België, ideale locatie voor pan-Europese pensioenfondsen
www.invest.belgium.be Invest in Belgium, increase your profits
Inhoud Voorwoord 1.
Inleiding
2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6.
Juridisch kader : structuur en organisatie Afzonderlijke juridische entiteit Autonoom wettelijk kader Eenvoudige en flexibele structuur Naleving van de sociale en arbeidswetgeving van het land van ontvangst Oprichting van het OFP en toelating om te handelen als pensioenfonds Besluit
3. Prudentieel kader 3.1. Voorwaarden voor de uitvoering van de werkzaamheden 3.2. Kwalitatieve regels versus kwantitatieve regels 3.3. Technische voorzieningen 3.4. Dekking van de technische voorzieningen 3.5. Beleggingen 3.6. Financieringsplan 3.7. Verklaring inzake de beleggingsbeginselen – “SIP” 3.8. Balans van het OFP : activa en passiva 3.9. Dynamiek van het prudentieel financieringskader 3.10. Beheer en bewaring van activa 3.11. Aan aangeslotenen en begunstigden van de pensioenregeling te verstrekken inlichtingen 3.12. Toezicht 3.13. Besluit 4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5.
Belastingstelsel Vennootschapsbelasting – “nulbelasting op voordelen” Internationale belasting : voordeel halen uit verdragen inzake dubbele belasting BTW Andere indirecte belastingen Besluit
Contactgegevens
We zijn allen opgetogen over de aanzienlijke en gestage toename van de levensverwachting in nagenoeg
alle Europese landen. Elk succes brengt echter nieuwe uitdagingen met zich mee. Het aantal gepensioneerden neemt spectaculair toe. Dit geldt eveneens voor hun – onze – verwachtingen betreffende levenskwaliteit en welzijn, en volkomen terecht. Om die reden hebben de Europese staten de voorbije jaren bijna allemaal een tweede pensioenpijler ontwikkeld, als aanvulling op het wettelijke overheidspensioen. Deze tweede pensioenpijlerinstellingen zijn de pensioenfondsen, die bovendien een groeiend aandeel van de markt vertegenwoordigen als institutionele of professionele beleggers.
In lijn met de Eenheidsmarkt staan recente Europese richtlijnen nu toe dat grensoverschrijdende
pensioenfondsen worden opgericht binnen de Europese Unie. België is vandaag het eerste Europese land dat multinationals een volledig en alomvattend kader biedt met het oog op de oprichting van zowel pan-Europese als internationale pensioenfondsen.
Deze brochure zet de voordelen uiteen van dit uiterst efficiënt en voordelig juridisch, fiscaal en
prudentieel kader. Er wordt ook aandacht besteed aan de brede waaier van moderne verdragen die ons land sloot om dubbele belasting te vermijden, waardoor er aanzienlijke besparingen worden geboden met betrekking tot de aandelenportefeuille van elk fonds.
Onze ligging in het hart van Europa versterkt nog onze positie op de markt voor pensioenfondsen.
Vele multinationals hebben hun Europees hoofdkantoor reeds ondergebracht in ons land. We kunnen dan ook verwachten dat ze hun pan-Europese of internationale pensioenfondsen hier zullen oprichten. In feite hebben multinationals er alle belang bij om het beheer van hun pensioenfondsen te centraliseren, vooral dan vanwege de lagere beheerkosten, de concentratie van de gepaste expertise binnen het bedrijf en vooral om te genieten van het voordeel van de gunstige financiële voorwaarden die het Belgische wettelijke kader biedt.
België schuift zichzelf naar voren als een uitgelezen centrum van gedeelde diensten voor internationale
bedrijven. Ik nodig u uit om de vele voordelen te ontdekken die ons land te bieden heeft.
Guy Verhofstadt
Didier Reynders
Bruno Tobback
Eerste Minister
Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën
Minister van Pensioenen
1. Inleiding België implementeerde onlangs EU-richtlijn 2003/411 (de zogenaamde IORP-richtlijn) door een nieuw en transparant flexibel wettelijk kader goed te keuren, dat België promoot als “de uitverkoren plaats” voor internationale en pan-Europese pensioenfondsen. De wet van 27 oktober 20062 betreffende het toezicht op de IORP’s (Institutions for Occupational Retirement Provision – instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening) bepaalt de juridische structuur, de organisatie en de werking van pensioenfondsen. Bovendien past het prudentiële wettelijke kader het “prudent person”-beginsel toe en kent het optimaliseringmogelijkheden toe aan het pensioenfonds, de bijdragende ondernemingen en de aangeslotenen aan de pensioenregeling. De wet biedt een flexibiliteit waardoor het pensioenfonds het beste kan inspelen op de specifieke behoeften en wensen van de multinational of ondernemingsgroep. Een pensioenfonds dat gevestigd is in België kan grensoverschrijdende activiteiten uitoefenen en verschillende pensioenregelingen uitvoeren die van toepassing zijn op werknemers die in verschillende landen werken (landen van ontvangst). Het pensioenfonds is echter uitsluitend onderworpen aan het Belgische juridische en regelgevende prudentiële kader. Als de werknemers die zijn aangesloten bij het pensioenfonds werken in landen die tot de Europese Economische Ruimte (EER) behoren, moeten de voor bedrijfspensioenvoorziening geldende sociale en arbeidswetgevingen3 van hun landen worden nageleefd. Het Belgische prudentiële kader biedt enerzijds een garantie voor een degelijk beheer, wat de belangen en pensioenrechten van de aangeslotenen aan de pensioenregeling veilig stelt, en zorgt anderzijds voor een hoge mate van flexibiliteit wat betreft de financiering door bijdragende ondernemingen. De rechtvaardiging “geval per geval” heeft betrekking op de “specifieke” eigenschappen van de pensioenregelingen en hun aangeslotenen. Bovendien werden op 27 december 20064 nieuwe belastingbepalingen goedgekeurd om een nieuw guns-
