Beleidsplan Participatiewet
Gemeente Westerveld Oktober 2014
Beslispunten/Beleidskaders Voor de uitvoering van de Participatiewet stellen wij de volgende missie en visie vast. Missie De SSWZM gemeenten streven ernaar dat zoveel mogelijk inwoners naar eigen vermogen participeren en voorzien in hun eigen inkomen. Werk staat daarbij voorop. Alle inzet is er op gericht om burgers te laten participeren door middel van werk, of minder uitkeringsafhankelijk te laten zijn doordat ze een deel van hun inkomen naar vermogen zelf verdienen. Indien een betaalde baan (nog) niet bereikbaar is, is het doel gericht op actieve deelname aan de samenleving naar vermogen. Dat meedoen is niet vrijblijvend. Centraal staat dat meedoen plaatsvindt vanuit eigen kracht en verantwoordelijkheid van mensen samen met hun omgeving. Participatie heeft een positieve invloed op de zelfredzaamheid van inwoners en op de sociale cohesie in dorpen en wijken. Voor mensen die het echt nodig hebben bieden wij een effectieve ondersteuning. Dit willen we bereiken door samenwerking en vanuit een integrale (sociale domein brede) aanpak. Visie De opgave die wij als college in het kader van de Participatiewet hebben, baseren wij op vier belangrijke pijlers: a) Iedereen doet mee b) De verankering in de integrale dienstverlening voor het sociaal domein c) De hechte verbinding met het lokale en regionale sociaal-economisch beleid d) Samenwerken met de SSWZM gemeenten e) Zo budgettair neutraal mogelijk Regionaal en subregionaal arbeidsmarktbeleid (werkgeversdienstverlening) In het kader van het (regionale) arbeidsmarktbeleid zetten wij in op doorontwikkeling van de samenwerking op de werkgeversdienstverlening in de subregio. Wij gaan daarbij de samenwerking met werkgevers verder intensiveren door o.a. het aangaan van allianties en convenanten met het reguliere bedrijfsleven. Als subregio van SSWZM gemeenten gaan wij constructief samenwerken in en met het Regionaal Werkbedrijf IJssel-Vecht, met als doel zoveel mogelijk inwoners met een arbeidsbeperking aan een reguliere baan te helpen . We gaan als SSWZM gemeenten een gezamenlijke opdracht formuleren voor een haalbaarheidsonderzoek naar de optimale, gezamenlijke uitvoering van de Participatiewet. Samenhang met andere transities Wmo en Jeugdzorg Primair ligt de uitvoering van de nieuwe Participatiewet binnen de bestaande structuren (Reestmond/IGSD S-W). De kaders gesteld in de beleidsnota Integrale Toegang zijn hiervoor leidend. In 2015 en 2016 willen we ons nadrukkelijker richten op de samenhang en verbindingen met de andere transities WMO, Jeugdzorg en Passend Onderwijs.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
2
Tegenprestaties (uitgangspunten): De tegenprestatie is niet vrijblijvend maar een verplichting; De tegenprestatie wordt gevraagd aan personen die behoren tot cliëntprofiel 3 en 4; De tegenprestatie wordt onderdeel gemaakt van het traject van de cliënt. Daarbij is sprake van een evenwichtige verhouding tussen de ontwikkeling van de cliënt en het vervullen van maatschappelijk nuttige activiteiten; De maatschappelijk nuttige activiteiten mogen arbeid niet verdringen en geen financieel gewin tot doel hebben; Cliënten hebben invloed op de invulling van hun tegenprestatie en mogen zelf met een voorstel komen; Vrijwilligerswerk en mantelzorg van een bepaalde inhoud en omvang gelden als tegenprestatie; De maatschappelijk nuttige activiteiten mogen geen negatieve effecten, zoals extra kosten of risico’s voor de inwoner, met zich meebrengen; In individuele gevallen kunnen betrokkenen vrijgesteld worden van de tegenprestatie. De privacy van de inwoner moet gewaarborgd worden; De tegenprestatie mag het re-integratiebeleid niet doorkruisen. In afstemming met instellingen, verenigingen, buurtwerk etc. wordt zorg gedragen voor een breed palet aan maatschappelijk nuttige activiteiten. We nemen deze op als randvoorwaarde in ons subsidiebeleid. Wsw-oud De opdracht die het bestuur van Reestmond aan de directie heeft gegeven zijn leidend voor de keuzes voor een passende bestuurswijze van de GR Reestmond. Dat geldt ook voor de ontwikkeling van Reestmond binnen de toekomstige infrastructuur voor uitvoering van de Participatiewet. Doelgroepen binnen de Participatiewet zijn 1. Wsw-oud; 2. Beschut Werken nieuwe stijl; 3. Wet werk en bijstand 4. Jonggehandicapten met arbeidsvermogen. De IGSD s-w en Reestmond (t.z.t) gaan werken met vier cliëntenprofielen. De inzet van personeel en middelen wordt hierop afgestemd Profiel 1 Profiel 2 Profiel 3 Profiel 4
Groeipotentieel en betaalde arbeid Groeipotentieel en op korte termijn betaalde arbeid Beperkt groeipotentieel en op lange termijn mogelijk betaalde arbeid Geen groeipotentieel, er wordt maximaal geparticipeerd
Binnen 4 maanden Binnen 12 maanden Binnen 2 jaar Ontheffing
Financiën Het P-budget, het zogenoemde oude werkdeel, wordt beschikbaar gesteld aan de IGSD s-w voor de re-integratie en activering van inwoners met een uitkering op grond van de Participatiewet. Basis hiervoor is een jaarlijks te ontwikkelen re-integratieplan. In 2015 en 2016 zullen de budgetten voor de nieuwe doelgroepen ook voor deze doelgroepen ingezet worden. Het budget Wsw-oud wordt beschikbaar gesteld voor de uitvoeringskosten van de doelgroep Wswoud. Jaarlijks stellen we op basis van een door Reestmond ingediende begroting en jaarrekening de gemeentelijke bijdrage aan Reestmond vast. De BUIG-uitkering wordt ingezet voor de programmakosten inclusief de loonkostensubsidie. Evaluatie en monitoring In het vierde kwartaal 2014 doen wij een nul-meting van de drie pijlers: - Het aantal inwoners dat mee doet; - De grip op de financiën; - De samenwerking in de (sub)regio.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
3
Inhoudsopgave 1. 2.
Inleiding ..................................................................................................................................... 5 De Participatiewet – Wettelijke kaders ................................................................................... 6 2.1 WWB .................................................................................................................................... 6 2.2 Wajong ................................................................................................................................. 6 2.3 WSW .................................................................................................................................... 6 2.4 Beschut werk nieuwe stijl ..................................................................................................... 6 2.5 Baangarantie en quotum ..................................................................................................... 6 2.6 Werkbedrijven ...................................................................................................................... 7 2.7 Loonkostensubsidie ............................................................................................................. 7 2.8 Individuele studietoeslag ..................................................................................................... 7 3. Missie en visie op de Participatiewet ...................................................................................... 8 3.1 Missie ................................................................................................................................... 8 3.2 Visie ..................................................................................................................................... 8 3.3 Hoe willen we dat bereiken en wat is daarvoor nodig ......................................................... 8 4. Werkgeversbenadering: lokaal, regionaal en het Regionale Werkbedrijf ......................... 11 4.1 (Sub) regionale werkgeversdienstverlening ...................................................................... 11 4.2 Regionaal Werkbedrijf IJssel-Vecht ................................................................................... 12 4.3 Toekomstige samenwerking in de sub-regio SSZWM gemeenten (stip op de horizon) ... 12 5. Samenhang met andere transities WMO en Jeugdzorg ..................................................... 13 6. Tegenprestatie: Voor wat, hoort wat ..................................................................................... 14 7. Doelgroepen binnen de Participatiewet ............................................................................... 15 7.1 WSW “oud” ....................................................................................................................... 15 7.2 Beschut Werken nieuwe stijl .............................................................................................. 16 7.3 WWB .................................................................................................................................. 17 7.4 Nieuwe instroom : Jonggehandicapten met arbeidsvermogen ......................................... 18 8. Cliëntprofielen ......................................................................................................................... 19 8.1 Cliënten die meteen kunnen werken (Kansrijken: profiel 1 WWB) .................................... 19 8.2 Cliënten die nog niet (betaald) kunnen werken en ondersteuning nodig hebben richting arbeidsmarkt (profiel 2 WWB) ...................................................................................................... 20 8.3 Cliënten die zijn aangewezen op zorg en hulpverlening en (nog) niet kunnen participeren (profiel 3 WWB) ............................................................................................................................ 20 8.4 Cliënten die al maximaal naar vermogen participeren (profiel 4 WWB) ............................ 20 9. Visie op uitvoering .................................................................................................................. 22 9.1 Strategie op Samenwerken .............................................................................................. 22 9.2 Financiën en aantallen ....................................................................................................... 22 9.3 Risico’s en beheersmaatregelen ....................................................................................... 24 9.4 Evaluatie en monitoring ..................................................................................................... 24 9.5 Vervolgtraject ..................................................................................................................... 24 10. Bijlagen ................................................................................................................................. 25 Bijlage 1: Minimabeleid zoals vastgesteld in de gemeenteraad van 19 oktober 2010 Bijlage 2: Strategie gemeente Steenwijkerland “Samenwerken aan Samenwerken”.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
4
