AFDELING HERENTALS
BIOLOGISCH BEMESTEN . Lesgever: Bert Peers
07 - 12 - 2014
Tekst: Bert Peers Verslag: Michel Peeters
Bemesting in de biologische tuin! 1
1.INLEIDING Planten hebben voedingsstoffen nodig. De ene stof al wat meer dan de andere. Bij een tekort krijgen we gebrekverschijnselen. De groei stagneert en /of er ontstaat verkleuring, ook al zijn de andere stoffen voldoende aanwezig. We moeten dus streven naar een evenwichtige plantenvoeding die dat kan opnemen uit de bodem, onder invloed van het bodemleven. Er zijn vele stoffen die een plant nodig hebben, zo denken we aan koolstof (C), waterstof(H) en zuurstof (O). Deze stoffen zijn voldoende aanwezig dus hier letten we niet op. We hebben dan nog de stoffen die we moeten voorzien, ze raken uitgeput als er niet bij gegeven zou worden. Het zijn de hoofdelementen (N,P,K,Mg,Ca) en de sporenelementen (Cu, Fe, Mn, Al,...) Deze stoffen kunnen we allemaal geven via chemische bemesting. Dit lukt en geeft vaak vlug resultaat. Maar in de meeste gevallen schakelen we het bodemleven uit. Er zal zo ook niet of zeer weinig aan humus opbouw gedaan worden. De plant kan wel aan voeding maar het gevaar zit erin dat de verhouding niet juist zit. De plant verzwakt en zal sneller ziek worden. We kunnen ook anders werken. Via organische bemesting. De plant zal zo ook voldoende voeding ontvangen, het bodemleven zal voldoende ontwikkelen en er zal humus opbouw gebeuren. De plant zal in zijn geheel er beter van worden, sterker en minder vatbaar voor ziekten en dergelijke. Binnen de biologische denkwijze stappen we af van enkel na te denken over plantenvoeding. We moeten verder kijken. Wat is dan het doel van de bemesting? Ten eerste dient de bemesting als bodemverbetering. Dit door de stimulering van het bodemleven. Ook zal zo de bodemstructuur verbeterd worden. Het humusgehalte zal erop vooruitgaan. Hierdoor zal ook het vochthoudende vermogen verbeteren. De stoffen die dit allemaal teweeg brengen noemen we bodemverbeterende middelen. Naast de bemesting speelt ook de manier van bodembewerking ook een grote rol Als tweede gaan we ontbrekende voedingstoffen bijvoegen. De gewassen die op de bodem groeien, nemen voedingstoffen op. Deze gewassen oogsten we of we nemen vaak plantendelen weg door te snoeien of zo. Zo zijn er veel stoffen die uit de bodem gehaald zijn weg. Deze moeten we natuurlijk aanvullen willen we geen gebreksziekten krijgen .Stoffen die gegeven worden enkel als plantenvoeding noemen we meststoffen.
2
In de biologische werkwijze is er tussen beide zaken geen grens te trekken. Beide groepen noemen we dus gewoon meststoffen.
2.WELKE MESTSTOFFEN ZIJN ER EN HOE TE GEBRUIKEN? Het is zeer moeilijk om in de grote groep van de meststoffen een indeling te maken. Dit is misschien ook niet belangrijk. Laten we gewoon enkele belangrijke bemestingsvormen bekijken. 2.1Organische meststoffen Dit zijn dierlijke mest, compost, plantenaftreksels en allerlei organische handelsmeststoffen. Ook kunnen we stellen dat groenbemesting hierbij hoort. Dit is wel een buitenbeentje binnen deze groep. Maar zelfs bodembedekking, oogstresten en de langzame afbraak van humus kan je bij de organische bemesting rekenen. Nen hele boterham dus!! 2.2Minerale meststoffen In deze groep hebben we twee grote afdelingen, nl. de kunstmeststoffen (chemisch) en de natuurproducten. De eerste afdeling zijn meststoffen die in de fabriek aangemaakt zijn. Ze bevatten meestal hoge gehalten van een bepaalde stof of van meerdere stoffen. Deze stoffen voeden de plant maar niet de bodem. In de biologische teelten zijn deze meststoffen niet toegelaten. De groep van de natuurproducten is ook zeer ruim. Het zijn stoffen die niet chemisch bewerkt zijn. Ze kunnen perfect gebruikt worden om de organische bemesting aan te vullen. Ook in deze laatste groep zijn er stoffen die in feite weinig voedende waarde hebben maar wel een zeer positieve invloed op de bodem uitoefenen. (lavameel, basaltmeel, bentoniet,...) Andere worden gebruikt om specifieke tekorten op te vangen als deze niet of moeilijk door organische meststoffen op te vangen zijn. (fosformeststoffen, kaliummeststoffen en andere) In biologische teelten worden minerale meststoffen zo weinig mogelijk ingezet. We gaan ervan uit dat de voedingsstoffen vooral uit organische mest moet komen. 3
