HA 50 COM 201
HA 50 COM 201
BELGISCHE KAMER
CHAMBRE
VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE
Handelingen INTEGRAAL
Annales COMPTE
VERSLAG
VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE
BEDRIJFSLEVEN, WETENSCHAPSBELEID, HET ONDERWIJS,
DE LA RÉUNION PUBLIQUE DE LA
COMMISSION DE L’ECONOMIE,
COMMISSIE VOOR HET HET
DE
NATIONALE
DE LA
EN
POLITIQUE SCIENTIFIQUE, DE L’EDUCATION,
DES INSTITUTIONS SCIENTIFIQUES
WETENSCHAPPELIJKE
EN CULTURELE INSTELLINGEN, DE
RENDU INTÉGRAL
ET CULTURELLES NATIONALES,
MIDDENSTAND DE LANDBOUW
CLASSES MOYENNES ET DE L’AGRICULTURE
DES
VAN
DU
17-05-2000
17-05-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
1999
2000
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
2
HA 50 COM
AGALEV-ECOLO CVP FN PRL FDF MCC PS PSC SP VLAAMS BLOK VLD VU&ID
: : : : : : : : : :
201
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l’organisation de luttes originales Christelijke Volkspartij Front National Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement Parti socialiste Parti social chrétien Socialistische Partij Vlaams Blok Vlaamse Liberalen en Democraten Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode + het nummer en het volgnummer QRVA : Schriftelijke Vragen en Antwoorden HA : Handelingen (Integraal Verslag) BV : Beknopt Verslag PLEN : Plenumvergadering COM : Commissievergadering
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du n° consécutif QRVA : Questions et Réponses écrites HA : Annales (Compte Rendu Intégral) CRA : Compte Rendu Analytique PLEN : Séance plénière COM : Réunion de commission
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers Bestellingen : Natieplein 2 1008 Brussel Tel. : 02/549 81 60 Fax : 02/549 82 74 www.deKamer.be e-mail :
[email protected]
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
1999
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants Commandes : Place de la Nation 2 1008 Bruxelles Tél. : 02/549 81 60 Fax : 02/549 82 74 www.laChambre.be e-mail :
[email protected]
2000
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
HA 50 COM
201
3
Inhoud
Sommaire
Woensdag 17 mei 2000
Mercredi 17 mai 2000
COMMISSIE VOOR HET BEDRIJFSLEVEN, HET WETENSCHAPSBELEID, HET ONDERWIJS, DE NATIONALE WETENSCHAPPELIJKE EN CULTURELE INSTELLINGEN, DE MIDDENSTAND EN DE LANDBOUW - COM 201
COMMISSION DE L’E´ CONOMIE, DE LA POLITIQUE SCIENTIFIQUE, DE L’E´ DUCATION, DES INSTITUTIONS SCIENTIFIQUES ET CULTURELLES NATIONALES, DES CLASSES MOYENNES ET DE L’AGRICULTURE COM 201
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan de minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid, over ″de sperperiode voor kinderfeesten″ (nr. 1707)
Question orale de Mme Frieda Brepoels au ministre de l’Economie et de la Recherche scientifique, charge´ de la Politique des grandes villes, sur ″les pe´riodes d’interdiction publicitaire pre´alables aux feˆtes enfantines″ (n° 1707) orateurs : Frieda Brepoels, pre´sidente du groupe VU&ID, Charles Picque´, ministre de l’Economie et de la Recherche scientifique, charge´ de la Politique des grandes villes
5
sprekers : Frieda Brepoels, voorzitter van de VU&IDfractie, Charles Picque´, minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid Samengevoegde mondelinge vragen van de heer Servais Verherstraeten, mevrouw Frieda Brepoels en de heer Henk Verlinde aan de minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid, over ″de veiligheid van opslagplaatsen van vuurwerk″ (nrs. 1851, 1855 en 1867)
Questions orales jointes de M. Servais Verherstraeten, Mme Frieda Brepoels et M. Henk Verlinde au ministre de l’Economie et de la Recherche scientifique, charge´ de la Politique des grandes villes, sur ″la se´curite´ des de´poˆts de feux d’artifice″ (nos 1851, 1855 et 1867)
6
6
sprekers : Frieda Brepoels, voorzitter van de VU&IDfractie, Henk Verlinde, Servais Verherstraeten, Charles Picque´, minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
5
orateurs : Frieda Brepoels, pre´sidente du groupe VU&ID, Henk Verlinde, Servais Verherstraeten, Charles Picque´, ministre de l’Economie et de la Recherche scientifique, charge´ de la Politique des grandes villes
1999
2000
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
4
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
17-05-2000
1999
2000
HA 50 COM
201
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
HA 50 COM
201
5
COMMISSION DE L’E´ CONOMIE, DE LA POLITIQUE SCIENTIFIQUE, DE L’E´ DUCATION, DES INSTITUTIONS SCIENTIFIQUES ET CULTURELLES NATIONALES, DES CLASSES MOYENNES ET DE L’AGRICULTURE
COMMISSIE VOOR HET BEDRIJFSLEVEN, HET WETENSCHAPSBELEID, HET ONDERWIJS, DE NATIONALE WETENSCHAPPELIJKE EN CULTURELE INSTELLINGEN, DE MIDDENSTAND EN DE LANDBOUW
RE´ UNION PUBLIQUE DU
OPENBARE VERGADERING VAN
MERCREDI 17 MAI 2000
WOENSDAG 17 MEI 2000
De vergadering wordt geopend om 09.48 uur door de heer Jos Ansoms, voorzitter.