1. Inleiding Met ingang van 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. Deze wet voegt de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een deel van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) samen. De Participatiewet moet mensen die nu nog aan de kant staan, meer kansen geven om mee te doen en waar mogelijk zelf in hun levensonderhoud te voorzien. Samen met werkgevers en maatschappelijke partners hebben we een verantwoordelijkheid om mensen naar werk of participatie toe te leiden. De nieuwe wet kent een lange voorgeschiedenis. De oorsprong ligt bij het advies van de Commissie De Vries. Deze commissie voorspelde dat er de komende decennia volop werk is in ons land, mede als gevolg van de vergrijzing. Toch gaf de commissie ook de waarschuwing af dat er een grote groep blijft die niet op eigen kracht een baan kan vinden of vasthouden, maar die wel aangepast werk kan doen. Het huidige stelsel is met zijn schotten te weinig activerend. Daarom zou er één regeling moeten komen voor alle mensen die zijn aangewezen op ondersteuning door de overheid: de Wet Werken naar vermogen. Dit wetsvoorstel is in 2014 vervangen door de Participatiewet. De Participatiewet is één van de drie decentralisaties, naast de overdracht van de taken Jeugdzorg en AWBZ/WMO. De doelgroepen van de decentralisaties overlappen elkaar voor een deel. Vanuit alle drie de domeinen wordt gewerkt aan het realiseren van gezonde en zelfredzame burgers die meedoen in de samenleving. De leidende principes hierbij zijn: versterken van de eigen kracht, een beroep doen op wederkerigheid en integrale dienstverlening met toepassing van één huishouden, één plan, één aanspreekpunt. Nu de gemeente verantwoordelijk wordt voor deze taken is ervoor gekozen om de beleidsplannen te schrijven met het oog op het implementeren van deze drie wetten, de zogenoemde transitiefase. In deze fase wordt een aantal dwarsverbanden benoemd dat integraal kan worden opgepakt. De komende periode gaan we hier verdere ervaring mee opdoen en daar waar nodig innoveren en verbeteren. Dit gebeurt in de transformatiefase. In maart 2014 hebben de colleges van Steenwijkerland, Staphorst, Westerveld , Zwartewaterland en Meppel (SSWZM) besloten om voor de Participatiewet en in het bijzonder de werkgeversdienstverlening, samenwerking concreet vorm te geven. Dit gebeurt op basis van het Handvest ‘Samen verbonden door burgers en vertrouwen’ (samenwerking in het sociaal domein). Hierbij is afgesproken dat waar individuele gemeenten afwijkende keuzes willen maken over het in te zetten beleid of de uitvoering, dit uiteraard mogelijk moet zijn. De beleidsvoorbereiding heeft daarom gezamenlijk plaats gevonden. Dat heeft geleid tot een gelijkluidende missie en visie op de Participatiewet. De complexiteit ontstaat bij de uitvoering van deze wet in de afzonderlijke gemeenten. Oorzaak is dat gebruik gemaakt wordt van verschillende uitvoeringsorganisatie die niet allemaal een gelijke rol toebedeeld gekregen hebben van deze gemeenten bij de uitvoering van deze wet. Met deze samenwerking wordt echter wel een eerste verkenning gedaan naar de (on) mogelijkheden van verdere samenwerking op dit beleidsterrein in de toekomst (stip op de horizon). Wij hebben de uitvoering Werk en Inkomen ondergebracht bij twee uitvoeringsorganisaties. De Wsw bij Reestmond en de Wwb en aanverwante regelingen bij de Intergemeentelijke sociale dienst Steenwijkerland Westerveld. De uitdaging voor de komende jaren is om een effectieve ondersteuningsstructuur te ontwikkelen waardoor meer inwoners doorstromen naar (regulier) werk. Dit beleidsplan heeft een werkingsduur van twee jaar. Door de ontwikkelingen die gaande zijn op het gebied van samenwerking in het Sociaal domein, de nog aanwezige onduidelijkheden binnen de transities en de transformatieslag die nog gemaakt moet worden, verwachten wij dat wij binnen twee jaar de gestelde beleidskaders zullen moeten herzien. Dit beleidsplan vervangt deels de beleidsnota ‘Visie- en beleidsnota Participatie en herijking Sociale zekerheid”. Het onderdeel herijking sociale zekerheid, dat betrekking heeft op het gemeentelijke minimabeleid, wordt voorlopig gecontinueerd. Dit beleid is in bijlage 1 toegevoegd.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
5
2. De Participatiewet – Wettelijke kaders Met de Participatiewet komt er één regeling, die de WWB, de WSW en een deel van de Wajong vervangt. De nieuwe wet moet ervoor zorgen dat meer mensen, ook mensen met een arbeidsbeperking, via betaald werk aan de slag gaan. Werk is immers belangrijk voor een vitale samenleving. Een baan betekent: financiële zelfstandigheid, sociale contacten, een duidelijke dagstructuur en meer welbevinden. De budgetten worden ontschot. Vanaf 1 januari 2015 zijn wij verantwoordelijk voor alle nieuwe instroom van inwoners met arbeidsvermogen. De invoering van de Participatiewet heeft een aantal consequenties: 2.1 WWB Voor de WWB blijven in de Participatiewet de financieringssystematiek en de verantwoordelijkheden gehandhaafd. Er stromen wel nieuwe doelgroepen in de WWB. Tegelijk met het inwerking treden van de Participatiewet worden er wijzigingen in de WWB ingevoerd om de bijstand betaalbaar te houden. Deze wijzigingen hebben onder andere betrekking op het maatregelenregime bij het niet nakomen van verplichtingen. Bovendien wordt van iedereen die een uitkering ontvangt, verwacht dat er een zogenaamde tegenprestatie naar vermogen wordt geleverd. Daarnaast wordt de kostendelersnorm ingevoerd. Dat houdt in dat de normuitkering wordt verlaagd wanneer mensen hun kosten kunnen delen. 2.2 Wajong Met ingang van 1 januari 2015 is de Wajong alleen nog toegankelijk voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Zij zijn en blijven klant van het UWV. Het huidige bestand wordt opnieuw beoordeeld op arbeidsvermogen. Alle Wajongers blijven ook na deze beoordeling bij het UWV. Er worden geen bestaande Wajongers overgedragen naar gemeenten. Mensen met arbeidsvermogen die na 1 januari 2015 recht zouden hebben gekregen op een Wajong-uitkering kunnen vanaf dat moment bij gemeenten terecht voor inkomensondersteuning en ondersteuning bij het vinden van werk. Zij vallen dan onder de Participatiewet. 2.3 WSW De WSW wordt afgeschaft. Nieuwe instroom is daarmee vanaf 1 januari niet meer mogelijk en de wachtlijsten vervallen per 1 januari 2015. Binnen deze ‘sterfhuisconstructie’ blijven voor de huidige WSW-ers de rechten en plichten bestaan. Gemeenten blijven verantwoordelijk om deze groep werk te bieden tegen de huidige arbeidsvoorwaarden en cao. De rijksvergoeding die gemeenten ontvangen per SW-arbeidsjaar wordt in zes jaar teruggebracht van € 26.000,-- naar € 22.700,--, het wettelijk minimumloonniveau. 2.4 Beschut werk nieuwe stijl Tegelijkertijd met het afsluiten van de WSW beginnen we met de opbouw van beschut werk nieuwe stijl. Gemeenten hebben de beleidsvrijheid om te beslissen of en op welke manier beschut werk nieuwe stijl wordt aangeboden. Bij Beschut Werk nieuwe stijl moet er sprake zijn van een arbeidsovereenkomst met de gemeente als werkgever (rechtstreeks of via een BV, NV of stichting). De beloning moet minimaal het wettelijk minimumloon zijn. Landelijk wordt uitgegaan van uiteindelijk 30.000 plekken beschut werk nieuwe stijl rond 2040. 2.5 Baangarantie en quotum In het Sociaal Akkoord hebben de werkgevers zich garant gesteld voor 100.000 extra banen (tussen 2014 en 2026) voor mensen met een arbeidsbeperking die niet zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen Daarnaast stelt de overheid zich garant voor 25.000 extra banen voor deze groep. De beoordelingscriteria worden vastgelegd in de Quotumwet. Het UWV beoordeelt of iemand tot de doelgroep van de garantiebanen behoort. In de eerste jaren zullen Wajongers en mensen op de wachtlijst WSW prioriteit krijgen bij de toeleiding naar de extra garantiebanen.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
6
2.6 Werkbedrijven Gemeenten en sociale partners moeten ervoor zorgen dat er in de 35 arbeidsmarktregio’s zogenaamde Werkbedrijven komen, die de schakel vormen tussen de garantiebanen die werkgevers beschikbaar stellen en mensen met een arbeidsbeperking die aan de slag worden geholpen. De SSWZM gemeenten vallen, samen met 9 andere gemeenten, onder de arbeidsmarktregio van Zwolle. Voor het Werkbedrijf wordt aansluiting gezocht met het Regionaal Platform Arbeidsmarkbeleid IJssel-Vecht. 2.7 Loonkostensubsidie Voor de doelgroep die niet (zelfstandig) het minimumloon kan verdienen, kunnen gemeenten het instrument van loonkostensubsidie inzetten. Deze subsidie vult het loon van de werknemer aan tot het niveau van het wettelijk minimumloon. 2.8 Individuele studietoeslag In de Wajong is een studieregeling opgenomen voor jongeren met een arbeidsbeperking. De instroom in de Wajong stopt en de studieregeling is niet langer toegankelijk voor jongeren met een arbeidsbeperking. Gemeenten krijgen de mogelijkheid om een individuele studietoeslag te verstrekken aan de groep die voorheen onder de reikwijdte van deze studieregeling van de Wajong viel. De individuele studietoeslag is bedoeld als compensatie voor het feit dat deze jongeren naast hun studie door hun beperking niet in staat zijn zelf bij te verdienen. Het is aan gemeenten om in een verordening regels te stellen over de manier waarop bepaald wordt of een student minder dan het wettelijk minimumloon kan verdienen. Ook bepalen gemeenten de hoogte en frequentie van de studietoeslag.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
7
3. Missie en visie op de Participatiewet In alle SSWZM gemeenten is een beleidskader en/of visienota vastgesteld voor de invoering van de drie Transities in het sociaal domein. De gebruikte terminologie verschilt hier en daar maar de visies komen in hoofdlijnen met elkaar overeen. De missie, visie en uitgangspunten in deze nota zijn hierop en op de wettekst voor de Participatiewet aangescherpt. Bij het kiezen van de uitgangspunten sluiten we uiteraard aan bij de visie die voor alle transities in het sociaal domein is opgesteld: Meer burger, minder overheid; Meer buurt/wijk, minder centraal; Meer preventief, minder curatief; Meer integraal, minder versnipperd; Meer collectief, minder individueel. 3.1 Missie De SSWZM gemeenten streven ernaar dat zoveel mogelijk inwoners naar eigen vermogen participeren en in hun eigen inkomen voorzien. Werk staat daarbij voorop. Alle inzet is erop gericht om burgers te laten participeren door middel van werk, of minder uitkeringsafhankelijk te laten zijn door een deel van hun inkomen naar vermogen zelf te laten verdienen. Indien een betaalde baan (nog) niet bereikbaar is, is het doel gericht op actieve deelname aan de samenleving naar vermogen. Meedoen is niet vrijblijvend. Centraal staat dat meedoen gebeurt vanuit eigen kracht en verantwoordelijkheid van mensen, samen met hun omgeving. Participatie heeft een positieve invloed op de zelfredzaamheid van inwoners en op de sociale cohesie in dorpen en wijken. Voor mensen die het echt nodig hebben bieden wij een effectieve ondersteuning. Dit willen we bereiken door samenwerking en vanuit een integrale (sociale domein brede) aanpak. 3.2 Visie De opgave die wij in het kader van de Participatiewet hebben, baseren wij op vier belangrijke pijlers te weten: a) Iedereen doet mee; b) De verankering in de integrale dienstverlening voor het sociaal domein; c) De hechte verbinding met het lokale en regionale sociaaleconomisch beleid; d) Samenwerken met de SSWZM gemeenten; e) Zo budgettair neutraal mogelijk. 3.3
Hoe willen we dat bereiken en wat is daarvoor nodig?