* Bodemverbeterend: Bentoniet, basaltmeel, lavameel * plantvoedend: natuurfosfaat, thomasslakken meel, houtasse, vinasseextract (patentkali) en gesteente melen (kieseriet) Kalkmeststoffen: Deze meststoffen zijn onmisbaar om de zuurtegraad te regelen. (vb. dolomietkalk) Ze hebben een gunstige invloed op de structuur van de grond en zijn dus eerder bodemverbeterend , maar ook onmisbaar als plantenvoeding, ze zijn rijk aan Mg en Ca. 3.EIGENSCHAPPEN VAN MESTSTOFFEN . Een aantal eigenschappen zie je op de verpakking: samenstelling, vorm, opneembaarheid en fijnheid. Deze zaken zijn voor ons niet het belangrijkste daarom een zeer korte bespreking. * samenstelling: de gehaltes aan voedingstoffen worden uitgedrukt in % (kg per 100 kg) of in kg per ton. Voor stikstof gaat het over de gehalte van het element N. Voor de andere meststoffen gaat het bijna altijd over een oxiden (verbinding met zuurstof). * Vorm en opneembaarheid: Soms gaat men vermelden onder welke vorm het element in de meststof aanwezig is. Dit geeft vaak een idee naar de snelheid van opneembaarheid van de stof. vb. Organishe stikstof komt trager ter beschikking dan minerale stikstof. Deze laatste kan voorkomen als NO3- wat vlot opneembaar is , maar kan ook voorkomen NH4+ die wel wat trager is. Ook bij de fosformeststoffen speelt de vorm een rol. * fijnheid: in vele gevallen en zeker bij kalk en gesteente melen is de fijnheid van zeer groot belang. Hoe fijner hoe sneller de werking.
4.WAT DOEN MESTSTOFFEN VOOR PLANT EN BODEM * Leveren van plantenvoedsel en reserve in de bodem * verbeteren van de bodemstructuur, vooral als er humus gevormd zou worden. De bodemdeeltjes hechten zich beter aan elkaar zodat de bodem luchtiger zal worden. 4
* onderhoud van het humusgehalte van de bodem. * vochtvoorziening: organische stoffen kunnen vocht vasthouden! belangrijk voor gronden die droogte gevoelig zijn. * stimulering van het bodemleven! Een gezonde bodem geeft aanleiding tot gezonde planten! Als er veel activiteit is in de bodem (schimmels, bacterien, diertjes, ...) zal de omzetting ook vlug kunnen doorgaan.
5.BIOLOGISCHE BEMESTING: 5.1 Bodemzorg en plantenvoeding Het concrete verschil tussen de biologische en de gangbare teelten is dat men meer gaat kijken naar de micro organismen in de grond. We erkennen allemaal het belang van de organismen in de grond. Maar als we chemisch zouden mesten zijn de micro organismen van ondergeschikt belang. m.a.w. : ze zijn niet nodig om de voeding om te zetten, dit kan reeds door het aanwezige bodemvocht. Als we biologisch mesten dan gaan we meer de natuur proberen na te bootsen. Met andere woorden. We maken in feite gebruik van afvalstoffen, deze moeten nog omgezet worden om opneembare stoffen te verkrijgen. Ecologische bemesting
Gangbare bemesting
Vooral organisch
Vooral mineraal
Veel compost
Minder compost
Veel groenbemesters
Minder groenbemesters
Humus belangrijk
Humus verwaarloosd
Voeding via bodemleven
Voeding rechtstreeks aan de plant
Traag opneembaar
Snel opneembaar
* kringloop zoveel mogelijk sluiten In de bemesting zou je zoveel mogelijk de natuurlijke kringloop in gedachte moeten houden. Zo zien we op vele biologische bedrijven dat ze aan veeteelt en akkerbouw doen. de mest van de dieren komt op het land terecht. En zo proberen ze de kringloop te verkrijgen en onderhouden. Ook groenbemesters passen hier perfect in. We kunnen zeker veel afvalstoffen uit eigen tuin gebruiken om als bemesting 5
te gebruiken. Zo krijgen we zelf al een kleine kringloop. Ook de mest van eigen dieren is al een stap in de goede richting. De composthoop gebruiken in eigen tuin zorgt ervoor dat we een soort kringloop maken. * Problemen uit de gangbare teelten proberen te verminderen. Als men volledig chemisch zou werken zal de bodemvruchtbaarheid enorm achteruit gaan. Door voldoende organisch materiaal aan de grond toe te voegen krijgen we dat het bodemleven gestimuleerd zal worden. Dit geeft enkel positieve gevolgen voor de grond: - betere structuur en samenhang van de grond - betere buffercapaciteit - hoger humusgehalte => minder erosiegevoelig Ook gaat er meer en meer het gevaar zijn van overbemesting. We gaan dan voedingstoffen verliezen door een teveel in de bodem of door een verminderde vasthoudings vermogen. Deze elementen spoelen dan uit naar lager gelegen grondlagen, grondwater en oppervlakte water. Ook krijgen we een hoger gehalte in de lucht! Dit met grote gevolgen voor gans het ecosysteem. 5.2 Biologische bemesting en voedingskwaliteit De kwaliteit van biologisch bemeste groenten is hoger. Er is minder kans op een te grote opname van voedingstoffen (nitrieten) als er deskundig gewerkt is. Als men biologisch werkt zullen de planten minder opgejaagd groeien waardoor ze minder water bevatten en dus lekkerder zijn, en zelfs beter te bewaren.