tig belastingstelsel te creëren, in lijn met het EETbeginsel5. Dankzij deze bepalingen kan een goed ontworpen pensioenfonds gevestigd in België genieten van een “nul” bedrijfsbelasting. 2. Juridisch kader : structuur en organisatie 2.1. Afzonderlijke juridische entiteit Een pensioenfonds gevestigd in België neemt6 de rechtsvorm aan van een OFP : - Organization for Financing Pensions - Organisme voor de Financiering van Pensioenen - Organisme de Financement de Pensions. Autonomie. Het OFP is een afzonderlijke juridische entiteit die alleen instaat voor zijn fondsen en verplichtingen en die losstaat van de bijdragende ondernemingen7. Het OFP is een nieuwe rechtspersoon, speciaal ontworpen om een flexibele governancestructuur en -organisatie mogelijk te maken. 2.2. Autonoom wettelijk kader Uniek. Aangezien het OFP een nieuwe rechtspersoon is, is het niet onderworpen aan wetten die gelden voor andere juridische entiteiten. De wet van 27 oktober 2006 is transparant en beheerst de structuur en de organisatie van het OFP, maar ook de activiteiten en de werking ervan. De wet is beschikbaar in het Engels, Frans, Nederlands en Duits op de website van de Belgische bevoegde toezichtsautoriteiten, de CBFA (www.cbfa.be). De wet werd uitgevoerd door Koninklijke Besluiten, die ook terug te vinden zijn op de CBFA-website. Bovendien geeft de CBFA circulaires en memoranda8 uit die commentaar geven bij de praktische gevolgen van de wetgeving.
5 EET : “exempt-exempt-taxation” : (E) : Belastingvrijstelling voor de bijdragen betaald in een pensioenfonds om een pensioenuitkering op te bouwen (belastingaftrek of -vermindering voor de bijdragen die werden betaald door de bijdragende ondernemingen en door de aangeslotenen aan de pensioenregeling) ; (E) : Belastingvrijstelling voor inkomen dat wordt gegenereerd door de bijdragen, opbrengsten die werden gerealiseerd door het pensioenfonds, kapitaalopbrengsten tijdens de opbouwperiode vóór de uitbetaling van de pensioenuitkering ; (T) : belasting op de pensioenuitkering bij de uitbetaling van de pensioenuitkering.
1 Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en van de Raad betref-
6 De wet van 24 oktober 2006 voorziet in een overgangsperiode van 5 jaar
fende de werkzaamheden van en het toezicht op Instellingen voor Bedrijfs-
(tot 1 januari 2012) ten gunste van reeds bestaande pensioenfondsen die als
pensioenvoorziening (IORP’s) van 3 juni 2003.
gevolg van de eerder toepasselijke wetgeving de rechtsvorm aannamen van
2 De meeste bepalingen traden in voege op 1 januari 2007.
een vereniging zonder winstoogmerk (vzw-asbl) of een onderlinge verzeke-
3 Verplichte wettelijke bepalingen van de landen van ontvangst (het ‘land van
ringsvereniging (ovv-aam).
ontvangst’ is het land waarvan de sociale en arbeidswetgeving van toepassing
7 Hierdoor worden de opgebouwde pensioenuitkeringen en pensioenrech-
is op de relatie tussen de bijdragende onderneming en de aangeslotenen aan
ten van de aangeslotenen aan pensioenregelingen beschermd tegen het
de pensioenregeling), binnen de grenzen van het EU/internationale recht.
faillissement van hun werkgever, de bijdragende onderneming.
4 Wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen.
8 Ook beschikbaar op de website van de CBFA, www.cbfa.be.
2.3. Eenvoudige en flexibele structuur Governance. In overeenstemming met de OESOrichtlijnen voor de governance van pensioenfondsen9, waarborgt de governancestructuur van het OFP een gepast onderscheid tussen de operationele verantwoordelijkheden en de verantwoordelijkheden inzake supervisie en toezicht. Bijgevolg moet het OFP uit minstens 2 organen be-staan : - een algemene vergadering De bijdragende ondernemingen wier pensioenregelingen worden beheerd door het OFP zijn leden van de algemene vergadering10. De algemene vergadering staat in voor de globale supervisie en het toezicht en kan ruime bevoegdheden toegekend krijgen (te bepalen in de statuten11). - een raad van bestuur Het OFP moet minstens één operationeel orgaan hebben : de raad van bestuur. Deze laatste bepaalt het algemeen beleid van het OFP en is verantwoordelijk voor de operationele activiteiten van het OFP. Contractuele vrijheid. Het nieuwe juridische kader steunt op beginselen van flexibiliteit en contractuele vrijheid : de partijen die het OFP oprichten kunnen deze structureren in overeenstemming met hun eigen behoeften en wensen, mits de dubbele basisstructuur wordt nageleefd. 9 OESO-richtlijnen voor pensioenfonds governance, goedgekeurd door de OESO-Raad op 28 april 2005. 10 Stemrechten kunnen worden bepaald in de statuten. 11 Statuten, of oprichtingsakte (“statuten” - “statuts”).
