Verzameling van GEGEVENS uit energiecertificering naar prestatie-indicatoren voor nieuwe en bestaande gebouwen 15-12-2008
Model Project 7 / België N AT I O N AL E S AM E N V AT T I N G 1 Grondslag van het DATAMINE-project 1.1 Uitgangspunt: Het benutten van grootschalige gegevensverzameling van EP-certificaten in Europa Het uitgangspunt van DATAMINE is het gebrek aan kennis over de reële toestand van de Europese gebouwenvoorraad en de toegepaste renovatieprocessen. Dit gebrek aan kennis kan men zien als grote hindernis om op efficiënte wijze maatregelen te nemen om het energieverbruik van gebouwen te verminderen. DATAMINE wil Energieprestatiecertificaten gebruiken als gegevensbron voor controle. Door de grote verscheidenheid aan gebouwen, de vele soorten Europese certificaten en de sterk verschillende status voor het toepassen van de EPBD1 per land, kan dit systeem slechts op lange termijn worden ingevoerd. Het doel van DATAMINE bestaat dus uit het verwerven van basisinformatie in het verzamelen en analyseren van gegevens op een praktisch niveau, en het ontwikkelen van besluiten om controlesystemen te ontwikkelen die op elkaar zijn aangepast.
1
Energy Performance of Buildings Directive
pagina 1 van 14
1.2 Een bottom-up aanpak: Basiservaring opdoen in Model Projecten Hiervoor werden modelprojecten uitgevoerd in 12 EU-lidstaten. In ieder modelproject werd het verzamelen en controleren van gegevens via EP-certificaten op kleine schaal getest. Elk modelproject heeft een eigen ontwerp, dat zich richt op verschillende gebouwgebruiken en soorten certificaten, maar ook op methoden voor gegevensverzameling en controledoelen, afhankelijk van de focus op de betrokken hoofdrolspelers. Elk modelproject betreft dus een andere nationale certificatie- of gegevensverzamelingactiviteit. Dit betekent dat DATAMINE een bottom-up project is: Er bestond geen gestandaardiseerde controleaanpak die werd uitgevoerd tijdens de 12 modelprojecten - integendeel: elk modelproject had eigen doelstellingen, gegevensbronnen en oplossingsbenaderingen, waardoor een hele reeks controleproblemen ontstonden. DATAMINE wil in de eerste plaats lessen trekken uit de uitvoering en de documentatie van deze verschillende modelprojecten, voornamelijk voor het opdoen van ideeën en ervaring voor andere, misschien vergelijkbare controleactiviteiten in de toekomst. 1.3 Het voordeel van een gemeenschappelijke taal: Vergelijken van gegevens uit verschillende landen door gebruik van een geharmoniseerde gegevensstructuur Uiteraard roept het gelijktijdig uitvoeren van 12 projecten in 12 EU-lidstaten de vraag op of gemeenschappelijke analyse van de verzamelde gegevens, of ten minste een gemeenschappelijke interpretatie van de gegevens uit de verschillende projecten, wel mogelijk is. Tegen deze achtergrond werd een geharmoniseerde gegevensstructuur vastgelegd met 255 gegevensvelden. De “filosofie” van deze aanpak luidt als volgt: iedere projectpartner kan zijn eigen gegevensstructuur gebruiken (die bijvoorbeeld werd vastgelegd door de gebruikte software) en voert zelf een analyse uit in overeenstemming met de doelstellingen en voorwaarden van het eigen modelproject. Na afloop daarvan vertaalt hij zijn database naar de geharmoniseerde gegevensstructuur en levert hij deze af bij IWUprojectcoördinator. Deze bundelt alle gegevens in een gemeenschappelijke evaluatiedatabase. Dit maakt een brede analyse mogelijk, waarbij men een aantal energieprestatie-indicatoren uit verschillende landen met elkaar kan vergelijken. Omdat de aangepaste gegevensstructuur elke partner toelaat om gegevens uit andere landen eenvoudig te interpreteren, kan men de geharmoniseerde gegevensstructuur beschouwen als een vereenvoudigde "gemeenschappelijke taal" die het interpreteren van databases van andere projecten vereenvoudigt. 1.4 De conclusies: hoe kan men de controle op energieprestatie uitbreiden in de Europese bouwsector? Het DATAMINE-project trekt ook algemene conclusies voor wat betreft de controle met behulp van energiecertificaten. Op basis van de ervaring in de modelprojecten en de grensoverschrijdende vergelijking worden concrete aanbevelingen verstrekt voor de volgende te ondernemen stappen. Het probleem om te antwoorden op de basisvragen betreffende energieprestatie van de nationale gebouwenvoorraad wordt behandeld, net als de specifieke controledoeleinden en de afstemming en internationale vergelijkbaarheid van de resultaten.