*Wanneer spreken we over een biologische meststof? We zetten even een aantal zaken op een rijtje. Herkomst De meststof is van natuurlijke oorsprong en heeft geen chemische bewerkingen ondergaan. Het zijn dus stoffen die van nature op aarde voorkomen. Ze worden niet met andere stoffen op een chemische manier gebonden. Ook haalt men er niets uit. Bewerkingen zoals drogen, malen,zeven zijn wel toegelaten! Traag opneembaar Hoe snel een stof voor een plant opneembaar is hangt af van de oplosbaarheid in water. Dit betekent dus een omzetting in een voor de plant oplosbare vorm. Het is van belang dat ze traag en geleidelijk omgezet worden in een voor de plant opneembare vorm. Sommige bruikbare meststoffen geven mogelijk een probleem. De stikstof en kalium zijn van de organische meststof bloedmeel en hout as, zijn snel opneembaar en sterk 6
geconcentreerd. Het is dus zeker in te beelden dat bij een teveel en dus foutief gebruik, de plant er meer van opneemt dan hij nodig heeft. Gevolgen voor de ontginning Turf en zeewierkalk beantwoorden aan de vorige criteria maar ze hebben een negatief effect op het milieu: waardevolle ecosystemen worden ontgonnen en beschadigd.
5.3 Biologische bemesting in de praktijk *Zoveel mogelijk materiaal gebruiken dat verloren gaat. Recycleren dus. Denk aan gazon maaisel, tuincompost, afgevallen blad, houthaksel, ... Hiermee ga je de kringloop meer sluiten. *Zoveel mogelijk materiaal uit eigen buurt gebruiken. Het heeft totaal geen zin om materialen over zeer grote afstanden te vervoeren al er in je buurt ook zaken aanwezig zijn die het zelfde doel zullen bereiken . Bv.: een streek waar weinig stalmest te verkrijgen is kan men evengoed geitenmest, paardenmest of andere gebruiken. *Organische handelsmeststoffen gebruik je alleen als er niet genoeg ander materiaal te vinden is. *Een beredeneerde bemesting op basis van organische bemesting eventueel aangevuld met gerichte minerale bemesting.
7
Hoe en wanneer en ...? Deze en andere vragen zijn niet zo eenvoudig te beantwoorden. Veel hangt af van de werkwijze die je zal toepassen. We zullen even aanhalen wat goed is en wat kan.