2.4. Naleving van de sociale en arbeidswetgeving van het land van ontvangst Naleving van de lokale sociale regelgeving. Er kunnen een of meer zogenaamde sociale comités worden ingericht om het OFP toe te laten te voldoen aan de vereisten van de sociale en arbeidswetgeving van het land van ontvangst, van toepassing op de pensioenregelingen die het OFP beheert. Betrokkenheid van de werknemers. Sociale comités zullen hun nut bewijzen om verschillende groepen aangeslotenen aan de pensioenregelingen en begunstigden te betrekken bij het beheer van hun pensioenregelingen door het OFP. De betrokken partijen kunnen vrij beslissen over de oprichting, samenstelling, bevoegdheden en werking van het (de) sociale comité(s). De Belgische wet legt in dit verband geen verplichtingen op, behoudens de vereiste om eventuele regelingen schriftelijk vast te leggen. 2.5. Oprichting van het OFP en toelating om te handelen als pensioenfonds Statuten goedkeuren. Het OFP kan eenvoudig worden opgericht door statuten goed te keuren. Hiervoor volstaat één gewoon lid-bijdragende onderneming. De statuten hoeven niet te worden opgesteld door een notaris of hoeven niet te worden goedgekeurd door een rechtbank. De statuten worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
Toelatingsaanvraag. Alvorens zijn pensioenfondsactiviteiten te beginnen, moet het OFP de IORP-toelating vragen van de Belgische (land van herkomst) bevoegde autoriteiten, de CBFA. Het dossier voor de toelatingsaanvraag dat hiervoor moet worden ingediend kan worden gedownload van de website van de CBFA. Enkele van de belangrijkste documenten die moeten worden ingediend bij de CBFA zijn : - de statuten, - het financieringsplan - de verklaring inzake de beleggingsbeginselen (“SIP”), - een beschrijving van de pensioenregelingen die het OFP van plan is te beheren - de beheersovereenkomst12 - informatie over de bijdragende ondernemingen en de leden van de operationele organen. De CBFA neemt een beslissing over de toelatingsaanvraag binnen 3 maanden na de indiening van het volledige dossier. Als het OFP overweegt grensoverschrijdende activiteiten uit te oefenen binnen de EER, dan moet de kennisgevingprocedure13 waarin de IORP-richtlijn voorziet, worden nageleefd. Deze kennisgeving kan samen met de toelatingsaanvraag worden ingediend. 2.6. Besluit Het juridische kader schuift eenvoudige beginselen voor de organisatie- en governancestructuur van het OFP naar voor en laat de partijen toe om de organisatie en werking ervan aan hun specifieke situatie aan te passen.
3. Prudentieel kader 3.1. Voorwaarden voor de uitvoering van de werkzaamheden Van zodra de CBFA haar toelating verleent14 mag het OFP beginnen pensioenregelingen uit te voeren die pensioenuitkeringen15 verstrekken.
Er is geen Belgische activiteit vereist. De Belgische wet vereist niet dat een of meer bijdragende ondernemingen gevestigd zijn in België, noch dat minstens één pensioenregeling die het OFP uitvoert, van toepassing is op werknemers in België. Derhalve kan ook een multinationalgroep zonder onderneming gevestigd in België, beslissen om zijn pan-Europees of internationaal pensioenfonds op te zetten in België. Juist bedrag van passiva gedekt door passende activa. Met betrekking tot de pensioenregelingen die het OFP uitvoert, moet het OFP een juist bedrag van passiva (de zogenaamde technische voorzieningen) vaststellen dat overeenkomt met de financiële verplichtingen die voortvloeien uit de pensioenregelingen. Deze technische voorzieningen moeten worden gedekt door passende activa (cf. infra 3.3). Globaal beheer / netting. Verschillende pensioenregelingen kunnen globaal beheerd worden16. Het OFP mag echter vrij anders beslissen en vrijwillig een “ring-fencing” organiseren tussen verschillende pensioenregelingen. Solidariteit. Het OFP kan ook zelf beslissen welke solidariteitsgraad men wil toepassen onder zijn bijdragende ondernemingen. Deze regels moeten worden vastgelegd in de zogenaamde beheersovereenkomst. Deze overeenkomst wordt gesloten tussen het OFP en de bijdragende ondernemingen en bepaalt de beheers- en werkingsregels van het OFP. De beheersovereenkomst kan toestaan dat compen-
14 Ingeval van grensoverschrijdende activiteiten kan het OFP zijn activiteiten starten nadat de kennisgevingprocedure voor grensoverschrijdende activiteiten werd afgerond (d.w.z. binnen 2 maanden voor grensoverschrijdende activiteiten binnen de EER, volgend op de principiële periode van 3 maanden voor de CBFA-beoordeling en -toelating). 15 Voor niet-Belgische pensioenregelingen (d.w.z. pensioenregelingen die niet van toepassing zijn op loontrekkenden en zelfstandigen in België), legt de Belgische wetgeving geen beperkingen of voorwaarden op inzake de inhoud van deze pensioenregelingen. Als de pensioenregeling in de EERlidstaat van ontvangst kan worden beschouwd als een pensioenregeling in
12 Als die er is. De beheersovereenkomst wordt gesloten tussen het OFP
de zin van de IORP-richtlijn (voor niet-EER-lidstaten geldt dezelfde definitie
en zijn leden-bijdragende ondernemingen, en bepaalt zijn beheers- en
van pensioenuitkeringen als diegene die wordt gebruikt in de Richtlijn) dan
werkingsregels. Als deze regels worden bepaald in de statuten, dan ver-
mag het OFP ze uitvoeren. Voor pensioenregelingen die van toepassing zijn
plicht de wet niet dat er een beheersovereenkomst wordt gesloten.