pagina 2 van 14
2 Het Belgische modelproject (MP7) 2.1 Status van het invoeren van Energieprestatiecertificaten (EPC) in België België is een federale staat. Energie is een regionale bevoegdheid, en de 3 gewesten voeren dus een afzonderlijk energiebeleid. Deze 3 gewesten zijn: • het Vlaams Gewest • het Brussels Hoofdstedelijk Gewest • het Waals Gewest Beslissingen betreffende de EPBD-toepassing worden door de 3 gewesten samen uitgewerkt, maar deze kunnen onafhankelijk van elkaar beslissen. Dit resulteert in verschillende benaderingen, snelheden en prioriteiten. Samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de verschillende gewesten gebeurt officieel in 2 groepen. In de eerste plaats zijn de functionarissen voor iedere gemeenschap lid van de Belgische vertegenwoordiging in de Gecoördineerde Actie. Daarnaast is er een officiële overheidsinstelling: het ENOVER- of CONCERE-forum voor het coördineren van energiegerelateerde aangelegenheden.
EPC in het Vlaams Gewest In het Vlaams gewest worden energie-efficiëntie en energiecertificatie in de bouwsector gezien als 1 van de hoofdbeleidslijnen voor het verbeteren van de algemene Vlaamse energie-efficiënte en voor het halen van de Kyotonormen. De energiecertificatie in het Vlaams gewest wordt geleidelijk toegepast (of zal geleidelijk worden toegepast). Nieuwe gebouwenrichtlijnen en energiecertificatie zijn sinds 01/01/2006 verplicht door het invoeren van het EPB-decreet voor "energieprestatie en binnenklimaat". Energiecertificatie voor bestaande gebouwen bij verkoop wordt in 2008 strenger gemaakt. Bij verhuur worden energiecertificaten verplicht vanaf 2009. De onderstaande tabel toont de situatie in het Vlaams Gewest:
Figuur 1: status invoering van energieprestatie certificaten in het Vlaams Gewest Regelgeving vastgesteld door de Vlaamse Regering (EPB)
22-12-2006
Inwerkingtreding - evolutieschema
22-7-2005
Beschikbaarheid van EP-certificaten
nieuwe gebouwen
2006
openbare gebouwen
2009
woningen
2008 (verkoop) / 2009 (verhuur)
niet-woningen
2009 (verkoop) / 2009 (verhuur)
Asset Rating
Operational Rating
ja
nee
nee
ja
Woningen
ja
nee
Niet-woningen
ja
nee
Nieuwe gebouwen Openbare gebouwen
EPC in het Waals Gewest In het Waals Gewest heeft de overheid reeds lang ervaring met het controleren van private woningen. Er bestond geen gestructureerde procedure, maar men deed heel wat ervaring op. Het Waals Gewest wil voortbouwen op deze ervaring, en controles op een grotere schaal invoeren, maar nog steeds op vrijwillige basis. Op 19/04/2007 keurde het Waals Gewest een nieuw Gebouwendecreet (het zogenaamde CWATUP-E) goed om een wettelijk kader vast te leggen voor de EPBD-toepassing. De onderstaande tabel toont een overzicht van de situatie in het Waals Gewest:
pagina 3 van 14
Figuur 2: status invoering van energieprestatie certificaten in het Waals Gewest Regelgeving vastgelegd door de Waalse Regering
19-4-2007
Inwerkingtreding - evolutieschema
Ja
Beschikbaarheid EP-certificatennieuwe gebouwen
2008 / 2009
openbare gebouwen woningen
2009 (verkoop) / 2010 (verhuur)
niet-woningen Asset Rating
Operational Rating
ja
nee
ja
nee
Nieuwe gebouwen Openbare gebouwen Woningen Niet-woningen
EPC in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest past sinds 07/06/2007 ook een ordonnantie toe voor energiecertificatie en -efficiëntie in gebouwen. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de situatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Figuur 3: status invoering van energieprestatie certificaten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Regelgeving vastgelegd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
7-6-2007
Inwerkingtreding - evolutieschema Beschikbaarheid EP-certificaten nieuwe gebouwen
Ja vanaf augustus 2008
openbare gebouwen woningen niet-woningen Asset Rating
Operational Rating
ja
nee
nee
ja
Woningen
ja
nee
Niet-woningen
ja
nee