Iedereen doe mee Het vermogen om inkomen te verdienen uit arbeid staat voorop. Ieder mens heeft talenten. Wij gaan er vanuit dat die talenten worden ingezet om zelfstandig in het bestaan te kunnen voorzien. We houden er rekening mee dat de mogelijkheden en capaciteiten van mensen verschillen, maar voor iedereen geldt dat we streven naar het hoogst haalbare. Het uitstromen naar regulier werk is hierbij ons streven, maar indien dat (nog) niet mogelijk is zoeken we naar alternatieven die zowel voor de burger als de samenleving van waarde zijn. We bevorderen dat onze inwoners (weer) meedoen aan onze samenleving. We brengen onze inwoners in beweging en stimuleren hen zelfredzaam te zijn. Daarbij gaan we uit van wat kan en niet van wat niet kan. Het ontvangen van een uitkering is niet vrijblijvend. Naast of in aanvulling op ondersteuning verwachten wij dat naar vermogen maatschappelijke nuttige activiteiten worden verricht. Wij zien hier actief op toe.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
8
Versterken van de eigen kracht en het sociaal netwerk Zoals al eerder aangegeven zijn in de SSWZM gemeenten beleidskaders en visie vastgesteld voor de invoering van de drie transities in het sociaal domein. Een onderdeel daarvan is veelal ook de toegang of de weg tot ondersteuning. In het kader van de Participatiewet wordt hier aansluiting op gezocht. Primair uitgangspunt is dat de inwoners die werk zoeken dit zelf doen en voor hun ondersteuning daarbij als eerste een beroep doen op hun eigen sociale netwerk. Dit netwerk bestaat uit gezin, straat, vriendengroep, vereniging, (oud)collega’s etc. Waar dat nodig is wordt ondersteuning geboden. Niet iedereen verkeert in dezelfde omstandigheden of heeft mogelijkheden om zelf een oplossing te realiseren. Bij het inschatten van de benodigde (professionele)ondersteuning wordt telkens een afweging gemaakt tussen de draagkracht en de draaglast van de inwoner en zijn/haar omgeving. Voor inwoners uit de doelgroep van de Participatiewet die daarop echt zijn aangewezen, blijft gespecialiseerde ondersteuning beschikbaar. De uitvoeringsorganisaties en gemeenten regelen hiervoor de toegang en stellen middelen ter beschikking. Hierbij kan gedacht worden aan test- en trainingsinstrumenten, ondersteunende re-integratietrajecten en het inzetten van nieuwe instrumenten uit de Participatiewet, zoals de loonkostensubsidie en de voorziening beschut werken. Deze zijn in zijn algemeenheid gericht op een zo kort en minimaal mogelijke ondersteuning. De integrale aanpak en het sociaal team (of gebiedsteam) In de SSWZM zijn allerlei ontwikkelingen gaande om te komen tot een integrale aanpak binnen het sociaal domein voor hulpvragen en een effectieve aanpak van complexe (huishoudens)situaties; eventueel met hulp van sociale teams. Dit geldt uiteraard ook voor de burgers die een hulpvraag hebben in het kader van de Participatiewet. Ook dan wordt gewerkt vanuit het principe meer eigen kracht, ondersteuning zo dicht mogelijk bij de burger, meer betrokkenheid van het eigen netwerk, meer inzet op preventie en de beweging in gang zetten van `dure` naar `goedkopere` zorg. Door een integrale aanpak binnen alle disciplines kan hier beter op gestuurd worden. Dit betekent dat de uitvoeringsorganisaties en de teams Werk en Inkomen (IGSD) in dit ontwerpproces actief meedoen. Dit zal in de toekomst mogelijk kunnen leiden tot een herinrichting van de uitvoering. Hierbij zal voldaan moet worden aan de randvoorwaarden die aan de aanpak gesteld worden. Bij dit laatste moeten we denken aan gevraagde competenties, werken aan bredere deskundigheid dan alleen het eigen domein en het aangaan van (meer) verbindingen met de nulde en eerste lijn (vrijwilligersorganisaties, hulpverleningsorganisaties etc). Samen werken aan een sterk sociaal economisch klimaat Wij hechten aan een gezond sociaal economisch klimaat voor onze inwoners. Iedereen kan binnen zijn of haar mogelijkheden meedoen. Werkgelegenheid is voor onze inwoners van groot belang. Uitgangspunt is dat iedereen werkt en daarmee in zijn eigen inkomen voorziet. Een sterke economische regio is van groot belang voor een gezonde arbeidsmarkt. Wij richten ons hierbij op de sociaal- economisch sterke regio IJssel-Vecht. Meer banen betekent immers minder werkloosheid en dus minder uitkeringen. Voor de SSWZM gemeenten is het van groot belang de mogelijkheden in de regio maximaal te benutten. Door hierin gezamenlijk op te trekken willen we een sterke positie verwerven in de regio IJssel-Vecht. Het vergroten van de mobiliteit van onze inwoners is hierbij een aandachtspunt. Maar ook subregionaal en lokaal is het belangrijk om een klimaat te scheppen waarin ondernemers kunnen ondernemen, exploreren en excelleren. Ook dit kan door samenwerking versterkt worden. Werk gaat boven een uitkering. Werk is belangrijk. Mensen creëren hiermee een plaats in het maatschappelijk leven en het draagt bij aan een goede gezondheid. Belangrijk is ook dat werk inkomen verschaft en daarmee onafhankelijkheid en een belangrijke mate van zelfredzaamheid. Ook werkgevers hebben hierin een verantwoordelijkheid. De Participatiewet en als afgeleide het sociaal akkoord heeft in zich dat inwoners die nu nog onder een uitkeringsregeling vallen zoveel mogelijk op de reguliere arbeidsmarkt een plek moeten krijgen. Met het inrichten van een effectieve ondersteuningsstructuur in onze subregio voor werkgevers willen wij meer mensen vanuit een uitkering aan een baan helpen. Door dit als SSWZM gemeenten samen op te pakken wordt de dienstverlening aan de werkgevers verbeterd en verwachten we meer resultaat te behalen.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
9
`Lokaal wat kan` - regionaal wat nodig is De SSWZM hebben aangeven de beleidsvoorbereiding voor de invoering van de Participatiewet samen vorm te willen geven. Daarnaast is expliciet de keuze gemaakt in het kader van het arbeidsmarktbeleid om in 2014 de eerste stappen te maken naar gezamenlijke uitvoering van de werkgeversdienstverlening in de (sub)regio. Dit gebeurt op basis van een gezamenlijke arbeidsmarktagenda met in elke gemeente een eigen uitvoerend team. Hierbij is uitgesproken wat de stip op de horizon in 2018 is: maximale samenwerking op het terrein van de werkgeversdienstverlening voor alle 5 gemeenten. De vraag naar een passend schaalniveau voor de uitvoering van de Participatiewet speelt breder, o.a. voor de inzet van een specialistisch instrument als beschut werken, loonwaardebepaling en loonkostensubsidies. Voor de langere termijn, in de periode 2015 en 2016, willen we onderzoek doen of en op welke wijze we een duurzame sociale infrastructuur kunnen ontwikkelen op een schaalniveau passend bij de SSWZM gemeenten Het principe dat de burger de hulpvraag en de vraag om informatie en advies dichtbij moet kunnen stellen blijft overeind. Zo budgettair neutraal mogelijk Net als in de huidige WWB heeft de gemeente straks ook een budget beschikbaar voor het bevorderen van arbeidsdeelname en het beperken van de uitkeringslasten. Dit budget bestaat vanaf 2015 uit het werkdeel WWB (participatiebudget “oude stijl”), middelen voor het huidige bestand WSW (WSW “oude stijl”) en middelen voor de nieuwe doelgroepen onder de Participatiewet. Dit zijn mensen met een arbeidspotentieel die voorheen in de WSW of Wajong konden stromen. Er zitten geen schotten tussen de middelen: gemeenten mogen zelf bepalen welke ondersteuning mensen nodig hebben. Overeenkomstig onze visie is het uitgangspunt dat de Participatiewet zo budgettair neutraal mogelijk uitgevoerd moet worden. Dit wordt een hele uitdaging als we de Wsw-oud hier ook onder scharen. De tekorten op de Wsw/Reestmond lopen jaarlijks op. Beslispunt Instemmen met de missie en visie op de Participatiewet
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
10
4. Werkgeversbenadering: lokaal, regionaal en het Regionale Werkbedrijf Een integrale werkgeversbenadering is een kritische succesfactor voor het welslagen van de doelstelling van dit beleid. Nauwe samenwerking tussen (regio) gemeenten en uitvoeringsorganisaties is noodzakelijk om meer werkzoekenden aan het werk te helpen, maar ook om met één gezicht richting werkgevers op te treden. Door samen op te treden en structureel af te stemmen tussen de uitvoeringsorganisaties (o.a. jobmatchers) en bedrijfscontactfunctionarissen van de gemeenten kunnen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar afgestemd worden. Door een gezamenlijk contact met bestaande en nieuw te vestigen bedrijven worden de plaatsingsmogelijkheden (bijvoorbeeld individuele en groepsdetacheringen, werken met loonkostensubsidie, job coaching, proefplaatsingen, stages en begeleid werken) voor de totale doelgroep in beeld gebracht. Hier treffen vraaggericht en aanbodgericht werken elkaar, maar ook het sociale en economische domein. Door klant- en resultaatgericht te opereren en werkgevers te ‘ontzorgen’ worden ook de belangen van de werkzoekenden behartigd. De integrale werkgeversbenadering is erop gericht de huidige lokale en regionale arbeidsmarkt via de verschillende ondernemersverenigingen en –platforms, maar ook de individuele bedrijven, te enthousiasmeren arrangementen af te sluiten. Dat kan zijn over de invulling van vacatures, maar ook via afspraken over leer-werkplekken voor jongeren en werkervaringsplaatsen. Uitgangspunt hierbij is de arbeidsontwikkeling van een werkzoekende zoveel mogelijk in een reguliere setting en dus bij voorkeur mét de werkgevers te organiseren De cliënten worden daarmee in staat gesteld (tijdelijk) werkzaamheden te verrichten op basis van hun verdiencapaciteit. Hiermee worden de kansen op de reguliere arbeidsmarkt vergroot en de uitkeringskosten verlaagd. Voor Noord Nederland wordt dit een grote uitdaging. Eind 2012 is door de SER Noord Nederland onderzoek gedaan naar o.a. aard en omvang van de doelgroep (aanbodzijde) van de Participatiewet en naar de absorptiecapaciteit (vraagzijde) van de arbeidsmarkt. Dit onderzoek geeft aan dat het erg moeilijk of onmogelijk zal worden om de doelgroep van de Participatiewet van een baan te voorzien. Het aanbod zal groter zijn dan de vraag. Dit neemt niet weg dat er wel kansen zijn die we willen benutten. Een intensievere en gestructureerde samenwerking tussen alle spelers is hier één van. Daarnaast grenzen wij aan en participeren wij in de sociaal-economische sterke regio Zwolle. 4.1 (Sub) regionale werkgeversdienstverlening De arbeidsmarkt laat zich niet leiden door de grenzen van lokale gemeenten. Er is steeds meer sprake van een in- en uitgaande pendel op de arbeidsmarkt van inwoners die op zoek zijn naar werk. Zowel binnen onze subregio van de SSZWM gemeenten als binnen de regio IJssel-Vecht waar we met 14 gemeenten samenwerken in het Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid. In het kader van de samenwerking in het sociaal domein hebben de colleges van de SSZWM gemeenten besloten de werkgeversdienstverlening tussen deze 5 gemeenten concreet vorm te geven. De opdracht is om voor eind van dit jaar te onderzoeken hoe deze samenwerking in de subregio op basis van een gezamenlijke arbeidsmarkt, met in elke gemeente een eigen uitvoerend team (netwerkorganisatie), gerealiseerd kan worden. Dit kan leiden tot maximale samenwerking van één werkgeversdienstverlening op één fysieke locatie voor alle vijf gemeenten waarin alle functies geïntegreerd zijn voor de dienstverlening van de gemeenten aan bedrijven /ondernemers. Belangrijke argumenten hiervoor zijn: - Het tegengaan van versnippering in de huidige werkgeversdienstverlening; - Voorkomen dat er verschillende partijen bij de werkgevers over de vloer komen; - Als collectieve gemeenten kunnen we werkgevers meer aanbieden dan als individuele gemeenten; - Sommige gemeenten hebben minder banen dan hun beroepsbevolking; - Met een subregio van vijf gemeenten hebben we een sterke inbreng bij het vaststellen van het beleid in het RPA (zie ook hieronder). Een krachtige subregio is ook voor lokale werkgevers aantrekkelijk.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