leiden. Aan de Raad voor het Verbruik vroeg hij ook om de ouderverenigingen en de twee kleuterleidsters, die deze actie hadden gestart, uit te nodigen op de discussie. De minister wilde de sector de kans geven zelf een gedragscode van zelfdiscipline uit te werken door middel van een advies aan hem. Indien dit niet zou werken en men hiertoe niet zou komen, zou hij zelf voorstellen doen in overleg met de minister voor Consumentenzaken, mevrouw Aelvoet. Hij zei ook dat er geen vaste termijn werd opgelegd, maar dat hij een advies verwachtte einde maart 2000. Nu zijn we half mei 2000 en voor zover ik weet, is er nog geen advies. De Paasfeesten zijn voorbij en binnenkort zijn er de volgende feesten.
La re´ union est ouverte a` 09.48 heures par M. Jos Ansoms, pre´ sident.
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels aan de minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid, over ″de sperperiode voor kinderfeesten″ (nr. 1707) Question orale de Mme Frieda Brepoels au ministre de l’Economie et de la Recherche scientifique, charge´ de la Politique des grandes villes, sur ″les pe´riodes d’interdiction publicitaire pre´alables aux feˆtes enfantines″ (n° 1707) Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, ongeveer een half jaar geleden werd door het parlement een motie van aanbeveling goedgekeurd, na een interpellatie van onder andere mevrouw Creyf. De regering werd gevraagd een raadpleging te organiseren en met de actoren een systeem uit te werken dat rekening hield met zowel de economische belangen als met de belangen van het kind-consument en dit door middel van een gedragscode of wetgevende instrumenten. Dat was de opdracht van het parlement. Op 1 februari 2000 heb ik uw voorganger naar de stand van zaken gevraagd, want intussen hadden enkele collega’s en ikzelf wetsvoorstellen in die zin ingediend. Uw voorganger deelde toen mee dat hij aan de Raad voor het Verbruik opdracht had gegeven om als coo¨ rdinator op te treden en het debat tussen de actoren te
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
1999
Ik heb wel vernomen dat de Raad voor het Verbruik aan deze problematiek een drietal vergaderingen gewijd heeft. In de loop van deze maand zou hij u een eindadvies verstrekken. Op de vergadering waar dit eindadvies zal worden geformuleerd, worden de oudercomite´ s, de twee kleuterleidsters en uw vertegenwoordiger van de Economische inspectie niet uitgenodigd, want zij zijn geen lid van de Raad voor het Verbruik. Het voorstel dat zal leiden tot een advies evolueerde tijdens de vergadering. Oorspronkelijk sprak men nog van een code, nu eerder van een aanbeveling voor de sector. Een code houdt immers een aantal wettelijke verplichtingen in voor de sector en dat vindt men niet haalbaar. De definitie van reclame, zoals bepaald in artikel 22 van de wet, zou ook al niet overeind blijven, omdat men in geen geval de producten zelf in dit advies wil opnemen. Zowel de oudercomite´ s als de kleuterleidsters zouden in geen geval akkoord gaan indien dit het eindadvies zou worden, vooral omdat het volgens hen geen uitdrukke-
2000
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
6
HA 50 COM
17-05-2000
201
Frieda Brepoels
lijke oplossing is voor de kinderen. Meer bepaald gaat het over de factor tijdsbegrip, die in het voorstel voor kleine kinderen nog steeds ondermijnd wordt. Bovendien zou men een overlapping van de Kerst- en Sinterklaas periode voorzien en mogen de producten vrij en om het even wanneer worden aangeboden. Zij blijven dus ijveren voor een wet, omdat zij uit de vele discussies begrepen hebben dat het niet alleen om een gedragscode voor de sector gaat. Het is niet alleen de sector die aan banden moet worden gelegd, maar er zijn natuurlijk tal van verenigingen en comite´ s die ook de figuren van de Sint en de Kerstman gebruiken voor hun feesten. De vraag is dan natuurlijk op welke manier men die organisaties erbij kan betrekken. Mijnheer de minister, ik kom tot mijn vragen. Ten eerste, ondersteunt u de visie en de bezorgdheid van uw voorganger ? Ten tweede, bent u eventueel bereid het definitieve advies van de Raad voor het Verbruik hier in de commissie te