Nieuwe-gebouwen Openbare gebouwen
2.2 Achtergrond: Gegevensbestand energie-audit van het Vlaams Gewest Sinds oktober 2005 verzamelen gecertificeerde" energie-experts de energieprestatiegegevens in het Vlaams Gewest. Ze passen hiervoor een auditprocedure toe voor vrijstaande gezinswoningen (de Energy Advice Procedure, kortweg EAP). Deze auditprocedure werd uitgewerkt door de 3 Belgische gewesten. Onderzoek naar de procedure begon in 1996 en liep parallel met de ontwikkeling van de EPBD. Bijgevolg werd de procedure over de hele lijn niet conform bevonden met de EPBD. EAP-audits werden uitgevoerd op vrijwillige basis in opdracht van de bewoners. De bewoners ontvingen een "evaluatie" van de huidige situatie op vlak van labels. "Energieadvies" bestaat uit een afzonderlijke berekening van de jaarlijkse energiebesparingen. Officiële audits worden naar de centrale server van elk gewest geüpload. De gegevens werden dus buiten het DATAMINE-project verzameld. De EAP-database op de centrale server van het Vlaams Gewest was het startpunt voor het Belgische modelproject. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest begonnen pas later met het verzamelen van gegevens (resp. 2008 en 2006).
pagina 4 van 14
In België wordt EAP enkel toegepast als een vrijwillige procedure. Dit biedt energieadvies op maat voor bewoners van bestaande woningen. Op dit moment werkt het Waals Gewest aan de uitbreiding van de bestaande EAP-procedure voor bestaande eengezinswoningen naar een procedure voor appartementen. Het Belgische modelproject wordt uitgevoerd door VITO (Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek) met steun van VEA, het Vlaamse Energieagentschap. 2.3 Doelstellingen van het modelproject Het modelproject omvat enkele kleinere doelstellingen en taken. Hoofdzakelijk kan men 3 subprojecten onderscheiden. De volgende afbeelding geeft een kort overzicht van de 3 delen. Figuur 4: overzicht modelproject Overzicht MP7 - België Deel I Kwaliteitscontrole van EAP-audits
Deel II Statistische vergelijking van EAP en referentiegegevens
Deel III Ontwikkelen van een typologie voor gebouwelementen
Omdat de Vlaamse overheid betrokken was als gegevensbron, was ze de eerste die gebruik kon maken van de projectresultaten. Omdat deze auditprocedure in Vlaanderen pas startte in oktober 2005, en zich bijgevolg nog steeds in de instapfase bevond, waren opvolging en kwaliteitscontrole essentieel. VITO voerde de kwaliteitscontrole uit voor 10 audits in de database, en gaf de overheden en auditeurs feedback via een rapport en een workshop. Verder werd er een vergelijking gemaakt met bestaande statistische gegevens van de Vlaamse woningsector. Het schema diende om na te gaan in welke mate de EAP-gegevens representatief zijn en waarin de vergelijking verschilt. Als laatste bestond het hoofddoel uit het verwerven van ervaring voor het maken van een typologie voor gebouwelementen. Deze typologie wordt gebruikt om energieaudits te vereenvoudigen, dit betekent het besparen van tijd en moeite. Tijdens het modelproject vraagt de typologie de meeste aandacht. Hierdoor moest men erg intensief werken met de database. 2.4 Resultaten De 10 kwaliteitscontroles (manueel uitgevoerd) van een aantal willekeurige EAP-audits dienden als input voor de workshop. De uitslag/resultaten van deze kwaliteitscontrole toonden aan dat sommige (extra) inspanningen nodig waren voor het opvolgen van EAP om de kwaliteit van deze audits te verbeteren. Daarom organiseerden VITO en VEA een workshop voor de EAP-auditeurs. De workshop was een succes: er waren 155 aanwezigen, hoewel er 130 personen zich hadden inschreven. De belangrijkste onderwerpen waren: •
Resultaten en reflectie met betrekking tot de kwaliteitscontrole; pagina 5 van 14
• •
Hoe kan de kostprijs voor een audit worden beperkt terwijl tegelijk de kwaliteitsnorm aanvaardbaar blijft; Technisch debat over software- en gebouwentechnologie.
