuile wasgoed bij de cliënten komen ophalen en het later weer gewassen terugbrengen. • Om de (sociale) veiligheid van ouderen te vergroten of gevoelens van onveiligheid weg te nemen, kunnen ouderen (onder meer) gebruikmaken van ‘sociale alarmering en telefooncirkels’. Sociale alarmering houdt in dat men met behulp van een op het lichaam gedragen zender alarm kan maken. Dit signaal komt via de telefoonlijn binnen bij een centrale waarna actie ondernomen wordt. De alarmopvolging vindt plaats door mantelzorgers, professionals of door een combinatie van beide. Deelnemers aan een telefooncirkel bellen elkaar dagelijks op een vast tijdstip op. Als iemand de telefoon niet opneemt, wordt een contactpersoon gewaarschuwd. • Bij de 'Boodschappenservice' gaat het om een dienst die de boodschappen verzorgd. Dit kan zijn door het thuisbezorgen van boodschappen, maar ook door begeleiding bij het boodschappen doen. • ‘Dagbesteding’ is een voorziening die bedoeld is om invulling te geven aan de dag door deel te nemen activiteiten. Deze activiteiten sluiten aan bij de behoefte van de doelgroep. De aard van de activiteiten kan recreatief, creatief, sportief of educatief zijn. In tabel 6 is weergegeven welke ondersteunende diensten en voorzieningen in de gemeente aanwezig zijn, die (grotendeels) door de gemeente worden gefinancierd. TABEL 6: ONDERSTEUNENDE VOORZIENINGEN DIE GROTENDEELS DOOR DE GEMEENTE WORDEN GEFINANCIERD (VRAAG 4.1) Uw gemeente Benchmark maaltijdservice aan huis
aanwezig
65 %
maaltijdservice op gezamenlijke locatie
-
55 %
klussendienst
-
64 %
wasserette met haal- en brengservice
-
5%
sociale alarmering/ telefooncirkel
-
51 %
boodschappenservice
-
33 %
dagbesteding
aanwezig
57 %
24
Deze ondersteunende diensten kunnen ook door commerciële/particuliere partijen worden gefinancierd. In tabel 7 worden de voorzieningen weergegeven die door commerciële/ particuliere partijen worden gefinancierd. TABEL 7: ONDERSTEUNENDE VOORZIENINGEN DIE DOOR COMMERCIËLE/PARTICULIERE PARTIJEN WORDEN GEFINANCIERD (VRAAG 4.2) Uw gemeente Benchmark maaltijdservice aan huis
aanwezig
85 %
maaltijdservice op gezamenlijke locatie niet aanwezig
78 %
klussendienst
aanwezig
75 %
wasserette met haal- en brengservice
aanwezig
54 %
sociale alarmering/ telefooncirkel
aanwezig
75 %
boodschappenservice
aanwezig
83 %
dagbesteding
aanwezig
75 %
S OCIALE VERBANDEN : DAGOPVANG EN DAGBESTEDING Om mensen in staat te stellen sociale verbanden aan te gaan is een diversiteit aan activiteiten denkbaar. Veel gemeenten bieden een vorm van dagbesteding aan. Dagbesteding omvat activiteiten, die zijn aangepast aan de vaardigheiden en de belangstelling van de cliënten die ervan gebruik maken. Ook dagbesteding kan zowel door de gemeente worden gefinancierd als door commerciële/particuliere partijen. In uw gemeente wordt dagbesteding wel aangeboden. Het wordt gefinancierd door de gemeente en ook door particuliere en commerciële organisaties. Tabel 8 geeft de doelgroepen weer waar dagopvang of dagbesteding voor wordt georganiseerd in uw gemeente, die (grotendeels) worden gefinancierd door de gemeente. TABEL 8: DOELGROEPEN VOOR DAGOPVANG/DAGBESTEDING DIE (GROTENDEELS) DOOR DE GEMEENTE GEFINANCIERD WORDEN (VRAAG 5.1) Uw gemeente Benchmark ouderen
aanwezig
61 %
ggz
aanwezig
22 %
lichamelijk gehandicapten
aanwezig
22 %
verstandelijk gehandicapten aanwezig
22 %
dementerenden
-
28 %
Tabel 9 geeft de doelgroepen weer waar dagopvang of dagbesteding voor wordt georganiseerd in uw gemeente, die worden gefinancierd door commerciële/particuliere partijen.