bespreken ? Indien er geen sprake is van een gedragscode maar enkel van een aanbeveling aan de sector, bent u dan bereid om samen met uw collega bevoegd voor Consumentenzaken een wettelijk initiatief te nemen ? Ten derde, binnen welke termijn denkt u een definitief standpunt te kunnen innemen ? Het paasfeest is achter de rug. We staan nu bijna voor de zomervakantie en intussen worden alle volgende kinderfeesten in de sector al druk voorbereid. Ik meen u dus vandaag die vragen, namens de collega’s te mogen stellen want we hebben daaraan de afgelopen maanden samen gewerkt. Minister Charles Picque´ : Mijnheer de voorzitter, collega Brepoels, op 1 februari dacht mijn voorganger, de heer Demotte, dat de Raad voor het Verbruik op het einde van de maand maart zijn advies zou kunnen uitbrengen. De besprekingen duren echter langer dan voorzien, zodat dit advies slechts eind juni beschikbaar zal zijn. Ik kom tot uw vraag. Zoals de heer Demotte ben ik natuurlijk bereid het advies van de Raad voor het Verbruik aan de commissie mede te delen. Dat is geen probleem. Op die manier kunnen wij het samen bespreken. Het is nog te vroeg om te zeggen dat een initiatief van de regering wenselijk is. U weet trouwens hoe moeilijk het is om over deze materie regels op te stellen. Belgie¨ is natuurlijk niet alleen op de wereld. Ik wens dat het debat eerst in het parlement plaats heeft. Ik denk dat iedere overhaasting in deze materie niet gerechtvaardigd zou zijn. Ik deel de mening van mevrouw Aelvoet over de noodzaak van een gedragscode. Ik wacht het verslag van de Raad voor het Verbruik af om mij uit te spreken en om persoonlijk advies uit te brengen.
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
1999
Ik ben een voorstander van een gedragscode. Het is dus voorbarig om een standpunt in te nemen. Ik stel voor dat wij de besprekingen aanvangen zodra ik beschik over het verslag van de Raad voor het Verbruik. Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik begrijp dat deze materie geen eenvoudige zaak is voor de Raad voor het Verbruik maar ik betreur dat hij er pas tegen eind juni zal in slagen een eindadvies te formuleren. De Raad weet ook dat, op het ogenblik dat dit advies aan u wordt overgemaakt, wij vrij dicht bij het parlementair reces zullen zijn. Door de gemeenteraadsverkiezingen zullen wij dus wellicht pas in de loop van oktober over deze problematiek debatteren. Op dat ogenblik zal het te laat zijn voor alle mogelijk initiatieven in verband met de kinderfeesten van dit jaar. Dat vind ik bijzonder jammer. Ik ben het met u eens wanneer u zegt dat overhaasting voor niets goed is. In deze problematiek moet ik dit begrip toch even tussen haakjes plaatsen. Daarmee bedoel ik dat we al jaren met deze discussie bezig zijn. Het is dus geen nieuwe discussie, ook niet voor de sector. Ik ben wel blij dat de discussie in het parlement op gang is gekomen, hoewel het toch al meer dan een half jaar geleden is. Ik kan dat alleen maar betreuren. Tot slot denk ik dat wij hier met een misverstand te maken hebben. Ik begreep dat u sprak over een gezagscode, alsof het iets is dat door de overheid wordt opgelegd. Ik denk dat u de gedragscode bedoelt. Minister Charles Picque´ : Ik had het inderdaad over de gedragscode. Het is betreurenswaardig dat de Raad voor het Verbruik tot nog toe zijn advies niet heeft voorgelegd. Wij zullen nog een beetje geduld moeten opbrengen omdat wij geen initiatief kunnen nemen zonder het advies van deze raad. Het incident is gesloten. L’incident est clos. Samengevoegde mondelinge vragen van de heer Servais Verherstraeten, mevrouw Frieda Brepoels en de heer Henk Verlinde aan de minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid, over ″de veiligheid van opslagplaatsen van vuurwerk″ (nrs. 1851, 1855 en 1867) Questions orales jointes de M. Servais Verherstraeten, Mme Frieda Brepoels et M. Henk Verlinde au ministre de l’Economie et de la Recherche scientifique, charge´ de la Politique des grandes villes, sur ″la se´ curite´ des de´ poˆ ts de feux d’artifice″ (nos 1851, 1855 et 1867)
2000
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
HA 50 COM
201
17-05-2000
