Ben Allison & Medicine Wheel Buzz (PALMETTO/CULTURE) Naast Peace Pipe en het Herbie Nichols Project heeft bassist Ben Allison ook dit project op de rails staan, waarmee hij onlangs optrad op het gerenommeerde North Sea Jazz-festival. Hiermee geniet hij enige faam in de New Yorkse scène door de veelal provocatieve en eigenzinnige manier van musiceren. Op deze recente, vierde, plaat van dit sextet is van experimenteerdrift en avant-garde echter weinig te merken. Lang uitgesponnen thema’s en sterk solowerk, vooral van pianist Frank Kimbrough, domineren deze, naar hun doen behoorlijk traditioneel aandoende, jazzplaat. Lieflijke ritmes en conventionele harmonie opgebouwd rond eenvoudige melodieën duiden op het feit dat Allison zich tegenwoordig wil verzoenen met de traditie en zich wil conformeren naar gangbare jazznormen. Al bij al is Buzz een aangename plaat om naar te luisteren, maar ze is zeker geen creatief hoogtepunt in hun carrière. Daarvoor is er te weinig durf aanwezig en zijn de hoogtepunten eerder schaars. (pb) Banco de Gaia You Are Here (DISCO GECKO RECORDINGS/BERTUS) Dwayne Sodahberk Unfortunately (TIGERBEAT6/KONKURRENT) Tsja, het is makkelijk in een zin samen te vatten. Technohouse met wat niet-Westerse invloeden, die we terug vinden in de zang. Nog niet zo tenenkrommend als Enigma, maar echt vrolijkmakend is anders. Mediteren doen we liever op gabber of andere muziek waarbij het onmogelijk nadenken is, maar ‘You are here’ van Toby Marks' Banco de Gaia doet ons weinig ontspannen. Natuurlijk weet de man wel hoe hij een nummer in elkaar draait, maar hij neemt er wel erg veel tijd voor en verrassen lukt hem niet. Toby is een fervent voorvechter van eerlijkheid, een goed milieu en vriendelijkheid. Een mooie boodschap, maar hij had met wat muzikaal interessanters moeten komen om het mee over te brengen. Dwayne Sodahberk is ook een beetje de weg kwijt. Op het album ‘Unfortunately’ volgt de ene stijlbreuk de andere op. Dwayne zingt, speelt gitaar en houdt gelukkig ook nog wat ruimte over voor ouderwetse elektronica. Sodahberk zwabbert stilistisch behoorlijk door zijn plaat heen. Van het popliedje hier, naar de industrial daar, via de instrumentale experimenteerdrift verderop naar het eigentijdse elektronische geluid waar zijn label Tigerbeat6 zo bekend van is. Echt lekkere nummers staan niet op de plaat, het gaat niet de diepte in en dat het een lekker gebalanceerd album is, nou nee. Als Sodahberk de releasedatum nu eens uitgesteld had totdat hij zeker wist wat hij wilde hadden we dan een lekker album gehad. Nu is het een gevalletje van jammer, maar unfortunately. (www.banco.co.uk/) (avdh) Béla Fleck _ Edgar Meyer Music For Two (SONY) Béla Fleck en Edgar Meyer zijn giganten in de Amerikaanse Bluegrass-scene. Bluegrass!? Saai en voorspelbaar? Niet in de handen van Fleck en Meyer, respectievelijk banjospeler en contrabassist/pianist. Je kunt je zelfs afvragen of dat wat zij laten horen op hun duoplaat ‘Music For Two’ nog wel bluegrass is. De wijze waarop zij op thematisch materiaal improviseren, of zich een Bach-fuga toe-eigenen, plaatst het schijfje in de impro-hoek. Op ‘Music For Two’ laten de twee musici zich kennen als rasimprovisatoren. Niet in de zin van ‘free’ of avantgarde. Met hun improvisaties zitten ze meer in de hoek van Oregon, dan van John Zorn. Wat zij spelen blijft beschaafd. Maar dan wel beschaafd in de zin van boeiend, van speciaal, van aantrekkelijk, zelfs van mooi. Het zijn een soort van new age-achtige excursies, maar dan zonder alle negatieve implicaties die aan dat genre kleven. Béla Fleck en Edgar Meyer hebben zich in recentelijk nog wel eens
vergaloppeerd aan lichtelijk commerciële uitspattingen, maar met ‘Music for Two’ brengen ze een heerlijke zomerplaat die vooral in de late uurtjes gewaardeerd zal worden. (kpo) Christian Kleine Real Ghosts Xela Tangled Wool (CITY CENTRE OFFICES/LOWLANDS) Twee recente albums uit de City Centre Offices cataloog, waarvan Christian Kleine waarschijnlijk het bekendste in de oren zal klinken. Hij participeert immers in het duo Herrmann & Kleine dat sinds 1999 een sterke reputatie heeft weten op te bouwen bij de liefhebbers van elektronica en groezelige cross-overs met pop, folk en dance. Op deze cd wil Kleine terugkeren naar zijn precomputer tijdperk en speelt hij de overvloedig aanwezige gitaar en bas partijen zelf in. Deze worden gepast in een basis die meestal bestaat uit vlotte beats. De ene keer komt de inspiratie hiervoor uit de hiphop (‘Shift Of Wood’), de andere keer lijkt het zo uit de discotheek te komen (‘That’s Why You Came’). Hieromheen wikkelt hij een lekker wollig deken van spookachtige elektronische ambient. Klinkt allemaal niet slecht zal u intussen denken. Negatief, Kleine weet het absoluut niet overtuigend te brengen. Het mist emotie en kracht. Enkel op ‘Ghostwrite’ met de overstuurde gitaren durft hij buiten de lijntjes te tekenen en fronsen we even de wenkbrauwen. Voor de rest is het muzak voor 2010 die anno nu toch ook nog te veel muzak is. Het heeft wel potentieel, maar het komt er niet uit. Dat je wel pakkende muziek kan maken in schemerzone van analoog en digitaal bewijst John Twells. Onder het alias Xela is dit zijn tweede album (na ‘For Frosty Mornings’ op het Neo Ouija label), en samen met Gabriel Morley (Logreybeam) vormt hij Yasume (City Centre Office, Hydrogen Jukebox). ‘Tangled Wool’ laat horen dat John Twells inventiever met de akoestische gitaar overweg kan. De melodieuze gitaarmelodieën wekken een weemoedige sfeer op en de subtiele glitchy elektronica