Academiejaar 2013-2014 Tweedesemesterexamenperiode
Belevingsonderzoek op de drugsvrije afdeling van de gevangenis van Brugge
Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek Promotor: Prof. Dr. Wouter Vanderplasschen Charlotte Lucidarme
Academiejaar 2013-2014 Tweedesemesterexamenperiode
Belevingsonderzoek op de drugsvrije afdeling van de gevangenis van Brugge
Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek Promotor: Prof. Dr. Wouter Vanderplasschen Charlotte Lucidarme
Voorwoord
Deze masterproef vormt het sluitstuk van mijn opleiding Master of Science in de Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek. In het kader van deze scriptie vonden een kwalitatief belevingsonderzoek en een grondige literatuurstudie plaats waarbij verwezen werd aan de hand van de zesde editie van de richtlijnen van de American Psychological Association (APA). Deze masterproef kwam tot stand met behulp van een aantal personen die ik graag zou bedanken voor hun bijdrage. Allereerst wil ik mijn promotor Prof. Dr. Wouter Vanderplasschen bedanken voor zijn begeleiding en advies bij het voeren van dit onderzoek. Verder gaat mijn dank uit naar de gevangenis van Brugge en specifiek naar de drugsvrije afdeling ‘D-Side’. De goede en vlotte samenwerking met de gedetineerden, hulpverleners en bewakend personeel van de afdeling resulteerde in kwalitatieve onderzoeksdata die een onontbeerlijke aanvulling vormden voor het voltooien van dit onderzoek. Daarnaast wil ik graag Sara Van Malderen bedanken om een onderzoek op de drugsvrije afdeling in de gevangenis van Brugge mogelijk te maken. Tenslotte wil ik graag mijn vrienden en familie bedanken. Bedankt voor jullie rechtstreeks en onrechtstreekse steun, jullie bemoedigende woorden en jullie onvoorwaardelijk geloof in een goed resultaat.
Inhoudsopgave 1
Inleiding ...................................................................................... 7 1.1 Opbouw van de masterproef .......................................................... 9
2
Literatuurstudie ......................................................................... 11 2.1 Inleiding .................................................................................... 11 2.2 Gedetineerden met een verslavingsproblematiek ............................ 11 2.3 De Europese drugsstrategie voor 2013-2020 ................................. 13 2.4 Het Belgisch drugsbeleid ............................................................. 16 2.5 Initiatieven tegen drugs in de gevangenissen ................................. 18 2.5.1 Internationaal ...................................................................... 19 2.5.2 Nationaal ............................................................................. 23 2.6 De drugsvrije gevangenisafdeling ‘D-Side’ ..................................... 25 2.7 Conclusie................................................................................... 27
3
Methodologie ............................................................................. 29 3.1 Inleiding .................................................................................... 29 3.2 Participanten ............................................................................. 29 3.2.1 Gedetineerden ...................................................................... 30 3.2.2 Bewakend personeel ............................................................. 31 3.2.3 Hulpverleners ....................................................................... 31 3.3 Setting: de gevangenis van Brugge .............................................. 31 3.4 Data-verzameling ....................................................................... 32 3.4.1 Kwalitatief onderzoek ............................................................ 32 3.4.2 Kwalitatief interviewen .......................................................... 33 3.4.3 Informed Consent ................................................................. 33 3.4.4 Het afnemen van een interview .............................................. 34 3.5 Data-analyse ............................................................................. 35
4
Resultaten .................................................................................. 37 4.1 Inleiding .................................................................................... 37 4.2 Gedetineerden ........................................................................... 37 4.3 Team van de drugsvrije afdeling................................................... 38 4.4 Gedetineerden en het team van ‘D-Side’ ....................................... 39 4.4.1 ‘D-Side’ en andere gevangenisafdelingen ................................. 40 4.4.2 Hoe ‘D-Side’ drugsvrij houden ................................................ 42 4.4.3 Adviezen voor een betere werking .......................................... 42
5
Discussie .................................................................................... 45 5
5.1 Inleiding .................................................................................... 45 5.2 Perspectieven op drugs in de gevangenis....................................... 45 5.2.1 Doelgroep en beleid .............................................................. 45 5.2.2 ‘D-Side’ en andere initiatieven ................................................ 46 5.2.3 Beleving van de betrokkenen van ‘D-Side’ ............................... 49 5.3 Aanbevelingen voor praktijk en beleid ........................................... 49 5.3.1 Praktijk................................................................................ 50 5.3.2 Beleid .................................................................................. 50 5.4 Beperkingen van het onderzoek ................................................... 51 5.5 Verder wetenschappelijk onderzoek .............................................. 52 6
Algemene conclusie.................................................................... 53
7
Literatuurlijst ............................................................................. 55
8
Bijlagen ...................................................................................... 61
6
1
Inleiding
Het gebruik van drugs is in sommige gevangenissen zeer gangbaar (Griffiths, Nilson, Carpentier, & Merino, 2003). Een aantal gedetineerden stopt of vermindert het druggebruik bij de start van hun detentie. Anderzijds zijn er ook gedetineerden die starten met het gebruik of de intensiteit ervan opdrijven. (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, 2012; Lukasiewicz, et al., 2007). Mogelijke redenen om druggebruik te starten of intenser te maken zijn problemen vergeten, verveling tegengaan of deelnemen aan de gebruikelijke drugspraktijk in de gevangenis; de drugs zijn daarnaast gemakkelijk toegankelijk (Plettinckx, Antoine, Blanckaert, & van Bussel, 2013). Acht tot zestig procent van de gedetineerden zou drugs gebruiken tijdens hun detentie. Tien tot tweeënveertig procent zou dit zelfs op regelmatig basis doen (Todts, 2007). Dit probleem wordt in meerdere Europese landen geconstateerd en de erkenning ervoor stijgt (Griffiths, Nilson, Carpentier, & Merino, 2003). Ook in België wordt het drugsprobleem in de gevangenissen vastgesteld. Uit de gegevens van een tweejaarlijks onderzoek stelt men vast dat in de periode tussen 2006-2010 dertig tot vierendertig procent van de gedetineerden drugs gebruikten in detentie (Deprez, et al., 2011; Van Malderen, 2013). In de gevangenissen is er vaak sprake van een ontoereikende gezondheidssituatie, onder meer door overbevolking, gebrekkige hygiëne en een tekort aan medische zorg. Dit maakt dat druggebruikende gedetineerden een risicogroep vormen. Zij bevinden zich in een ontoereikende gezondheidssituatie en hebben daarnaast te kampen met een verslavingsproblematiek (Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, 2012). Bovendien ligt het percentage druggebruikers in de gevangenis aanzienlijk hoger dan het percentage druggebruikers in de vrije samenleving (Fazel, Bains, & Doll, 2006). De huidige Europese drugsstrategie poogt een antwoord te formuleren op bovenstaand probleem. Deze strategie werd opgesteld door de Raad van Binnenlandse Zaken en Justitie van de Europese Unie. De actuele drugsstrategie vormt de negende editie van de gezamenlijke aanpak van verschillende Europese landen om het drugsfenomeen tegen te gaan. Voor het eerst is er in de Europese drugsstrategie naast de strijd tegen drugshandel en preventie van druggebruik ook oog voor de sociale en gezondheidsrisico’s verbonden aan het druggebruik. Het herstel en de sociale re-integratie van druggebruikers krijgt meer aandacht als primair doel van de drughulpverlening. Dit geldt ook voor het penitentiair drugsbeleid. In de nieuwe drugsstrategie van de Europese Unie voor 2013-2020 wordt benadrukt dat de hulpverlening voorzien voor gedetineerden met een drugsverslaving gelijkwaardig moet zijn met die voorzien voor druggebruikers in de vrije samenleving (Council of the European Union, 2012; European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, 2013). Ook in het Belgisch drugsbeleid kan een verschuiving van repressie naar preventie en hulpverlening worden teruggevonden (Permanente Coördinatie Algemene Cel Drugsbeleid, 2010). Eén van de belangrijkste doelstellingen van de federale drugsnota van 2001 is “zorgverlening, risicobeperking en (her)integratie van problematische gebruikers” (Dienst voor Strafrechtelijk beleid, 2014, para.6). In de beleidsverklaring van de minister van Justitie in 2009 gaat men nog een stapje verder. In deze verklaring wordt het aanbieden van alternatieven voor gerechtelijke sancties voor drugsverslaafden
7
gestimuleerd, men richt zich dus op een maximale doorverwijzing naar de hulpverlening (Dienst voor Strafrechtelijk beleid, 2014). Het huidig Belgisch drugsbeleid is vastgelegd in de Gemeenschappelijke Verklaring van de Interministeriële Conferentie Drugs van 2010 (Dienst voor Strafrechtelijk beleid, 2014). Hierin worden preventie van druggebruik en hulpverlening voor de personen met een verslavingsproblematiek als doelwit gekozen. Repressie wordt beschouwd als laatste redmiddel en wordt voorbehouden voor degenen die drugsfeiten plegen met het oog op winstbejag. Deze houding kan ook aangetroffen worden in het Belgisch penitentiair drugsbeleid. Dit beleid streeft naar “een goede balans tussen preventie en voorlichting, een efficiënte controle, een professionele ondersteuning en begeleiding en een gepaste sanctionering bij misbruik” (Permanente Coördinatie Algemene Cel Drugsbeleid, 2010, p.28). Zoals hierboven vermeld, focust de nieuwe Europese drugsstrategie voor 2013-2020 zich op de beschikbaarheid en de ontwikkeling van initiatieven om druggebruik in de gevangenissen tegen te gaan. Bij het opzetten van initiatieven moet er worden uitgegaan van de noden van de gedetineerden met een verslavingsproblematiek en hun gezondheidstoestand. Via deze weg wordt de kwaliteit van de hulpverlening in de gevangenis gelijkwaardig met die van de vrije samenleving (European Commission, 2012). Gedetineerden hebben recht op toegankelijke hulpverlening die gelijkwaardig is met die buiten de gevangenismuren. Dit gelijkwaardigheidsbeginsel past binnen de internationale mensenrechten (Bruce & Schleifer, 2008; Lines, 2006). België volgt met zijn drugsbeleid dat van de Europese Unie en richt zich ook op het oprichten van initiatieven om drugs in de gevangenissen tegen te gaan. Eén van deze initiatieven is de drugsvrije afdeling ‘D-Side’ in de gevangenis van Brugge (Permanente Coördinatie Algemene Cel Drugsbeleid, 2010). ‘D-Side’ is in 2009 gestart als een proefproject van de Federale Overheidsdienst Justitie en is ondertussen uitgegroeid tot een vaste afdeling binnen het penitentiair complex Brugge. Het biedt een drugsvrije detentie aan met oog op vermindering van toekomstig druggebruik en recidivisme. In deze vleugel wordt gestreefd naar een maximale levenskwaliteit. De afdeling wordt geleid door een team bestaande uit bewakingspersoneel, een directie, een zorgequipe en een vaste arts. Het team is opgeleid opdat het kan beantwoorden aan de specifieke noden van de doelgroep. De vleugel is voorbehouden voor twintig mannen met of zonder drugsverleden (Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen , 2010). Deze masterproef handelt rond de drugsvrije afdeling van de gevangenis van Brugge. Om de werking van ‘D-Side’ te kunnen situeren wordt de doelgroep van dichtbij bekeken, waarbij vooral gefocust wordt op hun noden. Aansluitend wordt het Europees en Belgisch drugsbeleid besproken. Daaropvolgend komen internationale en nationale initiatieven om drugs in gevangenissen te verhinderen aan bod. Hierna wordt de werking van de drugsvrije afdeling ‘D-Side’ besproken. Tenslotte wordt de beleving van de betrokken partijen van de drugsvrije afdeling weergegeven. Om de werking en beleving van de drugsvrije afdeling ‘D-Side’ te begrijpen werd volgende probleemstelling geponeerd: “Hoe beleven de betrokkenen partijen de drugsvrije vleugel ‘D-Side’ in de gevangenis van Brugge?”. Om de probleemstelling zo volledig mogelijk te beantwoorden, wordt zij opgesplitst in twee onderzoeksvragen:
8
1. “Op welke manier verloopt de werking van de drugsvrije vleugel D-Side in de gevangenis van Brugge en hoe verhoudt deze werking zich tegenover de werking van internationale initiatieven om drugs in de gevangenissen tegen te gaan?” 2. “Hoe ervaren de betrokkenen de werking van de drugsvrije afdeling?”
1.1 Opbouw van de masterproef In het volgende hoofdstuk van deze masterproef komt de literatuurstudie aan bod. Bij het eerste deel wordt nagegaan waar de noden van de doelgroep gedetineerden met een verslavingsproblematiek liggen. Aansluitend wordt het drugsfenomeen in de gevangenissen in een Europese context geplaatst. Uit de literatuurstudie wordt de visie van Europa in verband met druggebruik in de gevangenissen geëxcerpeerd die nadien in een Belgische context wordt gesitueerd. Het drugsbeleid van België bepaalt voor een groot deel de aanpak van drugs in de Belgische gevangenissen. Vervolgens wordt binnen de nationale en internationale context naar initiatieven om drugs in gevangenissen te verhinderen gezocht. Tenslotte wordt de werking van de drugsvrije afdeling ‘D-Side’ toegelicht. Het derde hoofdstuk legt de focus op de methodologie, met name het verloop van het onderzoek. Er wordt gestart met een toelichting van de verschillende groepen participanten om vervolgens over te gaan tot een schets van de setting waarbinnen het onderzoek plaatsvindt. Vervolgens wordt overgegaan tot de keuze van het soort onderzoek, gevolgd door de keuze voor de geschikte onderzoeksmethodiek. Om te garanderen dat er op een ethische en verantwoorde wijze onderzoek wordt gevoerd, wordt het gebruik van een informed consent belicht. Een volgend onderdeel geeft enkele richtlijnen mee die de onderzoeker in acht dient te nemen tijdens het interviewen. Tenslotte wordt het hoofdstuk afgesloten met een toelichting over de data-analyse. Het vierde hoofdstuk wordt volledig gewijd aan de resultaten van de interviews. De verschillende interviews worden naast elkaar geplaatst waarbij treffende gelijkenissen binnen en tussen de verschillende groepen participanten de aandacht krijgen. Bij de discussie wordt een antwoord geformuleerd op de onderzoeksvragen en de probleemstelling. Er wordt gezocht naar overeenkomsten en tegenstrijdigheden, om tenslotte aanbevelingen voor praktijk en verder onderzoek te formuleren. Deze masterproef wordt vervolgens afgesloten met een algemene conclusie.
9
10
2
Literatuurstudie
2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de aanpak van drugs in de gevangenis vanuit verschillende perspectieven bekeken. Allereerst wordt dieper ingegaan op de doelgroep druggebruikende gedetineerden en wordt beter zicht verkregen op welke manier aan hun noden kan worden voldaan. Vervolgens wordt dieper ingegaan op het drugsbeleid van de Europese Unie, met aandacht voor de realisatie ervan en de rol die dit beleid speelt bij het vormen van een nationaal drugsbeleid. De ruimere beleidslijnen van de huidige Europese drugsstrategie worden geïdentificeerd. Een volgend onderdeel in dit hoofdstuk is de situering van het drugsprobleem in de Belgische gevangenissen om vervolgens het Belgisch drugsbeleid van dichtbij te bekijken. Zo kan worden nagegaan of het Belgisch drugsbeleid naast de Europese beleidslijnen kan worden geplaatst. Verder wordt op zoek gegaan naar internationale en nationale initiatieven die het drugsprobleem in de gevangenissen bestrijden. Er wordt nagegaan of er overeenkomsten zijn in de werking van de verschillende initiatieven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de werking van ‘DSide’.
2.2 Gedetineerden met een verslavingsproblematiek Gevangenen bevinden zich in een slechte gezondheidssituatie waarin er vaak sprake is van overbevolking, gebrekkige hygiëne en een tekort aan medische zorg. Gedetineerden met een verslavingsproblematiek worden tweemaal benadeeld: éénmaal door hun verslaving en éénmaal door de gebrekkige gezondheidssituatie. Zij vormen een bijzonder kwetsbare doelgroep die zeer vatbaar is voor fysieke en mentale gezondheidsklachten (Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, 2012; Fazel, Bains, & Doll, 2006). Een aantal gedetineerden uit deze hoge risicogroep stopt of vermindert het gebruik bij het begin van hun straf. De beschikbaarheid van drugs in de gevangenis betekent voor een ander aantal net hun eerste ervaring met druggebruik. Nog een andere groep zal hun gebruik intensiever maken (Lukasiewicz, et al., 2007). Dit kan gaan over de hoeveelheid drugs, maar ook over het soort drugs. Gedetineerden stappen dan over op een schadelijker drugspatroon. Daarnaast is het gebruik van drugs in sommige gevangenissen zo gangbaar dat de niet-gebruiker wel eens in de problemen zou kunnen komen. Dit geldt ook voor de gedetineerden die graag willen stoppen met het gebruik. Een oplossing hiervoor is de invoer van drugsvrije afdelingen binnen de gevangenis. Gedetineerden kiezen dan vrijwillig voor een drugsvrije detentie (Griffiths, Nilson, Carpentier, & Merino, 2003). Voor een aantal leden van deze doelgroep betekent detentie een unieke kans om bij de drughulpverlening terecht te komen. In de gevangenis kunnen gedetineerden worden bereikt die nog nooit met dergelijke hulpverlening in contact zijn gekomen. Hierdoor kunnen zij gemotiveerd worden om het probleem onder ogen te zien (Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, 2012; Griffiths, Nilson, Carpentier, & Merino, 2003). In Ierland toont onderzoek aan dat het grootste deel van de gedetineerden met een verslavingsproblematiek detentie ook zien als een kans om te
11
werken aan hun drugsverslaving en aan drugsgerelateerde problemen. De hulpverlening mag deze kans dus zeker niet laten liggen (Long, Allwright, & Begley, 2004). Eens de gedetineerden hun probleem erkennen, kan er gewerkt worden aan hun verslaving. Op die manier wordt via de drughulpverlening ook gewerkt rond recidivisme. (Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, 2012; Griffiths, Nilson, Carpentier, & Merino, 2003). Onderzoek heeft namelijk aangetoond dat drugsverslaafden kunnen overgaan tot criminele feiten om hun druggebruik in stand te houden. Andere nietverslaafde criminelen zien drugs vaak als een onderdeel van hun levensstijl, het sporadisch gebruik maakt van hen een statussymbool. Een aantal van deze sporadische druggebruikers verliest de controle en ontwikkelt een drugsverslaving wat opnieuw kan leiden tot een verhoging van criminele feiten. Criminele feiten en druggebruik kunnen elkaar dus bekrachtigen. Personen met een verslaving hebben verhoogde kans op het plegen van criminele feiten en criminelen hebben een verhoogde kans op een drugsverslaving. De relatie tussen drugs en detentie is zeer dynamisch en kan binnen één persoon veranderen (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, 2007). Detentie kan een unieke kans zijn om te werken rond de drugsproblematiek. Voor sommige gedetineerden kan dit betekenen dat de vicieuze cirkel wordt doorbroken (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, 2007; Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, 2012). Als men de gezondheidssituatie in de gevangenis wil verbeteren moet er gekeken worden naar een algemene fysieke en mentale gezondheidszorg. Voor gedetineerden met een verslavingsproblematiek moet er naast die algemene gezondheidszorg gezorgd worden voor drughulpverlening (Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, 2012; Fazel, Bains, & Doll, 2006). Gevangenen met een verslavingsproblematiek hebben dus nood aan een meervoudige en complexe vorm van gezondheidszorg, waarbij een multidisciplinaire en gespecialiseerde aanpak voorop staat (Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, 2013). Gedetineerden die te kampen hebben met een opiaatverslaving hebben recht op een substitutiebehandeling. Deze vorm van hulpverlening heeft zijn effectiviteit reeds bewezen en is fundamenteel bij het voorkomen van bloedoverdraagbare ziekten. Wanneer gedetineerden hier geen beroep op kunnen doen, schiet de penitentiaire instelling tekort in het voorzien van een menswaardige behandeling. Opiaatverslaving moet namelijk gezien worden als een neurobiologische stoornis en substitutiebehandeling vormt een effectieve medische behandeling. Wanneer niet voldaan wordt in het voorzien van zo’n behandeling, verhoogt de kans op schadelijk gedrag dat kan leiden tot onnodige letsels (Bruce & Schleifer, 2008). Drughulpverlening op individueel niveau is belangrijk, maar beleid dat enkel gericht is naar het individu zal tekortschieten. Het probleem moet in zijn geheel worden bekeken, waarbij de aandacht naar de volledige gevangenispopulatie en de gevangenis zelf gaat. De context van de individuele verslavingsproblematiek moet in beschouwing worden genomen bij het opzetten van hulpverlening. Dit wil zeggen dat er nood is aan maatregelen die problemen zoals de overbevolking en agressie in de gevangenis tegengaan (Gillespie, 2005). De gelijkwaardigheid van die hulpverlening in de gevangenis met die van de vrije samenleving is volgens Iers onderzoek ontoereikend. Wanneer gekeken wordt naar druggebruik in de gevangenis vanuit het perspectief van Volksgezondheid of vanuit het mensenrechten perspectief, blijkt dat de gelijkwaardigheid van hulpverlening niet voldoende is. In plaats van een gelijkwaardigheid van zorg moet gestreefd worden naar een gelijkwaardigheid van de doelstellingen. In de gevangeniscontext zijn
12
gezondheidsrisico’s extremer, complexer en frequenter dan in de vrije samenleving. Dit maakt dat de gelijkwaardigheid van zorg tekortschiet; de specifieke situatie vereist nu éénmaal een hogere standaard van hulpverlening. Het is misschien onrealistisch om dit te verwachten in een tijd waarin de gelijkwaardigheid van zorg niet eens is bereikt. Dit wil niet zeggen dat de rechten van de gedetineerden verwaarloosd mogen worden. Zij hebben nood aan een hulpverlening die streeft naar dezelfde resultaten als die van de hulpverlening in de vrije samenleving (Lines, 2006). Het respecteren van bovenstaande basisnoden is van cruciaal belang om de schadelijke gevolgen van detentie te beperken. Zo hebben gedetineerden nood aan een fatsoenlijke omgeving zonder overbevolking. Daarnaast moet er gewerkt worden aan een betere hygiëne, een gezondere voeding en een hogere veiligheid in de gevangenissen. Verder moeten de gevangenissen voorzien in een beleid dat de gedetineerden steunt in het ontwikkelen van zelfrespect en een gezonde levensstijl. Zo kan de persoon in kwestie zijn leven opnieuw in handen nemen na detentie. Veel gevangenissen hebben nog een lange weg af te leggen wat deze noden betreft. Om die reden wordt er vooral ingezet op harm reduction om de schadelijke gevolgen van detentie zo goed mogelijk op te vangen. Hieronder valt een verzameling van initiatieven die de schade van het druggebruik tijdens detentie probeert te minimaliseren. Deze kunnen sterk variëren tussen verschillende landen (WHO Collaborating Centre for Health and Prisons, 2005). Verder is de kwaliteit van zorg gedurende alle fasen van het strafrechtelijk proces een bepalende factor voor het al dan niet slagen van de hulpverlening. Voor gedetineerden zijn vooral de eerste weken na vrijlating uit de gevangenis een risico. De kans op terugval in criminaliteit en/of druggebruik is zeer hoog (Griffiths, Nilson, Carpentier, & Merino, 2003). De mogelijkheid dat deze terugval uitdraait op een overdosis drugs is voor deze gevangenen zeer reëel. Enerzijds is hun kans om te hervallen in druggebruik groot en anderzijds is hun tolerantie voor drugs sterk gedaald. De combinatie van deze twee factoren maakt dat het risico op een fatale overdosis groot is (Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, 2012; Farrel & Marsden, 2008). Vrijlating is dus een kritiek moment en het voorzien van hulpverlening voor deze gevangenen is van essentieel belang. Om deze nazorg te kunnen aanbieden is samenwerking tussen gevangenissen en hulpverleningsinstanties noodzakelijk (Griffiths, Nilson, Carpentier, & Merino, 2003).