11
4.2 Regionaal Werkbedrijf IJssel-Vecht In het landelijk sociaal akkoord is afgesproken dat er 35 regionale werkbedrijven worden opgericht. Het werkbedrijf is een bestuurlijk regionaal samenwerkingsverband van regiogemeenten, werkgevers en vakbonden. De werkbedrijven vormen met ingang van 1 januari 2015 een schakel tussen werkgevers en mensen met een arbeidsbeperking die toegeleid kunnen worden naar werk. Belangrijkste opdracht van het Werkbedrijf is te komen tot de invulling van een eenduidige werkgeversdienstverlening op regionaal niveau. Het Werkbedrijf wordt geen echt bedrijf, maar een netwerkorganisatie in de zin van een lichte organisatie voortbouwend op de bestaande RPA structuur. De uitdaging wordt om de in de regio gemaakte afspraken te vertalen naar uitvoering op subregionaal of lokaal niveau. De afspraken worden vertaald in een marktbewerkingsplan. Dit is een eis van de werkkamer (adviescommissie voor de te ontwikkelen werkbedrijven). In het nog op te stellen marktbewerkingsplan komt o.a. het volgende te staan: Invulling subregionale werkgeversdienstverlening, aanpak van laaggeletterdheid en stekker4 (een automatiseringssysteem die de klant helpt bij het vinden van werk met o.a. e-dienstverlening), inclusief taakstellingen. Door adequate samenwerking in de SSWZM gemeenten kunnen we een sterkere positie verkrijgen in de regio en meeliften met de successen. 4.3 Toekomstige samenwerking in de subregio SSZWM gemeenten (stip op de horizon) In ons visiedocument ‘Drie transities in het sociaal domein’ is opgenomen voor de korte termijn: samenwerken aan een gezamenlijke gemeentelijke opdracht voor één uitvoeringsorganisatie volgens de Participatiewet, op te zetten met de SSWZM gemeenten. Argument hiervoor is dat schaalvergroting ons inziens leidt tot een hogere kwaliteit, tegen lagere kosten. De uitvoering van de Participatiewet hebben wij ondergebracht in twee gemeenschappelijke regelingen, Reestmond en de IGSD s-w. Het financiële belang en risico’s zijn voor de uitvoering van de Participatiewet echter dusdanig groot dat er een nieuwe oriëntatie plaats zal moeten vinden naar een effectieve uitvoeringsstructuur in relatie tot de schaalgrootte. Dat is ook van belang voor de samenhang met de andere transities en de ontwikkelingen op het gebied van onderwijs. Daarnaast kan samenwerking de bestuurskracht van gemeenten vergroten. Dit laatste geldt vooral in relatie tot het op te richten werkbedrijf IJssel Vecht. Voor individuele gemeenten is de invloed beperkt. Door zowel ambtelijk als bestuurlijk samen op te trekken kan de invloed vergroot worden en kunnen we de belangen van onze inwoners beter behartigen. Beslispunt De samenwerking met werkgevers in de zogeheten werkgeversbenadering met de invoering van de Participatiewet verder intensiveren door het aangaan en afsluiten van nieuwe allianties en convenanten met het reguliere bedrijfsleven. In te zetten op de doorontwikkeling van de samenwerking op de werkgeversdienstverlening binnen de subregio van de SSWZM gemeenten. We gaan als subregio van SSWZM gemeenten constructief samenwerken in en met het Regionaal Werkbedrijf IJssel-Vecht, met als doel zoveel mogelijk inwoners met een arbeidsbeperking aan een reguliere baan te helpen . Als SSWZM gemeenten een gezamenlijke opdracht formuleren voor een haalbaarheidsonderzoek naar de optimale en gezamenlijke uitvoering van de Participatiewet.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
12
5. Samenhang met andere transities WMO en Jeugdzorg De invoering van de Participatiewet is een onderdeel van een algehele kanteling in het sociale domein. De drie decentralisaties hangen, zoals gezegd, met elkaar samen, deels ook omdat de cliënten gebruik kunnen maken van meerdere vormen van zorg of ondersteuning. De gemeente krijgt van het rijk dan ook niet alleen de opdracht deze taken uit te voeren, maar ook te zorgen voor de samenhang tussen de verschillende domeinen. De commissie Welzijn heeft in de visie nota ‘Drie transities in het sociaal domein’ een aantal uitgangspunten vastgesteld dat ook van toepassing is op de invoering van de Participatiewet. Samengevat heeft deze visie betrekking op de rol van de gemeente in het sociaal domein, op de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan het beleid en het verandertraject van de transities. In ons beleidsplan Integrale toegang hulp en ondersteuning hebben we een en ander uitgebreid verwoord. Hieronder een samenvatting van onze visie en uitgangspunten: De rol van de gemeente: inwoners zijn zelf verantwoordelijk voor en hebben regie op hun eigen leven. Alleen in gevallen waarin de zelfredzaamheid van mensen en de participatie niet vanzelf gaan, is er volgens ons een rol weggelegd voor de gemeente. Deze rol is er primair op gericht om de zelfredzaamheid en de participatie van mensen te vergroten, voornamelijk via activering, ondersteuning en waar nodig bescherming. De uitgangspunten waarop we ons beleid baseren zijn: Mogelijkheden staan centraal niet beperkingen Individueel sociaal professioneel Investeren in de zelfsturing van mensen Ondersteuning is in principe tijdelijk, dichtbij en eenvoudig Minder regels – meer ruimte voor uivoering Algemeen collectief individueel Het verandertraject van de transities: de transities in het sociale domein zijn ieder voor zich grote en complexe operaties. Daarbij gaat het om veranderingen die diep kunnen ingrijpen op het leven van kwetsbare inwoners van Westerveld. De integrale toegang tot ondersteuning en zorg dus ook tot de Participatiewet hebben wij vastgelegd in het deel beleidsplan ‘Integrale Toegang”. De vraagverheldering en signalering op het gebied van werk en inkomen zal met name liggen bij de IGSD en Reestmond. Wanneer sprake is van problematiek op meerdere leefdomeinen, wordt binnen het sociaal team als netwerk organisatie samengewerkt. Zoals aangegeven ligt de focus nu op een adequate invoering van de nieuwe taken, zoveel mogelijk binnen de bestaande structuren. In 2015 en 2016 willen we ons ook richten op : De verbinding tussen (arbeidsmatige) dagbesteding vanuit de WMO en Beschut werken binnen de WSW en Participatiewet; Doorontwikkeling van de samenwerking tussen Recht op leren (leerplicht en vroegtijdig schoolverlaten), het Jongerenloket op het werkplein van de IGSD en het Centrum voor Jeugd en Gezin/sociaal team; Aansluiting op het Passend Onderwijs met het oog op de verbinding onderwijsarbeidsmarkt voor jongeren met een arbeidsbeperking. Beslispunt Primair ligt de uitvoering van de nieuwe Participatiewet binnen de bestaande structuren (Reestmond/IGSD S-W) en binnen de kaders uit de beleidsnota ‘Integrale Toegang’. In 2015 en 2016 willen we ons nadrukkelijker richten op de samenhang en verbinding met de andere transities WMO, Jeugdzorg en Passend Onderwijs.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
13
6. Tegenprestatie: Voor wat, hoort wat In het kader van de Wet Maatregelen WWB heeft de gemeente per 1 januari 2015 de verplichting beleid te ontwikkelen voor het verrichten van een tegenprestatie en hiervoor een verordening op te stellen. De tegenprestatie is sinds 2012 facultatief opgenomen in de Wet werk en bijstand. Wij hebben op dit punt tot nu toe geen actief beleid gevoerd. De uitgangspunten van het gemeentelijke re-integratiebeleid en de uitvoering daarvan waren dusdanig dat maximaal werd ingezet op de participatie van mensen met een uitkering. In het gemeentelijke minimabeleid hebben we als voorwaarde opgenomen dat om voor deze voorzieningen in aanmerking te komen aantoonbaar actief deelgenomen moet worden aan de samenleving als dit tot de mogelijkheden behoort. Inmiddels is de tegenprestatie van een bevoegdheid van het college veranderd in een verplichting van de raad om hiervoor regels in een verordening vast te leggen. Het is aan ons als college om op basis van deze regels beleid te ontwikkelen. In onze visie ‘Drie transities in het sociaal domein’ wordt de term wederkerigheid gebruikt in plaats van tegenprestatie. Dit is als volgt verwoord: ‘Iedereen heeft iets te geven. Elke ontvanger van hulp vragen wij zijn capaciteiten ook in te zetten ten behoeve van anderen’. Onderstaande uitgangspunten sluiten hierbij aan:
De tegenprestatie is niet vrijblijvend, maar een verplichting; De tegenprestatie wordt gevraagd aan personen die behoren tot cliëntprofiel 3 en 4; De tegenprestatie wordt onderdeel gemaakt van het traject van de cliënt. Daarbij moet sprake zijn van een evenwichtige verhouding tussen de ontwikkeling van de cliënt en het vervullen van maatschappelijk nuttige activiteiten; De maatschappelijk nuttige activiteiten mogen geen arbeid verdringen en geen financieel gewin tot doel hebben; Cliënten hebben invloed op de invulling van hun tegenprestatie en mogen zelf met een voorstel komen; Vrijwilligerswerk en mantelzorg van een bepaalde inhoud en omvang mogen gelden als tegenprestatie; De maatschappelijk nuttige activiteiten mogen geen negatieve effecten zoals extra kosten of risico’s voor de inwoner met zich meebrengen; In individuele gevallen kunnen betrokkenen vrijgesteld worden van de tegenprestatie. De privacy van de inwoner moet gewaarborgd worden; De tegenprestatie mag het re-integratiebeleid niet doorkruisen.