op loontrekkenden en zelfstandigen die in België werken, wordt een andere
13 Kennis geven van het voornemen om bijdragen te aanvaarden van
definitie van “pensioenuitkeringen” toegepast om beter te beantwoorden
een bijdragende onderneming die gevestigd is in een andere EER-Lids-
aan de Belgische situatie.
taat (land van ontvangst). De kennisgeving moet worden gericht aan de
16 De wet legt enkel de volgende uitzonderingen op deze regel op : het
bevoegde autoriteiten van het land van herkomst (d.w.z. voor België : de
afzonderlijke beheer van pensioenregelingen die van toepassing zijn op
CBFA). Het OFP mag ook grensoverschrijdende activiteiten uitoefenen
loontrekkenden en van pensioenregelingen die van toepassing zijn op
buiten de EER. Hiervoor wordt een vereenvoudigde kennisgevingproce-
zelfstandigen, en het afzonderlijke beheer van pensioenregelingen die zijn
dure toegepast.
onderworpen aan herstelmaatregelen waartoe de CBFA heeft beslist.
satie (“netting”) wordt georganiseerd zonder afbreuk te doen aan de relevante toepasselijke sociale en arbeidswetgeving en mits de minimum verworven rechten van de aangeslotenen en begunstigden gevrijwaard worden. 3.2. Kwalitatieve regels versus kwantitatieve regels Het prudentiële kader van de nieuwe Belgische wetgeving beschrijft de regels die het OFP moet naleven met betrekking tot de technische voorzieningen, de beleggingen en het beheer. De wet schrijft kwalitatieve regels voor in plaats van kwantitatieve regels, en dit zowel voor de bepaling van de technische voorzieningen als voor de beleggingen. 3.3. Technische voorzieningen Grensoverschrijdende activiteiten, indien “volledig” gedekt. In geval van grensoverschrijdende activiteiten vereist de IORP-richtlijn dat de technische voorzieningen met betrekking tot het geheel van de pensioenregelingen die door het pensioenfonds worden uitgevoerd, te allen tijde volledig door kapitaal worden gedekt. Prudente maar dynamische vereiste inzake “volledige” dekking. De Belgische wetgever heeft geen kwantitatieve benadering aangenomen in dit opzicht, maar vereist een prudente berekeningsmethode op basis van economische en actuariële hypothesen die het OFP moet kunnen rechtvaardigen. Coherent. Het OFP moet als technische voorzieningen een bedrag vaststellen dat volstaat om de reeds verschuldigde pensioenen en de opgebouwde pensioenrechten te waarborgen en in overeenstemming is met een prudente waarderingsmethode. De berekeningsbasis van de technische voorzieningen moet deel uitmaken van het financieringsplan dat overeengekomen wordt tussen het OFP en de bijdragende ondernemingen. DC. Voor pensioenregelingen van het type vaste bijdragen (Defined Contributions – DC) moeten de op te bouwen of samen te stellen technische voorzieningen gelijk zijn aan de som van de verworven pensioenrechten, zoals bepaald door de pensioenregeling en door de eventuele sociale en arbeidswetgeving van het land van ontvangst. DB. (Met betrekking tot pensioenregelingen van het type vaste prestaties (Defined Benefit – DB), en deze die in een beleggingsrendement voorzien of een dekking bieden tegen biometrische risico’s17, kan de be17 Risico’s in verband met overlijden, invaliditeit, arbeidsongeschiktheid en levensverwachting.
rekeningsmethode van de technische voorzieningen rekening houden met prudente rentevoeten die bv. toekomstige beleggingsrendementen in acht kunnen nemen. Flexibel. Het OFP mag zijn eigen regels en berekeningsmethode bepalen, op voorwaarde dat ze kunnen worden gerechtvaardigd door de eigen kenmerken van het OFP en de beheerde pensioenregelingen. Het OFP beschikt dus over een hoge graad van flexibiliteit, die enkel moet voldoen aan een redelijke rechtvaardigingsbasis. Minimum = verworven pensioenrechten. De technische voorzieningen mogen echter niet lager zijn dan de zogenaamde minimale verworven pensioenreserves18 zoals bepaald door de pensioenregeling en, indien van toepassing, door de sociale en arbeidswetgeving van het land van ontvangst. Mits dit minimum wordt nageleefd, laat de wet een langetermijnperspectief toe met betrekking tot de toe te passen berekeningsmethode. 3.4. Dekking van de technische voorzieningen Prudente beleggingen. De technische voorzieningen moeten worden gedekt door activa die worden belegd volgens het “prudent person”-beginsel. De enige kwantitatieve beperking die geldt en die wordt opgelegd door de IORP-richtlijn heeft betrekking op beleggingen in de bijdragende ondernemin18 De minimale verworven pensioenrechten van de aangeslotenen aan de pensioenregeling zoals bepaald door de toepasselijke sociale en arbeidswetgeving van het land van ontvangst, als die er is. Voor pensioenregelingen die van toepassing zijn op loontrekkenden in België worden deze bepaald op basis van een technische rentevoet van 6 % en de sterftetafels MR/FR.