25
TABEL 9: DOELGROEPEN VOOR DAGOPVANG/DAGBESTEDING GEFINANCIERD DOOR COMMERCIËLE/PARTICULIERE PARTIJEN (VRAAG 5.2) Uw gemeente Benchmark ouderen
aanwezig
80 %
ggz
aanwezig
69 %
lichamelijk gehandicapten
aanwezig
74 %
verstandelijk gehandicapten aanwezig
81 %
dementerenden
73 %
aanwezig
26
6. TRENDGEGEVENS In dit hoofdstuk worden gegevens van uw gemeente over meerdere jaren weergegeven. Eerst zullen we echter enkele algemene in het oog springende ontwikkelingen die we zien bij de benchmarkdeelnemers presenteren. Hierdoor kunt u uw eigen trend afzetten tegen de algemene trend.
H ULP BIJ HET HUISHOUDEN De uitgaven voor hulp bij het huishouden per inwoner zijn in 2010 gestegen ten opzichte van 2008. Deze stijging wordt vooral veroorzaakt door een stijging van de gemiddelde uitgaven per cliënt. Een verhoging van de uurtarieven in combinatie met een stijging van het gemiddeld aantal uren per cliënt liggen hieraan ten grondslag. Daarnaast speelt mee dat het percentage inwoners met hulp bij het huishouden iets is gestegen. F IGUUR 17: O NTWIKKELING UITGAVEN EN GEBRUIK HULP BIJ HET HUISHOUDEN 100 80 60 40 20 0
aantal gebruikers per 1.000 inwoners uitgaven per inwoner
2007
2008
2009
2010
W MO HULPMIDDELEN De uitgaven voor de Wmo hulpmiddelen zijn over de jaren heen redelijk stabiel. Het aantal gebruikers is tussen 2008 en 2009 licht gestegen. F IGUUR 18: O NTWIKKELING UITGAVEN EN GEBRUIK W MO HULPMIDDELEN 60 40
aantal gebruikers per 1.000 inwoners
20
uitgaven per inwoner
0 2007
2008
2009
2010
Op de volgende pagina worden de belangrijkste indicatoren van de vragenlijst Individuele Voorzieningen over meerdere jaren gepresenteerd. Hierdoor ontstaat een trend voor uw gemeente. Indien uw gemeente in een bepaald jaar niet aan de benchmark Wmo heeft deelgenomen, kunnen we uw gegevens over dat jaar niet weergeven.
27
KERNINDICATOREN 2007 percentage inwoners met Wmo hulpmiddelen
2008
2.7 %
uitgaven Wmo hulpmiddelen per inwoner
2009
2010
4.2 %
3.1 %
€ 21,90 € 26,02
€ 39,89
percentage inwoners met hulp bij het huishouden
2.4 %
2.3 %
uitgaven hulp bij het huishouden per inwoner
€ 0,00 € 63,59
€ 72,57
uitvoeringskosten per inwoner
€ 7,02 € 14,32
€ 11,11
HULP BIJ HET HUISHOUDEN
0.0 %
6
2007
2008
nieuwe toekenningen natura per 1.000 inwoners
2009
2010
5,2
5,2
nieuwe toekenningen pgb per 1.000 inwoners aantal clienten natura per 1.000 inwoners
0,5 0,0
20,3
17,8
3,5
4,8
aantal clienten pgb per 1.000 inwoners aandeel clienten met eenvoudige hulp
62 %
uren hulp natura per week per client
2,5
3,8
uren pgb per week per client
3,5
gemiddelde uitgaven hulp in natura per client
€ 2.573
€ 3.274
gemiddelde uitgaven pgb per client
€ 3.247
€ 2.991
WONEN 2007 nieuw toegekende woonvoorzieningen per 1.000 inwoners uitgaven woonvoorzieningen per inwoner
2008
8,6
2009
2010
5,9
12,2
€ 11,56 € 17,39
€ 13,84
ROLSTOELEN
aantal rolstoelen per 1.000 inwoners totale uitg rolstoelen per inwoner
2007
2008
2009
2010
10,3
11,8
12,7
€ 0,92 € 4,44
€ 8,97
VERVOER
6
2007
2008
2009
2010
uitstaande collectieve vervoersvoorzieningen per 1000 inwoners
7,1
5,9
10,6
uitstaande individuele vervoersvoorzieningen per 1000 inwoners
21,3
23,7
31,2
uitgaven collectieve vervoersvoorzieningen per inwoner
€ 3,13 € 1,83
€ 3,76
uitgaven individuele vervoersvoorzieningen per inwoner
€ 6,27 € 2,35
€ 13,32
Voor de jaren 2009 en 2010 is alfahulp bij het pgb gerekend. Voor de jaren 2007 en 2008 is alfahulp gerekend bij natura.