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij hebben in december 1999 naar aanleiding van de eindejaarsfeesten reeds gesprekken gevoerd met de voormalige minister van Economie, de heer Demotte, in verband met de reglementering en de controle op vuurwerk. De heer Demotte zei dat de reglementering op vuurwerk, bestemd voor particulieren, niet voldeed. Daarom werd een wijziging van het koninklijk besluit van 1958 voorbereid dat jammer genoeg niet meer in werking kon treden vo´ o´ r de eindejaarsfeesten. Intussen werd, op 19 februari, een koninklijk besluit van 1 februari 2000 gepubliceerd waarin het algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, vervoeren, verkopen en gebruiken van springstoffen werd aangepast. Ik kan uw redenering volgen als u, naar aanleiding van de ramp in Enschede, zegt dat een aanpassing van de wetgeving niet onmiddellijk aan de orde is omdat er door de wijziging van het koninklijk besluit reeds een actualisering plaatsvond. Ik wil er even de aandacht op vestigen dat een limiet voor het opslaan van het aantal ton vuurwerk waarschijnlijk niet in het koninklijk besluit is vastgelegd. Mijnheer de minister, in uw reactie in de pers zegt u dat er meer controles op de opslag van vuurwerk en explosieven moeten gebeuren. Ik vraag mij af hoe u dit zal realiseren als men de inventaris van de opslagplaatsen bekijkt die recent uitgebreid in de pers werd gepubliceerd. De heer Demotte heeft op een vraag van enkele maanden geleden geantwoord dat er maar 1 controleur in dienst is in Vlaanderen, terwijl het kader er in 2 voorziet. In Wallonie¨ zou er ook 1 controleur ter beschikking zijn. U sprak in de pers over 3 personen. Is er intussen een invulling van die tweede functie in Vlaanderen gebeurd ? Zo ja, sinds wanneer ? Zo neen, wanneer denkt u die vervanging te realiseren ? De heer Demotte heeft uitdrukkelijk gezegd dat een uitbreiding van het kader van controleurs van explosieven noodzakelijk is. Hij hoopte dit tekort binnen zijn beleidstermijn, zelfs op korte termijn, te verhelpen. Mijnheer de minister, ondersteunt u dit ? Hebt u reeds maatregelen genomen om de uitbreiding van het kader van controleurs te realiseren ? Tot slot zou ik ook aan de minister willen vragen waarom de opslagplaats van 45 000 ton van FN in Zutendaal niet was opgenomen in de federale inventaris die u eergisteren aan de pers voorstelde. Ik had de indruk dat dit iets te maken had met het feit dat daar een munitiefabriek gehuisvest is, maar dat is mij niet duidelijk. Deze fabriek doet opslag voor handelaars en dat is misschien gevat in een andere vergunning. Aangezien dit een van de grootste vuurwerkopslagplaatsen in Vlaanderen en Limburg is, was men nogal verrast dat zij niet in uw inventaris voorkwam. Ik had hierover graag meer duidelijkheid.
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
1999
7
De heer Henk Verlinde (SP) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, naar aanleiding van het drama in Enschede is uit de pers gebleken dat er nogal wat onduidelijkheden en meningsverschillen bestaan tussen de verschillende bevoegde instanties wat de opslag van vuurwerk in ons land betreft. Een eerste heel pertinente vraag is wie waarvoor eigenlijk bevoegd ? Wat is de bevoegdheid van het ministerie van Economische Zaken, wat is de bevoegdheid van het Vlaams ministerie van Leefmilieu, wat is de bevoegdheid van de gemeente zelf ? Waarschijnlijk zal er hier een verschil worden gemaakt naargelang het om aanmaak, opslag of verkoop van vuurwerk gaat. Als blijkt dat de bevoegdheden over verschillende overheden verdeeld zijn, dan gaat het argument van de minister van de voorbije dagen niet op. U zei namelijk dat in tegenstelling tot Nederland, er in Belgie¨ maar e´ e´ n ministerie verantwoordelijk is voor advies in verband met vergunningen en controle. Daardoor zouden we een beter zicht op de situatie hebben. Wie ook het advies in verband met vergunningen mag formuleren, de vraag blijft of het advies bindend is of niet ? Vanaf welke hoeveelheid moet trouwens het advies worden gevraagd ? Speelt de hoeveelheid en de aard van de verpakking een rol voor wie om advies moet worden gevraagd ? Inzake