versterkt dit nog. Het zijn fragiele, warme stukken die hij analoog opbouwt en digitaal ondersteunt met minimale maar zorgvuldig gekozen digitale percussie. Denk aan de mijmerende platen van Pullman (een akoestisch project met leden van Tortoise, Rex, Come ea.) in combinatie met het mooie glitch album ‘Ps I love you’ van Kid 606. De veelal instrumentale stukken barsten dan ook van de emotie; en emotie maakt het verschil bij veel van dergelijke platen. Zo ook bij deze, een naam om in de gaten te houden die John Twells. (tw) Darediablo Feeding Frenzy (SOUTHERN/BANG!) Darediablo is een trio uit New York in een niet alledaagse bezetting, dat houdt van een stevige portie groovende rockmuziek. Gitaar en drums, daar kunnen we wat mee, maar gecombineerd met keyboards in de plaats van de verwachte bas? Het betreft dan nog keyboards in de vorm van een Hammond orgel, en een Fender Rhodes. Dat maak je zelfs mijn grootmoeder niet diets dat dit zal rocken. Maar het rockt en hoe! Matt Holford haalt heavy baslijnen uit zijn keyboards, Jake Garcia heeft het ganse hardrockrepertoire uit de jaren zeventig bestudeerd en destilleert er zijn eigen onnavolgbare gitaarriffs uit, terwijl de drums van Chad Royce de boel bij elkaar houden en de stoner in de funk leggen. Snuifjes fusion en symfonische rock worden vermengd met southern rock en vooral veel heavy funk. Het resultaat: elf instrumentale tracks boordevol complexe riffs, verbazende solo’s en agressieve drums. Zeker het eerste kwartier van dit schijfje blaast ons van de sokken, maar dan hebben we het trucje alweer door en missen we toch wat variatie. Te veel hardrock wellicht, te retro, te veel willen maar nog niet echt kunnen. Daarmee is ‘Feeding Frenzy’ al een halve sok, volgende keer gaan ze voor een volledig stel. (www.darediablo.com) (pb) The Faint
Wet From Birth (SADDLE CREEK/VITAL) Het vierde nummer van deze cd, ‘’Southern Belles In London Sing’, deed me naar de planken vol oude singles grijpen. Waar is dit ook alweer een cover van? Ik weet het: ‘Remembrance Day’ van B-Movie, uit pak ‘m beet, 1983. Maar dan bekijk ik het hoesje van The Faint en blijkt het een ‘eigen compositie’ te betreffen. Typerend voor de waardeloze, gezichtsloze muziek waar The Faint garant voor staat. Muziek waarover gediscussieerd is, waarover men analyseert hoe men het beste bij zoveel mogelijk ‘alternatieve’ (maar niet heus) mensen in de smaak kan vallen. Synthi-poprock, zonder smoel of enige urgentie. Je kunt je er namelijk geen buil aan vallen. Een cd als carrièrezet. Het is niet eens ongelooflijk slecht (hoewel); het is vooral ongelooflijk saai, nietszeggend en quasistoer. ‘Eén nummer heet ‘Erection’. Ach, gossie, jongetjes toch. (www.saddle-creek.com) (mvh) Flexitones Joyride (BLACKROOM BEAT RECORDINGS) Een paar jaar terug waren de Propellerheads verschrikkelijk ‘hot’ en voor hen die met heimwee terugdenken aan die periode in de muzikale historiek is hier Flexitones. Een project met één tweede van de Propellerheads, Will Whit, en Merv Peppler van het spacy trance-techno collectief Eatstatic. Al meermaals grote namen op hun bek horen gaan, maar hun gezamenlijke inspanningen klinken spontaan en ‘Joyride’ is afgaande op hetgeen we te horen krijgen geen slecht gekozen titel. Het is een rit door hun gezamelijk reportoir met zijsprongen naar zowat alle reguliere invloeden binnen de dance. Popnummers met vokale inbreng vol soul, jazz en lounge geluiden zoals ‘Heavently’ en ‘A little love’ zijn de spreekwoordelijke rust puntjes. En dat kan gaan kwaad na stuwende tracks zoals het titel nummer, of ‘Transplant My Head’, een samengaan van de typische Propellerheads beats – drums – bas combinatie de jazz en Merv’s inbreng met etnisch elementen en spacy ambient. Maar ook wordt er geflirt met Latijns Amerikaanse ritmes ‘Latino Express’, dub, ‘Tequila Sunrise’ en reggae vibes, ‘Roaring Lion’. Er gebeurt te veel op ‘Joyride’ om het allemaal te ontleden, en dat is ook niet de bedoeling van een album als dit. Het is ‘feel good’ muziek waar niks verkeerd mee is maar die zeker ook niks nieuws onder de zon brengt. (tw) Hi-Fi Companions Swingers In Paradise (TWISTED) The Hi Fi Companions is een samenwerking tussen Merv Pepler van Eat Static en Steve Joliffe van Tangerine Dream. Joliffe was in een ver verleden zelfs medeoprichter van Supertramp (de lezer (es) schrikt nu net zo als dat ik het voor het eerst te weten kwam), maar zó erg is ‘Swingers In Paradise’ niet. Het is weliswaar muzakmuziek, maar die gieten we de laatste jaren in een loungejasje en het is hip, hip, hip! Maar om deze cd nou aan te bevelen gaat veel te ver. Slechts voor de liefhebbers van gladde soundtrackmuziekjes, cool fluit- en saxofoongedreutel en softe achtergrondkoortjes. Muzak dus. Ik ga boodschappen doen. (www.twisted.co.uk) (mvh) Humphrey Le Blonde Canarie Pretty Persuasion Electrical Mass Hysteria (DREAM-WEAVER) De vraag kwelt ons al jaren: wie is Humphrey? Het antwoord is een omvangrijke set met drie cdr’s en een boek met tekeningen en poëzie. Vooral de visuele en taalkunsten van Humphrey overtuigen. Angstig kijkende ventjes (denk Munch) hebben vogelkoppen als voeten en lijken geboren uit automatisch schrift. Kortom, een bastaardkind van Dennis Tyfus en Barbapapa. De tekeningen