28
Bijlage 1: Cijferbijlage In deze bijlage ziet u in de 1 e kolom de gegevens van uw eigen gemeente. De 2 e kolom is de gemiddelde score op die indicator van de gemeentegrootteklasse. Tot slot treft u in de 3 e kolom het benchmarkgemiddelde. Dit is het gemiddelde van alle deelnemende gemeenten.
T OELICHTING BEREKENING De optelling van de totalen voor de gemiddelden naar gemeentegrootteklasse en voor de benchmark wijkt soms af. Dat komt doordat de afzonderlijke gemiddelden van elke waarde worden weergegeven. Daarnaast komt het voor dat gemeenten niet alle onderdelen van een vraag of het totaal niet hebben ingevuld. Hierdoor ontstaan afwijkende waarden in het benchmarkgemiddelde en het gemiddelde van de gemeentegrootteklasse voor het totaal. De benchmarkgemiddelden en de gemiddelden voor de gemeentegrootteklasse zijn alleen berekend voor de gemeenten die de betreffende voorziening hebben. Bijvoorbeeld: als een gemeente geen collectief vervoer heeft, worden de uitgaven die ‘0’ zijn niet meegerekend voor het gemiddelde. Dus de gemiddelde uitgaven voor collectief vervoer worden alleen berekend op basis van de gemeenten die een collectief vervoerssysteem hebben. In een aantal gevallen is in plaats van het gemiddelde een ‘-‘ weergegeven. De weergave van het gemiddelde is daar niet zinvol, vanwege een te lage respons (n), een lage respons (n) gecombineerd met zeer sterk wisselende waarden op het niveau van de benchmarkdeelnemer, of onduidelijkheid over de betekenis van de waarde (dit komt o.a. voor bij de categorie anders). TABEL 1 ALGEMEEN Uw gemeente Grootteklasse Benchmark inwonertal
45.577
31.893
60.301
% 65plussers
13.8 %
16.2 %
16.0 %
% 75plussers
5.5 %
7.1 %
7.1 %
91.2 %
90.8 %
90.4 %
% huishoudens met een laag inkomen
7.2 %
7.7 %
8.4 %
% inwoners met een wmo-hulpmiddel
3.1 %
5.0 %
4.8 %
% inwoners met hh
2.3 %
2.8 %
2.8 %
% thuiswonende 75 plussers
29
TABEL 2A UITVOERING: FINANCIEEL Uw gemeente totale uitgaven hulp bij het huishouden en Wmo hulpmiddelen per
Grootteklasse Benchmark
€ 112
€ 135
€ 137
€ 8,14
€ 12,98
€ 13,85
€ 8,14
€ 13,33
€ 14,15
79 %
76 %
€ 166
€ 175
inwoner eigen bijdragen (hulp bij het huishouden en Wmo hulpmiddelen) per inwoner totale inkomsten per inwoner Pgb teruggevorderd
nee
Pgb teruggevorderd bedrag per client TABEL 2B UITVOERING: UITVOERINGSKOSTEN Uw gemeente Uitvoeringskosten per inwoner (totaal)
Grootteklasse Benchmark € 11,11
€ 17,48
€ 17,53
- directe personeelskosten per inwoner
€ 7,51
€ 14,65
€ 14,05
- kosten externe indicatie totaal per inwoner
€ 2,27
€ 1,52
€ 1,90
- kosten overig per inwoner
€ 1,33
€ 1,24
€ 1,48
kosten uitvoering per aanvraag
€ 275
€ 407
€ 402
% aanvragen gemeente zelf indicatiestelling: hulp bij
100 %
76 %
77 %
100 %
73 %
74 %