Om een vergelijking te maken met de bestaande statistische gegevens, wordt de database vergeleken met de statistieken gemaakt op basis van de polls van 2003 en 2005. Deze vergelijkingen toonden aan dat de methodiek, specifiek ontwikkeld voor de officiële auditprocedure, leidt tot goede resultaten ondanks een beperkte database. Toch kan de database niet volledig "relevant" worden genoemd voor de Vlaamse woningvoorraad. Dat komt door het feit dat sommige gebouwencategorieën te sterk of niet sterk genoeg zijn vertegenwoordigd. Dit verschil in vertegenwoordiging is niet verrassend, omdat sommige categorieën meer/minder geschikt zijn voor een renovatie, en dit zijn weerslag heeft op de EAP-database.
Figuur 5: voorbeeld - vergelijking van de vertegenwoordigde gebouwentypes 60,0%
% procent
EAP
50,0%
2003 2005
40,0%
Kadaster
30,0% 20,0% 10,0% 0,0% Open
Halfopen
Gesloten
Appartement
Men ontwikkelde een procedure voor de raming van de U-waarde van een muur. Om een algemene formule te vinden voor de berekening van de U-waarde afhankelijk van max. 2 parameters, werden de muren in de database eerst in 4 groepen onderverdeeld: • Muurtype 1: muren met een spouw die gedeeltelijk met isolatie is opgevuld; • Muurtype 2: muren met een spouw zonder isolatie; • Muurtype 3: muren met een spouw die volledig met isolatie is opgevuld; • Muurtype 4: muren zonder spouw, zonder isolatie. Mogelijke parameters in de formule [U = C1.parameter1 + C2. parameter2] zijn het bouwjaar, de dikte van de isolatielaag, de spouwbreedte en de dikte van de stenen. Met deze basisveronderstellingen worden berekende U-waarden (volgens bovenstaande formule) getoond als functie van de exacte Uwaarden in het juiste interval. Bijgevolg werd de formule met de kleinste afwijking voor elk muurtype vastgelegd. 2.5 Ontwikkelen van een typologie voor gebouwelementen Onderstaande figuur toont ruwweg de verschillende stappen die moeten worden ondernomen om de typologie te ontwikkelen. Stap 1 en 2, allebei zijn nauw met elkaar verwant, waren voorafgaande voorwaarden om te kunnen verdergaan. Het was immers onmogelijk om query's te schrijven voor een database met een ongecontroleerde achtergrond. Omdat de database veel meer gegevens bevat dan gevraagd, moesten query's worden geschreven om te kunnen selecteren. Sommige gevraagde parameters waren niet rechtstreeks in de database bruikbaar, zodat andere query's werden geschreven om variabelen samen te stellen. In stap 4 worden de EAP-gegevens vergeleken met de referentiegegevens. De algemene gegevensanalyse geeft een goed beeld van de gecontroleerde gebouwenvoorraad. De betrouwbaarheid van de EAP-gegevens werd gecontroleerd door conclusies af te leiden uit de grafieken.