Bodembedekking!! Wat is voor de bodem altijd goed? Een degelijke bedekking met organisch materiaal . Dit kan compost zijn, bladeren, grasmaaisel en vele anderen. De bodem blijft gedurende een zeer groot deel van het jaar actief. Er groeien minder onkruiden, de grond blijft vochtiger en de bodemorganismen zullen beginnen om de bedekking te verteren. Zo komen er geleidelijk aan nog voedingsstoffen in de grond. Met andere woorden : altijd goed. In de moestuin kan je dit ook perfect toepassen. Als in het najaar een perceel vrij komt kan je het gaan bedekken. Als het fijn materiaal is kan je het in het voorjaar gewoon onderwerken. In de siertuin kan je best jaarrond een bedekking toepassen. Je zal waarschijnlijk niet meer moeten bijmesten. Wel zal je regelmatig moeten bij aanvullen. Compost!! 8
Gebruik je compost dan zit je altijd goed. De compost verdeel je in het vroege voorjaar over de percelen volgens de regels van de kunst (teeltafwisseling, voedingsbehoefte, ...) Je kan dan inwerken, liefst oppervlakkig met een grenilette of woelvork
Welke compost gebruik je? Jonge compost is nog weinig verteerd, je herkend nog een aantal zaken die je aan de hoop gaf.Deze jong compost kan je geven aan planten die er goed tegen kunnen. Vb. tomaat, komkommer, kolen . Rijpe compost lijkt sterk op humus. Is los en kruimelig, ruikt naar bosgrond. Het is stabiel dus er gebeuren ook niet zo veel omzettingen meer. Deze compost is wel meer voedingsstoffen verloren dan jonge compost maar het volume van de hoop is ook geslonken dus blijft de verhouding ongeveer gelijk. Wanneer is een compost rijp? Makkelijkste vuist regel: als de compostwormen eruit verdwenen zijn. Rijpe compost kan je vrij veilig aan alle gewassen geven. Overjaarse compost: ook wel eens zeer oude compost genoemd. Deze compost heeft minstens een jaar gelegen. Heeft een structuur die niet meer van de aarde te onderscheiden is. In feite is er veel voeding verloren gegaan. Maar het bevat nog wel veel voeding. Het gebruik van compost heeft zeer veel voordelen: - verhogen van het organische-stof gehalte in de bodem - stimuleert het bodemleven - verbetert de bodemstructuur - vergroot het watervasthoudings vermogen van de bodem - levert voedingsstoffen aan de planten - heeft een ziektewerend vermogen. Dierlijke mest ! 9
Het zijn de uitwerpselen van de dieren die we zouden kunnen gebruiken. Meestal zijn de dieren in de stal op stro of dergelijk gezet. We gebruiken vooral vaste delen. De gier en dergelijke zijn minder makkelijk te gebruiken en minder goed. Welke mest je wil gebruiken kies je zelf. De mogelijkheden zijn groot. (Koemest, paardenmest, geit, schaap, kip, konijn, ...) Maar zijn ze allen even goed? Nee, er zijn wel wat verschillen. -Rundermest: Zeer evenwichtig, goed voor de bodemstructuur, bevat goed gehalte plantenvoeding. Best mest gebruiken dat al een tijdje op een hoop heeft gezeten. Zo is het al voor een deeltje verteerd. -Paardenmest Droge en warme mest, kies voor paardenmest met stro. goede voedingwaarde. -Schaap en geit Lijken van samenstelling erg op rundermest. Goed bruikbaar. -Konijn Koude mest, goed om bij in composthoop te verwerken. -Kip Rijke koude mest, hoge concentraties stikstof fosfor, kalium. Best niet vers gebruiken, anders kans op verbranding. -Champignonmest Afvalproduct uit de champignonteelt. Bevat paardenmest, kippenmest, stro en gips. Dit is gecomposteerd. Het heeft een vrij evenwichtige samenstelling en is kalkrijk. Maar we kunnen ons wel de vraag stellen over de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen. Welke mesten beter niet gebruiken ! Varkensmest (hoge waarden koper), drijfmest (zeer moeilijk voor bewaren en gebruik), gier (of aal) = urine van het vee, heeft slechte verhouding voedingselementen. Groenbemesting Dit is het telen van gewassen die niet voor consumptie dienen. Ze zijn bedoeld als bemesting van de bodem. De gewassen groeien een bepaalde tijd op het veld, daarna zullen ze ondergewerkt worden in de grond. Er zijn een aantal goede groenbemesters en die kunnen we in drie grote groepen indelen. Grassen, kruisbloemigen en de vlinderbloemigen. 10
Bij vlinderbloemigen is klaver een belangrijke groep. Groenbemesters nemen tijdens hun groei voeding op uit de bodem en de lucht. Als de plantenmassa terug in de bodem gewerkt wordt komt de voeding terug vrij. De voedingsstoffen worden zo vastgehouden en kunnen dus niet uitspoelen. (denk aan stikstof, kalium, magnesium, calcium, fosfaat, en andere micro-elementen). Sommige gewassen kunnen voedingsstoffen vrij maken die aan bodemdeeltjes gebonden zijn. Andere gewassen wortelen zeer diep, dit geeft voordelen naar voedingstoffen die dieper gezakt zijn . Ook zullen de diepe wortels de grond dieper los maken.De gewassen die op het veld staan, zeker in de winter, beschermen de bodem tegen erosie. De structuur van de grond blijft beter.De onkruidgroei zal ook worden onderdrukt. De vlinderbloemigen kunnen stikstof vastleggen. En sommige gewassen hebben een ontsmettende werking in de bodem. Teelt: Zaaitijdstip: afhankelijk van gewas en beoogde teeltwijze. Als je ze als hoofdteelt zou bekijken zaai je best april - mei. Als nateelt zaai je augustus september.Net voor het zaaien kan je een beetje bijmesten, dit zal de groei ten goede komen. Zorg dat het veld onkruidvrij is. Onderwerken: Dit kan een hele klus zijn. Als we te maken hebben met niet winterharde planten, zal het een stuk eenvoudiger zijn. De wintergroene zijn een stuk lastiger. Beste manier is spitten voor de groenblijvende, de niet groenblijvende zijn al iets makkelijker onder te werken. * Vlinderbloemigen: klavers , lupinen, wikke, luzerne, veldbooon, en andere * Kruisbloemigen: bladrammanas, bladkool, rapen, gele mosterd en andere. * Grassen: rogge, raaigras soorten, ... * andere groenbemesters: Phacelia, spurrie, berganie, boekweit, tagetes,...