Balans van het OFP : activa en passiva
Passiva — Verplichtingen Technische voorzieningen 19 :
Activa
• bedrag moet voldoende zijn om de reeds verschuldigde
Beleggingen om de technische voorzieningen te dekken :
• in lijn met het prudent personbeginsel
• in overeenstemming met een prudente waarderingsmethode
• gewaardeerd aan marktwaarde
• geen kwantitatieve regels, maar prudente keuze van de
• belegd in het belang van de aangeslotenen en begunstigden
economische en actuariële hypothesen, d.w.z. :
• belegd om de veiligheid, de kwaliteit, de liquiditeit en het
• rentevoet prudent bepaald, rekening houdend met
rendement van de portefeuille te waarborgen
pensioenen en de opgebouwde pensioenrechten te waarborgen
a) het rendement van de beleggingen die de technische
• in lijn met de aard en de duur van de verwachte toekomstige
voorzieningen dekken en de toekomstige beleggings-
opbrengsten en/of
pensioenuitkeringen
• hoofdzakelijk belegd op gereglementeerde markten
b) de marktrendementen van obligaties van een Lidstaat
• beleggingen in derivaten voor zover ze de prudentiële aard
ondersteunen of anderszins gerechtvaardigd zijn
of van andere kwalitatief hoogwaardige obligaties ;
• biometrische tabellen (levensverwachting/sterftecijfer,
• naar behoren gediversifieerd zijn
arbeidsongeschiktheid), aangepast aan de aangeslotenen
• met als enige kwantitatieve beperking : max. 5 %
en begunstigden
in bijdragende onderneming (max. 10 % voor een groep)
• de methode en hypothesen blijven in het algemeen van
boekjaar tot boekjaar ongewijzigd
• de gekozen methode en hypothesen moeten de duur-
zaamheid van de verbintenissen vrijwaren
• mag niet lager zijn dan de minimale verworven rechten die
worden bepaald door de sociale en arbeidswetgeving
“Solvabiliteitsmarge” :
Andere beleggingen
• voor de dekking van de uitkeringen ingeval van overlijden,
• flexibiliteit (behalve 5 % in bijdragende ondernemingen,
10 % in groep)
• gewaardeerd aan marktwaarde
invaliditeit en arbeidsongeschiktheid (biometrische risico’s)
• gebaseerd op kwantitatieve regels (kan worden verminderd
door middel van (her)verzekering van de risicodekking)
• alternatief voor de dekking van de zogenaamde “solva-
biliteitsmarge” : gewaarborgde vordering op de werkgever
gen (beperkt tot 5 % van de portefeuille als geheel) of in de groep (beperkt tot 10 % van de portefeuille als geheel) van bijdragende ondernemingen. 3.5. Beleggingen Prudent en consequent. Activa moeten prudent worden belegd op een wijze die strookt met het beleggingsbeleid zoals dat werd bepaald in de verklaring inzake de beleggingsbeginselen (“SIP” – Statement of Investment Principles”) en met de hypotheses die worden gebruikt in het financieringsplan. Beleggingen in derivaten zijn toegestaan voor zover ze bijdragen tot een vermindering van de beleggingsrisico’s of een doeltreffend portefeuillebeheer vergemakkelijken. De sleutelboodschap is ook hier weer : als u een ander gebruik van derivaten kunt rechtvaardigen als redelijk en prudent, alle elementen in acht genomen, dan is dit in principe toegestaan. 19 Voor pensioenregelingen van het type vaste bijdragen (DC) zijn de op te bouwen technische voorzieningen gelijk aan de som van de sociale verworven reserves.
Saldo
3.6. Financieringsplan Het OFP moet een financieringsplan opstellen met de instemming van alle bijdragende ondernemingen die zich ertoe verbinden om dit plan uit te voeren en de bijdragen conform dit plan te betalen. Het financieringsplan bepaalt de berekeningsmethode van de bijdragen die moeten worden betaald, per pensioenregeling, om een passende financiering te verzekeren van de pensioenverplichtingen, om de solvabiliteitsmarge samen te stellen en om alle kosten en uitgaven te dekken. Het financieringsplan moet worden ter kennis gebracht van de CBFA. OFP’s die zichzelf (in tegenstelling tot de bijdragende ondernemingen) verbinden tot het verzekeren van de pensioenverplichting, evenals OFP’s die biometri-sche risico’s dekken, moeten een solvabiliteitsmarge samenstellen (bepaald door Koninklijk Besluit). 3.7. Verklaring inzake de beleggingsbeginselen - “SIP” Het OFP moet een schriftelijke verklaring inzake de beleggingsbeginselen – SIP – “Statement of Investment
Principles” – opstellen die de toegepaste wegingmethoden voor beleggingsrisico’s, de risicobeheerprocedures en de strategische spreiding van activa in het licht van de aard en de duur van de pensioenverplichtingen beschrijft. Het OFP moet deze verklaring ten minste om de 3 jaar herzien. 3.8. Balans van het OFP : activa en passiva Samengevat in de vorm van een balans, gelden deze belangrijkste beginselen met betrekking tot de activa, de beleggingen en de verplichtingen. 3.9. Dynamiek van het prudentiële financieringskader Het hoofddoel van het Belgische prudentiële kader is het creëren van een prudent en coherent beheersmodel waarin de beleggingen in harmonie zijn met de kenmerken van de pensioenregelingen en hun aangeslotenen en waarin de beleggingen stroken met de onderliggende technische voorzieningen. Dit model verleent autonomie in het bestuursbeleid, dat prudent en degelijk moet zijn. Bovendien laat dit kader een aanzienlijke flexibiliteit toe wat de financiering betreft, voor zover de technische voorzieningen volledig gedekt zijn. Verhelderend commentaar bij Schema 1 : De kenmerken van de pensioenregelingen en hun aangeslotenen beïnvloeden in sterke mate de financiering en de beleggingen en bepalen de technische voorzieningen. •
Schema 1. Prudent beheersmodel
Beleggingen (Activamix)
Pensioenregeling & aangeslotenen
Financiering
Technische voorzieningen + “Solvabiliteitsmarge”
De kern is : prudent beheer en coherentie
LT Consensus verwacht rendement op aandelen (bv. 4,5 % + 2,5 % = 7 %) LT Consensus aandelen risicopremie (bv. 2,5 %)
LT Consensus verwacht rendement op vaste inkomstenbeleggingen (bv. 2,0 % + 2,5 % = 4,5 %) LT consensus reële
groei (bv. 2,5 %)
LT Consensus inflatie (b.v. 2,0 %) Voorbeeld van bovengenoemd consensusmodel : Activamix : 0 % aandelen en 100 % obligaties • verwacht LT rendement = 4,5 % Activamix : 25 % aandelen en 75 % obligaties • verwacht LT rendement = 25 % X 7,0 % + 75 % X 4,5 % = 5,125 % Activamix : 75 % aandelen en 25 % obligaties • verwacht LT rendement = 75 % X 7,0 % + 25 % X 4,5 % = 6,375 % Het te gebruiken model kan vrij worden bepaald door het OFP met instemming van de bijdragende ondernemingen, mits het voldoet aan het criterium van de prudente persoon.