worden geflankeerd door spitsvondigheden als ‘Hoe lang zijn onze vleugels – Hoe laag kunnen we vliegen’. De boekvorm van ‘Electrical Mass Hysteria’ zal ik nog regelmatig een blik gunnen, maar Humphrey mag het me niet kwalijk nemen dat ik de muzikale omkadering elders ga zoeken. Minimaal gitaarspel, experimentele onderlaagjes en een mijmerende (soms vervormde) stem die het heeft over liefde, politiek en andere plagen. 48 Cameras is bruikbaar als referentie omdat dit eigenzinnige avant-gardecollectief via hetzelfde instrumentarium een gelijkaardig effect bereikt: van ontroerende eenvoud tot onuitstaanbare pretentieuze onzin. De muzikale Humphrey is op zijn mooist wanneer hij respectvol zwijgt en zijn geluid meer naar postrock laat evolueren. Om drie uur ’s nachts je trauma’s verwerken door gitaar te spelen en tegen jezelf te praten kan geneeskrachtig werken, maar de sessie opnemen en uitbrengen kan onschuldigen doodziek maken. Ook dat is Humphrey. (dream-weaver.freeler.nl) (pv) I Compani Fellini (ICDISC.NL/TOONDIST) I Compani is het (jazz)ensemble van Nijmegenaar Bo van de Graaf, waarmee hij al bijna twintig jaar een hommage brengt aan de Italiaanse cineast Federico Fellini en daarmee aan diens huiscomponist Nino Rota. Begonnen in 1985 om fragmenten uit Fellini’s films live te begeleiden met speciale arrangementen, groeide de groep uit tot een orkest dat ook in eigen stukken doet denken aan het tweemanschap Fellini/Rota. Om de band met Fellini/Rota weer eens te benadrukken bracht I Compani het afgelopen seizoen het programma ‘Fellini’. Met de gelijknamige cd als indirect gevolg. De meeste stukken op deze cd zijn van Nino Rota, praktisch alle bewerkt door Van de Graaf. Ook de overige stukken –van Van de Graaf, Martin van Duijnhoven en Pieter Douma)hebben het beeldende van Rota. Ook zonder hulp van filmprojectie komen de beelden als vanzelf in je op. De muziek op ‘Fellini’ is lichtvoetig, maar de arrangementen van Rota’s muziek mogen er zijn. De ‘Dolce Vita Suite’, en losse stukken als ‘Pin Penin’ (uit ‘Fellini’s Casanova’), gezongen door Simin Tander, ‘La Strada’, ‘Milano E Nadia’ en de bonustrack ‘La Passarella Di Addio’ (uit Fellini’s ‘8 ½’) zijn evenwel een must voor iedere Fellini/Rota-fan. Met Van de Graaf op sopraanen tenorsaxofoon voor zijn 11-koppige ensemble met stersolisten als pianist Jeroen van Vliet, saxofonist Frank Nielander en Hans Hasebos op keyboards en samples kan er verder weinig mis gaan. Curieus tenslotte is de aanwezigheid van twee drummers: de gebroeders Martin en Fred van Duijnhoven. De laatste bespeelt een conventionele drumset, de eerste een elektronische. (www.icompani.nl) (kpo) Interfaith Interfaith (CASTLE STRANGE RECORDS/MANDAI) Interfaith is een duo bestaande uit de in Parijs geboren Jean Jovenet en de Brit Fuzz Townshend. Deze laatste naam zal allicht bekend zijn bij fans van Pop Will Eat Itself of Bentley Rythm Ace, want bij beide bands zat hij op het drumkrukje. Het maken van onderhavige plaat heeft heel wat voeten in de aarde gehad (tien jaar!). Beide heren zijn dan ook niets minder dan perfectionisten. Ze beschouwen deze release als een verzameling electropopliedjes voor de betere film. Daar is iets van aan, al denken we eerder aan een moderne versie van dé poppurist uit de jaren tachtig, Matt Johnson, die met The The de perfectie zelve wilde zijn. Een snuifje Velvet Underground en wat newwave (luister naar het leidmotief in ‘The Kingdom Is So Close’, dat regelrecht uit de Bauhausklassieker ‘Bela Lugosi’s Dead’ komt) gelden als kers op de taart. Meestal houden we ons mijlenver van dit soort popplaatjes, maar de elf tracks zijn zo goed opgebouwd en afgewerkt dat zelfs ondergetekende moet toegeven dat dit een schoon plakske is geworden. Chemical Interfaith Beats gegarandeerd. (pb)
Mark Lanegan Band Bubblegum (BEGGARS BANQUET/BEGGARS BANQUET) Als je uit een naar indienormen succesvolle band stapt in de hoop een reeks voor de fans van het eerste uur verteerbare soloplaten te gaan maken, dan is Mark geen slechte naam. In de (betere) Spaanse platenzaak, waar artiesten op voornaam worden geklasseerd, vind je net achter Mark Eitzel (American Music Club) en Mark Kozelek (Red House Painters) Mark Lanegan terug, voorheen actief bij Screaming Trees en recent nog zijn doorleefde stembanden lenend aan Queens of the Stone Age. De hoeveelheid gasten en vooral de oorsprong van sommige onder hen doet niet meteen het beste verhopen: naast de obligate PJ Harvey treffen we usual suspects Greg Dulli en Dean Ween aan, Nick Olivieri en Joshua Homme bij wijze van wederdienst, maar tevens Chris Goss van Masters of Reality én twee leden van Guns 'n' Roses (nee, gelukkig niet díe twee). Aangestuurd door dit zootje ongeregeld, loopt Lanegan alle richtingen tegelijk uit. De inbreng van anderen zorgt misschien niet voor de grote inspiratie, dan toch voor een wat diverser klankbeeld. Tussen de vijftien songs zitten er handvol geslaagde composities, maar als album slaat dit niet erg aan. In het peleton Amerikaanse singer-songwriters rijdt Lanegan nog steeds in een selecte kopgroep, maar met voorsprong de etape winnen, zoals in 2001 met het consistent sterke 'Fields Songs', zit er deze keer niet in. (gt) Laundrette Weird Place To Hide (SUITESIDE/MANDAI) Laundrette is een Italiaanse band, actief sinds 1993. In een tijdspanne van tien jaar is dit pas hun derde album, en dat doet enige maturiteit vermoeden. Nochtans ontbreekt het net daaraan op deze poppy rockplaat. Acht liefdesliedjes staan er op, die eerlijkheid en rusteloosheid uitstralen. De sfeer ervan is ingetogen en melancholisch van toonzetting. De amateuristische zang haalt echter de in aanzet rustgevende en knap in elkaar gestoken liedjes, schatplichtig aan Seam, Yo La Tengo en Unwound, volledig onderuit. Zanger Massimo kweelt er op los, maar helpt tegelijk de plaat om zeep. En het is