Door de programmaraad is een ‘Tegenprestatiewijzer voor gemeenten” ontwikkeld voor het toetsen van activiteiten. Daarnaast heeft de Inspectie SZW een voorbeeldlijst gemaakt. Beslispunt In te stemmen met de uitgangspunten voor de tegenprestatie en deze in de verordening op te nemen. Het college/bestuur IGSD s-w opdracht geven de uitgangspunten om te zetten in beleidsregels. In afstemming met instellingen, verenigingen, buurtwerk etc wordt zorggedragen voor een breed palet aan maatschappelijk nuttige activiteiten. Deze worden als randvoorwaarden opgenomen in het gemeentelijke subsidiebeleid.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
14
7. Doelgroepen binnen de Participatiewet Binnen het huidige beleidskader krijgen alle cliënten een traject aangeboden. Het uitgangspunt hierbij is dat de beschikbare middelen evenredig worden verdeeld over de verschillende treden van de participatieladder. Hierbij wordt iedere cliënt ondersteund die naar vermogen meedoet. Door de aanhoudende instroom in de bijstand en de afnemende budgetten zullen er keuzes gemaakt moeten worden om de Participatiewet zo budgetneutraal mogelijk uit te voeren. Dit uitgangspunt leidt tot een tweetal vragen: Waar kunnen we de budgetten inzetten? Hoe kunnen we de huidige uitvoering zo aanpassen dat de tekorten binnen de Participatiewet zoveel mogelijk worden opgelost? 7.1 WSW “oud” In 2014 hebben gemiddeld 552 medewerkers een WSW-dienstverband bij Reestmond. Hieronder zijn 129 mensen uit Westerveld (6 mensen zijn in dienst bij andere SW-bedrijven). In onderstaande tabel is de volume-ontwikkeling van de huidige WSW-dienstverbanden weergegeven, uitgaande van de landelijk verwachte afname met 90.800 structureel. Volume-ontwikkeling WSW 2015 Landelijk -2.500 Westerveld -4
2016 -7.500 -11
2017 -12.500 -19
2018 -17.300 -25
Structureel -90.800 -135
Een deel van de te verwachten financiële tekorten ontstaat doordat - met het ingaan van de Participatiewet - de huidige WSW-ers hun oude rechten en plichten behouden. Wij blijven als gemeente verantwoordelijk om deze mensen werk te bieden conform de geldende CAO. De huidige meerjarenraming van Reestmond laat een oplopend tekort zien. De raming is uiterst onzeker en wordt beïnvloed door een aantal factoren, zoals: De mate waarin de directie in staat is de organisatie- en kostenstructuur aan te passen aan de toekomstige opdracht voor een steeds kleiner wordend aantal Wsw-werknemers. De wijze waarop gemeenten hun toekomstige infrastructuur inrichten voor de uitvoering van de Participatiewet. Ook voor de huidige WSW populatie geldt het leidend principe dat werk voorop staat, bij voorkeur bij een reguliere werkgever (niet- zijnde de sociale werkvoorziening). De WSW populatie moet ook zoveel mogelijk participeren in de reguliere arbeidsmarkt. Dit kan door een normaal dienstverband, detachering, begeleid werken of met een vorm van loonkostensubsidie. Op deze manier brengen we het aantal “oude “ WSW-ers en de loonkosten omlaag. Naar schatting is 30% van de WSW medewerkers, zelfs met maximale begeleiding, niet in staat om te werken bij een reguliere werkgever. Als we alleen naar het financiële belang van de gemeente kijken, dan is de goedkoopste optie deze werknemers zonder werkvoorziening en begeleidingskosten thuis te laten zitten, met behoud van loon. Vanuit maatschappelijk oogpunt is dit niet wenselijk. Wij vinden daarom dat er een vorm van Beschut Werken als voorziening beschikbaar moet blijven.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
15
7.2 Beschut Werken nieuwe stijl Beschut werk nieuwe stijl onder de Participatiewet is een nieuwe voorziening, die niet verward moet worden met de huidige voorziening in de SW-bedrijven. Gemeenten hebben de beleidsvrijheid om te beslissen of en op welke manier beschut werk nieuwe stijl wordt aangeboden. Bij beschut werk nieuwe stijl moet er sprake zijn van een arbeidsovereenkomst met de gemeente als werkgever (rechtstreeks of via een BV, NV of stichting). De beloning moet minimaal het wettelijk minimumloon zijn, aansluitend bij de CAO van de werkgever. Wij kunnen deze dienstbetrekking ook organiseren bij een reguliere werkgever, inclusief begeleiding en aanpassing van de werkplek. Per 1 januari 2015 worden gemeenten ook verantwoordelijk voor arbeidsmatige dagbesteding (WMO). Deze dagbesteding lijkt op beschut werk. Het gaat vaak om hetzelfde soort werk, zoals bijvoorbeeld fabrieksmatige werkzaamheden. Er is sprake van overlap in activiteiten, doelgroepen en infrastructuur, maar er zijn ook verschillen. Voor arbeidsmatige dagbesteding wordt, afhankelijk van het inkomen, een vergoeding gevraagd. Het is vrijblijvend en deelnemers krijgen een (medische) indicatie. Bij beschut werk ontvangt men een inkomen. Het is niet vrijblijvend en deelnemers worden geselecteerd door de gemeente. Nu de gemeenten voor beide velden verantwoordelijk worden, kan gestuurd worden op een optimale omvang van de infrastructuur, begeleiding en vervoer. Door de gemeentelijke toegang tot (arbeidsmatige) dagbesteding en vormen van beschut werk in samenhang te organiseren kunnen we goed afwegen wat de meest passende voorziening is voor de betreffende persoon. Landelijk wordt uitgegaan van 30.000 plekken beschut werk nieuwe stijl rond 2040. Toegerekend naar onze gemeente gaat het om ca. 9 plekken in 2018 en 45 plekken in 2040 (1/3 van 135). In onderstaande tabel is het volume beschut werk nieuwe stijl toegerekend op basis van de WSW taakstelling 2014. Uitgaande van het landelijk verwachte aantal van 30.000 plekken structureel. Volume beschut werk nieuwe stijl (fte) 2015 2016 Landelijk 800 2500 Westerveld 1 4
2017 4200 6
2018 5800 9
Structureel 30.000 45
Zoals gesteld opteren we vanuit maatschappelijk oogpunt voor het “inrichten” van een voorziening voor beschut werken nieuwe stijl. Ook hier willen we primair inzetten op plaatsing bij reguliere werkgevers, inclusief begeleiding en ondersteuning. Voor mensen voor wie dit niet mogelijk is, kan de bestaande infrastructuur van Reestmond mogelijk een rol spelen, afhankelijk van de keuzes die gemaakt worden voor de toekomstige infrastructuur volgens de Participatiewet.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
16
Reestmond Reestmond vervult een belangrijke rol voor de huidige Wsw-ers. Dit blijft zo. De vier Reestmondgemeenten hebben nog geen gezamenlijk eindbeeld van de gewenste rol en positie van het bedrijf binnen de toekomstige infrastructuur voor de uitvoering van de Participatiewet. De komende periode worden twee elementen nader uitgewerkt: Wat betekent de opdracht ‘afbouw bestaande Wsw’ voor Reestmond? De vraag aan Reestmond is om inzichtelijk te maken welke ruimte er de komende jaren ontstaat in de bestaande infrastructuur. Wat is het tijdspad voor de keuzes die gemaakt moeten worden in relatie tot de Participatiewet? De komende periode moeten gemeenten keuzes maken die verband houden met de invoering – en de uitvoering van taken – van de Participatiewet. Reestmond en de huidige Wsw-infrastructuur zijn onderdeel van de omgeving waar deze keuzes worden gemaakt. Voor de Reestmond-gemeenten is inzicht nodig in de rol die Reestmond hierin kan gaan vervullen en tegen welke kosten, al dan niet in samenwerking met anderen. De uitkomsten moeten leiden tot keuzes over de passende bestuurswijze van de GR Reestmond en de ontwikkeling van Reestmond binnen de toekomstige infrastructuur voor de uitvoering van de Participatiewet. Beslispunt Instemmen met het voorstel om de uitkomsten van de opdracht die het bestuur van Reestmond aan de directie heeft gegeven leidend te laten zijn voor de keuzes voor een passende bestuurswijze van de GR Reestmond. Deze zijn ook leidend voor de ontwikkeling van Reestmond binnen de toekomstige infrastructuur voor de uitvoering van de Participatiewet. 7.3 WWB Het Participatiebudget maakt deel uit van het sociaal deelfonds en is in principe een ontschot budget waarmee de hele participatiewet uitgevoerd moet worden. We weten dat dit door de tekorten op de Wsw niet gaat lukken. Voorgesteld wordt om het budget dat ontvangen wordt voor de re-integratie van inwoners met een bijstandsuitkering gedurende de duur van dit beleidsplan voor deze doelgroep beschikbaar te houden. Gezien de groeiende omvang van het bestand lijkt dit onvoldoende om iedereen te kunnen begeleiden. Daarom dienen ook hier keuzes gemaakt te worden. We gaan er hierbij vanuit dat de uitkeringsgerechtigden grofweg in vier categorieën in te delen zijn:
Uitkeringsgerechtigden die dicht bij de arbeidsmarkt staan (kansrijk) en in principe zelf in staat moeten zijn om (weer) aan het werk te komen; Uitkeringsgerechtigden met arbeidsvermogen die (nog) niet in staat zijn om dit zelfstandig op de arbeidsmarkt te benutten; Uitkeringsgerechtigden die (nog ) geen arbeidsvermogen hebben. Jongeren tot 27 jaar als prioritaire doelgroep
Wij kiezen bij de inzet van de beschikbare middelen expliciet voor de doelgroep die (op termijn) kan werken (de zogenaamde potentiële werknemers), maar hierbij ondersteuning nodig heeft. Klanten die een goede uitgangspositie op de arbeidsmarkt hebben, spreken we aan op hun eigen kracht om een plek op de arbeidsmarkt te veroveren. Kortgezegd komt dit op het volgende neer: We doen minder: Voor mensen die in staat worden geacht om zelf aan het werk te komen, zetten we minder middelen en personeel in. Deze groep kan niet meer rekenen op individuele ondersteuning. Collectieve ondersteuning op het terrein van training, coaching en matching blijft mogelijk. Verwacht wordt dat deze groep op eigen kracht inkomen verwerft. Hierover worden bij de intake prestatieafspraken gemaakt die gemonitord worden. Handhaving staat hierbij centraal. Doel is dat al of niet tijdelijke uitstroom zo snel mogelijk plaatsvindt.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
17