duur indicatiestelling: 0 - 1 jaar
-
0%
0%
duur indicatiestelling: 1 - 2 jaar
-
0%
0%
duur indicatiestelling: 2 - 3 jaar
-
10 %
6%
duur indicatiestelling: 3 - 4 jaar
-
5%
5%
duur indicatiestelling: 4 - 5 jaar
-
65 %
69 %
het huishouden % aanvragen gemeente zelf indicatiestelling: Wmo hulpmiddelen
duur indicatiestelling: meer dan 5 jaar of onbeperkt
JA
18 %
19 %
onderscheid groepen bij indicatiestelling
nee, geen onderscheid in
77 %
83 %
doelgroepen
30
TABEL 2C UITVOERING: AANVRAGEN Uw gemeente aantal aanvragen hulp bij het huishouden per 1.000 inwoners (totaal)
Grootteklasse Benchmark
13,5
18,1
18,0
- aantal nieuwe aanvragen hulp bij het huishouden per 1.000 inwoners
7,1
10,9
10,9
- aantal mutaties/herindicaties/vervangingsaanvragen per 1.000
6,2
8,6
8,6
8%
5%
5%
aantal aanvragen Wmo hulpmiddel per 1.000 inwoners (totaal)
26,9
29,2
28,6
- aantal nieuwe aanvragen Wmo hulpmiddel per 1.000 inwoners
26,4
22,1
21,9
0,5
8,8
8,3
10 %
8%
9%
inwoners percentage afgewezen aanvragen hulp bij het huishouden
- aantal mutaties/herindicaties/vervangingsaanvragen Wmo hulpmiddel per 1.000 inwoners % afgewezen aanvragen Wmo hulpmiddel TABEL 3 AANTAL FORMATIEPLAATSEN PER 10.000 INWONERS
Uw gemeente Grootteklasse Benchmark formatie (totaal)
1,8
2,5
2,4
uitvoerend (loket, consulent, beroep en bezwaar, contractbeheer)
1,1
1,6
1,5
ondersteunend (administratief, applicatiebeheer, interne controle)
0,3
0,5
0,5
overhead (beleidsmedewerker, leidinggevenden)
0,4
0,4
0,4
TABEL 4 DOORLOOPTIJDEN IN KALENDERDAGEN Uw gemeente aanvraag - beschikking woonvoorzieningen
Grootteklasse Benchmark 48
aanvraag - aanvang werkzaamheden woonvoorzieningen aanvraag - beschikking rolstoelen
44 49
aanvraag - levering rolstoelen aanvraag - beschikking individuele natura - vervoersvoorziening
44
45 39
27
aanvraag - levering collectieve vervoerspas aanvraag hulp bij het huishouden - opdrachtverlening aan de
47 39
aanvraag - levering individuele natura - vervoersvoorziening aanvraag - beschikking collectieve vervoerspas
49
25 21
25
25
zorgaanbieder opdrachtverlening aan de zorgaanbieder - levering hulp bij het
10
huishouden
31
TABEL 5 LEVERING EERDER DAN BESCHIKKING Uw gemeente Grootteklasse Benchmark hulp bij het huishouden
ja
78.9 %
76.5 %
roerende woonvoorzieningen ja
60.5 %
63.0 %
rolstoelen
ja
76.9 %
73.2 %
scootmobiel
ja
59.0 %
62.2 %
TABEL 6 BEZWAARSCHRIFTEN Uw gemeente Grootteklasse Benchmark percentage bezwaarschriften totaal
0.9 %
1.0 %
1.1 %
percentage waarvan gegrond verklaard (totaal)
0.0 %
26.5 %
20.6 %
percentage bezwaarschriften hulp bij het huishouden
1.5 %
0.8 %
1.2 %
percentage waarvan gegrond verklaard (hulp bij het huishouden)
0.0 %
18.0 %
14.1 %
percentage bezwaarschrift Wmo hulpmiddelen
0.7 %
1.2 %
1.1 %