2.3 De Europese drugsstrategie voor 2013-2020 In het stuk hierboven tonen het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving en andere auteurs aan dat het druggebruik binnen de gevangenis een probleem vormt voor de gedetineerden (Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, 2012; Fazel, Bains, & Doll, 2006; Griffiths, Nilson, Carpentier, & Merino, 2003; Lukasiewicz, et al., 2007). Daarenboven wordt aangegeven dat er nood is aan een meervoudige en gespecialiseerde hulpverlening voor gedetineerden met een verslavingsproblematiek (Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, 2013). Een eerste stap in de goede richting in het opstellen van een adequaat drugsbeleid dat een antwoord kan bieden op de noden van de gedetineerden om hen zo te ondersteunen bij het ontwikkelen van zelfrespect en een gezonde levensstijl (WHO Collaborating Centre for Health and Prisons, 2005). Dit adequaat drugsbeleid kan
13
teruggevonden worden in de Europese drugsstrategieën die collectieve acties binnen en buiten Europa dirigeren. Zij vormen een leidraad zonder verplichtingen aan de lidstaten op te leggen. Er wordt een kader aangeboden dat prioriteiten, doelen en acties inzake het drugsfenomeen formuleert en waarmee lidstaten en landen buiten de EU hun nationaal drugsbeleid kunnen opstellen. Hierbij kan de focus verschuiven naargelang de noden van het land. De Europese Unie wil op deze manier haar geïntegreerd en evenwichtig kader doorgeven aan andere landen (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, 2013). Daarnaast probeert de Europese Unie, door het aanreiken van dit kader, de investeringen van de landen zo effectief en efficiënt mogelijk te maken (European Commission, 2012). De Europese drugsstrategie is gebaseerd op de basisprincipes van de Europese wetgeving en houdt zoveel mogelijk rekening met de fundamentele waarden van de Europese Unie: respect, menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, solidariteit, wetgeving en de rechten van de mens. De strategie beschermt en verbetert het welzijn van de maatschappij en het individu, het beschermt de volksgezondheid en neemt een evenwichtige en geïntegreerde houding aan tegenover het drugsfenomeen (European Commission, 2012). De nieuwe Europese drugsstrategie, opgesteld door de Raad van Binnenlandse Zaken en Justitie van de Europese Unie, vormt de negende editie van de gezamenlijke aanpak van het drugsfenomeen. De eerste versie werd opgesteld in 1990 (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, 2013). Wanneer gekeken wordt naar voorgaande strategieën kan vastgesteld worden dat druggebruik in de gevangenis al een aantal jaar terugkomt als onderwerp. In de drugsstrategie van de Europese Unie voor 2000-2004 werd reeds het belang van de ontwikkeling van preventieve maatregelen om druggebruik in gevangenis tegen te gaan benadrukt. In het bijhorend actieplan werd aangeraden om de inspanningen op vlak van drugpreventie en –behandeling te vergroten en om maatregelen te nemen om de schade voor de gezondheid tijdens detentie en na vrijlating te verlagen (Griffiths, Nilson, Carpentier, & Merino, 2003). De Europese drugsstrategie voor 2005-2012 vermeldde druggebruik in de gevangenis niet expliciet als één van zijn onderwerpen. Het richtte zich op een hoger niveau van gezondheidsbescherming, welzijn en sociale samenhang door het voorkomen en beperken van drugsgerelateerde schade aan de volksgezondheid en de maatschappij. Als tweede punt werd gestreefd naar een hoger niveau van veiligheid door maatregelen te nemen tegen de drugshandel (Raad van de Europese Unie, 2004). In het bijhorend Europees actieplan werd wel aandacht besteed aan de drugsproblematiek in de gevangenissen. In het Europese actieplan voor 2009-2012 werd gestreefd naar een verbeterde toegang voor gedetineerden tot gezondheidszorg. Zo werd het risico op gezondheidsschade door het druggebruik in de gevangenis voorkomen of verminderd (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, 2012; Permanente Coördinatie Algemene Cel Drugsbeleid, 2010). De recente Europese drugsstrategie voor 2013-2020 focust zich op een daling van de vraag en aanbod van drugs en een vermindering van het aantal personen met een verslavingsproblematiek. De strategie probeert een antwoord te formuleren op de nieuwe ontwikkelingen op het vlak van drugs. Voor het eerst focust de strategie zich ook op het verminderen van sociale en gezondheidsrisico’s verbonden aan het gebruik. Hierdoor krijgt het herstel en de sociale re-integratie van druggebruikers meer aandacht als primair doel van de drughulpverlening (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, 2013). Het probleem van druggebruik in de gevangenis wordt in de nieuwe Europese drugsstrategie opnieuw benadrukt (European Monitoring Centre for Drugs and Drug
14
Addiction, 2013). De strategie focust zich op de beschikbaarheid en ontwikkeling van initiatieven om druggebruik in de gevangenissen tegen te gaan. Deze maatregelen moeten vertrekken vanuit de noden van de gedetineerden en rekening houden met hun gezondheidstoestand. Op die manier wordt kwalitatieve zorg bekomen die gelijkwaardig is met die in de vrije samenleving. Enkel via deze weg wordt voldaan aan het recht op gezondheidszorg. Daarnaast moet kwaliteit van zorg niet alleen verzekerd zijn tijdens de effectieve detentie, maar ook in alle stadia van het juridisch proces. Dit wil zeggen dat de continuïteit van de hulpverlening moet worden verzekerd, ook bij vrijlating van de gedetineerden (European Commission, 2012). Het druggebruik in de gevangenissen krijgt in de recentste drugsstrategie meer aandacht doordat de vereisten een stuk hoger liggen dan die uit de voorgaande Europese strategieën. Dit wijst op een toenemende erkenning voor het probleem (European Commission, 2012). De Europese drugsstrategie is onder meer gebaseerd op de politieke verklaring en het actieplan van de Verenigde Naties. Er wordt gestreefd naar een internationale samenwerking om te komen tot een geïntegreerde en evenwichtige strategie om het wereldwijde drugsprobleem aan te pakken (European Commission, 2012). Wanneer gekeken wordt naar de recentste versie van de politieke verklaring en het actieplan van de Verenigde Naties van 2009, kunnen gelijkenissen gevonden worden met de Europese drugsstrategie voor 2013-2020. De verklaring van de Verenigde Naties richt zich onder andere op het verminderen van de vraag naar drugs. Er moet gestreefd worden naar een geïntegreerde aanpak die zich richt op de verschillende levensdomeinen. Om dit te bereiken worden enkele richtlijnen geformuleerd. Een van die richtlijnen is het opzetten van wetenschappelijk onderbouwde preventieve programma’s in verschillende instellingen, waaronder gevangenissen. Volgens de Verenigde Naties is de behandeling van druggebruikers in de gevangenissen vaak ontoereikend. Bovendien bevinden de verslaafde gedetineerden zich in een context van corruptie, overbevolking en drugscirculatie wat de situatie risicovol maakt. Naast een goede hulpverlening en een beter gevangenisklimaat, moet er aandacht komen voor de overgang tussen detentie en vrijlating en sociale re-integratie van gedetineerden. Om te werken aan deze pijnpunten worden in het rapport concrete adviezen geformuleerd (United Nations, 2009). Een eerste advies bestaat uit het aanbieden van een zo volledig mogelijke hulpverlening die overeenstemt met de geldende wetgeving. In het beste geval worden alternatieven gezocht voor opsluiting in de gevangenis. Een tweede advies raadt aan om de strijd met corruptie, overbevolking en druggebruik in de gevangenissen aan te gaan om zo tot een beter gevangenisklimaat te komen. In het derde advies wordt dieper ingegaan op de vereisten waaraan de behandeling tijdens de detentie moet voldoen. De hulpverlening moet voorzien in zorg, ondersteuning en praktische diensten. Gevangenissen moeten inzetten op het verstrekken van hulpverleningsprogramma’s die gericht zijn op de overgang naar vrijlating en sociale re-integratie. Het vierde en laatste advies van het rapport richt zich op de opleiding van medewerkers van het strafrechtelijk systeem en van het bewakend personeel. Deze opleiding moet ervoor zorgen dat deze personen betrokken kunnen worden in de maatregelen om druggebruik te verminderen. Daarnaast moet via deze opleiding een respectvolle, niet-veroordelende en niet-stigmatiseerde houding worden ontwikkeld (United Nations, 2009). De attitude van het personeel tegenover druggebruikers speelt een belangrijke rol in het al dan niet slagen van de drugbehandeling (Griffiths, Nilson, Carpentier, & Merino, 2003).
15
Zowel de nieuwe Europese drugsstrategie, als de recente politieke verklaring en actieplan van de Verenigde Naties richten zich naar de gevangenis en de gedetineerden met een verslavingsproblematiek. In hun strategie lijken beiden een antwoord te formuleren op bepaalde noden van de gedetineerden aangekaart bij punt 2.2. Zo moet er binnen de gevangenissen hulpverlening worden voorzien die aangepast is aan de specifieke behoeften van de gedetineerden en die gelijkwaardig is met die van de vrije samenleving. Bovendien dient er gewerkt te worden aan een beter gevangenisklimaat en wordt het belang van continue hulpverlening benadrukt waardoor nazorg een belangrijke rol zou moeten krijgen (European Commission, 2012; United Nations, 2009). Desondanks blijkt uit het Europees Drugs Rapport van 2013 dat “de levering van zorg in gevangenissen vaak nog steeds achter blijft bij die daarbuiten, ondanks dat men het principe van gelijkwaardigheid van de zorg in brede zin onderschrijft” (Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, 2013, p. 57). Dit citaat zou erop kunnen wijzen dat de praktijk het beleid nog niet helemaal heeft bijgebeend.
2.4 Het Belgisch drugsbeleid In België vindt tweejaarlijks een onderzoek plaats rond het druggebruik in de gevangenissen. Aan de hand van de resultaten wordt inzicht verkregen in de drugsproblematiek in de gevangenissen. Uit de resultaten van de periode tussen 2006 en 2010 komt naar voor dat dertig tot vierendertig procent van de gedetineerden verboden middelen heeft gebruikt in de gevangenis (Deprez, et al., 2011; Van Malderen, 2013). Daarnaast toont het onderzoek van Dr. Vandam in de Belgische gevangenissen aan dat zestig procent van de gedetineerden in de voorbije drie maanden van hun detentie illegale middelen heeft gebruikt. Dit cijfer lijkt relatief hoog, toch kan er gesproken worden van een daling van elf procent in vergelijking met het gebruik buiten de gevangenis. De Belgische gevangenissen vormen een middel om te stoppen met drugs voor gebruikers omdat zij de ogen van sommige gedetineerden openen waardoor zij gemotiveerd worden om te werken aan hun verslavingsproblematiek. Het kan ook voorkomen dat gedetineerden minder of net meer gaan gebruiken (Plettinckx, Antoine, Blanckaert, & van Bussel, 2013). De cijfers van het druggebruik in de gevangenissen tonen aan dat het drugsprobleem ook in de Belgische gevangenissen kan worden teruggevonden. Bijgevolg is er nood aan een specifiek en adequaat drugsbeleid (WHO Collaborating Centre for Health and Prisons, 2005). Het opstellen van een dergelijk beleid valt onder de maatschappelijk verantwoordelijkheid (Van Malderen, 2013). Om een antwoord te bieden op de problematiek wordt in België een normaliseringsbeleid gevoerd waarin het drugsprobleem in de eerste plaats wordt beschouwd als een probleem van volksgezondheid. Concreet wordt er in de Gemeenschappelijke Verklaring van de Interministeriële Conferentie Drugs gekozen voor een geïntegreerd beleid dat het drugsfenomeen op een globale en integrale manier benadert (Permanente Coördinatie Algemene Cel Drugsbeleid, 2010). De term integraal benadrukt het feit dat het drugsfenomeen een multidimensionaal gegeven is dat in al zijn facetten moet worden aangepakt. ‘Geïntegreerd’ slaat op de betrokkenheid van alle actoren, sectoren en diensten die noodzakelijk zijn om op een gepaste manier te kunnen antwoorden op de verschillende dimensies van het fenomeen (Van Malderen, Chapeau, Cammart, Moës, & Vindevogel, 2008). Primair wordt de focus gelegd op preventie, vroegdetectie en vroeginterventie, gevolgd door de hulpverlening voor mensen die af te rekenen hebben
16
met een verslavingsproblematiek. Strafrechtelijke vervolging wordt beschouwd als een laatste interventie. De voorkeur wordt gegeven aan alternatieven voor een gerechtelijke sanctie. Zo wordt vermeden dat druggebruikers die geen zware criminele feiten hebben gepleegd in de gevangenis terechtkomen. België volgt met dit beleid de krijtlijnen van het drugsbeleid uitgetekend door de Europese Unie en de Verenigde Naties. De pijlen worden vooral gericht op preventie en hulpverlening. Bij repressie wordt een onderscheid gemaakt tussen de drugsgerelateerde criminaliteit die vanuit winstbejag wordt gepleegd en de drugsgerelateerde criminaliteit die wordt gepleegd om een verslaving te onderhouden. Naast de criminele feiten, speelt de individuele toestand van de persoon mee bij het bepalen van de straf. Bij gedetineerden met een verslavingsproblematiek wordt repressie pas in laatste instantie gebruikt. Daarnaast wordt samenwerking tussen justitie en hulpverlening op basis van wederzijds respect voor elkaars doelen en voorwaarden gestimuleerd (Permanente Coördinatie Algemene Cel Drugsbeleid, 2010). De Minister dan Justitie staat in voor het vastleggen van het penitentiair drugsbeleid. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering ervan ligt bij het Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen en het hoofd van De Dienst Gezondheidszorg van de Gevangenissen (DGZG) (Deprez, et al., 2011). Daarnaast zijn er twee Regionale Coördinatoren Drugsbeleid Gevangenissen die instaan voor de implementatie en coördinatie van het drugsbeleid in de gevangenissen (Van Malderen, 2014). De Centrale Stuurgroep Drugsbeleid ondersteunt hierbij en zet zich actief in voor de uitvoering. Op niveau van de gevangenis is de lokale stuurgroep drugs, waarin het inrichtingshoofd en de hoofdgeneesheer van de gevangenis zetelen, verantwoordelijk (Federale Overheidsdienst Justitie, 2006). De DGZG heeft daarnaast als taak een gezondheidszorg te voorzien die gelijkwaardig is met die in de vrije samenleving. Tevens moet de zorg aangepast zijn aan de specifieke noden van de gedetineerden. De drughulpverlening in de gevangenis valt dus onder de verantwoordelijkheid van de DGZG. Het bestuur beoogt een globale en geïntegreerde aanpak met focus op preventie en behandeling (Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen , 2010). Concreet wordt er vanuit het penitentiair drugsbeleid gestreefd naar “een balans tussen preventie en voorlichting, een efficiënte controle, een professionele ondersteuning en begeleiding en een gepaste sanctionering bij misbruik, zowel ten aanzien van de gedetineerden als van de bezoekers” (Permanente Coördinatie Algemene Cel Drugsbeleid, 2010, p. 28). In de omzendbrief van 2006 met betrekking tot de drugsproblematiek in de gevangenissen wordt concreet uitgelegd wat verstaan wordt onder de beleidslijnen. Een allereerste actie bij preventie van drugsgerelateerde problemen is het voorzien van informatie rond drugs en drugsgerelateerde onderwerpen. Vervolgens dient nagegaan te worden of de gedetineerde reeds in behandeling is geweest voor zijn/haar verslavingsproblematiek. Als dit het geval is moet de Medische Dienst van de gevangenis nagaan over welke vorm van hulpverlening het gaat en welke beschikbare hulpverlening in de gevangenis hier het best bij aansluit. Een volgend luik van de preventieve werking is het nagaan of de gedetineerde door zijn/haar verslaving een verhoogd risico loopt op virale aandoeningen. Als dit zo is moet de gedetineerde in kwestie de kans krijgen om getest, behandeld en gevaccineerd te worden. Daarnaast moeten condooms en ontsmettingstabletten aan de gedetineerde worden aangeboden. Om te voorkomen dat gedetineerden overlijden door een overdosis drugs dient de hoofdgeneesheer het medisch personeel de nodige kennis en materiaal te verschaffen om hier gepast op te reageren. Een tweede onderdeel van de omzendbrief wordt gewijd aan de behandeling en verwijzing van een persoon met een verslavingsproblematiek. Zo moet de gedetineerden
17
die zich in de ontwenningsperiode bevinden op medisch en psychosociaal vlak ondersteund worden. Daarnaast kan de arts een substitutiehandeling met methadon of buprenorfine opstarten. Op het vlak van ondersteuning en begeleiding heeft de lokale stuurgroep drugs de verantwoordelijkheid om de gedetineerden te informeren over de mogelijke diensten die in de gevangenis beschikbaar zijn. Als de gedetineerde beslist om op dit aanbod in te gaan, dient de stuurgroep de gedetineerde in staat te stellen om deel te nemen aan de hulpverlening. Een volgend luik van de begeleiding is het moment van vrijlating (Federale Overheidsdienst Justitie, 2006). De periode na de vrijlating vormt een kritiek moment voor de gedetineerden (Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, 2012; Farrel & Marsden, 2008). Daarom wordt er op toegezien dat de vrijlating zo goed mogelijk wordt voorbereid door alle betrokken diensten. De lokale stuurgroep voorziet daarnaast informatie over de voorzieningen waar de gedetineerde na zijn straf terecht kan. Tenslotte dient er in het kader van een integrale benadering van de drugsproblematiek zoveel mogelijk gewerkt te worden met externe drughulpverleningsorganisaties. De lokale stuurgroep staat in voor deze samenwerking. Het betrekken van een externe hulpverleningsorganisatie is enkel mogelijk wanneer de visie en de activiteiten van de voorziening niet in strijd zijn met het beleid van de gevangenis. Er dient vanuit de hulpverlening ook respect te zijn voor de orde en veiligheid van de penitentiaire instelling (Federale Overheidsdienst Justitie, 2006). In de Gemeenschappelijke Verklaring van de Interministeriële Conferentie Drugs en de omzendbrief van 2006 met betrekking tot de drugsproblematiek in de gevangenissen wordt een antwoord geformuleerd op enkele noden van de gedetineerden omschreven bij punt 2.2. Net zoals bij de Europese drugsstrategie wordt onder meer nadruk gelegd op een integrale hulpverlening die gelijkwaardig is met die in de vrije samenleving en die een goede nazorg biedt (Federale Overheidsdienst Justitie, 2006; Permanente Coördinatie Algemene Cel Drugsbeleid, 2010). Toch toont een recente studie in de Belgische gevangenissen aan dat zestig procent van de gedetineerden in de afgelopen drie maanden van hun detentie illegale middelen heeft gebruikt (Plettinckx, Antoine, Blanckaert, & van Bussel, 2013). Dit hoge cijfer zou kunnen wijzen op het feit dat het drugsbeleid nog niet de gewenste resultaten levert.
2.5 Initiatieven tegen drugs in de gevangenissen De zwaarste straf voor personen die de wet overtreden in de Europese Unie is een gevangenisstraf. De gevangenis is een zeer schadelijke omgeving voor druggebruikers (Griffiths, Nilson, Carpentier, & Merino, 2003) door onder meer corruptie, overbevolking en drugscirculatie (United Nations, 2009). De laatste jaren werden steeds meer projecten opgezet om dit probleem tegen te gaan. Deze ontwikkeling past binnen de nieuwe Europese drugsstrategie voor 2013-2020, dat naast bestraffing ook oog heeft voor het verminderen van sociale en gezondheidsrisico’s verbonden aan het druggebruik (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, 2013). De strategie focust zich daarbij op de beschikbaarheid en ontwikkeling van initiatieven om druggebruik in de gevangenissen te verhinderen (European Commission, 2012). Uit onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie blijkt dat de initiatieven in de gevangenis om enerzijds abstinentie te bereiken en om anderzijds de schade van het druggebruik te beperken opgedeeld kunnen worden in drie categorieën (Møller, Stöver,
18
Jürgens, Gatherer, & Nikogosian, 2007). De eerste is drughulpverlening met een lage intensiteit waaronder begeleiding en kortdurende interventies vallen. Voorbeelden hiervan zijn informatieverstrekking rond druggebruik, terugvalpreventie en crisisinterventie. Een tweede aanpak is de midden- tot hoog intensieve drugsvrije behandeling die zich richt op abstinentie. Hierbij worden afdelingen binnen de gevangenis zelf opgericht die drughulpverlening voorzien zoals in een residentieel kader, bijvoorbeeld een therapeutische gemeenschap binnen de gevangeniscontext. Een derde categorie bevat de substitutieprogramma’s op middellange tot lange termijn (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, 2012). Deze programma’s gaan de afkickverschijnselen tegen door het onder medisch toezicht toedienen van methadon of buprenorfine ter vervanging van de illegale drugs (World Health Organisation, United Nations Office on Drugs and Crime, 2004). Kortom preventie, behandeling, sociale reintegratie en het zoveel mogelijk beperken van de schadelijke invloed van detentie behoren tot de interventiemogelijkheden binnen de gevangenissen (Griffiths, Nilson, Carpentier, & Merino, 2003). In het stuk dat volgt wordt op zoek gegaan naar concrete initiatieven die het druggebruik in de gevangenissen tegengaan of de gevolgen ervan proberen te minimaliseren.
2.5.1 Internationaal Nederland In Nederland werden in de jaren tachtig enkele drugsvrije afdelingen in penitentiaire instellingen opricht. Deze afdelingen werden in eerste instantie opgericht om zorg te bieden aan de drugsafhankelijke gedetineerde. In tweede opzicht probeerde men de gedetineerden voor te bereiden op een drugsvrij leven. Uit evaluatie bleek dat de aanpak teveel gericht was op een drugsvrij leven en op psychologische ondersteuning zonder oog te hebben voor praktische hulp bij dagelijkse problemen. Verder werd er te weinig aandacht besteed aan re-integratie in de samenleving (De Maere, Hariga, Bartholeyns, & Vanderveken, 2000).
Het Verenigd Koninkrijk Het Verenigd Koninkrijk reageerde een aantal jaren geleden op de groei van het druggebruik onder de gedetineerden. Er werd een project ontwikkeld om de frequentie van gebruik te verminderen en om de gedetineerden drug- en misdaadvrij te houden na vrijlating. Dit project was een samenwerking tussen het gevangeniswezen en de drughulpverlening. Het stelde de eis dat de gevangenen een contract ondertekenden die hen verbond aan de belofte om geen drugs meer te gebruiken. Daarnaast hanteerde het project een systeem van beloning bij het naleven van het reglement en werd een hulpverleningsprogramma voorzien. Een belangrijke factor bij deze strategie is dat de behandeling wordt gegeven op een moment waarop de gedetineerde verandering wil brengen in zijn leven (Trace, 1998). Een recenter initiatief van het Verenigd Koninkrijk is het Counselling, Assessment, Referral, Advice and Throughcare Services (CARATS) model. Het model koppelt begeleiding, onderzoek, doorverwijzing, advies en nazorg aan elkaar. Veel van deze diensten werken in andere landen naast elkaar. Door het gevangeniswezen, de gemeenschapsdiensten en de reclassering op elkaar af te
19
stemmen, kan het CARATS model een pakket van laagdrempelige initiatieven aan de gedetineerden aanbieden (Møller, Stöver, Jürgens, Gatherer, & Nikogosian, 2007).
Denemarken In Denemarken werd het ‘New Day Treatment Program’ ontwikkeld. Dit initiatief bestaat uit twee componenten: een programma voor cannabisgebruikers en een programma voor gedetineerden die een substitutiebehandeling volgen. De gevangenen hoeven niet ontwend te zijn bij het opstarten van de behandeling, de focus ligt op vermindering van het gebruik. Deelname is geheel vrijblijvend en gedetineerden moeten niet gemotiveerd zijn om te starten. Het programma werkt met doelstellingen op lange termijn: gedetineerden drugsvrij maken of hun gebruik verminderen, hen voorbereiden op een leven zonder misdaad en de aanwezigheid van drugs in de gevangenis verminderen. Het onderzoek rond het ‘New Day Treatment Program’ gaf aan dat volgende factoren het succes van drughulpverlening in de gevangenis bepalen: -
De behandeling wordt aangeboden op een locatie die gescheiden is van de rest van de gevangenis. De deelnemers van het hulpverleningsprogramma zijn gescheiden van andere gedetineerden. De hulpverlening wordt continu aangeboden en wordt ondersteund door ervaren therapeuten/begeleiders. De hulpverlening duurt langer dan drie maanden. De hulpverlening moet beschikken over een therapeutisch luik. Een therapeutisch geïnspireerde hulpverlening heeft namelijk een invloed op zowel druggebruik als op criminaliteit. Begeleiding (zonder het therapeutisch karakter) heeft vooral invloed op de criminaliteit (Kolind, Frank, & Dahl, 2010).
Spanje In Spanje worden spuitenruilprogramma’s in de gevangenissen voorzien. De spuitenruilprogramma’s worden ingezet als preventie van infectieziekten. Het aantal gevangenissen dat het programma toepast zoals buiten de gevangenis is beperkt. In bepaalde landen bestaat er een aanzienlijk weerstand tegen deze spuitenruilprogramma’s. Verschillende redenen liggen aan de basis van deze weerstand. Er kan een verbod zijn van het nationaal- of intern gevangenisbeleid en/of een vrees dat men een onrechtstreeks signaal geeft dat druggebruik toegelaten is. Daarnaast kan er weerstand zijn bij de werknemers die de spuitenruil kunnen zien als een bedreiging van hun eigen welzijn. Een gangbaarder alternatief in de Europese gevangenissen is het voorzien van ontsmettingsmateriaal (Griffiths, Nilson, Carpentier, & Merino, 2003). Het volhouden van drugshulpverlening vormt een betrouwbare voorspeller voor het dalen van druggebruik en recidivisme. Gedetineerden die niet deelnemen aan drughulpverlening in detentie hebben een grotere kans op terugval op vlak van druggebruik en criminele feiten. Een aantal factoren kunnen het niet deelnemen aan of het uitvallen uit een behandeling verklaren. Om beter zicht te krijgen op deze factoren is onderzoek gevoerd op een drugsvrije afdeling in Spanje. Het doel van deze afdeling is het drugsvrij maken en het rehabiliteren van gedetineerden, het internaliseren van sociale vaardigheden/attitudes en het promoten van vrijetijdsbesteding. Belangrijke
20
elementen die uit dit onderzoek naar voor komen zijn onder meer het belang van motivatie en van het betrekken van familie. Motivatie is een belangrijke factor in het deelnemen en volhouden van behandeling. Het onderzoek toont aan dat gedetineerden die in eerste instantie deelnemen om te kunnen genieten van de voordelen van de drugsvrije afdeling uiteindelijk toch blijven deelnemen aan de hulpverlening. Extrinsieke motivatie vormt dus geen probleem wat het volhouden van hulpverlening betreft (Casares-López, et al., 2013). Het werken met familie vormt een belangrijke factor in het rehabiliteren en re-integreren van gedetineerden in de vrije samenleving (Møller, Stöver, Jürgens, Gatherer, & Nikogosian, 2007) en vormt naast motivatie een cruciaal element in de strijd tegen druggebruik (Casares-López, et al., 2013).
Verenigde Staten Het grootste deel van de drughulpverlening binnen de gevangenismuren voorziet disciplinerende sancties voor de gedetineerden die de programmaregels overschrijden. Er wordt zeer weinig nadruk gelegd op bekrachtiging van positief gedrag. Correctionele instellingen hanteren een andere filosofie dan de hulpverlening. Er wordt gebruik gemaakt van een beleid dat nakoming van het reglement forceert en dat schending ervan beantwoordt met bestraffing. De nadruk ligt op de beheersing van het gedrag van de gedetineerden. Project BRITE (Behavioral Reinforcement to Increase Treatment Engagement) in de Verenigde Staten was een vier jaar durend programma dat het effect van positieve bekrachtiging van het gewenst gedrag naging. Positieve bekrachtiging zou de verandering in de cognitieve processen van de gedetineerde vergemakkelijken. De resultaten van dit project zijn niet volledig representatief. Toch tonen de resultaten nog steeds de mogelijk effectiviteit en efficiëntie van project BRITE aan. Positieve bekrachtiging zou het engagement van de gedetineerden om deel te nemen aan drughulpverlening in de gevangenis kunnen verhogen (Burdon, De Lore, & Prendergast, 2011). In de Verenigde Staten werden in het kader van het Drug-Free Prison Zone Project acht Staten uitgekozen die werden geselecteerd op basis van de initiatieven die werden opgezet in de strijd tegen drugs in de gevangenissen. Het doel van dit onderzoek was het nagaan welk van deze initiatieven het effectiefst was. De onderzoekers kwamen tot de conclusie dat de drugsproblematiek in de penitentiaire instellingen het best bestreden kan worden met drie strategieën: een adequaat beleid, gepaste technologie (zoals verschillende testen en opsporingsmechanismen) en kwalitatieve drughulpverlening. Toch zal het effectiefste programma falen als de omgeving niet drugsvrij is. Een drugsvrije omgeving is dus van vitaal belang (Holsinger, 2002). Een nationaal onderzoek in de Verenigde Staten ging na welke voorzieningen op vlak van drughulpverlening voorkomen in de instellingen van het correctioneel systeem. Een eerste vaststelling is dat het aantal initiatieven niet correleert met het percentage van personen met een verslavingsproblematiek in de gevangenispopulatie. Er zouden meer initiatieven moeten worden opgericht. Daarnaast moet de hulpverlening aangepast worden aan de psychosociale noden van de gedetineerden. Bovendien moet er gewerkt worden aan het samengaan van de therapeutische en de bestraffende componenten in de gevangenis (Taxman, Perdoni, & Harrison, 2007).