We doen meer: Voor mensen die wel over arbeidsvermogen beschikken, maar dit niet direct kunnen inzetten om een volwaardig inkomen op de arbeidsmarkt te verwerven, zetten we meer middelen en personeel in. We stellen hen in staat het arbeidsvermogen zodanig te ontwikkelen dat zij er op termijn een inkomen mee kunnen verdienen. Deze groep kan rekenen op individuele ondersteuning en de inzet van middelen en instrumenten, zoals scholing of een werkervaringsplaats. De te overbruggen afstand bepaalt de mate waarin de inzet van middelen geoorloofd is. We doen het anders: Voor burgers die hun arbeidsvermogen (nog) niet om kunnen zetten in een inkomen, bieden we activiteiten waarmee zij invulling kunnen geven aan hun verplichting om een maatschappelijke bijdrage te leveren. Deze groep maakt geen aanspraak op middelen vanuit het gebundelde re-integratiebudget. We stappen af van het idee dat we deze mensen individueel gaan ondersteunen. De activiteiten worden in samenhang met de overige transities in het sociale domein georganiseerd. Hieronder vallen ook de mensen die zijn aangewezen op zorg en hulpverlening en (nog) niet kunnen participeren. Doorverwijzing naar de hulpverlening en monitoring van de ontwikkelingen zijn hierbij het uitgangspunt. 7.4 Nieuwe instroom: Jonggehandicapten met arbeidsvermogen Tot 1 januari 2015 kunnen jongeren met een gedeeltelijke arbeidsbeperking een beroep doen op de Wajong. Vanaf 1 januari 2015 kunnen ze voor inkomensondersteuning en ondersteuning bij het vinden van werk terecht bij de gemeente en vallen zij onder de Participatiewet. Op basis van cijfers van het UWV van de afgelopen jaren verwachten we een jaarlijkse instroom van circa 25 jongeren per jaar. De instroom van jongeren met een arbeidsbeperking is voor een zeer groot deel afkomstig vanuit het voortgezet speciaal- en praktijkonderwijs. Vooral het praktijkonderwijs is er volledig op gericht om jongeren voor arbeid op te leiden en uit te plaatsen naar werk. Vaak zal er sprake zijn van meervoudige problematiek bij deze doelgroep. Vanwege hun (arbeids-)beperking wordt het participeren in de samenleving bemoeilijkt. Daarom ligt een integrale aanpak van problemen en een vroegtijdige benadering op meerdere gebieden voor de hand. We noemen: inkomen, de woonen leefomgeving, werk of activiteiten, zorg en versterking van het eigen netwerk. Op dit moment wordt de toeleiding naar werk hoofdzakelijk opgepakt door de praktijkschool in samenwerking met het UWV. Voor een goede begeleiding van de jongeren naar en tijdens het werk is job coaching veelal het instrument dat wordt gehanteerd. Het ligt voor de hand om met onze aanpak nauw aan te sluiten op wat inmiddels door de scholen is ontwikkeld:. een ononderbroken lijn van school, via stage en werkervaring, naar werk. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten: 1. Het begeleiden en ondersteunen van de overstap van school naar werk. Daarbij streven we ernaar om die overstap zonder onderbrekingen te laten verlopen. 2. Het begeleiden van de betrokkenen die een baan hebben, gericht op het voorkomen van uitval. 3. Het aansluiten van de aanpak gericht op werk (punt 1 en 2) bij de andere leefgebieden: woon- en leefomgeving, activiteiten, zorg en versterking van het eigen netwerk. Oftewel het inbedden in de integrale aanpak in samenhang met de andere decentralisaties (AWBZ en Jeugd). Beslispunt: In te stemmen met de uitgangspunten voor de doelgroepen binnen de Participatiewet en de keuzes die hierbij gemaakt worden voor de inzet van het Participatiebudget.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
18
8. Cliëntprofielen Voor de hele Participatiewet willen we gaan werken met dezelfde vier cliëntprofielen. Voor een integrale dienstverlening is een eenduidige aanpak belangrijk. Ook hier is het uitgangspunt dat burgers hun eigen kracht inzetten om te participeren en mee te doen op de arbeidsmarkt. Alleen cliënten die dat nodig hebben worden ondersteund. Op grond van deze cliëntprofielen wordt bepaald of er dienstverlening nodig is en zo ja welke. Het gaat om de onderstaande indeling, waarbij altijd ruimte is voor maatwerk. De cliënt is leidend, het proces is volgend. Telkens zal de vraag gesteld worden wat de cliënt /werkzoekende nodig heeft om ‘selfsupporting’ te zijn. Met de cliëntprofielen wordt gewerkt volgens onderstaande richtlijn en uitgangspunten: Profiel 1 Profiel 2 Profiel 3 Profiel 4
Groeipotentieel en betaalde arbeid Groeipotentieel en op korte termijn betaalde arbeid Beperkt groeipotentieel en op lange termijn mogelijk betaalde arbeid Geen groeipotentieel, er wordt maximaal geparticipeerd
Binnen 4 maanden Binnen 12 maanden Binnen 2 jaar Ontheffing
8.1 Cliënten die meteen kunnen werken (Kansrijken: profiel 1 WWB) Werk (duur 4 maanden). De cliënt wordt gestimuleerd om actief op zoek te gaan naar werk. Hiervoor worden groepsgewijze workshops ingezet (e-portfolio, LDC). Daarnaast wordt met iedere cliënt afspraken gemaakt over het aantal sollicitaties. Daarnaast worden Workfast- activiteiten ingezet die actief worden gehandhaafd. Vanuit het werkgeversteam/jobhunting wordt actief ingezet op bemiddeling naar reguliere arbeid. Een zo kort mogelijke uitkeringsduur staat centraal. Dit houdt in dat ook tijdelijk werk als een goed alternatief voor een uitkering wordt beschouwd. Kenmerken / criteria profiel 1 Doel: uitstroom naar werk < 3 maanden 80% tot 100% WML Voldoende werknemersvaardigheden Zelfredzaam
Instrumenten; (inzet en ontwikkelen proces) - Matching - Workfast* - Workshops - Jobhunting/jobmatching - handhaving (formatief) op; nakomen afspraken, houding/gedrag, sollicitatiegedrag etc. * Workfast is een methodiek die zich onderscheidt van de geijkte re-integratieactiviteiten en waarmee forse uitstroomresultaten behaald worden. Daarnaast worden de consulenten getraind in het efficiënt omgaan met werkdruk en in het halen van een maximaal rendement uit hun caseload. Deze methodiek staat voor een deel haaks op het uitgangspunt van eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid. Toch willen we deze methodiek experimenteel gaan inzetten voor een deel van de doelgroep, omdat we hiervan veel rendement verwachten.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
19
8.2
Cliënten die nog niet (betaald) kunnen werken en ondersteuning nodig hebben richting arbeidsmarkt (profiel 2 WWB) Arbeidsactivering (duur 12 maanden). Actieve/intensieve begeleiding wordt ingezet voor de doelgroep die een vorm van ondersteuning nodig heeft om de laatste stap te maken richting betaalde arbeid. Hierbij moet gedacht worden aan opleidingsvormen, trainingen en het in kaart brengen en ontwikkelen van competenties. Kenmerken / criteria profiel 2 Doel: uitstroom/doorstroom naar werk < 6 maanden 50 tot 80% WML Perspectief op betaalde arbeid (Gedeeltelijk) belastbaar voor arbeid Ontwikkelen werknemersvaardigheden/competenties Ondersteuning is nodig
Instrumenten; (inzet en ontwikkelen proces) - In- en doorstroomafdeling; arbeidsfaciliteiten vanuit NWG - Bijdrage productieproces en ontwikkelen werknemersvaardigheden - Melba; gericht inzetten op basis van bevindingen werksetting (duurbeperking) - Loonwaardebepaling (verdiencapaciteit meten als voorloper op loonkostensubsidie) - externe werkstages/detacheringen realiseren; jobhunting
8.3
Cliënten die zijn aangewezen op zorg en hulpverlening en (nog) niet kunnen participeren (profiel 3 WWB) Zorg (duur afhankelijk van situatie). Daar waar cliënten nog niet in staat zijn om te participeren en in eerste instantie primair zijn aangewezen op hulpverlening, wordt geen actieve begeleiding ingezet. De cliënt wordt overgedragen aan de hulpverlening/sociaal team. Kenmerken / criteria profiel 3 Doel: hulpverlening/uit isolement/zelfredzaam > 12 maanden - < 24 maanden (Tijdelijk) 0-50% WML (Nog) niet in staat te participeren / werken (Multi-) problematiek Primair aangewezen op zorg / hulpverlening De IGSD s-w is niet de uitvoeringsorganisatie die zelf (maatschappelijke) zorg verleent. Na een diagnosestelling en doorverwijzing wordt de clliënt overgedragen aan het sociaal team om daarin samen met andere generalisten het één huishouden- één plan- één aanspreekpunt met de cliënt op te stellen. Of de consulent dat aanspreekpunt wordt is afhankelijk van het plan. De IGSD volgt uiteraard de voortgang om de (mogelijke) ontwikkeling te monitoren. 8.4 Cliënten die al maximaal naar vermogen participeren (profiel 4 WWB) Cliënten die geen groeipotentieel meer hebben en naar vermogen participeren, worden niet meer begeleid. De participatieladder dient hierbij als uitgangspunt. Kenmerken/criteria profiel 4 Doel: geen inzet instrumenten / zelfredzaam < 20% WML (geen loonwaarde) Cliënt doet mee naar vermogen Geen groeipotentieel meer o.b.v. de participatieladder Geen (extra) arbeids- en/ of participatiemogelijkheden Volledig en duurzaam (arbeids-)ongeschikt o.b.v. medisch advies
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
20
Zoals opgemerkt is bovenstaande indeling van cliëntprofielen een hulpmiddel om een eerste inschatting te kunnen maken welke dienstverlening wordt ingezet. Het werkproces is niet leidend, maar ondersteunend. Voor de doelgroep tot 27 jaar willen we de huidige werkwijze van het jongerenloket zoveel als mogelijk continueren. Dit betekent dat we jongeren die zorg/hulpverlening nodig hebben actieve begeleiding blijven bieden, waarbij niet ‘strak’ wordt vastgehouden aan bovenstaande cliëntprofielen. In onderstaande tabel treft u de aantallen per profiel Profiel WWB/IOAW/Z > 27 WWB < 27 1 40 10 2 65 3 3 75 18 4 115 13 Totaal 295 44 Echtparen/samenwonende zijn beide opgenomen
Totaal 50 68 93 128 339*
Wsw werknemers Reestmond maakt voor de SW-werknemers gebruik van de werkladderscan. Deze meet de competenties en geeft aan waar een werknemer staat op de trede van de arbeidsladder. Hoe hoger op de ladder, hoe dichter bij regulier werk. Met behulp van de uitkomsten worden voor iedere werknemer acties en ontwikkelplannen opgesteld. Dit kan gaan over taken, vaardigheden en opleiding, ter ondersteuning van de ontwikkeling van de medewerk(st)er. Onderstaand een tabel van de ontwikkelingen op de werkladder voor heel Reestmond.
De insteek is dat voor de Wsw-medewerkers t.z.t. gebruik wordt gemaakt van dezelfde cliëntprofielen als voor de Participatiewet.
Beslispunt In te stemmen met de voorgestelde werkwijze door te gaan werken met vier cliëntenprofielen in de WWB en t.z.t. ook Wsw en de inzet van personeel en middelen hierop af te stemmen.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
21
9. Visie op uitvoering Een nieuwe wet met nieuwe verantwoordelijkheden en kansen zorgt voor beweging op allerlei terreinen. Naast wijzigingen in beleid zullen de organisatie en het speelveld mee moeten bewegen. De cliënt en de werkgevers zijn voor de doelgroep Participatiewet belangrijke spelers. Het doel is deze bij elkaar te brengen. De centrale vraag is: hoe organiseren wij de meest optimale dienstverlening in samenwerking met uitvoeringsorganisaties en gemeenten uitgaande van:
Een integrale dienstverlening voor de werkzoekenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt; Eén aanspreekpunt voor werkgevers en een integrale werkgeversbenadering; Efficiënte en effectieve inrichting, met een minimum aan overhead.
Dit moet leiden tot een organisatie die de balans vindt tussen kosten en uitgavenbeheersing. Tegelijkertijd moet deze de kwaliteit van dienstverlening en prestaties voor werkzoekenden en werkgevers op peil houden en continu verbeteren. Het gaat om een organisatie die resultaatgericht is, ondernemend, en flexibel inspeelt op de (demografische, sociale, economische en politieke) ontwikkelingen en de arbeidsmarkt. 9.1 Strategie op Samenwerken De gemeente Steenwijkerland heeft in april 2013 besloten over te gaan tot de meest vergaande vorm van samenwerking van NoordWestGroep (Wsw-bedrijf) en de IGSD s-w. Gevolg is één uitvoeringsorganisatie met één directie en met instandhouding van de huidige juridische entiteiten. Wij hebben ons niet aan deze keuze verbonden. Dat was ook niet mogelijk, omdat wij deelnemer zijn in de GR Reestmond. Daarnaast staan wij een bredere samenwerking met vijf gemeenten in de regio voor. De missie en visie die de gemeente Steenwijkerland voor de organisatie als uitgangspunt heeft genomen, kan echter ook voor een bredere uitvoeringsorganisatie als uitgangspunt worden genomen. Deze strategie is in bijlage 2 samengevat. Voor de passende organisatievorm is het van belang om met goede combinaties het juiste schaalniveau te bereiken. 9.2 Financiën en aantallen Omvang van de doelgroep Participatiewet De precieze omvang van de nieuwe doelgroepen van de Participatiewet is nog niet definitief bekend. Met het nodige voorbehoud is het wel mogelijk om een prognose te geven. Economische ontwikkelingen zijn hier niet in meegenomen.