percentage waarvan gegrond verklaard (Wmo hulpmiddelen)
0.0 %
29.8 %
22.9 %
TABEL 7 TARIEVEN HH 2010 Uw gemeente Grootteklasse Benchmark hulp bij het huishouden 1
€ 0,00
€ 20,03
€ 20,44
hulp bij het huishouden 2
€ 0,00
€ 23,74
€ 23,84
hulp bij het huishouden 3
€ 0,00
€ 30,40
€ 21,70
€ 22,07
een bedrag anders
€ 0,00
TABEL 8 TARIEVEN HH 2011 Uw gemeente Grootteklasse Benchmark hulp bij het huishouden 1
€ 0,00
€ 20,46
€ 20,73
hulp bij het huishouden 2
€ 0,00
€ 23,88
€ 24,05
hulp bij het huishouden 3
€ 0,00
€ 28,72
€ 21,98
€ 22,32
een bedrag anders
€ 0,00
32
TABEL 9 TARIEVEN PGB 2010 Uw gemeente Grootteklasse Benchmark alfahulp
€ 0,00
hulp bij het huishouden 1
€ 0,00
€ 15,20
€ 15,43
hulp bij het huishouden 2
€ 0,00
€ 19,22
€ 19,07
hulp bij het huishouden 3
€ 0,00
€ 22,91
€ 15,00
€ 16,84
een bedrag
€ 14,67
TABEL 10 TARIEVEN PGB 2011 Uw gemeente Grootteklasse Benchmark alfahulp
€ 0,00
hulp bij het huishouden 1
€ 0,00
€ 15,36
€ 15,49
hulp bij het huishouden 2
€ 0,00
€ 19,39
€ 19,36
hulp bij het huishouden 3
€ 0,00
€ 22,01
€ 15,00
€ 17,20
een bedrag
€ 14,76
TABEL 11 HULP BIJ HUISHOUDEN: NIEUWE TOEKENNINGEN PER 1.000 INWONERS Uw gemeente Grootteklasse Benchmark aantal nieuwe toekenningen (totaal)
5,7
10,1
- aantal nieuwe toekenningen alfahulp
10,0 1,3
- aantal nieuwe toekenningen hulp bij het huishouden 1
6,7
6,4
- aantal nieuwe toekenningen hulp bij het huishouden 2
2,4
2,0
- aantal nieuwe toekenningen hulp bij het huishouden 3
0,2
- aantal nieuwe toekenningen pgb
0,5
- aantal nieuwe toekenningen anders
5,2
aandeel eenvoudige hulp in natura aandeel pgb van het totaal
8.4 %
1,1
1,1
76.5 %
78.4 %
12.5 %
14.1 %
TABEL 12 HULP BIJ HUISHOUDEN: AANTAL CLIËNTEN EIND 2010 PER 1.000 INWONERS Uw gemeente Grootteklasse Benchmark aantal clienten (totaal)
22,6
27,9
- aantal clienten alfahulp
27,6 5,1
- aantal clienten hulp bij het huishouden 1
16,5
16,9
- aantal clienten hulp bij het huishouden 2
7,8
7,3
- aantal clienten hulp bij het huishouden 3 - aantal clienten pgb - aantal clienten anders
0,2 4,8
4,0
70.0 %
72.7 %
16.3 %
16.7 %
17,8
aandeel eenvoudige hulp in natura aandeel pgb van het totaal
3,8
21.1 %
33
TABEL 13 HULP BIJ HUISHOUDEN: GELEVERDE UREN PER 1.000 INWONERS Uw gemeente Grootteklasse Benchmark uren (totaal)
4.421
4.383
- uren alfahulp
4.415 884
- uren hulp bij het huishouden 1
2.140
2.308
- uren hulp bij het huishouden 2
1.536
1.345
- uren hulp bij het huishouden 3
12
- toegekende uren pgb
876
- geleverde uren pgb
863
- uren anders
34 710
822 767
2.670
aandeel eenvoudige hulp in natura aandeel pgb (toegekende uren) van het totaal
19.8 %
aandeel pgb (geleverde uren) van het totaal
19.5 %
61.0 %
65.0 %
18.6 %
20.5 % 19.0 %