de controle is er geen limiet naargelang van de tonnenmaat voor de opslag van vuurwerk. De dienst springstoffen beoordeelt geval per geval. Dit komt er in praktijk op neer dat er voor grote hoeveelheden geen nieuwe vergunningen worden toegestaan in de bebouwde kom. Een logische vraag is wat men doet met bestaande vergunningen en met aanvragen voor opslag buiten of net buiten de bebouwde kom ? Toch hebben wij de bedenking dat een situatie waarbij geval per geval zonder echte richtlijn beoordeeld wordt, niet echt gezond is. Dit kan ertoe leiden dat er af en toe iets oogluikend wordt toegelaten. We zeggen niet dat dit het geval is, we willen het zelfs niet suggereren. We willen de mogelijkheid in ieder geval uitsluiten door een precieze en eenduidige reglementering. Net zoals mevrouw Brepoels, pleiten wij ook voor een maximumlimiet in de opslag van het aantal ton vuurwerk. Ik heb nog een laatste vraag. Vlaams minister Dua klaagde erover dat de communicatie terzake heel gebrekkig verloopt. Mijnheer de minister, welke initiatieven zult u in de nabije en verre toekomst nemen om de communicatie te verbeteren ? Het zou jammer zijn als men niet geleerd zou hebben uit de dioxinecrisis, waarbij een gebrekkige communicatie tot een aantal drama’s heeft geleid. Misschien zal het hier niet zo’n vaart lopen. In Nederland heeft men daarover ondertussen een ander idee.
2000
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
8
17-05-2000
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de voorzitter, mijn excuses voor mijn late komst, maar de fax kwam toe op mijn kantoor toen ik mijn kantoor al had verlaten. Mijnheer de minister, ik zal zeer kort zijn want anders zal ik in herhaling vallen. Ik heb enkele zeer concrete vragen. Wordt de huidige federale regelgeving door u gee¨ valueerd en hebt u intenties om die te wijzigen en te verstrengen ? Zo ja, op welke punten ? We lazen in de pers dat u samen met minister Duquesne een soort inventarisatie op het terrein aan het maken was. Wat is de huidige stand van zaken van die inventarisatie ? Hebt u op dit ogenblik zicht op het aantal verleende vergunningen voor opslagplaatsen voor vuurwerk ? Hoeveel zijn er, waar bevinden ze zich, onder welke categoriee¨ n vallen ze en wat zijn de opgeslagen hoeveelheden ? Het meest heikele punt zal waarschijnlijk het toezicht zijn. Hoe verloopt dit ? Liggen de vergunde plaatsen afgezonderd of in woonwijken of andere gevoelige zones ? Hoe wordt het toezicht uitgeoefend en hoeveel mensen hebt u daarvoor ? Hoeveel inspecties gebeuren er jaarlijks per vergunde eenheid ? Er zijn geruchten dat de inspectiediensten bij het toezicht op opslagplaatsen van vuurwerk milder zouden zijn dan in het koninklijk besluit is bepaald. Kunt u dit bevestigen of ontkennen ? Hebt u bewijzen van het tegendeel ? Mijnheer de minister, over de taalgrenzen heen wordt er over homogene bevoegdheidspakketten gesproken. Als we naar aanleiding van het betreurenswaardige incident in Nederland in ons eigen hart kijken, dan worden we weer geconfronteerd met een dubbele bevoegdheid. Enerzijds, zijn de gewesten bevoegd voor de milieuregelgeving. In Vlaanderen gaat het dan om Vlarem. Anderzijds, is er de federale bevoegdheid. Mijnheer de minister, is het wel opportuun dat in materies als deze twee overheden bevoegd zijn ? Dit bemoeilijkt de praktische controle. Het is immers mogelijk dat bepaalde vergunningen met elkaar in tegenspraak zijn of elkaar bemoeilijken. Meent u dat dit werkzaam is en dat het gehandhaafd moet blijven ? Minister Charles Picque´ : Mijnheer de voorzitter, collega’s, u weet dat de reglementering inzake vuurwerk onlangs gemoderniseerd werd. Ze lijkt mij nu helemaal toereikend te zijn. Het koninklijk besluit van 1 februari 2000 heeft de algemene regeling van 1958 gewijzigd, in het bijzonder wat de verkoop van feestvuurwerk aan de consument betreft. In dit stadium heb ik geen elementen die mij zouden toelaten te denken dat men deze reglementering nog strenger moet maken. Ik zal vanzelfsprekend aandacht hebben voor iedere suggestie die hierover wordt geformuleerd. Ik ben echter gerustgesteld door het eerste verslag dat ik heb gekregen.