Schema 2. Voorbeeld van verwachte “long term consensus return”
De pensioenregelingen en hun aangeslotenen zijn een gegeven en vormen de belangrijkste drijfveren voor de beleggingen, de bepaling van de technische voorzieningen en de financiering. De keuze van de demografische hypothesen (bv. levensverwachting / sterftecijfer, pensioenleeftijd…) moet in lijn zijn met de kenmerken van de pensioenregelingen en hun aangeslotenen. • De pensioenregeling en hun aangeslotenen beïnvloeden de beleggingen. • Eenvoudig gezegd, is het aangewezen om te beleggen op een conservatieve manier wanneer de gemiddelde resterende duur van de “pensioenverplichtingen” kort is en vice versa. Door het gebruik van ALM-technieken (asset liability management) kan de beleggingsstrategie worden afgestemd op de pensioenregeling en haar aangeslotenen en begunstigden (dit verwijst naar de “looptijd” van de verplichtingen). • De beleggingen beïnvloeden de technische voorzieningen. De rentevoet voor de berekening van de technische voorzieningen kan worden bepaald met inachtneming van het rendement van de onderliggende beleggingen.
Gemiddeld verwacht rendement over 10 jaar 12
RENDEMENT %
10 8 6 4 2 0 % aandelen 100 % obligaties
25 % aandelen 75 % obligaties
75 % aandelen 25 % obligaties
Waarschijnlijkheidsintervals
5-25 %
25-50 %
50-75 %
75-95 %
Schema 3. Voorbeeld van verwacht langetermijnrendement op basis van ALM-technieken20
Dit rendement kan bv. worden bepaald door te verwijzen naar de volgende vereenvoudigde benadering : - de rendementen die in het verleden werden bereikt - het verwachte “long term consensus” rendement (zie voorbeeld in Schema 2) ; Dit model moet worden aangepast aan de activamix en de relevante financiële markten. Een meer gesofisticeerde benadering bestaat uit de bepaling van het rendement op basis van het verwachte rendementspatroon dat voortvloeit uit een ALM-studie (zie voorbeeld in Schema 3). Globale impact op de financiering. De Belgische wetgeving biedt een hoge graad van flexibiliteit bij het bepalen van het financieringstreefdoel op voorwaarde dat de technische voorzieningen gedekt zijn. Het OFP kan overwegen een buffer te creëren om bv. rendementvolatiliteit op korte termijn op te vangen. • Een pensioenfonds met een gemiddelde resterende looptijd van 15 jaar kan ervan uitgaan dat een daling / stijging van 1 % in het verwachte rendement en dus in de rentevoet respectievelijk resulteert in ruwweg 15 % hogere/lagere voorzieningen.
vergunning heeft in gelijk welke EER-Lidstaat. Wat betreft de onderliggende activa die de technische voorzieningen dekken, stelt de Belgische wetgeving als regel voorop dat ze worden gedeponeerd binnen de EER. Als dit niet het geval is, moet een certificaat van een toegelaten instelling worden voorgelegd om deposito’s buiten de EER te rechtvaardigen. 3.11 Aan aangeslotenen en begunstigden te verstrekken inlichtingen De Belgische wetgeving is volledig in overeenstemming met de informatieverplichtingen van de IORPrichtlijn en beoogt aldus meer transparantie. De aangeslotenen aan de pensioenregeling ontvangen jaarlijks een pensioenfiche met informatie over de situatie van het OFP en over het actuele financieringsniveau van hun individuele opgebouwde pensioenaanspraken. De “SIP” wordt ook, op verzoek, ter beschikking gesteld van de aangeslotenen en begunstigden of hun vertegenwoordigers. Andere informatie kan worden gevraagd om de aangeslotenen en begunstigden nauwkeurige informatie te verstrekken over hun pensioenuitkeringen. 3.12 Toezicht De CBFA oefent toezicht uit op het OFP. Binnen de CBFA is de specifieke afdeling “Toezicht op aanvullende pensioenen” belast met het toezicht op de OFP’s. Deze afdeling bestaat uit een uiterst bekwaam team van meertalige actuariële, juridische, financiële en economische experten. De afdeling is gemakkelijk toegankelijk en past een filosofie van open discussie toe.