21
Australië In 2006 werd in Australië het Compulsory Drug Treatment Correctional Center opgericht. Het richt zich naar de groep gedetineerden met een hardnekkig drugsprobleem die ondanks alle andere hulpverleningsprojecten in de gevangenis blijven terugvallen in een schadelijke patroon van druggebruik en criminele feiten. Het centrum situeert zich op het eind van een weg van minder intensieve initiatieven en heeft als doel de schadelijk cirkel van drugs en criminaliteit te doorbreken. Deze hardnekkige groep wordt geplaatst in dit centrum met oog op abstinentie, rehabilitatie en educatie. Het centrum wordt zowel door correctionele autoriteiten als door de drughulpverlening geleid. Deelnemers worden op het einde van het traject geleidelijk aan opnieuw gere-integreerd in de vrije samenleving. Zelfs na het vervolledigen van het hulpverleningsprogramma worden de gedetineerden ondersteund bij het leven in de vrije samenleving. Het programma wordt gekenmerkt door drie zaken: de gedetineerden staan doorheen de straf onder supervisie van de rechter, de hulpverlening en rehabilitatie zijn gericht op abstinentie en werken ook rond ander grensoverschrijdend gedrag en de hulpverlening is gedwongen (Birgden & Grant, 2010). Het centrum heeft vier doelstellingen. Als eerste voorziet het in een gedwongen hulpverlening en rehabilitatie voor drugsafhankelijke gedetineerden die meerdere malen criminele feiten hebben gepleegd om hun verslaving te onderhouden. Als tweede wil het programma deze gedetineerden effectief behandelen door hun illegaal druggebruik te stoppen en de kans op terugval bij vrijlating te verkleinen. Als derde beoogt het project de re-integratie van deze gedetineerden. Tot slot wil het programma criminele feiten om de verslaving te onderhouden vermijden of verminderen. Eens een gedetineerde in het centrum wordt geplaatst, stelt een multidisciplinair team een individueel plan op om te werken aan de vier bovenstaande doelstellingen (Birgden & Grant, 2010). Doorheen het traject wordt rekening gehouden met twee overkoepelende ethische principes. Ten eerste wordt het autonoom beslissingen maken in de mate van het mogelijke ondersteund wat zich uit in het verantwoorden van beslissingen omtrent de juridische situatie van de gedetineerde. Ten tweede wordt in fysieke, sociale en psychologische noden voorzien. Het Compulsory Drug Treatment Correctional Center is dus een vorm van gedwongen hulpverlening maar komt zoveel mogelijk tegemoet aan de rechten van de gedetineerden (Birgden & Grant, 2010). Uit de verschillende initiatieven die hierboven belicht werden kunnen elementen gehaald worden die helpen in de strijd tegen drugs in de gevangenis. De ervaringen van de drugsvrije afdelingen in Nederland toonden aan dat er naast de focus op het drugsvrij zijn en op de psychologische ondersteuning ook oog moet zijn voor de praktische problemen en sociale re-integratie van gedetineerden (De Maere, Hariga, Bartholeyns, & Vanderveken, 2000). De aanpak van het Verenigd Koninkrijk onderstreept het belang van samenwerking tussen het gevangeniswezen en de drughulpverlening. Daarnaast moet er oog zijn voor het gewenst gedrag van gedetineerden, dat beloond moet worden. Een ander belangrijk component is de wil van de gedetineerden. Als hij/zij wil werken aan zijn problematiek, zal de hulpverlening effectiever zijn (Trace, 1998). Het Counselling, Assessment, Referral, Advice and Throughcare Services (CARATS) model stipuleert dat een samenwerkingsverband tussen detentie, gemeenschapsinstellingen en reclassering resulteert in een verzameling van initiatieven waar de gedetineerden gebruik van kunnen maken (Møller, Stöver, Jürgens, Gatherer, & Nikogosian, 2007). Het New Day Treatment Program in Denemarken onderzocht welke factoren bepalend zijn voor het al dan niet slagen van drugshulpverlening in de gevangenis. Zo bleek onder meer dat de gedetineerden niet in contact mogen komen met de rest van de gevangenispopulatie
22
en dat de locatie van de hulpverlening gescheiden moet zijn van de rest van de gevangenis. Verder dient de voorziene hulpverlening continu te zijn, ondersteund te worden door ervaren begeleiders en langer te duren dan drie maanden (Kolind, Frank, & Dahl, 2010). Er werd aangetoond dat het spuitenruilprogramma in veel Europese landen nog zeer omstreden is en af te rekenen heeft met tal van vooroordelen. Een gangbaarder alternatief is het voorzien van ontsmettingsmateriaal (Griffiths, Nilson, Carpentier, & Merino, 2003). Uit onderzoek naar de werking van een drugsvrije vleugel in Spanje kon vastgesteld worden dat motivatie en het betrekken van familie zeer belangrijke factoren zijn in het al dan niet volhouden van drughulpverlening in de gevangenis. Belangrijk hierbij is dat de motivatie van extrinsieke aard mag zijn. Het vormt dus geen probleem wanneer gedetineerden enkel deelnemen om te kunnen genieten van de extra voordelen (Casares-López, et al., 2013). Project BRITE in de Verenigde Staten toonde aan dat gewenst gedrag in de gevangenis te weinig wordt bekrachtigd. Positieve bekrachtiging zou het engagement van de gedetineerden om deel te nemen aan drughulpverlening verhogen (Burdon, De Lore, & Prendergast, 2011). Uit het Drug-Free Zone Project werden uit de initiatieven in de Verenigde Staten drie strategieën gehaald die de drugsproblematiek in detentie zouden kunnen bestrijden. Als eerste werd het belang van een goed beleid benadrukt. In de tweede strategie werd het beschikbaar stellen van de gepaste testen beklemtoond. Tenslotte is kwalitatieve drughulpverlening in de gevangenis cruciaal. Het is daarnaast essentieel dat de omgeving van de gedetineerden drugsvrij is, indien dit niet het geval is zal elk initiatief falen (Holsinger, 2002). Uit een nationaal onderzoek in de Verenigde Staten wordt meegenomen dat het aantal initiatieven om druggebruik in de gevangenis tegen te gaan niet voldoende is in vergelijking met het aantal gedetineerden met een verslavingsproblematiek. Er moeten meer initiatieven worden opgericht die aangepast zijn aan de unieke psychosociale noden van de gedetineerden. Bovendien dient er gewerkt te worden rond het beter samengaan van het bestraffende van detentie en het hulpverlenende van de initiatieven (Taxman, Perdoni, & Harrison, 2007). Als laatste initiatief kwam het Compulsory Drug Treatment Correctional Center uit Australië aan bod. Hieruit wordt meegenomen dat gedwongen hulpverlening omstreden, maar doenbaar is voor de groep met een hardnekkig problematiek die blijft terugvallen in het schadelijk patroon van gebruik en criminele feiten. Het is belangrijk dat er wordt ingezet op het middelenmisbruik, op ander grensoverschrijdend gedrag, op sociale re-integratie en op nazorg. Hierbij dienen alle beslissingen omtrent de situatie van de gedetineerde toegelicht te worden en moet zoveel mogelijk rekening gehouden worden met de noden van de gevangene (Birgden & Grant, 2010).
2.5.2 Nationaal In België zijn er reeds drugsvrije afdelingen geweest, onder andere in de gevangenis van Dendermonde, Saint-Hubert en Lantin. Deze initiatieven waren niet succesvol, onder andere door het tekort aan deelnemers en de handel in urine en drugs (De Maere, Hariga, Bartholeyns, & Vanderveken, 2000). Momenteel bevinden er zich drugsvrije afdelingen in de gevangenissen van Ruislede, Verviers en Brugge. In Ruislede werd in 1995 het programma ‘B-Leave’ opgericht. Druggebruikers die willen afkicken en werken aan een drugsvrije toekomst kunnen hier terecht. Gedetineerden die deelnemen aan dit project dienen zich aan enkele basisregels te houden. Zo vinden regelmatig drugs- en alcoholcontroles plaats, leven gedetineerden in groep en is er een
23
nultolerantie op vlak van agressie. Daarnaast moeten gedetineerden verplicht werken en wordt hun familie betrokken bij de werking. Verder wordt er gedurende hun verblijf minstens vier uur per dag in groepsverband gewerkt op fysiek, sociaal en psychisch vlak aan de verslavingsproblematiek. Door middel van terugvalpreventie worden hoge risicosituaties en de persoonlijke terugvalketen geanalyseerd en leren gedetineerden anticiperen op probleemsituaties (Permanente Coördinatie Algemene Cel Drugsbeleid, 2010; Belgische Federale Overheidsdiensten, 2011). Sinds 2009 is er in Ruislede naast het B-Leave project ook het Schakel-project voor open groepen. Op die manier kunnen gedetineerden op elk moment starten met het project. Gedurende vier weken worden terugvalpreventie en sociale vaardigheidstraining gegeven. Zodoende wordt het inzicht in de verslavingsproblematiek en de motivatie om er iets aan te doen verhoogd (Permanente Coördinatie Algemene Cel Drugsbeleid, 2010; Belgische Federale Overheidsdiensten, 2011). In 2007 werd er in de gevangenis van Verviers een drugsvrije afdeling opgericht. De werking is gelijkaardig met die van de drugsvrije afdeling in Brugge, waar bij punt 2.6 meer informatie over te vinden is (Permanente Coördinatie Algemene Cel Drugsbeleid, 2010). In de gevangenis van Verviers vindt daarnaast ook het ‘Prenez-vous!’ programma plaats. Door middel van opleiding, socioculturele en sportactiviteiten wordt gedurende drie maanden structuur gebracht in het leven van de gedetineerden. Op die manier wordt gewerkt aan een evenwicht op fysiek en mentaal vlak waardoor het eenvoudiger wordt om drugs en verdovende middelen uit hun leven te bannen (Belgische Federale Overheidsdiensten, 2011). In de Belgische gevangenissen kan substitutiebehandeling aangereikt worden aan de gedetineerden met een verslavingsproblematiek. Onder medisch toezicht wordt methadon of buprenorfine voorgeschreven. Deze behandeling kan enerzijds ingezet worden bij de ontwenning waar abstinentie het uiteindelijk doel is. Anderzijds kan substitutie ook ingezet worden in het kader van een onderhoudsbehandeling. Hierbij probeert men de schadelijke gevolgen van illegaal druggebruik tegen te gaan (Belgische Federale Overheidsdiensten, 2011; Plettinckx, Antoine, Bollaerts, Blanckaert, & van Bussel, 2012). In 2012 werd er in de gevangenis van Brugge het Kortdurend Drugsprogramma opgezet. Dit is een programma dat gedurende zes weken via cognitieve gedragstherapie het inzicht in eigen verslavingsproblematiek wil verhogen. Op die manier worden de gevolgen van druggebruik duidelijk en wordt de motivatie om aan het probleem te werken verhoogd om zo recidive te voorkomen. Het programma is gebaseerd op het transtheoretisch model voor verandering van Prochaska en Diclemente (Belgische Federale Overheidsdiensten, 2011; Plettinckx, Antoine, Bollaerts, Blanckaert, & van Bussel, 2012). Dit is een model dat de weg naar verandering in verschillende fases indeelt om inzicht in het proces te vergroten (Schippers & de Jonge, 2010). In elke Vlaamse gevangenis kan een Centraal Aanmeldingspunt (CAP) voor druggebruikers worden aangetroffen. Het CAP wordt bemand door een gespecialiseerd team van hulpverleners uit externe organisaties die op vaste tijdstippen aanwezig zijn in de gevangenissen. Het doel van deze werking is om samen met de gedetineerden op zoek te gaan naar en contact te leggen met de best passende hulpverleningsorganisaties die hen zou kunnen begeleiden eens zij vrij zijn. Via deze weg kan een efficiënte
24
doorverwijzing en kwaliteitsvolle nazorg beoogd Overheidsdiensten, 2011; Deprez, et al., 2011).
worden
(Belgische
Federale
In Wallonië is in vier gevangenissen het ‘Boule de Neige’ project opgestart. Dit is een project waarbij gedetineerden, gebruikers of ex-gebruikers worden opgeleid over de risico’s die verbonden zijn met het druggebruik. Die gedetineerden worden ingezet als ambassadeurs om te gaan praten met andere gedetineerden met het oog op sensibilisering rond de gevaren die samenhangen met druggebruik. Naast het ‘Boule de Neige’ project wordt ook nog het ‘Détenus Contact Santé’ project gevonden in verschillende Waalse gevangenissen. De formule van beide werkingen is gelijklopend, al gaat het ‘Détenus Contact Santé’ project over meer dan drugsgerelateerde problemen. Allerlei gezondheidsproblemen komen aan bod tijdens de opleiding van dit project (Belgische Federale Overheidsdiensten, 2011).
2.6 De drugsvrije gevangenisafdeling ‘D-Side’ In de richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie omtrent gezondheidszorg in de gevangenissen wordt de algemene werking van een drugsvrije afdeling beschreven. Dergelijke afdelingen laten gedetineerden toe om afstand te nemen van het druggebruik in de gevangenis en om te werken aan hun individuele verslavingsproblematiek. De focus ligt op het drugsvrij leven. Gedetineerden nemen vrijwillig deel aan deze projecten. Zij verbinden zichzelf, door middel van een contract, aan het drugsvrij zijn en aan het niet binnensmokkelen van drugs. Daarnaast geven de gedetineerden toestemming om op regelmatige basis getest te worden op druggebruik. Het verblijf in een drugsvrije afdeling wordt vaak gekenmerkt door extra voordelen zoals soepeler penitentiair verlof. Het doel van een drugsvrije afdeling is het motiveren van gedetineerden om te stoppen met het gebruik of toch tenminste om na hun vrijlating verder een beroep te doen op de hulpverlening (Jürgens, 2007; Møller, Stöver, Jürgens, Gatherer, & Nikogosian, 2007). Verder gaf onderzoek rond gezondheid en druggebruik in het penitentiair milieu aan dat specifieke regimes - zoals ‘D-Side’ - gekarakteriseerd moeten worden door drie componenten: ten eerste dienen deelnemende gedetineerden een contract te tekenen waarbij zij zich toeleggen op abstinentie, ten tweede worden er urinetesten afgenomen om na te gaan of het contract wordt nageleefd en ten derde dient men oog te hebben voor de psychosociale ondersteuning van de gedetineerden en dient men gemeenschappelijke activiteiten te organiseren (De Maere, Hariga, Bartholeyns, & Vanderveken, 2000). Nu duidelijk is hoe internationaal wordt gekeken naar drugsvrije afdelingen, kan overgegaan worden naar de werking van de drugsvrije afdeling in de gevangenis van Brugge. In november 2009 opende in het Penitentiair Complex te Brugge de drugsvrije afdeling ‘D-Side’. Deze afdeling maakt deel uit van het integraal drugsbeleid en biedt de kans aan gedetineerden om hun detentie drugsvrij uit te zitten. Op deze manier worden zij niet beïnvloed door de negatieve gevolgen van druggebruik en wordt de detentieschade beperkt. De afdeling wordt geleid door een team bestaande uit bewakingspersoneel, een directie, een zorgequipe en een vaste arts (DirectoraatGeneraal Penitentiaire Inrichtingen , 2010). De zorgequipe bestaat uit een maatschappelijk assistent, een opvoedster, een psychiatrisch verpleegkundige en een coördinator. De zorgequipe staat in voor de hulpverlening op de Afdeling Individuele Bijzondere Veiligheidsmaatregelen (AIBV) en op de drugsvrije afdeling ‘D-Side’. De
25
hulpverleners verdelen hun tijd tussen de twee gevangenisafdelingen (Hulpverlener, persoonlijke mededeling, 5 maart, 2014). Het volledig team van ‘D-Side’ is zo opgeleid dat het kan beantwoorden aan de specifieke noden van de doelgroep. De drugsvrije vleugel is fysiek gescheiden van de rest van de mannelijke gedetineerden, het bevindt zich op de afdeling van de vrouwen (Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen , 2010; Vlaamse Overheid, 2012). Op de afdeling is er plaats voor twintig gedetineerden, opgesplitst in tien gedetineerden met en tien gedetineerden zonder verslavingsproblematiek. Een gedetineerde die in aanmerking komt om deel te nemen tekent in het begin een intakecontract waarmee hij zich akkoord verklaart met het drugsvrij zijn en met regelmatige controles in ruil voor een gunstig regime op de afdeling (Vlaamse Overheid, 2012). Medische en morele steun wordt voorzien in de vorm van een arts en een hulpverlener die peter/meter van de gedetineerde wordt. Eens de gedetineerde kan aantonen een maand drugsvrij te zijn, wordt hij naar de drugsvrije vleugel overgeplaatst. Het ontwenningsproces vindt dus niet plaats op de drugsvrije vleugel aangezien er daar slechts een minimale ondersteuning kan worden geboden. Nadat de gedetineerde is overgebracht tekent hij een engagementscontract (DirectoraatGeneraal Penitentiaire Inrichtingen , 2010). Met het ondertekenen van dit contract verbindt de gedetineerde zich verder om drugsvrij te zijn, met de leefregels op de afdeling en met de nultolerantie op vlak van agressie. Daarnaast wordt er samen met de hulpverlening werkpunten opgesteld waar de gedetineerden tijdens zijn detentie aan wil werken (Hulpverlener, persoonlijke mededeling, 5 maart, 2014). Gedetineerden worden op hun verantwoordelijkheid aangesproken. Binnen de afdeling zelf zijn dagbesteding, ontspanning en opleiding belangrijke aandachtspunten (Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen , 2010). De gedetineerden krijgen onder andere sociale vaardigheidstraining en opleiding over budgetbeheer (Gedetineerde, persoonlijke mededeling, 4 maart, 2014). Bovendien organiseert het Ambulant Centrum De Kiem sessies terugvalpreventie. Er wordt ook gewerkt met de familie van de gedetineerden, zo worden banden gesterkt (Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen , 2010). Een voorbeeld hiervan is het organiseren van een namiddag pannenkoeken bakken met de gedetineerden en hun familieleden (Gedetineerde, persoonlijke mededeling, 4 maart, 2014). Wanneer gekeken wordt naar de literatuur om de effectiviteit van drugsvrije afdelingen na te gaan wordt al snel duidelijk dat er nog niet zoveel geweten is over de gevolgen van de drugsvrije afdelingen. Een mogelijk verklaring hiervoor is dat de werkingen van dergelijke afdelingen onderling verschillen. Er is wel aangetoond dat gedetineerden die op een drugsvrije afdeling verblijven minder drugs gebruiken en binnensmokkelen. Daarnaast blijkt ook dat gedetineerden het idee van zo’n afdeling aantrekkelijk vinden. Wanneer gekeken wordt naar de gevolgen op vlak van recidivisme, lijken verschillende onderzoeken elkaar tegen te spreken. Dit element moet nog verder worden onderzocht. Een Canadees onderzoek gaf wel aan dat drugsvrije afdelingen economisch voordeliger zijn dan de gewone gevangenis. Mogelijke redenen hiervoor zijn de vroegere vrijlating van gedetineerden en de kleinere kans op recidive (Jürgens, 2007).
26
2.7 Conclusie In bovenstaand hoofdstuk wordt het drugsprobleem in de gevangenissen vanuit verschillende perspectieven bekeken. Elke invalshoek brengt iets bij over het drugsfenomeen in de gevangenissen. Zo wordt uit het deel over de doelgroep vernomen dat de gedetineerden zich in de gevangenis in een risicovolle situatie bevinden (Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, 2012). De gevangenis heeft een invloed op hun druggebruik (Lukasiewicz, et al., 2007) en kan voor sommige gedetineerden een unieke kans vormen om in contact te komen met de hulpverlening (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, 2007; Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, 2012; Griffiths, Nilson, Carpentier, & Merino, 2003). Er is nood aan een multidimensionale hulpverlening die een oplossing kan bieden voor hun complexe problematiek (Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, 2013; United Nations, 2009). Verder moet er gewerkt worden aan de risicovolle situatie waarin de gedetineerden zich bevinden. Een goede omgeving maakt deel uit van een geslaagde hulpverlening (Gillespie, 2005; United Nations, 2009). Tenslotte zou sterk moeten ingezet worden op nazorg bij vrijlating van de gedetineerden (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, 2012; Griffiths, Nilson, Carpentier, & Merino, 2003). Wanneer voldaan is aan deze basisnoden kan de gevangenis de gedetineerden ondersteunen in het opbouwen van zelfrespect en het ontwikkelen van een gezonde levensstijl (WHO Collaborating Centre for Health and Prisons, 2005) Uit de evolutie van het Europees drugsbeleid wordt geleerd dat het recht van gedetineerden op een toegankelijke hulpverlening steeds meer naar voor komt. Deze hulpverlening hoort gelijkwaardig te zijn met die buiten de gevangenis en moet continue aanwezig zijn doorheen alle fasen van het gerechtelijk proces, ook bij vrijlating uit detentie (European Commission, 2012). Wanneer specifiek naar België wordt gekeken, tonen cijfers aan dat er een drugsprobleem in de gevangenissen is en dat er bijgevolg nood is aan een passend drugsbeleid (Van Malderen, 2013). Het Belgisch geïntegreerd en integraal drugsbeleid probeert hierop een antwoord te formuleren. Het beleid focust zich op verschillende levensdomeinen en op de samenwerking tussen verscheidene actoren (Van Malderen, Chapeau, Cammart, Moës, & Vindevogel, 2008). Specifiek richt het Belgisch penitentiair beleid zich op de preventie van druggebruik en drugsgerelateerde schade en op de hulpverlening voor gedetineerden die een verslavingsproblematiek hebben (Federale Overheidsdienst Justitie, 2006). Dit Belgische drugsbeleid ligt in dezelfde lijn als het drugsbeleid van de Europese Unie (Permanente Coördinatie Algemene Cel Drugsbeleid, 2010). In de werking van de internationale initiatieven om drugs in de gevangenissen te verhinderen konden enkele rode draden worden gevonden. Zo werd het belang van positieve bekrachtiging van gedetineerden aangetoond (Burdon, De Lore, & Prendergast, 2011; Trace, 1998) alsook het belang van een drugsvrije omgeving (Holsinger, 2002). Daarnaast werd bij meerdere initiatieven het belang van een goede samenwerking tussen de hulpverlening en detentie benadrukt (Møller, Stöver, Jürgens, Gatherer, & Nikogosian, 2007; Taxman, Perdoni, & Harrison, 2007; Trace, 1998). Tenslotte moet rond het verhogen van de motivatie, het betrekken van familie (Casares-López, et al., 2013), het voorzien van nazorg en de sociale re-integratie van drugsafhankelijke gedetineerden worden gewerkt (Birgden & Grant, 2010). De nationale initiatieven om drugs in de
27
gevangenissen te bestrijden tonen aan dat er op preventie van druggebruik en drugsgerelateerde problemen en op hulpverlening voor gedetineerden met een verslavingsproblematiek wordt ingezet (Belgische Federale Overheidsdiensten, 2011; Federale Overheidsdienst Justitie, 2006). Het onderdeel over de drugsvrije afdeling in de gevangenis van Brugge biedt meer inzicht in het werkingskader. Gedetineerden melden zich vrijwillig aan, verbinden zich met het drugsvrij zijn, laten drugstesten toe en kunnen genieten van een gunstiger en drugsvrij klimaat met meer activiteiten (Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen , 2010; Vlaamse Overheid, 2012). Onderzoek omtrent de effectiviteit van drugsvrije afdelingen toont aan dat er nog geen éénduidig bewijs is voor de gevolgen van hun werking. Gedetineerden zouden wel minder drugs gebruiken en binnensmokkelen op deze afdelingen. De effecten van de drugsvrije afdelingen moeten dus verder worden onderzocht (Jürgens, 2007).
28
3
Methodologie
3.1 Inleiding Er bestaat een kloof tussen het beperkend klimaat van de gevangenis en het open klimaat dat noodzakelijk is om onderzoek te voeren (Woods Byrne, 2005). Om hier zoveel mogelijk op te anticiperen wordt gekeken naar de literatuur. Uit ervaringen van andere onderzoekers kunnen adviezen worden gehaald die deze uitdagingen ondervangen. Deze richtlijnen worden dan toegepast bij de uitwerking van dit onderzoek. In dit hoofdstuk worden eerst de groepen participanten toegelicht om vervolgens de gevangenis van Brugge te beschrijven, zodat duidelijk is in welk kader de interviews plaatsvonden. Vervolgens wordt toegelicht waarom kwalitatief onderzoek geschikt is voor deze masterproef. Om de praktische ontwikkeling van het onderzoeksinstrument te beschrijven, wordt overgegaan tot de keuze van de onderzoeksmethodiek, in dit geval kwalitatief interviewen. Om aan te tonen dat er op een ethische en verantwoorde wijze onderzoek is gevoerd, wordt het “informed consent” nader verklaard. Nadien worden enkele richtlijnen geformuleerd die in acht gehouden dienen te worden bij de afname van de interviews. Tenslotte wordt overgegaan tot de analyse van de data. De verwerkingsmethodiek van de gegevens wordt belicht om te verhelderen hoe conclusies worden geformuleerd.
3.2 Participanten Om tot een mooi geheel van perspectieven te komen, worden zowel gedetineerden, beambten, als hulpverleners geïnterviewd. Op die manier komen alle betrokken partijen aan het woord. Hun visies worden naast elkaar gelegd om de tweede onderzoeksvraag “Hoe beleven de betrokkenen de werking van de drugsvrije afdeling?” te beantwoorden. Bij kwalitatief onderzoek wordt niet op zoek gegaan naar algemeenheden, bijgevolg is een groot aantal participanten niet noodzakelijk. Kwalitatief onderzoek gaat doelbewust op zoek naar een informatierijke casus. Dit wil zeggen dat er gewerkt wordt met de personen die een antwoord kunnen bieden op de onderzoeksvraag en bereid zijn om deel te nemen (Glesne, 2011). Er wordt in dit onderzoek niet gezocht naar de waarheid, maar naar de beleving van de betrokkenen. Op voorhand moet er dus geen richtlijn vastgelegd worden op vlak van het aantal deelnemers. In dit onderzoek komen dertien personen aan bod: zes gedetineerden met een exverslavingsproblematiek, twee gedetineerden zonder verslavingsproblematiek, twee Penitentiair Bewakingsassistenten, twee hulpverleners van de zorgequipe en de Penitentiair Assistent. Op het moment van het onderzoek verbleven achttien gedetineerden op de drugsvrije afdeling, ongeveer twaalf met en zes zonder verslavingsproblematiek (Penitentiair Bewakingsassistent, persoonlijke mededeling, 3 maart, 2014).
29
3.2.1 Gedetineerden Bij onderzoek naar gestigmatiseerde groepen botst men vaak op specifieke barrières. Wanneer men gedetineerden betrekt bij een studie is dit niet anders. De onderzoeksinstrumenten en –opbouw moeten aan deze doelgroep worden aangepast. Zo is het belangrijk dat men bij het definiëren en operationaliseren van het onderzoek alert is voor veroordeling en waardegeladen uitspraken. Verder moet men het onderzoek kunnen verantwoorden, waarom wordt het fenomeen onderzocht (Schlosser, 2008)? Deze verantwoording wordt toegelicht in de uitnodiging om deel te nemen aan het interview. De onderzoeker moet zich daarnaast bewust zijn van eigen taalgebruik bij de ontwikkeling van het onderzoeksinstrument, deze dient duidelijk te zijn voor de participanten. Het is de verantwoordelijkheid van de onderzoeker om een instrument te ontwikkelen dat volledig verstaanbaar is voor de gedetineerden. Op die manier wordt vermeden dat er foute informatie geregistreerd wordt en dat de gedetineerde zich oncomfortabel voelt tijdens het interview. De onderzoeker dient steeds de belangen van de gedetineerde voorop te plaatsen bij het afnemen van het interview en bij het verder verloop van het onderzoek (Schlosser, 2008). De vragen van het onderzoeksinstrument, dat ontwikkeld werd voor dit onderzoek, zijn in een toegankelijke taal geformuleerd. Mochten de vragen niet duidelijk zijn, kunnen die verder mondeling worden toegelicht tijdens het interview. Bij het onderzoeken van deze doelgroep bestaat de mogelijkheid dat men kritieke informatie bekomt. Zowel voor de onderzoeker, de participant, als de penitentiaire instelling moet vooraf duidelijk zijn wat men gaat doen met deze kritieke informatie. Bescherming voor de respondent en de onderzoeker staat voorop. Een belangrijk middel hiervoor is een informed consent, waarin in duidelijke taal wordt uitgelegd wat het onderzoek precies inhoudt. Meer informatie over het informed consent kan bij punt 3.4.3 worden teruggevonden. Bij het begin van het interview moet de onderzoeker benadrukken dat hij/zij onafhankelijk is van de gevangenis. Hierdoor zal de gedetineerde meer vertrouwen hebben in het onderzoek (Schlosser, 2008). Bovendien wordt vermeld dat eventuele deelname aan de studie geen invloed zal hebben op de juridische situatie van de gedetineerde (Woods Byrne, 2005). Met deze voorschriften en die van punt 3.4.3 werden rekening gehouden bij het opstellen van het informed consent. Daarnaast dient de onderzoeker alert te zijn voor de subjectiviteit waarmee een persoon zijn levensverhaal vertelt (Schlosser, 2008). De culturele overtuigingen van de geïnterviewde moeten in acht worden gehouden. Die geven namelijk vorm aan de normen en waarden die hun handelen motiveert. Daarom is het belangrijk om dergelijke factoren te erkennen (Bosworth, Campbell, Demby, Ferranti, & Santos, 2005). Om de beïnvloeding van de interviewer te herleiden tot een minimum, wordt er gebruik gemaakt van het advies van Harick (2010) om samen te vatten op het einde van een vraag. Meer uitleg over dit samenvatten kan worden teruggevonden bij punt 3.4.4. Het kan zijn dat de gedetineerden na het onderzoek worstelen met bepaalde vragen en/of gevoelens. Het vertellen van hun verhaal kan allerlei reacties teweegbrengen. Het is dus belangrijk om mee te geven waar zij met deze vragen terecht kunnen (Harinck,
30
2010; Schlosser, 2008). In het informed consent van dit onderzoek staat vermeld dat de gedetineerden met vragen terecht kunnen bij de sociale dienst van de gevangenis.
3.2.2 Bewakend personeel Het bewakend personeel van de gevangenis van Brugge kan opgedeeld worden in drie functies. Als eerste zijn er de Penitentiair Bewakingsassistenten (PBA), dit zijn de beambten. Zij staan in voor de bewaking op de afdelingen zelf. Als tweede zijn er de Penitentiair Bewakingsassistent-Ploegchefs (PBAP), dit zijn personen die aan het hoofd staan van een ploeg beambten. Als derde is er de Penitentiair Assistent (PA), dit is de directeur van het bewakend personeel (Hulpverlener, persoonlijke mededeling, 3 maart, 2014). De drugsvrije afdeling in de gevangenis van Brugge beschikt over een vast aantal beambten. Deze beambten vormen geen vaste ploeg, dit zorgt ervoor dat deze medewerkers soms op andere afdelingen worden ingezet. Als dit het geval is moet er een PBA van buiten de drugsvrije afdeling inspringen om de bewaking over te nemen. Daarnaast is er een PA op de drugsvrije afdeling. Deze persoon is er al sinds de oprichting van de vleugel in 2009 en neemt deel aan het onderzoek (Penitentiair Assistent, persoonlijke mededeling, 7 maart, 2014).
3.2.3 Hulpverleners De hulpverlening op de drugsvrije afdeling van Brugge wordt verzorgd door de zorgequipe. Dit was oorspronkelijk het team van de Afdeling Individuele Bijzondere Veiligheidsmaatregelen. Sinds de oprichting van de drugsvrije afdeling ‘D-Side’ verdeelt de equipe zijn tijd tussen de twee afdelingen (Hulpverlener, persoonlijke mededeling, 3 maart, 2014). De zorgequipe bestaat uit een coördinator, een maatschappelijk assistent, een opvoed(st)er en een psychiatrisch verpleegkundige. Elke hulpverlener heeft een vast aantal gedetineerden in begeleiding. Bij aankomst van een nieuwe gedetineerde op de drugsvrije afdeling wordt gekeken wie de rol van meter/peter op zich kan nemen. Wanneer gedetineerden het nodig vinden, kunnen zij ook een beroep doen op iemand anders van de zorgequipe (Hulpverlener, persoonlijke mededeling, 5 maart, 2014).
3.3 Setting: de gevangenis van Brugge De gevangenis van Brugge is gebouwd in de jaren ’80 en is in gebruik genomen begin jaren ’90. In eerst instantie was er plaats voor 598 gedetineerde, 504 mannen en 94 vrouwen. De cijfers van de laatste jaren geven aan dat er sprake is van overbevolking. In 2012 werden er 2227 inkomende gedetineerden geregistreerd, dit geeft aan dat er naast overbevolking ook sprake is van een groot verloop binnen de gevangenispopulatie waarbij gedetineerden vrij worden gelaten en nieuwe worden opgesloten. Doordat het penitentiair complex gebouwd is in de vorm van een kruis met daarop kamvormige armen, is het mogelijk om te werken met kleine leefgroepen. In de praktijk vertaalt zich
31
dit in een gemeenschappelijk moment ’s avonds waarop gedetineerden zich in de polyvalente zaal mogen begeven. In het gebouw bevinden zich cellen, polyvalente zalen, bureaus, kledingdepots, gespreksruimtes, een sport- en fitnesszaal, lokalen voor erediensten, een toneelzaal, bibliotheek, praktijkruimte en een educatief centrum met 4 leslokalen en een leskeuken. Elke afdeling in het penitentiair complex bestaat uit een aantal secties met cellen (Vlaamse Overheid, 2012). De afdelingen: -
-
Afdeling Mannen 1: lang gestrafte gedetineerden (>5 jaar). Onder deze afdeling valt ook: het Medisch Centrum, de Afdeling Individuele Bijzondere Veiligheidsmaatregelen (AIBV) en de Beperkte Detentie. Afdeling Mannen 2: beklaagden en kort gestrafte gedetineerden (tot 5 jaar). Afdeling Vrouwen: kort en lang gestrafte gedetineerden en geïnterneerden. Omdat de zorg meer inhoudt dan enkel het medisch luik, worden deze vrouwen op hun afdeling begeleid en ondersteund door een zorgteam. Ook zwangere vrouwen en moeders met kinderen tot 3 jaar verblijven op deze afdeling in een aparte sectie. Op de vrouwenafdeling bevindt zich ook de drugsvrij afdeling ‘D-Side’ (Vlaamse Overheid, 2012).
De interviews worden afgenomen in de gevangenis zelf, op de drugsvrije vleugel die zich bevindt op de afdeling van de vrouwen.
3.4 Data-verzameling 3.4.1 Kwalitatief onderzoek De verscheidenheid aan leefwerelden zorgt ervoor dat de onderzoeker geconfronteerd wordt met veel nieuwe sociale contexten en perspectieven. Wanneer de vraag gesteld wordt om deze perspectieven en contexten na te gaan, kan de onderzoeker niet terug vallen op traditioneel onderzoek. Het opstellen en toetsen van een hypothese zal niet voldoende zijn om deze vraag rond deze perspectieven te beantwoorden. Dit type vragen dient op een inductieve manier benaderd te worden. Dit wil zeggen dat de vraag beantwoord moet worden door het nagaan en begrijpen van persoonlijke ervaringen en situaties van de participanten. Dit kan aan de hand van kwalitatieve onderzoeksmethodieken, zoals interviewen (Flick, 2014). Wanneer vanuit deze beschouwing gekeken wordt naar deze masterproef blijkt dat kwalitatief onderzoek een antwoord kan bieden op de tweede onderzoeksvraag “Hoe beleven de betrokkenen de werking van de drugsvrije afdeling?”. Het antwoord bestaat namelijk uit de persoonlijke ervaringen van de participanten. Een volgende stap is het kiezen van de geschikte kwalitatieve onderzoeksmethodiek. Glesne (2011) raadt aan een techniek te kiezen die past bij de onderzoeksvraag en die de kans biedt om verschillende perspectieven op het onderwerp na te gaan. Bovendien is het belangrijk om bij de keuze rekening te houden met de beschikbare tijd. Met deze richtlijnen in het achterhoofd wordt gekozen voor kwalitatief interviewen. Deze methodiek geeft zicht op de beleving van de betrokken partijen. Het legt de primaire focus op de gevoelens, gedachten, levensgeschiedenis en ervaringen van de participant
32
(Howitt, 2010). Bovendien kunnen verschillende perspectieven worden nagegaan doordat zowel gedetineerden, hulpverleners, als beambten worden bevraagd. Deze methodiek past daarnaast ook in het tijdsbestek.
3.4.2 Kwalitatief interviewen Kwalitatief interviewen biedt de mogelijkheid om veel te weten te komen over verschillende onderwerpen. De interviewer laat de geïnterviewde het meest aan het woord. Hij/zij fungeert als een gids die aan de hand van zijn/haar vragen het gesprek begeleidt. Deze vorm van interviewen wordt vaak gelinkt met semi-gestructureerde interviews (Howitt, 2010). Dergelijk interview bevindt zich op het spectrum tussen het gestructureerd interview en het vrije interview. Bij het afnemen van een gestructureerd interview wordt er mondeling een vragenlijst overlopen en is er een beperkte ruimte voor persoonlijke inbreng. Wanneer er gewerkt wordt met het vrije interview kent het gesprek zeer weinig structuur, enkel het onderwerp en enkele richtvragen zijn bepaald. Bij het semi-gestructureerd interview liggen het onderwerp en de hoofdvragen vast en is er nog veel ruimte voor het verhaal van de participant. Het situeert zich dus tussen het vrije en het gestructureerde interview (Harinck, 2010). Wanneer de onderzoeker ervoor kiest om aan de slag te gaan met semi-gestructureerde interviews dient hij/zij van start te gaan met het opstellen van het interview-schema. Dit schema wordt opgesteld aan de hand van de vragen die gesteld zullen worden. Deze vragen moeten op een heldere manier geformuleerd worden en overwegend open zijn. Dit wil zeggen dat de geïnterviewde de vragen niet kan beantwoorden met een simpele “ja” of “neen”, maar uitgenodigd wordt om het antwoord uit te breiden (Harinck, 2010). De vragenlijsten die opgesteld werden in het kader van dit onderzoek maken zoveel mogelijk gebruik van open vragen. Het middelgebruik en de demografische gegevens worden voornamelijk nagegaan door gesloten vragen. De rest van de onderwerpen worden grotendeels bevraagd door open vragen. De vragen uit de interview-schema’s van dit onderzoek werden opgesteld aan de hand van de literatuur besproken bij hoofdstuk 2, Literatuurstudie. Vooral het onderdeel over de werking van de drugsvrije vleugel ‘D-Side’ in de gevangenis van Brugge verschafte de basis om de vragen te formuleren. Daarnaast werd een beroep gedaan op de European Addiction Severity Index om de interview-schema’s te vervolledigen, een vragenlijst die belangrijke informatie over verschillende levensdomeinen van de cliënt met een drugs- of alcoholmisbruik bevraagt (Blanken, et al., 2008). De verschillende interview-schema’s kunnen bij bijlagen vier tot en met zeven worden teruggevonden.
3.4.3 Informed Consent Wanneer er op een ethische wijze onderzoek wordt gevoerd, dient rekening gehouden te worden met twee ethische principes. Enerzijds moet er sprake zijn van een voluntary consent of vrijwillige toestemming en anderzijds van een informed consent of geïnformeerde toestemming. Voluntary consent bestaat eruit dat de participant op geen enkele manier gedwongen wordt om deel te nemen aan het onderzoek. Er kan dus geen sprake zijn van dwang. Om op een verantwoordelijke wijze onderzoek te voeren is vrijwillige deelname niet voldoende. De participant moet weten waaraan hij of zij gaat
33
deelnemen. Om aan deze voorwaarde te voldoen kan er gebruik gemaakt worden van een informed consent. Dit is een geschreven overeenkomst waarin details van het onderzoek en de rechten van de participant vermeld staan. Onder de details van het onderzoek vallen onder meer de gevolgde procedures, de doelstelling van het onderzoek en het gebruik van de data. De participant dient deze overeenkomst voor het onderzoek te ondertekenen (Neuman, 2011). Het informed consent bevat volgende elementen: een identificatie van de onderzoeker, een uitnodiging voor en beschrijving van het onderzoek (doel en de procedure), de verwachte duur van het onderzoek, een verklaring van de risico’s of ongemakken verbonden aan deelname, een uitleg over mogelijke voordelen, een garantie van vertrouwelijkheid en anonimiteit, een verklaring dat de deelname volledig vrijwillig is en dat die op elk moment kan worden stopgezet zonder negatieve gevolgen, waar de participant terecht kan met vragen omtrent het onderzoek, een aanbod om een samenvatting van de resultaten te geven, wat er zal gebeuren met onderzoeksgegevens na verwerking (Council for International Organizations of Medical Sciences (CIOMS), World Health Organization (WHO), 2002; Neuman, 2011). Bovenstaande richtlijnen werden verwerkt in de informed consents die werden opgesteld in het kader van dit onderzoek. Deze informed consents kunnen bij bijlagen één tot en met drie worden teruggevonden.
3.4.4 Het afnemen van een interview Bij kwalitatief interviewen dient de interviewer drie rollen aan te nemen: die van vragensteller, die van regisseur en die van gastheer/-vrouw. In de eerste rol, die van vragensteller, moet de interviewer actief luisteren en de antwoorden van de participant evalueren. Wanneer de antwoorden niet duidelijk of compleet zijn, dient de interviewer door te vragen. In de tweede rol, die van regisseur, ligt de nadruk op de technische verantwoordelijkheid. De interviewer houdt onder andere de tijd in het oog en let op dat er niet wordt afgedwaald. In de derde rol, die van gastheer of – vrouw, ligt de nadruk op een aandachtige en respectvolle houding van de interviewer (Harinck, 2010). Deze drie rollen werden in acht genomen tijdens de interviews. Door de setting, de gevangenis van Brugge, was het niet mogelijk om het gesprek op te nemen. De antwoorden van de bevraagde personen werden tijdens het interview zelf genoteerd. Harinck (2010) raadt aan om, na het beantwoorden van een vraag, de reactie terug te koppelen naar de participant. Door samen te vatten en te bevragen of het antwoord goed wordt begrepen zorgt de onderzoeker ervoor dat de essentie wordt opgeschreven. De antwoorden werden tijdens de interviews regelmatig teruggekoppeld om de data zo correct mogelijk te noteren. Het uittypen van de interviews vond de dag van het interview zelf plaats, op die manier ging geen informatie verloren. Harinck (2010) raadt daarnaast nog aan dat men in het kader van nazorg twee zaken dient mee te delen. Enerzijds kan de participant, indien hij dit wenst, een samenvatting van de resultaten krijgen en anderzijds informeert de onderzoeker de participanten waar zij terecht kunnen met verdere vragen. Deze twee zaken werden vermeld in het informed consent.
34
3.5 Data-analyse Bij semi-gestructureerde interviews beschikt de onderzoeker over een grote hoeveelheid kwalitatief materiaal. Die informatie kan worden geordend in matrixen, een procedure die bekend is geworden door het onderzoek van Miles en Huberman in 1994. Wanneer een onderzoeker werkt met kwalitatieve gegevens dient hij na te gaan welke vorm van verwerking het materiaal het meest overzichtelijk weergeeft. Een mogelijke manier van weergave is het werken met matrixen. De gegevens worden dan op een wijze weergegeven waardoor het voor de onderzoeker eenvoudiger is om een overzicht te krijgen en conclusies te trekken. Deze conclusies zijn op die manier ook beter gegrond (Harinck, 2010; Huberman & Miles, 2002). Harinck (2010) geeft in zijn boek een concreet voorbeeld van hoe het kwalitatief materiaal in een matrix verwerkt kan worden. De rijkdom aan gegevens wordt in eerste instantie gebruikt om per geïnterviewde en per interviewvraag een bondig antwoord te formuleren, zoveel mogelijk gebruikmakend van kernwoorden. Antwoorden van verschillende respondenten worden op deze manier samenbracht wat de interpretatie van de gegevens vergemakkelijkt. Concreet wordt kolomsgewijs een overzicht verkregen van alle antwoorden op een vraag. Per rij worden alle antwoorden per respondent weergegeven. Deze structuur maakt de verwerking eenvoudiger. De matrixen van dit onderzoek kunnen bij bijlagen acht tot en met twaalf worden teruggevonden.
35
36
4
Resultaten
4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de beleving van de drugsvrije afdeling aan de hand van kwalitatieve interviews onderzocht. Zoals eerder vermeld bij punt 3.2 Participanten wordt niet op zoek gegaan naar algemeenheden. Er wordt een beeld gevormd over hoe het betrokken team en de betrokken gedetineerden het leven op de drugsvrije afdeling ervaren. Deze vaststellingen worden geformuleerd vanuit de matrixen die opgesteld zijn aan de hand van de data verkregen tijdens de interviews. Meer uitleg over de dataanalyse kan worden teruggevonden bij punt 3.5 Data-analyse. Bij het formuleren van de ervaringen wordt ervoor gekozen enkel de gegevens weer te geven die bij drie of meer participanten worden teruggevonden. Er wordt enkel onderscheid gemaakt op basis van de vragen. Dit wil zeggen dat antwoorden die bijvoorbeeld bij 2 leden van het team en 2 gedetineerden worden teruggevonden, verwerkt worden in dit hoofdstuk.
4.2 Gedetineerden Op het moment van het onderzoek verbleven achttien gedetineerden op de drugsvrije afdeling. Ongeveer twaalf met en zes zonder een verslavingsproblematiek (Penitentiair Bewakingsassistent, persoonlijke mededeling, 3 maart, 2014). Zes ex-gebruikers en twee nooit-gebruikers wilden deelnemen aan dit onderzoek. Wanneer gekeken wordt naar de reden om zich aan te melden voor ‘D-Side’ kan uit de onderzoeksgegevens worden afgeleid dat de meerderheid van de gedetineerden de stap heeft gezet door de aanwezigheid en de schadelijke gevolgen van drugs in de gevangenis. Gedetineerden met een (ex-)verslavingsproblematiek wilden een intenser druggebruik of terugval vermijden en/of een poging ondernemen om af te kicken. Gedetineerden zonder verslavingsproblematiek hebben zich aangemeld om enerzijds een initiatie met drugs te vermijden en om anderzijds te ontsnappen aan de mentaliteit van druggebruikers en het klimaat op de andere afdelingen binnen de gevangenis. “Er zijn daar [andere afdelingen binnen gevangenis] heel veel drugs, moest ik daar zitten zou er niets meer van mij overschieten na mijn straf.” (Gedetineerde) “Ik heb hier al eens gezeten, in voorarrest. Toen kwam ik verslaafder buiten dan dat ik binnenkwam. Ik zit hier [de drugsvrije afdeling] om mezelf te beschermen.” (Gedetineerde) “Ik had het gehad met die mentaliteit: verslaafden zonderen zich af, je kan er niet mee praten en er zijn veel afrekeningen” (Gedetineerde) Voor gedetineerden met een verslavingsproblematiek blijkt het zeer moeilijk te zijn om af te kicken als drugs in de gevangenis zo vrij circuleren. Dat is de reden waarom de meesten onder hen gekozen hebben om zich aan te melden voor ‘D-Side’. Daar kunnen zij hun detentie drugsvrij uitzitten en afkicken zonder in contact te komen met drugs. Op die manier beschermen zij zichzelf tegen het druggebruik in de gevangenis.
37
“Als ik het [de drugs] niet zie, heb ik het niet nodig.” (Gedetineerde) “Ik was clean toen ze me hebben opgepakt, maar dat kan ik niet volhouden in de gevangenis, er zijn daar teveel drugs. Als je een drugsprobleem hebt kan je niet weerstaan aan die verleiding, daarom heb ik mij ingeschreven voor ‘D-Side’. Hier kan ik clean blijven.” (Gedetineerde) Alle gedetineerden met een verslavingsproblematiek geven aan drugs te hebben gebruikt op hun vorige afdeling in de gevangenis. De meerderheid van de gedetineerden gaf aan dat hun gebruik erg hoog lag. Bovendien was hun gebruikspatroon binnen de gevangenis schadelijker dan dat buiten de gevangenis. “Ik gebruikte veel. Eerst speed, dan heroïne. Ik moest daar eerst niet van weten van heroïne, maar na een tijdje binnen [andere afdelingen binnen gevangenis] pak je wat je kan krijgen.” (Gedetineerde) “Ik gebruikte de hele dag door heroïne, maar net genoeg om normaal te kunnen doen” (Gedetineerde) De antwoorden op de vraag rond aanmelding en de vraag rond de beleving van het verblijf geven aan dat het gunstig regime een rol speelt bij aanmelding. Gedetineerden stellen dat de voordelen zoals de beschikbare faciliteiten, de recreatieve activiteiten en de vrijheid op de sectie een groot pluspunt vormen bij de werking van ‘D-Side’.
4.3 Team van de drugsvrije afdeling In het kader van dit onderzoek was het mogelijk om twee Penitentiair Bewakingsassistenten, twee hulpverleners van de zorgequipe en de Penitentiair Assistent te bevragen. De meesten geven aan dat zij hebben gesolliciteerd omdat de werking van ‘D-Side’ hen interesseerde. Zij wilden graag deel uitmaken van het initiatief om zo gemotiveerde gedetineerden te ondersteunen op weg naar herstel. Het verlenen van hulp sprak de meesten aan. “Er zijn hier [de drugsvrije afdeling] mensen die vooruit willen in het leven. Dat vind ik goed, ik wil hen daarbij helpen.” (Penitentiair Bewakingsassistent) “Dat herstelgericht werken sprak mij aan, ik wilde deze mensen helpen met hun verslavingsproblematiek.” (Penitentiair Assistent) Alle bevraagden uit het team van ‘D-Side’ geven aan dat zij het druggebruik in de gevangenis al hebben opgemerkt. Dit uit zich in het gedrag en het voorkomen van de gedetineerden. Afhankelijk van het soort middel gedragen zij zich anders. Deze vraag werd ook gesteld aan twee gedetineerden van ‘D-Side’ die geen verslavingsproblematiek hebben. Beiden geven aan het druggebruik opgemerkt te hebben, vooral aan het gedrag van de gedetineerden dat sterk varieert afhankelijk van het soort drugs.
38
“Je kan zien aan het gedrag van de gedetineerden wanneer ze gebruikt hebben. Hun gedrag verschilt ook door het soort drugs dat ze nemen. Soms zijn ze kalmer, andere keren zijn de opgefokt. Je kan het ook zien aan hun ogen.” (Penitentiair Bewakingsassistent) Daarnaast brengt het druggebruik in de gevangenis een gevaarlijk handel met zich mee. Die drugshandel kan resulteren in schulden, afpersingen en afrekeningen onder de gedetineerden. Die onderlinge spanningen uiten zich in een negatief klimaat met veel agressie. Wanneer gevraagd werd aan de deelnemers uit het team van ‘D-Side’ of de werkervaring op de drugsvrije afdeling een andere invloed heeft dan die op andere gevangenisafdelingen, was het antwoord unaniem ‘ja’. Er kwam aan bod dat de sfeer losser is. Door het vrijer klimaat ligt de focus minder op het bewaken en het controleren. De gedetineerden zijn toegankelijker en er is meer communicatie tussen gedetineerden en het team van ‘D-Side’, enerzijds door hun nuchtere toestand en anderzijds door het vrijere klimaat op de afdeling. “Door het losser regime op de drugsvrije afdeling is de contactmogelijkheid met de gedetineerden groter, je kan dus beter werken aan de band met de gedetineerden. Ze laten dit ook meer toe dan op andere afdelingen binnen de gevangenis.” (Hulpverlener) De meerderheid van de participanten geeft aan dat zij door hun ervaring over voldoende kennis beschikken om om te gaan met de gedetineerden met een verslavingsproblematiek. Toch geven alle deelnemers daarnaast aan dat extra bijscholing een meerwaarde zou kunnen vormen. Het team zou graag bijgeschoold worden over nieuwe ontwikkelingen op vlak van drugs en druggebruik, over de verschillende verschijningsvormen van allerlei soorten drugs en over het proces van afkicken en terugval. Wanneer het team geconfronteerd wordt met een probleem waar ze geen antwoord op kunnen formuleren zou het betrekken van expertise van buitenaf een pluspunt zijn. Een algemene opfrissing van de opleiding die zij bij het begin van hun tewerkstelling hebben gekregen is wenselijk. “Er is nood aan een opfrissing van de basisinformatie en bijscholing over nieuwe ontwikkelingen op vlak van drugs, dat is belangrijk om correct te kunnen inspelen op de problematiek.” (Hulpverlener)
4.4 Gedetineerden en het team van ‘D-Side’ Onderstaande vragen werden aan alle participanten gesteld. Op die manier kan een vergelijking worden gemaakt tussen de antwoorden van de gedetineerden en de antwoorden van het team van ‘D-Side’.
39
4.4.1 ‘D-Side’ en andere gevangenisafdelingen Gedetineerden geven aan dat het verblijf op de drugsvrije afdeling totaal anders is dan op de andere afdelingen binnen de gevangenis. Zo stellen gedetineerden dat er op de drugsvrije afdeling een gunstiger regime is. Gedetineerden hebben meer vrijheid op de sectie en zitten veel minder opgesloten in hun cel. “Hier [de drugsvrije afdeling] heb ik minder een gevangenisgevoel. Het lijkt hier meer op een internaat.” (Gedetineerde) “De drugsvrije afdeling heeft voor mij meer de uitstraling van een strenge leefgroep.” (Hulpverlener) Daarnaast is er veel minder geweld door de nultolerantie op vlak van agressie. Wanneer een gedetineerde agressief gedrag stelt, kan die naar de gewone afdeling worden teruggestuurd. “Er is hier [de drugsvrije afdeling] een heel ander contact dan binnen [andere afdelingen binnen gevangenis]. Er is geen agressie, iedereen is kalmer. Hier moet je je handen in je zakken houden” (Gedetineerde) Bovendien hebben de gedetineerden het gevoel veel meer op hun verantwoordelijkheden te worden aangesproken. Dit uit zich in de leefregels en de huishoudelijke taakverdeling. Op de afdeling kunnen gedetineerden gebruik maken van een aantal faciliteiten, zoals een fitnessruimte en een keuken. Verder werken de gedetineerden van de drugsvrije afdeling meer dan gedetineerden van andere afdelingen. Dit vinden zij een goede zaak ten eerste doordat zij werken beschouwen als een zinvolle tijdbesteding die ten goede komt aan hun zelfbeeld en ten tweede doordat zij geld verdienen. Hetgeen de gedetineerden aangeven ligt voor een groot deel in dezelfde lijn met wat het team van ‘D-Side’ aangeeft. Volgens het team is het verblijf anders door de vrijere omgeving. Daarnaast worden gedetineerden meer op hun verantwoordelijkheid aangesproken door middel van de huishoudelijke taakverdeling en hebben zij meer faciliteiten voorhanden. De betrokken zijn tevreden over de medische zorg op ‘D-Side’. Wat de hulpverlening betreft komen de antwoorden van de gedetineerden opnieuw overeen met die van het team van ‘D-Side’. Beiden geven aan dat de hulpverlening te weinig aanwezig is in de werking van de drugsvrije afdeling, dit geldt zowel voor externe als interne hulpverlening. De zorgequipe voorziet in individuele gesprekken maar vaak is daar onvoldoende tijd voor. Een aantal gedetineerden vermeldt verder nog de lessen terugvalpreventie, georganiseerd door het Ambulant Centrum De Kiem. Deze terugvalpreventie vinden de gedetineerden nuttig al zou een individuele formule beter zijn door het tekort aan vertrouwen tussen de gedetineerden van de drugsvrije afdeling. “Er is te weinig steun hier [de drugsvrije afdeling] om te leren leven zonder drugs.” (Gedetineerde) “De terugvalpreventie is niet altijd interessant, maar de helft van de keren pak ik er toch iets van op.” (Gedetineerde)
40
Op het vlak van de omgeving geven zowel de gedetineerden als het team van ‘D-Side’ aan dat er sprake is van een kalmere en aangenamere omgeving. Bovendien benadrukken de gedetineerden het belang van de afgescheiden ligging van de afdeling. Het uitblijven van confrontatie met drugs en andere gedetineerden ervaren zij als een grote meerwaarde. “Er is hier [de drugsvrije afdeling] meer rust en kalmte. ’s Avonds en ’s nachts roept niemand.” (Gedetineerde) Verder vinden gedetineerden het feit dat ‘D-Side’ drugsvrij is een goede zaak, dit helpt hen bij het drugsvrij leven. Het ter beschikking hebben van een keuken komt opnieuw aan bod in de reacties van de gedetineerden. De antwoorden van de gedetineerden op de vraag of de invloed van de medegedetineerden anders is op de drugsvrije afdeling geven aan dat er minder geweld is door de nultolerantie op vlak van agressie. Deze agressie kan zich wel uiten in onderhuidse spanningen. “Hier [de drugsvrije afdeling] moet je op een andere manier reageren op problemen door de nultolerantie van agressie. Dat zorgt soms voor spanningen en hypocriete spelletjes.” (Gedetineerde) Daarnaast geven de gedetineerden aan dat zij op de drugsvrije afdeling in groep moeten leven. Het leven in groep is soms moeilijk, maar biedt ook leerkansen. Gedetineerden geven bijvoorbeeld aan dat ze door het leven in groep flexibeler leren zijn, hun verantwoordelijkheden meer nakomen en zichzelf beter kunnen voorbereiden op het leven in de vrije samenleving waar zij ook in contact zullen komen met andere mensen. “Het leven in groep heeft goede en slechte kanten, het is soms echt moeilijk voor mij. Maar het is een belangrijke leerkans om opnieuw te leren omgaan met andere mensen, want binnen [andere afdelingen binnen gevangenis] ben je meestal alleen.” (Gedetineerde) Verder is de communicatie tussen gedetineerden anders. Wanneer een persoon nuchter is, verlopen gesprekken vlotter. Een aantal participanten geeft aan dat er op de drugsvrije afdeling gedetineerden verblijven die zich enkel hebben aangemeld voor het gunstig regime en niet om af te kicken. Sommige gedetineerden storen zich aan deze extrinsieke motivatie en stellen dat de drugsvrije afdeling voorbehouden zou moeten zijn voor mensen met een verslavingsproblematiek. Andere gedetineerden storen zich niet aan deze motivatie. “Ik stoor mij aan de mensen die hier alleen zitten voor de voordelen. Als je hier bent moet je meespringen op de kar en die niet afremmen.” (Gedetineerde) Het team van ‘D-Side’ geeft aan dat zij merken dat gedetineerden gemotiveerder zijn dan op andere afdelingen binnen de gevangenis. Ze nemen actiever deel aan het dagelijks leven. Een mogelijke reden hiervoor is het hebben van een doel, namelijk het drugsvrij zijn. Daarnaast geeft het team aan dat zij vlotter doordringen tot de gedetineerden. Zij zijn nuchter en het contact en de communicatie verloopt vlotter. Het team kan hierdoor een betere band opbouwen met de gedetineerden.
41
“Met deze gedetineerden [van de drugsvrije afdeling] kan je aan de slag gaan. Ze hebben een doel voor ogen en hebben minder die ‘laissez-faire’ attitude.” (Hulpverlener)
4.4.2 Hoe ‘D-Side’ drugsvrij houden De meningen over hoe ‘D-Side’ drugsvrij moet worden gehouden, komen grotendeels overeen tussen de gedetineerden en het team van ‘D-Side’. Zo zijn beiden het eens dat het toezicht op de drugsvrije afdeling consequenter moet worden. Op die manier weten alle betrokkenen welke consequenties op een bepaald gedrag volgen. Dit maakt het testen van de leefregels overbodig. Daarnaast raden beide groepen participanten strengere urinecontroles aan. Een aantal gedetineerden geven aan dat er geknoeid kan worden met de urine. De gedetineerden raden verder aan om de afdeling regelmatig te doorzoeken van met behulp van drugshonden, dit zou helpen bij het drugsvrij houden van de afdeling. Tenslotte zijn beide groepen het er over eens dat er meer ingezet moet worden op de drughulpverlening en individuele gesprekken. Op die manier worden gedetineerden beter ondersteund bij het stoppen met drugs. Als de gedetineerde voldoende ondersteund en gemotiveerd wordt bij het stoppen met drugs, zal de drang om drugs binnen te smokkelen verminderen. Een aantal van de gedetineerden gaf daarbij aan dat de afdeling niet steeds volledig drugsvrij is en dat de term drugsarm meer van toepassing is. “Gevangenen met een drugsprobleem moet meer worden ondersteund bij het stoppen met drugs. Als ze zelf willen stoppen zullen ze niets meenemen van drugs. Als ze wel drugs willen, zullen ze toch altijd een manier vinden om het mee te smokkelen.” (Gedetineerde)
4.4.3 Adviezen voor een betere werking Zowel de gedetineerden als de leden van het team van ‘D-Side’ vinden meer hulpverlening op de drugsvrije afdeling wenselijk. De manier waarop deze hulpverlening vorm zou moeten krijgen verschilt tussen de participanten. Als aanbeveling kwam een stijging in het aantal individuele gesprekken, een uitbreiding van de zorgequipe, het betrekken van externe drughulpverlening en het uitnodigen van ervaringsdeskundigen aan bod. Zowel interne als externe hulpverlening moeten meer naar voor gebracht worden in de werking. Beide groepen participanten zijn het er verder over eens dat er een consequentere aanpak moet komen bij overtreding van de leefregels van ‘D-Side’. Gedetineerden en het team van ‘D-Side’ stellen dat er een vaste ploeg Penitentiair Bewakingsassistenten gevormd moeten worden. Zo wordt vermeden dat er Penitentiair Bewakingsassistenten op de afdeling staan die de werking van de drugsvrije afdeling niet kennen. Dit zorgt er namelijk voor dat de dagelijkse werking van de afdeling wordt verstoord en dit zorgt voor spanningen onder de gedetineerden. “Soms zitten hier chefs [beambten] die niets afweten van de werking van de drugsvrije afdeling. Dan loopt van alles fout en gaan de deuren bijvoorbeeld niet op tijd open en dat vindt iedereen [gedetineerden] lastig.” (Gedetineerde)
42
De gedetineerden vinden dat er meer gewerkt moet worden rond nazorg bij vrijlating. Het is een te grote stap om alleen te zetten. Nazorg zou kunnen helpen met de uitdagingen waarmee zij geconfronteerd zullen worden eens zij vrij zijn. “Er moet hulpverlening zijn bij je vrijlating. Anders doe je hier al dat werk om af te kicken en wordt je bij vrijlating toch voor de leeuwen gesmeten als je geconfronteerd wordt met drugs en de moeilijkheden van het gewone leven.” (Gedetineerde)
43
44
5
Discussie
5.1 Inleiding Tijdens het onderzoek om de beleving van de betrokken partijen van de drugsvrije vleugel ‘D-Side’ na te gaan komen verschillende onderwerpen aan bod. Concreet worden twee onderzoeksvragen geformuleerd. Enerzijds wordt de werking van de drugsvrije afdeling toegelicht en wordt gekeken naar initiatieven om drugs in gevangenissen tegen te gaan. Er wordt nagegaan hoe deze twee zich tegenover elkaar verhouden. Anderzijds wordt de beleving van de betrokkenen onderzocht door middel van kwalitatieve interviews. In het eerste stuk van dit hoofdstuk wordt van start gegaan met een terugkoppeling van de belangrijkste bevindingen. Vervolgens wordt de link tussen deze bevindingen gelegd. In het tweede deel worden aanbevelingen geformuleerd voor de praktijk en het beleid. Aansluitend worden de beperkingen van dit onderzoek toegelicht om vervolgens over te gaan tot een aanzet voor vervolgonderzoek.
5.2 Perspectieven op drugs in de gevangenis 5.2.1 Doelgroep en beleid Gedetineerden bevinden zich in de gevangenis in een risicovolle context, waarin zij benadeeld worden door hun verslavingsproblematiek en door de gebrekkige gezondheidssituatie (Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, 2012). Toch kan detentie voor deze gedetineerden een unieke gelegenheid vormen om in contact te komen met de hulpverlening (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, 2007; Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, 2012; Griffiths, Nilson, Carpentier, & Merino, 2003). Deze moet inspelen op de noden van de gedetineerden. Zij hebben behoefte aan een meervoudige hulpverlening die gelijkwaardig is met die van de vrije samenleving en die geboden wordt in een goede omgeving (Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, 2013; Gillespie, 2005; Lines, 2006). Bovendien hebben deze gedetineerden behoefte aan nazorg bij vrijlating uit de gevangenis (Griffiths, Nilson, Carpentier, & Merino, 2003). Het Europees drugsbeleid tracht een antwoord te formuleren op hun noden en toont aan dat het recht van gedetineerden met een verslavingsproblematiek op een continue en toegankelijke hulpverlening steeds meer wordt benadrukt. Deze hulpverlening dient gelijkwaardig te zijn met die van de vrije samenleving en moet zich richten naar verschillende levensdomeinen (European Commission, 2012). Volgens de Verenigde Naties moet er daarnaast ingezet worden op de strijd tegen corruptie, overbevolking en drugshandel in de gevangenissen. Op die manier kan worden voorzien in een gepast klimaat (United Nations, 2009). Daarnaast moet bij vrijlating worden voorzien in een naadloze overgang van de hulpverlening in de gevangenis naar die in de vrije samenleving (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, 2012). Wanneer gekeken wordt naar het penitentiair drugsbeleid in België kan vastgesteld worden dat de pijlen in eerste instantie op preventie van druggebruik en drugsgerelateerde problemen worden gericht. In tweede instantie wordt gefocust op de hulpverlening voor gedetineerden met een verslavingsproblematiek (Federale Overheidsdienst Justitie, 2006). Daarnaast moet
45
volgens het Belgisch drugsbeleid de vrijlating zo goed mogelijk worden voorbereid door alle betrokken diensten. België deelt met dit beleid de Europese visie waarbij voorkeur wordt gegeven aan preventie en hulpverlening (Permanente Coördinatie Algemene Cel Drugsbeleid, 2010). Beiden benadrukken daarnaast het belang van nazorg bij vrijlating van gedetineerden (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, 2012; Federale Overheidsdienst Justitie, 2006). Het Europees en Belgisch drugsbeleid formuleren een antwoord op een aantal van de bovenstaande noden van de gedetineerden. Zo benadrukt het beleid het belang van een integrale hulpverlening die gelijkwaardig is met die buiten de gevangenis en plaatsvindt binnen een goede context. Bovendien stopt deze hulpverlening niet bij vrijlating maar loopt door zodat de gedetineerden ondersteund worden bij de confrontatie met de vrije samenleving (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, 2012; Federale Overheidsdienst Justitie, 2006; Griffiths, Nilson, Carpentier, & Merino, 2003).
5.2.2 ‘D-Side’ en andere initiatieven Onderzoek rond gezondheid en druggebruik in het penitentiair milieu geeft aan dat specifieke regimes gekarakteriseerd moeten worden door drie componenten: ten eerste dienen deelnemende gedetineerden een contract te ondertekenen waarbij zij zich verbinden met abstinentie, ten tweede worden er urinetesten afgenomen om na te gaan of het contract wordt nageleefd en ten derde dient men oog te hebben voor de psychosociale ondersteuning van de gedetineerden en moeten gemeenschappelijke activiteiten worden georganiseerd (De Maere, Hariga, Bartholeyns, & Vanderveken, 2000). Een aantal van deze componenten wordt teruggevonden in de richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie omtrent gezondheidszorg in de gevangenissen. Ook daarin wordt een drugsvrije afdeling omschreven als een initiatief waarbij gedetineerden zich vrijwillig aanmelden voor een drugsvrije detentie. Zij verbinden zich door middel van een contract aan het drugsvrij zijn en aan regelmatige drugstesten. Op de afdeling kunnen gedetineerden genieten van een gunstiger regime (Møller, Stöver, Jürgens, Gatherer, & Nikogosian, 2007). De werking van de drugsvrije afdeling ‘D-Side’ wordt hier eveneens door gekenmerkt. Zo melden gedetineerden zich vrijwillig aan, ondertekenen zij een contract, verbinden zij zich met het drugsvrij zijn, laten zij drugstesten toe en kunnen zij genieten van een gunstiger en drugsvrij klimaat met meer activiteiten en faciliteiten (Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen , 2010; Vlaamse Overheid, 2012). Er kan dus worden geconcludeerd dat ‘D-Side’ zich met zijn kenmerken in dezelfde lijn bevindt als de richtlijnen verschaft door onderzoek en de gids voor gezondheidszorg in de gevangenissen van de Wereldgezondheidsorganisatie. ‘D-Side’ wordt in het volgend stuk naast richtlijnen uit internationale initiatieven tegen drugs in gevangenissen geplaatst. Zo kan worden nagegaan hoe de werkingen zich tegenover elkaar verhouden. Wanneer gekeken wordt naar de internationale initiatieven is één van de eerste zaken die aan bod komt het positief bekrachtigen van gewenst gedrag bij gedetineerden. Dit kan zowel bij project BRITE in de Verenigde Staten (Burdon, De Lore, & Prendergast, 2011) als bij het initiatief van het Verenigd Koninkrijk worden teruggevonden (Trace, 1998). Deze positieve bekrachtiging kan bij de werking van ‘D-Side’ worden aangetroffen in de steun die wordt geboden door de individuele peter of meter van de gedetineerde (Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen , 2010). Gedetineerden van de drugsvrije afdeling geven aan dat de hulpverlening niet voldoende aanwezig is. Velen van hen zien hun peter of meter in hun beleving te weinig.
46
Dit wordt ook teruggevonden in de reacties van de zorgequipe van ‘D-Side’ die aangeven te weinig tijd te hebben voor individuele gesprekken. Uit de interviews kan worden geconcludeerd dat er in de praktijk te weinig ruimte is voor deze positieve bekrachtiging. Het Drug-Free Zone Project in de Verenigde Staten raadt als eerste een adequaat drugsbeleid aan (Holsinger, 2002). Bij ‘D-Side’ verschaft de omzendbrief met betrekking tot de drugsproblematiek in de gevangenissen van 2006 dit beleid (Federale Overheidsdienst Justitie, 2006). Daarnaast beschikt ‘D-Side’ over zijn eigen directie (Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen , 2010). Een tweede richtlijn is het voorzien van gepaste testen (Holsinger, 2002). Bij ‘D-Side’ kan die teruggevonden worden in de vorm van urinetesten die regelmatig worden afgenomen bij de gedetineerden (Vlaamse Overheid, 2012). Een laatste advies uit het Drug-Free Zone Project is het voorzien van kwalitatieve drughulpverlening (Holsinger, 2002). Deze hulpverlening kan bij ‘D-Side’ worden aangetroffen in de werking van de zorgequipe en de terugvalpreventie aangeboden door het Ambulant Centrum De Kiem (DirectoraatGeneraal Penitentiaire Inrichtingen , 2010). De gedetineerden van de drugsvrije afdeling geven aan dat de lessen terugvalpreventie nuttig maar ontoereikend zijn; net zoals de beschikbare tijd van de zorgequipe in hun beleving niet voldoende is. Alle gedetineerden geven aan dat de hulpverlening een groter gewicht moet krijgen. Dit wordt trouwens ook aangegeven door het team van ‘D-Side’, zowel wat de externe als de interne hulpverlening betreft. De werking van ‘D-Side’ voldoet dus niet volledig aan deze derde richtlijn. Een bijkomende absolute voorwaarde van het Drug-Free Zone Project is het drugsvrij zijn van de omgeving waarin de gedetineerden verblijven (Holsinger, 2002). Bij de werking van ‘D-Side’ wordt dit voorzien door drugscontroles, de afgescheiden ligging van de afdeling en het contract dat gedetineerden ondertekenen om zich te verbinden met het drugsvrij zijn (Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen , 2010; Vlaamse Overheid, 2012). De gedetineerden van de drugsvrije afdeling geven de voorkeur aan de term drugsarm in de plaats van drugsvrij. Naast de bovenvermelde middelen om de afdeling drugsvrij te houden raden zij aan om te werken rond ondersteuning van gedetineerden. Eens zij door de hulpverlening gemotiveerd worden om geen drugs meer te gebruiken zullen zij die ook niet binnensmokkelen. Wanneer opnieuw wordt gekeken naar het Verenigd Koninkrijk komt het belang van een samenwerking tussen de penitentiaire instelling en de externe drughulpverlening aan bod (Møller, Stöver, Jürgens, Gatherer, & Nikogosian, 2007). Bij de werking van ‘D-Side’ kan deze samenwerking teruggevonden worden bij de terugvalpreventie van het Ambulant Centrum De Kiem (Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen , 2010). Het team van ‘D-Side’ geeft aan dat bijkomende externe hulpverlening wenselijk zou zijn. Expertise van buitenaf beschouwen zij als een meerwaarde. Volgens initiatieven in het Verenigd Koninkrijk is het ondertekenen van een contract om zich te verbinden aan het drugsvrij zijn belangrijk (Trace, 1998). Dit contract wordt bij de werking van ‘D-Side’ ook teruggevonden (Vlaamse Overheid, 2012). Het initiatief van Denemarken toont het belang van een gescheiden locatie aan. De afdeling en de gedetineerden moeten gescheiden zijn van de rest van de gevangenis (Kolind, Frank, & Dahl, 2010). Wanneer gekeken wordt naar ‘D-Side’ kan vastgesteld worden dat voldaan wordt aan deze richtlijn. ‘D-Side’ bevindt zich op de vrouwenafdeling van de gevangenis van Brugge bijgevolg zijn de gedetineerden fysiek gescheiden van de rest van de gevangenispopulatie (Vlaamse Overheid, 2012). Gedetineerden van de drugsvrije afdelingen vinden deze scheiding een goede zaak. Zij hebben het gevoel dat
47
zij beter tegen de schadelijke gevolgen van drugs in de gevangenis worden beschermd. De Penitentiair Assistent van de drugsvrije afdeling zou een volledig afgescheiden sectie, bijvoorbeeld een apart gebouw op het penitentiair domein, nog beter vinden. Volgens de werking in Denemarken zou de hulpverlening continue aanwezig moeten zijn en ondersteund worden door professionele hulpverleners (Kolind, Frank, & Dahl, 2010). Bij ‘D-Side’ worden de gedetineerden ondersteund door een zorgequipe die niet continu aanwezig is (Hulpverlener, persoonlijke mededeling, 3 maart, 2014). Zowel gedetineerden als het team van ‘D-Side’ geven aan dat de hulpverlening prominenter moet zijn in de dagelijkse werking. Verder is er geen vaste periode van verblijf in ‘D-Side’ vastgelegd zoals aangeraden wordt door het initiatief in Denemarken. Een therapeutisch luik wordt wel voorzien door de zorgequipe en het Ambulant Centrum de Kiem (Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen , 2010). Uit de interviews blijkt dat de betrokkenen van ‘D-Side’ dit luik te weinig aantreffen in de werking van de drugsvrije afdeling. Onderzoek in Spanje toont aan dat motivatie een belangrijke pijler is bij het volhouden van de hulpverlening. Deze motivatie mag extrinsiek zijn (Casares-López, et al., 2013). Op de drugsvrije afdeling van Brugge is er een gunstiger regime (Vlaamse Overheid, 2012). Het aantrekken van gedetineerden die zich enkel aanmelden om hiervan te kunnen genieten is dus geen probleem. Het vormt geen hinder voor de gedetineerde zelf, maar uit de interviews blijkt dat andere gedetineerden zich daar wel aan storen. In hun beleving verstoren de mensen met extrinsieke motivatie de werking van ‘D-Side’. Het initiatief in Spanje toont aan dat het betrekken van de familie van de gedetineerden belangrijk is voor het volhouden van de hulpverlening (Casares-López, et al., 2013). De werking van ‘D-Side’ erkent dit belang ook en probeert de banden met de familie te versterken (Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen , 2010). Een aantal gedetineerden met familie geeft aan dat zij de activiteiten die ‘D-Side’ organiseert om familie te betrekken, zeer waarderen. Het Compulsory Drug Treatment Correctional Center in Australië raadt aan om de werking aan te passen aan de noden van de gedetineerden (Birgden & Grant, 2010). Het team van ‘D-Side’ is opgeleid zodat het een gepast antwoord kan formuleren op deze specifieke noden (Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen , 2010; Vlaamse Overheid, 2012). Daarnaast voorziet het project in Australië in een goed onderbouwde en langdurige nazorg (Birgden & Grant, 2010). De nazorg die wordt voorzien bij vrijlating voor de gedetineerden van de drugsvrije afdeling van de gevangenis van Brugge is volgens de betrokken partijen niet voldoende (gedetineerden, persoonlijke mededeling, 5 maart, 2014). Uit de beleving van de gedetineerden blijkt dat zij de vrijlating een te grote stap vinden om alleen te nemen. Zij hebben het gevoel dat zij de uitdagingen die komen kijken bij het opnieuw vrij zijn niet alleen aankunnen. Deze visie wordt gedeeld door de Penitentiair Assistent die het tekort aan nazorg als een gebrek beschouwt. De gedetineerden kunnen een beroep doen op hulpverlening bij vrijlating, maar veel moet van de gedetineerden zelf komen. De nazorg zou meer aanklampend en intensiever moeten zijn dan nu het geval is. Uit de vergelijking van ‘D-Side’ met andere initiatieven kan geconcludeerd worden dat de werkingen in dezelfde lijn liggen. Zo wordt voorzien in een adequaat drugsbeleid aan de hand van de omzendbrief met betrekking tot de drugsproblematiek in de gevangenissen van 2006 (Federale Overheidsdienst Justitie, 2006). Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van gepaste drugstesten en is de drughulpverlening betrokken bij de werking van ‘D-
48
Side’. De gedetineerden verblijven bovendien in een drugsvrije omgeving en verbinden zich tot het drugsvrij zijn door middel van het ondertekenen van een contract (Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen , 2010; Vlaamse Overheid, 2012). De hulpverlening die reeds aanwezig is zou meer versterkt kunnen worden om te voorzien in een betere ondersteuning (Kolind, Frank, & Dahl, 2010). Tenslotte moet meer ingezet worden op nazorg bij vrijlating van de gedetineerden (Birgden & Grant, 2010).
5.2.3 Beleving van de betrokkenen van ‘D-Side’ Aan de hand van de resultaten van de interviews wordt een beeld gevormd van de beleving van de drugsvrije afdeling in de gevangenis van Brugge. Zo blijkt dat de meeste gedetineerden zich aanmelden om hun detentie drugsvrij uit te zitten. De gedetineerden willen zich beschermen tegen het druggebruik op de andere afdelingen en willen genieten van het gunstig regime van ‘D-Side’. Uit de antwoorden van de leden van het team van ‘D-Side’ blijkt dat het hulpverlenend aspect van de drugsvrije afdeling een rol speelde bij het solliciteren. Het team wil de gemotiveerde gedetineerden ondersteunen op weg naar een drugsvrij leven. De werkervaring van het team op de drugsvrije afdeling verschilt met de werkervaring op andere afdelingen binnen de gevangenis. Zo is er sprake van een vrijer klimaat en een vlottere omgang met de gedetineerden. De meerderheid van de respondenten geeft aan zich voldoende bekwaam te voelen om te werken op de drugsvrije afdeling door hun persoonlijke ervaring, al is extra bijscholing zeker wenselijk. Wanneer gevraagd wordt aan de participanten wat zij als anders ervaren op de drugsvrije afdeling in vergelijking met de andere secties binnen de gevangenis komen verschillende zaken aan bod. Op vlak van verblijf geven zowel gedetineerden als het team aan dat de sfeer er helemaal anders is en het klimaat veel vrijer. Daarnaast worden gedetineerden meer aangesproken op hun verantwoordelijkheden en kunnen zij meer gebruik maken van extra faciliteiten. De gedetineerden geven aan de er minder agressie is op de drugsvrije afdeling. Beide groepen participanten zijn het er over eens dat er te weinig hulpverlening aanwezig is, het aanbod is minimaal. Daarnaast vinden beide groepen deelnemers dat de omgeving van de afdeling aangenaam is. De gedetineerden beschouwen de afgescheiden ligging en het drugsvrij zijn van de afdeling als positief. Volgens de bevraagde leden van het team van ‘D-Side’ zijn de gedetineerden gemotiveerder dan op andere afdelingen binnen de gevangenis. De communicatie verloopt vlotter en het team dringt beter door tot de gedetineerden. Gedetineerden zelf geven aan dat het leven in groep niet altijd even eenvoudig is. Het groepsleven heeft zijn voor- en nadelen. Er is volgens hen sprake van een daling van onderlinge agressie en er is meer communicatie.
5.3 Aanbevelingen voor praktijk en beleid In het voorlaatste deel van deze masterproef worden aan de hand van de literatuurstudie en de resultaten van de kwalitatieve interviews adviezen geformuleerd. Ten eerste betreffende de werking van de drugsvrije afdeling ‘D-Side’ en ten tweede betreffende het penitentiair drugsbeleid.
49
5.3.1 Praktijk Uit de literatuurstudie en de reacties van de deelnemers kunnen aanbevelingen worden geformuleerd betreffende de werking van de drugsvrije afdeling ‘D-Side’. Vanuit de literatuur wordt meer samenwerking tussen het gevangeniswezen en de externe drughulpverleningsorganisaties aangeraden (Møller, Stöver, Jürgens, Gatherer, & Nikogosian, 2007) en zou de hulpverlening meer aanwezig moeten zijn op de afdeling zelf (Kolind, Frank, & Dahl, 2010). Bovendien zou de hulpverlening multidimensionaal moeten zijn en oog hebben voor de specifieke noden van de gedetineerden (Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, 2013). Daarnaast zou er gewerkt moeten worden rond een intensievere nazorg, zodat gedetineerden beter ondersteund worden bij hun vrijlating (Birgden & Grant, 2010). Deze conclusies kunnen ook teruggevonden worden in de reacties van de betrokkenen van de drugsvrije afdelingen. Velen van hen zijn tevreden over de werking van de afdeling maar zien op enkele punten nog mogelijkheden voor verbetering. Zo is er nood aan meer externe en interne hulpverlening, dit wordt ook aangegeven in het penitentiair drugsbeleid en in de internationale initiatieven om drugs in de gevangenissen tegen te gaan. Een mogelijke aanbeveling voor het verhogen van de interne hulpverlening is het samenstellen van een zorgequipe die enkel ter beschikking staat van de drugsvrije afdeling. Momenteel verdeelt de zorgequipe zijn tijd over twee gevangenisafdelingen. Zowel gedetineerden als hulpverleners geven aan dat de zorgequipe te weinig beschikbaar is voor de gedetineerden van de drugsvrije afdeling. Een voorbehouden zorgequipe zou een stap vooruit kunnen betekenen. Daarnaast benadrukken gedetineerden het belang van nazorg. Dit kunnen we ook terugvinden in het drugsbeleid en in de richtlijnen van de internationale initiatieven. Verder is er nood aan een rechtlijnige en consequente aanpak zodat alle gedetineerden weten welke consequenties volgen op het overtreden van de leefregels. Bovendien zou er moeten gewerkt worden aan een vaste ploeg beambten die de werking van ‘D-Side’ kennen en respecteren. Dit wordt ook teruggevonden bij de richtlijnen van de Verenigde Naties, een goed opgeleid team kan initiatieven - zoals ‘DSide’ - met een gepaste houding ondersteunen (United Nations, 2009). Wanneer gevraagd wordt op welke manier de afdeling drugsvrij gehouden moet worden raden gedetineerden naast bovenstaande adviezen strengere urinetesten aan. Er kan dus gesteld worden dat de aanbevelingen die de betrokkenen van ‘D-Side’ formuleren in dezelfde lijn liggen als de elementen die teruggevonden worden in het drugsbeleid en in de beschrijving van internationale initiatieven om drugs in de gevangenissen te verhinderen. ‘D-Side’ is op de goede weg maar zou verder moeten inzetten op bovenvermelde punten om te kunnen voorzien in een geoptimaliseerde werking.
5.3.2 Beleid Vanuit de literatuurstudie van deze masterproef kan vastgesteld worden dat het Belgisch penitentiair drugsbeleid omschreven in de omzendbrief met betrekking tot de drugsproblematiek in de gevangenissen van 2006 grotendeels strookt met het beleid van de Europese Unie. Zo wordt er sterk ingezet op de preventie van drugs en drugsgerelateerde schade tijdens detentie en op de hulpverlening voor gedetineerden met een verslavingsproblematiek (Federale Overheidsdienst Justitie, 2006; Permanente Coördinatie Algemene Cel Drugsbeleid, 2010). Wanneer gekeken wordt naar de beleving van de drugsvrije afdeling ‘D-Side’ kan vastgesteld worden dat de betrokkenen de werking als positief ervaren maar mogelijkheden zien voor verbetering. Een aantal van
50
deze aanbevelingen voor de praktijk, zoals het voorzien van nazorg en het zoveel mogelijk betrekken van de hulpverlening, wordt al omschreven in het beleid (Federale Overheidsdienst Justitie, 2006). Met andere woorden het beleid voorziet reeds in een aantal adviezen aangegeven in dit onderzoek. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de praktijk van ‘D-Side’ de theorie omschreven in het beleid nog niet helemaal heeft bijgebeend. Concreet zou het Belgisch penitentiair drugsbeleid zich beter moeten aansluiten op de praktijk.
5.4 Beperkingen van het onderzoek Het onderzoek gevoerd in het kader van deze masterproef heeft een beeld geschept van de beleving van de betrokkenen van de drugsvrije afdeling ‘D-Side’. Toch kunnen enkele beperkingen in dit onderzoek worden teruggevonden. Om te beginnen zijn er tijdens de interviews dertien personen aan bod gekomen. De participanten namen vrijwillig deel aan het onderzoek en alle gedetineerden die wilden deelnemen zijn geïnterviewd. De overige gedetineerden voelden zich niet aangesproken om een interview te geven over het leven op de drugsvrije afdeling en het druggebruik binnen de gevangenis. Alle beschikbare leden van het team van ‘D-Side’ zijn geïnterviewd. Voor de overige leden van het team was het niet mogelijk om tijd vrij te maken. Hoewel de resultaten zeker bruikbaar zijn zou een groter aantal participanten resulteren in rijkere onderzoeksdata. Toch zou het formuleren van generalisaties bij een groter aantal participanten ook niet helemaal aan de orde zijn. Het doel van dit onderzoek is het nagaan van belevingen en ervaringen die uniek zijn voor elk individu. Het vormen van absolute algemeenheden past niet in het kader van dit onderzoek. Hierin werd gekozen voor een kwalitatief onderzoek met het krijgen van een beeld over de beleving van de drugsvrije afdeling als doel. Het was dus op geen enkel moment de bedoeling om algemeenheden te formuleren. Een groter deelnemersveld had geresulteerd in meer onderzoeksdata om de beleving nog beter te kunnen nagaan. Tijdens de kwalitatieve interviews werd de data verzameld aan de hand van persoonlijke notities. Het opnemen van de interviews had kunnen resulteren in meer volledige data. Om dit probleem zoveel mogelijk te ondervangen werd op aanraden van Harinck (2010) de antwoorden tijdens de interviews teruggekoppeld naar de participanten. Zo kon nagegaan worden of de informatie correct was en of die juist was neergeschreven. Bij het begin van het interview werd dit uitgelegd aan de participanten. Een aantal van de gedetineerden gaf de voorkeur aan het schrijven boven het opnemen van het interview. Het gaf hen meer tijd om na te denken en het terugkoppelen hielp hen bij het structureren van hun antwoorden. Tenslotte is er nog een derde beperking. Alle participanten werden bevraagd door één onderzoeker. Die onderzoeker heeft de data verder verwerkt en tot slot de resultaten geformuleerd uit deze verwerking. Dit zou kunnen resulteren in een beïnvloeding door het referentiekader van de onderzoeker. Dit werd zoveel mogelijk vermeden door het terugkoppelen van de antwoorden (Harinck, 2010) en enkel belevingen weer te geven die minstens driemaal bij verschillende participanten teruggevonden werden. Zo werd de beïnvloeding tot een minimum herleid.
51
5.5 Verder wetenschappelijk onderzoek Deze masterproef kan een aanleiding vormen voor toekomstig wetenschappelijk onderzoek. Een mogelijke aanbeveling zou een soortgelijk onderzoek op andere drugsvrije afdelingen zoals die in de gevangenis van Verviers zijn. De beleving en de aanbevelingen van het onderzoek op een andere afdeling zouden naast die van dit onderzoek kunnen worden geplaatst. Er kan dan op zoek gegaan worden naar gelijkenissen en/of verschillen tussen de resultaten van beide onderzoeken. Wanneer gelijkaardige elementen uit het onderzoek op een andere drugsvrije afdeling naar voor komen vergroot de geldigheid van de resultaten. Dit kan zinvol zijn om de werking en het beleid van dergelijke afdelingen te optimaliseren. Vanuit de literatuur wordt aangeraden de drughulpverlening voor gedetineerden in de gevangenis aan te passen aan hun specifieke noden (Birgden & Grant, 2010; European Commission, 2012). Het zou nuttig zijn mocht er concreet onderzoek worden gedaan naar de noden van gedetineerden. In de literatuur worden reeds een aantal daarvan beschreven inzake gedetineerden met of zonder verslavingsproblematiek. Toch zou het interessant zijn om specifiek na te gaan waaraan de gedetineerden in hun beleving nood hebben bij drughulpverlening. Daar kan dan rekening mee gehouden worden bij het opzetten van nieuwe en het aanpassen van oude initiatieven. Tenslotte zou het nuttig zijn om een beeld te krijgen over de effecten van een drugsvrije afdeling. Vanuit de literatuur werd aangegeven dat er nood is aan onderzoek rond hun resultaten. Het gevolg van de drugsvrije afdeling op vlak van recidivisme moet worden nagegaan (Jürgens, 2007). Als de gedetineerde opnieuw terugvalt in het druggebruik zou het interessant zijn om na te gaan hoe het drugspatroon er dan uitziet om het effect van de drugsvrije afdeling daarop na te gaan.
52
6
Algemene conclusie
Gevangenissen in België en de rest van de wereld hebben af te rekenen met intern druggebruik (Griffiths, Nilson, Carpentier, & Merino, 2003). Op dit zorgwekkend fenomeen zijn in tal van landen antwoorden geformuleerd. Hier in België is de drugsvrije afdeling ‘D-Side’ in de gevangenis van Brugge één van die antwoorden. Deze masterproef staat in het teken van deze drugsvrije afdeling. De studie heeft tot doel de beleving van de afdeling na te gaan. Daartoe worden verschillende elementen onderzocht. Om zicht te krijgen waaraan gedetineerden met een verslavingsproblematiek nood hebben wordt er in een eerste deel dieper ingegaan op de doelgroep. Daaruit komt naar voor dat gedetineerden zich in een risicovolle situatie bevinden. Zij worden benadeeld door hun verslavingsproblematiek en door een ontoereikende gezondheidszorg. Zij hebben nood aan een multidimensionale hulpverlening die een antwoord kan bieden op hun specifieke noden. Ten tweede wordt gekeken naar het Europees drugsbeleid waaruit blijkt dat gedetineerden met een verslavingsproblematiek recht hebben op kwaliteitsvolle drugshulpverlening in de gevangenissen. Daarnaast moet er gefocust worden op het ontwikkelen van initiatieven om dit drugsprobleem in de gevangenissen tegen te gaan. In een derde deel wordt gekeken naar het Belgisch drugsbeleid. Daaruit blijkt dat er in België wordt gewerkt rond het probleem. In de omzendbrief met betrekking tot de drugsproblematiek in de gevangenissen van 2006 worden de pijlen gericht op preventie en hulpverlening in de gevangenissen. In een vierde onderdeel wordt gekeken naar de praktijk. Een aantal initiatieven om drugs in de gevangenissen tegen te gaan wordt van dichterbij bekeken. Uit die studie komen enkele gemeenschappelijk elementen naar voor. Zo zou het gewenst gedrag van gedetineerden positief moeten worden bekrachtigd (Burdon, De Lore, & Prendergast, 2011; Trace, 1998). Daarnaast dient de omgeving waarin de gedetineerden zich bevinden drugsvrij te zijn (Holsinger, 2002) en hoort er een samenwerkingsverband te bestaan tussen de externe en de interne hulpverlening om te voorzien in de nodige kwaliteit (Møller, Stöver, Jürgens, Gatherer, & Nikogosian, 2007; Taxman, Perdoni, & Harrison, 2007; Trace, 1998). Bovendien dient de gedetineerde gemotiveerd te worden om te blijven deelnemen aan de hulpverlening en moet zijn familie betrokken worden (Casares-López, et al., 2013). Tot slot hoort er bij vrijlating van de gedetineerde gewerkt te worden rond sociale re-integratie en nazorg (Birgden & Grant, 2010). In een volgend stuk van deze masterproef wordt de werking van ‘D-Side’ toegelicht. In die werking worden een aantal kenmerkende elementen teruggevonden: gedetineerden melden zich vrijwillig aan, verbinden zich met het drugsvrij zijn door het ondertekenen van een contract, laten drugstesten toe en verblijven in een gunstige en drugsvrije omgeving met meer activiteiten en faciliteiten (Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen , 2010; Vlaamse Overheid, 2012). Het functioneren van ‘D-Side’ voldoet aan een aantal richtlijnen die kunnen teruggevonden worden bij internationale initiatieven. ‘D-Side’ wordt omkaderd door een adequaat beleid en maakt gebruik van de aangewezen drugstesten. Daarnaast is er hulpverlening voorzien voor de gedetineerden en kunnen zij verblijven in een drugsvrije omgeving. Verder verbinden zij zich met het drugsvrij zijn daar middel van het ondertekenen van een contract (Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen , 2010; Vlaamse Overheid, 2012). Uit de richtlijnen van internationale initiatieven kunnen naast de overeenstemmende richtlijnen ook twee aanbevelingen worden geformuleerd: de hulpverlening die reeds beschikbaar is op de drugsvrije afdeling moet intensiever worden (Kolind, Frank, & Dahl, 2010) en bij vrijlating moet in nazorg worden voorzien (Birgden & Grant, 2010). Het volgend onderdeel van deze masterproef
53
schetst een beeld van de beleving van de betrokkenen van de drugsvrije afdeling. Uit deze beleving kan geconcludeerd worden dat betrokkenen de werking van ‘D-Side’ als aangenaam ervaren. Er is sprake van een gunstig klimaat met extra faciliteiten en activiteiten waarin er meer communicatie en minder agressie is. Gedetineerden zijn gemotiveerder en worden op hun verantwoordelijkheden aangesproken. Naast deze duidelijke positieve elementen kan vastgesteld worden dat er nog een aantal pijnpunten zijn in de werking van ‘D-Side’. De aanbevelingen die teruggevonden worden in de vergelijking met internationale initiatieven kunnen in de beleving van de betrokkenen ook worden aangetroffen. Naast een intensievere hulpverlening en een kwaliteitsvolle nazorg formuleren zij nog twee bijkomende adviezen. Er moet gewerkt worden rond het opstellen van een consequente aanpak. Hierdoor weten alle betrokkenen welke consequenties volgen op een overtreding van de leefregels. Bovendien zou ‘D-Side’ moeten beschikken over een eigen ploeg Penitentiair Bewakingsassistenten. Op die manier wordt vermeden dat er iemand op de afdeling staat die de werking niet kent. Vanuit de literatuurstudie en het kleinschalig kwalitatief onderzoek op de drugsvrije afdeling kan geconcludeerd worden dat ‘D-Side’ goed functioneert en dat er op enkele punten nog verbetering mogelijk is.
54
7
Literatuurlijst
Belgische Federale Overheidsdiensten. (2011). Drugsprogramma's voor gedetineerden. Geraadpleegd via Federale Overheidsdienst Justitie: http://justitie.belgium.be/nl/themas_en_dossiers/gevangenissen/leven_in _de_gevangenis/drugsbeleid/drugsprogramma_s_voor_gedetineerden/ Birgden, A., & Grant, L. (2010). Establishing a compulsory drug treatment prison: Therapeutic policy, principles, and practices in addressing offender rights and rehabilitation. International Journal of Law and Psychiatry, 33(5-6), 341-349. doi:10.1016/j.ijlp.2010.09.006 Blanken, P., Hendriks, V., Pozzi, G., Tempesta, E., Hartgers, C., Fahrner, E.-M., Raes, V. (2008). European Addiction Severity Index Handleiding. Gent: Academia press. Bosworth, M., Campbell, D., Demby, B., Ferranti, S. M., & Santos, M. (2005). Doing prison research: views from the inside. Qualitative Inquiry, 11(2), 249-264. doi:10.1177/1077800404273410 Bruce, R. D., & Schleifer, R. A. (2008). Ethical and human rights imperatives to ensure medication-assisted treatment for opioid dependence in prison and pre-trial detention. International Journal of Drug Policy, 19, 17-23. doi:10.1016:j.drugpo.2007.11.019 Burdon, W. M., De Lore, J., & Prendergast, M. L. (2011). Developing en implementing a positive behavioral reinforecement intervention in prisonbased drug treatment: Project BRITE. Journal of psychoactive drugs, 43(1), 40-50. doi:10.1080/02791072.2011.601990 Casares-López, M. J., González-Menéndez, A., Festinger, D. S., FernándezGarcía, P., Fernández-Hermida, J. R., Secades, R., & Matejkowski, J. (2013). Predictors of retention in a drug-free unit/substance abuse treatment in prison. International Journal of Law and Psychiatry, 264-272. Council for International Organizations of Medical Sciences (CIOMS), World Health Organization (WHO). (2002). International Ethical Guidelines for Biomedical Research Involving Human Subjects. Geneva: Council for International Organizations of Medical Sciences (CIOMS). Council of the European Union. (2012). EU Drugs Strategy (2013-2020) . Brussels: Council of the European Union.
55
De Maere, W., Hariga, F., Bartholeyns, F., & Vanderveken, M. (2000). Gezondheid en druggebruik in het penitentiair milieu, ontwikkeling van een epidemologisch onderzoeksinstrument. Brussel: Federale diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aangelegenheden. Deprez, N., Antoine, J., Asueta-Lorente, J.-F., Bollaerts, Kaatje, Van der Linden, T., & van Bussel, J. C. (2011). Belgian National Report on Drugs 2011. Brussel: Belgian Monitoring Centre for Drugs and Drugs Addiction . Dienst voor Strafrechtelijk beleid. (2014, februari 5). Drugs. Geraadpleegd via Dienst voor Strafrechtelijke Beleid: http://www.dsbspc.be/web/index.php?option=com_content&task=view&id=64&Itemid=74 Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen . (2010). Activiteitenverslag 2009. Brussel: Federale Overheidsdienst Justitie. European Commission. (2012). EU Drugs Strategy (2013-20). Official Journal of the European Union, 55, 402/01-402/10. European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction. (2007). Drugs en criminaliteit - Een complexe situatie. Lisbon: Publication Office of the European Union. European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction. (2012). Selected Issue 2012, Prison and drugs in Europe: The problem and responses. Luxembourg: Publications Office of the European Union. doi:10.2810/73390 European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction. (2013). Perspectives on Drugs: The new EU drugs strategy (2013-20). Lisbon: Publication Office of the European Union. Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. (2012). Jaarverslag 2012: Stand van de drugsproblematiek in Europa. Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie. Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. (2013). Europees Drugs Rapport 2013: Trends en ontwikkelingen. Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie. doi:10.2810/90330 Farrel, l. M., & Marsden, J. (2008). Acute risk of drug-related death among newly released prisoners in England and Wales. Addiction, 103(2), 251-255. doi:10.1111/j.1360-0443.2007.02081.x
56
Fazel, S., Bains, P., & Doll, H. (2006). Substance abuse and dependence in prisoners: a systematic review. Addiction, 101(2), 181-191. doi::10.1111/j.1360-0443.2006.01316.x Federale Overheidsdienst Justitie. (2006). Omzendbrief met betrekking tot de drugproblematiek in de gevangenissen. Brussel: Federale Overheidsdienst Justitie. Flick, U. (2014). An Introduction to Qualitative Research (5th Revised edition ed.). London: Sage Publications Ltd. Gillespie, W. (2005). A multilevel model of drug abuse inside prison. The prison journal, 85(2), 223-246. doi:10.1177/0032885505277002 Glesne, C. (2011). Becoming Qualitative Researchers: An Introduction (Fourth Edition ed.). Boston: Peachpit Press. Griffiths, P., Nilson, M., Carpentier, C., & Merino, P. P. (2003). Drugs in Beeld, Behandeling van druggebruikers in gevangenissen. Lissabon: European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, EMCDDA. Harinck, F. (2010). Basisprincipes praktijkonderzoek. Antwerpen: Garant. Holsinger, A. M. (2002). National Institute of Corrections Drug-Free Prison Zone Project. Kansas City: University of Missouri. Howitt, D. (2010). Introduction to Qualitative Methods in Psychology. Harlow: Pearson Education Limited. Huberman, M. A., & Miles, M. B. (2002). The Qualitative Researcher's Companion. Thousand Oaks, California: Sage Publications Inc. Jürgens, R. (2007). Interventions to address HIV in prisons: Drug dependence treatments. Geneva: Publications of the World Health Organization. Kolind, T., Frank, V. A., & Dahl, H. (2010). Drug treatment or alleviating the negative consequences of imprisonment? A critical view of prison-based drug treatment in Denmark. International Journal of Drug Policy, 21, 4348. doi:10.1016/j.drugpo.2009.03.002 Lines, R. (2006). From equivalence of standards to equivalence of objectives: The entitlement of prisoners to health care standards higher than those outside prisons. International Journal of Prisoner Health, 269-280. Long, J., Allwright, S., & Begley, C. (2004). Prisoners’ views of injecting drug use and harm reduction in Irish prisons. International Journal of Drug Policy, 15, 139-149. doi:10.1016/S0955-3959(03)00090-2
57
Lukasiewicz, M., Falissard, B., Michel, L., Neveu, X., Reynaud, M., & Gasquet, I. (2007). Prevalence and factors associated with alcohol and drug-related disorders in prison: a French national study. Substance Abuse Treatment, Prevention, and Policy, 1-10. doi:10.1186/1747-597X-2-1 Møller, L., Stöver, H., Jürgens, R., Gatherer, A., & Nikogosian, H. (2007). Health in prisons: A WHO guide to the essentials in prison health. Copenhagen: WHO Regional Office for Europe. Neuman, W. L. (2011). Social Research Methods: Qualitative and Qualitative Approaches (Seventh Edition ed.). Boston: Pearson Education Inc. Permanente Coördinatie Algemene Cel Drugsbeleid. (2010, Februari 10). Een globaal en geïntegreerd drugsbeleid voor België, Gemeenschappelijke Verklaring van de Interministriële Conferentie Drugs. Geraadpleegd via Belgian Science Policy Office (BELSPO): http://www.belspo.be/belspo/organisation/Call/forms/drug2011/IMC%20d rugs-algemene%20verklaring%2025%20januari%202010.pdf Plettinckx, E., Antoine, J., Blanckaert, P., & van Bussel, J. C. (2013). Belgian National Report On Drugs 2013. Brussels: OD Public Health and Surveillance. Plettinckx, E., Antoine, J., Bollaerts, K., Blanckaert, P., & van Bussel, J. C. (2012). Belgian National Report on Drugs 2012. Brussel: Belgian Monitoring Centre for Drugs and Drugs Addiction. Raad van de Europese Unie. (2004). EU-drugsstrategie (2005-2012). Brussel: Raad van de Europese Unie . Schippers, G. M., & de Jonge, J. M. (2010). Motiverende gespreksvoering bij jongeren. Kind & Adolescent, 31(4), 247-254. Geraadpleegd via Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen. Schlosser, J. A. (2008, december). Issues in interviewing inmates: Navigating the methodological landmines of prison research. Qualitative Inquiry, 14(8), 1500-1525. doi:10.1177/1077800408318325 Taxman, F. S., Perdoni, M. L., & Harrison, L. D. (2007). Drug treatment services for adult offenders: The state of the state. Journal of substance abuse treatment, 32(3), 239-254. Todts, S. (2007). Jailhouse blues: Druggebruik achter de tralies. In J. Casselman, & H. Kinable, Het gebruik van illegale drugs. Multidimensionaal bekeken (pp. 309-323). Heule: UGA. 58
Trace, M. (1998). Tackeling drug use in prison: a success story. International journal of drug policy, 9, 277-282. United Nations. (2009). Commission on Narcotic Drugs. New York: United Nation. Van Malderen, S. (2013). Drugs in de gevangenis. Tijdschrift van de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen vzw, 11-12. Van Malderen, S. (2014, maart 19). Drugs en drugbeleid gevangenissen. [PowerPoint-presentatie]. Geraadpleegd via http://minerva.ugent.be Van Malderen, S., Chapeau, M., Cammart, F., Moës, A., & Vindevogel, S. (2008). Do's and don'ts in een integraal en geïntegreerd drugbeleid. POD Wetenschapsbeleid. Vlaamse Overheid. (2012). jaarverslag 2012 hulp- en dienstverlening aan gedetineerden in de gevangenis van Brugge. Brussel: Vlaamse Overheid. WHO Collaborating Centre for Health and Prisons. (2005). Status Paper on Prisons, Drugs and Harm Reduction. the WHO International Meeting on Prisons and Health (pp. 1-21). London: WHO Regional Office. Woods Byrne, M. (2005, July-August). Conducting Research as a Visiting Scientist in a Women's Prison. Journal of Professional Nursing, 21(4), 223230. doi:10.1016/j.profnurs.2005.05.001 World Health Organisation, United Nations Office on Drugs and Crime. (2004). Substitution maintenance therapy in the management of opiod dependence and HIV/AIDS prevention. Geneva: WHO.
59
60
8
Bijlagen
Inhoudsopgave
1.
Informed consent gedetineerden................................................ 63
2.
Informed consent beambten...................................................... 65
3.
Informed consent hulpverleners ................................................. 67
4.
Interview-schema gedetineerden met verslavingsproblematiek ...... 69
5.
Interview-schema gedetineerden zonder verslavingsproblematiek .. 75
6.
Interview-schema beambten ..................................................... 79
7.
Interview-schema hulpverleners ................................................ 81
8.
Matrix 1 .................................................................................. 83
9.
Matrix 2 .................................................................................. 85
10.
Matrix 3 .................................................................................. 87
11.
Matrix 4 .................................................................................. 89
12.
Matrix 4 .................................................................................. 93
61
62
Bijlage 1: Informed consent gedetineerden
Beste meneer, Ik ben een studente Pedagogische Wetenschappen (Orthopedagogiek) aan de Universiteit van Gent. Voor mijn masterproef (thesis) had ik graag onderzoek gedaan naar de beleving van de drugsvrije vleugel “D-side” in de gevangenis van Brugge. Dit wil ik graag doen aan de hand van interviews. Hierbij wil ik u graag uitnodigen om deel te nemen aan mijn onderzoek. Uw deelname is volledig vrijwillig en u bent geheel vrij om al dan niet deel te nemen. Aan het al dan niet deelnemen aan mijn onderzoek zijn geen voor- of nadelen verbonden en verandert niets aan uw huidige juridische situatie. Als u deelneemt neem ik een interview van u af dat ongeveer één uur zal duren. Mijn vragen zullen vooral gericht zijn op uw ervaringen binnen deze gevangenisvleugel, op wat u positief/negatief vindt, op uw eventueel middelengebruik en op uw feiten. Wanneer mijn interviews afgerond zijn, ga ik de verschillende antwoorden naast elkaar leggen om conclusies te trekken. Hieruit kunnen eventuele aanbevelingen rond de werking van “DSide” volgen. U kan tijdens het interview ten alle tijden weigeren om een vraag te beantwoorden. Als u na het afronden van het interview met vragen zit, verwijs ik u naar de sociale dienst van de gevangenis. Ik zal zeer zorgvuldig omspringen met uw gegevens en garandeer uw anonimiteit. Er wordt geen enkel herkenbaar gegeven van u in het resultaat verwerkt en niets van hetgeen u mij toevertrouwt wordt op een kenbare manier doorgegeven aan andere personen. Eens de interviews verwerkt zijn, ten laatste tegen september 2014, worden deze vernietigd. Ik respecteer als onderzoekster de privacywetgeving. Ik hoop dat u bereid bent deel te nemen aan mijn onderzoek. Uw mening is van groot belang om zicht te krijgen op hoe gedetineerden de drugsvrije vleugel “D-Side” beleven. Deze informatie kan helpen om in de toekomst de werking van “D-Side” te verbeteren en dit kan ten goede komen aan u en aan toekomstige gedetineerden.
Met vriendelijke groeten,
Charlotte Lucidarme
[email protected]
63
GEÏNFORMEERDE SCHRIFTELIJKE TOESTEMMING
Ondergetekende,………………………………………………….………………… ( volledige naam in drukletters a.u.b.), verleent zijn toestemming voor de afname van het interview met betrekking tot de beleving van de drugsvrije vleugel “D-Side” binnen de gevangenis van Brugge.
Ik verklaar hierbij dat ik,
(1) voldoende informatie heb gekregen omtrent het doel van het onderzoek; (2) elke vraag in verband met het onderzoek heb kunnen stellen; (3) totaal uit vrije wil en op vrijwillige basis deelneem aan het onderzoek; (4) de toestemming geef aan de onderzoeker om mijn resultaten op een vertrouwelijke en anonieme wijze te bewaren, te verwerken en te rapporteren; (5) begrijp dat alle gegevens die ik in het kader van dit interview verstrek, geheel vertrouwelijk en anoniem zullen worden verwerkt en enkel in functie van onderzoek zullen worden gebruikt; (6) op de hoogte ben van de mogelijkheid om mijn deelname aan het onderzoek op ieder moment stop te zetten en dit zonder opgave van reden; (7) ervan op de hoogte ben dat ik op aanvraag een samenvatting van de onderzoeksbevindingen kan krijgen;
Voor akkoord,
Plaats en datum
Naam + handtekening van de deelnemer
………………………
………………………………………………….
Plaats en datum
Naam + handtekening van de onderzoeker
………………………
………………………………………………….
(Council for International Organizations of Medical Sciences (CIOMS), World Health Organization (WHO), 2002; Harinck, 2010; Neuman, 2011)
64
Bijlage 2: Informed consent beambten
Beste meneer/mevrouw,
Ik ben een studente Pedagogische Wetenschappen (Orthopedagogiek) aan de Universiteit van Gent. Voor mijn masterproef (thesis) had ik graag onderzoek gedaan naar de beleving van de drugsvrije vleugel “D-side” in de gevangenis van Brugge. Dit wil ik graag doen aan de hand van interviews. Hierbij wil ik u graag uitnodigen om deel te nemen aan mijn onderzoek. Uw deelname is volledig vrijwillig en u bent geheel vrij om al dan niet deel te nemen. Aan het al dan niet participeren aan mijn onderzoek zijn geen voor- of nadelen verbonden. Als u deelneemt neem ik een interview van u af, dat ongeveer één uur in beslag zal nemen. Mijn vragen zullen vooral gericht zijn op uw ervaringen binnen deze gevangenisvleugel en op wat u als positief/negatief ervaart. Wanneer mijn interviews afgerond zijn, ga ik de verschillende interviews naast elkaar leggen om conclusies te trekken. Hieruit kunnen eventuele aanbevelingen rond de werking van “D-Side” volgen. U kan tijdens het interview ten alle tijden weigeren om een vraag te beantwoorden. Ik zal zeer zorgvuldig omspringen met uw gegevens en garandeer uw anonimiteit. Er wordt geen enkel herkenbaar gegeven van u in het resultaat verwerkt en niets van hetgeen u mij toevertrouwt wordt op een kenbare manier doorgegeven aan derden. Eens de interviews verwerkt zijn, ten laatste tegen september 2014, worden deze vernietigd. Ik respecteer als onderzoekster de privacywetgeving. Ik hoop dat u bereid bent deel te nemen aan mijn onderzoek. Uw mening is van groot belang om zicht te krijgen op de beleving van de drugsvrije vleugel “D-Side”. Deze informatie kan helpen om in de toekomst de werking van “D-Side” te verbeteren.
Met vriendelijke groeten,
Charlotte Lucidarme
[email protected]
65
GEÏNFORMEERDE SCHRIFTELIJKE TOESTEMMING
Ondergetekende,………………………………………………….…………………………………(volledige naam in drukletters a.u.b.), verleent zijn toestemming voor de afname van het interview met betrekking tot de beleving van de drugsvrije vleugel “D-Side” binnen de gevangenis van Brugge.
Ik verklaar hierbij dat ik,
(1) voldoende informatie heb gekregen omtrent het doel van het onderzoek; (2) elke vraag in verband met het onderzoek heb kunnen stellen; (3) totaal uit vrije wil en op vrijwillige basis deelneem aan het onderzoek; (4) de toestemming geef aan de onderzoeker om mijn resultaten op een vertrouwelijke en anonieme wijze te bewaren, te verwerken en te rapporteren; (5) begrijp dat alle gegevens die ik in het kader van dit interview verstrek, geheel vertrouwelijk en anoniem zullen worden verwerkt en enkel in functie van onderzoek zullen worden gebruikt; (6) op de hoogte ben van de mogelijkheid om mijn deelname aan het onderzoek op ieder moment stop te zetten en dit zonder opgave van reden; (7) ervan op de hoogte ben dat ik op aanvraag een samenvatting van de onderzoeksbevindingen kan krijgen;
Voor akkoord,
Plaats en datum
Naam + handtekening van de deelnemer
………………………
………………………………………………….
Plaats en datum
Naam + handtekening van de onderzoeker
………………………
………………………………………………….
(Council for International Organizations of Medical Sciences (CIOMS), World Health Organization (WHO), 2002; Harinck, 2010; Neuman, 2011)
66
Bijlage 3: Informed consent hulpverleners
Beste meneer/mevrouw,
Ik ben een studente Pedagogische Wetenschappen (Orthopedagogiek) aan de Universiteit van Gent. Voor mijn masterproef (thesis) had ik graag onderzoek gedaan naar de beleving van de drugsvrije vleugel “D-side” in de gevangenis van Brugge. Dit wil ik graag doen aan de hand van interviews. Hierbij wil ik u graag uitnodigen om deel te nemen aan mijn onderzoek. Uw deelname is volledig vrijwillig en u bent geheel vrij om al dan niet deel te nemen. Aan het al dan niet participeren aan mijn onderzoek zijn geen voor- of nadelen verbonden. Als u deelneemt neem ik een interview van u af, dat ongeveer één uur zal duren. Mijn vragen zullen vooral gericht zijn op uw ervaringen binnen deze gevangenisvleugel en op wat u als positief/negatief ervaart. Wanneer mijn interviews afgerond zijn, ga ik de verschillende interviews naast elkaar leggen om conclusies te trekken. Hieruit kunnen eventuele aanbevelingen rond de werking van “D-Side” volgen. U kan tijdens het interview ten alle tijden weigeren om een vraag te beantwoorden. Ik zal zeer zorgvuldig omspringen met uw gegevens en garandeer uw anonimiteit. Er wordt geen enkel herkenbaar gegeven van u in het resultaat verwerkt en niets van hetgeen u mij toevertrouwt wordt op een kenbare manier doorgegeven aan derden. Eens de interviews verwerkt zijn, ten laatste tegen september 2014, worden deze vernietigd. Ik respecteer als onderzoekster de privacywetgeving. Ik hoop dat u bereid bent deel te nemen aan mijn onderzoek. Uw mening is van groot belang om zicht te krijgen op de beleving van de drugsvrije vleugel “D-Side”. Deze informatie kan helpen om in de toekomst de werking van “D-Side” te verbeteren.
Met vriendelijke groeten,
Charlotte Lucidarme
[email protected]
67
GEÏNFORMEERDE SCHRIFTELIJKE TOESTEMMING
Ondergetekende,………………………………………………….…………………………………(volledige naam in drukletters a.u.b.), verleent zijn toestemming voor de afname van het interview met betrekking tot de beleving van de drugsvrije vleugel “D-Side” binnen de gevangenis van Brugge.
Ik verklaar hierbij dat ik,
(1) voldoende informatie heb gekregen omtrent het doel van het onderzoek; (2) elke vraag in verband met het onderzoek heb kunnen stellen; (3) totaal uit vrije wil en op vrijwillige basis deelneem aan het onderzoek; (4) de toestemming geef aan de onderzoeker om mijn resultaten op een vertrouwelijke en anonieme wijze te bewaren, te verwerken en te rapporteren; (5) begrijp dat alle gegevens die ik in het kader van dit interview verstrek, geheel vertrouwelijk en anoniem zullen worden verwerkt en enkel in functie van onderzoek zullen worden gebruikt; (6) op de hoogte ben van de mogelijkheid om mijn deelname aan het onderzoek op ieder moment stop te zetten en dit zonder opgave van reden; (7) ervan op de hoogte ben dat ik op aanvraag een samenvatting van de onderzoeksbevindingen kan krijgen;
Voor akkoord,
Plaats en datum
Naam + handtekening van de deelnemer
………………………
………………………………………………….
Plaats en datum
Naam + handtekening van de onderzoeker
………………………
………………………………………………….
(Council for International Organizations of Medical Sciences (CIOMS), World Health Organization (WHO), 2002; Harinck, 2010; Neuman, 2011)
68
Bijlage 4: Interview-schema gedetineerden met een verslavingsproblematiek 1. Demografische gegevens: A. Wat is uw leeftijd? ...... jaar B. Waar bent u geboren?.................................................. C. Wat is uw nationaliteit? ................................................. D. Waar woonde u voor uw detentie?....................................................... E. Verbleef u op het moment van de feiten in een woonst? Ja / Neen F. Heeft u een diploma?
Ja Neen
Indien ja, welk diploma?
G. Heeft u al gewerkt?
Basisonderwijs Secundair onderwijs Hoger of Universitair onderwijs Andere: ........................................
Ja Neen
Indien ja, hoelang heeft u ononderbroken gewerkt?................................ Indien ja, welk beroep? ....................................................................... Ongeschoolde arbeid Geschoolde arbeid Lagere bediende Kleine zelfstandige Middelbare bediende Hoger beroep Hoelang bent u ononderbroken werkloos geweest?................................. Was het in deze periode van werkloosheid dat u de feiten heeft gepleegd? Ja/Neen H. Wat is uw burgerlijke staat?
Alleenstaand Alleenstaand met kinderen Samenwonend Samenwonend met kinderen Getrouwd Getrouwd met kinderen Andere: ......................................
69
2. D-Side: Waarom heeft u beslist om u aan te melden voor de drugsvrije afdeling D-Side? .................................................................................................................. .................................................................................................................. De motivatie voor deze beslissing lag dus:
Binnen de gevangenis Buiten de gevangenis
3. Beleving Wat is hier volgens u anders dan op andere afdelingen in de gevangenis? A. Wat betreft : VERBLIJF? .................................................................................................................. .................................................................................................................. B. Wat betreft : HULPVERLENING? .................................................................................................................. .................................................................................................................. C. Wat betreft : OMGEVING? .................................................................................................................. .................................................................................................................. D. Wat betreft: INVLOED VAN MEDEGEDETINEERDEN? .................................................................................................................. .................................................................................................................. 4. De feiten: A. Welke feiten hebben ervoor gezorgd dat u in detentie zit? ............................................................................................................. ............................................................................................................. B. De feiten waren dus
Drugsgerelateerd Niet drugsgerelateerd
C. Tot hoeveel jaar detentie bent u veroordeeld? ....... jaar
5. Druggebruik: A. Bent u binnen of buiten de gevangenismuren gestart met druggebruik? ..................................................................
70
B. INDIEN BUITEN: Op welke leeftijd bent u gestart met het druggebruik? ...... jaar Op welke leeftijd bent u gestart met het alcoholgebruik? ...... jaar Onder invloed van wat bent u gestart met druggebruik? Vrienden Verveling Nieuwsgierigheid Zorgen vergeten Andere: ................................................... Bestond er een samenhang tussen uw druggebruik en de criminaliteit?
Neen Ja, welke? ....................................................................................................... ....................................................................................................... Wat was het eerste middel dat u hebt gebruikt? Alcohol Antidepressiva Methadon Benzodiazepines Hallucinogenen Heroïne Cocaïne Crack
(LSD,...)
Cannabis Vluchtige stoffen (lijm, poppers) Pijnstillers, hypnotica Amfetamines (speed) Andere opiaten/analgetica Ecstasy (MDMA) Buprenorphine Andere (GHB,...): ............................................
Welk middel heeft u al regelmatig gebruikt? Alcohol Antidepressiva Methadon Benzodiazepines Hallucinogenen Heroïne Cocaïne Crack
(LSD,...)
Cannabis Vluchtige stoffen (lijm, poppers) Pijnstillers, hypnotica Amfetamines (speed) Andere opiaten/analgetica Ecstasy (MDMA) Buprenorphine Andere (GHB,...):
Welk middel gebruikte u het meest? Alcohol Antidepressiva Methadon Benzodiazepines Hallucinogenen Heroïne Cocaïne Crack
(LSD,...)
Cannabis Vluchtige stoffen (lijm, poppers) Pijnstillers, hypnotica Amfetamines (speed) Andere opiaten/analgetica Ecstasy (MDMA) Buprenorphine Andere (GHB,...):…………………………..
71
Heeft u ooit gespoten? Ja / Neen Indien ja, wat was de begin leeftijd? ................jaar Hoeveel keer heeft u zelf een overdosis drugs gehad?............ Hoe zou u uw druggebruik in de gevangenis omschrijven? ........................................................................................................ ........................................................................................................ Heeft u voor D-side al beroep gedaan op de alcohol-/drughulpverlening? Indien ja, welk soort behandeling en hoelang duurde die behandeling? .................................................................................................... .................................................................................................... Naar aanleiding van wat kwam u tot probleembesef? ........................................................................................................ ......................................................................................................... Wanneer was dit? ......................................................................................................... ......................................................................................................... Wat ervaarde u als het grootste druggerelateerde probleem? ........................................................................................................ ......................................................................................................... C. INDIEN BINNEN: In uw hoeveelste jaar/maand detentie bent u gestart met gebruik? .... Onder invloed van wat bent u gestart met druggebruik? Medegedetineerde Verveling Nieuwsgierigheid Zorgen vergeten Andere: ................................................... Wat was het eerste middel dat u hebt gebruikt? Alcohol Antidepressiva Methadon Benzodiazepines Hallucinogenen Heroïne Cocaïne Crack
(LSD,...)
Cannabis Vluchtige stoffen (lijm, poppers) Pijnstillers, hypnotica Amfetamines (speed) Andere opiaten/analgetica Ecstasy (MDMA) Buprenorphine Andere (GHB,...): ............................................
72
Welk middel heeft u al regelmatig gebruikt? Alcohol Antidepressiva Methadon Benzodiazepines Hallucinogenen Heroïne Cocaïne Crack
(LSD,...)
Cannabis Vluchtige stoffen (lijm, poppers) Pijnstillers, hypnotica Amfetamines (speed) Andere opiaten/analgetica Ecstasy (MDMA) Buprenorphine Andere (GHB,...):
Cannabis Vluchtige stoffen (lijm, poppers) Pijnstillers, hypnotica Amfetamines (speed) Andere opiaten/analgetica Ecstasy (MDMA) Buprenorphine Andere (GHB,...):
Welk middel gebruikte u het meest? Alcohol Antidepressiva Methadon Benzodiazepines Hallucinogenen Heroïne Cocaïne Crack
(LSD,...)
Heeft u ooit gespoten? Ja / Neen Indien ja, wat was de begin leeftijd? ................jaar Hoeveel keer heeft u zelf een overdosis drugs gehad?............ Hoe zou u uw druggebruik in de gevangenis omschrijven? ......................................................................................................... ......................................................................................................... Naar aanleiding van wat kwam u tot probleembesef? ........................................................................................................ ......................................................................................................... Wanneer was dit? ........................................................................................................ ........................................................................................................ Wat ervaarde u als het grootste drugsgerelateerde probleem? ........................................................................................................ ......................................................................................................... 6. Wat is, volgens u, noodzakelijk om D-Side drugsvrij te houden? .................................................................................................................. .................................................................................................................. 7. Aanbevelingen: Wat kan volgens u beter op de drugsvrije afdeling? ............................................................................................................. ............................................................................................................. (Blanken, et al., 2008; Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen , 2010; Harinck, 2010; Vlaamse Overheid, 2012)
73
74
Bijlage 5: Interview-schema gedetineerden zonder verslavingsproblematiek 1. Demografische gegevens: A. Wat is uw leeftijd? ...... jaar B. Waar bent u geboren?.................................................. C. Wat is uw nationaliteit? ................................................. D. Waar woonde u voor uw detentie?....................................................... E. Verbleef u op het moment van de feiten in een woonst? Ja / Neen F. Heeft u een diploma?
Ja Neen
Indien ja, welk diploma?
G. Heeft u al gewerkt?
Basisonderwijs Secundair onderwijs Hoger of Universitair onderwijs Andere: ........................................
Ja Neen
Indien ja, hoelang heeft u ononderbroken gewerkt?.......................... Indien ja, welk beroep? ....................................................................... Ongeschoolde arbeid Geschoolde arbeid Lagere bediende Kleine zelfstandige Middelbare bediende Hoger beroep Hoelang bent u ononderbroken werkloos geweest?........................... Was het in deze periode van werkloosheid dat u de feiten heeft gepleegd? Ja/Neen H. Wat is uw burgerlijke staat?
Alleenstaand Alleenstaand met kinderen Samenwonend Samenwonend met kinderen Getrouwd Getrouwd met kinderen Andere: ......................................
75
2. D-Side: Waarom heeft u beslist om u aan te melden voor de drugsvrije afdeling D-Side? .................................................................................................................. .................................................................................................................. De motivatie voor deze beslissing lag dus:
Binnen de gevangenis Buiten de gevangenis
3. Beleving Wat is hier volgens u anders dan op andere afdelingen in de gevangenis? A. Wat betreft : VERBLIJF .................................................................................................................. .................................................................................................................. B. Wat betreft : HULPVERLENING .................................................................................................................. .................................................................................................................. C. Wat betreft : OMGEVING .................................................................................................................. .................................................................................................................. D. Wat betreft: INVLOED VAN MEDEGEDETINEERDEN .................................................................................................................. .................................................................................................................. 4. De feiten: A. Welke feiten hebben ervoor gezorgd dat u in detentie zit? ............................................................................................................. ............................................................................................................. B. Waren de feiten dus
Drugsgerelateerd Niet drugsgerelateerd
C. Tot hoeveel jaar detentie bent u veroordeeld? ....... jaar 5. Druggebruik op uw vroegere gevangenisafdeling: A. Hebt u iets van het druggebruik binnen de gevangenismuren gemerkt? Ja Neen Indien ja : Wat heeft u dan gemerkt? ......................................................................................................... .........................................................................................................
76
Welke drugs heeft u opgemerkt? Alcohol Antidepressiva Methadon Benzodiazepines Hallucinogenen Heroïne Cocaïne Crack
(LSD,...)
Cannabis Vluchtige stoffen (lijm, poppers) Pijnstillers, hypnotica Amfetamines (speed) Andere opiaten/analgetica Ecstasy (MDMA) Buprenorphine Andere (GHB,...):…………………………..
Wat stoorde u het meest rond het middelengebruik? ........................................................................................................ ........................................................................................................ 6. Wat is, volgens u, noodzakelijk om D-Side drugsvrij te houden? .................................................................................................................. .................................................................................................................. 7. Aanbevelingen: Wat kan volgens u beter op de drugsvrije afdeling? ............................................................................................................. ............................................................................................................. (Blanken, et al., 2008; Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen , 2010; Harinck, 2010; Vlaamse Overheid, 2012)
77
78
Bijlage 6: Interview-schema beambten 1.
Waarom wilde u op de drugsvrije afdeling D-Side wilt werken? .................................................................................................................. ..................................................................................................................
2.
Op welke afdeling heeft u vroeger gewerkt? .................................................................................................................. ..................................................................................................................
3.
Merkte u op die afdeling iets van het druggebruik binnen de gevangenismuren? .................................................................................................................. ..................................................................................................................
4.
Wat is hier (D-Side) volgens u anders dan op andere afdelingen in de gevangenis? A. Wat betreft het verblijf van de gedetineerden? .................................................................................................................. .................................................................................................................. B. Wat betreft de hulpverlening voor de gedetineerden? .................................................................................................................. .................................................................................................................. C. Wat betreft de omgeving van de gedetineerden? .................................................................................................................. .................................................................................................................. D. Wat betreft de invloed van de gedetineerden op elkaar en op u? .................................................................................................................. .................................................................................................................. E. Wat betreft de invloed van de werkervaring op u? .................................................................................................................. ..................................................................................................................
79
5.
Wat is, volgens u, noodzakelijk om ‘D-Side’ drugsvrij te houden? .................................................................................................................. ..................................................................................................................
6.
Hebt u het gevoel over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken om om te gaan met de gedetineerden en hun problematiek? Indien ja, hoe komt dat u zich voldoende competent voelt? ............................................................................................................. ............................................................................................................. Indien neen, wat zou u kunnen helpen om zich competenter te voelen? ............................................................................................................. .............................................................................................................
7.
Aanbevelingen: Wat kan volgens u beter op de drugsvrije afdeling? ............................................................................................................. .............................................................................................................
(Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen , 2010; Harinck, 2010; Vlaamse Overheid, 2012)
80
Bijlage 7: Interview-schema hulpverleners 1.
Op welke afdelingen werkt u? .................................................................................................................. ..................................................................................................................
2.
Waarom wilt u op de drugsvrije afdeling D-Side werken? .................................................................................................................. ..................................................................................................................
3.
Waar heeft u vroeger gewerkt? .................................................................................................................. ..................................................................................................................
4.
Indien u vroeger in de gevangenis heeft gewerkt: merkte u daar iets van het druggebruik binnen de gevangenismuren? .................................................................................................................. ..................................................................................................................
5.
Wat is hier (D-Side) volgens u anders dan op andere afdelingen in de gevangenis? A. Wat betreft het verblijf van de gedetineerden ? .................................................................................................................. .................................................................................................................. B. Wat betreft de hulpverlening voor de gedetineerden? .................................................................................................................. ................................................................................................................. C. Wat betreft de omgeving van de gedetineerden? .................................................................................................................. .................................................................................................................. D. Wat betreft de invloed van de gedetineerden op elkaar en op u? .................................................................................................................. .................................................................................................................. E. Wat betreft de invloed van de werkervaring op u? .................................................................................................................. ..................................................................................................................
81
6.
Wat is, volgens u, noodzakelijk om D-Side drugsvrij te houden? .................................................................................................................. ..................................................................................................................
7.
Hebt u het gevoel over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken om om te gaan met de gedetineerden en hun problematiek? Indien ja, hoe komt het dat u zich voldoende competent voelt? ............................................................................................................. ............................................................................................................. Indien neen, wat zou u kunnen helpen om u competenter te voelen? ............................................................................................................. .............................................................................................................
8.
Aanbevelingen: Wat kan volgens u beter op de drugsvrije afdeling? ............................................................................................................. .............................................................................................................
(Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen , 2010; Harinck, 2010; Vlaamse Overheid, 2012)
82
Bijlage 8: Matrix 1 Matrix opgesteld aan de hand van de interviews afgenomen bij de gedetineerden van de drugsvrije afdeling.
Reden van aanmelding?
Feiten?
Ex-Gebruiker 1
- Ik wist dat ik sneller eens buiten zou mogen, op penitentiair verlof. - Er is meer vrijheid op de sectie zelf. - Er zijn meer activiteiten, sport is heel belangrijk. - Veel voordelen, die opwegen tot het opgeven van drugs.
- Drugsgerelateerd en nietdrugsgerelateerd.
Ex-Gebruiker 2
- Ik wilde afkicken en dat lukt niet als je zoveel in contact komt met gebruikers in detentie. - Als ik niet in contact kom met drugs of met gebruikers, ga ik kunnen afkicken.
- Drugsgerelateerd.
Ex-Gebruiker 3
- Ik heb in het verleden al in de gevangenis gezeten en kwam verslaafder buiten dan dat ik binnen kwam (gebruikte vroeger occasioneel). Detentie is een broeihaard van drugs en ik zou er teveel gebruiken. Ik wou stoppen met drugs en dat is binnen niet mogelijk.