geen niveau. (pb) Mind.In.A.Box Lost Alone (DEPENDENT/PURPLE MOON) Oververzadiging is een term die zelden in woordenboeken van electro-clubgangers voorkomt. De dansvloer zit bomvol, maar toch is er altijd plaats voor eentje meer! Met een slimme mix van future pop en 80’s electro plenst dit digitale debuut zijn bijdrage in een volle emmer. Thematisch trekken we een blikje cybertechnologie open in een wereld van mensmachines, hologrammen, neonlicht en virtuele seks. Toch is er plaats voor liefde (mijn keukenrobot is weggelopen met de koffiezet van de buurvrouw). De vocalen worden verdeeld tussen een vervormd manspersoon en een snoezige vrouwtjesrobot. Vooral de mannelijke grom staat het commercieel succes van zijn synthetische partner (denk Ladytron) in de weg, zodat het hoogste wat ‘Lost Alone’ kan bereiken de polepositie in de Duitse clubcharts is. Terwijl je dit leest is het overigens allang raak. (www.dependent.de) (pv) Miranda Inside The Whale Various Artists Collisioni In Cerchio: FromSCRATCHsessions vol. 1 (FROMSCRATCH/MANDAI) ‘Inside The Whale’ is het debuutalbum van dit Italiaanse trio, dat voorheen opereerde onder de noemer Miranda’s Warn. Ze presenteren zes nummers broeierige en eigenzinnige postrock, met veel
tempowisselingen en sporadische zanglijnen. Miranda moet het niet hebben van de binnen het genre stereotiepe noiseuitbarstingen om spanning in hun nummers in te bouwen. Door het toelaten van improvisatie deconstrueren ze hun eigen werkstukken waardoor een claustrofobische sfeer ontstaat. Daardoor bevat deze plaat niet zozeer echte songs maar biedt ze vooral een momentopname. Nooit gedacht dat een Italiaans trio vernieuwend zou zijn binnen de postrock, maar Miranda bewijst het tegendeel. Een voorsmaakje is hun ep ‘Whale Shit’, gratis te downloaden op de site van het label. ‘Collisioni In Cerchio’ presenteert een staalkaartje van de Italiaanse underground. Vijftien bands treden aan, waarvan er acht deelnamen aan een speciale opnamesessie georganiseerd door het label, met de bedoeling kruisbestuivingen tussen de diverse deelnemende bands te stimuleren. Het aanbod is heel gevarieerd: er is jazzcore van Tanake, Freetto Meesto en het altijd indrukwekkende Zu, nowave van To.The.Ansaphone, slepende mathrock van Slope, een geniale coverversie van de klassieker ‘Be Your Dog’ door L’Enfance Rouge en de openingstrack van Jealousy Party klinkt als David Moss in een rapbui. Het voornoemde Miranda schenkt voor de compilatie een zes minuten durende luistertrip, die niet op hun debuut is terug te vinden. De paar missers die op de plaat staan (drie van de vijftien) doen niet af aan het feit dat dit een boeiende compilatie is die bundelt wat er zich onder het slijm van de Italiaanse charmezangers bevindt. (www.fromscratch.it) (pb) Modey Lemon Thunder + Lightning (MUTE) Modey Lemon deed het in eerste instantie met zijn tweetjes, een gitarist (die ook keyboards speelt) en een drummer, maar hebben uiteindelijk besloten om er nog een gitarist bij te nemen. Zonder bas spelen, is hip natuurlijk. Maar zo amodieus als wat dit trio ons laat horen, laat de concurrentie een poepje ruiken. Van echte songs is nauwelijks sprake, van productie hebben de heren nog niet gehoord. Snoeihard rammen is de boodschap. De gitaren loeien overal doorheen, de sound kruidend met spacey keyboardgeluiden die wat doen denken aan de zotste capriolen van Sun Ra. Ongestructureerd, soms zelfs ondoordacht overkomend, rammelt deze plaat aan alle kanten, maar ondanks dat alles zo lo-fi mogelijk werd gehouden en de afwerking van de nummers te wensen overlaat, is dit toch een knaller van een plaat. Vunzige punkblues is het, gespeeld door fans van Jon Spencer, maar dan alsof hij zou spelen met dezelfde attitude die hij uitstraalde ten tijde van Pussy Galore. Geen licht verteerbare hap, maar dat zijn meestal de lekkerste. (pb) Moiano Soulschool (ON THE MOON/LOWLANDS) De La Vega De La Vega (DRAAISCHIJF/ZOMBA) Faze Action Broad Souls (BAR DE LUNE/ZOMBA) Hij heeft zijn sporen al ruimschoots verdiend als toetsenist bij onder andere Flip Kowlier maar nu heeft Peter Lesage met Moiano zijn eigen volwaardige cd in de winkels liggen. Toen ik de knappe groove van single ‘The Music And U’ voor het eerst hoorde, was ik meteen verkocht. Net als de rest van de plaat sluit het nummer perfect aan bij de hele acid-jazz beweging van pakweg 15 jaar geleden. Vernieuwende dingen zal je hier dus niet vinden, maar vakmanschap des te meer. Lesage heeft zich laten omringen door een stel heel bekwame muzikanten die met veel plezier een eerbetoon brengen aan hun helden uit de 70s. Zwoele soul en funk in een nieuw jasje dus. De eerder genoemde single springt er boven uit, maar ook het jazzy ‘Little Less’ en de titelsong zijn mooi. Een nummer als ‘I Think of You’ is dan weer veel te slap. Bij alle nummers valt wel de fantastische