•
3.10 Beheer en bewaring van activa Het OFP mag vrij beleggingsbeheerders aanwijzen voor het beheer van zijn portefeuille. Het OFP kan ook een bewaarder aanstellen die gevestigd is en een 20 Dit schema is uitsluitend ter illustratie en resulteert uit onderliggende economische en financiële hypothesen.
3.13 Besluit Het Belgische prudentiële kader schrijft kwalitatieve regels voor en verleent flexibiliteit in de beleggingsstrategie, in de bepaling van de technische voorzieningen (door bijvoorbeeld het verwachte beleggingsrendement in acht te nemen), in de financiering en betrokkenheid van zowel bijdragende ondernemingen als van de aangeslotenen en begunstigden via bijvoorbeeld de sociale comités. De kwalitatieve regels voor de bepaling van de technische voorzieningen leggen geen strikte eisen op aan de bijdragende ondernemingen met betrekking tot hun financiering en het niveau van de op te bouwen activa binnen het OFP, terwijl de governancestructuur en de naleving van het “prudent persoon” principe een degelijk beheer waarborgen, dat de belangen en pensioenrechten van de aangeslotenen veilig stelt.
4. Belastingstelsel 4.1 Vennootschapsbelasting – “nulbelasting op voordelen” OFP’s zijn onderworpen aan de Belgische vennootschapsbelasting. Dit houdt echter niet in dat een OFP wordt belast als een gewone onderneming. Integendeel, een OFP wordt belast volgens het bijzondere inkomstenbelastingstelsel dat geldt voor “open ended” beleggingsfondsen van het UCITS-type21 (ICB’s). Dit bijzondere belastingstelsel houdt in dat de belastbare grondslag22 van de OFP uitsluitend bestaat uit : Ontvangen abnormale of goedgunstige voordelen Het begrip “abnormaal of goedgunstig” is een gekend Belgisch juridisch begrip dat verwijst naar inkomen dat niet bekomen wordt via zogenaamde “at arm’s length” transacties en dat beschouwd moet worden als belastbaar inkomen. Door uitsluitend betrokken te zijn in “at arm’s length” transacties kan het OFP vermijden dat dit soort inkomen zou toegevoegd worden aan zijn belastbare grondslag. •
Niet-aftrekbare kosten, andere dan waardeverminderingen en minderwaarden op aandelen Volgens de Belgische belastingwetgeving zijn bepaalde kosten die de juridische entiteit maakt niet volledig aftrekbaar of niet aftrekbaar, zelfs als het gaat om beroepskosten. Voorbeelden van dergelijke niet-aftrekbare kosten zijn : niet-aftrekbare belastingen, boetes, niet-aftrekbare autokosten, restauranten representatiekosten, bepaalde sociale voordelen die worden toegekend aan werknemers… Het OFP zou in principe in staat moeten zijn deze kosten te vermijden. •
Betaalde geheime commissielonen Dit deel van de belastbare grondslag wordt gevormd door betalingen waarvoor de belastingaangifteformaliteiten niet werden vervuld. Met andere woorden: de betalingen vonden plaats, maar de begunstigden van de betalingen werden niet aangegeven bij de belastingadministratie. Omdat door deze niet-
•
21 ICB-instellingen voor collectieve beleggingen. In België worden vaak BEVEK’s gebruikt. 22 De geldende vennootschapsbelasting bedraagt 33,99 % (d.w.z. 33 % verhoogd met 3 % crisisbelasting), behalve voor betaalde geheime commissielonen die onderworpen zijn aan een belastingtarief van 309 %.
aangifte de belastingadministratie de begunstigde van de betaling niet kan belasten, wordt de betaler gestraft en belast. Deze belasting is gemakkelijk te vermijden door de belastingwetgeving betreffende de aangifte van lonen, honoraria en commissies na te leven.
Beleggingen : “nul”-belasting. Het OFP is niet gehouden tot enige belasting op de beleggingsopbrengsten. Evenzo worden (Belgische en buitenlandse) dividendinkomsten en intrestinkomsten niet belast in de handen van het OFP. Indien Belgische roerende voorheffing op inkomsten werd toegepast bij de betaling van de inkomsten aan het OFP, dan wordt deze belasting gecrediteerd tegen de vennootschapsbelasting, die eventueel verschuldigd is (cf. supra). In die gevallen wordt de saldobelasting die niet werd gecompenseerd, terugbetaald. Dit resulteert in een gunstige belastingbehandeling waarbij “bruto-inkomen” vaak gelijkstaat met “nettoinkomen”. Het nieuwe belastingstelsel van het OFP zal zeker leiden tot een grotere flexibiliteit en meer keuzes met betrekking tot de beleggingsbeslissingen. Terwijl in het verleden de Belgische pensioenfondsen vaak belegden in UCITS om het rendement van de beleggingen te vergroten en belastingen te vermijden, is dit niet langer nodig omdat het OFP zelf van hetzelfde gunstige belastingstelsel geniet. 4.2. Internationale belasting : voordeel halen uit verdragen inzake dubbele belasting Zeer uitgebreid netwerk van verdragen inzake dubbele belasting. Omdat een OFP onderworpen is aan de vennootschapsbelasting, zal het OFP in het algemeen van de voordelen kunnen genieten van de verdragen inzake dubbele belasting die België gesloten heeft. België heeft één van de meest uitgebreide netwerken op het vlak van verdragen inzake dubbele belasting, hetgeen resulteert in een hoger “netto” inkomen uit dividenden voor Belgische OFP’s dan in de meeste andere landen. Dit betekent dat als de staat van herkomst een belasting aan de bron toepast, een OFP in principe in staat zal zijn om een belastingvrijstelling of -vermindering van buitenlandse roerende voorheffing op dividenden en interesten te eisen, mits aan de voorwaarden van het verdrag voldaan wordt. België hernieuwde onlangs nog zijn verdrag inzake dubbele belasting met de VS23. Het Belgisch OFP wordt uitdrukkelijk vermeld in het verdrag, zodat er geen lokale roerende
Deze laatste belasting is aftrekbaar, terwijl de gewone vennootschapsbelasting van 33,99 % niet kan worden afgetrokken.