TABEL 14 HULP BIJ HUISHOUDEN: GEMIDDELD AANTAL UREN PER CLIËNT PER WEEK Uw gemeente Grootteklasse Benchmark gemiddeld uren pgb (toegekend)
3,5
3,6
3,8
gemiddeld uren pgb (geleverd)
3,5
3,3
3,5
gemiddeld uren (natura)
3,8
2,9
2,9
TABEL 15 HULP BIJ HUISHOUDEN: UITGAVEN PER 1.000 INWONERS Uw gemeente Grootteklasse Benchmark uitgaven per inwoner (totaal)
€ 72,57
€ 88,98
- uitgaven alfahulp
€ 91,09 € 13,41
- uitgaven hulp bij het huishouden 1
€ 43,86
€ 48,93
- uitgaven hulp bij het huishouden 2
€ 34,97
€ 33,81
- uitgaven hulp bij het huishouden 3
€ 0,55
- uitgaven pgb per inwoner
€ 14,24
- uitgaven anders per inwoner
€ 57,78
uitgaven gemiddeld per client (pbg + natura)
€ 3.214
€ 2,63 € 13,02
€ 14,03 € 46,65
€ 3.182
€ 3.234
TABEL 16 WIJZE VAN UITKEREN PERSOONGEBONDEN BUDGET Uw gemeente Grootteklasse Benchmark netto pgb JA bruto pgb
-
15.0 %
18.1 %
85.0 %
81.9 %
34
TABEL 17 WMO HULPMIDDELEN Uw gemeente Grootteklasse Benchmark totale uitgaven Wmo hulpmiddelen per inwoner
€ 39,89
€ 43,99
€ 45,42
totale uitgaven Wmo hulpmiddelen per client
€ 1.300
€ 1.036
€ 1.083
TABEL 18 VERGOEDINGEN VOORZIENINGEN Uw gemeente Grootteklasse Benchmark verhuiskostenvergoeding
€ 2.800
€ 2.632
€ 2.677
taxikosten (op jaarbasis, excl. rolstoeltaxi)
€0
€ 1.861
€ 1.696
rolstoeltaxi vergoeding (op jaarbasis)
€0
€ 2.490
€ 2.305
€ 1.500
€ 863
€ 897
vergoeding gebruik eigen auto (op jaarbasis) TABEL 19 AANTALLEN EN UITGAVEN WOONVOORZIENINGEN
Uw gemeente Grootteklasse Benchmark uitgaven voor woonvoorzieningen per inwoner (totaal)
€ 13,84
€ 11,98
€ 12,62
- uitgaven voor woningaanpassing per inwoner
€ 12,18
€ 11,34
€ 11,78
- uitgaven voor verhuizing en inrichting per inwoner
€ 1,66
€ 0,70
€ 0,85
overige uitgaven per inwoner
€ 0,00
€ 3,52
€ 1,48
gemiddelde uitgaven per woningaanpassing
€ 1.046
gemiddelde uitgaven voor verhuizing en inrichting
€ 3.287
€ 2.475
€ 2.488
aantal nieuwe woonvoorzieningen per 1.000 inwoners (totaal)
12,2
7,4
7,4
- aantal nieuwe woningaanpassingen per 1.000 inwoners
11,7
7,0
7,2
0,5
0,3
0,4
- aantal nieuwe verhuiskostenvergoedingen per 1.000 inwoners TABEL 20 AANTALLEN & UITGAVEN ROLSTOELEN
Uw gemeente Grootteklasse Benchmark uitgaven voor rolstoelen per inwoner (totaal)
€ 8,97
- uitgaven voor sportvoorzieningen per inwoner
€ 0,16
gemiddelde uitgave per rolstoel
€ 707
€ 740
€ 742
aantal nieuw toegekende rolstoelen per 1.000 inwoners (totaal)
7,2
4,1
4,0
- aantal nieuw toegekende rolstoelen in natura per 1.000 inwoners
7,1
3,9
3,6
- aantal nieuw toegekende rolstoelen als pgb per 1.000 inwoners
0,1
- aantal nieuw toegekende sportvoorzieningen per 1.000 inwoners
0,0
0,0
0,0
12,7
12,1
12,1
aantal uitstaande rolstoelen per 1.000 inwoners rolstoelpool
€ 8,95
€ 8,98 € 0,12
0,0
NEE
15.7 %
NEE
6.0 %