WWB/IOAW/Z Nieuwe instroom jonggehandicapten met arbeidsvermogen WSW oud (se’s) Beschut Werk nieuw Totaal
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
2014 275 135 435
2015 279
2016 283
2017 287
2018 291
7 131 1 418
14 124 4 425
21 116 6 430
28 110 9 438
22
Budgetten van het rijk Het participatiebudget gaat onderdeel uitmaken van het sociaal deelfonds. Dit gebundelde budget is bedoeld voor re-integratie van bestaande en nieuwe gemeentelijke doelgroepen en het betalen van de sociale werkvoorziening (WSW- oud). Op dit budget wordt een korting toegepast vanwege de sterfhuisconstructie van de WSW. Naast het participatiebudget ontvangt de gemeente een budget van de rijksoverheid voor bekostiging van de bijstand, de zogenaamde BUIG gelden (ook wel WWB I-deel genoemd). Nieuw door de Participatiewet is dat ook de loonkostensubsidie uit de BUIG gelden betaald gaat worden. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de ontwikkeling van het gebundelde reintegratiebudget. Dit is een prognose gebaseerd op de voorlopige verdeling van het macrobudget Participatiebudget en een indicatie van de afbouw van het WSW bestand.
P-budget¹ WSW oud BUIG Eigen middelen Bijdrage Reestmond Apparaatskosten Totaal
2014 356.974 3.501.634 3.527.544² 25.000
2015 337.837 3.309.897* 3.500.000³ 10.000
2016 337.837 3.058.057 3.500.000 0
2017 337.837 2.806.217 3.500.000 0
2018 337.737 2.626.331 3.500.000 0
310.268
385.938
470.013
549.575
549.575
923.126 8.644.546
782.925 8.492.659
900.000. 8.273.549
900.000 8.105.901
900.000 8.006.547
¹ P-budget is het oude werkdeel WWB en de middelen voor de nieuwe doelgroepen van de Participatiewet (± € 25.000). ² Het budget voor 2014 is een voorlopig bijgesteld budget. ³ Voor de jaren 2015 tot 2019 is dit een schatting. Het definitieve budget voor 2015 wordt 1 oktober 2014 bekend gemaakt. *Het Wsw-budget voor 2015 is hoger (± € 150.000) dan wij geprognotiseerd hebben. Dit maakt de cijfers voor 2 016 tot 2019 minder betrouwbaar.
Nog niet alle budgetten en cijfers zijn bekend maar de conclusie lijkt gerechtvaardigd dat we in de toekomst met minder middelen van het rijk de gemeentelijke doelgroepen moeten ondersteunen. Inzet eigen middelen afgelopen jaren De afgelopen jaren is in de begroting jaarlijks door de gemeenteraad een bedrag van € 20.000 beschikbaar gesteld voor de activering van inwoners op de wachtlijst Wsw, het zgn. wachtlijstbeheer. Dit waren middelen die de eerste jaren gefinancierd werden uit de zgn. Verburg/Bussemaker gelden. Op het moment dat deze gelden opgedroogd waren, zijn ze structureel in de begroting opgenomen, met een afbouw naar 2016. Met deze gelden werden de inwoners die op de wachtlijst Wsw stonden geactiveerd om zich (door) te ontwikkelen op de Participatieladder. Hierdoor konden ze ook op een voor hen zo hoog mogelijk trede instromen in de Wsw. Deze doelgroep vervalt per 1 januari 2015 waarmee de legitimiteit voor dit budget voorlopig ook vervalt. Beslispunt Het P-budget, het zgn. oude werkdeel, beschikbaar stellen aan de IGSD s-w voor de re-integratie en activering van inwoners met een uitkering op grond van de Participatiewet op basis van een jaarlijks te ontwikkelen re-integratieplan. In 2015 en 2016 worden in ieder geval de budgetten voor de nieuwe doelgroepen ook voor deze doelgroepen ingezet. Het budget Wsw-oud beschikbaar stellen voor de uitvoeringskosten van de doelgroep Wsw-oud; Jaarlijks wordt op basis van een door Reestmond ingediende begroting en jaarrekening de gemeentelijke bijdrage aan Reestmond vastgesteld. De BUIG-uitkering inzetten voor de programmakosten inclusief de loonkostensubsidie.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
23
9.3 Risico’s en beheersmaatregelen Voor de invoering van de Participatiewet kunnen de volgende (financiële) risico’s worden onderkend: De uitvoering van de Participatiewet vindt in samenwerking met andere gemeenten en uitvoeringsorganisaties plaats. Dit betekent dat om tot (ingrijpende) besluitvorming te kunnen komen overeenstemming nodig is. Dat is met meerdere partijen niet eenvoudig. Onze keuzes als gemeente zijn: resultaatgerichtheid, coöperatief, initiatief nemend en indien nodig, bemiddelend met als doel de stip op de horizon: ‘een effectieve uitvoeringstructuur voor de Participatiewet’. De resultaten om inwoners naar een reguliere baan door te leiden blijven uit en de uitkeringsbestanden lopen op; Op basis van de managementinformatie van de IGSD s-w en Reestmond bijsturen op beleid en financiën. De gemeentelijke bijdrage voor de uitvoering van de Participatiewet, lees Wsw-oud, wordt dusdanig hoog dat het een bedreiging vormt voor de stabiele financiële positie van de gemeente. De uitkomsten van de opdracht die het bestuur van Reestmond aan de directie heeft gegeven voortvarend oppakken en leidend laten zijn voor de vervolgstappen. 9.4 Evaluatie en monitoring Om de vraag te kunnen beantwoorden of het door ons ingezette beleid geslaagd is, richten we ons op het monitoren en evalueren van drie pijlers: 1. Hoeveel inwoners uit de doelgroep Participatiewet ‘doen mee’ en welke bewegingen hebben de inwoners gemaakt waarbij de cliëntprofielen als uitgangspunt worden genomen? De doelgroep jongeren tot 27 jaar wordt hierbij specifiek gevolgd: 2. De grip op de financiën, de mate waarin het is gelukt om de Participatiewet uit te voeren binnen de beschikbare budgetten; 3. De samenwerking in de (sub)regio. In welke mate is het gelukt om beleidsmatig, maar ook in de uitvoering samen te werken? e In het 4 kwartaal 2014 gaan wij hiervoor een nulmeting doen. 9.5 Vervolgtraject De invoering van de Participatiewet kent een overgangsperiode van een half jaar. Dit betekent dat voor het vaststellen van de verordeningen meer voorbereidingstijd genomen kan worden. De e planning is dat we de verordeningen in het 4 kwartaal 2014 aan de gemeenteraad voorleggen. De Toeslagenverordening, verordening maatschappelijke participatie en verordening langdurigheidstoeslag vervallen van rechtswege. De IGSD s-w is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering en voor het uitvoeringsbeleid (beleidsregels). De IGSD s-w heeft hiervoor een plan van aanpak ontwikkeld dat binnenkort door het bestuur vastgesteld moet worden.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
24
10. Bijlagen Bijlage 1: Minimabeleid zoals vastgesteld in de gemeenteraad van 19 oktober 2010 Aandachtspunten: - Van rechtsweg is vanaf 1 april 2012 de inkomensnormering op 110% gesteld; - De bedragen zijn geïndexeerd; - Door toename van verbruik zijn via bestuursrapportages budgeten bijgesteld o.a. voor jeugd- sport en cultuurfonds; - De ‘participatie’ voorwaarde voor inwoners < 65 jaar om voor het minimabeleid in aanmerking te komen, wordt in de uitvoering minder stellig toegepast als hieronder verwoord, de inzet is om te stimuleren dat zoveel mogelijk mensen meedoen in welke vorm dan ook. Wanneer echter blijkt uit gesprekken dat dit om individuele redenen niet haalbaar is wordt de bedrijfsarts niet geconsulteerd om dit te controleren; - De passage dat het steunpunt vrijwilligerswerk werkgevers moet stimuleren een vrijwilligersvergoeding beschikbaar te stellen, wordt in de praktijk niet toegepast omdat gebleken is dat dit geen stimulans is voor het aanbod van vrijwilligerswerk. - Vanaf 2015 komt van rechtswege de toeslag voor chronisch zieken en gehandicapten en de langdurigheidstoeslag te vervallen. 6.5 Gewijzigd minimabeleid Vanuit de hierboven beschreven analyse en beschouwing beschrijven wij hieronder onze doelstellingen en keuzes voor ons gewijzigd minimabeleid. Wij kiezen voor een Cafetariamodel (vraaggericht) met aanvullende minimavoorzieningen voor kinderen in natura. Het uitgangspunt in het gewijzigde beleid is een deregulering voor onze inwoners.
Wij willen inwoners met een minimuminkomen ondersteunen in de vorm van minimavoorzieningen en ons minimabeleid inzetten om inwoners tot 65 jaar met een minimuminkomen te stimuleren tot participatie - Wij doen dit door onze minimavoorzieningen voor inwoners tot 65 jaar minder ‘vrijblijvend’ te maken. Inwoners tot 65 jaar die tevens een beroep doen op onze minimavoorzieningen krijgen alleen de mogelijkheid gebruik te maken van onze minimavoorzieningen, indien zij aantoonbaar: minimaal gemiddeld 4 uur per week betaald werk verrichten en/of; minimaal gemiddeld 4 uur per week vrijwilligerswerk verrichten en ingeschreven staan bij het Servicepunt Vrijwilligerswerk en/of; een geschikte training of opleiding volgen die de inwoner helpt om te participeren. - Mantelzorg wordt ook als vrijwilligerswerk aangemerkt. Via steekproefsgewijze controle wordt gecontroleerd of inwoners aan deze voorwaarden voldoen. Als blijkt dat inwoners niet voldoen aan deze voorwaarden vindt nader onderzoek plaats door een bedrijfsarts. Deze voorwaarden gelden in het jaar volgend op het jaar waarin de aanvraag voor minimavoorzieningen is gedaan. Wij stellen Wsw-ers, WAZ-ers, Wajong-ers en WIA-ers vrij van de ‘participatieplicht’ om in aanmerking te komen voor minimavoorzieningen, omdat dit kwetsbare groepen betreffen die op basis van een arbeidsdeskundig of medisch onderzoek onder de Wsw, WAZ, Wajong en WIA vallen. ‘Een participatieplicht’ ligt voor deze groepen daarom niet voor de hand. - Wij verzoeken het steunpunt vrijwilligerswerk om de registratie van bovengenoemde vrijwilligers te verzorgen. Wij verzoeken de IGSD om de minima die een beroep op het minimabeleid willen doen te begeleiden en te coachen in het vervullen van de participatieplicht. Voor mensen met een WWB uitkering wordt uitgegaan van maatschappelijke participatie als zich geen maatregelwaardige gedragen in relatie met de arbeidsverplichting heeft voorgedaan. - Wij verzoeken het steunpunt vrijwilligerswerk om werkgevers te stimuleren om vrijwilligersvergoedingen beschikbaar te stellen als extra prikkel voor inwoners om vrijwilligerswerk te verrichten.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
25
Wij willen ons inzetten (conform het Coalitieakkoord 2010-2014) om inwoners zoveel mogelijk te helpen om gebruik te maken van inkomensafhankelijke voorzieningen. Wij gaan dit doen door uitvoering te geven aan de aanbevelingen en richtinggevende keuze uit de evaluatienota WINsT.
Wij willen de armoedeval verkleinen. Wij doen dit door: de termijn waarop inwoners met een minimuminkomen in aanmerking komen voor minimavoorzieningen te wijzigen van 3 maanden naar 1 jaar. De mogelijkheid van het stapelen van kosten af te schaffen en een draagkrachtberekening te hanteren, waarbij inwoners met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum recht hebben op 100% van de gemeentelijke bijdrage en inwoners met een inkomen tussen 120 en 130% nog recht hebben op 50% van de gemeentelijke bijdrage.