Plantengier Deze bemestingswijze vraagt wel wat tijd maar is zeker de moeite waard. De bemesting maak je van planten door deze twee weken onder water te zetten. Zo ontstaat er een vergisting. De voedingsstoffen die in de planten zitten 11
komen vrij in het water. Deze gier is goed als bijbemesting voor snel groeiende gewassen. Gebruik het wel sterk verdund en liefst in kleine beetjes. De bemestingswaarde van de gier hangt af van de planten die gebruikt zijn. Enkele bekende gewassen voor een gier: Netel, heermoes, rabarber, ... Hoeveel: 1kg op 10 liter water. gebruik: 10 X verdunnen Organische handelsmeststoffen Hieronder vallen vele soorten meststoffen, vaak de producten die afkomstig zijn uit dierlijke mest. * Gedroogde mest Vele firma's hebben een heel gamma van zulke meststoffen. Er zijn zeer veel verschillende soorten, teveel om te bespreken. Deze zaken zijn duur en hebben enkel een plantvoedende werking. Gebruik ze eventueel als bijbemesting tijdens de teelt maar zeker niet als hoofdbemesting * Guano: = gedroogde en gemalen uitwerpselen en resten van vogels (aalscholvers) uit Peru. Het bevat 14%N . Gebruik het in kleine dosis, verbranding is snel mogelijk. Ook enkel te gebruiken als plantenvoeding en niet om de bodem te verbeteren
* Bloedmeel: Bloed uit slachthuizen, gedroogd en tot poeder verwerkt. Zeker droog bewaren, als het vochtig is zal er veel N verdwijnen. 12-13 % N, weinig andere voedingsstoffen, snelle werking, geen bodemverbetering . 12
* Hoornmeel: Gemalen hoornen, veel N (13%), weinig andere voedingsstoffen, langzaam werkend, werking kan tot meer dan een jaar na toedienen duren, geen bodemverbetering .
* Beendermeel: Uit beenderen, veel fosfor (15-16%), stikstof ( 5-6 %), geen bodemverbetering, ook andere elementen aanwezig, goed verpakking lezen.
* Andere Er komen geregeld nieuwe zaken op de markt , de ene al beter dan de andere.
Minerale meststoffen
13
Er zijn enkele minerale meststoffen toegelaten binnen het biologisch kweken. Deze kunnen eventueel gebruikt worden maar kan je beter niet als hoofdbemesting gebruiken. Enkel als bijbemesting of om tekorten op te lossen. Enkele voorbeelden: * Fosfor Zacht natuurfosfaat: 29% P2O5 - thomasslakkenmeel: 14 - 18 % fosfaat * Kaliummeststoffen Ruwe kalizouten 11% K2O - patentkali 30% K2O - houtas 6 - 10 % K vinasse extract: 40% * Magnesiummeststoffen Dolomiet (kalkmeststof) max 20% MgO - Basalt en lavameel: ± 10% MgO Patentkali 10% MgO - Kieseriet 25 - 27 % MgO - Bitterzout : 16 % MgO * Kalkmeststoffen mergelkalk, dolomietkalk, landbouwkalk, zeewierkalk.
* Gesteente melen Basaltmeel: vulkanisch gesteente, veel silicium (plantversterkend) lavameel: meerdere voordelen: watervasthouden, 15% kalk, magnesium en kalium, bodemverbeterend, pH verhogend . Bentoniet: kleimineralen, verbeterd het vasthoudingsvermogen voor water en voedingstoffen.
14