pagina 6 van 14
Figuur 6: verschillende stappen naar een typologie van gebouwelementen
Stap 1: inzicht vergaren in de EAP methodiek, achtergrond en software
Stap 2: inzicht verkrijgen in de EAP database door verbanden te leggen met de software
Stap 3: een koppeling aanmaken/ programmeren tussen de EAP-data en de te gebruiken analysetool
Stap 4: een algemene statische vergelijking maken tussen de EAP-data en referentiegegevens/statistieken
Stap 5: Specifieke statistische analyse uitvoeren om de typologie op te stellen
Specifieke statistische analyse uitvoeren om de typologie op te stellen
EAP: de software en de database De software is een offline-versie die op de harde schijf moet worden geïnstalleerd. Dit verschilt met de EPC-software in Vlaanderen, die werkt via een online-server. De EAP-software is vrij beschikbaar. Men kan deze gratis downloaden, maar enkel geregistreerde auditeurs mogen officiële EAP-audits uitvoeren. De software bestaat uit 6 hoofddelen: • • • • • •
Algemeen deel; Enveloppe; Verwarming; Warm water voor huishoudelijk gebruik; Ventilatie; Zomercomfort.
Bepaalde automatisch voorgestelde maatregelen kunnen voor de verschillende onderdelen worden gekozen. Het voordeel is dat zo de huidige gebouwstatus en de fictieve status na renovatie met elkaar worden vergeleken. Opmerking: de modules "ventilatie" en "zomercomfort" zijn 2 optionele modules die momenteel zelden worden gebruikt.
pagina 7 van 14
Figuur 7: screenshot van de EAP-software
De EAP-software maakt een XML-bestand aan. Deze bestanden moeten naar de centrale server van het Vlaams Energieagentschap worden geüpload. Het verzamelen van gegevens is in Vlaanderen dus gecentraliseerd. De database bestaat oorspronkelijk uit XML-bestanden die naar een Access-database worden geconverteerd. Deze database bestaat uit 72 tabellen (query’s niet inbegrepen), waarvan 12 tabellen specifieke input- of outputgegevens van de audit bevatten. Dit resulteert in meer dan 400 gegevensvelden. Voor sommige toekomstige toepassingen kan is dus erg gedetailleerde informatie beschikbaar. Zonder te zeer in detail te treden, kan men de gegevensverwerking als volgt zien:
pagina 8 van 14
Figuur 8: flowchart EAP-gegevensverwerking EAP-audit
…
EAP-Audit
afdrukken resultaten
Evaluatie + rapport
afdrukken resultaten
XML-bestand
XML-bestanden
XMLbestand
Evaluatie + rapport
Centrale server - VEA
...
Download EAP-DB
EAP Database - Acces bestand
Update tabellen via gelinkte tabellen
EAP-gegevens - Acces conversie
Export naar Excel bestand
Geëxporteerd Excel bestand
Upload naar analysetool
Analysetool
Resultaten
Ontwikkelen van een typologie Het berekenen van U-waarden vraagt in EAP veel tijd, omdat de verschillende lagen van iedere muur moeten worden gemeten, vastgelegd en in de software moeten worden ingegeven. Daarom zocht men naar een nieuwe methode om de nodige U-waarde sneller te berekenen. De analyses zouden kunnen profiteren van een methode die steunt op berekeningsformules van de U-waarde voor verschillende muurtypes. De formule bevat 2 parameters en is dus eenvoudig te gebruiken zonder aan nauwkeurigheid in te boeten. De constanten C1 en C2 in de formule werden in Excel berekend. De muurparameters die men voor deze formule kan gebruiken zijn: de leeftijd van het gebouw, de spouwdikte, de isolatie of de steen. Welke parameters men gebruikt, hangt af van het muurtype. In de eerste plaats worden de buitenmuren via de Vlaamse EAP-gegevens onderverdeeld in 4 verschillende groepen. • Buitenmuren met spouw en isolatie • Buitenmuren met spouw, zonder isolatie • Buitenmuren waarvan de spouw volledig met isolatie is opgevuld • Buitenmuren zonder isolatie of spouw Vervolgens worden de EAP-gegevens gesorteerd volgens deze 4 categorieën. EAP beschikt over een bibliotheek met 100 standaardmuren en de overeenkomstige U-waarden. Dezelfde muren uit een verschillend materiaal worden samengebracht. Elk auditbestand verwijst naar deze bibliotheek zodat men de ingevoerde parameters (leeftijd gebouw, spouwbreedte ...) en de U-waarden van de bibliotheek kan samenvatten.