23 Verdrag van 27 november 2006 — nog te bekrachtigen.
voorheffing verschuldigd zal zijn op dividenden van bedrijven gevestigd in de VS indien ontvangen door een Belgische OFP. Dit voordeel is weliswaar onderworpen aan de verdragvoorwaarden inzake de “beperking van de voordelen”. 4.3. BTW Vrijstelling. De BTW-vrijstelling die van toepassing is op het beheer van instellingen voor collectieve beleggingen werd uitgebreid naar het beheer van OFP’s. Op basis van de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie vallen onder deze vrijgestelde “beheersactiviteiten” 24 : • het “financieel beheer” van een OFP : diensten die bestaan uit het beheer van de financiële en andere activa van het OFP 25, • alsook het “administratieve beheer” : diensten van administratief beheer voor de werking van het OFP, voor zover ze specifiek en essentieel zijn voor de OFP’s, bv. : opstelling van het jaarverslag, informatie aan de aangeslotenen bij de pensioenregeling, rapportering bij de bevoegde autoriteiten, enz. Indien honoraria voor diensten die vrijgesteld zijn van BTW worden aangerekend door een Belgische dienstverlener, dan wordt de vrijstelling gewoon toegepast. Indien de dienstverlener buiten België is gevestigd, dan moet eerst worden nagegaan waar zijn diensten voor BTW-doeleinden plaatsvinden. In-
dien honoraria voor diensten die vrijgesteld zijn van BTW, zoals bepaald, worden aangerekend aan het OFP door een dienstverlener die gevestigd is in de EU, maar buiten België, dan zal er over het algemeen geen BTW verschuldigd zijn in de EU-Lidstaat waar de dienstverlener is gevestigd, noch zal er BTW verschuldigd zijn in België 26. 4.4. Andere indirecte belastingen Het OFP zelf is niet onderworpen aan de ICB-belastingen. Dit betekent dat de directe beleggingen van het OFP vrijgesteld zijn van belastingen27. Deze belastingen kunnen evenwel onrechtstreeks ten laste vallen van het OFP indien het OFP opteert voor deelname in bepaalde beleggingsfondsen die onderworpen zijn aan de belasting. Er zijn geen inschrijvingsbelasting of zegelrechten verschuldigd op een Belgische OFP. 4.5. Besluit Het OFP geniet van een gunstig belastingstelsel, zowel wat betreft directe als indirecte belastingen. Indien het OFP vermijdt belast te worden op niet-aftrekbare kosten, en voor zover buitenlandse beleggingen goed worden gekozen of gestructureerd, kan het OFP een globale “nulbelasting” nastreven.
België kan zich dus beroemen op bijzonder voordelige eigenschappen die andere EER-landen niet kennen.
24 Voor de definitie van het begrip “beheersactiviteiten” in de zin van de
26 Aangezien de aard van de verleende diensten geval per geval moet
BTW-vrijstelling kan men zich laten leiden door de rechtspraak, waaron-
worden onderzocht, en aangezien nationale wetgevingen ook in acht
der deze van het Europese Hof van Justitie (EHJ), en ook door com-
moeten worden genomen in het licht van het Europees recht om de
mentaren en rechtsleer over het beheer van ICB’s (hoewel deze laatste
plaats van de dienst te bepalen, moeten elk contract en elk honorarium
niet als zodanig kunnen worden overgenomen omdat het doel en de
voor diensten afzonderlijk geanalyseerd worden.
activiteiten van OFP’s verschillen van die van ICB’s. Het begrip “beheer”
27 Voor wat België betreft, bedraagt de jaarlijkse ICB-belasting 0,08 %
van het OFP is ook eigen aan de BTW en dit is een autonoom concept van
of 0,01 %.
EU-wetgeving. Bijgevolg zijn definities die worden gegeven voor financieelrechtelijke doeleinden, misschien niet noodzakelijk doorslaggevend. 25 Activabeheer omvat niet de bewaargeving of de feitelijke financiële depositoactiviteiten op de effecten door het OFP.
Contacten
Federale Overheidsdienst Financiën
Voor meer informatie
Cel fiscaliteit van de buitenlandse investeringen
over andere stimuli
Maria-Theresiastraat, 1 bus 4
en redenen om te beleggen
B-1000 Brussel, België
in België, surf naar
T : +32 257 938 66
www.invest.belgium.be
F : +32 257 951 12 E :
[email protected] www.minfin.fgov.be/cellalien
Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen Congresstraat 12-14 B-1000 Brussel, België T : +32 2 220 58 19 F : +32 2 220 52 75 E :
[email protected] www.cbfa.be
Belgische Vereniging van Pensioeninstellingen A. Reyerslaan 80 B-1030 Brussel, België T : +32 2 706 85 45 F : +32 2 706 85 44 E :
[email protected] www.pensionfunds.be
www.invest.belgium.be
Verantwoordelijke uitgever : Olivier Alsteens, Externe Communicatie, Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister Wetstraat 16 1000 Brussel D/2007/9737/1