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
1999
HA 50 COM
201
Het aantal opslagplaatsen voor springstoffen bedraagt in totaal 905 waaronder er 593 opslagplaatsen voor vuurwerk zijn. 560 hiervan zijn E-opslagplaatsen. De E-opslagplaatsen mogen maximaal 50 kilogram materiaal bevatten met een pyrotechnische samenstelling. De 33 andere zijn opslagplaatsen B of C, de hogere categoriee¨ n. Misschien hebt u de lijst van de 13 grootste opslagplaatsen al gekregen. Die lijst staat u ter beschikking en hij is trouwens in de pers verschenen. De belangrijkste opslagplaatsen van vuurwerk zijn natuurlijk niet allemaal op verlaten plaatsen gevestigd. Men moet een onderscheid maken. De belangrijkste, en dan vooral deze van de lijst waarover u beschikt, bevinden zich buiten de bewoonde wijken. Dit is evenwel niet het geval voor de opslagplaatsen die aan detailhandelaars toebehoren. Het gaat hier om stocks van enkele kilogrammen die zich, naargelang hun impact, in een gesloten kast of in een apart lokaal bevinden. De winkels kunnen vanzelfsprekend in een handelsstraat liggen. Conform het nieuwe besluit van februari 2000 zullen alle detailhandelaars in het bezit moeten zijn van een toelating om dergelijke producten op te slaan. Om op uw precieze vragen te antwoorden, zou ik eraan willen toevoegen dat in 1999 het aantal inspecties van opslagplaatsen voor vuurwerk 112 bedroeg. De controles die door de Dienst voor Springstoffen worden uitgevoerd, zijn er veeleer op gericht de uitbaters te overtuigen van de noodzaak om de reglementering te respecteren dan op het beteugelen van de overtreding. Het komt erop aan hen te informeren en te waarschuwen voor de risico’s en hen te berichten over de middelen om de veiligheid te vergroten. De inspanningen van de inspecteurs op het terrein worden algemeen geapprecieerd. Het opleggen van draconische maatregelen die veel te duur zijn voor de verantwoordelijken van kleine depots zou dikwijls een averechts effect hebben. Zij zouden op die manier in de clandestiniteit worden gedreven en deze handelwijze zou veel gevaarlijker zijn voor de openbare veiligheid. Het spreekt voor zich dat in geval van een duidelijke weigering om zich in orde te stellen, procesverbaal wordt opgesteld en de producten in beslag worden genomen. Op dit ogenblik is de controle van de opslagplaatsen in eerste instantie het werk van de Dienst voor Springstoffen. Het is juist dat andere autoriteiten hun eigen voorwaarden kunnen opleggen voor de vergunningen die door de bestendige deputaties en de colleges van burgemeester en schepenen worden verleend. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de brandweer. Men moet er natuurlijk op letten dat deze voorwaarden niet tegenstrijdig zijn met de voorwaarden die door de Dienst voor Springstoffen worden bepaald.
2000
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
HA 50 COM
201
17-05-2000
9
Charles Picque´
Tot besluit wil ik geruststellend zijn. Onze reglementering is zeer goed. Globaal genomen wordt zij correct toegepast door alle verantwoordelijken van opslagplaatsen die een zeker belang hebben. Ook al bestaat het nulrisico niet, toch wordt alles in het werk gesteld om het te benaderen. Op de vraag van mevrouw Brepoels kan ik het volgende antwoorden. Eind vorig jaar liet mijn voorganger u weten dat de aanwervingsprocedure voor een controleur van springstoffen voor Vlaanderen aan de gang was. Tot op heden kon de aanwerving niet gebeuren bij gebrek aan kandidaten. Voor de uitbreiding van het kader, dat momenteel slechts in drie controleurs voorziet, werd de procedure gelanceerd. Het gaat hier in feite over een uitbreiding van het kader van heel het bestuur Kwaliteit en Veiligheid. Voor de Dienst Springstoffen is het in dienst nemen van twee bijkomende controleurs gepland en ik hoop dat de procedure voor het einde van dit jaar afgerond zal zijn. U hebt ook een vraag gesteld over de opslagplaatsen van FN. Wij hebben dat onderzocht. De opslagplaats van FN in Zutendaal werd niet opgenomen in de meegedeelde inventaris, omdat die alleen militaire springstoffen bevat. Dat is toch mijn informatie. Mij zou het niet verwonderen dat FN militaire explosieven opslaat. De opdrachten en activiteiten van FN zijn blijkbaar uiteenlopender dan wel eens wordt gedacht. Die opslagplaats figureert dus niet op de vermelde lijst met grote opslagplaatsen van vuurwerk. De vergunningen voor opslagplaatsen voor vuurwerk worden verleend door, zoals u weet, ofwel de bestendige deputatie ofwel het college van burgemeester en schepenen. De Dienst Springstoffen geeft vooraf een advies dat de voorwaarden bevat die voor de exploitatie worden opgelegd. Deze voorwaarden gelden zowel voor de autoriteit die de vergunning verleent als voor de uitbater. Het reglement bepaalt geen maximumgrenzen per opslagplaats. De maximumgrenzen worden bepaalt in de bijzondere toelatingen. Er zijn ook voorwaarden wat de gebouwen betreft, bijvoorbeeld de afstand tussen de gebouwen, de plaatselijke toestand, enzovoort. Dat veronderstelt dat de controleurs de toestand inschatten rekening houdend met de potentie¨ le risico’s. Ik vermoedde inderdaad dat er verwarring bestond gezien de betrokkenheid en bevoegdheid van verschillende diensten. Ik heb echter mogen vaststellen dat er geen communicatiemoeilijkheden bestonden tussen de verschillende instanties. Daarvan is mij niets bekend. Ik herhaal dat een gewest of een brandweerdienst bijkomende verplichtingen kunnen opleggen, dat is best mogelijk. Ik meen zo op al uw vragen te hebben geantwoord.