samenzang op van de Londense Nina Babet en Gentenaar Steffen Caers. Jammer dat ze niet meer ruimte krijgen want de frontman is niet in alle nummers even sterk om de eerste stem te dragen. Gelukkig krijgt Lize Accoe bij De La Vega wel alle aandacht die ze verdient. Met het mooi gearrangeerde ‘Surely’ – ‘put your hands between my legs’ – hebben ze intussen terecht een dikke radiohit te pakken. Haar soulstem is doorleefd en klinkt in combinatie met een pak strijkers als het beste van Zero7. Op deze eerste mini-cd gaat het viertal nog een beetje op ontdekkingsreis – de bluessamples op ‘Nostalgia’ zijn overbodig en ‘Sream For Ibiza’ is mij ook teveel Moby – maar ik hoop dat De La Vega met hun volwaardig debuut een statement van jewelste kunnen maken. Veelbelovend. Over Zero7 gesproken, ook de broers Lee van Faze Action hebben ernaar geluisterd. Op hun eerste twee platen haalden ze de mosterd bij afrobeat en disco, nu verrassen ze met een folky soulplaat. Dat ze een sterke song kunnen schrijven staat vast ('There's No Time') maar de variatie is hier helaas ver te zoeken. 'Walking Time', het enige nummer dat uptempo kan genoemd worden, is dan nog een flauw doorslagje van hun vroegere werk. Een bekwaam A&R-manager had er een sterk mini-album van gemaakt. (ft) Moon Trotskij I Fell But Andromeda Rose To The Stars (GODDAMN, I’M A COUNTRYMAN/CLEAR SPOT) Onder de noemer Moon Trotskij gaat Henrik Öja schuil, de bassist van het psychedelische gezelschap Spacious Mind. Het is een drie kwartier durende trip, die wellicht voor het gemak van de luisteraar in drie, in elkaar lopende, tracks is opgedeeld want in feite bevat deze plaat slechts één nummer. Öja bespeelt zelf alle instrumenten, met uitzondering van de drums, en zet de trip in met een spacey en folky klinkende akoestische gitaar om stilaan invloeden van zowel Hawkwind als Pink Floyd toe te laten. De overal opduikende gitaarsolo’s worden gevat in zweverige elektronica die de mindfuck die Öja probeert te bereiken, verder versterken. Denk echter niet dat deze plaat ouderwets hippiespul is of alleen toegankelijk om de groenten rokende medemens te plezieren. Denk eerder aan een geslaagde Scandinavische soundtrack in verwachting van een ondergaande zon die er geen zin in heeft. (pb) OTX. Escape (BRUME RECORDS) Prentjes van vervallen opslagplaatsen, verroest metaal en kogelhulzen sieren de verpakking. Titels als ‘Creatures Of The Darkness’ doen even het ergste vrezen, maar de muziek van deze digitale debutant overklast de omkadering. Zonder ook maar een moment echt vernieuwend te zijn maakt deze Angelsaksische Italiaan een niet onaardige hybride van lichtschuwe elektronische soundtracks, de experimentele dansbeats van labels als Hymen en populaire acts als Orbital of LFO. De houten klazen onder ons dienen zich minstens motorisch te verplaatsen, want OTX. roept een gevoel van mechanische beweging op. Geef de brave man wel een seintje als je tijdens de trip een interessant tafereel of een originele titel tegenkomt! (www.brumerecords.com) (pv) Paul Panhuysen A Magic Square Of 5 To Look At (PLINKITY PLONK) In een magisch vierkant geeft de optelsom van de cijfers 1 tot 5, in eender welke richting, steeds hetzelfde resultaat: tovenaarspeelgoed voor wiskundigen. Als je de cijfers vervangt door kleurencombinaties en het geheel vergoot tot een vlak van vijf meter op vijf, dan krijg je een heus wiskundekunstwerk. Vervang de vijf getallen vervolgens door vijf computertonen en je krijgt muziek volgens de spirit van Anicius Boethius: een hoorbaar cijfer. Het conceptuele plaatje van deze kunstenaar klopt perfect (we hebben de negenproef gedaan), maar zoals wel vaker bij dit soort releases is het boekje interessanter dan de cd. De subtiel wisselende dreunende pulsen (denk Hafler
Trio) en hoge tonen kunnen ons exact vijf minuten boeien. Nadien worden we geconfronteerd met een vierkant hoofd als onaangename bijwerking. Misschien komt het totale audiovisuele werk op ware grootte en in de juiste omgeving beter zijn recht? De jury van Prix Ars Electronica vindt van wel. (www.beequeen.nl) (pv) Laurent Pernice Jacques Barberi Drosophiles Et Doryphores (RX:TX) Sciencefiction schrijver en vertaler Jacques Barberi houdt er een hobby op na, de saxofoon. Hij beoefent dit in het clubje Palto Alto een collectief dat niet alledaagse combinaties laat rijmen en ergens in het straatje van Tuxedomoon uitkomt. Eind jaren negentig kruisen zijn muzikale wegen zich met die van Laurent Pernice. Een muzikant die veel instrumenten bespeelt en de computer niet schuwt, ooit in Nox zat en een paar meer dan interessante solo platen achter zijn naam heeft staan. Op deze plaat bespeelt hij de piano en wriemelt met de computer alles uit zijn verband, Barberi houdt het bij de sax en draagt op ‘Le Miroir s’ Observe’ voor uit eigen werk. Hun gezamenlijke inspanning is een jazz plaat geworden die er geen is. De ingetogen piano stukken en de klagende saxofoon worden getackeld door de elektronische percussie. Denk niet aan beats die de jazz verstoren maar aan details die het geen jazz plaat maken. Zoals de veel repetitieve etnische percussie, door dub geïnspireerde stukken en de mix van geprogrammeerde en gespeelde passages. Kanttekening is dat de invulling plat is, te veel lounge geluiden wat de nummers soms wat mak maakt. Het is te veel rustige jazz en te weinig knallend tegendraads. (tw) Playdoh Fragments (HOUSTON PARTY RECORDS/BERTUS) Playdoh is een Parijse bende van zeven muzikanten die opnemen in hun eigen ‘Mobilhome’ studio. Maar afgaande op hun muziek en houding had men beter slaapkamer of ‘livingroom’ kunnen gebruiken in de biografie. De bricolages van akoestische gitaarspinsels, drums, samples, voorzichtige elektronica en vocalen die fungeren als geluidsbehang katapulteren je zo een decennia terug. Toen werd het verdeeld via groezelig verpakte cassettes en heette het lo-fi. Anno 2004 is de elektronica nadrukkelijker aanwezig en de terminologie geëvolueerd tot indietronic. Bij vlotte weghappers zoals ‘True’, ‘Silent’ en het zeer sterke ‘I run I swim’ is het meer indie en komt men in de buurt van The Notwist. Maar er is ook tronic, de verknipte bastaard pop in ‘Helikopter’ en nummers als ‘Hotel Roma’, ‘Mouvement […]’ en ‘Kastrupe Airport’ benadrukken de eigenzinnige kant van de groep. Hier neemt de elektronica een prominentere plaats in en gaat men passages die draaien om het geluid trachten te integreren in echte songs. De muziek die men zo maakt heeft iets ontwapenends, iets ongekunsteld dat steeds weer aan Pavement doet denken. Playdoh levert een sterke cd af die laveert tussen lo-fi, indie, indietronic en soundscapes zonder een uitgesproken voorkeur voor één van de aangehaalde genres. (tw) Prurient Shipwrecker's Diary Joel Stern & Michael Northam Wormwood (GROUND FAULT) Dat vreemde voorwerp in jouw oog is een elleboog. Het kleine meisje kan weer niet slapen. Eindbestemming hospitaal. Via vijftien tracks in drieëndertig minuten, wil Dominick Fernow ons duidelijk maken dat hij bij wijze van ontbijt een stuk dood vlees tussen twee schijfjes Merzbow legt. Korte destructieve noiseuitbarstingen, onderdrukt gegrom, een groet aan eeuwige ondergrondact Macronympha en een kinderstemmetje als outro. Een extra schoenveter komt goed
van pas om na integrale beluistering van deze cd jouw onderkaak terug aan de rest van je gezicht vast te maken! Een Australische electro-akoestische componist en een Amerikaanse Compostmeester kruisen elkaar in een Londense kamer. We gokken op een badkamer. Northam kan zich uitleven in waterklanken, organische feedback en schuimige drones, terwijl Stern de tijd van zijn leven heeft met een tandenborstel, loodgieterij en de piepende deur van een badkamermeubel. ‘Wormwood’ heeft zijn momenten van glorie maar deze cd bevat te weinig boeiende passages om zich in positieve zin te onderscheiden van de zondvloed electro-akoestiek die ons wekelijks bereikt. We gaan een grote rubbereend kopen en het zelf beter doen! (www.groundfault.net) (pv) Psycho-Path Désinvoltura (EXILE ON MAINSTREAM) Slovenië staat niet meteen bekend om zijn vruchtbare muzikale grond. In de rock ’n roll historie zijn ze zo goed als te verwaarlozen. Dat betekent echter niet dat ze alleen maar hun aandacht bij Sloveense walzen en andere volksmuziek hadden. Er werden wel degelijk aantekeningen gemaakt. Psycho-Path zat in de klas van Sonic Youth, een leermeester waar ze tegenop keken en in plaats van te dollen volgden ze aandachtig de lessen van ‘Daydream Nation’ en ‘Goo’. Die richting dus, heftige gitaarrock met zelfverzekerde vrouwelijke vocalen. Ze combineren de zware melodielijnen van Queens Of The Stone Age met de noisy gitaaruitbarstingen van Sonic Youth. het blijft catchy, zonder terug te vallen op zoete refreintjes en standaard meezingcoupletten. Het is ook niet makkelijk om vandaag de dag als rockband herkend te worden. Als je je ook nog eens ruimschoots laat beïnvloeden door namen als Sonic Youth, Girls Against Boys, Fugazi en Queens Of The Stone Age dan wordt het helemaal moelijk om als origineel omschreven te worden. Maar Psycho-Path komt uit Slovenië en dat is wel origineel. (www.psycho-path.com) (joh) Raymondo Raymondo (MATAMORE/MANDAI) Een nieuw Belgisch kwartet met wortels in Brussel en voorheen opererend onder de roepnaam Belmondo, ziedaar Raymondo. Delicate en minimalistische postrock is hun ding, bescheidenheid en soberheid hun motto. Voor dit debuut konden ze meteen rekenen op de medewerking van Adam Wiltzie, die faam verwierf met Stars Of The Lid en eerder productioneel werk deed voor onder meer Bedhead en Windsor For The Derby. De muziek van Raymondo valt perfect binnen het kader van voornoemde bands: melancholische treurwilgdeuntjes waarbij het snotteren nooit veraf is. Muzikaal zit alles snor, maar het klinkt allemaal dermate afgelikt dat we durven gewagen van de Sade van de postrock. Hét minpunt om door te breken is echter de eentonige en danig op de irritatiegrens balancerende stem van Christian Nolf. Gouden tip voor Raymondo: zwijgen en spelen. (www.raymondo.be) (pb) Rosolina Mar Rosolina Mar Permanent Fatal Error Law Speed A Short Apnea & Gorge Trio …Just Arrived Tasaday In Attesa, Nel Labirinto Anatrofobia Tesa Musica Marginale (WALLACE/MANDAI)
Het debuut van Rosolina Mar, twee gitaristen en een drummer, en gelukkig geen zanger, is een schoolvoorbeeld van hoe een jonge band toch uit het keurslijf van de platgetreden paden der postrock kan treden. Een toevoeging van een bluesy feel (‘Curve a gomito sulla pianura’), het integreren van naar seventies hardrock refererende gitaarlijnen (‘La bottega del Krapfwrek’), een snuifje latinritmes over de hele lijn, een desolaat gevoel in ‘Zuele’ alsof Calexico de postrock heeft ontdekt, het zijn allemaal mogelijkheden die dit trio ten volle benut. Het resulterende album is dan ook een streling voor het oor, aanstekelijk swingend en avontuurlijk tegelijk. Gooi Blind Idiot God en Bellini op één en hetzelfde podium, deze drie jonge Italianen weten hoe dat moet klinken. Permanent Fatal Error toont dan weer hoe het niet moet. Ze mogen dan al beweren contacten te hebben met zowel Faust als Damo Suziki, ze brengen er weinig van terecht. Hun nummers klinken allemaal compleet onafgewerkt, alsof ze telkens aan een song beginnen maar geen zin hebben om die af te werken. Meermaals worden nummers halfweg gewoon afgebroken om aan het volgende te beginnen. Wij hebben dan ook geen zin om deze plaat ooit nog eens op te zetten, ze moeten maar beter hun best doen. A Short Apnea in samenwerking met het in moeilijke deuntjes grossierende Gorge Trio, dat klinkt goed. Samen brachten ze drie dagen (ergens in 2001) in de studio door, vrij improviserend en op elkaar inspelend. Het duurde drie jaar om het opgenomen materiaal in een bepaalde vorm te gieten, maar het