pagina 9 van 14
Vervolgens kiest men 2 willekeurige waarden C1 en C2 voor het berekenen van de formule. Aan de hand van deze willekeurige waarde kan men de benaderingswaarde van deze U-waarde berekenen. Zodra deze gemiddelde waarde is berekend, kan men het verschil tussen de feitelijke en de berekende Uwaarde bepalen. De som van alle verschillen tussen de feitelijke en de berekende U-waarde moet zo klein mogelijk zijn om de feitelijke U-waarde zo dicht mogelijk te benaderen. Uiteindelijk wordt, waar mogelijk, een betere formule afgeleid, afhankelijk van de verschillende parameters. Dit kan door bijvoorbeeld de wederzijdse verhouding te bekijken tussen enerzijds de Uwaarde en de bouwdatum, en anderzijds tussen de U-waarde en de isolatiedikte. Dit wordt aangetoond in de figuren.
pagina 10 van 14
Figuur 9 : voorbeeld - verhouding tussen de feitelijke U-waarde en de isolatiedikte van een geïsoleerde muur met spouw 1,2 1 0,8 0,6 0,4 y = -0,294Ln(x) + 1,6764
0,2 0 0
20
40
60
80
100
120
Figuur 10: voorbeeld - berekende U-waarde in verhouding tot de feitelijke U-waarde van een geïsoleerde muur met spouw 1,2
U-waarde
1
0,8
0,6
0,4
0,2
R2 = 0,7943
U-waarde berekend
0 0
0,2
0,4
0,6
0,8
1
1,2
2.6 Conclusies en aanbevelingen In België zijn alle softwaretools ontwikkeld voor het evalueren (en verbeteren) van de energieprestatie van gebouwen internettoepassingen met een directe connectie voor energie-experts. Dit houdt in dat men alleen de software kan gebruiken die de overheid voorstelt en dat deze laatste vraagt om haar alle resultaten toe te sturen. Dit biedt een aantal voordelen, vooral voor wat betreft de datamining van gebouwgegevens. Het volgende moet in de toekomst nog verder worden ontwikkeld:
Technische procedure en software Volgende verbeteringen zijn nodig: • •
Verbetering van de gebruiksvriendelijkheid van de software (inclusief enkele technische foutjes) Voor bestaande woningen moet een vereenvoudigde (en minder dure) procedure worden ontwikkeld. Deze focust op het evenwicht nauwkeurigheid/kost en reproduceerbaarheid. pagina 11 van 14
•
Harmonisatie van de verschillende berekeningsprocedures/methodiek voor nieuwe en reeds bestaande gebouwen.
Opleiding en experts • • •
Bewoners vragen experts met een technische meerwaarde die werken volgens de kwaliteitsvereisten. Toch is dit moeilijk te combineren met de verwachtingen voor een lagere kostprijs. Willekeurige check-ups tonen aan dat de kwaliteit van de experts beter kan. De kwaliteitscontrole van de opleidingscentra kan dit probleem mogelijk oplossen. Interactieve websites met mogelijkheid voor FAQ en websites voor directe input van de energiecertificaatresultaten is een positief initiatief met een groeiwaarde.
Financiële steun •
Voor bestaande gebouwen wordt dit vrijwillige schema ondersteund door een belastingverlaging die zowel voor de audit als voor de maatregelen geldt. Toch is het momenteel niet helemaal duidelijk in welke mate dit zal leiden naar een duidelijk hoger aantal toegepaste maatregelen. Zoals hierboven werd vermeld, is verder onderzoek naar andere mogelijkheden voor belastingverlaging en leningen/hypotheken nodig.