aantal gebruikers rolstoelpool (absoluut) aantal rolstoelen rolstoelpool (absoluut) scootmobielpool aantal gebruikers scootmobielpool (absoluut) aantal scootmobielen rolstoelpool (absoluut)
35
TABEL 21 UITGAVEN INDIVIDUELE VERVOERSVOORZIENINGEN Uw gemeente uitgaven individuele vervoersvoorzieningen per inwoner (totaal)
Grootteklasse Benchmark
€ 13,32
€ 12,94
€ 12,84
- uitgaven voor scootmobielen per inwoner
€ 7,82
€ 7,71
€ 8,08
- uitgaven overig (inc beheerskosten en accessoires) in natura per
€ 5,51
€ 2,89
€ 2,50
- uitgaven geldsomverstrekkingen per inwoner
€ 0,00
€ 4,81
€ 3,91
gemiddelde uitgave per scootmobiel
€ 788
€ 1.060
€ 1.010
€0
€ 783
€ 957
inwoner
gemiddelde uitgave per individuele geldsomverstrekking
TABEL 22 COLLECTIEF VERVOER: UITGAVEN
7
Uw gemeente aanwezigheid collectief vervoerssysteem (%ja)
Grootteklasse Benchmark
ja
87.5 %
90.4 %
uitgaven voor collectief vervoer per inwoner
€ 3,76
€ 10,68
€ 11,79
gemiddelde uitgave collectief vervoer per client
€ 355
€ 329
€ 338
aanvullend vast bedrag bij collectief vervoer (%ja) nee, geen aanvullend vast bedrag
8.8 %
8.1 %
TABEL 23 TARIEF EN GEBRUIK COLLECTIEF VERVOER Uw gemeente Grootteklasse Benchmark gratis
-
2.6 %
1.3 %
goedkoper dan het blauwe strippenkaart tarief
-
18.4 %
21.8 %
ongeveer gelijk aan het blauwe strippenkaart tarief
-
65.8 %
64.1 %
duurder dan het blauwe strippenkaarttarief
-
2.6 %
2.6 %
10.5 %
10.3 %
anders
JA
TABEL 24 BEPERKT OF ONBEPERKT GEBRUIK VAN DIT TARIEF Uw gemeente Grootteklasse Benchmark beperkt
-
onbeperkt JA anders
-
32.4 %
27.3 %
62.2 %
70.1 %
5.4 %
2.6 %
7
De uitgaven voor collectief vervoer zijn inclusief eventueel aanvullende geldsomverstrekkingen gekoppeld aan het recht op collectief vervoer
36
TABEL 25 KEUZE TUSSEN GELDBEDRAG OF EEN COLLECTIEVE VERVOERSVOORZIENING Uw gemeente Grootteklasse Benchmark keuze
nee
19.4 %
19.7 %
aanvullend een vast bedrag TABEL 26 UITSTAANDE VERVOERSVOORZIENINGEN: COLLECTIEF & INDIVIDUEEL PER 1.000 INWONERS Uw gemeente aantal uitstaande individuele vervoersvoorzieningen (totaal)
Grootteklasse Benchmark
31,2
17,6
16,3
9,9
7,3
8,2
- aantal uitstaande overige individuele vervoersvoorzieningen
10,6
3,5
2,8
- aantal uitstaande individuele geldsomverstrekkingen
12,9
8,5
6,2
aantal uitstaande collectieve vervoersvoorzieningen (inc.
10,6
38,8
39,5
- aantal uitstaande scootmobielen
geldsomverstrekkingen) TABEL 27 NIEUW TOEGEKENDE VERVOERSVOORZIENINGEN PER 1.000 INWONERS Uw gemeente aantal nieuw toegekende vervoersvoorzieningen (totaal)
Grootteklasse Benchmark
11,1
10,1
9,6
- aantal nieuw toegekende scootmobielen
2,0
2,3
2,4
- aantal nieuw toegekende overige vervoersvoorzieningen
2,3
1,4
1,2
- aantal nieuw toegekende individuele geldsomverstrekkingen
3,7
2,1
1,5
aantal nieuw toegekende collectieve vervoersvoorzieningen (inc.