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
1999
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de minister, dank u voor dit antwoord. Toch heb ik enkele bemerkingen. Ik vraag mij af welke inspanningen de regering doet om de tweede functie in het controlekorps in te vullen. Van toenmalig minister Demotte heb ik begrepen dat men toen geen kandidaat vond, maar een half jaar later kan ik mij niet meer voorstellen dat men niemand heeft gevonden. Minister Charles Picque´ : Het betreft ook een gevaarlijke taak, mevrouw. Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Dan moet er misschien worden gedacht aan het toekennen van bepaalde premies, als er specifieke gevaren zijn. Toch is dit in feite een ambtenaar. Ik zou daar toch een bijzondere inspanning voor vragen : op een ogenblik waarop men overgaat tot een uitbreiding van het kader, moet men toch ook een inspanning doen om die bijkomende controleurstaak in te vullen. U zegt dat u altijd bereid bent om op voorstellen in verband met aanpassingen van de wetgeving in te gaan. Ik heb van collega Verlinde vernomen dat men heeft gevraagd om een maximumlimiet betreffende het aantal ton vuurwerk per plaats in te voeren in de wetgeving. Wat de opslagplaats van FN betreft, heb ik gezien dat het koninklijk besluit van 1958 - en ook het huidige van februari - niet alleen over vuurwerk gaat. Het gaat over alles wat met springstoffen te maken heeft. Valt de militaire overheid dan niet onder de normale reglementering die voor springstoffen is uitgevaardigd ? Hebben zij de mogelijkheid om op te slaan wat ze wensen ? Is er geen openbaarheid ? We kennen dat systeem voor de kernraketten. Daarover weten we inderdaad niets, maar voor springstoffen kan ik mij toch voorstellen dat de militaire overheid onder dezelfde wetgeving als andere private opslagplaatsen valt. Ik heb begrepen dat FN op dit ogenblik voor grote handelaars uit de buurt de opslag verzorgt. Dat is op zich niet slecht, want dan ligt het spul zeker op een goed beveiligde plaats, maar dan gaat het zeker niet alleen over militaire springstoffen. In die zin wil ik aandringen op openbaarheid en een correcte behandeling van deze vergunning. De heer Henk Verlinde (SP) : Mijnheer de minister, mag ik even terugkomen op het koninklijk besluit van februari ? In dat besluit wordt inderdaad meer dan alleen het feestvuurwerk behandeld, maar de verkoop van dat feestvuurwerk is wel het belangrijkste. De opslagplaatsen met een grotere capaciteit worden eigenlijk niet behandeld in dat koninklijk besluit. Wij pleiten voor een maximumlimiet in de bebouwde kom. Er moet ook eenduidigheid komen, zodat de mensen die geval per geval moeten oordelen en beoordelen, een duidelijker houvast hebben dan in de huidige situatie.
2000
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
10
HA 50 COM
17-05-2000
201
Henk Verlinde
Mijnheer de minister, voor u zijn er geen communicatiemoeilijkheden. Dat is goed, maar communicatie gebeurt tussen verscheidene partners. Daarom moeten we ook aan de andere instanties, bijvoorbeeld mevrouw Dua, vragen of zij ook geen communicatieproblemen ondervinden.
men daartoe verplicht door artikel 234 van het koninklijk besluit voor opslagruimtes van tweede klasse. Overtreedt een bedrijf deze bepaling, dan vind ik dat u daartegen drastischer moet optreden, proces-verbaal opstellen en overgaan tot inbeslagname, zodanig dat de activiteit er niet meer kan worden voortgezet.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de minister, ik wil het laatste gedeelte van mijn vraag opnieuw bespreken, namelijk de problematiek van de dubbele bevoegdheid.