- Drugsgerelateerd.
Ex-Gebruiker 4
- Ik heb al verschillende pogingen ondernomen om af te kicken. Soms is dat ook gelukt voor een periode. Ik had mij eerst aangemeld voor B-Leave in Ruislede, maar dat was niets voor mij. Ik wou terug maar niet naar gewone detentie, daar is er teveel gebruik. Dus ik heb mij hier aangemeld, want ik wilde werken aan mijn verslaving.
- Drugsgerelateerd.
83
Reden van aanmelding?
Feiten?
Ex-Gebruiker 5
- Ik ben op een leeftijd gekomen dat ik niet meer verslaafd wil zijn. Ik heb hier al een paar keer in voorarrest gezeten en ben toen echt tot inzicht gekomen. Als je nuchter bent, vind je veel meer redenen die je motiveren om af te kicken. Dus toen ik hier voor mijn echte straf zat, wist ik dat ik iets moest doen, want in detentie ging mijn gebruik alleen maar erger worden.
- Drugsgerelateerd.
Ex-Gebruiker 6
- Ik wilde tussen mensen zitten die clean zijn. Ik kon niet meer tussen gebruikers zitten, dat is heel lastig voor iemand met een exverslavingsprobleem. Ik moet mijzelf daartegen beschermen.
- Drugsgerelateerd.
Nooit Gebruiker 1
- Er zijn hier meer mogelijkheden en voordelen. - Ik wou mezelf beschermen tegen de verleiding om te starten met gebruik. Ik heb nog nooit drugs gebruikt, maar op de andere afdeling is zoveel drugsgebruik dat je wel zou kunnen starten.
- Drugsgerelateerd.
Nooit Gebruiker 2
- Ik had het gehad met die mentaliteit. Die gebruikers zonderen zich af, je kan er niet mee praten, er ontstaan een slecht klimaat met veel agressie en spanningen. Ik wou daar niet meer tussen zitten. Ik ben niet bang dat ik zelf verslaafd zou worden, na al die jaren binnen ga ik daar niet meer aan beginnen. Ik wou daar gewoon weg.
- Drugsgerelateerd.
(Harinck, 2010)
84
Bijlage 9: Matrix 2 Matrix opgesteld aan de hand van de interviews afgenomen bij de gedetineerden van de drugsvrije afdeling met een verslavingsproblematiek.
Ex-Gebruiker 1
Ex-Gebruiker 2
Ex-Gebruiker 3
Ex-Gebruiker 4
Samenhang feiten en drugs?
Gebruik in de gevangenis?
Aanleiding probleembesef?
Grootst druggerelateerd problem?
- Neen, gebruik had er niets mee te maken. Ik had de feiten ook gepleegd zonder gebruik. - Ja, onder invloed verlies ik alle controle. Drang om feiten te plegen wordt groot en je kan jezelf niet onder controle houden. Zonder drugs had ik het niet gedaan.
- Ja. +/- 10 joints/dag. Ik kreeg opmerkingen, maar beambten deden niets: ik was rustig en maakte problemen. - Ja, veel drugs. Ik gebruikte van alles. Eerst speed, dan heroïne. Hoelanger je in detentie zit, hoe minder je nadenkt. Je begint te pakken wat voorhanden is.
- Ik zie niet echt een probleem. Ik stop voor de voordelen, niet voor altijd.
- Kleine afkick als je moet stoppen is wel lastig.
- Ik grijp naar drugs als ik mij slecht voel. Op mijn zwakste momenten is de drang het grootst. Ik kan geen ‘neen’ zeggen. Gebruik maakt alles nog erger.
- Ja, teveel speed en de stoppen slaan door. Je verliest contact met werkelijkheid. Je moet je verslaving financieren en je denkt niet verder na. - Ja, eens je lichaam drugs eist ben je verloren. Verslaafd aan geld (dealen) en drugs. Zonder gebruik had ik meer controle gehad.
- Ik gebruikte niet zoveel, af en toe eens speed.
- Ik had persoonlijke problemen en begon meer te gebruiken. Ik begon me slechter te voelen en belandde uiteindelijke in de gevangenis. Ik besefte dat het gebruik moest stoppen. - Als ik gebruikte had ik geen besef. Mijn besef kwam eens dat ik nuchter was, in de gevangenis zelf.
- Toen ik een effectieve straf kreeg. Dan werd ik met mijn neus op de feiten gedrukt.
- Ik kende geen grenzen. Ik verloor alle controle. Mijn gebruik en het dealen werd erger en erger en je beseft het niet door je druggebruik.
- Ik gebruikte veel. Zo ging de tijd sneller. Het is een kleine wereld, gebruikers van buiten, ken je binnen ook. Zo raak je aan alles dat je wilt.
- Verlies van werkelijkheid en controle. Eens je gebruikt ben je verloren en sta je bij niets meer stil.
85
Samenhang feiten en drugs?
Gebruik in de gevangenis?
Aanleiding probleembesef?
Grootst druggerelateerd problem?
Ex-Gebruiker 5
- Ja, mijn feiten en gebruik waren sterk verweven. Ik was altijd al aangetrokken door ‘wat nie mocht’. Ik zat dus al snel in de criminaliteit en het gebruik maakte de feiten nog erger. Zonder gebruik was het niet zo geëscaleerd.
- Elk moment dat ik wilde, gebruikte ik. Ik gebruikte wat er voorhanden was.
- Mijn besef kwam al vroeg, jaren geleden. Mijn ogen opende door een gesprek met een ervaringsdeskundige in het MSOC. Toch was mijn verslaving te erg om toen al te stoppen.
- Mijn gebruik is zeer destructief. Ik moet altijd meer en meer gebruiken. Kijken hoever ik kan gaan. - Het is zo verslavend, de drang kan zo groot zijn.
Ex-Gebruiker 6
- Ja, het is begonnen met af en toe gebruik. Toen gestopt met werken en met dealen. Dealen werd erger en erger, je komt terecht in allemaal nieuwe situaties, spannend. Je bent onder invloed en staat niet stil bij wat je doet. Voor je het weet doe je dingen die niet kunnen. Zonder drugs was het niet gebeurd.
- Ik gebruikte veel (heroïne vooral), heel de dag door. Ik zorgde ervoor dat ik de juiste hoeveelheid nam. Zo kon ik nog functioneren.
- Ik zie ook verslaafden van 40-45 jaar. Die leven van dag tot dag. Dat wil ik niet, ik wil beginnen aan het opbouwen van een stabiel leven en dat gaat niet met drugs. - Mijn lichaam was aan het aftakelen.
- Het milieu waarin in terecht kwam werd erger en erger. - De politie kende mij. Ik werd iedere keer opgepakt, ook al deed ik niets verkeerd.
(Harinck, 2010)
86
Bijlage 10: Matrix 3 Matrix opgesteld aan de hand van de interviews afgenomen bij de gedetineerden van de drugsvrije afdeling zonder een verslavingsproblematiek.
Wat merkte je van gebruik binnen de gevangenis? Nooit Gebruiker 1
-
Nooit Gebruiker 2
-
Wat stoorde u het meest?
Gebruikers klieken samen. Ze zijn onverzorgd, onhygiënisch, hebben slordige cellen en weinig zelfrespect. Je merkt het aan hun gedrag, hun uiterlijk en de gesprekken die ze voeren. Wat je ziet is sterk afhankelijk van het soort middel: kalmerend, oppeppend.
-
De afrekeningen, het agressief gedrag. Ze zijn alleen maar met drugs bezig. Je kan er geen deftige gesprekken mee voeren. Ze luisteren niet.
Als ze op de wandeling of bij bezoek raar in het rond beginnen kijken, dan weet je dat ze bezig zijn met drugs. Ze geven of krijgen dan iets. Je ziet het aan hun voorkomen en gedrag. Als je er contact mee hebt, zie je het direct bv aan de ogen.
-
Ze zijn suf, je kan er niet normaal tegen praten. Ze zorgen voor een slechte sfeer in de gevangenis. De regels worden aangepast aan hun gedrag, bijvoorbeeld fouillering. De niet-gebruikers krijgen ook te maken met strengere regels door het druggebruik van de gedetineerden.
-
(Harinck, 2010)
87
88
Bijlage 11: Matrix 4 Matrix opgesteld aan de hand van de interviews afgenomen bij de beambten, de hulpverleners en de Penitentiair Assistent van de drugsvrije afdeling.
Waarom wilt u werken op de drugsvrije afdeling?
Waar heb je voorheen gewerkt?
Iets gemerkt van het gebruik in detentie?
De invloed van de werkervaring op u?
Voldoende kennis en vaardigheden?
Hulpverlener 1
- Ik ken de doelgroep en de drugsvrije werking goed door de ervaring op mijn vorig werk. - Het is een mooi en interessant initiatief, ik wilde er deel van uitmaken.
- Psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis voor mensen met een verslavingsproblematiek.
- Ja, veel gedetineerden zijn onder invloed. - Dit zie je aan hun uiterlijk, hun communicatie, hun houding. Sterk afhankelijk van het middel. - Ik kon er eerst niet inkomen, maar als je hun verhaal en straf soms hoort, dan wel.
- Het is losser werken. - Je gaat met nuchtere mensen om, je dringt meer tot hen door. Je kan ze beter bereiken dan mensen onder invloed.
- Ja, door ervaring en opzoekingswerk. Ik leer veel door te luisteren naar de mensen hun verhaal - Neen, heropfissing van wat we kennen en bijkomende scholing over nieuwe ontwikkeling over verslaving en drugs zelf, werking hieraan aanpassen
Hulpverlener 2
- Gebeurde automatisch, ik stond eerst op Hoge Veiligheid. Drugsvrije afdeling is erbij gekomen. - Eerst wilde ik niet door vooroordelen, maar nu werk ik er graag.
- Steeds in de gevangenis, eerst al beambte. Dan heb ik mij bijgeschoold en ben in het zorgteam komen werken. Het hulpverlenende zat er al altijd in.
- Ja, het zit erin verweven. - Je merkt het aan het gedrag, hun voorkomen, hun houding. - Kan erin komen maar zorgt voor een hele slecht klimaat in de gevangenis.
- Eerst stond ik niet te springen om hier te werken (liegen/bedriegen) nu wel. - Hoge veiligheid en drugsvrije afdeling vormen een mooi evenwicht in werkervaring: zeer streng-losser.
- Ja, door mijn ervaring. - Neen, bijscholing zou zeker geen kwaad kunnen. Het is een complexe problematiek. Meer expertise van buitenaf zou een grote meerwaarde zijn.
89
Waarom wilt u werken op de drugsvrije afdeling?
Waar heb je voorheen gewerkt?
Iets gemerkt van het gebruik in detentie?
De invloed van de werkervaring op u?
Voldoende kennis en vaardigheden?
Beambte 1
- De doelgroep spreekt me aan. - Het hulpverlenend aspect interessert me. - Mensen hier willen vooruit, ik wil ze daarbij helpen en steunen.
- Met mensen met een beperking en de gevangenis in Gent.
- Ja, het neemt toe met de jaren. Ze gaan hun gang, te weinig opvolging. - Afhankelijk van het middel merk je dat ze zich anders gedragen. - spanning, agressie
- Elke dag hier staan zou te zwaar zijn. Te intens, gedetineerden doen beroep op je. Je neemt een stuk HV op. - Het is hier vrijer, controle en streng.
- Ja, door ervaring en buikgevoel. Ik heb veel geduld en kan goed luisteren. Dat is noodzakelijk. - Neen, wil weten over verschijningsvormen van drugs + opfrissing kennis.
Beambte 2
- Het was geen bewuste keuze. Ik hou toezicht op werkplaats en de gedetineerden van de drugsvrije afdelingen werken hier.
- Ik werk al 15 jaar als beamte.
- Ja, er zijn veel drugs in de gevangenis. Er is een soort gedogenbeleid, behalve bij celcontroles. Dan zijn we streng en volgen er straffen. - Je merkt het aan het gedrag van de gedetineerden en je ruikt bv regelmatig cannabis.
- Voor mij persoonlijk verschilt er niet zoveel. In het begin testten ze je meer. Ze denken dat ze meer mogen door HV. Maar dat pakte nu niet langer. - Ze zijn actiever, missen geen werk door gebruik.
- Neen, meer zicht krijgen in het afkickproces & terugval. - Beambten en HV zouden nog meer samen moeten zitten voor overleg (nu al beetje) - Je zou meer vorming moeten krijgen rond de problematiek: inzicht.
90
Penitentiair Assistant
Waarom wilt u werken op de drugsvrije afdeling?
Waar heb je voorheen gewerkt?
Iets gemerkt van het gebruik in detentie?
De invloed van de werkervaring op u?
Voldoende kennis en vaardigheden?
- Ik heb al altijd interesse gehad in herstelgericht werken. - Ik stoorde me echt aan sommige tekorten in de werking met gedetineerden. - Ik wil graag mensen die gemotiveerd zijn helpen.
- Gevangenissen van Sint-Gilles, Oudenaarde en Brugge.
- Drugs zijn er al altijd, maar nu meer en meer/zwaardere soorten drugs. - Gevaarlijke handel, veel spanningen,agressie. - Merkt aan het gedrag van mensen. - Sinds het afschaffen van naakt fouillering is het erger geworden. - Substitutie met methadon wordt niet voldoende begeleid, te lang en gevaarlijk als ze mengen met andere middelen.
- Spanningen worden niet opgelost met agressie. Er wordt gepraat, onmiddellijk of op de vergadering. - Aangenaam werken. - communicatie, groepsgevoel, overleg, open klimaat. Meer ontspannen om te werken. - Mensen gemotiveerd, verbeteren hun leven, dat motiveert mij.
- Ja, bij de start kreeg je een vorming. - Jaarlijkst hebben we een teamdag waarbij we rond de problematiek ‘verslaving’ werken. - Neen, opfrissing is noodzakelijk. We moeten mee zijn met de nieuwste ontwikkelingen.
(Harinck, 2010)
91
92
Bijlage 12: Matrix 5 Matrix opgesteld aan de hand van de interviews afgenomen bij de gedetineerden, de beambten, de hulpverleners en de Penitentiair Assistent van de drugsvrije afdeling.
Anders: verblijf
Anders:hulpverlening
Anders: omgeving
- Goede, open Exsfeer. Gebruiker 1
- Te weinig aanwezig. - Mensen hebben nood aan ondersteuning. - Zitten niet op dezelfde golflengte.
-
- Je kan koken. ExGebruiker 2 - Leefregels.
- Je kan individuele gesprekken hebben. - Ze zijn te weinig beschikbaar.
- Keuken. - Drugsvrij. - Regels die je motiveren, volg je ze niet vlieg je buiten = goed.
- Vrijheid, open Excel. Gebruiker 3
- Ben hier nog niet zo lang, ervaring. - Heb de indruk dat ze niet zo aanwezig zijn.
- Opener.
- Agressie - Schijnheiligheid als vervanging van agressie - Verantwoordelijkheden.
- Je leeft in groep.
-
Je kan koken. Fitness. Dagelijks werken. Betere/aparte wandeling. - Betere groep.
Anders: invloed gedetineerden
Vrij. - Sommigen Keuken. moeien zich Fitness teveel (taken) Afgescheiden, - Spanningen vrouwen verbaal oplossen kunnen ons of door politieke wel zien. spelletjes. - Flexibel zijn, leven in groep.
- Je leeft in groep, dat heeft voor- en nadelen. Je moet dat leren ook al zijn ze soms kinderachtig. - Buiten moet je ook met mensen leren omgaan. - Sfeer totaal anders. - Mensen zijn clean, bij hun verstand = beter om te leven in groep.
Hoe drugsvrij houden? - 100% vrij kan niet. - Honden zijn moe na 10min, kunnen hele gevangenis niet aan. - HV aanwezig om te motiveren. - Beroep doen op verantwoordelijkheid door HV. HV moet motiveren. - Urinecontroles. - Urinecontroles. - Consequenter toezicht van beambten.
Aanbevelingen - Hulpverlening meer op punt stellen. - Betere communicatie tussen gedetineerden, beambten en directie. - Overleg. - Individuele gesprekken. - Consequentere vorm van toezicht, dan moet groep niet klikken= spanning - Betere nazorg - Vast team,die de werking kent. - competitie - Ondersteuning bij vrijheid, te grote stap om alleen te nemen.
93
Anders: verblijf
Anders:hulpverlening
Anders: omgeving
Anders: invloed gedetineerden
Hoe drugsvrij houden?
Aanbevelingen
- Meer sport. ExGebruiker 4 - Cellen meer open.
- Terugvalpreventie in groep. Zou beter individueel zijn. - gesprekken. - HV te weinig aanwezig, steun.
- Stiller en rustig. - Afgesloten van andere afdelingen = goed. - Bezoekersruimte veel beter.
- Minimaal. - Terugvalpreventie en sociale vaardigheidstraining. - Te weinig ondersteuning.
- Polyvalente zaal, keuken, kaarten, kickertafel. - Aangenamer/ Open. - Douchen. - Bellen.
- Mensen moeten meer gemotiveerd worden om te stoppen door HV. Als ze overtuigd zijn dat ze moeten stoppen zullen ze niets meenemen. - 100% moeilijk. - Strengere screening voor motivatie. - Er moeten meer HV zijn voor ondersteuning.
- Rond nazorg werken. - Zorg op afdeling zelf beter. - Betere screening, enkel vr mensen die willen afkicken.
- Cellen zijn open. ExGebruiker 5 - Veiliger, geen
- Beter, want er is een screening. - Sommigen zitten hier alleen voor de voordelen, zou enkel voor mensen moeten zijn die echt willen afkicken. - Zijn minder agressief. - Minder agressie, mensen zijn kalmer. Wel hypocriet door nultolerantie agressie. - Gevangenismental iteit= vertrouwen. - Sommigen zitten hier voor voordelen: dat maakt mij niet uit. - Moeilijk als er over drugs wordt gepraat. - Ik stoor me als taken niet gedaan worden en als mensen hier alleen zijn de voor voordelen.
- Drugsarm. - Urine testen. - Drugshonden. - Strengere screening voor motivatie. - Sporten.
- Beambten moeten meer weten over problematiek = begrip. - Meer gezamelijke activiteiten.
Anders: invloed
Hoe drugsvrij
Aanbevelingen
- Werken. - Koken.
drugs en agressie. - Je kan hier niet gebruiken.
- Open regime. ExGebruiker 6 - Fitness, mentale
- Zorgteam voor luisteren en en fysieke praktische zaken. gezondheid. - Terugvalpreven- Structuur, taken : tie, niet erg heel belangrijk effectief maar ik voor mij. Eerste pik dingen mee. stap naar herstel. - Veel werken.
Anders: verblijf
Anders:hulpver-
- confrontatie drugs. - Internaatgevoel, helpt om om te gaan mt detentie en verslaving. - Sporten.
Anders:
- Uitnodigen van ervaringsdesku ndigen voor HV: zitten op zelfde lijn, beter begrip, boodschap zal doordringen. - Meer activiteiten.
94
lening - Leven in groep. Nooit Gebruiker 1 - Betere
- Medisch is goed. - Er is voorbereiding op terugvalpreventie, het leven na budgetbeheer, detentie. kook- en sociale - Normale, nuchtere vaardigheidsgesprekken. lessen. - Aangesproken op - Er is neit veel tijd je voor individuele verantwoordelijkh gesprekken. eid
- Meer vrijheid. Nooit Gebruiker 2 - Je kan fitnessen
en er zijn ook andere sport mogelijkheden. - We mogen elke dag in de polyvalente zaal. - Keuken met toestellen.
- Zorgéquipe. - Praten als je het moeilijk hebt, meer begrip. - leuke activiteiten (pannenkoeken). - Luisterend oor.
omgeving
gedetineerden
houden?
- Helemaal anders. - Rusig, respectvoller. - Gescheiden van de rest van de gevangenis: is goed. - Je wordt menselijker behandeld
- Tweewekelijkse vergadering waarop je hetgeen dat je stoort kan zeggen: is goed. - Beter sfeer door nuchtere mensen. - Minder agressie. - Steun.
- Urine testen. - Aantrekkelijkh ouden door voordelen. - Alcohol testen - Veel sport. - Meer communicatie tussen gedetineerdenbeambtendirectie.
- Goede zaal. - Afgesloten van de rest: goed. - Douchen - zelf beslissen.
- Kleinschaligheid niet verliezen bij uitbreiding. - Behouden van luxe zodat iedereen zich gedraagt. - Mensen moeten bij vrijlating geholpen worden.
- Door nultolerantie - Soms is het - Sociale dienst agressie hebben aanwezig. opvolgen mensen 2 gezicht- - alcoholtesten juridische en. rechtuit, niet alleen bij situatie. terugkomst van - HV van 6u tot hypocriet. Toch uitgangsverlof. beter dan agressie 18u aanwezig. - Leven in groep is - Naakte urine - Na onge-stoord test: er wordt soms moeilijk. bezoek mee gefoefeld. naar de fouillering van andere afdeling: slecht, drugs kunnen worden doorgegeven.
95
Anders: verblijf
Anders:hulpverlening
Hulpverlener 1
- Lossere sfeer. - Gedetineerden - Rekenen op worden beter verantwoordelijkh opgevolgd, zeker eid van medisch. gedetineerden. - Individuele - Ook leefregels. gesprekken. - Meer inspraak voor gedetineerden.
Hulpverlener 2
- Open regime. - Er worden sneller stappen gezet in hun reclassering omdat de gedetineerden er zelf aan denken doordat ze nuchter zijn.
Anders: omgeving
Anders: invloed gedetineerden
- Uitstraling - Ze hebben een van een doel, zijn leefgroep met gemotiveerd. veel regels. - Je dringt door. - Geeft meer voldoening. - Ik aanvaard dat terugval erbij hoort, niet teleurgesteld.
- Zorgteam, andere - Gunstig afdelingen hebben regime, dit niet. noodzakelijk - Toch miniem, om op te weinig wegen tegen contacturen = Wij confrontatie hebben een druk van situatie schema en en nuchter gedetineerden zijn. ook, daarnaast is - Zorgt soms er weinig plaatsen voor voor individuele verdraaide gesprekken. Deze motivatie. factoren maken dat er weinig individuele gesprekken zijn.
Hoe drugsvrij houden?
Aanbevelingen
- Consequente aanpak. - Vertrouwen van gedetineerde, aanspraak doen op hun verantwoordelijheid. - Strengere urine controles. - Fouillering na bezoek. - Veel praten.
- mensen in het zorgteam. - Plaatsten voorbehouden voor mensen met een verslaving, die willen afkicken. - Zelfde richtlijnen gebruiken: consequent! - Extra persoon om detox te begeleiden: tweede mening bij twijfel. - Het lossen regime - Urine controle - HV moet beter zorgt ervoor dat - Alcohol testen bereikbaar je op een vlottere - Zeer alert zijn, zijn.tijd en manier contact kijken naar je personen. kan hebben, dit groep, naar - Beambten geen zorgt voor een eventuele vast team, soms beter band. gedragszit er iemand veranderingen. die de werking niet kent = slecht. Moeten zich kunnen engageren in de werking.
96
Anders: verblijf Beambte 1 - Open sfeer.
- Meer verantwoordelijheden voor gedetineerden - Eigen kleren, beter ingerichte cellen. - Koken.
Beambte 2 - Ze hebben meer faciliteiten en vrijheid. - Er is een zorgteam.
Anders:hulpverlening
Anders: omgeving
- Redellijk beperkt - Het is nog te - Medisch vlak wel kil. goed. - Er moet nog - Niet altijd tijd gewerkt voor een gesprek. worden rond - Is een goede gezelligheid. start, moet uitbreiden. - Als beambte heb je ook luisterend oor.
Anders: invloed gedetineerden
- De gedetineerden gedragen zich beter doordat ze veel te verliezen hebben (gunstig regime). - De gedetineerden zijn vatbaarder voor reden. - De gedetineerden zijn kalmer, minder vijandig, je hebt beter zicht op hun functioneren. - Je merkt niet - De - De gedetineerden zoveel van HV. gedetineerden voelen zich op de - Er zijn individuele zitten minder werkvloer soms gesprekken. opgesloten op bevoordeeld. - HV zijn beter hun cel. - De gedetineerden geschoold om te zijn werken met die gemotiveerder. mensen. - De gedetineerden zijn modiger, alerter.
Hoe drugsvrij houden?
Aanbevelingen
- Frequentere urinecontroles - Drugshonden - Bij twijfel bloedtest, niet voor repressie maar voor zekerheid, anders ontstaan er spanning in de groep.
- Meer competitie op sportief vlak: motiveert. - Toneel en muzikale activiteiten. - Creatievere aanpak om lessen te ondersteunen. - Betere screening op vlak van motivatie.
- Strengere urinecontroles
- Visie van alle beamten&HV op dezelfde lijn, is al goed, maar kan nog beter. Eenvormige werking - Vorming rond problematiek. - Meer structuur, zo is er voorspelbaarheid en weten gedetineerden waar ze aan toe zijn en wat kan of niet kan.
97
Anders: verblijf Penitentiair - Bewuste keuze voor een open Assistent regime. - Open cellen. - Betere activiteiten.
Anders:hulpverlening
Anders: omgeving
- Terugvalpreventie - Open regime - Communicatiemet meer lessen. mogelijk- Er is een heden voor zorgteam waar er recreatie. een vertrouwensband mee is, er zijn individuele gesprekken, medische zorg en er worden activiteiten georganiseerd.
Anders: invloed gedetineerden - Het zijn allemaal mensen die gekozen hebben voor deze afdeling. Ze zijn dus gemotiveerder, dat geeft voldoening. - Ik bewonder hoe sommigen erin slagen zich te herpakken.
Hoe drugsvrij houden? - Urine-, alcoholen bloedtesten behouden. Zo ontstaat er geen spanning door twijfel. - Strengere controles na ongestoord bezoek. Naaktfouillering zou moeten kunnen bij deze afdeling. - Nog meer werken rond terugvalpreventie. Praten over nu en later, motiveren om vol te houden. - Eénlijnige aanpak van de beamten: consequent.
Aanbevelingen - Betrekken netwerk als vorm van ondersteuning bij vrijlating. - Naast interne (zorgéquipe) externe (verslavingszorg, nu enkel terugvalpreventie van De Kiem) zorg. - sportcompetitie. - Afscheiding van de rest van de gevangenis - Aan de slag gaan, detentie is goede kans om aan jezelf te werken. - Nazorg: werken rond problematiek bij volgende stap in hun leven. - Een drugsvrije afdeling voor vrouwen. - Vaste unit beamten.
(Harinck, 2010)
98
99