-
-
-
-
Wij willen voorkomen dat onze inwoners problematische schulden krijgen en het aantal inwoners dat reeds problematische schulden heeft verminderen. Wij gaan dit doen door: onze inwoners zo vroeg mogelijk te ondersteunen bij de ontwikkeling van vaardigheden om met geld en schuldenproblematiek om te gaan o.a. op scholen; de IGSD, Reestmond en Vluchtelingenwerk in de sturingsafspraken en subsidievoorwaarden opdracht te geven om vanaf 2011 in het scholingsbeleid prioriteit te geven aan het verbeteren van de signaleringsfunctie van consulenten/klantmanagers ten aanzien van schuldenproblematiek (in aansluiting op sociaal isolement en laaggeletterdheid); de IGSD verzoeken om de Raamovereenkomst tussen de Gemeentelijke Kredietbank Drenthe, AMW en de gemeente Westerveld over de uitvoering van de Integrale Schuldhulpverlening, mede ter voorbereiding op de implementatie van de wet gemeentelijke schuldhulpverlening, te evalueren en zo nodig bij te stellen; de resultaten van de evaluatie van de Raamovereenkomst te verwerken in de BCF afspraken met de Stichting Welzijn Meppel Westerveld voor het Algemeen Maatschappelijk Werk; de inkoop van budgetteringscursussen (volwasseneneducatie) te continueren.
Wij willen één definitie hanteren van inwoners met een minimuminkomen Dit gaan wij doen door de inkomens- en vermogensgrenzen van alle minimavoorzieningen te uniformeren en deze voor zover dit nog niet het geval is ook toegankelijk te maken voor zelfstandigen (ook voor kwijtschelding gemeentelijke belastingen binnen de wettelijke mogelijkheden).
Wij continueren de regeling collectieve ziektekostenverzekering, bijzondere bijstand en kwijtschelding gemeentelijke heffingen.
Wij handhaven de termijn en de hoogte van de langdurigheidstoeslag.
Wij schaffen het noodfonds als specifieke voorziening af. In geval van noodzaak passen wij maatwerk toe, ten laste van het minimabudget.
Wij schaffen de vergoeding voor ouders voor het peuterspeelzaalwerk af en verwerken dit in de subsidie voor de aanbieder van het peuterspeelzaalwerk. In overleg met het peuterspeelzaalwerk kijken wij of een beperkte eigen bijdrage voor minima wenselijk blijft of minima volledig vrijgesteld worden van de eigen bijdrage door de peuterspeelzaal. Wij financieren dit vanuit de extra middelen die wij ontvangen vanuit de Wet OKE die naar verwachting per 1 januari 2011 wordt ingevoerd.
Wij voegen de overige regelingen van het minimafonds samen in één nieuwe eenvoudige keuzeregeling, waarbij inwoners in aansluiting op hun behoefte zelf kunnen kiezen uit een ruim aantal bestedingsmogelijkheden (cafetariamodel). Daarbij ontvangen chronisch zieken, 65 plussers en ouders van kinderen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar een extra bijdrage.
Wij besteden extra aandacht aan participatie van kinderen aan sportieve en culturele activiteiten uit gezinnen met een minimuminkomen door ons aan te sluiten bij het jeugdsportfonds (Drenthe) en het jeugdcultuurfonds, zodat kinderen waarvan de ouders
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
26
deelname aan sportieve- en culturele activiteiten niet kunnen betalen of andere prioriteiten stellen toch kunnen deelnemen aan sportieve- en culturele activiteiten. Schematisch ziet het gewijzigde minimabeleid er als volgt uit: Voorzieningen Bestedingsmogelijkheden Begroting kosten per voorziening niveau 2010 * Keuzeregeling Kinderopvang € 150 per persoon Vervoersmiddel (bijv. brommer of fiets) Toeslag van € 150 per persoon*: Kosten openbaar vervoer Rijles/ rij-examen Computer/ internet Kleding Identificatiebewijs (ID kaart/ paspoort, rijbewijs) Lidmaatschap bibliotheek Deelname aan sportieve/culturele/educatieve activiteiten
Begroot aantal Begroting gebruikers kosten 2010 niveau 2010 425, waarvan: € 91.500
35 kinderen van 12 tot 18 jaar
- voor kinderen van 12 tot en met 18 jaar - voor inwoners van 65 jaar en ouder
25 inwoners van 65 jaar en ouder
- voor chronisch zieken en 125 chronisch gehandicapten zieken en gehandicapten
Vervanging duurzame gebruiksgoederen Warme maaltijdvoorziening
Jeugdsportfonds
Gemeenteleges/ eigen bijdragen voor gemeentelijke voorzieningen (bijvoorbeeld GBK-leges) Zwemles/zwemdiploma
Maximaal
Lidmaatschap sportvereniging
€ 225
sportkleding Jeugdcultuurfonds Lidmaatschap culturele verenigingen, bijv. muziekvereniging, toneelvereniging Muziekles
10
per kind per jaar Maximaal 7
€ 3.000
€ 3.000
€ 450 per kind per jaar
Muziekinstrument Kleding
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
27
Collectieve ziektekostenverzekeri ng
Conform afspraken zorgverzekering
Peuterspeelzaalwerk n.v.t. Langdurigheidstoeslag n.v.t.
7,5 % korting op premie basisverzekering
220
10% korting op premie aanvullendeen tandartsverzekering verzekering € 37 per maand 15 Alleenstaanden 60
p.m.
€ 5.550 € 27.000
€ 351 Alleenstaande ouders € 449 Gehuwden € 501
Bijzondere bijstand Bijzondere bijstand zelfstandigen Kwijtschelding afvalstoffenheffing Kwijtschelding rioolrechten Preventie schuldhulpverlening Schuldhulpverlening IOAW IOAZ Totaal
Bijzondere kosten Bijzondere kosten
per 3 jaar Varieert per regeling 160 Varieert per regeling 5
€ 130.000 € 70.000
n.v.t.
230
€ 45.000
n.v.t.
230
€ 50.000
n.v.t.
€ 8.000
n.v.t.
n.v.t.
€ 114.000 € 70.000 € 30.000 € 647.050** * inwoners die zowel ouder dan 65 als chronisch ziek of gehandicapt zijn ontvangen in totaal een toeslag van € 400,- per persoon. ** beschikbaar budget 2010 is € 653.500 (zie hoofdstuk 7) Totale begrote kosten zijn exclusief collectieve ziektekostenverzekering. Kosten jeugdsportfonds en jeugdcultuurfonds Voor deelname aan het jeugdsportfonds en jeugdcultuurfonds is geen vaste bijdrage vereist. De meeste gemeenten (afhankelijk van de omvang) dragen jaarlijks ca. € 3.000-5.000 bij per fonds. Voor het jeugdsportfonds en het jeugdcultuurfonds begroten wij jaarlijks een bedrag van € 3.000 (totaal € 6.000 per jaar). Dekking vindt plaats vanuit het minimabeleid. Jaarlijks zal geëvalueerd moeten worden of deze bijdrage toereikend is. Kosten WINsT De uitvoering van de aanbevelingen en richtinggevende keuzes uit de evaluatienota WINsT die in e het 4 kwartaal wordt afgerond, moet binnen bestaande budgetten (inclusief ombuigingstaakstelling) plaatsvinden.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
28
Bijlage 2: Strategie gemeente Steenwijkerland “Samenwerken aan Samenwerken”. Missie Eén voorziening in de zin van de meest verregaande vorm van samenwerking voor de kwetsbare werkzoekenden voor inkomensondersteuning, participatie en werk.
Visie
Werkzoekenden worden ondersteund zodat ze kunnen gaan werken naar vermogen. Diegenen die dat (nog) niet kunnen, worden gefaciliteerd zodat ze kunnen participeren of beschut werken.
Een dienstverlening die gericht is op een doelmatige en rechtmatige uitvoering van de Participatiewet en het uitvoeren van het beleid voor bijvoorbeeld de huidige SWmedewerkers, jongeren, inburgering, minimabeleid en budgetcoaching.
Regie aan de poort. De controle en handhaving op rechtmatigheid met een sterke focus op doelmatigheid. Het uitgangspunt is wat de cliënt kan. Werken is uitgangspunt, al aan de kop van het proces.
De dienstverlening aan werkgevers optimaliseren.
De werkzoekenden met een afstand tot de arbeidsmarkt faciliteren op weg naar zelfredzaamheid en werk. Maatwerk bieden is het uitgangspunt.
Resultaatgericht en kostenefficiënt.
Kaders en algemene uitgangspunten - Werk boven inkomen. - Iedereen doet naar vermogen mee. - Zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid - Eén loket voor cliënten en werkgevers (rekening houdend met regionale afspraken). - Eén re-integratieafdeling en een integrale werkgeversbenadering. - Eén cliëntproces door het vervlechten van het primaire proces. - Een diversiteit aan faciliteiten voor huidige en toekomstige cliënten, afgestemd op het ontwikkelen van loonvormend arbeidsvermogen. Hiermee moeten extra opbrengsten gegenereerd worden die deels de (rijks)kortingen en bezuinigingen compenseren. - Regie aan de poort (instroombeperking) en werk is het uitgangspunt. - Samenwerking en afstemming tussen Inkomen en Werk. - Integrale werkwijze tussen Werken & Leren en Re-integratie & Participatie. - Efficiënt inzetten van de budgeten en geen onderlinge inkoop (NWG en IGSD). Wat willen we? - Vergroten van de door- en uitstroom naar (regulier)werk. - Beperken van de instroom. - Om- en afbouw van het huidige SW-beschut naar één derde SW ‘beschut binnen’. - Vergroten van het aantal detacheringen en begeleid werken van SW-medewerkers. - Afbouw van de gesubsidieerde arbeid. - Ontwikkelen van een systematiek voor loonwaardebepaling voor alle doelgroepen (relatie met de loonkostensubsidie vanuit de Participatiewet). - Ondersteuning bieden aan die doelgroepen die dat nodig hebben om mee te doen aan de arbeidsmarkt. - Bevorderen van de participatie van die doelgroepen die (nog) niet mee kunnen doen aan de arbeidsmarkt.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
29
Hoe bereiken we dat? - Integraal arbeidsmarktbeleid en werkgeversbenadering ontwikkelen en positioneren. - Samenwerking aangaan met ketenpartners (waaronder het onderwijs, maatschappelijke instellingen). - Extra personele inzet (door verschuiving) op de uitstroom van de WWB-cliënten en de SW medewerkers (van binnen naar buiten; regulier werken, tenzij…). - Inzetten op preventie (aanbod) aan de poort (Workfast). - Doelgroepenbeleid (wie bedienen we, op welke manier en wat mag het kosten). - Ontwikkelen cliëntprofielen. - Ontwikkelen productaanbod voor diverse doelgroepen en cliënten. - Ontwikkelen integraal werkproces. Waarmee doen we dat? - Eenduidige aansturing op samenwerking en resultaat. - Inbesteden als uitgangspunt met voldoende (financiële) ruimte voor maatwerkproducten. - Effectieve en efficiënte inzet van de beschikbare (re-integratie) budgeten. De nieuw te ontwikkelen uitvoeringsorganisatie geeft uitvoering aan deze beleidsuitgangspunten ‘Werk boven inkomen’ en ‘Iedereen doet mee’, waarbij de insteek een duurzame uitstroom is.
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
30
Bijlage 3
Afkortingenlijst
AWBZ- Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten BUIG – Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten RPA- Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid SSWZM – Staphorst, Steenwijkrland, Westerveld, Zwartewaterland en Mepppel UWV- Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen Wajong – Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten Wmo – Wet maatschappelijke ondersteuning Wwb- Wet werk en bijstand Wsw- Wet sociale werkvoorziening
Beleidsplan Participatiewet Oktober 2014
31