resultaat mag er wezen. Er wordt volop met geluid geëxperimenteerd, waardoor uit de instrumenten (gitaren, Rhodes piano, orgels, drums, tapes) niet voor de hand liggende geluiden worden onttrokken. Zelf zeggen ze dat deze plaat slechts één van de mogelijke resultaten is geworden. Van ons mogen ze gerust nog een paar versies destilleren, want dit is misschien op het eerste gehoor meer chaos dan muziek, maar bij nadere beluistering klinkt het geheel toch behoorlijk doordacht en gestructureerd. Liefhebbers van Colossamite en andere Skin Graft-experimenten degusteren deze plaat als ontbijt. De leden van Tasaday zijn reeds zo’n twintig jaar actief binnen de industriële avant-garde. Niet onder die naam echter, want deze band is een samengaan van Die Form en Nulla Iperreale. Het verwondert dan ook niet dat er heel wat elementen opduiken die refereren aan jaren tachtig industrial. Flarden 23 Skidoo, Holy Toy maar tevens Duitse grondleggers als Faust zijn prominent aanwezig. Dit heet hun rockalbum te zijn, maar verwacht geen herkenbare riffs of een doordeweekse rockdrum, het geluidsexperiment blijft de hoofdmoot vormen. Gelukkig klinkt deze plaat nergens gedateerd, de zeven leden blijven uitermate inventief met hun geluidsbronnen en aldus blijven ze nog steeds vernieuwen aan het avant-garde firmament. Anatrofobia tenslotte zoekt het eerder bij jazz. Flarden aan Zu verwante stukken gaan ten onder in behoorlijk conservatieve jazz, die slechts hier en daar door een gitaarmuur of wat elektronica wordt doorbroken. Soms filmisch (denk Twin Peaks) maar meestal eigenlijk nogal saai. Hun vorige plaat ‘Lecosenonparlano’ was een stuk inventiever en interessanter. (www.wallacerecords.com) (pb) Shunatao Tribute To Shunatao (AMANITA/MANDAI) Iedereen slaat alsmaar vaker aan het remixen, dus waarom zouden wij dat ook niet een keertje doen, dachten deze fransen. Maar waarom het werk van anderen remixen, als we zelf al vijf cd’s hebben uitgebracht? Zo ontstond het idee bij Shunatao om hun eigen werk onder de loep te nemen en dat opnieuw te interpreteren. Dit zesde album biedt zodoende een nieuw kleedje voor een aantal songs uit de vijf voorgaande werkstukken van dit bricoleerpopgroepje. Voor ons is deze eerste kennismaking verwarrend door de diversiteit van de aanwezige liedjes. Het openingsnummer doet ons denken aan Renaldo & The Loaf, maar we horen verder zowel Slavisch aandoende kermisdeuntjes, vreemde popliedjes, vaudevilleachtig chanson en een punkbluestrack. Dwars zijn ze in elk geval, wars van elke hype eveneens, maar de vele referenties die in de pers opduiken aan ons eigengereide Deus is duidelijk te hoog gegrepen. Positief is wel dat de evolutie van de band zelf, van experimenteel tot pop met weerhaakjes, doorheen de plaat goed is te volgen. Maar boeiend is iets anders. Bij vlagen interessant, maar meestal is deze tribute behang met bloemetjes, en daar houden we niet zo van. (www.shunatao.com) (pb)
The Golden Virgins Songs Of Praise (XL) 'Oooh I got my eye on you / I see the things you do / cos baby I’m a camera watching you / I see what makes you tick / and how you get your kicks / and only you can make my shutter click / click click, click, click / clickclick, click, click / click click, click, click'. Bent u er nog? Dat is dan jammer. Ik wilde u meteen wegjagen met het neerpennen van een couplet uit het meest irritante liedje ooit. ‘I Am A Camera’ van The Golden Virgins. Na het beluisteren van dit stukje beschamende domheid kan ik maar met moeite een objectieve toon vinden. Ik laat hem dan ook achterwege want ik weiger geforceerd van een hoop stront een mooie bloem te maken. The Golden Virgins worden in bepaalde kringen bejubeld als zijnde een van de meest originele, nieuwe bands uit Engeland. Kan zijn want zo irritant heb ik ze zelden gehoord, telt dat ook als origineel? ‘I Am A Camera’ is het absolute dieptepunt maar ook de dronkemansliederen (‘Shadows Of Your Love’ en ‘Staying Sober’) die zanger Lucas Renney uit zijn mouw schudt lijken meer op slappe Arab Strap-aftreksels dan op originele interpretaties daarvan. Renney’s stem is bijzonder middelmatig en draagt bij aan de sleur die het album na een tijdje wordt. Alleen wanneer hij die zeurderige kreun achterwege laat (‘Light In Her Window’, ‘We’ll Never Be Friends’) is dit nog te pruimen. Engelse rock met een snufje alt.country en een toefje Arab Strap-sleur. Gewoon links laten liggen dus. (www.thegoldenvirgins.com) (joh) Torpid L.m.n.o.p. (ACRADIA PROD./MANDAI) Veirel Op 4 Denkfaul op bas, Heimzahl Splat op drums en Gilli op gitaar en zang, waar halen ze die namen? Heten ze allemaal zo abnormaal daar in dat kleine Luxemburg? Ze werken in elk geval niet bij een bank maar musiceren samen sinds 1997. Hun streefdoel: de poppy songs van hun grote voorbeelden Sonic Youth evenaren. Gelukkig beperken ze hun geluid niet tot de verwachte stereotiepen. Door toevoeging van een snuif elektronica en subtiele geluidsexperimenten komen ze tot een sound die dicht bij dat van het gerenommeerde Factory-label zit, meer bepaald dat van Crispy Ambulance. Het navigeren tussen voornoemde bands levert een aangenaam plaatje op, al is hun geluid net een beetje te clean en te gepolijst om potten te breken. Wat meer durf en een iets minder afgeborsteld geluid op het volgende schijfje graag. (www.torpid.lu) (pb) Ultraviolet Makes Me Sick No Freeway No Plan No Trees No Ghosts (CAMERA OBSCURA/CLEAR SPOT) Camera Obscura is een label dat meestal wordt geassocieerd met singer songwriters en naar pop neigende psychedelica, en heel wat minder met postrock. Toch is het in dat domein dat het Italiaanse Ultraviolet Makes Me Sick zich profileert. Ze slagen er wonderwel in om de platgetreden paden van de postrock te omzeilen met hun inventieve gitaarlijnen, uitgepuurde zang maar vooral doordat hun sound met een snuif psychedelica wordt gekruid. Het levert een mooie cd vol atmosferisch aandoende muziek op die in de lijn ligt van wat Do Make Say Think en Black Heart Procession uit hun mouw schudden. Net als die bands kruiden ze hun sound met wat jazzy tinten en druipt de melancholie ervan af. Het trio is een aanwinst voor het genre en zet meteen Italië op de kaart als op te waarderen muziekland. (www.uvmma.com) (pb) Wagon Christ Sorry I Make You Lush (NINJA TUNE/PIAS)