Datamining Datamining biedt heel wat mogelijkheden: • • • • •
De overheid kan de kwaliteit van de geüploade gegevens gemakkelijk controleren. Een simpele controle, een vergelijking met de waarschijnlijke waarden, kan in de toekomst leiden naar een kwaliteitscontrole voor de prestatie van de auditeurs en naar een keuze van controles ter plaatse. Het vastleggen van meer nauwkeurige standaardwaarden voor de energiekenmerken en de typologie van gebouwen, of zelfs het herzien van de vastgelegde energieklassen. Opvolging en rapportering van de EPBD-implementatie, en beoordeling van de toegepaste beleidsmaatregelen. Verdere ervaring met een grote hoeveelheid gegevens moet worden opgebouwd om de volledige capaciteit van deze datamining te kunnen beoordelen. Te behandelen kwesties zijn de privacy van gegevens en de efficiëntie van gegevensverwerking en -rapportering.
De implementatie van dit soort online-datamining vergt uiteraard heel wat moeite (mensen die werken aan de gegevensverwerking en -interpretatie).
Opvolging en perspectieven De datamining van EP-certificaten kan worden energieagentschappen en onderzoeksinstellingen: •
•
•
gelinkt
aan
andere
activiteiten
van
Harmonisatie met "andere" verzamelde EPBD-gegevens art 8 voor schoorsteenvegers (nieuwe reglementering 2006) – meer gedetailleerde informatie beschikbaar over het boilertype (vermogen, type, jaarlijkse belasting, meting van de verbrandingsefficiëntie) in België: een typisch probleem vormen de te grote boilers voor huishoudgebruik (onderzoeken: gemiddelde belasting = 10 tot 15 %). De actie Energierenovatieprogramma 2020"– Vlaams Gewest: het energieverbruik 20 % verlagen in de bouwsector, gebrek aan informatie over de bestaande gebouwenvoorraad; het succes van maatregelen, subsidieschema's, potentieel ....; ontwikkelen - prognoses; nood aan informatie over het werkelijke gebruik" voor/na renovatie en over de kosten van de maatregelen. Beleid: informatiecampagne/2 prioriteiten/verschillende scenario's www.energiesparen.be/2020 link met het SuFiQuaD-project (= “project voor Sustainable, Financial and Quality evaluation of Dwellings”). Eerste resultaten in juni 2008; Publicaties herfst 2008; Belgisch project met steun van de Federale Overheid. Volgende stap - selectie van representatieve woningtypes. Doel: de ontwikkelde tool gebruiken voor representatieve woningtypes
pagina 12 van 14
•
Controle van de implementatie en de doelstellingen van energie-efficiëntie bij de eindgebruiker en de ESD-energiedienstrichtlijn in de MS
Het DATAMINE-concept houdt zeker op een positieve manier rekening met de lokale instellingen in de 3 regio's. Het Vlaamse Energieagentschap vroeg VITO om de EAP-database (>600 datasets) opnieuw te evalueren met het DATAMINE-analysetool en volgens het DATAMINE-principe. Dit kan dus bijgevolg als een vervolg van het modelproject worden gezien. De conclusies uit deze oefening worden rechtstreeks gebruikt in het huidige debat over het gebruik en de evaluatie van de nieuwe EPC-database. Deze zal al snel op grote schaal datasets bevatten. Het efficiënt gebruiken van deze grote database kan rechtstreeks worden gekoppeld aan de verschillende kwesties die hierboven werden beschreven. Het belang van correcte/betrouwbare gegevens leidt naar het feit dat VITO de eerste stappen zal ondernemen voor de ontwikkeling van een automatische kwaliteitscontrole via een geprogrammeerde module/macro.
Toekomstmogelijkheden Het feit dat EP-gegevens in de toekomst beschikbaar zullen zijn, maakt het mogelijk om informatie uit te wisselen met beleidsgerelateerde onderzoeksdomeinen. • • • •
Energie-evenwicht; Kosten levensduur/beoordeling; Ontwikkelen van een energieverbruik voor de toekomst; Berekening van de impact op energiebesparende maatregelen.
pagina 13 van 14
pagina 14 van 14