3,1
6,4
6,0
geldsomverstrekkingen) TABEL 28 GEMEENTELIJKE UITGAVEN VOOR ONDERSTEUNENDE DIENSTEN EN DAGOPVANG PER 1.000 INWONERS Uw gemeente Grootteklasse Benchmark maaltijdservice aan huis
€ 4,83
€ 1,38
maaltijdservice op gezamelijke locatie
€ 0,47
klussendienst
€ 0,31
wasserette met haal en brengservice
€ 0,03
sociale alarmering
€ 0,53
boodschappenservice
€ 0,13
dagbesteding
€ 1,10
€ 1,49
37
TABEL 29 AANTAL GEBRUIKERS ONDERSTEUNENDE DIENSTEN EN DAGOPVANG PER 1.000 INWONERS Uw gemeente Grootteklasse Benchmark gebruikers maaltijdservice aan huis
6,6
6,0
gebruikers maaltijdservice op gezamelijke locatie
7,9
gebruikers klussendienst
7,3
gebruikers wasserette met haal en brengservice
0,2
gebruikers sociale alarmering
6,0
gebruikers boodschappenservice
4,9
gebruikers dagbesteding
1,1
7,3
TABEL 30 GEMEENTELIJKE UITGAVEN VOOR DAGOPVANG/DAGBESTEDING PER 1.000 INWONERS Uw gemeente Grootteklasse Benchmark ouderen
€ 0,11
€ 2,13
GGZ clienten
€ 0,66
€ 0,41
lichamelijk gehandicapten
€ 0,11
€ 0,34
verstandelijk gehandicapten
€ 0,04
€ 0,24
dementerenden
€ 0,49
TABEL 31 AANTAL GEBRUIKERS DAGOPVANG/DAGBESTEDING PER 1.000 INWONERS Uw gemeente Grootteklasse Benchmark ouderen
1,1
11,8
GGZ clienten
0,4
0,7
lichamelijk gehandicapten
0,4
1,4
verstandelijk gehandicapten
0,4
0,9
dementerenden
0,8
38
BIJLAGE 2: DEELNEMENDE GEMEENTEN Gemeente-
Deelnemende gemeenten
grootte naar inwoneraantal Grootteklasse
Beesel, Blaricum, Bunnik, Eemnes, Enkhuizen, Gulpen-Wittem, Korendijk, Landerd, Laren, Meerssen,
1: 0-20.000
Ommen, Rhenen, Schagen, Waalre, West Maas en Waal, Westervoort
inwoners Grootteklasse
Aa en Hunze, Berkelland, Beuningen, Binnenmaas, Borger-Odoorn, Bronckhorst, Duiven, Epe, Ermelo,
2: 20.000-
Harderwijk, Hellendoorn, Heusden, Houten, Huizen, Langedijk, Leusden,
50.000 inwoners
Maasdriel, Maasgouw, Medemblik, Noordwijk, Oldebroek, Oost Gelre, Ooststellingwerf, Overbetuwe, Renkum, Ridderkerk, Stadskanaal, Steenwijkerland, Tiel, Tubbergen, Twenterand, Voorschoten, Voorst, Waddinxveen, Wageningen, Weststellingwerf, Wijchen, Wijdemeren, Wijk bij Duurstede, Zwartewaterland
Grootteklasse
Almelo, Alphen aan den Rijn, Assen, Barneveld, Capelle aan den IJssel, Deventer, Gouda,
3: 50.000-
Heerhugowaard, Hengelo, Hilversum, Hoorn, Katwijk, Oosterhout, Oss, Roermond,
100.000 inwoners Grootteklasse
Roosendaal, Sittard-Geleen, SoZaWe NW Fryslan
Almere, Apeldoorn, Emmen, Enschede, Groningen, Maastricht, Rogplus, Rotterdam, s-Gravenhage
4: meer dan 100.000 inwoners
39
OVER SGBO EN BMC ONDERZOEK Met ingang van april 2009 zijn de onderzoekactiviteiten van SGBO en BMC gebundeld in BMC onderzoek. Hiermee beogen wij een kwaliteitsverdieping te realiseren en differentiatie in onderzoeksvormen aan te bieden. Per 1 januari 2008 heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten het eigendom van SGBO overgedragen aan de BMC Groep. Sindsdien werken wij stelselmatig aan verbetering van het aanbod van onderzoek en advies. Analyse van het aanbod en de werkwijze van beide organisaties heeft aangetoond dat klanten nog beter bediend worden door een gestroomlijnd aanbod vanuit BMC van onderzoek, advies, management, training, coaching en daaraan verwante diensten. Dezelfde analyse maakte duidelijk dat de benchmarks die u kent van SGBO optimaal gedijen in een eigen organisatorische context. De benchmarks, waaraan de meerderheid van alle gemeenten deelneemt, blijven de verantwoordelijkheid van SGBO. De vertrouwelijkheid van de benchmarkgegevens en processen en de steeds verdere verfijning van technieken blijven door SGBO gegarandeerd. Voor onderzoeksvormen zoals beleidsanalyses, haalbaarheidsstudies, verkenningen, audits, evaluaties en dergelijke is BMC onderzoek opgericht. De van SGBO bekende vormen van gestructureerd onderzoek en onderzoeksmethoden worden hier verder ontwikkeld en uitgebreid en doelgericht verbonden met de bij BMC beschikbare inhoudelijke expertise. De onderzoekers van SGBO en BMC en de inhoudelijke experts vinden in BMC onderzoek een gezamenlijk en vruchtbaar platform dat op het hoogste kwaliteitsniveau onderzoek aanbiedt aan publieke organisaties.
40