Luke Vibert grijpt terug naar zijn experimenteel hiphop alter ego Wagon Christ waarmee hij zo’n tien jaar geleden debuteerde op het Rising High label. Sindsdien releaste hij op labels als Rephlex, Warp, Ninja Tune en Mo Wax onder zowel zijn eigen naam als onder verschillende andere pseudonieme. Met ‘Sorry I Make You Lush’ keert Luke terug naar zijn eerste liefde: de experimentele hiphop. Maar ondanks het woord experimenteel moet je er toch maar weinig vernieuwend op zoeken. Medio de jaren negentig had dit een bom van een plaat kunnen zijn. Maar nu klinken de lome triphop beatjes en de ‘grappige sampletjes’ toch net iets te saai. We hebben het al iets te vaak gehoord maar dan in de gedaante van Sukia, The Avalanches, The Proppelerheads, of gewoon de gehele Mo Wax catalogus. Enkel het nummer ‘Sci Fi Staircase’ kan echt overtuigen met zijn unieke 303 acid-hop geluid. Een sterke uitblinker op en eerder overbodige plaat. (kw) Weevil Drunk On Light (WICHITA/V2) Een album dat 'Weeville' heet, zat al in onze collectie. Nu dus een groep met de naam Weevil. Een bewuste referentie zou ons verbazen, want met de kiwipop van The Tall Dwarfs heeft 'Drunk On Light' niets te maken. De bio wil onze New Order en My Bloody Valentine als inspiratiebronnen aanpraten, maar we hebben zo'n donkerbruin vermoeden dat deze twee Engelse jongens in 2003 ook wat te vaak naar The Notwist hebben geluisterd. Zwaar bewerkte gitaren, drums uit een doosje, piano, de occasionele break beat, wat gedrone en gesample: allen present. En de vocalen doen wel erg Archeriaans aan. Voor fans van ambient pop, indietronic of hoe je het ook noemen wilt, is dit ongetwijfeld een smakkelijk tussendoortje. Wat ons betreft had het allemaal een tikkeltje of twee avontuurlijker gemogen. Al is een koppel Duitsers naäpen voor Britten misschien al avontuur genoeg. (www.weevilmusic.co.uk) (gt) Michael Wertmüller Die Zeit. Eine Gebrauchsanweisung (GROB/LOWLANDS) Na enkele collaboraties met Brötzmann waagt de ex-drummer van Alboth! zich aan composities voor kamerorkesten. De partituren van Wertmüller gelden als onleesbaar of minstens onuitvoerbaar en een vijftienkoppig kamerorkest wordt nog eens extra gefrustreerd door het besef dat de ingewikkelde arbeid toch door een computer zal worden vervormd. De gebruiksaanwijzing van de tijd bevat drie stukken die het te verwachten snarengeschraap koppelen aan zigeunerachtige vioolmuziek en elektronische manipulaties waardoor de klanken herleid worden tot drones en het gezoem van geprikkelde insecten. Vooral de live opnames verbazen ons: het publiek reageert alsof het net een winnend doelpunt heeft zien scoren in de finale van de Europabeker. Wat zou Herr Wertmüller in hun drankje gedaan hebben? (www.churchofgrob.com) (pv) Yannis Kyriakides - Veenfabriek The Thing Like Us (UNSOUNDS/LOWLANDS/STAALPLAAT) Theatermuziek heeft nadelen. Het moet passen, en is in de meeste gevallen ondergeschikt aan de voorstelling. Anders dan muziek bij dans, die componisten vaak de gelegenheid geeft flink te experimenteren, is muziek bij theater meestal gebruiksmuziek. Geldt dat ook voor ‘The Thing Like Us’, de nieuwe cd van Yannis Kyriakides? Deze cd bevat de muziek die Kyriakides schreef voor de ZTHollandia-VeenFabriek-productie ‘Spinoza: I Am Not Where I Think Myself To Be’. Het is in twee delen: ‘Affecto’ is gebaseerd op de definities die Spinoza in het derde deel van zijn boek ‘Ethica’ gaf van emoties: 48 stuks, ofwel 48 korte stukjes muziek. Het tweede deel, ‘Epistola’, is gebaseerd op een brief die Spinoza schreef over de vrije wil, opnieuw onderverdeeld in 48 korte stukjes muziek. Kyriakides schreef deze muziek voor de zangeres Ayelet Harpaz (alt), klaveciniste
Anne Falbourn, percussionist Tatlana Koleva, de stemmen van de acteurs Carola Arons en Bert Luppes, en live-elektronica die hijzelf bespeelde. Gebruiksmuziek of kunstmuziek? Een vraag met meerdere antwoorden. Op veel momenten in bijvoorbeeld ‘Epistola’ komt de theaterachtergrond van de muziek pijnlijk om de hoek kijken, maar zeker in ‘Affecto’ bereikt Kyriakides een intrigerend klankschap, waarin oud (klavecimbel, de Harpaz’ klassieke zang in Latijn, die aan muziek uit de middeleeuwen doet denken) en nieuw (de elektronica) krachtig hand in hand gaan – al is de overheersende sfeer er één van plechtigheid. De verschillende stukjes in beide delen vullen elkaar goed aan. Ze klinken niet verbrokkeld, maar als één geheel. Muzikaal is het materiaal in ‘Epistola’ uitbundiger en eigentijdser dan in ‘Affecto’. Maar ook theatraler. En zodoende minder boeiend. De componist zal het vast niet met me eens zijn, maar een manier om ook de muziek in ‘Epistola’ interessanter te maken is door het gebruik van de shuffle-knop van de cd-speler. De stukjes van beide delen gaan zo regelmatig een spannende confrontatie aan. (kpo)