Minister Charles Picque´ : Er is inderdaad een probleem van aanwerving van technici en ingenieurs, maar dat is een algemeen probleem voor de hele administratie. Wij stuiten altijd op dezelfde hinderpaal, met name het gebrek aan belangstelling voor een administratieve loopbaan bij de ingenieurs en de technici. Dat betekent niet dat wij dit probleem moeten ontkennen en niet hoeven aan te pakken.
U antwoordde dat er, wat u betreft, geen communicatiestoornissen bekend zijn. Ik wil de bal terugspelen. Wat is de meerwaarde in deze materie om twee overheden tegelijkertijd bevoegd te houden ? Zij kunnen los van elkaar voortwerken, misschien zonder communicatiestoornissen. Maar, ze kunnen wel afzonderlijke bestuurshandelingen verrichten waarover ze elkaar onvoldoende informeren. Wat e´ e´ n instantie kan, moet niet door twee gebeuren. Ik maak abstractie van militaire aangelegenheden. Verder zie ik geen probleem om deze bevoegdheid naar de respectieve gewesten over te hevelen. Ik stel vast dat u geen voorstander van verbalisering bent. U wilt de mensen die niet in regel zijn overtuigen om zich in regel te stellen. Voor minimale overtredingen kan ik u volgen, op voorwaarde dat er op zeer korte termijn nieuwe controles plaatsvinden. Toch moeten we erg omzichtig omgaan met deze problematiek. Eigenlijk geeft u ambtenaren een zeker seponeerbeleid in handen. Dit lijkt mij toch wel zeer verregaand, te meer omdat Nederland een striktere wetgeving over deze materie heeft dan Belgie¨ . Belgische gemeenten aan de Nederlandse grens worden in feestperiodes zeer druk bezocht door Nederlanders die er vuurwerk komen inkopen, met alle gevaren eraan verbonden. We moeten dus zeer omzichtig zijn, niet alleen omwille van het gevaar bij de opslag, maar ook omwille van de vrije handel in vuurwerk, denken wij maar aan de lichamelijke kwetsuren die hieraan te wijten zijn. Vandaar dat het aanbevelenswaard is de wetgeving strikter toe te passen. Op de VRT werd bijvoorbeeld een belangrijke productie-entiteit getoond, die niet conform de wet was. Artikel 217 van de desbetreffende wet bepaalt immers voor magazijnen A dat ze moeten omringd zijn tot op de hoogte van de nok door een wal in losse aarde waarvan de hellingen met graszoden bedekt zijn, ofwel moeten ze gebouwd zijn in een uitgraving die minstens zo diep is als de nok hoog is. Die voorwaarde was daar niet vervuld. Als het bedrijf de veiligheidsvoorschriften niet naleeft, dan moet men eventueel op straffe van inbeslagname het bedrijf ertoe aansporen zich in orde te stellen.
Bovendien vestig ik er uw aandacht op - er lijkt terzake enig misverstand - dat FN geen militaire overheidsinstelling is. Ik heb reeds ontkend dat er communicatiestoornissen zouden bestaan. Alleszins moeten wij waakzaam blijven. Als er conflicten bestaan tussen verschillende overheidsdiensten over de vraag welke beslissing af te dwingen, dan moeten wij kiezen voor de strengere. Misschien moeten wij nieuwe initiatieven overwegen op basis van het verslag, waarin wordt nagegaan of de beslissing van mijn diensten gerechtvaardigd is, dat ik over enkele weken zal ontvangen. Het is vandaag voorbarig te stellen dat wij de wetgeving moeten wijzigen. Al te vaak passen wij wetten aan op grond van de actualiteit. Er moet echter een onderscheid worden gemaakt tussen de kwaliteit van een wettekst en de manier waarop hij wordt toegepast, wat dan weer te maken heeft met de kwaliteit van het werk van de ambtenaren. De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de minister, ik stel voor ons uw verslag te bezorgen, zodat het in de commissie kan worden besproken. De voorzitter : De secretaris zal te gepasten tijde informeren op het kabinet van de minister of het verslag klaar is. Het zal dan aan de leden van de commissie worden rondgedeeld. Het incident is gesloten. L’incident est clos. - De openbare commissievergadering wordt gesloten om 10.35 uur. - La re´ union publique de commission est leve´ e a` 10.35 heures.
U hebt gezegd dat niet alle vergunde entiteiten op verlaten plaatsen zijn ingeplant. Wellicht is dat noch in Vlaanderen noch in Wallonie¨ evident. Nochtans wordt
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
1999
2000
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE