... n i eg b FWO s - Where discoverie
Beleidsplan FWO 2012-2016
26/05/2011
VOORWOORD Het Beleidsplan, dat het FWO in 2007 opstelde voor de periode 2008-2012, is reeds in grote mate gerealiseerd. Met het oog op het afsluiten van een nieuwe samenwerkingsovereenkomst met de Vlaamse overheid, heeft het FWO een nieuw beleidsplan uitgewerkt voor de volgende 4 jaar, 2012-2015. Op basis van zijn opdracht en na een grondige analyse van de voorbije jaren formuleert het FWO vijf strategische en twintig operationele doelstellingen.
Verleden en toekomst komen in dit beleidsplan samen en dit toont aan hoe het FWO een reeds decennialang volvoerde missie telkens opnieuw wil vertalen in geactualiseerde doelstellingen en acties. secretaris-generaal FWO dr.ir. Elisabeth Monard
3 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ VOORWOORD
In een eerste hoofdstuk wordt uitvoerig ingegaan op de opdracht van het FWO in het Vlaamse wetenschaps- en innovatiebeleid. Daar gaat het ook over de manier waarop het FWO is gestructureerd en het de principes van deugdelijk bestuur in de praktijk wil brengen, alsook wie partners en stakeholders zijn. In hoofdstuk twee wordt weergegeven wat er in de voorbije periode, 2008-2012, is gerealiseerd. In hoofdstuk drie formuleert het FWO vijf strategische doelstellingen die zijn activiteiten richting zullen geven in de vier jaren die op ons afkomen. Hoofdstuk vier toont hoe die grote beleidslijnen concreet vorm zullen krijgen via operationele doelstellingen. Daarbij is telkens het SMART-principe gevolgd: specifieke maatregelen, die meetbaar, aanvaardbaar en realistisch zijn en in een welbepaald tijdschema zullen worden uitgevoerd en tot resultaat leiden. Het vijfde en afsluitende hoofdstuk geeft voor elke operationele doelstelling de indicatoren, de tussenliggende mijlpalen en het einddoel aan. Daarnaast worden hier ook de financiële data die de voorgestelde maatregelen behelzen, aangereikt.
INHOUDSOPGAVE 1.6.2.4 Fiscale en parafiscale maatregelen
20
INHOUDSOPGAVE 4
1.6.2.4.1 Maribel
20
HOOFDSTUK I: Opdracht FWO in het Vlaams wetenschaps- en innovatiebeleid 8
1.6.2.4.2 Recuperatie werkgeversbijdrage Sociale Zekerheid
21
1.1 Opdracht en statuut
8
1.6.2.4.3 Vrijstelling voorheffing postdoctoraal onderzoekers
21
1.2 Deugdelijk bestuur
9
1.7 Internationale benchmarking
22
1.3 Positionering van het FWO in het Vlaams wetenschaps- en innovatiesysteem
9
HOOFDSTUK II: Analyse van de periode vervat in het vorige beleidsplan 2008-2012 24
1.4 Doelgroep van het FWO
12
2.1 Beleid ten aanzien van de onderzoekers
24
1.4.1 Individuele onderzoeker
12
2.1.1 Human Resources Strategy
24
1.4.2 Onderzoeksploegen
12
2.1.2 Evolutie slaagkansen
24
1.5 Het FWO en zijn stakeholders/partners
13
2.1.3 Open Access
34
1.5.1 De Vlaamse en federale overheid
13
2.2 Hervorming van het wetenschappelijke beoordelingskader m.b.t. de aanvragen
34
1.5.2 De Vlaamse universiteiten
13
2.2.1 Naar een hervorming van de FWO Wetenschappelijke Commissies
34
1.5.3 Andere kennisinstellingen
14
2.2.2 Hervorming van de externe peer review
35
1.5.4 Bedrijven
14
2.3 Toegenomen transparantie en feedback t.a.v. de aanvragers
37
1.5.5 De samenleving
14
2.4 Inschakelen onderzoekers in internationale samenwerkings-verbanden
37
1.5.6 Internationale partners
14
2.4.1 Pegasus
37
1.6 Financiële middelen van het FWO
15
2.4.2 Wetenschappelijke Onderzoeksgemeenschappen (WOG’s)
38
1.6.1 Vlaanderen
16
2.4.3 Mobiliteitskredieten
38
1.6.1.1 Basistoelage
16
2.4.4 Deelname aan internationale programma’s
40
1.6.1.2 Het Odysseus-programma
16
2.4.4.1 European Science Foundation (ESF)
40
1.6.1.3 Ondersteuning van onderzoek aan grote internationale onderzoeksfaciliteiten
16
2.4.4.2 European Research Area Networks (ERA-NET)
41
1.6.1.4 Internationale wetenschappelijke samenwerking
17
2.4.4.3 European Research Council (ERC)
42
1.6.1.5Evolutie van het horizontaal begrotingsprogramma Wetenschapsbeleid
18
2.4.4.4 Bilaterale samenwerkingsverbanden
42
1.6.1.6 Nationale Loterij
19
2.4.4.5 Big Science: grote internationale onderzoeksfaciliteiten
44
1.6.2 Federale beleidsniveau
19
2.5 Odysseusprogramma
44
1.6.2.1 POD Wetenschapsbeleid: Toelage extra onderzoekers
19
2.6 Optimalisering administratie en versterking van de beleids-voorbereidende functie
45
1.6.2.2 FOD Economische Zaken en Energie: I.I.K.W.
19
2.6.1 Versterking van de beleidsvoorbereidende functie
45
1.6.2.3 POD Volksgezondheid: F.G.W.O.
19
2.6.2 Optimalisering administratie
46
5 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ INHOUDSOPGAVE
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ INHOUDSOPGAVE
4
VOORWOORD 3
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ INHOUDSOPGAVE
49
4.3.3.1.1. National Contact Point voor Ideas, People en SSH en contactpunt COST
68
2.8 E-government op kruissnelheid
50
4.3.3.1.2 Vlaams Europa-Platform
70
HOOFDSTUK III: Strategische doelstellingen 51
4.3.3.2 Consolideren en verder uitbouwen van ERA-NET en ESF
71
3.1 FWO als onderzoekersvriendelijke instelling
51
4.3.3.3 JPI, een nieuwe uitdaging
73
3.2 FWO en een doorgedreven excellentiebeleid
51
3.3 FWO als katalysatorvoor Internationalisering
51
4.3.4 Verdere evaluatie en uitbreiding van kredieten voor internationale samenwerking en mobiliteit
76
4.4 FWO als promotor van de maatschappelijke uitstraling van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek
79
4.4.1 Consolidatie, evaluatie en verfijning van de bestaande communicatie-instrumenten
79
7
4.4.2 Specifiek communicatiebeleid t.a.v. de bedrijfswereld en autonome social profitorganisaties
79
4.4.3 ‘Maatschappelijke uitstraling en wetenschapscommunicatie’ als aandachtspunt bij nieuwe aanvragen en verslaggeving over onderzoeksfinanciering
81
4.5 FWO en een doorgedreven gender- en diversiteitsbeleid
82
4.5.1 Intern beleid: consolidatie, evaluatie en verfijning van het gelijke kansenbeleid bij aanwervingen
82
4.5.2 Extern beleid: wegwerken van drempels voor FWO-onderzoekers
84
4.5.3 Genderbeleid
85
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ INHOUDSOPGAVE
6
2.7 Communicatie als sleutel tot promotie van het FWO
3.4 FWO als promotor van de maatschappelijke uitstraling van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek 52 3.5 FWO en een doorgedreven diversiteitsbeleid
52
HOOFDSTUK IV: Operationele doelstellingen 53 4.1 FWO als onderzoekersvriendelijke instelling
53
4.1.1 Uitbouwen HR-Strategie
53
4.1.2 Een efficiënte organisatie: blijven streven naar minder administratieve last door automatisering/digitalisering 55 4.1.3 Deugdelijk Bestuur
56
4.1.4 Verdere uitbouw feedback en transparantie
58
4.1.5 Groeipad voor de overhead op uitgekeerde onderzoeksfinanciering
59
4.2 FWO en een doorgedreven Excellentiebeleid
60
4.2.1 Consolidatie, regelmatige evaluatie en verfijning van het nieuwe systeem van internationale peer review 60 4.2.2 Garanderen van een aanvaardbaar slaagpercentage
HOOFDSTUK V: Outputindicatoren en financiering 88 BIJLAGE I 98 BIJLAGE II 99
61
BIJLAGE III 100
4.2.3 Het FWO sluit aan bij de innovatieknooppunten van de Vlaamse regering met inbegrip van de versterking van het translationeel onderzoek door uitbreiding van de fundamenteel klinische mandaten 63
COLOFON 127
4.2.4 FWO en BOF zijn complementair
65
4.3 FWO als katalysator voor internationale mobiliteit
66
4.3.1 Continuering Odysseus
66
4.3.2 Big Science
67
4.3.3 Europese initiatieven
68
4.3.3.1. Het FWO en het Europese onderzoeksbeleid
68
HOOFDSTUK I: Opdracht FWO in het Vlaams wetenschaps- en innovatiebeleid
“Countries and regions that are able to sponsor leading-edge research at the forefront of knowledge are the best positioned to maintain and advance their economies and, consequentially, the quality of their citizens’ lives.”
European Research Council
1.1
Opdracht en statuut
Het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen (FWO) heeft als opdracht het stimuleren en ondersteunen van het kennisgrensverleggend fundamenteel wetenschappelijk onderzoek in alle wetenschapsgebieden aan de universiteiten van de Vlaamse Gemeenschap (met inbegrip van samenwerkingsverbanden tussen de Vlaamse universiteiten en andere onderzoeksinstellingen). Deze ondersteuning gebeurt op basis van wetenschappelijke interuniversitaire competitie. Hierbij wordt er steeds over gewaakt dat alle wetenschapsgebieden voldoende aan bod komen. Het FWO hanteert voor de toekenning van onderzoeksmiddelen twee basisprincipes: een bottom-up-benadering, waarbij de aanvragers zelf thema’s voorstellen, en excellentie als toetssteen bij de beoordeling van de aanvragen. Het FWO voert geen afzonderlijk beleid ten aanzien van de verschillende wetenschapsgebieden en treedt qua thematiek niet sturend op, maar streeft ernaar om het Vlaamse wetenschappelijke onderzoek op een internationaal niveau te brengen door internationaal aanvaarde kwaliteitscriteria te gebruiken en te bewaken. Het middel dat FWO gebruikt voor het uitvoeren van zijn opdracht is de financiering van excellente en beloftevolle onderzoekers, alsook onderzoeksprojecten, na een interuniversitaire competitie en met een evaluatie door binnen- en buitenlandse experts.
Het criterium dat het FWO hierbij hanteert, is de uitmuntende kwaliteit van de onderzoeker en het onderzoeksvoorstel, ongeacht de wetenschappelijke discipline, de onthaalinstelling, gender, politieke of religieuze overtuiging, of andere persoonskenmerken van de betrokken onderzoeker(s). Het FWO ontplooit een brede waaier aan actiemiddelen om zijn opdracht uit te voeren (cijfers 2010): 1. Steun aan individuele onderzoekers (42% van de middelen) 2. Steun aan onderzoeksploegen (52% van de middelen) 3. Bevorderen van wetenschappelijke contacten en samenwerking (nationaal en internationaal) (2% van de middelen) 4. Deelname aan internationale programma’s (1% van de middelen) 5. Uitreiken van wetenschappelijke prijzen aan eminente onderzoekers Statuut Het FWO is een private Stichting van Openbaar Nut, die door het Decreet betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid van 30 april 2009 (Belgisch Staatsblad van 6 juli 2009) erkend
Het FWO kreeg zijn rechtspersoonlijkheid bij Koninklijk Besluit van 20 januari 2006 (bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van 5 april 2006). Het FWO is aan Vlaamse kant de officiële rechtsopvolger ten algemenen titel van het vroegere Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (NFWO). Bestuursorganen Om de opdrachten en het bestuur van het FWO op een professionele en transparante manier te kunnen uitvoeren en opvolgen beschikt het FWO over een uitgebreide organisatiestructuur. Bijlage 1 geeft schematisch deze structuur weer. Elk bestuursorgaan speelt een specifieke rol en is onontbeerlijk in het succesvol volbrengen van de missie van het FWO.
1.2
Deugdelijk bestuur
In de voorbije 5 jaar is deugdelijk bestuur een belangrijk aandachtspunt geweest voor het FWO. In de evaluatie van het FWO in 2007 door IDEA Consult werden de (samen-) werking, samenstelling, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van bestuursen adviesorganen getoetst aan de algemeen geldende principes van deugdelijk bestuur, neergelegd in de Code Buysse. Hieruit bleek dat het FWO de belangrijkste principes van goed bestuur respecteert; er werd wel een opmerking genoteerd omtrent een onvoldoende actieve raad van bestuur.
In 2010 heeft het FWO een volgende belangrijke stap gezet in het professionaliseringsproces op het vlak van deugdelijke bestuur, met het uitwerken van een charter op basis van de principes en de aanbevelingen inzake deugdelijk bestuur voor extern verzelfstandigde agentschappen, die door GUBERNA (het Instituut voor Bestuurders vzw) werden ontwikkeld voor MOVI (Netwerk voor management in de Vlaamse overheid). Dit charter werd op 23 juni 2010 door de raad van bestuur van het FWO goedgekeurd. Door de brede toepassing van de MOVI-principes deugdelijk bestuur wenst het FWO de bestuurskracht en de transparantie te versterken. Tijdens de zomer (juli-augustus) van 2010 werd door GUBERNA, in opdracht van de minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, mevrouw Lieten, een doorlichting uitgevoerd m.b.t. de toepassing van de principes voor deugdelijk bestuur door het FWO. Uit deze oefening is gebleken dat het FWO een grote mate van transparantie aan de dag legt en de MOVIprincipes voor deugdelijk bestuur grotendeels naleeft. Toch zijn er nog een aantal belangrijke aandachtspunten waar het FWO tijdens de komende jaren verder aan moet werken (zie ook punt 4.1.3 van hoofdstuk IV).
1.3 Positionering van het FWO in het Vlaams wetenschaps- en innovatiesysteem Het FWO steunt kennisgrensverleggend onderzoek in de universiteiten in alle wetenschapsdisciplines. De noodzaak van dergelijk onderzoek kan nauwelijks overschat worden. Zoals herhaaldelijk benadrukt werd door verschillende actoren in het wetenschapsbeleid, moet fundamenteel onderzoek als mogelijkheidsvoorwaarde voor latere innovatie en ontwikkeling, zowel maatschappelijk als economisch, volop ondersteund worden. Men stelt trouwens vast dat het niet-gerichte onderzoek en het gerichte en/of toegepaste onderzoek elkaar versterken.
9 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK I
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK I
8
wordt als privaatrechtelijk vormgegeven Extern Verzelfstandigd Agentschap. Met dit Decreet bevestigt de Vlaamse Overheid de opdracht van het FWO als financieringsagentschap voor het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek in alle wetenschappelijke disciplines in de Vlaamse universiteiten, met inbegrip van samenwerkingsverbanden tussen universiteiten en andere onderzoeksinstellingen, in het bijzonder door financiële steun te verlenen aan onderzoekers en onderzoeksprojecten op basis van wetenschappelijke competitie en rekening houdend met internationale kwaliteitsmaatstaven.
Het kennisgrensverleggend, fundamenteel onderzoek is dan ook absoluut noodzakelijk voor de welvaart en welzijn van een maatschappij om vier onomstootbare redenen: ◉ als basis voor de vorming van onze toekomstige intelligentsia en kenniswerkers, ◉ als eerste cruciale schakel in de innovatieketen,
◉ en als bijdrage tot het culturele niveau van een land of regio. Internationaal is het een verworven gegeven dat landen en regio’s die opteren om excellent kennisgrensverleggend onderzoek voluit te ondersteunen, zich in een goede positie plaatsen voor economische groei, een niet onbelangrijk gegeven in deze economische crisistijd. Een groeiende welvaart én het welzijn van alle burgers zijn daar onmiddellijk aan gekoppeld. “Research is the most effective strategy to spend public funds”, was één van de belangrijke conclusies van de internationale ESF-conferentie betreffende de impact van basisonderzoek op de maatschappij en de economie1. Er is een duidelijke correlatie tussen wetenschappelijke performantie (met als maat de citation intensity) en economische welvaart (met als maat het BNP in 1000 US $) van een land, zoals grafiek 1 aantoont. Het is dan ook uiterst belangrijk dat er een vruchtbare onderzoeksomgeving wordt gecreëerd waar onderzoekers gedreven door hun nieuwsgierigheid voortdurend tot nieuwe ontdekkingen komen. In 2009 was de verhouding tussen het nietgericht en gericht wetenschappelijk onderzoek 44,20% tegen over 55,80%. Minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, mevrouw Lieten, stelde
De 30 Expertpanels van het FWO nemen een centrale positie in bij het beoordelen van de aanvragen en de beslissing tot financiering.
Grafiek 1: Vergelijking wetenschappelijke performantie en economische welvaart
11
Er wordt vastgesteld dat in 2010 beide groepen opnieuw naar elkaar toegroeien. Fundamenteel onderzoek leidt immers vaak tot belangrijke toepassingen die niet gepland waren. Voorbeelden zijn legio: penicilline, vaccinaties, X-stralen, teflon, supergeleiding, e.a. zijn slechts enkele van de vele zeer concrete toepassingen die elk voor een enorme boost van de economische activiteit in deze sectoren heeft geleid en die rechtstreeks het resultaat zijn van kennisgrensverleggend wetenschappelijk onderzoek. Het uitvoeren van fundamenteel onderzoek vraagt ook vaak nieuwe toepassingen en technieken die dan op zichzelf belangrijk worden. Een voorbeeld hier is ongetwijfeld het World Wide Web dat in CERN werd ontwikkeld.
Bron: DA King, Nature 430 (2004) 313 (15 july 2004) National science citation intensity, measured as the ratio of the citations to all papers to the national GDP, shown as a function of the national wealth intensity, or GDP per person, for the 31 nations in the comparator group. GDP and wealth intensity are given in thousands of US dollars at 1995 purchasing-power parity. Sources: Thomson, ISI, OECD and the World Bank
In Vlaanderen vervult het FWO een belangrijke rol in het ondersteunen van het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Het fundamenteel onderzoek op initiatief van de onderzoeker (bottom-up) in Vlaanderen zou zonder het FWO en het BOF ondenkbaar zijn. Het FWO en het BOF werken daarbij complementair (cf. infra).
Grafiek2: Evolutie aandeel niet-gericht versus gericht onderzoek 1995-2010
De werking van het FWO binnen het Vlaams fundamenteel wetenschappelijk onderzoek heeft in de afgelopen jaren niet alleen bijgedragen tot een hogere wetenschappelijke performantie, maar ook aan meer visibiliteit van Vlaamse onderzoekers.
Eén miljard EURO dat wordt geïnvesteerd in onderzoek leidt tot de creatie van 50.000 jobs. ESF, Science impact: Rethinking the impact of Basic Research on Society and the Economy. International Conference 10-11 May 2007, Vienna, p.16. 1
Vlaams onderzoek (te meten aan publicaties en citaties) scoort goed tot zeer goed in een internationaal perspectief2. Bij het FWO treden aanvragers in een interuniversitaire competitie.
Bron: 1995-2008: VRWI met input EWI; update 2009 (definitieve kredieten) en 2010 (initiële kredieten): EWI
2
IDEA, Evaluatie van het FWO, managementsamenvatting, 21/12/2007, p. 7.
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK I
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK I
10
◉ als kennisverruiming nodig voor de grote maatschappelijke uitdagingen (bv. op het vlak van milieu, mobiliteit, gezondheid),
in haar beleidsnota 2009-2014 (pagina14) vast dat er de voorbije jaren een beperkte verschuiving opgetreden is in de verdeling van de middelen tussen het niet-gericht en gericht onderzoek. Tot 2003 was de verdeling nog min of meer 50/50, sindsdien is het aandeel gericht onderzoek gestegen tot bijna 56 %. Het verschuiven van evenwichten moet nauwlettend gemonitord worden en een visie reflecteren zodat sluipende afbouw van een type onderzoek ten koste van een ander type vermeden wordt.
1.4
Doelgroep van het FWO
1.4.1 Individuele onderzoeker Het FWO richt zich tot onderzoekers in alle wetenschappelijke disciplines. De Aspirantschappen (2 termijnen van 2 jaar) zijn bestemd voor jonge onderzoekers die wetenschappelijk onderzoek willen uitvoeren met het oog op het behalen van een doctoraat. De Bijzondere Doctoraatsbeurzen (1 jaar) zijn gericht op onderzoekers die buiten het wetenschappelijk onderzoek tewerkgesteld zijn. Dankzij deze beurs krijgen zijn de kans om gedurende één jaar hun doctoraat af te werken. De Klinische Doctoraatsbeurzen (2 jaar halftijds) richten zich dan weer op een specifieke niche, waarbij huisartsen of artsen die verbonden zijn aan een universitair ziekenhuis de mogelijkheid krijgen om een deel van hun tijd aan onderzoek te besteden. Onderzoekers die reeds over een doctoraatsdiploma beschikken, kunnen zich bij het FWO kandidaat stellen voor een Postdoctoraal Mandaat. Deze mandaten lopen over drie jaar en kunnen vanaf 2012 nog maximum één maal hernieuwd worden. De Fundamenteel Klinische Mandaten (halftijdse mandaten) zijn specifiek gericht op huisartsen, artsen-specialisten, apotheker-specialisten in de klinische biologie en huisartsen met een klinische opdracht aan een universitair ziekenhuis. Deze mandaten lopen over een periode van vijf jaar en zijn na gunstige evaluatie hernieuwbaar. Onderzoekers aan het begin van een wetenschappelijke loopbaan kunnen via het Krediet aan Navorsers van het FWO een financiële tegemoetkoming bekomen voor werkings- en uitrustingskosten ter ondersteuning van hun onderzoek.
Omdat internationalisering steeds belangrijker wordt, biedt het FWO ook een breed gamma van reisbeurzen en uitwisselingsmogelijkheden, die onderzoekers in verschillende stadia van hun loopbaan de kans bieden om de internationale dimensie van hun onderzoek te vergroten.
1.4.2 Onderzoeksploegen Naast de persoonsgebonden kredieten biedt het FWO ook ondersteuning aan onderzoeksploegen. Het belangrijkste instrument hierbij zijn de onderzoeksprojecten. Onderzoeksprojecten worden door het FWO gefinancierd voor een bepaalde duur (in regel 4 jaar) en hebben een welomschreven wetenschappelijke doelstelling. In dit kader worden werkings-, uitrustings- en personeelskredieten ter beschikking gesteld van onderzoeksploegen voor het uitvoeren van wetenschappelijk hoogstaande projecten die zich in het brandpunt van de wetenschappelijke interesse bevinden. Bijzondere aandacht wordt onder meer besteed aan projecten die het eigen onderzoek in een groter wetenschappelijk geheel onderbrengen of een interuniversitaire samenwerking beogen. Deze onderzoeksteams kunnen bovendien via het Visiting Postdoctoral Fellowshipprogramma buitenlandse postdoctorale onderzoekers voor een periode van maximum 12 maanden naar Vlaanderen halen.
Via het kanaal van de wetenschappelijke onderzoeksgemeenschappen (WOG) wordt ook aan de onderzoeksteams de mogelijkheid geboden om hun (inter)nationale samenwerking verder te ontplooien.
1.5 Het FWO en zijn stakeholders/ partners 1.5.1 De Vlaamse en federale overheid Ongeveer 77 procent van de FWO-inkomsten zijn afkomstig van de Vlaamse Overheid. De overige 23 procent komt van de Federale Overheid. Het FWO schrijft zich in in het wetenschapsbeleid van de Vlaamse Regering en de Federale Regering. Het FWO is erkend als een Vlaams extern verzelfstandigd agentschap met een privaatrechtelijk statuut. De Vlaamse Overheid sluit met het FWO een samenwerkingsovereenkomst af. Zoals decretaal bepaald, draagt het FWO vanuit zijn opdracht bij tot de voorbereiding van het beleid van de Vlaamse Regering voor de aanmoediging van innovatie. De secretaris-generaal van het FWO maakt deel uit van de Beleidsraad voor het domein Wetenschap en Innovatie. In de Beleidsraad voert de minister in een open dialoog direct overleg met alle leidende ambtenaren die behoren tot het beleidsdomein waarvoor de minister bevoegd is. Het FWO heeft een raadgevende stem in de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VRWI) en neemt actief deel aan de werkzaamheden van diverse VRWI-commissies en -werkgroepen. Nauwe samenwerking is er ook met het departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) van de Vlaamse Overheid, onder andere via het managementcomité, door bijdragen te leveren aan de horizontale begroting wetenschapsbeleid en aan publicaties omtrent wetenschap, technologie en innovatie, door medewerking aan projecten zoals e-government, de IWETO-databank, e.d.m.
EWI is tevens het departement dat de relatie van het FWO met de Vlaamse Overheid kanaliseert. Elke vijf jaar wordt een beleidsplan opgesteld. Jaarlijks wordt de uitgebreide begroting aan de overheid meegedeeld. Elk jaar worden tevens de balans en de rekeningen aan de overheid meegedeeld en gepubliceerd in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad en in het jaarverslag van het FWO. De financierende overheden ontvangen het jaarverslag. Regelmatig wordt ook een bestedingsanalyse over verschillende jaren opgesteld.
1.5.2 De Vlaamse universiteiten De werking van het FWO steunt op twee belangrijke pijlers: ◉ de inbreng van de wetenschappelijke gemeenschap, zowel wat betreft het aanbod van onderzoek als wat betreft de selectie, de intermediaire en ex-post evaluatie ervan; ◉ de wisselwerking tussen de wetenschappelijke gemeenschap en de bestuursorganen van het FWO voor het opstellen van een beleid dat resulteert in zo optimaal en effectief mogelijke procedures en acties. Onderzoekers, of onderzoekers in spe, verbonden aan de Vlaamse universiteiten vormen de grootste groep van aanvragers voor mandaten en projecten. De Vlaamse universitaire gemeenschap vervult daarnaast, via de Expertpanels, een essentiële rol bij de selectie van de onderzoeksvoorstellen en in een latere fase bij de intermediaire en ex-post evaluatie ervan. Per panel zijn er zeven leden verbonden aan een Vlaamse universiteit of wetenschappelijke instelling en negen experts verbonden aan niet-Vlaamse instellingen. Deze werkwijze biedt de beste garantie voor het snel opvolgen van de nieuwste evoluties in de wetenschappelijke wereld.
13 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK I
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK I
12
Sinds 2006 kan het FWO via het Odysseusprogramma toponderzoekers en onderzoekers met hoog potentieel, die actief zijn in het buitenland, aantrekken en financieel ondersteunen. Deze onderzoekers krijgen een positie aangeboden aan een Vlaamse universiteit. Het FWO zorgt voor een belangrijke startfinanciering voor een periode van vijf jaar. Daarmee kunnen wetenschappers zelfstandig een eigen onderzoeksgroep uitbouwen of een onderzoekslijn opzetten (cf. infra).
Het inschakelen van een groot aantal experts die niet verbonden zijn aan Vlaamse universitaire instellingen, zorgt daarenboven voor de nodige wetenschappelijke objectiviteit. Naast de wetenschappelijke inbreng, spelen de Vlaamse universiteiten ook op bestuurlijk vlak een belangrijke rol bij de werking van het FWO. Zo zijn de universiteiten vertegenwoordigd in het Bureau en de Raad van Bestuur van het FWO. De voorzitter van het FWO is steeds één van de rectoren.
1.5.3 Andere kennisinstellingen Het FWO richt zich, zoals bepaald in het Decreet betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid (30 april 2009), in de eerste plaats tot de onderzoeksgemeenschap actief in de universiteiten van de Vlaamse Gemeenschap. Andere wetenschappelijke instellingen komen in aanmerking voor onderzoeksprojecten indien de aanvraag gebeurt in samenwerking met een universiteit. In het kader van de academisering en de universitaire associaties, kunnen ook hogescholen een projectaanvraag indienen, indien het onderzoek wordt uitgevoerd in en onder de verantwoordelijkheid van een Vlaamse universiteit.
1.5.4 Bedrijven De bedrijfswereld toont zijn betrokkenheid bij het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek enerzijds via het uitreiken van wetenschappelijke prijzen en anderzijds via het mecenaat (schenken mandaten en beurzen). Het privémecenaat vormt een kans voor bedrijven en instellingen om een relatie op te bouwen met het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek in Vlaanderen en is tevens een erkenning voor het maatschappelijk belang van dit type onderzoek. De samenwerking met de firma L’Oréal, die het FWO toelaat om tweejaarlijks aan drie jonge vrouwen de kans te bieden om een specifieke doctoraatsbeurs toe te kennen, is een
Om de band tussen de bedrijfswereld en de werking van het FWO nog te versterken, zetelen binnen de Raad van Bestuur van het FWO drie vertegenwoordigers van grote ondernemingen, die als gecoöpteerd lid zorgen voor de vertegenwoordiging van de financiële- en bedrijfswereld binnen de Raad.
1.5.5 De samenleving Naast zijn zuiver wetenschappelijke missie heeft het FWO de taak om bij te dragen tot de uitstraling van het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek in de hele samenleving. Het is hierbij belangrijk om een maatschappelijk draagvlak te creëren en de impact van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek op de verschillende facetten van de samenleving zichtbaar te maken. De communicatiestrategie van het FWO is er sinds een aantal jaren op gericht om deze boodschap breed te verspreiden.
1.5.6 Internationale partners De internationale dimensie van het wetenschappelijke onderzoek is de afgelopen jaren steeds belangrijker geworden. Het officiële startschot van de European Research Council (ERC) in het voorjaar 2007 gaf het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek een vaste plaats binnen het Zevende Kaderprogramma. Voortaan konden Vlaamse onderzoekers op Europese schaal in competitie treden om persoonlijke onderzoeksfinanciering in de wacht te slepen. Om een dergelijke prestigieuze beurs te verwerven is het duidelijk dat mobiliteit en internationale samenwerking nog meer moeten aangemoedigd worden. Het FWO wil zich ten volle engageren in deze internationaliseringsbeweging en begeeft zich steeds meer op de internationale fora.
Zo is het FWO een actief lid van de ESF (European Science Foundation) en van EuroHORCs (European Heads Of Research Councils). Daarnaast treedt het FWO ook op als partner in verschillende internationale samenwerkingsverbanden en bilaterale akkoorden. In de analyse over de periode van het vorige beleidsplan (hoofdstuk 2) staat gedetailleerd beschreven welke de activiteiten en programma’s het FWO heeft ontplooid en ondersteund om de internationalisering van de Vlaamse wetenschappelijke wereld te bevorderen.
1.6 Financiële middelen van het FWO De financiële middelen die het FWO ter beschikking heeft voor het vervullen van zijn taken zijn voornamelijk afkomstig van de Vlaamse regering (bijna 80 % in 2010), en van de Federale overheid, de Nationale Loterij en het mecenaat. Binnen de beleidslijnen van de politieke overheden, functioneert het FWO wetenschappelijk volledig onafhankelijk bij de selectie en evaluatie van mandaat- en kredietgenieters.
De toelagen van de Vlaamse Gemeenschap zijn in de periode 2005-2011 met 26,75% gestegen tot 131,723 miljoen euro. Hierin zijn volgende toelagen begrepen: de basistoelage van de Vlaamse Gemeenschap, het Odysseusprogramma, onderzoek aan internationale onderzoeksfaciliteiten (Big Science) en internationale wetenschappelijke samenwerking. De toelage van de Nationale Loterij verminderde in dezelfde periode met 2,12% tot 11,463 miljoen euro. De Federale toelagen, bestaande uit de toelage voor extra onderzoekers, de toelage F.G.W.O. en de toelage I.I.K.W., lagen in 2010 iets onder het niveau van het jaar 2005. We zien een daling over deze periode met 234.212 euro (-1,98%). De fiscale en parafiscale maatregelen zijn in de periode 2005-2010 sterk toegenomen. In 2005 bedroeg de recuperatie voor werkgeversbijdragen sociale zekerheid 2,8 miljoen euro en de vrijstelling van 75% van de voorheffing postdoctoraal onderzoekers 5,6 miljoen euro. Sinds 2007 is er, naast bovenstaande maatregelen, nog een belangrijke fiscale en parafiscale maatregel bijgekomen: de Maribeltoelage ter bevordering van de werkgelegenheid.
Grafiek 3: Evolutie toelagen FWO (in k euro) 200.000 180.000 160.000 140.000
120.000 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000 0
2005
2006
2007
2008
Totaal Fiscale en parafiscale maatregelen Federaal
2009
2010
Nationale Loterij Vlaamse Gemeenschap
15 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK I
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK I
14
belangrijk voorbeeld van dergelijke samenwerking.
In 2010 bedroeg het totaal van de fiscale en parafiscale maatregelen 30,835 miljoen euro.
1.6.1 Vlaanderen
1.6.1.2 Het Odysseus-programma
1.6.1.1 Basistoelage
Het Odysseus-initiatief, opgestart in 2006, is bedoeld om uitstekende onderzoekers die buiten Vlaanderen een carrière hebben opgebouwd een startfinanciering te bieden om aan een Vlaamse universiteit een onderzoeksgroep uit te bouwen of om een onderzoekslijn op te zetten en zich progressief in het Vlaamse onderzoeksbestel in te schakelen (zie verder).
Vlaanderen beschikt over twee pijlers voor de financiering van kennisgrensverleggend fundamenteel onderzoek aan de universiteiten. De eerste wordt gevormd door het Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF) en de tweede is de financiering via het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen (FWO). Daar waar de verdeling van de BOF-middelen binnen elke universiteit gebeurt op basis van intra-universitaire competitie, steunt het FWO voor het verlenen van financiering aan onderzoeksmandaten en -projecten op een stelsel van interuniversitaire wetenschappelijke competitie. Voor 2011 bedraagt de basistoelage 120,063 miljoen euro (Basisallocatie: EB0 EE134 4170)3. Deze toelage dekt de meeste uitgavenposten van het FWO met als belangrijkste bestedingen de predoctorale (Aspiranten, Klinische doctoraatsbeurzen, Bijzondere doctoraatsbeurzen) en postdoctorale mandaten (Postdoctorale Onderzoekers en Fundamenteel Klinische Mandaten) en de onderzoeksprojecten die voor vier jaar aan onderzoeksploegen worden toegekend waarmee deze personeel, apparatuur en werkingsmiddelen kunnen financieren. Daarnaast worden middelen besteed aan internationale samenwerking, mobiliteit, individuele kredieten aan navorsers en werkingsmiddelen voor aspiranten en postdoctorale onderzoekers. 450.000 euro van de basistoelage is bestemd voor een humanitaire actie, op dit ogenblik jaarlijks alternerend de actie Levenslijn en de actie Kom op tegen Kanker.
Na de positieve evaluatie in 2008 werd het Odysseusprogramma structureel en verankerd in het Decreet betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid van 30 april 2009. Voor het ‘brain gain’-programma Odysseus (Basisallocatie: EB0 EE132 4170) maakt de overheid sinds 2006 een jaarlijks, geïndexeerd bedrag van 12 miljoen euro vrij. In 2011 bedraagt de toelage 7,571 miljoen euro4.
1.6.1.4 Internationale wetenschappelijke samenwerking Internationale wetenschappelijke samenwerking (Basisallocatie: EB0 EE136 4170) omvat twee rubrieken: ◉ Internationale coördinatie-acties van internationale samenwerkingsverbanden: Het FWO stelt zich met dit financieringskanaal tot doel om coördinatieacties van internationale samenwerkingsverbanden te ondersteunen met financiële middelen, bestemd voor de algemene wetenschappelijke coördinatie en het administratief beheer van het samenwerkingsverband (met uitsluiting van het wetenschappelijk onderzoek zelf).
Het gaat hier om samenwerkingsverbanden die ingesteld worden in het kader van multilaterale en supranationale instanties zoals onder meer EU, VN, OESO, UNESCO, WHO. ◉ Bilaterale wetenschappelijke onderzoekssamenwerking: deze budgetlijn is gericht op onderzoekssamenwerking met geselecteerde partnerlanden die niet behoren tot de EU en niet met de EU geassocieerd zijn via het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling en werd ingevoerd met ingang van 2008 voor een bedrag van 1.500.000 euro per jaar. De toelagen voor internationale coördinatieacties werden vanaf 2007 toegekend. De toelage bedroeg toen 700.000 euro. Sinds 2008 bestaat de toelage voor wetenschappelijke internationale samenwerking uit de toelage voor internationale coördinatieacties en de toelage voor bilaterale wetenschappelijke onderzoekssamenwerking. De toelage bedraagt in 2011 1,976 miljoen euro6.
Tabel 1: Evolutie van de toelagen van de Vlaamse Gemeenschap (in k euro)
Rubriek Basistoelage FWO
1.6.1.3 Ondersteuning van onderzoek aan grote internationale onderzoeksfaciliteiten
Odysseus Internationale onderzoeksfaciliteiten Internationale samenwerking Totaal
Met het Big Science-programma (Basisallocatie: EB0 EE135 4170) ondersteunt het FWO de operationele, institutionele en logistieke kosten van Vlaamse onderzoeksconsortia verbonden aan grote internationale onderzoeksfaciliteiten waarvan het lidgeld betaald wordt door de Belgische Federale of Vlaamse Overheid (zie verder).Vanaf 2006 verleent de overheid deze bijzondere toelage voor de operationele, institutionele en logistieke ondersteuning van projecten die worden doorgevoerd aan CERN, ESRF-DUBBLE en de Mercatortelescoop. Het bedrag werd stelselmatig verhoogd, maar is te beperkt om meer initiatieven te omsluiten. De problematiek zal onder invloed van ESFRI-deelnames worden herzien.
Initiële begroting 2011: http://fin.vlaanderen.be/nlapps/data/docattachments/Uitgavenbegroting_BO2011.pdf p. 129
3-4
Het FWO kent deze middelen toe via vijfjarige programmaprojecten, waardoor voldoende tijdsperspectief en zekerheid wordt geboden. De toelage in 2011 bedraagt 2,113 miljoen euro5.
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011i7
103.920
108.288
112.874
117.719
122.513
120.063
120.063
0
12.000
12.171
12.402
12.600
12.600
7.571
0
750
1.502
2.281
2.317
2.201
2.113
0
0
700
2.204
2.207
2.088
1.976
103.920
121.038
127.247
134.606
139.637
136.952
131.723
Initiële begroting 2011: http://fin.vlaanderen.be/nlapps/data/docattachments/Uitgavenbegroting_BO2011.pdf p. 129 Op basis van Initiële begroting 2011. http://fin.vlaanderen.be/nlapps/data/docattachments/Uitgavenbegroting_BO2011.pdf
5-6 7
17 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK I
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK I
16
Het FWO verwerkt jaarlijks meer dan 5.000 aanvraagdossiers. Bij het FWO lopen ongeveer 1.700 pre- en postdoctorale onderzoeksmandaten.
Sinds 2004 wordt een toelage aan de BornBunge-Stichting en aan het Interuniversitair Instituut voor Managementwetenschappen toegekend. De toelage in 2011 bedraagt voor de Born-Bunge-Stichting 171.538 euro en 427.849 euro voor het Interuniversitair Instituut voor Managementwetenschappen.
1.6.1.6 Nationale Loterij
Grafiek 4: Evolutie van de toelagen van de Vlaamse Gemeenschap (in k euro) 140.000
Het FWO ontvangt een deel van de winst van de Nationale Loterij (Basisallocatie: EB0 EE137 4170). De overheid voert hierin een vrij stabiel beleid. Deze toelage versterkt de basistoelage van het FWO.
120.000 100.000 80.000 60.000
Tabel 3: Evolutie toelage Nationale Loterij 2005-2011i
40.000
Rubriek
18
0
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011i
Totaal
Odysseus
Internationale samenwerking
Basistoelage FWO
Op de Vlaamse begroting 2010 staat voor het zogenoemde Horizontaal Begrotingsprogramma Wetenschapsbeleid (HBPWB) (alle kredieten met betrekking tot wetenschap en technologie van alle Vlaamse ministers) een totaal bedrag ingeschreven van 1.710,637 miljoen euro. 1.065,9 miljoen euro (62,31%) hiervan is bestemd voor onderzoek en ontwikkeling (O&O). Ten opzichte van 2009 is dit een daling van het wetenschapsbudget met 66 miljoen euro (-3,7%) en van het onderzoeksbudget met 64 miljoen euro (-5,7%).
Van deze cijfers wordt slechts een beperkt deel aangewend voor de financiering van het fundamenteel onderzoek. Het budget voor nietgericht onderzoek in 2010 bedraagt 293,282 miljoen euro (17,1% van HBPWB). Van dit bedrag werd 148,665 miljoen euro initieel voorzien voor het FWO (nadien aangepast naar 148,415 miljoen euro) of 8,7% van HBPWB. Het FWO is dus niet alleen kwalitatief, maar ook kwantitatief belangrijk voor het fundamenteel onderzoek.
Tabel 2: Overzicht kredieten wetenschapsbeleid 2010 in Vlaanderen
Totale kredieten wetenschapsbeleid Vlaanderen (HBPWB) O&O-kredieten Vlaamse overheid Kredieten 2010 initieel bestemd voor het FWO (Basistoelage, Odysseus, Big Science, Internationale samenwerking en Nationale Loterij) Kredieten 2010 aangepast bestemd voor het FWO (Basistoelage, Odysseus, Big Science, Internationale samenwerking en Nationale Loterij)
Miljoen euro
% HBPWB
1.710,637
100
1.065,9
62,31
148,665
8,69
148,415
8,68
Bron: EWI Speurgids 2010: http://publicaties.vlaanderen.be/docfolder/19148/ewi_speurgids_2010.pdf
8
2007
2008
2009
2010
2011
11.711.732 11.712.000 11.712.000 11.712.000 11.501.000 11.463.000 11.463.000
1.6.2 Federale beleidsniveau
Internationale onderzoeksfaciliteiten
1.6.1.5 Evolutie van het horizontaal begrotingsprogramma Wetenschapsbeleid8
2006
De federale overheid investeerde in 2009 voor 493,719 miljoen euro in O&O10. Sinds 2000 zijn de budgetten voor O&O met slechts 17.494 euro gestegen. 124,159 miljoen euro, of 25,15% van het O&O-budget, werd in 2009 besteed aan algemene kennisvooruitgang11. Het FWO ontving in 2010 voor 11,6 miljoen euro aan federale toelagen, met name de toelage extra onderzoekers, de toelage aan het IIKW en de toelage aan het FGWO. 1.6.2.1 POD Wetenschapsbeleid: Toelage extra onderzoekers Met ingang van 1 oktober 1996 verleent de Minister van Wetenschapsbeleid via de POD - Wetenschapsbeleid het FWO een toelage voor het aanwerven van bijkomende onderzoekers. Deze som wordt aangewend voor Postdoctoraal Onderzoekers. De toelage extra onderzoekers bedraagt op nationaal niveau in 2010 14.964.000 euro (Basisallocatie: 60.11.45.00.23). De federale wetenschappelijke instellingen ontvangen 10% van het totale bedrag. Van de resterende middelen worden 56%, of 7.541.856 euro in 2010, toegewezen aan de Vlaamse wetenschappelijke gemeenschap.
1.6.2.2 FOD Economische Zaken en Energie: I.I.K.W. Op federaal vlak wordt aan het IIKW (Interuniversitair Instituut voor Kernwetenschappen), een bij het FWO geassocieerd fonds, een toelage verleend voor het steunen van onderzoeksprojecten op gebied van de fundamentele kernwetenschappen en onderzoek van de materie waarbij kernfysische methodes worden aangewend (Basisallocatie: 42 50.45.23.01). Deze toelage bedroeg voor 2010 1.932.700 euro (55 % van het totaal). 1.6.2.3 POD Volksgezondheid: F.G.W.O. Analoog verleent het FOD Volksgezondheid een toelage aan het FGWO (Fonds voor Geneeskundig Wetenschappelijk Onderzoek), een tweede bij het FWO geassocieerd fonds voor het ondersteunen van biomedische onderzoeksprojecten. Deze toelage bedroeg voor 2010 2.111.450 euro (55 % van het totaal). De federale toelagen zijn in de periode 20052010 met 2% verminderd, van 11,8 miljoen euro naar 11,6 miljoen euro, wat betekent dat deze toelagen niet inflatievast zijn.
Initiële begroting 2011: http://fin.vlaanderen.be/nlapps/data/docattachments/Uitgavenbegroting_BO2011.pdf p. 129. Budgettaire kredieten voor O&O van de overheden in België voor de periode 1999-2009. http://www.belspo.be/belspo/fisc/ public/MINIPUBL_99-09i_2.pdf 11 http://www.belspo.be/belspo/stat/bokoo/budget3_nl.stm#2 tabel 2.23 9
10
19 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK I
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK I
Nationale Loterij
20.000
2005
Van deze toelage moet 500.000 euro besteed worden in het raam van een humanitaire actie, nu afwisselend de acties Levenslijn en Kom op tegen Kanker, waar ze voor onderzoeksprojecten worden ingezet. In 2011 bedraagt de toelage 11,463 miljoen euro9.
Tabel 4: Evolutie van de Federale toelagen (in k euro)
Rubriek Wetenschapsbeleid: Extra onderzoekers Volksgezondheid: F.G.W.O. Economische Zaken: I.I.K.W. Totaal
2005
2006
2007
2008
2009
2010
7.947 1.998 1.876 11.820
7.146 2.009 1.904 11.058
7.277 2.039 1.932 11.249
7.323 2.104 1.925 11.352
7.668 2.146 1.964 11.777
7.542 2.111 1.933 11.586
Grafiek 5: Evolutie federale toelagen (in k euro)
12.000
Aantal extra mandaatjaren op 30 juni van ieder jaar Vermeerderde ingroeiquota 20 Aspiranten vanaf 1/10/2005 (personen aangeworven na 30/06/2006) 10 Postdoctorale onderzoekers vanaf 1/10/2005 (personen aangeworven na 30/06/2006) 20 Aspiranten vanaf 1/10/2006 30 Postdoctorale onderzoekers vanaf 1/10/2006 20 Aspiranten vanaf 1/10/2007 30 Postdoctorale onderzoekers vanaf 1/10/2007 Totale toename mandaten
2007
2008
2009
2010
2011
20
40
60
60
60
10
20
30
32
35
20 30 80
40 60 20 30 210
60 90 40 60 340
80 100 60 90 422
80 110 80 110 475
10.000
1.6.2.4.2 Recuperatie werkgeversbijdrage Sociale Zekerheid
8.000 6.000
4.000 2.000 0
2005
2006
2007
2008
2010
2009
Volksgezondheid: F.G.W.O.
Totaal
Wetenschapsbeleid: Extra onderzoekers
1.6.2.4 Fiscale en parafiscale maatregelen 1.6.2.4.1 Maribel Sinds 2007 genieten het FWO en het FNRFNRS, jaarlijks van een geïndexeerde toelage van 31 miljoen euro ten gunste van de tewerkstelling in het fundamenteel onderzoek aan de universiteiten. Dit bedrag, afkomstig van de RSZ, wordt communautair verdeeld volgens een verdeelsleutel die rekening houdt met enerzijds het aantal mandaathouders bij het FNRS en de FRIA-beurzen en anderzijds de mandaten van het FWO en de specialisatiebeurzen van het IWT. In 2010 ontving het FWO een bedrag van 16,935 miljoen euro.
Econ. Zaken: I.I.K.W.
Dit tewerkstellingsprogramma heeft, sinds de implementatie in 2007, geleid tot een uitbreiding van het mandatenbestand. Grafiek 6: Evolutie toename mandaten n.a.v. het Maribelprogramma (in k euro) 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0
2007
2008
2009
2010
2011
Totale toename mandaten Toename postdoctoraal onderzoekers Toename aspiranten
Ook heeft het FWO de toestemming gekregen om de werkgeversbijdrage voor sociale zekerheid, met ingang van 1 oktober 1996, terug te vorderen voor bijkomend onderzoekspersoneel, aangeworven met een arbeidsovereenkomst. Het basisbestand werd vastgelegd op 31 december 1995. Het gerecupereerde bedrag wordt integraal in bijkomende Postdoctorale Onderzoekers geïnvesteerd. In 2010 leverde de recuperatie van de werkgeversbijdrage Sociale Zekerheid zo’n 4,7 miljoen euro op. 1.6.2.4.3 Vrijstelling voorheffing postdoctoraal onderzoekers Op basis van de Programmawet van 24 december 2002 (Belgisch Staatsblad 31/12/2002), werd met ingang van 1 oktober 2003 de vrijstelling van het doorstorten aan de schatkist van 50 % van de voorheffing van de postdoctoralen ingevoerd. Met ingang van 1 januari 2005 werd deze defiscalisatie verhoogd tot 65 % (Wet betreffende het generatiepact 1 van 23 december 2005 (Belgisch Staatsblad 30/12/2005) en KB 11 maart 2005 (Belgisch Staatsblad 18/3/2005). Vanaf 1 januari 2009 werd dit percentage verder opgetrokken tot 75 % (Economische herstelwet (1) van 27 maart 2009 (Belgisch Staatsblad 7/4/2009). Deze maatregel leverde in 2010 naar schatting 9,2 miljoen euro op.
Grafiek 7: Evolutie fiscale en parafiscale maatregelen (in k euro) 18.000 16.000
14.000 12.000 10.000 8.000 6.000
4.000 2.000 0
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Vrijstelling voorheffing van Postdoctorale Onderzoekers Recuperatie werkgeversbijdrage Sociale Zekerheid Maribel
21 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK I
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK I
20
14.000
Tabel 5: Aangroeiprognose mandaataantallen door het optrekken van de instroomquota t.o.v de referentiedatum 30/06/2006
2.273
4.303
5.061
4.700
5.558
5.611
6.258
6.646
8.912
9.200
8.391
7.885
25.298
27.465
30.576
30.835
◉
23
€ 2,9 M
€ 1,5 M
€ 3,1 M
€ 2,9 M
Ratio Budget/staff
Below 20% overall
20% overall
Average of 30% (lower for high prestige programmes)
Average of over 50% (fellowships: 60%)
+/- 50% overall (lower for high prestige schemes)
Success Rates
100% Basic 100% Bottom-up
100% Basic Partly Top-down (specific governement programmes)
Mainly Basic Both Bottom-up and top-down
100% Basic 80% Bottom-up 20% Top-down (government programmes)
100% Basic 100% Bottom-up
NO: Potential referees suggested by applicant
YES
YES
YES
YES
% Basic Research, Selection of Bottom up vs top referees: organisation down itself?
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK I
Overhead/ total staff
4,5%, 180 FTE
7%, 356 FTE
€ 2201 M (2009) 3,5%, 750 FTE
€ 560 M (2009)
€ 520 M (2008)
4,8%, 160 FTE
dat agentschappen waarin 100% bottomup wordt gewerkt niet uitzonderlijk zijn, en dat top-down programma’s vaak specifiek door de overheid zijn opgelegd, met aparte geoormerkte budgetten.
€ 3,9 M
Opvallende vaststellingen zijn: ◉ dat de slaagkansen bij FWO op dit moment zeer laag zijn;
◉
€ 460 M (2009)
De volledige neerslag van de oefening is in bijlage 3 te vinden. Hierna wordt een synoptische tabel gegeven met de belangrijkste parameters.
dat het nieuwe FWO-systeem van peer review, als een belangrijke stap naar de Europese standaarden kan worden beschouwd.
3%, 50 FTE
In het kader van de voorbereiding van voorliggend beleidsplan heeft het FWO een internationale benchmarking uitgevoerd met vergelijkbare organisaties elders in Europa. Daarbij werd aandacht besteed aan zowel de interne adminis◉ tratieve werking van de organisatie als aan de wetenschappelijke dimensie (peer review, doorlooptijd, slaagkansen, e.d.).
dat de ratio tussen het te verdelen budget en de beschikbare staf bij FWO suboptimaal is in vergelijking met de andere organisaties. Zoals reeds bleek uit de doorlichting van IDEA, is er duidelijk sprake van onderbestaffing;
€ 195 M (2010)
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK I
22
Internationale benchmarking
Country/region Total Budget population
1.7
Tabel 7: Synoptische tabel belangrijkste parameters internatioanele benchmarking
2.273
Country/region Council investments in (country/region) R&D (%GDP)
2.833
Recuperatie werkgeversbijdrage Sociale Zekerheid Vrijstelling voorheffing van Postdoctorale onderzoekers Totaal
82,2 M (2008)
16.935
2,52 (2007)
16.603
DFG (Germany)
16.516
7,6 M (2008)
16.766
2,90 (2004)
0
SNSF (Switserland)
0
16,4 M (2008)
Maribel
1,71 (2007)
2010
NWO (The Netherlands)
2009
9,16 M (2008)
2008
3,75 (2008)
2007
SRC (Sweden)
2006
6,16 M (2008)
2005
2,03 (2007)
Rubriek
FWO (Flanders)
Tabel 6: Evolutie fiscale en parafiscale maatregelen (in k euro)
HOOFDSTUK II: Analyse van de periode vervat in het vorige beleidsplan 2008-2012 Het FWO heeft de afgelopen beleidsperiode (2008-2012) hard gewerkt om de engagementen aangegaan in het Beleidsplan 2008-2012 in de praktijk te brengen. De verbintenissen opgenomen in de Beheersovereenkomst werden nageleefd. Dit hoofdstuk biedt een kort overzicht van de belangrijkste verwezenlijkingen.
2.1. Beleid ten aanzien van de onderzoekers 2.1.1 Human Resources Strategy Een van de kernwaarden in onze missie is het ‘onderzoekersvriendelijke’ karakter van het FWO. Een belangrijk aspect hierbij is de optimalisering van de onmiddellijke dienstverlening via o.a. het e-loket, het uitbouwen van de helpdesk, enz. Anderzijds is een belangrijke bekommernis de concrete carrièremogelijkheden voor onderzoekers, binnen en buiten de academische wereld. Het FWO is sinds lang begaan met deze problematiek, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de actieve deelname aan het ESF Member Organization Forum on Research Careers (recent verdergezet als European Alliance on Research Career Development) en aan het European Network on Research Careers (ENRC). Bovendien heeft het FWO in 2007 reeds het Europese Charter & Code (C&C) ondertekend en werd er zo meegewerkt aan het tot stand komen van een Vlaams actieplan voor de onderzoeker, in het kader van het Europese ‘Partnerschap voor Onderzoekers’ (cf. mededeling van de Europese Commissie dd 23/05/2008). Het deelnemen aan fora en het opstellen van globale lijsten met desiderata betreffende onderzoekerscarrières heeft anderzijds iets vrijblijvends. Daarom is FWO in 2009 toegetreden tot de Europese HR Strategy Group, een initiatief van de Europese Commissie om C&C breder bekend te maken en effectief geïmplementeerd te zien in het beleid van de nationale actoren.
Dit strategiedocument (http://www.fwo.be/ Organisatie-HR-Strategie.aspx) werd in november 2010 aan de Europese Commissie voorgelegd, die het liet evalueren door drie externe experts. Na verwerking van een aantal suggesties werd aan het FWO begin december – als allereerste funding agency van Europa – het label HR Excellence in Research toegekend. Dit label is nu ook permanent op de homepage van onze website zichtbaar. Met dit label erkent de Europese Commissie dat het FWO gedegen inspanningen levert om zowel jonge als meer gevorderde onderzoekers te ondersteunen.
2.1.2 Evolutie slaagkansen Investeren in onderzoek betekent ook investeren in onderzoekstalent. Onderzoek is immers vooral mensenwerk. De onderzoeker is de spilfiguur in het wetenschappelijk onderzoek. Einde jaren 90, begin jaren 2000, werd duidelijk gesteld dat als Europa op het vlak van onderzoek en ontwikkeling op hetzelfde niveau wenste te komen als de Verenigde Staten, er meer onderzoekers nodig zijn. Een cijfer van 700.000 werd toen naar voor geschoven. Nu, in de Innovation Union strategie, in oktober 2010 gelanceerd door de Europese commissie, spreekt men van 1 miljoen meer onderzoekers. Ook in Vlaanderen moest hieraan worden gewerkt, te beginnen bij de instroom, namelijk de beginnende onderzoekers. Door het aangehouden prioritair beleid sinds midden de jaren negentig ten aanzien van onderzoek en ontwikkeling van de Vlaamse overheid, ondersteund door diverse fiscale en parafiscale maatregelen van de federale regering, heeft het FWO de instroom van onderzoekers aanzienlijk kunnen verhogen.
Het bestand van doctorandi bij het FWO bedraagt nu 818. Ook de volgende stap bij het FWO, die van de postdoctorale onderzoekers, laat een stijgende lijn noteren: nu zijn het er reeds 739. Deze zeer performante onderzoekers moeten alle kansen krijgen om hun onderzoekstalent te kunnen ontplooien. Zo niet dreigen de jarenlange investeringen in onderzoek tevergeefs te zijn geweest en wordt heel veel onderzoekstalent verspild. Het is dan ook absoluut noodzakelijk dat een aanvaardbaar slaagcijfer voor onderzoeksmandaten en -projecten bij het FWO wordt gegarandeerd. Wanneer dit niet het geval zou zijn, bestaat het risico dat andere landen/regio’s aantrekkelijk worden voor Vlaams talent en dat er een ware brain drain ontstaat. Het FWO hanteert strenge wetenschappelijke selectiecriteria om de meest excellente onderzoekers te detecteren en te ondersteunen. Met een slaagcijfer van 33% blijft een voldoende strenge competitie bestaan zodat enkel de beste onderzoekers en projecten worden geselecteerd, maar voorkomt daarnaast dat onderzoekers ontmoedigd raken en het wetenschappelijk onderzoek de rug toekeren.
Het moet duidelijk zijn dat het FWO het slaagcijfer van 33% niet als primair doel stelt, maar vasthoudt aan zijn streng excellentiebeleid. In voorkomend geval - wat zeer hypothetisch is - zal het FWO niet tornen aan zijn excellentiecriteria om het voorgestelde slaagcijfer te halen. Onder invloed van de gestegen aanvraagmassa, niet gevolgd door een groei in de projectmiddelen, daalde de slaagkans voor onderzoeksprojecten van 23% in 2008, tot 18% in 2009 en 13,8 % in 2010. Gelet op de slaagpercentages wat betreft het aantal projecten zou men kunnen opmerken dat de situatie niet zo accuut is (in 2011 werd 25% van de aangevraagde projecten gehonoreerd). Toch mag niet worden vergeten dat de toegekende middelen zeer sterk moesten worden gereduceerd in vergelijking met de aangevraagde budgetten. In internationaal perspectief zien we geen dermate grote discrepantie tussen slaagkansen wat betreft aantallen en budgetten (cf. infra). Slaagcijfers worden echter niet uitsluitend bepaald door de beschikbare budgetten. Daarom heeft het FWO vanaf 2011 een financieringsvork ingevoerd die zowel geldt voor de budgetaanvragen als voor de budgettoekenningen.
Tabel 8a: Slaagpercentages Onderzoeksprojecten: evolutie van de selectie. Bedrag in kEUR
Jaar 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
Aangevraagd n 681 735 705 698 750 1017 116
Bedrag € 89.773 € 95.440 € 88.929 € 89.318 € 97.588 € 128.268 € 145.017
Toegekend n 335 341 294 318 346 319 279
Bedrag € 22.973 € 27.070 € 23.289 € 25.176 € 24.975 € 22.574 € 20.051
Slaagpercentage Slaagpercentage n bedrag 49 26 46 28 42 26 46 28 46 26 31 18 25 14
25 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
24
Het was de bedoeling om een strategie voor de komende jaren uit te stippelen met betrekking tot (een deel van) de 40 items in C&C.
Ook op het vlak van mandaataanvragen dalen de slaagkansen aanzienlijk en stranden ze ver onder de streefcijfers. De academisering aan de hogescholen en de stimulans die uitgaat van overheid en universiteiten voor het behalen van een doctoraat, resulteert in een aanzienlijke verhoging van de aanvraagdruk voor het behalen van een pre- en postdoctoraal FWO-mandaat.
Omdat verwacht werd dat het aantal aanvragen bij het FWO in de toekomst nog verder zou toenemen, o.m. door de bijsturing van het IWT-beurssysteem, werd in 2011 een nieuwe
Toch zal ook een stijging van de budgetten absoluut noodzakelijk zijn om de slaagpercentages voor mandaten en projecten op een internationaal aanvaardbaar niveau te brengen.
Grafiek 8: Slaagpercentages voor mandaten
40 35 30 25 20 15 10 5 0
2005
2007
2006
2008
Postdoctorale onderzoekers
Aspiranten
Wenselijk niveau op basis van internationale benchmarking
Tabel 8b: Evolutie slaagkansen mandaathouders 2005 A
T
2006 S
A
T
2007 S
A
T
2008 S
A
T
2009 S
A
T
2010 S
A
T
S
Aspiranten 535 174
33
598 191
32
620 215
35
709 212
30
826 220
27
984 214
22
Postdoc
28
445 152
34
478 178
37
507 175
35
599 174
29
728 184
25
427 121
Toelichting bij tabel 8b: ◉ A = Aangevraagd, T = Toegekend, S% = Slaagpercentage
Wanneer we dit in een internationaal perspectief bekijken, blijkt dat vele financieringsagentschappen in Europa het een stuk beter doen dan FWO wat slaagkansen betreft. Hierna volgen enkele elementen van vergelijking met drie belangrijke Europese instanties waarvan de missie vergelijkbaar is met die van het FWO: het Nederlandse NWO, het Duitse DFG en het Zwitserse SNF. Tenslotte wordt ook nog gekeken naar de globale slaagpercentages in FP7.
1. NWO
In het jaarverslag 2009 van het NWO lezen we: “De aanvraagdruk in de Vernieuwingsimpuls nam in 2009 toe, waardoor het netto honoreringspercentage daalde van 21% in 2008 naar 18% in 2009. Ook in de Vrije competitie daalde het honoreringspercentage, ondanks extra investeringen, van 26% in 2008 naar 24% in 2009” In de tabel hieronder wordt een overzicht gegeven van de verschillende basisactiemiddelen van het NWO:
Volgens een recent document van de Nederlandse Adviesraad voor Wetenschap en Technologie bedraagt het gemiddeld “honoreringspercentage” bij NWO op dit moment 25%. Tabel 9: Aantal aanvragen en honoreringen in 2008 en 2009 Aantal aanvragen
Aantal vooraanmeldingen
Aantal honoreringen
Bruto honoreringspercentage
Netto honoreringspercentage
M
V
Totaal
M
V
Totaal
M
V
Totaal
M
V
Totaal
M
V
Totaal
Ruimte voor onderzoekers
177
93
270
2.361
922
3.283
600
209
809
24
21
23
25
23
25
Bundeling van krachten
19
2
21
318
61
379
263
31
294
80
49
75
83
51
78
Wetenschap voor de samenleving
443
84
527
620
123
743
266
60
326
33
37
34
43
49
44
Totaal 2009
639 179
818
3.299 1.106 4.405 1.129 300
1.429
31
25
30
34
27
32
Totaal 2008
706 259
965
2.890 1.032 3.922
1.313
31
27
30
34
31
33
989
324
Toelichting bij tabel 12: ◉ Het aantal aanvragen is hoger dan het aantal vooraanmeldingen, omdat niet alle subsidie-instrumenten die vallen onder de betreffende actielijnen werken met vooraanmeldingen ◉ Voor uitleg van bruto en netto honoreringspercentages: zie de begrippenlijst
2010
2009
Internationale Benchmarking slaagcijfers
Tabel 9 toont het totaal aantal vooraanmeldingen, aanvragen, honoreringen en honoreringspercentages in 2009 uitgesplitst naar actielijn. Veruit de meeste aanvragen en honoreringen vallen onder actielijn 1, Ruimte voor onderzoekers. Het aantal aanvragen steeg in 2009 met bijna vijfhonderd.
Vooral actielijn 1 kreeg meer aanvragen, en met name binnen de Vernieuwingsimpuls en de Vrije competitie nam de aanvraagdruk toe en daalden de honoreringspercentages. Het gemiddelde honoreringspercentage over het totaal daalde licht van 33 procent naar 32 procent. (ibid.)
27 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
26
Voor de jongste drie jaren werd telkens een belangrijke toename vastgesteld in het aantal aanvragen zowel voor predoctorale als voor postdoctorale onderzoeksmandaten, respectievelijk 14%, 15% en 22 %. Waar de slaagkans voorheen nog schommelde rond de 33%, daalde die tot slechts 21% in 2010.
maatregel ingevoerd teneinde het slaagpercentage niet verder te hypothekeren. De nieuwe maatregel bestaat eruit dat het vanaf de aanvraagronde 2011 niet meer mogelijk is om meer dan 2 keer voor hetzelfde mandaat te postuleren. De maatregel heeft zijn effect niet gemist, want bij de recentste oproep voor mandaten bleek dat het aantal aanvragen voor aspiranten niet gestegen is en dat het aantal aanvragen voor postdoctorale mandaten met 18% gedaald is. Ook wordt het aantal gerangschikte kandidaten per panel voor een aspirantschap of een postdoctoraal mandaat beperkt om onderzoekers die voorheen ‘gerangschikt’ werden op een plaats die te laag was om veel kans te hebben op succes bij een nieuwe indiening, voortaan een duidelijker signaal te geven.
De vrije competitie is daarbij het belangrijkste ijkpunt voor een vergelijking met FWO: het gaat om bottom-up financiering van onderzoeksprojecten. De globale slaagkans blijkt daar meer dan 10% hoger dan het huidige cijfer bij FWO. Uitgesplitst per wetenschap krijgen we een iets genuanceerder beeld (tabel 10).
Hieruit blijkt dat de meeste gebieden om en bij de 30% van de aanvragen kunnen honoreren, maar bij MaGW (Maatschappij- en Gedragswetenschappen) is het slaagpercentage gezakt tot op het niveau van FWO (14%).
Tabel 10: Aantal aanvragen en honoreringen Vrije competitie per NWO-wetenschapsgebied Aantal vooraanmeldingen
Aantal honoreringen
Bruto honoreringspercentage
Netto honoreringspercentage
Org. Eenheid
M
V
Totaal
M
V
Totaal
M
V
Totaal
M
V
Totaal
M
V
Totaal
ALW
-
-
-
115
21
136
35
6
41
-
-
-
30
29
30
CW
-
-
-
137
12
149
32
2
34
-
-
-
23
17
23
EW
-
-
-
178
14
192
33
3
36
-
-
-
19
21
19
GW
-
-
-
48
11
59
15
2
17
-
-
-
31
18
29
MaGW
-
-
-
271
81
352
40
9
49
-
-
-
15
11
14
MW
-
-
-
27
19
46
12
2
14
-
-
-
44
11
30
15
0
15
96
4
100
29
3
32
28
75
30
30
75
32
-
-
-
103
12
115
38
5
43
-
-
-
37
42
37
WOTRO
71
17
88
14
4
18
8
1
9
11
6
10
57
25
50
Totaal 2009
86
17
103
989 178
1.167
242
33
275
23
17
22
24
19
24
N STW
De missie van DFG is zeer vergelijkbaar met die van het FWO. Ook hier loont het de moeite om de slaagcijfers van dichterbij te bekijken. De DFG-statistieken maken een onderscheid tussen slaagkansen geteld volgens het aantal ingediende vs toegekende projecten enerzijds, en de budgetmatige slaagkans anderzijds. Qua aantal schommelt het huidig toekenningspercentage rond de 50% (grafiek 13).
80%
Belangrijk is ook om te noteren dat er een strikte scheiding wordt gehanteerd tussen de vrije competitie enerzijds en de meer gerichte (top-down) programma’s anderzijds.
40%
Odysseusprogramma bij FWO), dan zien we nog steeds weliswaar dalende, maar toch nog rond de 20% eindigende slaagkansen. NWO drukt daarbij de wens uit om dit slaagpercentage in de nabije toekomst op te trekken naar 30%, wat de FWO-stelling terzake bevestigt (tabel 11).
Tabel 11: Aantal aanvragen en honoreringen Vernieuwingsimpuls Aantal aanvragen
Aantal honoreringen
Bruto honoreringspercentage
Netto honoreringspercentage
M
V
Totaal
M
V
Totaal
M
V
Totaal
M
V
Totaal
M
V
Totaal
Veni
-
-
-
502
307
809
97
47
144
-
-
-
19
15
18
Vini
-
-
-
355
154
509
58
31
89
-
-
-
16
20
17
(75) (19)
(94)
(24)
(7)
(31)
(Vici)
(175) (45)
(220)
(14) (16)
(14)
(32) (37)
Wat betreft de gemiddelde slaagkansen over alle programma’s heen vindt men op de website van DFG volgende statistiek (grafiek 15).
100%
60%
Aantal vooraanmeldingen
Merk op dat deze statistieken ook de meer prestigieuze programma’s zoals het Emmy Noether programma voor uitmuntende postdocs, en het Heisenberg professorship programma omvatten.
Grafiek 13: Funding rate (by number)
Toelichting bij tabel 13: ◉ Voor N geldt: het betreft vooraanmeldingen voor programma’s, die zijn ingediend door samenwerkingsverbanden van meerdere onderzoekers; gemiddeld was 10% van de deelnemers in deze samenwerkingsverbanden vrouw ◉ Voor uitleg van bruto en netto honoreringspercentages: zie de begrippenlijst
Kijken we naar het slaagpercentage in het meest prestigieuze programma van NWO, de Vernieuwingsimpuls (vergelijkbaar met het
De slaagkansen naar toegekend budget liggen lager, maar nog steeds ruim boven de 30% voor alle gebieden (grafiek 14).
(33)
Totaal 2009
-
-
-
857
461
1.318
155
78
233
-
-
-
18
17
18
Totaal 2008
134
28
162
733
384
1.117
150
79
229
19
20
19
21
21
21
Toelichting bij tabel 13: ◉ Over de aanvragen van de Vici-ronde die gestart is in 2009 is in 2010 een besluit genomen. De aantallen aanvragen en honoreringen van deze ronde maken om die reden geen deel uit van de verantwoording over 2009. Om een zo compleet mogelijk beeld te geven van de VI-rondes uit 2009 is besloten de aantallen Vici-aanvragen en Vici-honoreringen uit deze ronde tussen haakjes op te nemen in de tabel. De aantallen zijn niet in de totalen 2009 verwerkt. ◉ Voor uitleg van bruto en netto honoreringspercentages: zie de begrippenlijst
20%
0%
2006
2007
2008
Humanities and Social Sciences
Natural Sciences
29 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
28
Aantal aanvragen
2. DFG
2009 Life Sciences
Engineering Sciences
Total
Bron: DFG
3. SNSF Grafiek 10: Funding rate (by value)
Voor het Zwitserse fonds beschikken we vooral over data betreffende individuele beurzen. De beurzen voor beginnende onderzoekers, te vergelijken met de FWO-aspirantenmandaten, kunnen daarbij volgende cijfers voorleggen (grafiek 12).
100%
80%
Bij de gevorderde onderzoekers zien we analoge, zij het iets lagere cijfers (grafiek 13).
60%
Grafiek 12: Bourses de type débutant - taux de succès 1998-2000 et 2003-2005 40%
100% 80%
20% 60% 0%
2007
2006
2008
Humanities and Social Sciences
40%
2009 Life Sciences
20%
Engineering Sciences
Natural Sciences
Total
0%
Bron: DFG
1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Taux de succès
Grafiek 11: Average succes rate
Bron: FNS (2010)
100%
Grafiek 13: Bourses de type avancé - taux de succès 1996-2000 et 2003-2007
80%
100%
60%
80%
40%
60%
20%
40% 0%
Average succes rate Humanities and Social Sciences Natural Sciences
Life Sciences
Engineering Sciences
20% Total
Bron: DFG
0%
1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Taux de succès
Bron: FNS (2010)
31 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
30
Collaborative Projects
Networks of Excellence
Coordination and Support Actions
Marie Curie Actions
ERC
SME
Total FP 7
Total FP 7 (excl. IDEAS)
Total FP 7 (excl. Ideas and PEOPLE)
Tabel 13: Globale slaagpercentages in het 7e kaderprogramma voor 2007-2008
Total number of proposals
10481
67
3069
7826
10821
1323
33616
22795
14969
Total number of applicants
104879
1059
20024
18375
13842 11592 170048
156206
137831
Total requested EC funding
38193
330
2803
13922
1502
56871
42859
42859
(10,1)
(17,7)
(7,1)
(1,3)
(9,1)
(4,7)
(7,3)
(9,4)
(3,7)
(5,4)
(0,9)
(1,1)
(1,2)
(1,7)
(2,15)
(2,98)
In tabel 12 worden de slaagcijfers voor de individuele beurzen gegeven.
Ambizione ProDoc MHV Programme des bourses Bourse avancés Bourse débutants
197 89 106 84 690 148 542
51 37 71 37 524 94 430
4. FP7 Tabel 13 geeft de globale slaagpercentages in het 7e kaderprogramma voor 2007-2008 weer. Opvallende vaststellingen zijn de extreem lage slaagkansen voor ERC, en de vrij hoge slaagkansen voor het kaderprogramma in zijn geheel, met cijfers die tussen de 15 en de 20% schommelen. De EU-middelen maken immers slechts ca. 15% van het totale Europese R&D-budget vertegenwoordigen, terwijl alle Europese onderzoekers er voor kunnen kandideren.
Taux de succès 25,89% 41,57% 66,98% 44,05% 75,94% 63,51% 79,34%
Montant accordés
Montant par octroi 57.217.238 1.121.907 16.559.324 447.549 22.191.892 312.562 5.360.893 144.889 35.670.766 68.074 10.989.069 116.905 24.681.697 57.399 Bron: FNS rapport annuel 2008
Mainlisted proposals
Professeurs boursiers FNS
Octrois
Average requested EC contribution per submitted proposal ( M€) Average requested EC contribution per applicant (M€)
10
3,6
15,8 4,9
6,5
(1,7)
2,3
0,9
(0,37)
(0,31)
(0,13)
Total number of mainlisted proposals
1778
21
682
Total number of participants in mainlisted proposals
21018
404
5922
Total requested EC contribution per mainlisted proposal (M€)
8043
113
705
(11,8)
(21,5)
(9,0)
(4,53)
(5,64)
(1,01)
(0,38)
(026)
(0,11)
(17%)
(34%)
(23%)
(20%)
(42%)
(29%)
(21%)
(36%)
(25%)
Total numbers of signed grant agreements
1197
19
525
Total number of grant holders
13725
342
Total requested EC contribution by grant holders (M€)
4763
Average number of grant holders
1,3 1,3
8,8 1,7
5,1 1,7
6,7
1,88
9,2
2,86
(0,89)
(0,13)
(0,36)
(0,30)
(0,32)
2306
462
223
5477
5015
2709
4473
534
2038
34436
33904
29431
867
269
10003
9136
9136
(1,1)
(9,5)
(6,8)
(7,3)
(11,0)
(1,39)
(1,33)
(2,01)
(2,05)
(3,44)
(1,30)
(0,14)
(0,29)
(0,28)
(0,31)
(32%)
(2%)
(19%)
(14%)
(22%)
(18%)
(33%)
(2%)
(20%)
(20%)
(22%)
(22%)
(3%)
(21%)
(16%)
(21%)
(21%)
1213
473
121
3551
3078
1865
4141
2077
499
1132
21497
20998
18921
88
536
442
671
149
6652
5981
5539
11,5
18,0
7,9
1,7
1,1
9,4
6,1
6,8
10,1
Average requested EC contribution per grant (M€)
3,98
4,63
1,02
0,36
1,42
1,23
1,87
1,94
2,97
Average requested EC contribution per grant holder (M€)
0,35
0,26
0,13
0,21
1,34
0,13
0,31
0,28
0,29
Average number of participants per mainlisted proposal Average requested EC contribution per mailisted proposal (M€) Average requested EC contribution per mainlisted applicant (M€) Success rate (proposals)
Success rates
Requêtes
Average number of applicants per proposal
Success rate (applicants) Success rate (EC funding)
0,36
11,8 4,53
0,38
17% 20% 21%
0,31
19,2 5,38
0,26
31% 38% 34%
0,14
8,7
1,03
0,12
22% 30%
(0,0)
(1,8)
1,9
(0,00)
(0,00)
30% 21%
25%
1,01
1,2
1,88
1,62 4% 4% 6%
0,13
9,1
1,21
0,13
17% 18% 18%
0,33
6,3
1,83
0,29
16% 20% 18%
0,27
6,8
1,82
0,27
22% 22% 21%
0,31
10,9
3,37
0,31
18% 21% 21%
33 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
32
Tabel 12: L’encouragement de personnes en 2008
Signed grant agreements
Opvallend is verder dat zelfs voor de professoraten het slaagpercentage nog op 25% ligt.
Submitted proposals
Hier stelt zich in zekere zin het omgekeerde probleem als in het geval van FWO: door een te hoog slaagcijfer vermindert de competitiviteit van het kanaal. SNSF pleit er dan ook voor om de slaagkansen enigszins te remmen.
Onderzoeksclassificatiesysteem
Nationale, Europese en internationale ontwikkelingen
De filosofie achter OA is het sneller toegankelijk maken van de onderzoeksresultaten. Dit veronderstelt dat de achterliggende databank goed gestructureerd is. Een goed classificatiesysteem van onderzoeksdisciplines- en specialiteiten is daarom onontbeerlijk.
Open Access (OA), of het vrij toegankelijk maken van onderzoeksresultaten en/of –data, ongehinderd door wettelijke, technische of financiële barrières, is een zeer actueel thema in het Europees en internationaal wetenschapsbeleid. Zo werd het een speerpunt van het Zevende Kaderprogramma (2006-2014), waarbinnen een ‘Open Access Pilot’ werd opgezet die de toegankelijkheid van resultaten van onderzoek dat door de EU gefinancierd wordt, moet vergroten. De resultaten van ongeveer 20% van het door de EU gefinancierde onderzoek komen erin terecht. Ook belangrijke Amerikaanse instituten als het NIH (National Institutes of Health) voeren een actieve OA-politiek. Ook in Vlaanderen beweegt er heel wat op dit vlak. Zo zijn alle Vlaamse universiteiten bezig met het opbouwen van repositories voor de publicaties van hun onderzoekers. Ook loopt binnen het departement EWI het project F.R.I.S. (Flanders Research Information Space), dat de constructie van een overkoepelende Vlaamse onderzoeks- en innovatiedatabank beoogt, waarin gegevens over onderzoekers, onderzoeksresultaten, publicaties, patenten, e.d. zullen te vinden zijn. Ontwikkelingen binnen FWO Aanpassing regelgeving Zoals reeds vermeld in het vorige beleidsplan, heeft het FWO de Berlin Declaration van 2003 ondertekend. Deze werd nu ook ingeschreven in het Algemeen Reglement, waarin bepaald wordt dat onderzoekers verplicht zijn de publicaties die uit verkregen FWO-financiering voortvloeien, in een OA databank te deponeren (‘green road’) of in OA journals te publiceren (‘golden road’).
De bestaande classificatie van het FWO was al lange tijd niet meer herzien, en dringend aan actualisering toe. Bovendien was de lijst met keywords aangegroeid tot een ongestructureerde en dus onbruikbare lijst van ca. 26.000 termen. In 2010 werd een hervorming van de classificatie op touw gezet. Hiervoor werd per gebied een interuniversitaire expertgroep samengeroepen, die mede op basis van bestaande systemen (ISI, FOS, ...) een nieuwe classificatie ontworpen hebben. Dit systeem omvat zo’n 1000 termen en is eind 2010 in werking getreden. Het zal niet alleen intern gebruikt worden, maar ook in de context van de hoger vermelde FRIS-databank, en meer in het algemeen in het kader van de vereenvoudiging van onderzoeksverslaggeving (project VLIREWI-UHasselt). Op initiatief van het FWO, heeft de Vlaamse onderzoekswereld een akkoord bereikt over de nieuwe FWO-disciplinecodes, die ook als basis zullen dienen voor de onderzoeksrapportering en door andere instellingen in Vlaanderen zullen gebruikt worden. Het FWO speelt een voortrekkersrol in Vlaanderen wat dit dossier betreft.
2.2 Hervorming van het wetenschappelijke beoordelingskader m.b.t. de aanvragen 2.2.1 Naar een hervorming van de FWO Wetenschappelijke Commissies In 2007 was het precies tien jaar geleden dat de structuur van de wetenschappelijke commissies van het FWO werd vastgelegd. In deze periode evolueerde de (Vlaamse) wetenschappelijke wereld zeer snel en ontwikkelden er
zich nieuwe wetenschapsgebieden. De roep tot een hervorming van de wetenschappelijke commissies klonk dan ook steeds luider. Een dergelijke hervorming moest ook een antwoord bieden op de academisering van een groot aantal hogeschoolopleidingen en deze een plaats geven binnen de structuur van het FWO. Op basis van internationale benchmarking, waarbij er onder andere werd gekeken naar de jongste evolutie binnen Europa en de European Research Council (ERC), werd er door de FWO-administratie, in nauw overleg met de FWO-Werkgroep Onderzoeksbeleid, een eerste voorstel voor een nieuwe commissiestructuur uitgewerkt. Met de panelstructuur van ERC als uitgangspunt, werd er beslist om de onderzoekers zelf te raadplegen en hun mening en advies te vragen over deze structuur. Een grootschalige bevraging van het Vlaamse onderzoeksveld bracht een verhelderende kijk op hoe de nieuwe commissiestructuur er zou moeten uitzien. Op basis van de ERC-lijst en met de antwoorden op de enquête als leidraad werden er in samenspraak met de diensten onderzoekscoördinatie van de Vlaamse universiteiten vijf interuniversitaire werkgroepen opgericht, één per wetenschapsgebied. Deze werkgroepen, samengesteld uit 15 specialisten (3 per universiteit) in het onderzoeksgebied, kregen twee belangrijke opdrachten : 1. het uitwerken van een nieuwe commissiestructuur die tegemoet komt aan de noden van de Vlaamse wetenschappelijke wereld en alle wetenschapsgebieden afdekt; 2. het opstellen van de profielen van de experts die in de nieuwe commissies moeten instaan voor een kwaliteitsvolle evaluatie van de financieringsaanvragen. Doordat er voor verschillende wetenschapsgebieden ingrijpende verschuivingen plaatsvonden, ontstond het idee om de aanvragers een instrument aan te reiken om te bepalen
in welke commissie hun aanvraag het beste thuishoorde. Per commissie werden er daarom gedetailleerde scopes opgesteld die duidelijk omschreven welk type onderzoek in een bepaalde commissie thuishoort. Deze scopes zijn terug te vinden op de website van het fwo : www.fwo. be/Expert-panels.aspx . De structuur die op 26 november 2008 door de Raad van Bestuur van het FWO werd goedgekeurd en die op 1 januari 2010 werd ingevoerd, voorziet in 29 vakspecifieke commissies verdeeld over vijf wetenschapsgebieden en één interdisciplinaire commissie. Het Interdisciplinair Expertpanel is het 30ste panel en vervolledigt de nieuwe panelstructuur. Waar het voorheen mogelijk was om als aanvrager een gebiedsoverstijgende aanvraag in te dienen in twee verschillende commissies, worden interdisciplinaire aanvragen nu ondergebracht bij dit nieuwe panel, dat net zoals de andere Expertpanels over eigen budgettaire ruimte beschikt om onderzoek te financieren. Om duidelijk het verschil met de oude wetenschappelijke commissies van het FWO aan te geven, werd er ook geopteerd voor een nieuwe naam: FWO-Expertpanels.
2.2.2 Hervorming van de externe peer review Ieder jaar ontvangt het FWO meer dan 5.000 aanvragen, verdeeld over de verschillende financieringskanalen. Tot 2010 doorliepen alle programma’s vrijwel dezelfde peer review-procedure, waarbij de aanvraag werd beoordeeld door een aantal externe referenten, waarna uiteindelijk het expertpanel, de jury of commissie een finaal advies uitbracht, op basis waarvan het Bureau en de Raad van Bestuur de beslissing tot financiering konden nemen. Ook was het zo dat er ieder jaar opnieuw meer dan 8.000 ‘externe’ referenten ingeschakeld werden, die allen werden gekozen en
35 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
34
2.1.3 Open Access
gecontacteerd (via een online formulier) door de aanvrager zelf.
Hervorming peer review : Nadat op 1 januari 2010 de interne peer review grondig werd hervormd en de FWOExpertpanels aan de slag gingen, dringt zich nu ook een hervorming op van de externe peer review. a. Kernprincipes Op internationale fora werden er reeds lange discussies gevoerd over wat nu precies de beste aanpak is om externe peer review te organiseren. De meningen hierover verschillen en internationale benchmarking leert dat er niet één goed systeem is, maar dat al naargelang de kenmerken van het programma in kwestie of de context waarin de evaluatie dient te gebeuren, meerdere pistes kunnen bewandeld worden. Hoe dan ook is er de jongste tijd, op basis van de implementatie door ERC, ESF en de Europese Commissie een consensus gegroeid over de kernprincipes waaraan een kwaliteitsvolle peer review dient te voldoen: 1. op basis van excellentie √ 2. transparant √ 3. onafhankelijk/onpartijdig (aandachtspunt voor FWO) 4. vertrouwelijk √ 5. snel en efficiënt √
7. aangepast aan het programma in kwestie (aandachtspunt voor FWO) Op vijf van de zeven criteria (hierboven aangegeven met ‘√’) scoort het FWO goed en is er niet onmiddellijk een bijsturing nodig. Voor punt 3 en 7 liggen de zaken echter iets anders en is er een aanzienlijke marge tot verbetering. b. Uitgangspunten Bij een hervorming van de externe peer review van het FWO werd er over gewaakt dat de voorgestelde pistes haalbaar waren voor de huidige staf. Het verzekeren van een minimale doorlooptijd, door middel van een efficiënte en betaalbare methode met een positieve kosten/baten-analyse, was een absolute noodzaak. Verder bouwend op Europese benchmarking ter zake, was het tevens aangewezen om de inmenging van de FWO-administratie tot een minimum te beperken. Vanaf de aanvraagronde 2011 werd ook de externe peer review-procedure aangepast. Bij aanvragen voor een postdoctoraal mandaat en een onderzoeksproject wordt voortaan gevraagd om tien externe referenten voor te stellen. Vervolgens kiest de FWO-administratie uit deze lijst een aantal namen die door het FWO worden gecontacteerd met de vraag het dossier in kwestie te beoordelen op zijn wetenschappelijke merites.
2.3 Toegenomen transparantie en feedback t.a.v. de aanvragers
2.4 Inschakelen onderzoekers in internationale samenwerkings-verbanden
Het FWO heeft de afgelopen jaren aanzienlijke inspanningen geleverd om de vele aanvragers feedback te bezorgen over de financieringsbeslissingen. Om dit efficiënt te laten verlopen is er een procedure uitgewerkt, waarbij de FWO-administratie de nodige feedbackbrieven voorbereidt in overleg met de Expertpanels.
Internationale samenwerking en mobiliteit lopen als een rode draad doorheen alle acties van het FWO. Mandaten, kredieten en onderzoeksprojecten omvatten dikwijls een internationale samenwerking of zijn in internationale projecten en consortia vervat. In de selectiecriteria die door de wetenschappelijke commissies worden gehanteerd speelt het inpassen van het gevoerde onderzoek in een internationaal perspectief een steeds belangrijkere rol. Bij alle onderzoeksprojecten en mandaten wordt er bij de beoordeling van de eindverslaggeving door de wetenschappelijke commissies zeer veel aandacht geschonken aan internationale output en mobiliteit. Bij iedere aanvraag moet het onderzoek gesitueerd worden in het geheel van het onderzoek van de dienst in nationaal en internationaal verband.
In deze brieven worden de discussies binnen de FWO-Expertpanels als uitgangspunt genomen. Aangevuld met de input uit de prerapporten en de externe referenten verslagen, vormen zij de basis van de wetenschappelijk onderbouwde feedback die aan de aanvragers wordt verstrekt. Feedback gebeurt steeds op vraag van de aanvragers zelf. Ook op dit vlak is het FWO een mobiliseringscampagne gestart. Zo worden aanvragers, wiens aanvraag negatief werd geëvalueerd, maar die een nieuwe aanvraag overwegen, er toe aangezet om feedback te vragen. Deze oproep krijgt steeds meer gevolg, wat blijkt uit het stijgend aantal aanvragen voor feedback. De tabel hieronder geeft de resultaten van het aantal feedbackaanvragen per FWO-Expertpanel voor 2010.
2.4.1 Pegasus
Tabel 14: Aantal feedbackaanvragen per FWO-Expertpanel Panel
Feedback Aantal afwzijzingen
Verhouding
Deze werkwijze zal slechts een beperkte invloed hebben op de doorlooptijd van de projecten, zodat de huidige deadlines voor indienen kunnen bewaard blijven.
Bio
59
181
31%
Cult
127
269
47%
G&M
147
284
52%
Voor de aspirantenaanvragen wordt er voortaan een aanbevelingsbrief van de promotor gevraagd en een persoonlijke inbreng van de aspirant, die een ‘personal statement’ (betreffende zijn motivatie, achtergrond, verwachtingen, e.d.) moet indienen.
Med
122
295
41%
W&T
93
324
29%
19
39
19%
6
24
25%
573
1424
40%
Interdisciplinair Klinische Mandaten Totaal
Het FWO heeft daarnaast een brede waaier van meer specifieke initiatieven die de onderzoeker aan de Vlaamse universiteiten moeten stimuleren om hun onderzoek ook in het buitenland te promoten en ervaringen uit te wisselen met buitenlandse collega’s, maar ook om in het buitenland nieuwe wetenschappelijke expertise te verwerven of een buitenlandse expert naar Vlaanderen te halen.
Een van de vier grote pijlers van het Zevende Kaderprogramma is People. Zoals de naam aangeeft, gaat het hier in wezen om investeren in de onderzoeker, het menselijk kapitaal dat een basisvereiste is voor kwalitatief wetenschappelijk onderzoek. Binnen People is het Marie Curie-programma één van de belangrijkste speerpunten. Het betreft hier deels de bekende individuele fellowships die rechtstreeks bij de Europese Commissie aangevraagd moeten worden. Daarnaast wordt er ook co-financiering voorzien voor nieuwe of aangepaste nationale
37 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
36
Het voordeel van deze werkwijze was dat de response rate van deze externe referenten zeer hoog was en de 100% benaderde (de kandidaat was zelf verantwoordelijk voor de volledigheid van het dossier en kon referenten blijven contacteren, tot er ook effectief een advies werd ingezonden). Daarnaast was ook de doorlooptijd voor het behandelen van aanvragen zeer kort. Voor mandaten is dit minder dan 5 maanden, voor projecten net geen 7 maanden.
6. aandacht voor ethische zaken √
financieringsprogramma’s die zich achter de Europese onderzoeksfilosofie scharen. Het idee daarbij is dat de 40% cofinanciering die men voorziet een hefboomeffect zal hebben en nationale onderzoeksinstanties ertoe zal aanzetten om bij te dragen tot de realisatie van de Europese Onderzoeksruimte (ERA).
FWO heeft met dit initiatief aangetoond dat het in tijden van crisis niet bij de pakken blijft zitten en actief op zoek gaat naar bijkomende financiering. De Europese Commissie zal uiteindelijk bijna 5 miljoen euro over een periode van 4 jaar in dit FWO-programma investeren. Het Programma PEGASUS (‘Giving wings to your career’) omvat 30 klassieke 3-jarige postdoctorale mandaten voor niet-Belgische onderzoekers (1 oproep), en daarnaast ook een zestigtal korte visiting postdocs van 1 jaar, gespreid over 6 oproepen. Deze laatste kunnen ook aan Belgische onderzoekers toegekend worden, op voorwaarde dat zij lang genoeg in het buitenland actief geweest zijn. Het bestaande programma voor Visiting Postdoctoral Fellowships zal inkantelen in het schema van de reguliere postdocs, waardoor het aan dezelfde hoge standaarden getoetst wordt. De externe communicatie over dit programma zal op veel grotere schaal moeten gebeuren dan nu het geval is voor de klassieke postdoctorale mandaten. Er wordt een communicatiestrategie uitgewerkt, waarin onder-
Een onderzoeker kan zich niet langer permitteren om niet mobiel te zijn.
2.4.2 Wetenschappelijke Onderzoeksgemeenschappen (WOG’s)
FWO wil mee stimulansen geven voor mobiliteit door middel van zijn internationaal gericht instrumentarium. Volgende kanalen zijn (deels of integraal) bedoeld voor internationale mobiliteit (met uitzondering van de bilaterale samenwerkingsverbanden die later behandeld worden):
Wetenschappelijke Onderzoeksgemeenschappen zijn bestemd voor de coördinatie van nationale en internationale samenwerking inzake wetenschappelijk onderzoek op postdoctoraal niveau. Deze virtuele onderzoeksgroepen geven postdoctorale onderzoekers meer ontplooiingskansen en plaatsen het onderzoek van individuele en complementaire onderzoekseenheden in een ruimer kader wat een meerwaarde voor het onderzoek schept. Op dit ogenblik zijn er 60 WOG’s in functie. De toegekende kredieten dekken de werkingskosten ten bedrage van 12.500 EUR per jaar gedurende vijf jaar, eventueel verlengbaar. Op middellange termijn worden deze hechte samenwerkingsverbanden, die een optimale en stimulerende omgeving vormen voor onderzoekers en onderzoeksgroepen, de hefboom bij het tot stand brengen van interdisciplinair onderzoek, van complementaire samenwerking en zwaartepuntvorming. De financiering voor WOG’s is dus bedoeld als ‘zaaigeld’ om bredere en meer ambitieuze samenwerkingsverbanden uit te bouwen. Tabel 15: WOG’s in functie op 01/01/2011
Gebied
Aantal
%
13
22
7
12
11
18
14 15 60
23 25 100
Biologische Wetenschappen Cultuurwetenschappen Gedrags- en Maatschappijwetenschappen Medische Wetenschappen Wetenschap & Technologie Totaal
2.4.3. Mobiliteitskredieten Het hoeft amper nog betoog dat internationale mobiliteit een wezenlijk onderdeel is van een onderzoeksloopbaan. Wetenschap is in toenemende mate een internationaal gegeven.
Op beleidsmatig vlak zijn er de afgelopen jaren behoorlijk wat verschuivingen geweest wat betreft uitgaande mobiliteit, met het oog op een (administratieve en procedurele) vereenvoudiging van het instrumentarium, enerzijds, en het maximaliseren van aanbod en flexibiliteit voor de onderzoeker, anderzijds. Hierna volgt een overzicht van de voornaamste initiatieven die werden genomen: 1. Fusie van mobiliteitstoelagen en lange verblijven: beide kanalen waren historisch naast elkaar gegroeid, maar hadden in wezen dezelfde finaliteit. Het was dan ook logisch om beide instrumenten te doen samenvloeien. Voor de postdoctorale mandaathouders, die de doelgroep uitmaakten van de mobiliteitstoelage, biedt dit verschillende voordelen: ◉ de toekenning van het krediet staat los van het al dan niet behalen of behaald hebben van een mandaat – uiteraard blijft wel de vereiste dat men verbonden moet zijn aan een Vlaamse universiteit of onderzoeksinstelling; ◉ in tegenstelling tot wat het geval was bij de mobiliteitstoelage, kan er doorlopend aangevraagd worden, met meer flexibiliteit qua vertrekdatum als gevolg; ◉ naast een forfaitaire dagvergoeding wordt nu ook de verplaatsing heen en terug vergoed. 2. Congreskredieten buiten Europa ook toegankelijk op predoctoraal niveau: in de huidige context wordt ook van doctorandi verwacht dat zij zeer mobiel zijn en bijvoorbeeld deelnemen aan internationale congressen, symposia, e.d. in hun vakgebied.
Daarom kunnen doctorandi nu ook congreskredieten aanvragen voor congressen buiten Europa. 3. Flexibilisering: Mobiliteit is voor veel onderzoekers om tal van redenen geen evidente keuze of stelt een aantal praktische problemen. Het FWO wil daarom in de mate van het mogelijke flexibiliteit aan de dag leggen en heeft daarom tot volgende aanpassingen beslist: ◉ voor verblijven vanaf zes maanden kan om medische of sociale redenen toegestaan worden dat het verblijf niet aaneensluitend wordt opgenomen; ◉ het verblijf kan voortaan ook op meerdere locaties doorgevoerd worden; ◉ een lang verblijf kan ook verlengd worden, evenwel met maximaal één derde van de oorspronkelijk toegekende duur; ◉ voor Wetenschappelijke Opdrachten (sabbaticals) komen nu ook professoren in aanmerking vanaf 80% aanstelling (voorheen enkel voltijds). 4. Meer open rekrutering: Naar analogie met de afbouw van nationaliteitsvoorwaarden voor mandaten, werd ervoor geopteerd om ook wat betreft de reiskredieten de regels te versoepelen. Voortaan kunnen ook kandidaten van buiten de E.E.R. voor een reiskrediet kandideren; wel werd een clausule toegevoegd die bepaalt dat de kandidaten minstens 50% gedurende één jaar moeten verbonden zijn aan een Vlaamse universiteit of onderzoeksinstelling en dat de duur van het verblijf integraal binnen dit mandaat dient te vallen. Wanneer we kijken naar de evolutie van de voornaamste parameters in verband met uitgaande mobiliteit in de voorbije periode, valt een sterke stijging van het aantal lange verblijven op. Die is deels te verklaren door de hoger vermelde fusie met de mobiliteitstoelagen, maar geeft toch ook aan dat mobiliteit een steeds belangrijker plaats inneemt.
39 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
38
Het Marie Curie-programma situeert zich zo op het snijpunt van twee assen die voor het FWO van levensbelang zijn: de carrière- en ontplooiingsmogelijkheden van jonge onderzoekers, enerzijds, en het aantrekken van buitenlands onderzoekstalent, anderzijds. Daarom werd besloten om een aanvraag voor co-financiering in te dienen bij de Europese Commissie, die eind 2010 in een succesvol resultaat uitmondde. In het voorjaar van 2011 werd de onderhandelingsprocedure beëindigd en kon het financieringscontract ondertekend worden.
meer een lanceringsevenement gepland wordt eind oktober 2011.
Dit leidt in 2010 ook tot een daling van de slaagkansen, die echter nog steeds ruim boven de 50% zitten, met een beperkte variatie over de verschillende wetenschapsgebieden. De Verenigde Staten blijft de vaakst gekozen bestemming voor lange verblijven. Wat betreft inkomende mobiliteit is de voornaamste evolutie op dat vlak het ‘optillen’ van het Visiting Postdoc-kanaal in het nieuwe PEGASUS-programma (cf. supra).
2.4.4 Deelname aan internationale programma’s 2.4.4.1 European Science Foundation (ESF) Om Europese samenwerking in onderzoek te bevorderen en de eigen beleidsprocedures te kunnen aftoetsen aan de Europese standaard, is het FWO lid van ESF, dat 78 leden (Member Organisations) telt uit 30 Europese landen. Begin 2010 werd het idee gelanceerd om ESF te doen samensmelten met EUROHORCs, de associatie die hoofden van Europese onderzoeksorganisaties verenigt. Beide organisaties vertonen veel gelijkenissen in zowel lidmaatschap als werking. Teneinde het Europees onderzoek een sterker beleidsplatform te bieden en de globale competitiviteit van Europees onderzoek te versterken, zal waarschijnlijk een nieuwe Europese instelling opgericht worden. Het FWO heeft intussen onderdak geboden aan het pilot secretariat dat de uitbouw van deze nieuwe organisatie moet voorbereiden. Het FWO zal de nieuwe omwentelingen in het Europese onderzoekslandschap nauw opvolgen teneinde de internationalisering van het Vlaams fundamenteel wetenschappelijk onderzoek verder te ondersteunen en het Vlaams onderzoek in Europa een stem te blijven geven.
◉ ESF-EUROCORES of European Collaborative Research Projects Dit zijn gezamenlijke onderzoeksprojecten met onderzoeksmiddelen binnen een vooraf geselecteerd thema. Deze programma’s gaan in op Europese noden op terreinen die niet door het EU-Kaderprogramma worden bestreken. De ESF-EUROCORES projecten zijn daarom een belangrijk financieringskanaal voor Europees onderzoek. Zo worden, gebaseerd op de oproepen van vorig jaar, nog vijf nieuwe projecten met een Vlaamse partner opgestart in 2011. Het FWO draagt voor deze vijf projecten met elk een looptijd van drie jaar, in totaal 1.297.400 EURO bij. Sinds de start van de EUROCORES projecten in 2002, droeg het FWO bij aan 39 projecten. ◉ ESF Research Networking Programmes Dit zijn netwerken van onderzoeksploegen van de Ledenorganisaties van ESF. Het FWO steunt eminente Vlaamse ploegen om hieraan deel te nemen. Het FWO draagt 232.000 EURO bij voor de 29 netwerken die nog operationeel zijn in 2011. ◉ ESF expert boards and committees. Het FWO onderhoudt nauwe banden met de aan ESF geassocieerde samenwerkingsverbanden, de zogenaamde expert boards and committees van het ESF. Zoals de Marine Board, waarvan het secretariaat sinds 2006 in Oostende is gevestigd, de European Polar Board, het European Space Sciences Committee, e.a. Een aantal ESF-samenwerkingsverbanden hebben geleid tot grotere internationale projecten, zoals de European Social Survey. De deelname hieraan wordt op dit moment via de gewone FWO-onderzoeksprojecten gefinancierd.
◉ Member Organisation Fora (MO-Fora) Een belangrijk instrument binnen het ESF zijn de zogenaamde Member Organisation Fora. Dit is het aangewezen overlegplatform, waar ESF-leden ervaringen en best practices kunnen uitwerken over thema’s die de huidige onderzoekswereld bepalen (bv. peer review, wetenschappelijke integriteit, onderzoekerscarrières, de link tussen wetenschap en maatschappij, enz.). Het FWO neemt aan verschillende fora actief deel zodat het beleid van het FWO kan afgestemd worden op de Europese standaard. 2.4.4.2 European Research Area Networks (ERA-NET) De thematische netwerken binnen de European Research Area (ERA-NET) hebben tot doel meer samenwerking en coördinatie te bewerkstelligen met betrekking tot onderzoeksactiviteiten die zich nu situeren op nationaal en regionaal niveau in de lidstaten van de EU en andere staten die zich wensen aan te sluiten (zoals Turkije en Israël). Het gaat daarbij zowel om overleg en informatieuitwisseling aangaande onderzoeksactiviteiten en bijhorende procedures in het algemeen als om het organiseren van gezamenlijke onderzoeksprogramma’s. Deze samenwerking moet leiden tot meer coherentie tussen de verschillende individuele onderzoeksinitiatieven en toelaten dat taken waartegen de verschillende landen afzonderlijk niet opgewassen zijn op collectieve schaal wel aangepakt kunnen worden. Sinds de lancering van het Zevende Kaderprogramma van de EU kunnen bovendien calls van ERA-netwerken via ERA-NET Plus worden aangevuld met een extra financiële bijdrage van de EU. FWO neemt deel aan volgende ERA-netwerken: ◉ ERA-net Europolar: European Polar Consortium: Strategic Coordination and Networking of European Polar RTD Programmes ◉ ERA-net Humanities: Humanities in the European Research Area
◉ ERA-net Aspera: 1 + 2 : Implementation of European Coordination in Astroparticle Physics ◉ ERA-net ERA-Instruments (Life-KIT): Life science Infrastructure Funding in Europe in Key ◉ Instrumentation and Technologies ◉ ERA-net NuPNET: Nuclear Physics Infrastructures ◉ ERA-Net proposal on Translational Cancer Research (TRANSCAN) ◉ ERA-Net ASTRONET ◉ ECORD: European Consortium for Ocean Research Drilling ◉ in the Integrated Ocean Drilling Programme) (IODP) Einde 2010 werd de zeer succesvolle joint call van E-Rare 2, met als thema zeldzame ziekten, gelanceerd. FWO participeert hieraan en niet minder dan 32 Vlaamse onderzoeksgroepen dienden mee onderzoeksvoorstellen in. Begin 2011 kreeg het FWO bovendien uitnodigingen om zich bij nieuwe joint calls, met name van NEURON II, INDIGO, HERA, MIRANET en TRANSCAN, aan te sluiten. FWO sluit aan bij joint calls van een ERA-NET voor een standaardbedrag van 200.000 euro in het kader van een ‘virtual common pot’. De aansluiting bij een ERA-NET, al of niet beperkt tot deelname aan de joint call, gebeurt na bevraging van Vlaamse experts uit het betrokken domein en mits een positieve beslissing van zijn Commissie Internationale Wetenschappelijke Contacten (CIWC). Dit bedrag is bestemd voor de Vlaamse onderzoeksgroep die de hoogste positie inneemt in de rangschikking van de wetenschappelijke commissie die voor het ERA-NET de wetenschappelijke beoordeling van de aanvragen doorvoert.
41 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
40
Financierings- en ondersteunende kanalen voor de Europese onderzoeker
2.4.4.3 European Research Council (ERC) In 2007 lanceerde de European Research Council (ERC) voor het eerst een oproep voor Starting Independent Investigators. De reactie op deze oproep was enorm.
Aangezien de FWO-onderzoekers pas na een zeer strenge evaluatie zijn geselecteerd, vormen zij de doelgroep bij uitstek van de ERC. Dit laatste bleek vrij snel uit de behaalde resultaten. Met een return van meer dan 15% in de aanvraagronde 2009 was België de beste leerling uit de Europese klas. Van de 13 Vlaamse laureaten van de ERC-Starting Grants in 2010, hadden er 11 een nauwe link met het FWO; gelijkaardige cijfers vinden we terug bij de 11 Vlaamse laureaten in 2009. Het FWO wil van zijn kant alle mogelijke steun bieden aan deze jonge beloftevolle onderzoekers. Zo is deze ERC-Starting Grant combineerbaar met een FWO-postdoctoraal mandaat, voor zover het onderzoek dat wordt uitgevoerd ten bate komt van het Vlaamse fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Tijdens de eerste oproep voor ERC-Starting Grants, publiceerde de ERC ook een reservelijst van 132 aanvragers die gerangschikt werden, maar door gebrek aan financiering geen beurs kregen toegekend. Op deze reservelijst stonden vier Vlaamse onderzoekers. Omdat de onderzoekers die op de reservelijst waren opgenomen reeds een zeer zware selectie hadden doorlopen en na internationale vergelijking bij de top van onderzoekers worden gerekend, hebben verschillende landen initiatieven opgestart om deze groep van onderzoekers met nationale fondsen te financieren. Zo boden Zwitserland, Frankrijk, Italië en Spanje aan onderzoekers op de reservelijst met een
Aangezien ERC enkel in 2008 een dergelijke reservelijst publiceerde, financiert het FWO op dit ogenblik vier van dergelijke opvangprojecten. 2.4.4.4 Bilaterale samenwerkingsverbanden Het FWO voert internationalisering hoog in het vaandel. Alleen al omwille van de beperkte grootte van Vlaanderen is internationale samenwerking meestal onontbeerlijk. Vaak is specifieke expertise over een bepaald onderwerp alleen in het buitenland te vinden. Bovendien wordt de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek per definitie internationaal getoetst. Het is dus belangrijk om instrumenten ter beschikking te hebben die internationale samenwerking toelaten. In wat volgt wordt er een onderscheid gemaakt tussen het grotere programma bilaterale onderzoekssamenwerking enerzijds en de qua omvang beperktere samenwerkings- en uitwisselingsakkoorden anderzijds. 1. Bilaterale Onderzoekssamenwerking Vanaf 2008 werd aan het FWO een jaarlijkse geoormerkte financiering toegekend van 1,5 miljoen euro, bedoeld voor het ondersteunen van bilaterale onderzoeksprojecten met nietEuropese landen of regio’s. Het betreft hier samenwerking op vlak van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, waarbij het initiatief – zoals bij alle FWO-kanalen – door de onderzoeker wordt genomen, en waarbij de betrokken partners als gelijk-
waardig worden aanzien. Capaciteitsopbouw valt expliciet buiten de actieradius van dit programma
was wat FWO betreft mogelijk geweest, maar hangt ook af van wat de buitenlandse partner kan of wil financieren. In het geval van ZuidAfrika was 6 het maximale aantal dat NRF kon steunen.
De commissie bilaterale onderzoekssamenwerking, bevoegd voor de uiteindelijke selectie van de landen waarmee zou samengewerkt worden, baseerde zich bij haar keuze op wetenschappelijke, economische en strategische criteria.
Recent werden door de bevoegde commissie bilaterale onderzoekssamenwerking de eerste oproepen gunstig geëvalueerd. Voor de meeste landen kan er verder gegaan worden op de ingeslagen weg.
Vijf partners werden geselecteerd:
2. Samenwerkings- en uitwisselingsakkoorden
◉ China (MOST)
Naast het programma bilaterale onderzoekssamenwerking in de strikte zin, heeft het FWO in de loop van de jaren een reeks uitwisselingsakkoorden met buitenlandse partners getekend. Hierin zijn twee categorieën te onderscheiden:
◉ Vietnam (NAFOSTED) ◉ Québec (MDEIE) ◉ Ecuador (SENACYT) ◉ Zuid-Afrika (NRF) Tabel 16: Aantal aangevraagde vs gefinancierde voorstellen per land/regio
Aangevraagd
Toegekend
Vietnam
30
5
Québec
16 13 14 66
4 3 6 6
Ecuador China Zuid-Afrika
In de loop van 2009 en 2010 werden er kaderovereenkomsten gesloten met de bevoegde instanties in deze landen en ook een eerste oproep tot voorstellen gelanceerd. Momenteel lopen er een 25-tal projecten. Met Vietnam werd inmiddels een tweede oproep geopend (deadline 1/4/2011). Hieronder een overzicht van het aantal aangevraagde vs. gefinancierde voorstellen per land/ regio: Opvallend is de enorme belangstelling voor Zuid-Afrika, in vergelijking met een relatief geringe interesse voor China. We zien dus een sterk fluctuerende slaagkans per land/ regio, met bijna 50% voor China, tegen 9% voor Zuid-Afrika. Schuiven met het budget
◉ De landen en instellingen waarmee op meer projectmatige basis wordt samengewerkt (Brazilië, Japan, Argentinië, Taiwan, Polen, ...) ◉ De landen en instellingen waarbij vooral op individuele basis uitwisselingen mogelijk zijn. Meestal betaalt de zendende partij in dat geval de verplaatsingskosten en de ontvangende partij de verblijfskosten. Een aantal van deze akkoorden zijn zeer productief en voldoende bekend bij de Vlaamse onderzoekers. Andere worden onderbenut of zijn onvoldoende bekend. Een rationalisering van het instrumentarium dringt zich op (zie verder onder ‘operationele doelstellingen’). 3. Selectieprocedure voor internationale programma’s: CIS Het internationaal instrumentarium van het FWO is de voorbije jaren stelselmatig uitgebreid, met als voornaamste nieuw kanaal het programma bilaterale onderzoekssamenwerking. Op dit ogenblik beschikt het FWO enkel over de Commissie Internationale Wetenschappelijke Contacten (CIWC) om deze aanvragen te evalueren.
43 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
42
Van bij het begin heeft het FWO zich actief geëngageerd om de Vlaamse onderzoekers in het algemeen en de FWO-onderzoekers in het bijzonder, in samenwerking met het NCPIdeas binnen het IWT, optimaal te informeren over de mogelijkheden die de ERC hun bood.
onthaalinstelling in deze landen, de mogelijkheid om toch nog mee te dingen naar extra onderzoeksfinanciering. Omdat ook het FWO het belangrijk vond om Vlaamse onderzoekers aan te moedigen om te kandideren en te belonen voor hun gunstige ranking, werd er binnen het budget van het FWO ruimte gemaakt voor de financiering van zogenaamde ‘opvangprojecten’ voor de vijf best gerangschikte onderzoekers op de reservelijst, met een Vlaamse onthaalinstelling.
Het is de bedoeling dat deze commissie alle internationale programma’s van grotere omvang en waarvoor een vaste indiendatum geldt, zal beoordelen.
Deze faciliteiten hebben een zeer internationale gebruikersgemeenschap en zijn een uniek trefpunt voor onderzoekers, wat dikwijls leidt tot internationale samenwerkingsvormen en ook bijdraagt tot de vorming van jonge onderzoekers. Toegang tot topwetenschappelijke apparatuur heeft niet alleen een katalyserende werking op wetenschappelijk onderzoek in Vlaanderen, maar heeft ook een belangrijke impact op de bedrijfswereld.
44
2.4.4.5 Big Science: grote internationale onderzoeksfaciliteiten
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
◉ ESRF-DUBBLE (Grenoble, Frankrijk) voor fundamenteel onderzoek inzake synchrotronstraling.
Om in een aantal domeinen onderzoek te kunnen verrichten, dienen onderzoekers toegang te krijgen tot instrumenten waarvan de kostprijs de mogelijkheden van een regio, land of zelfs een continent overstijgt. Sinds 2006 kent het FWO dan ook ad hoc financiering toe aan Vlaamse onderzoeksprojecten uitgevoerd aan grote internationale faciliteiten. Om Vlaamse onderzoekers ook in de toekomst de kans te geven grensverleggend fundamenteel onderzoek te verrichten aan grote onderzoeksinfrastructuren, werd vanaf 2008 de Big Science financiering een volwaardig programma van het FWO. Dankzij het Big Science programma van het FWO, kunnen Vlaamse onderzoekers dus baanbrekend onderzoek verrichten aan onderstaande grote internationale onderzoeksfaciliteiten. Belangrijke investeringen die het nationale niveau overstijgen en internationale samenwerkingsverbanden kunnen op die manier gerealiseerd worden. De toekenning van de middelen gebeurt via een open oproep. De projectvoorstellen worden dan beoordeeld door een afzonderlijk opgerichte Big Science commissie, bestaande uit internationale experts.In 2008 werden er vier Big Science projecten goedgekeurd (2008-2012) die uitgevoerd worden aan drie verschillende grote internationale onderzoeksfaciliteiten: ◉ CERN (Genève, Zwitserland): CERN is het grootste laboratorium voor deeltjesfysica in de wereld.
◉ De Mercatortelescoop (La Palma, Spanje) voor fundamenteel onderzoek op het gebied van de sterrenkunde.
Indien de budgetten voor Big Science behouden blijven, zal de volgende oproep in 2012 plaatsvinden.
2.5 Odysseusprogramma Het Odysseus-initiatief, gestart in 2006, heeft tot doel eminente onderzoekers, die in het buitenland een carrière hebben uitgebouwd, naar Vlaanderen (terug) te halen. Toponderzoekers en onderzoekers met hoog potentieel krijgen een aanstelling in een Vlaamse universiteit en het FWO zorgt voor een belangrijke startfinanciering voor een periode van vijf jaar. Met deze financiering kunnen de onderzoekers in kwestie een eigen onderzoeksgroep uitbouwen of een nieuwe onderzoekslijn opzetten. De wedde van de toponderzoekers wordt betaald door de universiteit en dus staan de middelen die het FWO ter beschikking stelt volledig in functie van de wetenschap: de oprichting, uitbreiding of het opnieuw samenstellen van de onderzoeksgroep, noodzakelijke apparatuur, e.d. De onderzoekers beslissen zelf hoe zij die middelen willen aanwenden.
De doelgroep wordt opgesplitst in twee niveaus. ◉ Niveau I: bestaat uit topwetenschappers die internationaal erkend worden als toonaangevend en in die hoedanigheid reeds een aanstelling aan een buitenlandse universiteit hebben. Ze leiden een eigen onderzoeksgroep met een vaste staf, meerdere postdocs en een aantal doctoraatsstudenten. (toelage tussen de 2.000.000 EUR en 7.500.000 EUR voor een periode van vijf jaar). ◉ Niveau II: Onderzoekers met het potentieel om door te groeien tot internationaal toonaangevende status. Deze wetenschappers moeten minimaal 3 jaar postdoctorale evaring in het buitenland hebben en vooraanstaande vakgenoten moeten ervan overtuigd zijn dat ze het potentieel hebben om door te groeien tot een internationale vooraanstaande positie. (toelage tussen de 500.000 EUR en 1.000.000 EUR voor een periode van vijf jaar). De universiteiten zorgen voor een eerste selectie van de kandidaten. Vervolgens worden de kandidaturen ingediend bij het FWO. Die stelt een internationale, multidisciplinaire jury aan die per discipline wordt aangevuld met referenten. Het is die jury die beslist of een wetenschapper kan worden toegelaten tot het programma. Het FWO doet voor Odysseus veel meer dan zo maar een kwaliteitscontrole. De Odysseusjury, bijgestaan door een groot aantal externe referenten, doet een volledige wetenschappelijke screening van de kandidaten en dragen, enkel de meest excellente onderzoekers voor voor financiering. Het is belangrijk dat deze screening gebeurt op Vlaams niveau, zodat alle dossiers over de universiteiten heen kunnen vergeleken worden en enkel de meest excellente onderzoekers worden gefinancierd. Op die manier wordt de kwaliteitsbewaking op Vlaams niveau gegarandeerd. De wisselwerking tussen het FWO en de universiteiten is een unieke formule, die door vele Europese collega’s positief beoordeeld
wordt. Het FWO neemt de overkoepelende wetenschappelijke evaluatie voor zijn rekening en staat in voor de projectfinanciering. De universiteiten engageren zich om de loonlasten van de onderzoekers voor hun rekening te nemen en de onderzoekers van Groep I een vast contract aan de universiteit aan te bieden. Het FWO kreeg in 2006 voor het eerst 12 miljoen EUR ter beschikking ter financiering van dit initiatief. De toelagen worden geïndexeerd en zijn voor een eerste periode van vijf jaar verzekerd. Om de zekerheid te hebben dat de allerbeste kandidaat ook kan worden aangesteld, kan de Raad van Bestuur van het FWO 20% van de Odysseus-middelen zelf toewijzen. Voor de overige 80% krijgen de universiteiten een trekkingsrecht op basis van de gemiddelden van de BOF-sleutel voor de laatste vijf jaar. Op dit ogenblik worden er 28 Odysseusonderzoekers gefinancierd. In 2010 werd een nieuwe oproep uitgeschreven, waarvan de evaluatie nog voor de zomer van 2011 moet afgerond zijn. Door de financiële crisis is er jammer genoeg ook gesnoeid in het Odysseusbudget. Het beschikbare budget voor 2011 is op die manier teruggebracht tot 7,5 miljoen euro. Het FWO gaat er van uit dat deze begrotingslijn in 2012 hersteld wordt, zodat het Odysseusprogramma ten volle zijn functie, als aantrekkingspool voor buitenlands toptalent, kan blijven vervullen.
2.6. Optimalisering administratie 2.6.1 Versterking van de FWO-staf Bij de hervorming van de FWO administratie werd er bijzondere aandacht besteed aan het uitbouwen van een management informatiecel. Begin 2007 heeft het FWO de eerste belangrijke stap gezet in het versterken van de staffunctie, die het mogelijk moet maken om dossiers met betrekking tot de interne werking van het FWO (peer review, internationale contacten, internationale uitwisseling, enz. ) ter degen voor te bereiden.
45 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
Begin 2010 werd beslist tot de oprichting van een nieuwe Commissie Internationale Samenwerking (CIS). Een eerste oproep voor experts wordt in juni 2011 opengesteld. De commissie zal multidisciplinair samengesteld zijn, met aandacht voor het evenwicht tussen de disciplines, en zal ook buitenlandse experts tellen.
naar de verdere ontwikkeling van de internationale uitstraling van het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek in Vlaanderen. Het FWO schrijft zich hierbij in bij de beleidslijnen uitgezet door de Vlaamse regering en zoals verwoord in de Beleidsbrief en –nota van viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, mevrouw Ingrid Lieten.
De navorsers, samen met de directeur ‘Steun aan Onderzoekers’, staan de secretaris-generaal bij. Tegelijkertijd volgen zij de verschuivingen in de internationale wetenschappelijke wereld op de voet. Een belangrijke taak van deze navorsers bestaat er uit om via diepgravende analyses en studies, van ondermeer de werking van buitenlandse onderzoeksinstanties, er over te waken dat het FWO de internationale verschuivingen en evolutie op de voet volgt.
Door het uitbouwen van de dienst ‘Plannen van Onderzoeksbeleid’ kan het FWO, nog meer dan in het verleden, prominent aanwezig zijn bij vergaderingen van (inter)nationale wetenschappelijke werkgroepen en commissies waar actuele problemen binnen de wetenschappelijke gemeenschap worden aangekaart. Door het nog beter opvolgen van de internationale verschuivingen en initiatieven die op Europees niveau worden uitgewerkt, moet er over gewaakt worden dat de Vlaamse wetenschappelijk output niet alleen voldoet aan de internationaal gestelde standaarden, maar daarenboven in concurrentie kan treden op het internationale forum.
De wisselwerking die zo kan ontstaan tussen het FWO en het internationale onderzoeksbeleid, moet het mogelijk maken om het beleid van het FWO nog beter af te stemmen op de noden van de Vlaamse wetenschappelijke gemeenschap. Samen met de FWO-Werkgroep Onderzoeksbeleid, evalueert de FWO-staf de eigen actiemiddelen voortdurend en is hij steeds op zoek naar oplossingen voor problemen en mogelijkheden tot verbetering. Het invoeren van een werkingskrediet voor mandaathouders of het flexibeler maken van de reglementen, zodat er meer rekening gehouden wordt met de familiale omstandigheden van de onderzoekers zijn hier twee voorbeelden van. Samen met de andere betrokken partners wil het FWO de expertise die het de afgelopen 80 jaar heeft opgebouwd graag ten dienste stellen van de beleidmakers om samen te streven
Dit alles gebeurt in nauw overleg met het departement EWI, via het EWI-managementcomité en door overleg met de verschillende diensten binnen het departement EWI.
Internationale verschuivingen kunnen zo nog sneller in de Vlaamse wetenschappelijke wereld worden geïncorporeerd.
2.6.2 Optimalisering administratie Het FWO heeft een zeer goede reputatie bij de onderzoekers wat betreft de efficiëntie en de klantvriendelijkheid van de administratie. Om deze reputatie hoog te houden in de context van een stijgend aantal aanvragen en een toename van het aantal financieringskanalen, werd in de voorbije jaren gestart met een globaal hervormingsproject voor de FWOadministratie. De voorbereiding gebeurde hoofdzakelijk in 2008-2009 en de uitvoering vindt plaats in de periode 2010 - 2015.
Het hervormingsproject combineert drie belangrijke componenten: ◉ Hervormingstraject van de administratieve werking Na een grondige analyse van de werkprocessen werd de organisatie omgevormd, zoals weergegeven op de volgende pagina. ◉ Een aangepast personeelsbeleid Op basis van de analyse van de werkprocessen werden ter ondersteuning van het personeelsbeleid de nodige functies (personeelsbehoefte), functieprofielen en de daarmee samenhangende functionele loopbanen uitgetekend en uitgewerkt. Tevens werden de evaluatieprocedure en het opleidingsbeleid aangepast en afgestemd op de procedures die gevolgd worden door de Vlaamse overheid en zijn administratie. ◉ Het ontwikkelen van de noodzakelijke ITtools Ter ondersteuning werd ook een e-loket uitgewerkt. Via dit e-loket kunnen de onderzoekers hun personalia, CV, aanvragen en meldingen beheren en indienen. De ingediende aanpassingen en aanvragen worden, na validatie door een dossierbeheerder, verwerkt en doorgeschreven naar de databank. Hiervoor wordt een tool ontwikkeld die onmiddellijk voor de betrokken dossierbeheerder taken genereert. De dossierbeheerder en/of administratief ondersteunende medewerker werkt deze taken online af. Tenslotte werd in de loop van 2010 ook een digitaal klassement volledig uitgerold. De bedoeling van deze hervormingen is om de komende jaren de administratieve workflow binnen het FWO volledig digitaal te laten verlopen en zo de service naar de Vlaamse onderzoeksgemeenschap nog te verbeteren en de administratieve lasten voor de onderzoekers verder te verminderen.
Het FWO wil de administratieve lasten voor de onderzoekers steeds tot een minimum beperken. In 2008 werden de belangrijkste FWO reglementen onderworpen aan een administratieve nulmeting naar aanleiding van een beslissing van de Vlaamse Regering in juni 2007 om over te gaan tot het meten van de administratieve lasten verbonden aan Vlaamse regelgeving en te komen tot kwaliteitsvolle regelgeving, administratieve vereenvoudiging en het formuleren van reductiedoelstellingen. Op basis van de resultaten van de administratieve nulmeting voor de belangrijkste programma’s binnen het FWO, m.n. aspiranten- en postdocmandaten en de onderzoeksprojecten, kon worden vastgesteld dat het FWO op dat ogenblik reeds efficiënte administratieve procedures heeft. Het kleine aantal opmerkingen kon door beperkte maatregelen opgevangen worden.
47 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
46
Twee navorsers werden hiervoor aangetrokken. In januari 2010 werd een tweede belangrijke stap gezet door binnen de nieuwe afdeling ‘Steun aan Onderzoekers’, die geleid wordt door een nieuwe directeur met doctoraatsdiploma, een cel op te richten die de interne werking van het FWO nog beter moet aansturen. Deze cel bestaat vandaag voornamelijk uit drie stafmedewerkers met een doctoraatsdiploma en een adviseur externe communicatie. De afdeling ‘Steun aan Onderzoekers’ is ook verantwoordelijk voor de administratieve verwerking van alle bestaande programma’s binnen het FWO, van aanvraag tot toekenning.
SECRETARIS-GENERAAL dr.ir. Elisabeth Monard
STEUN AAN ONDERZOEKERS dr. Hans Willems
INTERN BEHEER Danny Huysmans
RAPPORTERING & CONTROLE, FINANCIERING & BEGROTING Anne-Aymon Gunst
DIENST PERSONEELSZAKEN & BOEKHOUDING Stephan Duray Alain De Dobbeleer
DOCUMENTENBEHEER Danique Moors
DIENST ICT Geert De Pauw
DIENST LOGISTIEK Rob Schouteden
Het uitbouwen van een duidelijke communicatiestrategie, zowel op het vlak van interne als externe communicatie, is één van de belangrijke aandachtspunten van het FWO.
OPERATIONELE PLANNING Christiane Linthout
DIENST AANVRAGEN EN LOPENDE DOSSIERS Tanja Rubbrecht
2.7 Communicatie als sleutel tot promotie van het FWO
Om dit te verwezenlijken heeft het FWO de afgelopen jaren een aantal communicatieinstrumenten uitgebouwd. De belangrijkste doelgroep van deze kanalen zijn de belangrijkste partners (de Vlaamse universiteiten) en de werknemers (onderzoekers) van het FWO.
MANAGEMENT INFORMATIECEL dr. Stijn Verleyen dr. Olivier Boehme dr. Isabelle Verbaeys Kim Barbé
Een belangrijk communicatiemiddel is het FWO-Jaarboek. Via dit kanaal worden jonge, maar ook ervaren onderzoekers aan het woord gelaten over hun werk. Zo was er de voorbij edities aandacht voor de laureaten van de wetenschappelijke prijzen, de Odysseuslaureaten of onderzoekers die succesvol de overstap naar de industrie hebben gemaakt. Andere belangrijke instrumenten zijn de jaarlijkse FWO-folder en de driemaandelijkse elektronische FWO-Nieuwsbrief. Deze laatste is ondertussen reeds aan zijn 15de editie toe. Momenteel zijn er meer dan 15.000 onderzoekers (mandaathouders en oud-mandaathouders van het FWO, promotoren) en geïnteresseerden uit het politieke, economische en maatschappelijke veld ingeschreven op deze elektronische nieuwsbrief.
Een ander belangrijk project van de cel communicatie was de creatie van de nieuwe FWOwebsite in 2010. Na een evaluatie van de bestaande website, werd er gebruik gemaakt van een nieuw concept, waarbij afrolmenu’s een centrale functie vervullen. Om tegemoet te komen aan het groeiende aantal buitenlandse onderzoekers aan de Vlaamse universiteiten, wordt sinds vorig jaar ook alle informatie op de website zowel in het Nederlands als in het Engels aangeboden. Gekoppeld aan de nieuwe website, zette het FWO ook in op web 2.0.-applicaties. Het FWO is sinds 2010 actief op verschillende sociale netwerken zoals Facebook, LinkedIn, ResearchGate en Twitter. Via deze sociale netwerken informeert het FWO niet alleen, maar treedt het ook in dialoog met zijn onderzoekers. De reeks ‘Kennismakers’, gestart met een wetenschappelijk congres in 2008 naar aanleiding van de 80ste verjaardag van het FWO, is ondertussen uitgegroeid tot een jaarlijkse traditie, waarbij het FWO de onderzoekers uitnodigt te Brussel. Of het nu gaat over een infosessie over internationale peer review of een discussienamiddag over o.a. onderzoekscarrières, de onderzoekers zijn steeds trouw en enthousiast op post.
49 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
48
HOOFDSTUK III: Strategische doelstellingen 2.8
Nadat in 2005 al een begin was gemaakt met de elektronische indiening van aanvragen, heeft de informaticadienst van het FWO het programma S.T.O.R.M. ontwikkeld. De laatste jaren immers liet de noodzaak aan één centrale FWO-databank zich steeds meer voelen, zowel intern bij het FWO als extern naar de partner-instellingen. Na een grondige studie werd beslist de FWO-administratie volledig te herinformatiseren. De volledige programmering hiervan gebeurde binnen de eigen informaticadienst en kreeg als naam S.T.O.R.M. (Samenwerking, Toegankelijkheid, ObjectOriented, Rendabel, Modulair). Alle gegevens, waarover het FWO beschikt sinds 1928, zijn opgeslagen in een databank, die het importeren, exporteren en consulteren van gegevens zeer eenvoudig maakt. Ook worden alle gegevens (bv. van on-line aanvragen, gegevens uit evaluatievergaderingen) hierin opgeslagen. Tevens worden gegevens vanuit de online formulieren naar de centrale databank doorgeschreven. Door gebruik te maken van de CERIFstandaarden (Common European Research Information Format) is er over gewaakt dat de uitwisselbaarheid van bestanden gegarandeerd is. Dit kan in de toekomst tot een nauwe en efficiënte samenwerking leiden met de nieuwe Vlaamse onderzoeksdatabank die in ontwikkeling is. Het hanteren van Europese standaarden maakt dat de FWO-databank ook relatief vlot kan ingeschakeld worden in de toekomstplannen van EUROHORCS en ESF betreffende het ontwikkelen van een internationale gegevensbank over onderzoek. In november 2010 werd een nieuwe belangrijke stap gezet door het introduceren van een eloket. Via dit e-loket kunnen de onderzoekers hun personalia, CV, aanvragen en meldingen zelf beheren en indienen. De ingediende aanpassingen en aanvragen worden, na validatie door een dossierbeheerder, verwerkt en doorgeschreven naar de databank.
Hiervoor werd een tool ontwikkeld die onmiddellijk voor de betrokken dossierbeheerder online taken genereert. De dossierbeheerder en/of administratief ondersteunende medewerker werkt deze taken online af, zodat steeds de meest recente gegevens worden opgeslagen in de FWO databank. Ter ondersteuning werd er in de loop van 2010 ook een digitaal klassement uitgerold, zodat de digitaal verwerkte dossiers automatisch digitaal worden opgeslagen.
3.1 FWO als onderzoekersvriendelijke instelling Het FWO wil zijn inspanningen om de onderzoeker centraal te stellen in zijn dienstverlening onverminderd voortzetten. De procedures voor aanvragen en evaluaties, het verlenen van bruikbare informatie, de optimale financiering van het onderzoek en het scheppen van geschikte werkvoorwaarden voor een diverse onderzoekerspopulatie staan hierbij centraal. De klantvriendelijkheid ten aanzien van de onderzoeker wordt geconcretiseerd door middel van een correcte en vlotte afhandeling van administratieve processen, evenals het inbouwen van de nodige flexibiliteit. Zowel deze processen als de toelatingsvoorwaarden voor aanvragers moeten transparant zijn, opdat het voor een divers en internationaal doelpubliek duidelijk is wat de voorwaarden en standaarden voor aanvragen zijn.
3.2 FWO en een doorgedreven excellentiebeleid Het FWO organiseert de interuniversitaire competitie bij aanvragen met een maximale betrokkenheid van de excellente vakgenoten in binnen- en buitenland. Deze peer review is en blijft het uitgangspunt bij de beslissing over toekenning van de onderzoeksgelden. Daarbij heeft het FWO ook aandacht voor nieuwe wetenschappelijke benaderingen. De excellente wetenschappelijke status van de peer reviewers dient dus hand in hand te gaan met openheid voor creativiteit. De peer review van het FWO steunt steeds op een meerderheid van internationale experts en wordt toegepast door middel van adviezen van externe referenten en het overleg van experts in de schoot van de 30 FWO-Expertpanels. Een tweede leidend principe bestaat erin dat de beoordeling van de aanvragen niet alleen gebeurt op basis van het voorgedragen on-
derzoeksvoorstel, maar ook rekening houdt met de reeds geleverde onderzoeksprestaties van de aanvrager. Daartoe worden nauwgezet bijgehouden track records van de betrokken onderzoekers aangewend. Zo kunnen de predoctorale mandaten (aspirantschappen), postdoctorale mandaten, kredieten aan navorsers en onderzoeksprojecten opeenvolgende schakels worden in een excellentieparcours.
3.3 FWO als katalysator voor Internationalisering Het FWO wil de voortrekkersrol die het steeds in internationale samenwerking gespeeld heeft - getuige de medeoprichting van de European Science Foundation in 1974 - blijven spelen. Zowel aan reeds bestaande initiatieven, zoals de ESF, ERA-NET, de initiatieven van de ERC (Starting en Advanced Grants) als aan de vele bi- en multilaterale internationale samenwerkingsverbanden die in voege zijn, zal het een bijdrage blijven leveren. Nieuwe initiatieven, zoals JPI, ERA-NET plus, Science Europe, … zullen verder worden opgevolgd. De centrale doelstellingen zijn hier het stimuleren van kwaliteitsvol onderzoek op internationaal niveau en het verruimen van de ontplooiingskansen voor de Vlaamse onderzoekers door ze te helpen aansluiten bij internationaal toponderzoek. Het FWO wil deze internationale dimensie uitbouwen door uitwisseling van informatie en werkmethoden met andere onderzoeksorganisaties in Europa en de wereld, het poolen van onderzoeksgeld (EUROCORE, ERA-NET, JPI) en het informeren van de onderzoeksgemeenschap in Vlaanderen over de mogelijkheden die zich hier aandienen. Deze laatste opdracht voert het uit in nauwe samenwerking met de universiteiten. De nieuwe taak als NCP voor Ideas, People en Socio-economic Sciences and Humanities, zal deze opdracht nog versterken.
51 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK III
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK II
50
E-government op kruissnelheid
HOOFDSTUK IV: Operationele doelstellingen Naast een informerende rol, stelt het FWO ook graag zijn expertise ten dienste van de ERC. Voor de beoordeling van Starting en Advanced Grants ontving het FWO telkens een uitnodiging om één of meerdere experts af te vaardigen die de ERC konden bijstaan in het opstarten van een doorgedreven peer review en het beheersen van de aanvraagmassa.
3.4 FWO als promotor van de maatschappelijke uitstraling van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek Het FWO is zich ervan bewust dat de grote financiële inspanningen die van de samenleving worden gevraagd voor fundamenteel, en dus vaak lang ‘verborgen’ onderzoek, vereisen dat de meerwaarde van dit type onderzoek voldoende wordt bekendgemaakt. Het sluit daarmee aan bij een bekommernis van de Vlaamse regering, die eveneens werk wil blijven maken van een solide maatschappelijk draagvlak voor wetenschap, technologie en innovatie. Om de belangrijke boodschap ‘fundamenteel onderzoek is essentieel voor welvaart en welzijn’ breed te verspreiden, schrijft het FWO zich niet alleen in in de initiatieven van de Vlaamse Overheid die op dit vlak worden ontwikkeld. Het FWO zal zelf ook in zijn jaarlijks communicatieplan hiervoor stappen ondernemen, al dan niet in samenwerking met andere actoren.
3.5 FWO en een doorgedreven diversiteitsbeleid Het FWO wil kwalitatief hoogstaande onderzoekers met een diverse achtergrond kansen bieden. Toekenning van onderzoeksmandaten en -middelen staan los van welke levensbeschouwing, overtuiging of wetenschappelijk niet-relevante persoonlijke kenmerken dan ook.
4.1 FWO als onderzoekersvriendelijke instelling 4.1.1 Uitbouwen HR-Strategie Zoals eerder vermeld haalde FWO eind 2010 als eerste Europees financieringsagentschap het label ‘HR excellence in Research’ binnen, waarmee de Europese Commissie onze inspanningen erkent om onderzoekerscarrières maximaal te ondersteunen. Het formuleren van een strategie is uiteraard niet voldoende. Er moet in een volgend stadium gewerkt worden aan het concreet operationeel uitbouwen van de verschillende pijlers van de strategie, die we hier kort toelichten: ◉ Transparantie van selectie- en evaluatieprocedures Het selecteren van de beste onderzoekers is de core business van elk financieringsagentschap, en dat is voor het FWO niet anders. Het FWO heeft steeds aandacht gehad voor aanpassingen en verbeteringen op dit vlak, zoals blijkt uit de grondige hervorming van de Expertpanels en de hervorming van de externe peer review. Toch blijft er ruimte voor verbetering. Zoals een benchmarkanalyse met vergelijkbare organisaties in Europa aantoont, zijn aanvragers bijna nergens nog betrokken bij het aanwijzen van externe referenten, wat bij FWO tot vorig jaar wel nog het geval was. Ook interviews van kandidaten worden als een good practice ervaren om de verdiensten van individuele kandidaten in te schatten. Het uiteindelijke doel moet zijn om uit te komen bij een maximaal op verdienste gebaseerde (‘merit-based’) selectieprocedure. Het FWO heeft geen rechtstreekse invloed op de aanwerving van onderzoekers in het kader van zijn onderzoeksprojecten, aangezien de promotor daarvoor bevoegd is. Wel zal het voortaan via zijn reglementering het publiceren van open vacatures door de betrokken promotoren stimuleren.
◉ Gelijke kansen: ‘the level playing field’ Alhoewel peer review maximaal geobjectiveerd wordt, blijft het een (inter)subjectief proces waar mogelijke bias niet helemaal uit te sluiten valt. Voorbeelden zijn de genderproblematiek en het recruteren van buitenlandse kandidaten. Wat het eerste betreft, toont onderzoek aan dat beslissingen die ogenschijnlijk in volstrekte neutraliteit gebeuren, toch vaak ‘gegenderd’ blijven omwille van de samenstelling van panels. De stijging van het aantal vrouwelijke panelleden is wat dat betreft een eerste stap in de goede richting, maar er kan nog verder gegaan worden door in elke fase van het peer review-proces aandacht in te bouwen voor aan gender gerelateerde factoren (zwangerschapsonderbrekingen, …). In verband met het rekruteren van buitenlandse kandidaten voor een aspirantschap, valt het op dat panels moeite hebben met het inschatten van de waarde van curricula omwille van een gebrek aan kennis van het onderwijssysteem waarin deze kandidaten gefunctioneerd hebben. Er moet verder onderzocht worden hoe dit probleem kan opgevangen worden. Interviews zijn hier een mogelijke piste, maar compliceren het systeem, maken de doorlooptijd langer en vereisen een uitbreiding van de staf. Tot slot moet er ook aandacht zijn voor ‘alternatieve’ carrièrepaden. De standaard academische carrière waarbij iemand achtereenvolgens doctoraatsbursaal, postdoc en tenslotte ZAP-lid wordt, is steeds minder de norm. Onderzoekers doen vaak elders ervaring op (industrie), of kiezen om diverse redenen even een zijspoor. Dit zal ook in rekening worden gebracht bij de evaluatie van de dossiers. ◉ Redelijke kansen op succes Om de beste onderzoekers naar Vlaanderen te halen en hen hier ook te houden, zijn veel factoren van belang. Een wezenlijk aspect is echter de kans op slagen wanneer men een onderzoeksvoorstel indient. Dit aspect wordt reeds elders in het beleidsplan toegelicht, maar het is ook in het domein van HR van
53 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK III
52
Het FWO voert een actief gelijke kansenbeleid, onder meer door diverse gezinsvriendelijke bepalingen in zijn reglementen op te nemen, door de reglementen voldoende flexibel te maken met het oog op medische en sociale omstandigheden, en door het hanteren van specifieke maatregelen voor onderzoekers met functiebeperkingen.
essentieel belang, omdat het een impact heeft op de psychologie van de aanvrager. Deze laatste dreigt gefrustreerd te raken en uit te wijken naar andere landen wanneer de slaagkans onder een bepaalde drempel zakt. Ook hier leert de benchmarking analyse dat andere financieringsagentschappen in de regel betere cijfers dan FWO kunnen voorleggen. Het FWO wil de aanvraagstroom monitoren en beheersen. Een eerste stap werd reeds gezet door het beperken van het aantal keer dat een aanvraag voor hetzelfde mandaat kan ingediend worden, en van het aantal projecten dat promotoren jaarlijks kunnen aanvragen.
◉ Specifiek Al klinkt de term ‘HR-strategie’ in zijn geheel zeer vaag en algemeen, toch zijn de verschillende doelstellingen die erin zijn opgenomen gericht op precieze domeinen binnen het geheel van het FWO-beleid terzake. In het reglement voor de FWO-onderzoeksprojecten zal expliciet worden opgenomen dat promotoren bij het aanstellen van personeel op deze onderzoeksprojecten de bepalingen van het Europese Charter voor de Onderzoeker en de Gedragscode voor Aanwerving (Charter & Code) moeten respecteren. ◉ Meetbaar De strategie onderging reeds een externe toets onder de vorm van een evaluatie door drie experts. Bij de opvolging zal via een externe evaluatie door de Europese commissie, die een consultancybureau ingehuurd heeft om hierbij te assisteren, nagegaan worden of de verschillende doelstellingen ook effectief gehaald werden, en het label bijgevolg behouden kan blijven.
Grafiek 14: Succesratio’s doctoraten gefinancierd door FWO 90 80 70 60
◉ meetmoment 1: zelfevaluatie van de gemaakte vooruitgang (eind 2012)
50
◉ meetmoment 2: externe evaluatie door de Europese Commissie (ten laatste eind 2014)
Totaal alle statuten
3 02
-2
00
2 20
-2
00
1 01 20
00
-2
00
0 00 -2 99
20
9
(N)FWO
19
98
-1
99
8 19
97
-1
99
7 19
-1
99
6 96
99 19
-1 95 19
99
99
-1 94 19
-1 93 19
-1
99
2
92 19
91
-1
99
99 19
-1 90 19
5
◉ Aanvaardbaar De HR-strategie is niet de eerste stap van FWO in het domein van de problematiek van onderzoekerscarrières. Het FWO was bij de eersten om Charter & Code te onderschrijven, en is lid van diverse gremia waarin best practices op dit punt uitgewisseld worden. Bovendien zijn onze belangrijkste stakeholders, de Vlaamse universiteiten, allen in gelijkaardige HR-processen betrokken, en heeft onze voltallige Raad van Bestuur zich achter de strategie geschaard. Er kan dus weinig twijfel over bestaan dat er voldoende draagvlak is om de geplande maatregelen door te voeren.
4
30
3
◉ einddoel: behoud van het label “HR excellence in Research” 1
40
◉ Realistisch In de HR-strategie werd er bewust voor gekozen geen irrealistische of utopische doelstellingen te poneren, die dan achteraf toch niet haalbaar blijken. FWO moet zich goed bewust zijn van zijn positie in het Vlaamse onderzoekslandschap, die maakt dat we een aantal zaken rechtstreeks of onrechtstreeks kunnen aansturen, maar ook dat vele andere HRgerelateerde problemen tot het domein van de andere stakeholders behoort. ◉ Tijdsgebonden In de HR-strategie werd een onderscheid gemaakt tussen korte, middellange, en lange termijn. Gezien de externe evaluatie die zal doorgevoerd worden, is de implementatie gebonden aan een welbepaalde termijn. De exacte timing van de evaluatie moet nog in overleg met de Europese Commissie bepaald worden, maar zal in elk geval binnen de 4 jaar na de toekenning van het label moeten gebeuren. De aanpassingen aan het reglement voor FWO-onderzoeksprojecten zal in de loop van 2012 gebeuren.
4.1.2 Een efficiënte organisatie: blijven streven naar minder administratieve last door automatisering/digitalisering In 2008 werden de belangrijkste FWO reglementen onderworpen aan een administratieve nulmeting naar aanleiding van een beslissing van de Vlaamse Regering in juni 2007 om over te gaan tot het meten van de administratieve lasten verbonden aan Vlaamse regelgeving en te komen tot kwaliteitsvolle regelgeving en administratieve vereenvoudiging en het formuleren van reductiedoelstellingen. Het FWO stapte mee in dit proces dat leidde tot een actieplan administratieve lastenverlaging om de administratieve lasten te verminderen. ◉ Specifiek Uit deze nulmeting blijkt dat het FWO al efficiënte administratieve procedures heeft.
55 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
54
Dit zet reeds een rem op het aantal aanvragen, maar de impact op de slaagkans blijft miniem. Een ander aspect van de succesratio betreft het al dan niet effectief afronden van het doctoraat door FWO-aspiranten. Het FWO kan op dit moment de beste cijfers in Vlaanderen voorleggen, met een succesratio van 85% effectief behaalde doctoraten. Toch willen we deze parameter van nabij opvolgen, en zullen we voor elke aspirant die afstand doet van het mandaat, nagaan wat de precieze redenen zijn.
Het FWO engageert zich om de administratieve lasten bij de onderzoekers steeds tot een minimum te beperken. Vandaar dat het FWO in 2010 gestart is met de uitvoering van een globaal hervormingsproject van de FWOadministratie. Dit project combineert drie belangrijke componenten, m.n. een hervormingstraject van de administratieve werking, een aangepast personeelsbeleid en ter ondersteuning het ontwikkelen van de noodzakelijke tools.
Door het e-loket te koppelen aan een digitaal document managementsysteem en de online verwerking van de aanvragen zal dit de komende jaren het digitaliseringproces van de FWO administratie versnellen. ◉ Meetbaar Tijdens de periode 2012-2014 zullen alle bestaande aanvraagformulieren via het e-loket online kunnen worden ingediend. Door het realiseren van dit hervormingsproject kunnen de administratieve werkprocessen binnen het FWO vanaf het werkjaar 2014 volledig digitaal verlopen, inclusief een documentenbeheersysteem, om zo de service naar de Vlaamse onderzoeksgemeenschap te verhogen en de administratieve lasten voor de onderzoekers te verminderen. ◉ Aanvaardbaar Uit de administratieve nulmeting blijkt nu
◉ Realistisch De voorbereiding van dit project gebeurde hoofdzakelijk in 2009 en de uitvoering startte begin 2010. Door het realiseren van dit hervormingsproject kunnen de administratieve werkprocessen binnen het FWO op termijn volledig digitaal verlopen om zo de dienstverlening aan de Vlaamse onderzoeksgemeenschap te verbeteren en de administratieve lasten voor de onderzoekers nog te verminderen. ◉ Tijdsgebonden Het is de bedoeling om tijdens de periode 2012-2014 het hervormingsproject uit te voeren, zodat vanaf het werkjaar 2014 de werkprocessen binnen de FWO – administratie volledig digitaal kunnen verlopen.
4.1.3 Deugdelijk Bestuur In de externe evaluatie in 2007 werd het FWO reeds getoetst aan de algemeen geldende principes van deugdelijk bestuur, neergelegd in de Code Buysse. Daaruit bleek dat het FWO de belangrijkste principes van goed bestuur respecteert. In 2010 is het FWO gestart met een verder professionaliseringsproces op het vlak van deugdelijke bestuur. Met als eerste belangrijke stap het uitwerken van een Charter op basis van de principes en de aanbevelingen inzake deugdelijk bestuur voor extern verzelfstandigde agentschappen, die door GUBERNA, het Instituut voor Bestuurders vzw, werden ontwikkeld voor MOVI. Dit charter werd op 23 juni 2010 door de Raad van Bestuur van het FWO goedgekeurd. Door de brede toepassing van de MOVI-principes deugdelijk bestuur wenst het FWO de bestuurskracht en de transparantie te versterken.
◉ Specifiek Tijdens maanden juli en augustus 2010 werd, in opdracht van de minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, mevrouw Lieten, door GUBERNA in de maanden juli en augustus 2010 een doorlichting uitgevoerd m.b.t. de toepassing van de principes voor deugdelijk bestuur door het FWO. Uit deze oefening is gebleken dat het FWO een grote mate van transparantie aan de dag legt en de MOVI-principes voor deugdelijk bestuur grotendeels naleeft. Toch zijn er nog een aantal belangrijke aandachtspunten m.b.t. deugdelijk bestuur waar het FWO, in overleg met de Vlaamse Regering, aan moet werken: 1. Het FWO is een stakeholdersorganisatie. De universiteiten zijn de belangrijkste begunstigden van de FWO-middelen en zetelen samen met de vertegenwoordigers van de Vlaamse overheid en representatieve vertegenwoordigers vanuit het maatschappelijk veld in de Raad van Bestuur. Het FWO is zich bewust van het feit dat daardoor een ‘conflict of interest’ kan ontstaan. Het FWO waakt er daarom voortdurend over dat de objectiviteit gewaarborgd blijft. Vandaar dat er veel geïnvesteerd wordt in het objectiveren van de procedures door o.m. het uitbouwen van een doorgedreven en efficiënt peer review systeem. 2. Er bestaat momenteel geen periodieke evaluatie, onder leiding van de voorzitter van de raad van bestuur, m.b.t. de rol, de omvang en de samenstelling van de gehele raad van bestuur. Het FWO zal een evaluatieprocedure uitwerken waarbij vierjaarlijks de rol, de omvang en de samenstelling van de raad van bestuur, onder leiding van de voorzitter, zal worden geëvalueerd. In de loop van het eerste jaar van de nieuwe samenwerkingsovereenkomst zal een werkplan worden opgesteld en zullen specifieke criteria worden gedefinieerd, zodat in hetzelfde jaar de eerste evaluatie zal kunnen plaatsvinden.
3. Er bestaat momenteel geen optimale transparantie m.b.t. het selectie- en benoemingsproces van bestuurders. Het FWO zal in de loop van het eerste jaar van de nieuwe samenwerkingsovereenkomst een objectieve en transparante selectie- en (her)benoemingsprocedure uitwerken rekeninghoudend met de volgende elementen: ◉ een actieve rol van de Raad van Bestuur in het selectieproces; ◉ het opstellen van profielen en het toepassen van selectiecriteria voor de gecoöpteerde onafhankelijke bestuurders; ◉ het opstellen en toepassen, in overleg met de Vlaamse Regering, van selectiecriteria voor de bestuurders die de instemming moeten verkrijgen van de Vlaamse Regering; ◉ een evaluatie bij herbenoeming; 4. Het FWO heeft momenteel geen formeel vormingtraject voor nieuwe bestuurders. Een actueel opleidingspakket zal vanaf de eerstvolgende benoeming van een nieuwe bestuurder worden voorzien. Dit pakket zal bestaan uit de belangrijkste beleidsdocumenten met minstens de volgende documenten: de samenwerkingsovereenkomst, het beleidsplan, de bestedingsanalyse, het meest recente jaarverslag en een uitgebreid onderhoud met de voorzitter van de raad van bestuur en de secretarisgeneraal. 5. Het FWO zal m.b.t. de toepassing van de principes deugdelijk bestuur verantwoording afleggen in het jaarverslag en bij de vijfjaarlijkse evaluatie van de algemene werking van het FWO. ◉ Meetbaar De geformuleerde aandachtspunten worden aangepakt, zodat de werking van de bestuursorganen beantwoorden aan de principes deugdelijk bestuur. Door de rapportering via het jaarverslag en de vijfjaarlijkse evaluatie van de algemene werking kan worden nagegaan of het FWO de geformuleerde opmerkingen m.b.t. deugdelijk bestuur heeft opgevolgd en toegepast.
57 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
56
Voornamelijk op IT gebied werden belangrijke stappen gezet. De eerste basisversie van een e-loket werd gelanceerd in november 2010. Via dit e-loket kunnen de onderzoekers hun personalia, CV, aanvragen en meldingen beheren en indienen. Momenteel wordt reeds ruim 80% van de FWO middelen volledig digitaal toegekend. Tijdens de periode 20122014 zal deze basisversie verder ontwikkeld worden, zodat alle bestaande aanvraagformulieren via het e-loket kunnen worden ingediend. De resterende 23 formulieren voor wetenschappelijke prijzen en bepaalde internationale acties worden tijdens de periode 2012-2014 omgezet in online formulieren.
reeds dat het FWO efficiënte administratieve procedures heeft en dat de administratieve lasten voor de onderzoeker op dit ogenblik beperkt zijn. Tenslotte zijn nu reeds de eerste belangrijke stappen gezet m.b.t. het globaal hervormingsproject, m.n. het uittekenen van een vernieuwd personeelsbeleid, de ontwikkeling van een eerste versie van een e-loket en een digitaal klassement.
◉ Aanvaardbaar Het FWO wenst al een geruime tijd de bestuurskracht en de transparantie van haar organisatie te versterken door het toepassen van de MOVI-principes en het opstellen van een Charter Deugdelijk Bestuur. Vandaar dat de Raad van Bestuur van het FWO reeds in juni 2010 het Charter heeft goedgekeurd.
Op korte termijn is de planning om voor onze “flagship” programma’s, o.a. Odysseus, Big Science en Pegasus, naar 100% feedback te gaan. Dit is nu reeds het geval voor Odysseus.
◉ Tijdsgebonden In onderstaande tabel wordt het vooropgestelde actieplan weergegeven waarbinnen de geformuleerde aandachtspunten zullen worden opgevolgd en uitgewerkt.
Voor de reguliere programma’s zal het vragen van feedback verder gestimuleerd worden en wordt er in 2013 gemikt op minstens 50% van de afgewezen aanvragers die om feedback vragen. Dit is met de huidige personeelsomkadering een realistisch scenario. In 2014 zou dit percentage moeten stijgen naar 75%”.
ACTIEPLAN: Aandachtspunt
Tijdsschema
Conflict op interest
Constant aandachtspunt Vierjaarlijks (eerste keer 2011-2012) Opstellen profielen en selectiecriteria 2011, benoeming onafhankelijke bestuurders vanaf 2012 Eerstvolgende nieuwe benoeming Vanaf het jaarverslag 2010 vanaf de eerst volgende vijfjaarlijkse evaluatie (2012)
Tabel 17: Tijdsschema opvolgen en uitwerken geformuleerde aandachtspunten
Evaluatie werking Raad van Bestuur Selectie- (her)benoemingsprocedure Vormingstraject nieuwe bestuurders Verantwoording in jaarverslag Verantwoording bij vijfjaarlijkse evaluatie
4.1.4 Verdere uitbouw feedback en transparantie Zoals aangegeven in punt 2.4 voert FWO transparantie hoog in het vaandel. Deze transparantie kan niet enkel worden teruggevonden op het beleidsniveau, maar ook ten aanzien van de onderzoekers. Het FWO zet sinds een aantal jaren alle zeilen bij om de onderzoeker optimaal te informeren over de gevolgde procedures en de wetenschappelijke evaluatie van de ingediende aanvragen. ◉ Specifiek Het FWO engageert er zich toe om aan alle onderzoekers die erom vragen een gedetailleerde feedbackbrief te bezorgen, met daarin een voldoende motivatie voor de beslissing genomen door de FWO-Expertpanels of andere wetenschappelijke commissies binnen het FWO. Deze feedbackbrief zal daarenboven voldoende elementen bevatten om de aanvraag naar een volgende aanvraagronde toe te verbeteren.
Ook zal expliciet worden toegelicht dat elke universiteit voor de mandaten een trekkingsrecht verwerft: in verhouding tot de door de Expertpanels gerangschikte kandidaten van hun instelling mogen de universiteiten onder de gerangschikte kandidaten een gelijk percentage van de beschikbare mandaten voor hun kandidaten opnemen, waarbij ze wel de rangschikking van het Expertpanel dienen te respecteren. De procedures die worden gevolgd bij het evalueren van de aanvragen en nadien voor het toekennen van financiering (zoals het trekkingsrecht van de universiteiten), zullen voor alle financieringskanalen duidelijk op de FWO-website worden toegelicht. ◉ Meetbaar “Het FWO heeft de voorbije jaren een zeer sterk stimuleringsbeleid gevoerd in verband met het vragen van feedback. Dit weerspiegelt zich ook in de stijgende trend wat betreft het aantal vragen.
Op de FWO-website zal de volledige procedure die wordt gevolgd van het indienen van de aanvraag tot de uiteindelijke toekenning door de Raad van Bestuur gedetailleerd worden beschreven. ◉ Aanvaardbaar Het FWO heeft sinds een aantal jaren een zeer efficiënt werkplan uitgewerkt wat betreft het beantwoorden van de feedbackaanvragen. Op basis van de externe referentenrapporten, de prerapporten van de leden van de FWOExpertpanels en de discussies gevoerd binnen deze panels, stelt de FWO-administratie de nodige feedbackbrieven op. Deze brieven worden dan finaal goedgekeurd door de voorzitter van ieder panel. Aanvragers wiens aanvraag niet werd gehonoreerd, worden aangespoord om, indien zij een nieuwe aanvraag overwegen, feedback te vragen. Met het oog op het bevorderen van de transparantie, zullen een aantal webpagina’s met betrekking tot de gehanteerde procedures worden toegevoegd. ◉ Realistisch De statistieken van de afgelopen jaren (zie punt 2.4) tonen aan dat een steeds grotere groep van onderzoekers een aanvraag tot feedback indient. Mits de nodige communicatie via de FWO-Nieuwsbrief en de afwijzingsbrieven is het dus realistisch om een stijging van het aantal feedback-aanvragen voorop te stellen. Begroting FWO 2011
12
De werkwijze van de FWO-administratie garandeert dat een dergelijke stijging ook administratief kan opgevangen worden. ◉ Tijdsgebonden De publicatie van de extra webpagina’s betreffende de aanvraag- en evaluatieprocedure zullen in de loop van 2011 online worden geplaatst. Er zal jaarlijks een monitoring gebeuren van het aantal feedbackaanvragen. Dit is een blijvend aandachtspunt.
4.1.5 Groeipad voor de overhead op uitgekeerde onderzoeksfinanciering Het functioneren als een onderzoeksvriendelijke instelling betekent ook dat het FWO er moet over waken dat de onderzoekers die financiering genieten onder de beste omstandigheden hun onderzoek kunnen uitvoeren. De omkadering die door de universiteiten aan de onderzoekers wordt geboden is hierbij zeer belangrijk. ◉ Specifiek De beheersovereenkomst 2002-2007, die verlengd is tot de nieuwe samenwerkingsovereenkomst in voege treedt, bepaalt in artikel 21 dat de onthaalinstellingen overheadkosten kunnen aanrekenen van maximum 10% op de FWO toelagen. Alle onderzoeksprojecten, inclusief Odysseus en Kredieten aan navorsers, vallen allen onder deze regeling. Het FWO kan dit percentage jaarlijks bepalen. Momenteel12 wordt er enerzijds een overheadpercentage van 6% gehanteerd dat op alle verantwoorde bedragen automatisch wordt uitbetaald. Anderzijds is er 2% inbegrepen in de personeelsuitgaven. ◉ Meetbaar In bijlage 2 worden drie verschillende scenario’s gegeven om het streefcijfer van 10% te behalen. Deze tabellen bieden een simulatie van de wijzigingen al naargelang de periode waarop men de voorgestelde 10% overhead wenst te bereiken. Jaarlijks zal in overleg met de bevoegde minister het budget voor het behalen van deze doelstelling worden bepaald.
59 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
58 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
◉ Realistisch Het FWO heeft nu reeds een Charter Deugdelijk bestuur en uit de onafhankelijke door-
lichting door de vzw GUBERNA is gebleken dat het FWO een grote mate van transparantie aan de dag legt en de MOVI-principes deugdelijk bestuur grotendeels naleeft.
◉ Realistisch Momenteel zou een stijging van het overheadpercentage ten koste gaan van de slaagpercentages van de projecten. Tenslotte is er een beperking ingebouwd. Zo mag het totaalbedrag aan FWO subsidies nooit lager liggen dan het geïndexeerde bedrag uit 2009.
Het FWO pleit dan ook voor zowel een inhaalbeweging wat de basisfinanciering (eerste geldstroom) van de universiteiten betreft, als voor een verhoging van de FWO-toelagen met het oog op een verhoging van de door het FWO uit te keren overheadmiddelen. Deze verhoging verhalen op de bestaande financiering leidt immers tot de inkrimping van de middelen die naar mandaten en projecten gaan. Gezien de nu reeds dalende slaagpercentages is dat geen optie.
4.2 FWO en een doorgedreven Excellentiebeleid 4.2.1 Consolidatie, regelmatige evaluatie en verfijning van het nieuwe systeem van internationale peer review In januari 2010 werden de Wetenschappelijke Commissies van het FWO omgevormd tot FWO-Expertpanels. In januari 2011 werd ook de externe peer review procedure drastisch omgevormd. Voortaan kunnen de aanvragers hun referenten niet meer zelf kiezen, maar wordt de FWO-administratie verantwoordelijk voor het uitnodigen van de referenten en het opvolgen van het ontvangen van de wetenschappelijke adviezen.
tijd van het FWO laten een dergelijk systeem vooralsnog niet toe. Vanaf 2012, zal er gestart worden met een oefening om de
De aanvrager zelf wordt niet rechtstreeks gehoord, maar naast het uitgebreide wetenschappelijke dossier, wordt er wel een persoonlijk statement gevraagd dat peilt naar de motivatie van de onderzoeker inzake fundamenteel wetenschappelijk onderzoek.
haalbaarheid hiervan te onderzoeken en eventueel een proefproject op te starten.
◉ Specifiek Het invoeren van de nieuwe procedure voor het contacteren van externe referenten is een eerste stap in een verdere hervorming van de internationale peer review. Op basis van de evaluatie van deze nieuwe procedure zal er verder gewerkt worden aan een performant peer review-systeem, dat de vergelijking met de Europese partners kan doorstaan. Essentieel hierbij is dat er steeds een kosten-batenanalyse gebeurt, waarbij er rekening houdend met de capaciteit van de FWO-staf wordt gezocht naar de best haalbare en financierbare procedure voor het uitvoeren van de peer review. Op basis van de evaluatie van de doorgevoerde hervormingen, zal er gekeken worden waar bijsturingen nodig zijn en gezocht worden naar nieuwe pistes die het peer review systeem nog performanter maken. Het einddoel hierbij is dat het FWO een dienst peer review wenst uit te bouwen met gespecialiseerde personeelsleden, die een goed beeld hebben van de structuur van de verschillende wetenschapsgebieden en in staat zijn om autonoom en objectief de meest geschikte experts te selecteren. Wanneer een dergelijke dienst operationeel wordt, kan er ook gekeken worden naar het aanpassen van de beoordelingsprocedure, waarbij er kan gedacht worden aan een getrapt systeem. In een dergelijk systeem gebeurt er een eerste selectie op basis van dossier, waarna de aanvragers in een tweede ronde worden uitgenodigd voor een interview. De huidige staf en beperkte doorloop-
◉ Meetbaar Na twee jaar werking, dus concreet in 2012, zal er een grondige evaluatie van de FWOpanelstructuur gebeuren. De evaluatie van de peer review procedure vormt het onderwerp van een jaarlijkse evaluatie. Uitgangspunt is dat er voor elk dossier minstens twee externe referentenadviezen aan het aanvraagdossier worden toegevoegd. Er wordt in 2012 een plan van aanpak uitgewerkt om het zoeken van referenten integraal onder te brengen bij de FWO-staf. Tegelijkertijd zal de haalbaarheid van interviews in een FWO-context worden onderzocht. ◉ Aanvaardbaar Over het gebruik van peer review binnen de evaluatie van aanvragen voor financiering van wetenschappelijk onderzoek is reeds veel gepubliceerd. Hoewel er ongetwijfeld nadelen verbonden zijn aan elk mogelijk systeem van peer review, is de wetenschappelijke wereld er ook van overtuigd, dat het inwinnen van het advies van peers de best beschikbare methode is om een aanvraag te evalueren. Een computergestuurde evaluatie, waarbij men zich beperkt tot het tellen van publicaties en citaties bijvoorbeeld, kan nooit de innovatieve waarde van een wetenschappelijk project naar waarde schatten. Daarom is het vanzelfsprekend dat ook het FWO blijft inzetten op het verder uitbouwen van het peer review-systeem. De Guide for Peer review, gepubliceerd door het ESF en waaraan het FWO heeft meegewerkt, blijft hierbij de leidraad, om zo aan de hand van de best practices die in deze gids worden uitgewerkt en die een breed draagvlak hebben binnen de wetenschappelijke wereld, de procedures van het FWO waar nodig aan te passen.
◉ Realistisch Een belangrijk element in het uitwerken van een nieuwe peer review-procedure, is de hulp van de informatica. Het FWO ontwikkelde in 2011 een nieuwe informaticamodule die het toelaat om per aanvraagronde meer dan 5.000 referenten uit te nodigen en de opvolging hiervan te monitoren. Deze module is nu reeds zo ontwikkeld dat het, wat betreft de informatica, mogelijk is dat de FWO-administratie zelf referenten selecteert en uitnodigt. Op basis van internationale ervaringen zal er onderzocht worden hoe een tweetrapsevaluatiesysteem, waarbij een interview deel uitmaakt van deze procedure, kan worden geïmplementeerd. Om belangrijke nieuwe stappen te kunnen zetten in de peer review en evaluatieprocedure, moet de FWO-staf aanzienlijk worden uitgebreid. Jaarlijks zal in overleg met de bevoegde minister het budget voor het behalen van deze doelstelling worden bepaald. ◉ Tijdsgebonden De evaluatie van het peer review-systeem zal jaarlijks gebeuren. Een volledige evaluatie van de interne en externe peer review is gepland voor 2013.
4.2.2 Garanderen van een aanvaardbaar slaagpercentage Investeren in onderzoek betekent ook investeren in onderzoekstalent. Onderzoek is immers vooral mensenwerk. De onderzoeker is de spilfiguur in het wetenschappelijk onderzoek. Zoals eerder gesteld heeft Europa een groot aantal bijkomende onderzoekers nodig, wil het zijn ambitieuze doelstellingen realiseren. In de mededeling over de Innovation Union (één van de vlaggenschepen van de EU-2020 strategie), die eind 2010 door de Europese Commissie werd gepubliceerd, is nu zelfs sprake van 1 miljoen bijkomende onderzoekers.
61 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
60
◉ Aanvaardbaar Het FWO blijft zich bewust van de noodzaak om zijn overhead op de onderzoeksmiddelen ten behoeve van de universiteiten op te krikken. De basisfinanciering van de universiteiten is er immers de voorbije jaren relatief op achteruit gegaan, terwijl een gedegen omkadering door de onthaaluniversiteit voor onder meer de FWO-mandaathouders en aan de FWO-onderzoeksprojecten verbonden onderzoekers een vereiste is.
De evaluatie van de aanvragen gebeurt op dit ogenblik binnen het FWO nog steeds op basis van dossier.
Om die onderzoekers aan te trekken moet men hen maximaal kansen geven. En dat impliceert dan weer een redelijke kans op slagen bij het aanvragen van mandaten, kredieten en projecten.
◉ Specifiek Een slaagcijfer van 33% garandeert een voldoende strenge competitie zodat enkel de beste onderzoekers worden geselecteerd, maar voorkomt daarnaast dat onderzoekers ontmoedigd raken en het wetenschappelijk onderzoek de rug toekeren. De academisering van het hoger onderwijs buiten de universiteit en de stimulans die uitgaat van overheid en universiteiten voor het behalen van een doctoraat, resulteert in een aanzienlijke verhoging van de aanvraagdruk voor het behalen van een pre- en postdoctoraal FWO-mandaat. Voor de jongste drie jaren werd telkens een belangrijke toename vastgesteld in het aantal aanvragen zowel voor predoctorale als voor postdoctorale onderzoeksmandaten, respectievelijk 14%, 15% en 22 %. Waar de slaagkans voorheen nog schommelde rond de 33%, daalde die tot slechts 21% in 2010. Het is duidelijk dat het hierbij om een slaagpercentage gaat binnen een groep van topkandidaten die uitmuntende studieresultaten behaalden. Voor de onderzoeksprojecten is de daling in slaagkans nog dramatischer. Onder invloed van de gestegen aanvraagmassa, niet gevold
Het FWO zal dit nauwkeurig monitoren en bijsturen waar nodig. Op basis van een jaarlijks verslag hierover zal in overleg met de minister het budget worden vastgelegd dat hiervoor extra kan worden uitgetrokken om tot aanvaardbare slaagcijfers te komen.
In 2011 nam het FWO een aantal concrete maatregelen om de aanvraagmassa te beperken. De belangrijkste maatregelen bestaan eruit dat (co-)promotoren nog maximaal twee nieuwe projectaanvragen per aanvraagronde kunnen indienen. Voor elke projectaanvraag werd er ook een financieringsvork uitgewerkt, zodat er een limiet is gezet op het maximaal aan te vragen budget. Verder kunnen kandidaat mandaathouders nog maximaal twee maal kandideren voor een zelfde mandaat. Tenslotte werden er aan de panels ook strenge normen opgelegd betreffende het aantal mandaten dat per panel kan gerangschikt worden. Deze maatregelen hebben reeds effect gehad in de oproep 2011, maar de impact ervan zal vooral op langere termijn duidelijk worden.
◉ Tijdsgebonden Indien de randvoorwaarden vervuld zijn, moeten dergelijke slaagpercentages ieder jaar gehaald worden. Ieder jaar zullen de slaagcijfers worden gepubliceerd.
◉ Meetbaar Het slaagpercentage van mandaten en projecten zal ieder jaar worden geregistreerd. Het streefdoel is om een slaagkans van 33% te halen zonder dat er getornd wordt aan de strenge wetenschappelijke excellentiecriteria die het handelsmerk zijn van het FWO. De slaagcijfers zullen ieder jaar op de website van het FWO worden gepubliceerd. ◉ Aanvaardbaar Het behalen van een aanvaardbaar slaagpercentage is een opdracht voor alle actoren in dit dossier. Een slaagpercentage dat schommelt rond 33 % is een aanvaardbaar slaagpercentage dat voldoet aan de internationale normen (cf. supra) ◉ Realistisch Langs de kant van het FWO werden er in 2011 een aantal maatregelen genomen, uitgewerkt in het punt “specifiek”.
4.2.3 Het FWO sluit aan bij de innovatieknooppunten van de Vlaamse regering met inbegrip van de versterking van het translationeel onderzoek door uitbreiding van de fundamenteel klinische mandaten Wil een kleine regio als Vlaanderen Europees en internationaal meetellen, dan is een strategische toekomstvisie op technologie en innovatie van levensbelang. Zowel de overheid, de bedrijven als de kennisinstellingen spelen daarin een hoofdrol. Zij moeten zich richten op sleuteldomeinen waar Vlaanderen een competitief voordeel kan opbouwen en Europees en internationaal scoren. Onder impuls van de toenmalige VRWB, werden eind 2006 alle betrokken actoren het eens over zes strategische technologieclusters. Vervolgens werden per cluster één of meerdere concrete speerpuntinitiatieven geformuleerd die voor een doorbraak kunnen zorgen. De Vlaamse Regering heeft het belang van dit cluster- en speerpuntenbeleid erkend en heeft dit onderschreven, onder meer in het Pact 2020, in ViA, in het Vlaams Regeerakkoord 2009-2014, maar ook in het Vlaams Hervormingsprogramma Europa 2020 en in de recente beleidsbrief Innovatie 2011 van viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, Ingrid Lieten. Deze innovatieknooppunten zijn het resultaat van een brede verkenningsoefening, waarbij wetenschappelijke excellentie een belangrijk
inputgegeven was. Hoewel de finaliteit van het speerpuntenbeleid duidelijk verschilt van de missie van het FWO, bouwen de gedefinieerde clusters en speerpunten onvermijdelijk verder op de excellentiebasis van baanbrekend fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Zo vinden belangrijke onderzoekscentra zoals IMEC, VIB, IBBT, e.a. die vandaag in Vlaanderen actief zijn, hun oorsprong in de onderzoeksfinanciering door het FWO, waarbij de onderzoekers alle vrijheid krijgen om kennisgrenzen af te tasten in alle disciplines en daarbij de kennisfundamenten leggen voor nieuwe ontwikkelingen en innovatie. Het FWO zal dan ook voldoende breed blijven werken om zo ook de fundamenten te leggen voor toekomstige speerpunten. De FWO-Expertpanels zijn zich bewust van het belang dat Vlaanderen zeer vroeg kan inspelen op nieuwe trends en onderzoeksgebieden en bieden de nodige garanties dat het FWO, zoals blijkt uit het verleden, venieuwend en innovatief onderzoek financiert. ◉ Specifiek Het is nu reeds zo dat een aanzienlijk aantal van de onderzoeksprojecten en mandaten die door het FWO worden gefinancierd, gelinkt zijn aan de door de Vlaamse regering gedefinieerde clusters en speerpunten, clusters die immers zijn opgehangen rond die domeinen waar Vlaanderen sterk in scoort. Het is belangrijk dat de klemtoon van het FWO blijft liggen op het strikte bottom-up onderzoek, op initiatief van de onderzoeker. Dit laatste is immers de absolute garantie dat Vlaanderen ook op (middel)lange termijn onmiddellijk mee is met nieuwe tendensen in elk wetenschapsgebied en kan bouwen aan de innovatieknooppunten van morgen. Belangrijk is dan ook om een doorgedreven mapping uit te voeren van het huidig onderzoek dat door het FWO wordt gefinancierd en dat kan gevat worden onder de brede scope van de clusters en speerpunten. Een aparte oproep met extra geld rond de thema’s van de innovatieknooppunten is mogelijk.
63 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
62
Om de Lissabondoelstellingen te halen is het absoluut noodzakelijk dat ook in Vlaanderen een aanvaardbaar slaagcijfer voor onderzoeksmandaten en –projecten bij het FWO kan worden gegarandeerd. Wanneer dit niet het geval zou zijn, bestaat het risico dat andere landen/regio’s Vlaams talent aantrekken en dat er een ware brain drain ontstaat. Anderzijds zijn té hoge slaagcijfers niet goed voor de competitiviteit van de betrokken financieringskanalen.
dooreen budgettaire groei, kon voor de onderzoeksprojecten in 2008 slechts 23% van de aangevraagde budgetten worden toegekend. In, 2009 was dit nog maar 18%, en in 2010 daalde dit percentage zelfs tot een dramatische 13,8 %.
Waarbij het wel steeds om fundamenteel onderzoek moet blijven gaan. Het FWO zal een voorstel voor de structuur en inhoud van een dergelijk programma uitwerken in de loop van 2012. Jaarlijks zal in overleg met de bevoegde minister het budget voor het behalen van deze doelstelling worden bepaald.
Een voorstel voor de structuur en inhoud van een programma gericht op fundamenteel wetenschappelijk onderzoek dat kan gekoppeld worden aan deze innovatieknooppunten zal in de loop van 2012 worden uitgewerkt. ◉ Aanvaardbaar Eind 2010 werden de nieuwe disciplinecodes van het FWO ingevoerd. Deze disciplinecodes kunnen rekenen op een breed draagvlak binnen de Vlaamse Wetenschappelijke wereld. Een mapping op basis van deze disciplinecodes kan zo een duidelijk beeld schetsen van de omvang van onderzoek dat kan gelinkt worden aan deze clusters. De ervaring met o.a. Odysseus en Methusalem, heeft aangetoond dat onderzoekers steeds met interesse uitkijken naar nieuwe financieringskanalen en bereid zijn om hun onderzoek in de nieuwe filosofie van een dergelijk onderzoeksprogramma in te schrijven. Belangrijk is echter dat het fundamenteel wetenschappelijk karakter doorheen alle financieringskanalen van het FWO bewaard blijft en dat nieuwe initiatieven niet ten koste gaan van de gewone werking van het FWO. ◉ Realistisch Aan de hand van de FWO-disciplinecodes moet het mogelijk zijn om in samenspraak met de Vlaamse onderzoekswereld een map-
Het FWO heeft met het opstarten van het Odysseusprogramma afdoende bewezen dat het in staat is om een nieuw onderzoeksprogramma op te starten en met succes te beheren. Het communiceren, informeren, evalueren en implementeren van een nieuw onderzoeksprogramma is een ingewikkeld proces, waarrond het FWO de afgelopen jaren zeer veel expertise heeft opgebouwd. Er zijn dus geen praktische hindernissen om, indien de nodige budgetten worden vrijgemaakt, dit programma op korte termijn te implementeren. ◉ Tijdsgebonden De oefening voor het in kaart brengen van het onderzoek kan gebeuren in de loop van 2012. Een belangrijke actie binnen het beleid rond de innovatieknooppunten is het uitbouwen van de fundamenteel klinische mandaten. ◉ Specifiek Het plan Vlaanderen in Actie (VIA) schuift ‘gezondheid’ naar voor als een speerpunt, waarin de Vlaamse overheid meer moet investeren in O&O. De vertaling van het laboratoriumonderzoek naar de klinische praktijk (from bench to bed), het translationeel onderzoek steunt immers essentieel op goed opgeleide arts-onderzoekers die dus een volwaardige carrière moeten kunnen opbouwen. Er zijn er nu duidelijk te weinig. De versterking van het corps van fundamenteel klinische mandaten, door uitbreiding van de looptijd, met 5 jaar extra, past helemaal in dit verhaal en is naast het herstellen van een aanvaardbaar slaagpercentage voor mandaten en projecten, een absolute prioriteit voor de Raad van Bestuur van het FWO. ◉ Meetbaar De tweede hernieuwing van de fundamenteel klinische mandaten brengt de looptijd van deze mandaten van 10 naar 15 jaar.
◉ Aanvaardbaar In 2009 werd voor het eerst tot de tweede hernieuwing van de fundamenteel klinische mandaten beslist door de Raad van Bestuur van het FWO. De onderzoekers waren zeer enthousiast over dit initiatief. Ook de Vlaamse universitaire ziekenhuizen ondersteunen deze categorie van onderzoekers zeer sterk. ◉ Realistisch Het bedrag aan het mandaat verbonden, is gericht op de helft van de loonkost van de kandidaat ten laste van het universitair ziekenhuis, met een maximum van 50.000 euro per jaar. Dit bedrag wordt aan het universitair ziekenhuis gestort, na voorlegging van een gedetailleerde weddeafrekening. Het door het FWO aan de instelling terugbetaalde bedrag moet integraal besteed worden aan klinische vervanging. Artikel 8 van het FWO-reglement bepaalt dat elke aanvraag moet vergezeld worden van de schriftelijke garantie van het universitair ziekenhuis en/of faculteit geneeskunde dat betrokkene, bij het einde van zijn mandaat, terug voltijds in zijn oorspronkelijke functie zal worden opgenomen. ◉ Tijdsgebonden De tweede hernieuwing zal de volgende jaren gecontinueerd worden indien de budgetten dit toelaten.
4.2.4 FWO en BOF zijn complementair Vlaanderen beschikt over twee pijlers voor de financiering van kennisgrensverleggend fundamenteel onderzoek aan de universiteiten: het FWO en het Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF). Daar waar de verdeling van de BOFmiddelen binnen elke universiteit gebeurt op basis van intra-universitaire competitie, steunt het FWO voor het verlenen van financiering aan onderzoeksmandaten en -projecten op een stelsel van interuniversitaire wetenschappelijke competitie. ◉ Specifiek De kerntaak van het FWO bestaat erin excellent onderzoek in Vlaanderen op basis van interuniversitaire competitie te selecteren. Bij
de evaluatie van de FWO-aanvragen door de specifieke Expertpanels, gelden uiteraard de generieke criteria, maar ook disciplinespecifieke elementen komen aan bod, waarbij de vooruitgang van de discipline op Vlaams niveau centraal staat. De aspirantschappen, postdoctorale mandaten, kredieten aan navorsers en projecten vormen duidelijk schakels in een excellentieparcours, en dit voor alle disciplines. Door de toekenning van eigen mandaten op pre- en postdoctoraal niveau en projecten met de BOF-budgetten kan elke universiteit onderzoekers in verschillende stadia van hun loopbaan eveneens leiden naar of consolideren op een excellentieniveau in hun vakgebied. Het recente VLIR-rapport aangaande de kwaliteit van het onderzoeksmanagement van de Vlaamse universiteiten wijst er bovendien op dat nu reeds het BOF deels wordt ingezet op de verwerving van middelen bij het FWO. BOF-ondersteuning kan inderdaad onder meer helpen bij het laten doorgroeien van jonge onderzoekers naar een niveau waarop ze beter in staat zijn competitie op Vlaams niveau aan te gaan13. Daarnaast vormt het BOF voor de universiteiten een specifiek instrument om eigen inhoudelijke klemtonen te leggen, gebaseerd op hun onderzoeksspeerpunten. Het bottomup-principe bij het FWO laat uiteraard ook alle ruimte aan de onderzoeksideeën zoals die ontstaan en ontwikkeld worden aan de universiteiten. Door middel van het BOF echter kan elke universiteit nog eens specifieke keuzes maken in het soort onderzoek dat wordt gefinancierd en kan het zijn speerpuntenbeleid op dat domein versterken. Ook inzake Methusalem en Odysseus is een dergelijke complementariteit aanwezig. Het is positief dat Methusalem intern door de universiteiten wordt opgevolgd en Odysseus op Vlaams niveau door het FWO wordt beheerd.
65 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
64
◉ Meetbaar Het FWO zal op basis van de nieuwe disciplinecodes het huidige, door het FWO gefinancierde onderzoek in kaart brengen dat een sterke link vertoont met de innovatieknooppunten vooropgesteld door de Vlaamse regering.
ping uit te voeren van het door het FWO gefinancierde onderzoek met links naar de VRWI-clusters.
Waar voor de intra-universitaire kanalen de BOF-sleutel wordt gehanteerd voor de spreiding van de middelen over de instellingen, is er bij het FWO voor alle projectaanvragen over alle disciplines heen een gelijke slaagkans, die bepaald wordt door de verhouding van de beschikbare en aangevraagde budgetten.
◉ Aanvaardbaar De samenwerking en complementariteit tussen beide fondsen maakt het voorwerp uit van voortdurend overleg tussen het FWO en universiteiten. Aangezien deze adequaat vertegenwoordigd zijn in het FWO is dit overleg en de inspraak van de academische stakeholders verzekerd. ◉ Realistisch De complementariteit van FWO en BOF is als doelstelling opgenomen in de beleidsnota van de Vlaamse Minister voor Economie, Wetenschapsbeleid en Innovatie14. Bovendien strookt dit idee sowieso met het belang van de onderzoekers en met de visie van de Vlaamse wetenschappelijke wereld. De maandelijkse vergaderingen van de FWOWerkgroep Onderzoeksbeleid, waarin de vicerectoren Onderzoek c.q. voorzitters Onderzoeksraad van de Vlaamse universiteiten zetelen, vormen een geschikt gremium voor een adequate afstemming van beide financieringsinstrumenten. ◉ Tijdsgebonden Deze operationele doelstelling blijft een aandachtspunt voor de hele periode van het onderhavige beleidsplan, met een eerste stand van zaken in 2012 en mogelijke bijsturingen
4.3 FWO als katalysator voor internationalisering 4.3.1 Continuering Odysseus Het belang van onderzoek als basis voor meer innovatie, een hogere concurrentiekracht en uiteindelijk meer (of evenveel) economische welvaart en welzijn in Vlaanderen, zal zeker niet afnemen, wel in tegendeel. Dat er blijvend inspanningen moeten worden geleverd om toponderzoekers uit het buitenland naar Vlaanderen te halen is daarom evident Het Odysseus-initiatief, dat gestart werd in 2007, heeft tot doel eminente onderzoekers, die in het buitenland een carrière hebben uitgebouwd, naar Vlaanderen te halen. De toponderzoekers met hoog potentieel krijgen een aanstelling in een Vlaamse universiteit en het FWO zorgt voor een belangrijke startfinanciering voor een periode van vijf jaar. De doelgroep wordt opgesplitst in twee niveaus. ◉ Niveau I: dit bestaat uit topwetenschappers die internationaal erkend worden als toonaangevend en in die hoedanigheid reeds een aanstelling aan een buitenlandse universiteit hebben. ◉ Niveau II: dit bestaat uit onderzoekers met het potentieel om door te groeien tot internationaal toonaangevende status. ◉ Specifiek Het Odysseusprogramma loopt telkens over 5 jaar. Er wordt een eerste oproep gelanceerd bij de aanvang, gevolgd door een tweede of derde, naargelang de resultaten van de eerdere oproepen. ◉ Meetbaar Er loopt momenteel een procedure voor
VLIR, Beoordeling van de kwaliteit van het onderzoeksmanagement van de Vlaamse universiteiten, Brussel, december 2010, p. 37
13
Odysseus voor de periode 2011-2015. Naargelang de resultaten van deze eerste oproep zal in 2012 een tweede en eventueel in 2013 een derde volgen. In 2015 wordt dan terug een oproep gelanceerd voor het derde Odysseusprogramma voor de periode 2016-2021. ◉ Aanvaardbaar De ervaring met het Odysseusprogramma heeft geleerd dat dit programma zeer hoog wordt ingeschat. Zowel de betrokken onderzoekers, de universiteiten, als de onderzoeksgroepen die als onthaalgroep fungeren voor Odysseusonderzoekers zijn onverdeeld positief over hun ervaringen met dit programma. Dit blijkt ook uit de evaluatie van het programma die in 2009 door Idea-consult werd uitgevoerd. Er wordt in de Vlaamse wetenschappelijke wereld dan ook sterk aangedrongen op een continuering van dit programma. ◉ Realistisch Het Odysseusprogramma is een structureel programma van het FWO. Jaarlijks zal in overleg met de bevoegde minister de toename van het budget voor het behalen van deze doelstelling worden bepaald.
die het nationale niveau overstijgen. In 2008 werden er vier Big Science projecten goedgekeurd (2008-2012): ◉ CERN-CMS (Genève, Zwitserland) promotor: Prof. Eddi De Wolf ◉ CERN-ISOLDE (Genève, Zwitserland) promotor: Prof. Mark Huyse ◉ ESRF-DUBBLE (Grenoble, Frankrijk) promotor: Prof. Lode Wyns ◉ De Mercator Telescoop (La Palma, Spanje) promotor: Prof. Christoffel Waelkens ◉ Meetbaar Het FWO zal vijf jaarlijks een oproep voor het Big Science programma organiseren. Deze oproep zal opengesteld worden voor de internationale onderzoeksinfrastructuur waar het FWO nu reeds in participeert. Naast de huidige Big Science-projecten zullen ook projecten gekoppeld aan infrastructuur die als prioritair wordt gedefinieerd in de ESFRIroadmap binnen het Big Science programma in aanmerking komen voor financiering.
4.3.2 Big Science
◉ Aanvaardbaar De Big Science financiering is voor de Vlaamse onderzoekers verbonden aan de internationale onderzoekinfrastructuur levensnoodzakelijk om de operationele, institutionele en logistieke kosten die gepaard gaan dergelijk onderzoek te kunnen bekostigen.
◉ Specifiek Vlaamse onderzoekers verrichten grensverleggend fundamenteel onderzoek aan grote onderzoeksinfrastructuren zoals bijvoorbeeld CERN, de Mercator Telescoop en ESFR. Om dit onderzoek ook in de toekomst de kans te geven, werd vanaf 2008 de Big Science financiering een volwaardig programma van het FWO. Dankzij het Big Science programma van het FWO kunnen Vlaamse onderzoekers dus baanbrekend onderzoek verrichten aan grote internationale onderzoeksfaciliteiten en worden belangrijke investeringen gerealiseerd
◉ Realistisch Het huidige Big Science kanaal staat nu reeds zwaar onder druk om de huidige financiering van CERN, ESRF, en Mercator af te dekken. Het openstellen van Big Science voor nieuwe onderzoekinfrastructuur kan dus enkel verwezenlijkt worden mits een verhoging van de budgetten. Daarnaast staat het Vlaams onderzoekbeleid grote uitdagingen te wachten met het financieren van de prioriteiten die zijn vastgelegd in de ESFRI-roadmap. De verwachting is dat het Big Science programma zwaar zal gesolliciteerd worden om onderzoek
◉ Tijdsgebonden Het Odysseusprogramma wordt vijfjaarlijks georganiseerd.
Beleidsbrief Innovatie van Ingrid Lieten, Viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding (VR 2010 2210 MED.0489/28), 2010, p. 46. 14
67 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
66
◉ Meetbaar Het FWO zal enerzijds via bevraging van zijn Expertpanels en anderzijds vanuit concrete eigen ervaringen in 2012 een stand van zaken opmaken over de relatie van het FWO tot de BOF-kanalen. In aanloop van de herziening van het BOF-besluit in 2012, zal het FWO een advies formuleren.
in de volgende jaren. In aanloop van de herziening van het BOF-besluit in 2012, zal het FWO in het voorjaar van 2012 een advies formuleren.
binnen deze internationale onderzoeksfaciliteiten mogelijk te maken. Jaarlijks zal in overleg met de minister de stijging van het Big Science budget worden bepaald. ◉ Tijdsgebonden In 2012 zal opnieuw een oproep uitgeschreven worden in het kader van dit programma. Het FWO zal vijf jaarlijks een oproep voor het Big Science programma organiseren.
4.3.3 Europese initiatieven 4.3.3.1 Het FWO en het Europese onderzoeksbeleid 4.3.3.1.1 National Contact Point voor Ideas, People en SSH en contactpunt COST Onderzoek en innovatie zijn sleutelbegrippen geworden in het beleid van elk land en elke regio in Europa. Zeker in de huidige economische crisis is iedereen het er over eens dat innovatie kan bijdragen tot de oplossingen en dat innovatie centraal staat in de plannen van de verschillende beleidsniveau’s, zowel regionaal, nationaal als Europees. Internationalisatie is een belangrijke component van het onderzoeks- en innovatiebeleid. Ook het Vlaamse wetenschaps- en innovatiebeleid steunen hierop. In het VRWB-Memorandum 2009-2014 ‘Duurzame welvaart en welzijn door wetenschap en innovatie’ (2008) wordt gesteld dat ‘Vlaanderen een heldere en ambitieuze visie op de internationalisering van haar onderzoek moet ontwikkelen’. In de positioneringpaper voor innovatie van het toekomstproject Vlaanderen in Actie worden een aantal hefbomen geschetst om in Vlaanderen tot doorbraken te komen. Hierbij noteren we dat bij samenwerking als middel tot het bereiken van een kritische massa wordt verwezen naar het kader voorzien door de EU. Bovendien wordt gesteld dat complementariteit van regionale, grensoverschrijdende en Europese innovatie-instrumenten meer dan ooit wenselijk is. Op Europees niveau komen de financiële middelen voor de samenwerking op het vlak
Vanuit Vlaanderen moet er maximaal ingezet worden op dit Europees niveau, waar mogelijk via de flexibilisering van de bestaande instrumenten, waar noodzakelijk met nieuwe instrumenten. Hierna overlopen we de meest relevante aspecten voor het FWO. Met de oprichting van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma (VCP) in 2002 werd een eerste initiatief genomen om de deelname van Vlaamse onderzoekers aan het Europese Kaderprogramma voor Onderzoek en Ontwikkeling te ondersteunen. Het VCP werd opgezet als een coördinatieplatform waarin de activiteiten rond Europese onderzoeks- en innovatieprogramma’s van EWI en het IWT worden gecoördineerd. Binnen deze structuur is het IWT verantwoordelijk voor de activiteiten ter ondersteuning van Vlaamse actoren bij hun deelname aan Europese programma’s. Voor het Kaderprogramma werd het IWT door de EC erkend als National Contact Point (NCP)-organisatie voor Vlaanderen, en dit voor alle componenten van het KP (Cooperation, Ideas, People en Capacities) De specifieke actieradius van het FWO situeert zich vooral binnen Ideas en People. Bin-
nen Ideas is de oprichting van de European Research Council (ERC) een gebeurtenis waarvan het belang nauwelijks kan overschat worden. Voor het eerst voorzag de Europese Commissie in een specifiek budget voor de financiering van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek binnen het Europese Kaderprogramma. Met een totaal budget van 7,5 miljard EURO werd 15% van het totale budget van KP7 voor het luik Ideas gereserveerd. De twee belangrijkste financieringsprogramma’s die de ERC tot op heden heeft opgezet zijn enerzijds de ERC-Starting Grants en anderzijds de ERC-Advanced Grants. Voor beide types zijn er nu drie oproepen afgerond. Vlaanderen kan mooie resultaten voorleggen wat betreft de ERC-Starting Grants. In 2007 behaalde Vlaanderen 6 van de 299 toegekende beurzen. Voor de aanvraagronde 2009 kregen onderzoekers verbonden aan Vlaamse universiteiten of onderzoeksinstellingen 12 van de 240 toegekende beurzen hetgeen duidelijk hoger ligt dan de gemiddelde Vlaamse ‘juste retour’. In 2010 waren er opnieuw 13 Vlaamse laureaten waarvan 11 een link met het FWO hebben. Op twee na hadden deze onderzoekers een nauwe band met het FWO via hun mandaat of via projecten die via FWO gefinancierd worden, wat meteen aantoont dat het FWO als instelling goed geplaatst is om via gerichte communicatie de meest relevante doelgroep te bereiken. Voor de ERC-Advanced Grants haalde Vlaanderen in 2008 2 beurzen binnen (een ‘juste retour’ zou 5 à 6 toegekende beurzen zijn). In 2010 was er een lichte verbetering, met 3 Vlaamse laureaten. 2 daarvan zijn overigens (voormalige) winnaars van een FWO-excellentieprijs, wat aangeeft dat de door het FWO geselecteerde toponderzoekers ook internationaal erg hoog scoren. Niettemin scoort België met minder dan 0,2 voorstellen/1000 onderzoekers vrij zwak in vergelijking met bijvoorbeeld Nederland (0,5
voorstellen/1000 onderzoekers). Dit aanzienlijke verschil is niet te verklaren vanuit het wetenschappelijk potentieel in beide landen. Zoals bekend scoort het Vlaams onderzoek internationaal namelijk erg goed, beduidend boven de wereldstandaard, zowel qua output als qua impact (citaties). Later moet onderzocht worden wat de achterliggende redenen van deze situatie zijn en moet er een plan van aanpak worden opgesteld om ook voor deze Advanced Grants de participatiegraad en de slaagpercentages te laten stijgen. Het FWO heeft weliswaar, met de beperkte mankracht en middelen die voorhanden zijn, de Vlaamse onderzoekswereld zo goed mogelijk geïnformeerd over ERC, maar zou met bijkomende middelen een wezenlijke meerwaarde kunnen leveren op dit punt. Het luik People omvat met name het Marie Curie-programma, waarvan het succes onomstotelijk aangetoond werd, en dat naar alle waarschijnlijkheid zal meegenomen worden naar de toekomst van de Europese onderzoeksfinanciering (waarover momenteel volop debatten aan de gang zijn). Het FWO heeft hier reeds expertise opgebouwd, niet alleen vanuit de beleidskant, maar ook als succesvol aanvrager in het COFUND-luik van Marie Curie (cf. supra). Een uitdaging hier vormt het luik van People dat gericht is op de ondernemingen en waarin het FWO tot op heden minder expertise heeft opgebouwd. In het kader van een duidelijker taakverdeling tussen IWT en FWO waarbij IWT zich exclusief toespitst op toegepast, gericht onderzoek, terwijl FWO het fundamenteel, niet-gericht onderzoek voor zijn rekening neemt, bepaalt de beleidsnota van de minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding dat de componenten Ideas, People en Socio-economic Sciences & Humanities naar het FWO overgeheveld worden. In overleg met de bevoegde minister zullen de budgetten worden bepaald voor het uitvoeren van deze opdracht. Naast Ideas en People kan de expertise van het
69 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
68
van O&O-projecten enerzijds uit de Europese programma’s, waarvan het Kaderprogramma voor Onderzoek en Technologische Ontwikkeling van de Europese Unie met een totaal budget van ruim 50 miljard euro het meest bekende is, en anderzijds uit intergouvernementele programma’s en initiatieven zoals EUREKA, Era-Netten, Artikel 169-initiatieven (o.a. AAL, EUROSTARS), waar de lidstaten zelf instaan voor de financiering, al dan niet met cofinanciering vanuit het EU-budget. Een nieuw instrument in volle ontwikkeling dat aangestuurd wordt door de lidstaten is ‘Joint Programming’, waarbij delen van nationale programma’s van de Lidstaten op elkaar worden afgestemd met het oog op het oplossen van grote uitdagingen voor de samenleving zoals Gezondheid, Duurzame Ontwikkeling, De stad van de toekomst, Transport, ...
FWO ingezet worden voor een specifiek luik binnen de pijler Cooperation, namelijk SSH (Socio-economic Sciences and Humanities). In het domein van de sociale wetenschappen en de cultuurwetenschappen is FWO de voornaamste financierder in Vlaanderen.
Via COST wordt ook de basis gelegd voor heel wat niet-technologisch onderzoek (wat in veel KP7-programma’s niet het geval is), met name in de sociale wetenschappen. Deze brede actieradius van COST, en het feit dat het vooral basisonderzoek financiert, maken van FWO een geschikt loket voor het doorgeven van informatie over dit belangrijk Europees instrument. 4.3.3.1.2.
Vlaams Europa-Platform
De hierboven geschetste vaststelling van informatie-doorstroming van het Europese niveau naar het Vlaamse niveau geldt uiteraard algemeen voor alle Europese kanalen, niet alleen voor Ideas en People binnen KP7. Daarnaast is het ook maar één dimensie van het probleem. Vlaanderen moet ook in omgekeerde richting proberen om zijn stem in Europa luider te laten klinken en te wegen op de agendavorming van het Europese onderzoeks-
Een aanzet daartoe is bijvoorbeeld het door de VRWI geformuleerde standpunt over het toekomstige KP8. Ook verschillende andere organisaties zijn momenteel actief rond de Europese programma’s met betrekking tot onderzoek en innovatie en gezien de afwezigheid van duidelijke afspraken rond taakverdeling, komen regelmatig duplicaties en overlappende activiteiten voor. Ook is het om die reden niet altijd duidelijk voor de geïnteresseerde deelnemer aan het Kaderprogramma tot wie men zich moet wenden voor informatie en begeleiding bij de voorbereiding van een projectvoorstel. Om de bestaande middelen efficiënter in te zetten en ten aanzien van de Vlaamse actoren duidelijkheid te verschaffen werd het VCP in 2010 vervangen door een Vlaams Europa-Platform voor O&O dat zich niet alleen zal bezig houden met het Kaderprogramma maar met alle Europese programma’s rond onderzoek en innovatie. Dit platform zal de belangrijkste organisaties in Vlaanderen bij elkaar brengen die betrokken zijn bij het Europese onderzoeksbeleid op alle niveaus van de innovatieketen. Het platform wordt voorgezeten door de secretaris-generaal van het departement EWI, dat ook het secretariaat ervan waarneemt. Het platform zal aangestuurd worden door een Stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigers op het niveau van leidend ambtenaar. Deze Stuurgroep zal twee maal per jaar vergaderen en is verantwoordelijk voor de definitie van de algemene strategie en de opvolging van de werkzaamheden van het NCP en de Programmavertegenwoordiging in Programmacomités en andere Europese en Belgische overlegfora. Binnen de Stuurgroep zullen ook bindende afspraken gemaakt worden over de taakverdeling van de verschillende actoren in verband met de definitie en uitvoering van het Vlaamse EU-beleid rond onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie.
Naast deze overkoepelende Stuurgroep worden binnen het platform ook meer operationele werkgroepen opgericht met een bredere samenstelling. Deze specifieke werkgroepen zullen elk vanuit hun eigen invalshoek de Europese programma’s en het Vlaamse beleid op dat vlak opvolgen en bijdragen tot (thematische) standpuntbepaling naar de EU toe. De werkgroepen zullen ook concrete voorstellen formuleren voor het uitwerken van nieuwe initiatieven die door de Stuurgroep worden voorgesteld. Deze werkgroepen zullen tweemaandelijks vergaderen. Ook de EU-cellen van de universitaire associaties zullen daarin een belangrijke rol spelen. De werkgroepen worden tevens door het departement EWI voorgezeten dat ook telkens zorgt voor het secretariaat.
aangeleverd). Verder wordt een tevredenheidsenquête opgesteld om de effectiviteit van de NCP-dienstverlening door FWO na te gaan, en worden statistieken zoals hits op de NCPwebsite, aantal beantwoorde informatievragen, etc. bijgehouden. Het FWO draagt verder inhoudelijk actief bij aan het Europaplatform.
De taak van het FWO binnen dit EuropaPlatform is zoals steeds om te waken over de rol van het fundamenteel onderzoek in Vlaanderen en Europa, erop toe te zien dat bij eventuele hervormingsinitiatieven van het Vlaams Internationaal Gericht Instrumentarium (VIGI) de plaats van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek gewaarborgd blijft, en dat het creëren van nieuwe kanalen tot het strikte minimum beperkt blijft, conform de aanbevelingen van het rapport-Soete.
◉ Realistisch Het overnemen van een deel van het NCP zal evident een bijkomende inspanning van het FWO vragen. Deze inspanning is realistisch voor zover de bijhorende middelen mee overgeheveld worden, ook en vooral voor wat betreft het industriële luik van People. Op basis van de internationale benchmarking blijkt nu reeds de onderbemanning van de FWO-staf. Enkel indien er een uitbreiding komt met 1 VTE kan deze NCP-functie kwaliteitsvol worden uitgeoefend.
◉ Specifiek Vanuit de vaststelling dat de Vlaamse participatiegraad aan de Europese onderzoeksruimte voor verbetering vatbaar is, zal het FWO in zijn nieuwe hoedanigheid van NCP voor een deel van het Kaderprogramma, en mede in het kader van het Europa-Platform, gerichte initiatieven nemen om hier werk van te maken. ◉ Meetbaar De succesgraad van deelname aan Europese programma’s in fundamenteel wetenschappelijk onderzoek zal van nabij opgevolgd worden, met name wat betreft participatie en slaagkansen van Vlaamse onderzoekers in de ERC-competitie (dit kan via de statistieken die door de Europese Commissie worden
◉ Aanvaardbaar Dat het FWO als eerste aanspreekpunt fungeert voor de Europese programma’s die op fundamenteel onderzoek en mobiliteit van onderzoekers gericht zijn, is vrij voor de hand liggend, gezien onze positie als uniek financieringsagentschap voor fundamenteel onderzoek. Het zal een bestendiging zijn van de feitelijke informatiefunctie van het FWO in verband met programma’s zoals ERC.
◉ Tijdsgebonden Wil het overhevelen van het NCP enig nut hebben, dan moet er zo snel mogelijk werk van gemaakt worden, aangezien het Zevende Kaderprogramma, waarmee het NCP verbonden is, maar tot eind 2013 loopt. Indien mogelijk zou het NCP dus nog in 2011 of ten laatste begin 2012 naar het FWO moeten verhuizen. 4.3.3.2 Consolideren en verder uitbouwen van ERA-NET en ESF De thematische netwerken binnen de European Research Area (ERA-NET) hebben tot doel meer samenwerking en coördinatie te bewerkstelligen met betrekking tot onderzoeksactiviteiten die zich nu situeren op nationaal
71 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
70
Complementair met deze NCP-functie is de rol van doorgeefluik met betrekking tot het Europese COST (European Cooperation in Science and Technology), een agentschap dat netwerkfinanciering aanbiedt, en waarvan ESF tot op heden het executive agency is. COST is samen met EUREKA en het Zevende Kaderprogramma één van de pijlers van het Europese onderzoeksinstrumentarium, en is gericht op coördinatie van de nationale onderzoeksfinanciering (in die zin sluit het naadloos aan bij het idee van de Europese onderzoeksruimte). De acties van COST situeren zich in zowat alle wetenschapsdomeinen, en de financieringsmodaliteiten lijken enigszins op de Wetenschappelijke Onderzoeksgemeenschappen van het FWO, zij het met ruimere middelen. COST legt ook, anders dan het FWO, sterk de nadruk op maatschappelijke relevantie van de gefinancierde netwerken.
en innovatiebeleid.
De toekomst van ESF is onzeker (zoals boven reeds toegelicht), maar het FWO zal ook aan de nieuwe organisatie die de opdracht daarvan zou verder zetten, blijven participeren. ◉ Specifiek Het FWO is van nabij betrokken bij het overleg van de research councils in het kader van de ERA-netwerken. Het FWO deelt niet alleen good practices met andere onderzoeksfinancierende instellingen in Europa, maar blijft zich ook engageren om middelen met Europese partners te poolen waar experts uit de respectieve vakgebieden in Vlaanderen dat aangewezen vinden. Daarnaast volgt het FWO als lid van ESF zowel de financieringskanalen als de beleidsondersteunende instrumenten daarvan nauw op. Vooral de mogelijke fusie van ESF en EUROHORCS wordt door FWO op de voet gevolgd, teneinde de Europese dimensie van het Vlaams wetenschappelijk onderzoek te blijven steunen. Het FWO verbindt zich ertoe zijn aandeel in alle lopende onderzoeksprojecten en RNP’s in het kader van ESF-EUROCORES te continueren. Binnen het strategisch platform voor het Europees onderzoeksbeleid doet het FWO een inspanning om alle relevante Forward Looks en MO fora te volgen. ◉ Meetbaar Gelet op de beperkte omvang van de management- en informatiecel heeft het FWO
ervoor gekozen in eerste instantie in te zetten op de joint calls in het kader van ERA-NET en zo Vlaamse onderzoekers optimaal de kans te geven om deel te nemen aan Europese programma’s. De cooördinatieacties worden opgevolgd door academici uit de betrokken onderzoeksdomeinen, voor zover daarvoor interesse bestaat. Het aantal ERA-NETS waaraan FWO actief participeert is afhankelijk van de door andere lidstaten genomen initiatieven en de bereidheid tot deelname vanwege de Vlaamse onderzoeksgemeenschap. De interesse voor initiatieven in dit kanaal is door deze bevraging dus duidelijk kwalitatief meetbaar. Door middel van gerichte verspreiding van de oproepen, streeft het FWO naar een minimum van tien Vlaamse onderzoeksgroepen die meedingen in het kader van elke ERANET-oproep die medegefinancierd wordt door FWO. Het FWO stelt een indicatief budget voorop van 1 miljoen euro per jaar voor dergelijke oproepen, met andere woorden telkens de financiering van minstens één onderzoeksgroep a rato van circa 200.000 euro per oproep en dit voor minstens vijf oproepen. Gezien het aanbod en de interesse tot nog toe, vormt deze doelstelling een haalbare en adequate basis.
◉ Aanvaardbaar Beslissing over deelname aan een call of coördinatieactie van een ERA-NET gebeurt nu nog door de Commissie voor Internationale Wetenschappelijke Contacten (CIWC), na voorafgaande consulatie van Vlaamse wetenschappelijke experts in het betrokken wetenschapsdomein. Vanaf het najaar 2011 zal de nieuw opgerichte Commissie Internationale Samenwerking (CIS) deze rol overnemen. Zie voor de uitwerking van de CIS, punt 3 onder ‘2.4.4.4. Bilaterale samenwerkingsverbanden’. ◉ Realistisch De deelname van het FWO wordt steeds af-
hankelijk gesteld van financiering bij wijze van ‘virtual common pot’. Zo kan het FWO garanderen dat haar aandeel in de onderzoekssteun steeds wordt aangewend ten behoeve van de hoogst gerangschikte Vlaamse onderzoeksgroep. Dit aandeel bedraagt standaard 200.000 euro, substantieel genoeg voor de ondersteuning van een meerjarig onderzoeksproject en haalbaar genoeg in het geheel van het totale budget voor steun aan onderzoekers. De beleidsmatige en administratieve opvolging gebeurt door een stafmedewerker met ondersteuning van de administratie. Het aansluiten bij door andere lidstaten geïnitieerde calls en acties volgt een geijkte procedure en is beheersbaar.
de Europese Commissie op deze manier aan te vullen door middel van deze multilaterale financieringsformule. De lidstaten staan nog steeds in voor 85 procent van de middelen voor publiek gefinancierd onderzoek in de Europese Unie. In 2008 heeft ze de Joint Programming, als een door de lidstaten gedreven proces op basis van vrijwillige deelname, van start laten gaan.
Deelname aan ESF-activiteiten hangt af van het al dan niet voortbestaan van ESF. De lopende projecten en RNP’s werden reeds gebudgetteerd en de ESF-activiteiten die nog behouden worden, zoals Forward Looks en MO fora, vragen weinig financiële middelen.
◉ Neurodegenerative Diseases (Alzheimer)
◉ Tijdsgebonden De deelname aan ERA-NET volgt op uitnodigingen van buitenlandse initiatiefnemers daartoe, aangezien het voor FWO met zijn beperkte management- en informatiecel niet haalbaar is zelf calls of andere acties te initiëren en/of te coördineren. Daardoor heeft het FWO weinig tot geen vat op de kalender ter zake. De lancering en opvolging van nieuwe initiatieven is een voortdurend aandachtspunt.
◉ Health, Food and prevention of Diet Related Diseases
4.3.3.3 JPI, een nieuwe uitdaging De Europese Commissie wenst in het kader van de European Research Area (ERA) samenwerking in het opzetten van onderzoeksprogramma’s te stimuleren door middel van de Joint Programming. Ze hoopt zo de onderzoeksinspanningen van de EU-lidstaten meer te concentreren, zowel financieel als inhoudelijk. Centraal aandachtspunt daarbij is de aanpak van grote maatschappelijke uitdagingen met hulp van de wetenschap. De bedoeling is ook het onderzoeksbudget van
Er werden, na een bevraging van de relevante publieke en private stakeholders in de EU onder supervisie van European Research Area Committee (ERAC), reeds tien Joint Programming Initiatives (JPI) aangeduid (en daar zou het voorlopig ook bij moeten blijven):
◉ Agriculture, Food security & Climate Change ◉ Cultural Heritage, Climate Change and Security
◉ The Microbial Challenge - An emerging threat to human health ◉ Connecting Climate Knowledge for Europe (Clik’EU) ◉ More Years, Better Lives - The Potential and Challenges of Demographic Change ◉ Urban Europe - Global Challenges, Local Solutions ◉ Water Challenges for a Changing World ◉ Healthy and Productive Seas and Oceans Een elfde, bijzonder initiatief is het European Strategic Energy Technology Plan (SET-Plan). Het vormt de technologische pijler van de energie- en klimaatpolitiek van de Europese Unie. Net als bij de JPI’s, gaat het hier om gezamenlijke initiatieven van de Europese Commissie en het Europees Parlement enerzijds en de EU-lidstaten anderzijds.
73 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
72
en regionaal niveau in de lidstaten en geassocieerde staten van de EU. Het gaat daarbij zowel om overleg en informatieuitwisseling als om gezamenlijk ondernomen onderzoeksprogramma’s. Deze samenwerking moet leiden tot meer samenhang tussen nationaal verspreide onderzoeksinitiatieven en schaalvergroting op continentale basis mogelijk maken. Zoals hierboven beschreven neemt het FWO al deel aan een heel aantal ERA-netwerken en het blijft regelmatig uitnodigingen ontvangen om deel te nemen aan coördinatieacties en meer specifiek joint calls.
◉ Specifiek Net zoals bij ERA-NET en EUROCORE is het FWO bereid deel te nemen aan dit type van Europese onderzoekssamenwerking. Daarbij zal ze eveneens voortdurend de academische wereld in Vlaanderen bevragen en inspelen op haar specifieke behoeften. Het is nu reeds mogelijk om een aantal financieringskanalen van het FWO in te schakelen in Europese financiering. Op de volgende pagina een overzicht van de (rechtstreeks en onrechtstreeks) Europees gerichte financiering (tabel 17). Daarbij dient opgemerkt te worden dat dit overzicht enkel de mandaten en projecten omvat die expliciet een Europese samenwerking hebben aangegeven. Meer dan waarschijnlijk ligt de reële som een stuk hoger. ◉ Aanvaardbaar De inzet van middelen in JPI mag niet ten koste gaan van de bestaande financieringskanalen. Bovendien dient deze inzet te gebeuren in nauw overleg met de onderzoeksgemeenschap in Vlaanderen. Meer gerichte middelen kunnen vanuit andere op internationale samenwerking gerichte budgetten bijgepast worden als zou blijken dat Vlaanderen een bijzonder belangrijke en succesvolle speler is of wordt voor een bepaald thema. Bijkomende financiering van buiten het FWO zal evenwel onontbeerlijk te zijn
om deze nieuwe grensoverschrijdende onderzoekscoöperatie echt levensvatbaar te maken en de houden. FWO wil ook voor JPI zoveel mogelijk het initiatief van de onderzoekers laten spelen. Dit wil zeggen dat we onze instrumenten moeten flexibiliseren om deelname aan één of meerdere JPI’s mogelijk te maken, zonder zelf een keuze op te leggen. Dit zal de mate waarin dit nieuwe initiatief gedragen wordt door de Vlaamse onderzoeksgemeenschap alleen maar ten goede komen. ◉ Realistisch Het is niet evident om JPI in te schakelen in de huidige werking van het FWO, die zoals bekend volledig bottom up georganiseerd wordt. Het spreekt voor zich dat FWO vele onderzoeksprojecten en -mandaten financiert rond JPI-thema’s als Alzheimer, klimaatverandering, cultureel erfgoed, etc. Probleem is dat daar op voorhand geen apart budget wordt voor gereserveerd. Hierna worden achtereenvolgens twee scenario’s besproken: 1. JP met bijkomende middelen 2. JP zonder bijkomende middelen In elk geval is de basisoptie om geen nieuwe instrumenten of procedures voor JPI te creëren binnen het FWO, conform de aanbeveling van de VRWB om een wildgroei van instrumenten en financieringskanalen te vermijden. 1. JP met bijkomende middelen FWO is niet a priori gekant tegen het formuleren van thematische prioriteiten, maar gezien de schrijnende budgettaire toestand kan dit niet met de huidige middelen bewerkstelligd worden. Het slaagpercentage voor onderzoeksprojecten ligt met circa 13,8 % historisch laag en dreigt volgend jaar nog te dalen. Er moet prioritair in deze categorie geïnvesteerd worden. Indien er extra middelen voorhanden zouden zijn, dan kunnen deze binnen de FWOwerking het best gebruikt worden volgens het
EUROCORES-schema. Deze onderzoeksprojecten worden centraal door ESF geëvalueerd, en FWO aanvaardt deze peer review, die volgens de strengste standaarden uitgevoerd wordt. Op die manier schakelt FWO zich nu al in binnen een Europees geüniformiseerd peer review systeem. FWO financiert dan telkens de hoogst gerangschikte Vlaamse projectpartner. Indien er extra middelen ter beschikking komen, dan zouden ze volgens dit model kunnen besteed worden. Het gaat hierbij om een virtual common pot, waarbij het programma centraal beheerd wordt, maar er een just return is van de ingezette budgetten. Een echte common pot, zonder garantie op return, is niet wenselijk (cf. de voor Vlaanderen minder gunstige ervaringen in dat verband met het EURYI-programma). Ook kan overwogen worden om een deel van de projectbudgetten te oormerken voor projecten die zich in een Europees kader inschakelen, of meer specifiek in een JPI. Zoals blijkt uit de cijfers die hierboven worden aangehaald, gaat reeds een aanzienlijk deel van de projectfinanciering van het FWO naar onderzoeksprojecten die in samenwerking met een Europese partner worden uitgevoerd. Indien gekozen wordt voor oormerken van een budget specifiek voor JPI, moet er wel over gewaakt worden dat dit niet ten koste van de slaagkans van reguliere projecten gaat. Er moeten m.a.w. voldoende extra middelen ingezet worden. Een andere piste is het toekennen van een bonus aan projecten die weliswaar in open competitie met de reguliere projecten treden, maar die zich expliciet in het kader van een JPI situeren. Dit naar analogie met bijvoorbeeld de Amerikaanse National Science Foundation, waar geen specifieke grants voor internationale samenwerking toegekend worden, maar wel bonussen indien buitenlandse partners bij het project betrokken worden. 2. JP zonder extra middelen Gezien de evolutie van ESF is het erg waar-
schijnlijk dat het EUROCORES-programma zal verdwijnen. Dit betekent dat er een bedrag van 800K euro (recurrent) vrijkomt, dat voor een groot deel aan JPI kan besteed worden. Aangezien de JPI’s op dit moment nog maar in de opstartfase zitten (1 joint call in voorbereiding), kan er een reserve aangelegd worden die moet toelaten om bij een eerste oproep substantiële middelen vrij te maken. Mogelijk kunnen ook een aantal ERA-netten ingeschoven worden in JPI. Een ander kanaal waar JPI mogelijk kan ingepast worden is de zogenaamde ‘Lead Agency Procedure’ die FWO momenteel opzet met Nederland op het vlak van cultuurwetenschappen (denk aan JPI cultural heritage). Daarbij zullen FWO en NWO elkaars peer review beurtelings aanvaarden, wat een stuk onzekerheid wegneemt in vergelijking met klassieke bilaterale akkoorden waarbij elke partij de rangschikking zelfstandig opstelt en er vervolgens tot een vergelijk moet worden gekomen. Dit lead agency-akkoord met Nederland is een voorbeeld van poolen van nationale (regionale) onderzoeksmiddelen voor een bepaald domein (al is dat in dit geval zeer breed omschreven), met wederzijds vertrouwen in elkaars procedures. Het moge duidelijk zijn dat de piste waarbij extra middelen vrijkomen voor Joint Programming de meest wenselijke is. Immers, deelname aan één of meerdere JPI’s mag niet ten koste gaan van de slaagkansen binnen de reguliere onderzoeksprojecten. Indien er een deel van de toelage moet gereserveerd worden voor JPI, komt dit de facto neer op een sterke Europese sturing van het eigen onderzoeksbeleid, waarbij de nadruk bijna exclusief op societal challenges komt te liggen. ◉ Tijdsgebonden Naarmate de positie en het engagement van Vlaanderen en België in de Joint Programming meer vorm krijgt, zal het FWO daarin zijn rol mee kunnen bepalen. Verwacht mag worden dat er tegen het einde van de periode vervat in het voorliggende beleidsplan meer duidelijkheid zal zijn.
75 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
74
In het kader van deze JPIs kunnen calls worden uitgeschreven, waarbij lidstaten telkens kunnen beslissen al dan niet te participeren. Dergelijke oproepen kunnen financieel worden ondersteund met middelen van de Europese Commissie (FP7) om een deel van de overhead te bekostigen. De concrete organisatie van deze calls blijft echter voorlopig nog voorwerp van debat. De richtlijnen ter zake zijn vooralsnog niet bindend en bieden dus geen garantie voor een uniforme aanpak. Bovendien is de relatie tussen de JPI en soortgelijke initiatieven als ERA-NET (Plus), nog niet helemaal duidelijk.
Tabel 17: Europees gerichte financiering FWO: een overzicht (cijfers van 2009 in k euro)
Opmerking: voor mandaten en projecten omvat dit overzicht enkel deze die expleciet een Europese samenwerking hebben aangegeven. Meer dan waarschijnlijk ligt de reële som een stuk hoger Mandaten en projecten Mandaten met Europese co-promotor
4.3.4 Verdere evaluatie en uitbreiding van kredieten voor internationale samenwerking en mobiliteit Internationale samenwerking is een absolute prioriteit binnen het FWO. Internationalisering wordt hierbij beschouwd als een hefboom voor excellentie: Vlaamse onderzoekers krijgen dankzij mobiliteitskredieten de kans om met buitenlandse topgroepen in hun specifieke expertise samen te werken en er worden win-win-situaties gecreëerd. Op het eerste zicht gaat slechts een relatief klein percentage van het FWO-budget naar internationalisering (4%). Daarbij moeten echter twee kanttekeningen gemaakt worden: ◉ door het hefboomkarakter van deze financiering (‘zaaigeld’) kan met vrij bescheiden middelen de grondslag gelegd worden voor ruimere samenwerkingsverbanden die op termijn leiden tot grotere financiële return; ◉ internationalisering zit per definitie verweven in al de FWO-kanalen; de meeste onderzoekers en onderzoeksgroepen die steun
4.310 2.300 268 822 72 500 330 160 750 600 12.512
krijgen zijn dan ook reeds geïntegreerd in internationale netwerken en kunnen middelen uit de reguliere kanalen (mandaten en projecten) inzetten om internationaal samen te werken. a. Uitwisselingsakkoorden Het FWO-instrumentarium is zeer divers. In de loop van de jaren werden tal van uitwisselingsakkoorden gesloten, elk met hun specifieke modaliteiten, die op een specifieke manier geïntegreerd zijn in het instrumentarium van financieringskanalen van het FWO. Om het instrumentarium verder te optimaliseren worden volgende specifieke maatregelen voorgesteld: ◉ Afbouwen van minder productieve akkoorden. Onderzoekers hebben immers nog steeds de mogelijkheid om op individuele basis reiskredieten aan te vragen, met vrije keuze van bestemming (zie verder). Dit zal de FWO-kanalen nog overzichtelijker maken en de transparantie voor de onderzoeker bevorderen.
◉ Optimaliseren van de aanvraag- en toekenningprocedure, bijvoorbeeld via een uniform aanvraagformulier voor alle uitwisselingsakkoorden. In een latere fase moeten nog meer internationaal gerichte financieringskanalen via een online aanvraagprocedure kunnen verlopen. ◉ Gerichte communicatie-acties rond het internationaal instrumentarium, om de Vlaamse onderzoekers nog vertrouwder te maken met de bestaande kanalen en mogelijkheden. b. Gezamenlijke onderzoeksprojecten (o.m. programma bilaterale onderzoekssamenwerking) Het programma bilaterale onderzoekssamenwerking, dat een tweetal jaar geleden werd opgestart, is sinds begin 2010 op kruissnelheid. Met elk van de vijf betrokken landen/ regio’s werd een eerste oproep georganiseerd. Het programma wordt algemeen zeer positief geëvalueerd, en biedt een mooie aanvulling op het FWO-instrumentarium. Aandachtspunten voor de toekomst zijn: ◉ garanderen van acceptabele slaagkansen; ◉ evenwicht bewaren tussen een voldoende brede ondersteuning enerzijds, en een focus op de wederzijdse sterktes van Vlaanderen en het betrokken partnerland anderzijds; ◉ verder optimaliseren van de selectieprocedure, met integratie van het nieuwe systeem voor externe referenten, en selectie door het nieuwe CIS-panel (cf. supra). Wat het laatste punt betreft zal het FWO ook nieuwe wegen verkennen, waaronder de Lead Agency Procedure (LAP), die expliciet ver-
meld wordt in de ESF/EUROHoRCs Roadmap, en die het FWO in twee specifieke gevallen reeds in de praktijk brengt: ◉ het akkoord met het Luxemburgse onderzoeksfonds FNR, waarbij FWO steeds als Lead Agency optreedt: Vlaamse onderzoekers kunnen in overleg met een partner uit Luxemburg een projectvoorstel in de vrije competitie indienen; indien het project door FWO wordt toegekend, engageert FNR zich om zonder verdere selectieprocedure de financiering van de Luxemburgse partner op zich te nemen; ◉ het hernieuwde akkoord met NWO (Nederland), in het domein van de Cultuurwetenschappen, waarbij afwisselend NWO en FWO als Lead Agency fungeren. De ervaring die het FWO terzake zal opdoen, kan meegenomen worden bij een eventuele bijsturing van het programma bilaterale onderzoekssamenwerking. Daarnaast kan gedacht worden aan een gerichte uitbreiding van het programma bilaterale onderzoekssamenwerking, met name in de richting van de BRIC-landen en andere opkomende economieën. Daarmee zou het FWO zich ook inschakelen in de algemene buitenlandstrategie van Vlaanderen (cf. de beleidsnota buitenlandbeleid 2009-2014). Een realistisch groeipad voor dit succesvol programma is in elk geval verdedigbaar. In eerste instantie is de meest voor de hand liggende keuze voor uitbreiding Brazilië, waarmee we via het agentschap CNPq een reeds lang lopende samenwerking hebben. Gezien het toenemende internationale gewicht van Brazilië (één van de BRIC-landen), zowel op wetenschappelijk, economisch als politiek vlak, lijkt het aangewezen om effectief naar een sterkere samenwerking met Brazilië te gaan. Het land vertoont een sterke groei in het aantal publicaties en heeft stevige banden met een aantal van onze buurlanden (NL, FR, DU), zoals blijkt uit het aantal co-publicaties in de afgelopen jaren. Een uitbreiding van het bilateraal programma met Brazilië zou boven-
77 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
76
Onderzoeksprojecten met Europese samenwerking Reguliere onderzoeksprojecten Big Science Opvangprojecten Starting Grants Rechtstreekse Europese kanalen EUROCORES EUROPOLAR - ERA-net ESF - Research Networking etc. EURYI Young Investigator Awards European Social Survey Andere internationale instrumenten Internationale coördinatie actie Wetenschappelijke Onderzoeksgemeenschappen Totaal
2.400
◉ Oog voor geografische spreiding bij afweging welke akkoorden te behouden en welke in de toekomst af te sluiten. Er zou kunnen geopteerd worden om in de toekomst te focussen op grote Europese spelers (met name voor Frankrijk en Duitsland is er grote interesse vanuit de onderzoeksgemeenschap).
dien ook in de lijn liggen van de beleidsbrief van Minister Lieten, waarin de BRIC-landen als prioritair worden vermeld. c. Open kanalen voor mobiliteit en internationale samenwerking
Ook zullen onze mobiliteitskredieten waar mogelijk afgestemd worden op externe mobiliteitsfinanciering, zoals de stipendia van de Academia Belgica te Rome (waarvan FWO het secretariaat waarneemt), Fullbright- en BAEF-beurzen, e.d. ◉ Specifiek De hierboven voorgestelde maatregelen zijn eenduidig gericht op het verder verbeteren van het internationaal gericht instrumentarium van het FWO en stellen zeer concrete doelen voor. Het ondersteunen en faciliteren van mobiliteit is een belangrijke doelstelling van het FWO. Het FWO wil de verblijven van langere duur extra aanmoedigen. , In de werkgroep mobiliteit die op aangeven van het kabinet werd samengesteld, is hiervoor (impliciet) de grens van drie maanden gehanteerd (cf. duur van de meeste visa voor “korte” bezoeken). Alles wat daarboven ligt, kan men beschouwen als een
◉ Meetbaar Via de gebruikelijke indicatoren (budget besteed aan mobiliteit, aantal verblijven in het buitenland, frequente bestemmingen, slaagkansen voor mobiliteitskredieten, e.d.) zal de performantie van het internationaal instrumentarium van het FWO nauwlettend opgevolgd worden. Een groot deel van deze indicatoren zijn nu reeds opgenomen in de bestedingsanalyse. Er wordt gestreefd naar volgende doelstellingen wat betreft bilaterale programma’s: ◉ opzetten en succesvol afronden van minimaal 1 oproep met Brazilië (uitbreiding programma bilaterale onderzoekssamenwerking); ◉ minimaal 3 gefinancierde projecten per oproep voor elk bilateraal akkoord. Er wordt in 2012 een plan uitgewerkt om mobiliteitsperiodes van drie maanden of langer te stimuleren met aandacht voor gezinsvriendelijke maatregelen. ◉ Aanvaardbaar Deze maatregelen zijn bedoeld om mobiliteit en internationalisering maximaal te stimuleren in de Vlaamse onderzoeksgemeenschap. Gezien het toenemend belang van deze thema’s voor onze voornaamste stakeholders, de onderzoekers zelf, zullen deze maatregelen ongetwijfeld positief onthaald worden. ◉ Realistisch Omdat voor veel van de aangegeven maatregelen reeds een aanzet werd gegeven in de voorbije periode, valt te verwachten dat de doelstellingen zonder veel moeilijkheden gehaald zullen worden.
◉ Tijdsgebonden De situatie zal jaar na jaar opgevolgd worden, zodat snel kan ingespeeld worden op nieuwe evoluties terzake.
4.4 FWO als promotor van de maatschappelijke uitstraling van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek 4.4.1 Consolidatie, evaluatie en verfijning van de bestaande communicatieinstrumenten ◉Specifiek Zoals eerder beschreven heeft het FWO de afgelopen jaren een heel aantal communicatiekanalen uitgebouwd. Naast het behouden van deze verschillende online en offline kanalen, wil het FWO de komende jaren nog een stap verder gaan en acties uitbouwen die het FWO als kwaliteitsmerk definiëren. De onderzoekers die mandaathouder bij het FWO zijn, maken immers deel uit van de onderzoekstop in Vlaanderen. Hierbij is het niet enkel belangrijk dat de mandaathouders als ambassadeurs van het FWO fungeren, maar we willen ook het groepsgevoel bij al onze onderzoekers in Vlaanderen verder stimuleren. Ook zal er een actie worden ondernomen om de doelgroepen beter te informeren over de voordelen, die er zijn voor legaten en schenkingen aan het FWO. ◉ Meetbaar ◉ Elk jaar minstens 5 persberichten ◉ Jaarlijkse publicatie folder, jaarboek, affiches oproepen, brochures i.v.m. specifieke programma’s (bv. Odysseus), … ◉ Jaarlijks Kennismakers-event met 250 tot 500 aanwezigen ◉ Extra leden en meer interactie bij sociale netwerkpagina’s. Er wordt gemikt op een jaarlijkse stijging met 10% ◉ Magazine voor legaten en schenkingen aan het FWO
◉ Aanvaardbaar Alle ingeschakelde kanalen, zowel online als offline, dienen om de kernboodschap van het FWO uit te dragen. Deze geïntegreerde communicatieaanpak kenmerkt en draagt bij tot het succes van de FWO-communicatiestrategie. ◉ Realistisch Om onze huidige kanalen nog beter af te stemmen op onze doelgroep, de onderzoekers, werden de afgelopen jaren een aantal ervan geëvalueerd. De FWO-website, nog altijd de belangrijkste bron van informatie voor geïnteresseerde onderzoekers, werd na grondige interne evaluatie in 2010 grondig hervormd (zie hoger). Voor de evaluatie van andere kanalen zoals de elektronische nieuwsbrief Nieuws uit de Egmontstraat en de Kennismakers-events werd er een bevraging georganiseerd bij de FWO-onderzoekers. De vele positieve reacties tijdens deze evaluaties maakten duidelijk dat de FWO-communicatiestrategie zijn doel bereikt. Daarnaast werden er een aantal suggesties voor verbeteringen aangebracht, die het FWO dan ook meeneemt voor het optimaliseren van zijn communicatiemiddelen. ◉ Tijdsgebonden Naast het creëren van een aantal nieuwe communicatiemiddelen (vanaf 2011 zal er werk gemaakt worden van een magazine over de mogelijkheid voor schenkingen en legaten bij het FWO) is ook de herhaling van de boodschap noodzakelijk. De verschillende communicatiekanalen die het FWO nu reeds heeft, zullen de komende jaren behouden en verder uitgebouwd worden.
4.4.2 Specifiek communicatiebeleid t.a.v. de bedrijfswereld en autonome social profitorganisaties ◉ Specifiek De rol van de bedrijfswereld als partner van het FWO bij het uitreiken van wetenschappelijke prijzen, kwam reeds aan bod.
79 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
78
De hierboven vermelde programma’s zijn gericht op specifieke landen en vaak ook op specifieke thema’s (al blijft het basisprincipe, zoals bij alle FWO-kanalen, dat van ‘bottomup’). Daarnaast is het belangrijk dat onze basisinstrumenten voor mobiliteit, waarin de vrije keuze van bestemming en thema gehandhaafd blijft, worden geconsolideerd en waar mogelijk geoptimaliseerd. Belangrijke stappen daartoe werden al in de voorbije periode ondernomen. De performantie van deze instrumenten zal verder opgevolgd worden in de komende beleidsperiode, en waar nodig zullen aanpassingen doorgevoerd worden ten behoeve van de onderzoeker (vermindering van de administratieve last, transparantie van het instrumentarium, maatregelen voor gezinsvriendelijke mobiliteit [cf. HR-strategie], e.d.m.).
fundamentele mobiliteitservaring die niet louter gericht is op het aanleren van een techniek of het consulteren van data-collecties, etc. Het is bovendien ook vanuit het standpunt van gezins- en gendervriendelijkheid een haalbare kaart.
Voortbouwend op de nieuwe communicatiestrategie van het FWO, zal er in de toekomst veel aandacht uitgaan naar het promoten van de mogelijkheden die FWO-mandaathouders voor de industrie en andere domeinen kunnen betekenen. Het groeiend aantal afgewerkte doctoraten in combinatie met het stijgend aantal postdoctorale onderzoekers maakt dat er voor een steeds grotere groep onderzoekers moet gezocht worden naar carrièremogelijkheden buiten de universitaire wereld. Nog te weinig wordt het potentieel van deze onderzoekers door de ondernemingen en social profit-organisaties naar waarde geschat. Het FWO wil zijn contacten met deze sectoren gebruiken om aan deze perceptie te verhelpen en participeert aan de acties die de Vlaamse overheid rond deze problematiek opzet. Er is een belangrijke taak weggelegd voor het FWO om hier samen met andere actoren binnen de Vlaamse wetenschappelijke wereld naar een oplossing te zoeken en de bedrijven bewust te maken van de troeven die onderzoekers te bieden hebben. Een dergelijke actie kan ook het valorisatiepotentieel van het wetenschappelijk onderzoek verder uitbreiden. Een piste die hierbij kan gevolgd worden is deze die ook al wordt gehanteerd door L’Oréal (en door onderzoeksinstellingen als SCK•CEN en VITO). Deze bestaat erin dat de
onderneming een aantal onderzoeksmandaten financiert. Ondernemingen zien vandaag nog te weinig het vormingsaspect van een doctoraat. Doctorandi beschikken nochtans over de juiste instelling waar innovatieve bedrijven en organisaties naar op zoek zijn. Ze maken nog te weinig gebruik van de mogelijkheden die door de Vlaamse, Federale en Europese Overheden worden geboden. ◉ Meetbaar Het aantal bedrijven, en waar mogelijk andere organisaties, dat een wetenschappelijke prijs uitreikt moet de volgende jaren in stijgende lijn gaan meer dan 18). Het aantal ondernemingen en organisaties dat mandaten financiert via het FWO moet eveneens een stijgende tendens vertonen (meer dan 3). ◉ Aanvaardbaar Verschillende ondernemingen tonen nu reeds een concreet engagement voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek door via het FWO wetenschappelijke prijzen uit te reiken. Ook voor Kennismakers – De Dag van de Onderzoeker toonden verschillende ondernemingen zich zeer enthousiast om hun medewerking te verlenen om enerzijds hun prijs uit te reiken tijdens dit evenement (de firma’s Alcatel-Lucent Bell, AtlasCopco en Barco gingen toen op deze mogelijkheid in) en anderzijds hun (onderzoeks)activiteiten voor te stellen via een promotiestand. De industrie is vragende partij voor een nauwe samenwerking tussen universitair onderzoek en industriële toepassingen. Ook bij onderzoekers groeit het besef dat er vele interessante mogelijkheden zijn voor het uitbouwen van een (onderzoeks)carrière binnen de industrie of op een ander niet-academisch werkterrein. ◉ Realistisch Ervaring met het uitreiken van prijzen leert dat het FWO goed geplaatst is om de wereld van het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek in contact te brengen met de indus-
triële en andere partners. De uitreiking van deze wetenschappelijke prijzen kan door de bedrijven zelf georganiseerd worden, maar wordt op vraag ook door het FWO georganiseerd. ◉ Tijdsgebonden Het uitbouwen en in stand houden van bestaande contacten met de ondernemingswereld is een permanent aandachtspunt. In de toekomst zal er een nieuw plan van aanpak en nieuw formaat gezocht worden om deze prijsuitreikingen georganiseerd door het FWO meer luister bij te zetten. Tegen 2015 moeten er meer dan 18 prijzen gefinancierd worden door ondernemingen en/of andere organisaties.
4.4.3 ‘Maatschappelijke uitstraling en wetenschapscommunicatie’ als aandachtspunt bij nieuwe aanvragen en verslaggeving over onderzoeksfinanciering Wetenschapspopularisering en maatschappelijke uitstraling vormen voor de voornaamste stakeholders van FWO nu al een volwaardig onderdeel van het academisch beleid. De Vlaamse Overheid lanceert elk jaar zijnVlaams actieplan voor Wetenschapscommunicatie en subsidieert rechtstreeks de cellen voor wetenschapscommunicatie en –informatie aan elk van de Vlaamse universitaire associaties. Met Technopolis tracht ze eveneens kinderen en jongeren warm te maken voor technologie en wetenschap. Voor het FWO is het niet minder belangrijk zijn identiteit en rol binnen het hele onderzoekslandschap duidelijk te affirmeren en bekend te maken. Zoals eerder gesteld, heeft het FWO de voorbije jaren al beduidende inspanningen geleverd om de communicatie met een gevarieerd doelpubliek stevig uit te bouwen. Streefdoel daarbij is zowel het imago van de wetenschap in het algemeen als dat van het FWO in het bijzonder te verzorgen. ◉ Specifiek
Naast de wetenschappelijk publicaties en andere output die wezenlijk is voor excellent onderzoek, wil het FWO van zijn onderzoekers meer aandacht vragen voor de communicatie van onderzoeksresultaten buiten het vakgebied. Het gaat daarbij om bevindingen die interessant kunnen zijn voor een publiek van leken. Deze doorstroming van informatie kan niet alleen de kennis van en interesse voor wetenschap in de samenleving bevorderen, maar tevens de bekendheid van FWO vergroten. Elke mandaathouder van het FWO zal gevraagd worden bij bijdragen in niet-wetenschappelijk media, maar geschreven in de hoedanigheid van wetenschappelijk expert, de FWO-affiliatie te vermelden. Dit is nu al verplicht voor wetenschappelijke publicaties. Door de invoering van een rubriek ‘maatschappelijke uitstraling en wetenschapscommunicatie’ in de verslagformulieren zal de onderzoeker aangemoedigd worden ook op dit gebied, waar aangewezen en mogelijk uiteraard, een bijdrage te leveren. ◉ Meetbaar Bij elke rapporteringsronde wordt nagegaan in hoeverre de onderzoekers ook aandacht hebben voor deze soort wetenschapscommunicatie en voor de vermelding daarbij van hun FWO-affiliatie. Tegen 2012 is aan het rapporteringsformulier een verplichte rubriek ‘maatschappelijke uitstraling en wetenschapscommunicatie’ toegevoegd. ◉ Aanvaardbaar Wetenschapscommunicatie staat reeds op de agenda van de beleidsmatige en academische stakeholders van het FWO. Activiteiten op dit terrein vinden al plaats. De belangrijkste taak van FWO-onderzoekers blijft uiteraard het leveren van excellent wetenschappelijk werk. De invoering van het aandachtspunt ‘wetenschap en maatschappij’ beoogt vooral de FWO-onderzoekers verder te sensibiliseren voor dit aspect. Het in de verf zetten daarvan en het maken van afspraken daarover waar het om FWO-
81 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
80
In de toekomst wil het FWO nog nauwer samenwerken met de bedrijfswereld en social profit-organisaties. Dit zijn immers belangrijke partners in de inspanningen van het FWO om de uitstraling van het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek te vergroten. De wisselwerking tussen ondernemingen, maatschappelijke organisaties en universiteiten kan voor beide partijen nieuwe inzichten opleveren. Bedrijven trekken immers steeds vaker naar regio’s met een sterke onderzoeksdynamiek. Het komt er op aan om in ondernemersmiddens ook het Vlaamse fundamenteel onderzoek te promoten en de band tussen de onderzoeks- en bedrijfswereld aan te halen.
4.5 FWO en een doorgedreven gender- en diversiteitsbeleid
onderzoek gaat, zal de wetenschappelijke kerntaken van het FWO en zijn onderzoekers niet in de weg staan, maar integendeel de basis daaronder versterken. Tal van wetenschappers laten nu reeds hun stem ook buiten de vakgebonden media horen en het FWO verzoekt zijn onderzoekers daarbij enkel om hun financierende instelling mee in beeld te laten komen.
Het FWO richt zich op de algemene streefcijfers voor kansengroepen van de Vlaamse Overheid. Het FWO is bij nieuwe aanwervingen steeds uitgegaan van een gelijke kansenbeleid. Het FWO wil ingaan op de oproep van de Vlaamse regering om bij het uittekenen van het beleid voor de volgende jaren rekening te houden met het creëren van kansen voor kansengroepen.
◉ Realistisch Deze operationele doelstelling is haalbaar omdat ze geen extra middelen vergt en het slechts de bedoeling is activiteiten die nu al plaatsvinden meer te structureren, in beeld te brengen en aan te moedigen. ◉ Tijdsgebonden Dit aandachtspunt wordt verwerkt in de reglementen en procedure bij de eerstvolgende herziening en opgevolgd tijdens de rapporteringsrondes die daarop volgen.
Leeftijd Uit de leeftijdsstructuur van het administratief personeel blijkt dat in de periode 2007-2010 een belangrijke verjonging heeft plaatsgevonden. Deze verjonging is voornamelijk te verklaren doordat een grote groep uit de leeftijdscategorie 55-59 in 2007 ondertussen op pensioen is gegaan.
Vrouwen in het middenmanagement Het FWO heeft momenteel 54 personeelsleden in dienst, waarvan 33 vrouwen en 21 mannen. Binnen het personeelskader kunnen 2 functies gedefinieerd worden als horende tot het niveau N-1, afdelingshoofd. Deze 2 functies worden momenteel allebei ingevuld door een man.
Niveau
Man
Vrouw
Totaal
N-1
2
-
2
Niveau A
3 5
4 4
7 9
Totaal
In februari 2011 bedroeg het aandeel van personeelsleden van allochtone afkomst 2%. Het FWO wil zich engageren om het streefcijfer van 4% te halen tegen 2015. Scholingsgraad De verjonging van het personeelsbestand tijdens de periode 2007-2010 heeft ook een verschuiving teweeg gebracht naar een globaal hogere scholingsgraad van het administratief personeel t.o.v. 2007.
Grafiek 16: Scholingsgraad van het FWO-personeel
12
20
10
18
8
16
14
6
12
4
10
2
8
0
Allochtonen
Tabel 18: Verdeling man/vrouw in het middenmanagement
Grafiek 15: Leeftijdstructuur van het FWO-personeel
14
Voor het bepalen van het streefcijfer van 33% vrouwen in het middenkader wordt er, volgens de richtlijnen van Dienst Emancipatiezaken van de Vlaamse Overheid, ook rekening gehouden met het aantal vrouwelijke medewerkers op niveau A. Rekeninghoudend met deze richtlijn haalt het FWO op dit ogenblik het door de Vlaamse Overheid vooropgestelde streefcijfer van 33% vrouwen in middenmanagementfuncties. De verhouding binnen dit kader is momenteel 5 mannen (55%) en 4 vrouwen (45%). Ook de secretaris-generaal van het FWO is een vrouw. Het FWO streeft ernaar om de komende jaren het aantal vrouwelijke personeelsleden in middenmanagementfuncties op hetzelfde niveau te houden.
6 60-64
55-59
50-54
45-49
40-44
35-39
30-34 juni 2007
25-29
20-24 februari 2011
4 2 0
Doctor
Master
Bachelor
Hoger secundair
Lager secundair
Beroeps secundair juni 2007
Nihil
februari 2011
83 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
82
4.5.1 Intern beleid: consolidatie, evaluatie en verfijning van het gelijke kansenbeleid bij aanwervingen
Ook de komende jaren zal het een aandachtspunt blijven om het verlies van belangrijke kennis en ervaring als gevolg van het vertrek van personeelsleden op te vangen, zodat de administratie over voldoende gekwalificeerd personeel blijft beschikken om de haar opgelegde taken optimaal te kunnen blijven vervullen.
Om tegemoet te komen aan de uitdagingen en de toegenomen complexiteit werd de administratieve organisatie hervormd en werd er geopteerd om het aantal hooggeschoolde personeelsleden op te trekken door het aanstellen en aanwerven van een directeur en drie stafmedewerkers met een doctoraatsdiploma, en een directeur en 4 adviseurs met een masterdiploma. Ook het aantal dossierbeheerders met een bachelordiploma nam toe. De komende jaren blijft dit een belangrijk aandachtspunt. Werknemers met een functiebeperking In februari 2011 bedroeg het aandeel van personeelsleden met een functiebeperking 2%. Het FWO wil zich engageren om het streefcijfer van 4,5% te halen tegen 2015. Telkens de komende jaren er een personeelslid vervangen wordt, zal het FWO deze vacature actief bekend maken bij gehandicaptenorganisaties. Omdat het in de praktijk misschien niet altijd eenvoudig zal zijn om geschikte werkkrachten te vinden, die enerzijds voldoen aan de functievereisten en anderzijds in overeenstemming zijn met de criteria gesteld door de Vlaamse Regering, wil het FWO zich niet volledig vastpinnen op de datum 2015. Het is belangrijker om tegen die datum een structureel kader te creëren waarbinnen personen met een handicap optimaal kunnen functioneren. Het gaat daarbij om een kader dat het FWO de mogelijkheid biedt om de beoogde streefcijfers later te halen, maar dat wel een continuïteit op langere termijn verzekert.
4.5.2 Extern beleid: wegwerken van drempels voor FWO-onderzoekers Het streven van het FWO om kwalitatief hoogstaande onderzoekers met een diverse achtergrond kansen te bieden, vergt het wegwerken van drempels die specifieke groepen weghouden van een onderzoeksloopbaan. Het wordt algemeen erkend, in de academische wereld en daarbuiten, dat de jacht op talent hand in hand moet gaan met de creatie van
◉ Specifiek Voor onderzoekers van het FWO blijven maatregelen zoals in verband met zwangerschap, verlenging van het mandaat met extra negen maanden, onverminderd van kracht. FWO wil echter meer doen om diversiteit in zijn onderzoekerspopulatie aan te moedigen. Om mobiliteit voor iedereen mogelijk te maken, is het nodig extra financiële ondersteuning te bieden bij mobiliteit, waardoor het mogelijk wordt ook het gezin van de onderzoek(st)er meer mobiel te maken. Een strategische plaats voor het initiëren en continueren van onderzoeksloopbanen zijn uiteraard de panels. Deze dienen dan ook zelf regelmatig afgemeten te worden aan een diversiteitsmaatstaf. De samenstelling naar gender en andere variabelen van een panel kan immers mee de beoordelingen van aanvragen bepalen. Daarbij is het met name van belang de trajecten die onderzoekers doorlopen hebben gediversifieerd genoeg te bekijken: zwangerschap, ziekte, maar ook werkzaamheid voor een bepaalde tijd in een andere dan de academische sector zijn elementen die de afweging niet negatief mogen inkleuren. Het concept van de ‘klassieke’ onderzoekersloopbaan mag niet meer allesbepalend zijn. Een bescheiden, maar niet onbelangrijke steun aan wetenschappers met een functiebeperking kan erin bestaan de bench fee ook uitdrukkelijk ter beschikking te stellen voor de financiering van aangepast materiaal ter uitvoering van het onderzoek. Gezien de beperkte omvang van de bestaande bench fee blijven voor faciliteiten van grotere omvang
de universiteiten en andere onthaalinstellingen instaan. ◉ Meetbaar De samenstelling van panels zal mee beoordeeld worden op de mate waarin ze divers genoeg zijn samengesteld, dit zowel qua gender als qua functiebeperkingen en andere mogelijk relevante aandachtspunten. Waar nodig zal gevraagd worden verschuivingen binnen een panel door te voeren om de gewenste mate van diversiteit te bereiken. Daarnaast worden de reglementen en toelichtingen, zowel voor aanvragers als beoordelende experts, aangepast om de hierboven aangeduide specifieke maatregelen in realiteit om te zetten. ◉ Aanvaardbaar Voor de academische wereld is de aandacht voor diversiteit de jongste tijd sterk toegenomen. Dat blijkt onder meer uit de gelijke kansenrapporten van VLIR, waarvan de jongste versie begin 2011 werd voorgesteld. ◉ Realistisch De meeste van de voorgestelde maatregelen in verband met diversiteit, zowel degene die het FWO wenst te continueren als de nieuwe, vergen geen groter budget. Daar gaat het om een
mentaliteitswijziging die mede door middel van reglementaire en procedurele aanpassingen ondersteund wordt. ◉ Tijdsgebonden De uitvoering van de hier voorgestelde maatregelen zal plaatsvinden binnen de periode van het onderhavige beleidsplan. Het einddoel tegen 2012 bestaat erin het diversiteitsbeleid deel te laten uitmaken van het HR-plan en de reglementen aan te passen met het oog op het wegwerken van drempels.
4.5.3 Genderbeleid Het glazen plafond bestaat nog altijd aan de Europese universiteiten. Uit gegevens van de Europese commissie blijkt dat hoewel vijftig procent van de universiteitstudenten in heel wat Europese landen tot het vrouwelijke geslacht behoort, slechts 15 procent van de werknemers op het hoogste academische niveau vrouw is. Het National Centre for Social Research in Londen stelt zelfs dat vrouwen onvoldoende toegang hebben tot wetenschappelijke infrastructuur en universiteiten vrouwelijke academici te weinig aanmoedigen. Figuur 7 illustreert de verhouding van mannen en vrouwen in een typische academische carrière in Europa.
85 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
84
aantrekkelijke en voldoende flexibele werkomstandigheden. Daarbij is aandacht vereist voor familiale of persoonlijke omstandigheden die hooggekwalificeerde werknemers het moeilijk of onmogelijk maken een bepaald carrièrepad in te slaan of te continueren. Bij het wegwerken van drempels verdienen in het bijzonder genderverhoudingen en functiebeperkingen de nodige aandacht.
Grafiek 17: Man/vrouw verhouding in een academische carrière
Grafiek 18: Evolutie aspirantenbestand
100% 80%
60% 40%
20% 0%
600
600
500
500
400
400
300
300
200
200
100
100
0
2005 Vrouw
ISCED 5A Students
ISCED 5A Graduates Men 2003
ISCED 6 Students
ISCED 6 Graduates Women 2003
Grade C
Grade B Men 1999
2007
2008
2009
2010
Man
0
87 2005 Vrouw
2006
2007
2008
2009
2010
Man
Grade A Women 1999
Definition of grades: ◉ A: The single highest grade/post at which research is normally conducted ◉ B: Researchers working in positions not as senior as top position (A) but more senior than newly qualified PhD holders ◉ C: The first grade/post into which a newly qualified PhD graduate would normally be recruited ◉ ISCED 5A: Tertiary programmes to provide sufficient qualifications to enter into advanced research programmes & professions with high skills requirements ◉ Tertiary programmes which lead to an advanced research qualification (PhD)
Bron: Europese Commissie, Directoraat-Generaal Onderzoek, Wetenschap en Samenleving. She Figures 2006. Brussel: Europese Commissie, 2006
◉ Specifiek De situatie in Vlaanderen is vergelijkbaar met deze in Europa. Nog steeds blijkt dat het aandeel van vrouwen aan de Vlaamse universiteiten bij elke stap op de academische ladder gestaag afneemt. In de bestedingsanalyse wordt het aantal vrouwen met een FWO mandaat ten opzichte van het aantal mannen met een FWO-mandaat geanalyseerd. Hieruit blijkt dat er evenveel vrouwen als mannen een FWO-aspirantschap invullen, maar dat het aantal vrouwen met een postdoctoraal mandaat beduidend lager ligt dan dit van de mannen (zie onderstaande figuren en bestedingsanalyse). De slaagkansen voor vrouwen voor zowel het aspirantschap als voor een postdoctoraal mandaat verschillen amper van deze voor mannen. In het kader van deze genderproblematiek in het wetenschappelijk onderzoek, heeft het FWO steeds een doorge-
2006
dreven gelijke kansenbeleid gevoerd. Zo kan een FWO mandaat met een vol jaar verlengd worden bij een zwangerschap en wordt voor het aanvragen van een postdoctoraal mandaat de maximale tijd die mag verstreken zijn na het behalen van het doctoraat (normaal 3 jaar), verhoogd met 1 jaar extra per zwangerschap. Bovendien zijn de Fundamenteel klinische mandaten en Kredieten voor wetenschappelijke opdrachten (sabbaticals) toegankelijk voor onderzoekers met 80% aanstelling, wat de combinatie met een gezin gemakkelijker maakt. Ook legt het FWO de nodige flexibiliteit aan de dag inzake mobiliteit van onderzoekers. Lange verblijven dienen in principe aaneensluitend opgenomen te worden, maar bij verblijven langer dan zes maanden is er flexibiliteit mogelijk omwille van sociale of familiale redenen.
Een strategische plaats voor het initiëren en continueren van onderzoeksloopbanen zijn uiteraard de panels. Deze dienen dan ook zelf regelmatig afgemeten te worden aan een gendermaatstaf. De samenstelling van een panel kan immers mee de beoordelingen van aanvragen bepalen. Zo streeft het FWO naar een panelsamenstelling van max. 2/3 van hetzelfde geslacht. In 2006 bestond slechts 12% van de jury uit vrouwelijke experts. Als resultaat van de inspanningen die het FWO op dit vlak levert is het aantal vrouwelijke leden van de FWO-Expertpanels in 2011 reeds naar 27% gestegen. Het bereiken van de doelstelling, max. 2/3 van hetzelfde geslacht, moeten haalbaar zijn tegen 2015. Met bovenstaande maatregelen zet het FWO zich reeds in om de genderproblematiek het hoofd te bieden. In de HR-strategie (beschikbaar op de website) is dit thema dan ook prominent aanwezig. Twee aspecten in het bijzonder zullen in de toekomst worden aangekaart: ◉ het creëren van een ‘level playing field’ in de selectieprocedure: vermijden van ‘gegenderde’ beslissingen door meer informatie over carrièrebreaks, herformuleren van richtlijnen voor panelleden, e.d.; ◉ het maximaal stimuleren van gezinsvriendelijke mobiliteit, bijvoorbeeld door financiële incentives.
◉ Meetbaar Het FWO volgt nauw het aandeel aan vrouwen en mannen bij respectievelijk de predoctorale mandaathouders en de postdoctorale mandaathouders, evenals binnen de FWO-Expertpanels op, teneinde het gevoerde genderbeleid te kunnen evalueren en optimaliseren. Een enquête naar de achterliggende redenen van drop-out zal worden doorgevoerd. ◉ Aanvaardbaar Talrijke werkgroepen, waaronder de VLIRWerkgroep Gelijke Kansen, buigen zich over de genderproblematiek binnen de academische wereld. Naast de vele Europese studies zoals She Figures van de Europese Unie, heeft ook Vlaanderen in 2011 het gelijke kansenrapport uitgebracht. Deze uitgebreide gids is een goed uitgewerkt HR-instrument voor gelijke kansen aan universiteiten. ◉ Realistisch Het uitvoeren van het uitgetekende genderbeleid van het FWO vergt vooral een mentaliteitswijziging die mede door middel van reglementaire en procedurele aanpassingen kan ondersteund worden. ◉ Tijdsgebonden De voorgestelde maatregelen in verband met diversiteit kunnen binnen de periode van het onderhavige beleidsplan uitgevoerd worden.
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK IV
86
Grafiek 19: Evolutie bestand postdoctorale onderzoekers
De hele aanvraagprocedure wordt gedetailleerd beschreven.
Het percentage van de aangevraagde feedback stijgt.
OD 2.1: Consolidatie, regelmatige evaluatie en verfijning van het nieuwe systeem van internationale peer review
De haalbaarheid van interviews met kandidaten voor steun aan onderzoekers wordt onderzocht.
Er komt een plan van aanpak om het zoeken van referenten integraal onder te brengen bij de FWO-staf.
Er vindt jaarlijks een evaluatie en in 2013 een grondige evaluatie van de peer review-procedure plaats. 5 VTE (samen met 1.4)*
De nieuwe peer reviewprocedure is van start gegaan (2010-2011).
6%
40,24%
het Charter zoals goedgekeurd op 23.06.2010
In het Charter Deugdelijk Bestuur wordt opgenomen: de periodieke evaluatie van de rol, omvang en samenstelling van de raad van bestuur, een profielschets van de kandidaat-bestuurders en de discretieplicht.
5 VTE (samen met 2.1)*
aantal formulieren online op 01.01.2012
Alle aanvraagformulieren zullen online kunnen worden ingediend en de administratieve processen zullen lopen langs digitale weg.
Er wordt een evaluatie van de opvolging gemaakt via het jaarverslag en een vijfjaarlijkse evaluatie van de algemene werking.
IDEA heeft een enquête uitgevoerd.
Er wordt een eigen bevraging naar tevredenheid onderzoekers doorgevoerd.
OD 1.5: Gestage groei overhead De overhead op de toeop uitgekeerde gekende onderzoeksmid- zie bijlage 2 onderzoeksfinan- delen groeit aan tot 10%. ciering
OD 1.4: Verdere uitbouw feedback en transparantie
OD 1.3: Het Charter deugdelijk bestuur
OD 1.2: Een efficiënte organisatie
OD 1.1: Uitbouwen HRStrategie
FWO mag het logo ‘HR Excellence in Research’ voeren.
RandvoorwaarNulmeting den
gedragen door Er vindt een externe eva- de huidige luatie door de Europese werkingskosten Commissie plaats. FWO
Indicator zelfevaluatie van de gemaakte vooruitgang
2012
2013
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK V
* Jaarlijks zal in overleg met de minister het budget voor deze actie bepaald worden
2: FWO en een doorgedreven Excellentiebeleid (op basis van peer review en track records)
1: FWO als onderzoeksvriendelijke instelling
Operationele doelstelling externe evaluatie door de Europese Commissie
2014
88
Strategische doelstelling
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK V
2015
Er is een aangepaste peer review-procedure.
De overhead op de toegekende onderzoeksmiddelen bedraagt 10%.
De gedetailleerde beschrijving van de hele aanvraagprocedure is gepubliceerd op de website.
Het percentage bedraagt meer dan 50%.
De evaluatie is gemaakt
Het Charter Deugdelijk Bestuur is in die zin aangepast.
100% van de formulieren kunnen online worden ingediend en zodoende kunnen alle administratieve processen digitaal verlopen.
FWO is opnieuw geëvalueerd
Het FWO mag het logo ‘HR Excellence in Research’ blijven voeren op basis van een externe evaluatie
Einddoel
HOOFDSTUK V: Outputindicatoren en financiering
89
budget vereist in 2012: 6 miljoen €; in 2013: 20,326 miljoen €; in 2014: 34,652 miljoen €; in 2015: 48,978 miljoen €*
OD 3.3: Europese initiatieven
OD 3.2: Big Science
In 2010-2011 is een oproep opengesteld.
IWT treedt op als NCP voor alle componenten van het KP.
2,3 miljoen € per jaar bij In 2012 is verlenging; een oproep groeitraject van opengesteld. 2 miljoen € per jaar*
continuering op niveau van 12,6 miljoen € per jaar*
FWO wordt het NCP voor Ideas, People, 1 VTE* Socio-economic Sciences & Humanities en COST.
Er wordt vijfjaarlijks een oproep voor kandidaten Big Science gelanceerd.
Er wordt vijfjaarlijks een OD 3.1: Continuoproep voor kandidaten ering Odysseus Odysseus gelanceerd
In aanloop van de herziening van het BOFbesluit zal het FWO een advies formuleren in het voorjaar van 2012.
Er wordt opvolging Er wordt een gegeven bevraging aan de georganiaanbeveliseerd bij de ngen, zoals universitei- aanvaard ten. door de Raad van Bestuur.
10
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK V
* Jaarlijks zal in overleg met de minister het budget voor deze actie bepaald worden
SD 3: FWO als katalysator voor internationalisering
OD 2.4: FWO en BOF zijn complementair
Het slaagpercentage bedraag 23% voor mandaten en 13,8% voor projecten.
Er zijn doorheen de tijd gegroeide kanalen bingedragen door nen FWO de huidige en BOF tot werkingskosten stand gekoFWO men, met specifieke doelstellingen en criteria.
* Jaarlijks zal in overleg met de minister het budget voor deze actie bepaald worden
De looptijd van de Fundamenteel Klinische Mandaten wordt uitgebreid tot 15 jaar.
budget vereist in 2012: 650.000 €; in 2013: 863.000 €; in 2014: 1,050 miljoen €; in 2015: 1,063 miljoen €*
12 miljoen € Het huidige, door het per jaar* FWO gefinancierde, onderzoek dat een sterke link vertoont met de innovatieknooppunten wordt in kaart gebracht. Uitwerken reglemenOD 2.3: Het tering en structuur FWO sluit aan programma innovatiebij het speerpunknooppunten. tenbe-leid van de Vlaamse regering
OD 2.2: Garanderen van een aanvaardbaar slaagpercentage
Er wordt gestreefd naar een slaagpercentage van 33% voor mandaten en projecten. Daarbij worden inspanningen geleverd de instroom te verminderen.
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK V
Implementatie van de opvolging en terugkop-peling naar de stakeholders.
90 91
FWO treedt op als NCP voor Ideas, People, Social Sciences & Humanities en COST en heeft een tevredenheidsenquête over de dienstverlening en statistieken ter zake opgemaakt. Ook de succesgraad van Vlaamse onderzoekers in Europese programma’s m.b.t. fundamenteel onderzoek is gemeten.
FWO heeft in 2016 een oproep voor het derde Big Science-programma gelanceerd.
FWO heeft in 2015 een oproep voor het derde Odysseus-programma gelanceerd.
Implementatie van de opvolging en terugHet FWO heeft een kop-peling advies geformuleerd. naar de stakeholders.
Looptijd van de fundamenteel klinische mandaten bedraagt 15 jaar
FWO beschikt over een specifiek programma voor de innovatieknooppunten.
Het slaagpercentage voor mandaten en projecten is gestegen.
SD 4: FWO als promotor van de maatschappelijke uitstraling van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek en wetenschapscom-municatie
OD 4.1: Consolidatie, evaluatie en verfijning van de bestaande communicatieinstrumenten: persberichten, de reeks Kennismakers, nieuwsbrieven, jaarboek en website
Jaarlijks worden een bedrijfsfolder, een jaargedragen door boek, wenskaarten, afde huidige fiches i.v.m. oproepen,… werkingskosten opgemaakt en verspreid. FWO Jaarlijks wordt een Kennismakers-event georganiseerd, waarbij gestreefd wordt naar 250 tot 500 aanwezigen.
Elk jaar worden minstens vijf persberichten uitgestuurd.
Via de gebruikelijke indicatoren (budget besteed aan mobiliteit, aantal verblijven in het buitenland, frequente bestemmingen, slaagkansen voor mobiliteitskredieten, e.d.) zal de performantie van het internationaal instrumentarium van het FWO nauwlettend opgevolgd worden
FWO stroomlijnt de bilaterale uitwisselingsakkoorden, met doelgerichtheid als leidend principe.
FWO volgt JPI op en organiseert overleg over deelname met de betrokken vakgebieden in Vlaanderen.
FWO volgt ESF verder op
FWO neemt deel aan minstens vijf ERA-NET calls per jaar a rato van 200.000 € per call en streeft naar een deelname van minstens 10 Vlaamse onderzoeksgroepen per call
Er wordt een tevredenheidsenquête over de effectiviteit van de FWO-dienstverlening uitgevoerd.
FWO volgt de succesgraad van deelname aan Europese programma’s in fundamenteel wetenschappelijk onderzoek op.
2011: deelname door FWO aan 2 oproepen; aanvraag door 32 Vlaamse onderzoeksgroepen aan oproep 1
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK V
gedragen door de huidige werkingskosten FWO
93
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK V
FWO participeert actief aan het Vlaams EuropaPlatform
92 Een Kennismakersevent is jaarlijks georganiseerd, waarbij 250 tot 500 mensen aanwezig waren.
Een bedrijfsfolder, een jaarboek, wenskaarten, affiches i.v.m. oproepen,… zijn jaarlijks opgemaakt en verspreid.
Er zijn minstens vijf persberichten uitgestuurd.
Het FWO rapporteert in het jaarverslag over de performantie en de bestedingsanalyse.
Het stroomlijnen van de bilaterale akkoorden is uitgevoerd en geëvalueerd.
FWO neemt deel aan ERA-NET a rato van vijf oproepen ten bedrage van 200.000 euro per oproep (virtual common pot) en met een deelname van minimum tien Vlaamse onderzoeksgroepen aan elke ERA-NET-oproep met FWO-participatie.
De tevredenheidsenquête is uitgevoerd en de nodige conclusies zijn daaruit getrokken.
FWO communiceert op zijn website, in zijn Nieuwsbrief en in het jaarverslag over deze resultaten.
FWO heeft inhoudelijke bijdragen geleverd aan het Europa-Platform.
SD 5: FWO en een doorgedreven diversiteitsbeleid
OD 5.2: Extern beleid: wegwerken van drempels voor FWOonderzoekers
OD 5.1: Intern beleid: consolidatie, evaluatie en verfijning van het gelijke kansenbeleid bij aanwervingen
OD 4.3: Invoering van het aandachtspunt ‘maatschappelijke uitstraling en wetenschapscommunicatie’ bij nieuwe aanvragen en verslaggeving over onderzoeksfinanciering
De mogelijkheden i.v.m. het gebruik van de bench fee met het oog op het wegwerken van drempels worden expliciet kenbaar gemaakt.
Er wordt een diversiteitsmaatstaf i.v.m. de samenstelling van de panels gehanteerd en de samenstelling van de panels wordt gescreend op diversiteit.
De reglementen worden aangepast met het oog op het wegwerken van drempels.
Een diversiteitsbeleid wordt in het strategisch plan HR geïntegreerd.
FWO richt zich op de algemene streefcijfers voor kansengroepen van de Vlaamse Overheid.
Aan het rapporteringsformu-lier wordt een rubriek ‘maatschappelijke uitstraling en wetenschapscom-municatie’ toegevoegd.
Het aantal bedrijven, en waar mogelijk andere organisaties die een wetenschappelijke prijs OD 4.2: 4.2.2 uitreiken, moet de volSpecifiek communicatiebe- gende jaren in stijgende lijn gaan. leid t.a.v. de bedrijfswereld en autonome social Het aantal onderneminprofitorganisaties gen en organisaties dat mandaten financiert via het FWO moet een stijgende tendens vertonen.
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK V
gedragen door de huidige werkingskosten november FWO 2010: 73% mannelijke leden, 27% vrouwelijke leden
3 ondernemingen
18 prijzen
95
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK V
Er wordt gestreefd naar extra leden en meer interactie op sociale netwerkpagina’s. Een jaarlijkse verhoging van het aantal leden met 10% wordt vooropgesteld.
94 De mogelijkheden i.v.m. het gebruik van de bench fee met het oog op het wegwerken van drempels zijn expliciet kenbaar gemaakt.
Maximaal 2/3 van de leden van de FWOExpertpanels behoren tot eenzelfde geslacht.
De reglementen zijn aangepast met het oog op het wegwerken van drempels.
Een diversiteitsbeleid maakt deel uit van het strategisch plan HR.
De vermelde streefcijfers zijn bereikt en over de evolutie ter zake is telkens in het jaarverslag gerapporteerd.
Aan het rapporteringsformulier is een rubriek ‘maatschappelijke uitstraling en wetenschapscommuni-catie’ toegevoegd.
Het aantal ondernemingen en/of andere organisaties die een mandaat financieren, bedraagt meer dan drie.
Het aantal bedrijven en/of andere organisaties die een wetenschappelijke prijs uitreiken, is gestegen, wat resulteert in meer dan 18 prijzen.
Jaarlijks 10% meer leden en meer interactie op sociale netwerkpagina’s.
SD 5
SD 4
SD 3
SD 2
Beantwoorden van maatschappelijke uitdagingen via ‘grote projecten’
OD 1 4.1.1
Versterking van het innovatiepotentieel door investering in menselijk kapitaal
OD 4
FWO en een doorgedreven gender- en diversiteitsbeleid
OD 5 4.5
Stroomlijning van Hoger Onderwijs en Wetenschap & Innovatie
Vereenvoudiging van de regelgeving en verfijnen van de complementariteit tussen BOF en FWO
Groeipad voor de overhead op uitgekeerde onderzoeksfinanciering Deugdelijk bestuur FWO en BOF zijn complementair
4.1.3 4.2.5
OD1 & OD2
Europese initiatieven
OD 3 4.3.3 OD 1 4.1.5
FWO als katalysator voor internationale mobiliteit
OD 3 4.3
OD 1& OD 3
FWO en BOF zijn complementair
Garanderen van een aanvaardbaar slaagpercentage
OD 2 4.2.2 4.2.5
Uitbouwen HR-Strategie
OD 1 4.1.1
Volharden in meer middelen voor onderzoek en innovatie 3% Barcelona-norm
OD 6 Werk maken van duidelijke en transparante procedures
OD 5 Werk maken van transparante en verantwoorde structuren
OD 3 FWO als katalysator voor internationale mobiliteit
OD 1
Het FWO en het Europese onderzoeksbeleid
OD3
Verdere uitbouw feedback en transparantie Een efficiënte organisatie: blijven streven naar minder administratieve last door digitalisering Consolidatie, regelmatige evaluatie en verfijning van het nieuwe systeem van internationale peer review
OD 1 4.1.2 OD 2 4.2.1
Deugdelijk bestuur
OD 1 4.1.3 OD 1 4.1.4
Verdere uitbouw feedback en transparantie
Consolideren en verder uitbouwen van ERA-NET en ESF
Vlaams Europa-Platform OD 1 4.1.4
OD 3 4.3.3.2
4.3.3.1.2
OD 3 4.3.3.1.1
Nationaal Contact Point Ideas and People, SSH en COST
Europese initiatieven
OD 3 4.3.3 4.3.3.1
FWO als katalysator voor internationale mobiliteit
Garanderen van een aanvaardbaar slaagpercentage OD 3 4.3
OD 3 4.2.2
Impact verhogen, volharden in meer middelen voor onderzoek en innovatie, en efficiëntie verbeteren
OD 4
OD 3 Optimalisatie en afstemming financieringsmiddelen
OD 2 Aantrekkelijke en mobiele loopbanen voor onderzoekers
OD 1
Wetenschapsbeleid: versterken van de fundamenten
Big Science (ESFRI)
Genderbeleid
Consolidatie, evaluatie en verfijning van de bestaande communicatie-instrumenten
OD 4 4.4.3
OD 5 4.5.3
Specifiek communicatiebeleid t.a.v. de bedrijfswereld en autonome social profitorganisaties
OD 4 4.4.2
Uitbouwen HR-Strategie
FWO als promotor van de maatschappelijke uitstraling van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek
OD 4 4.4
OD 1 4.1.1
Het FWO sluit aan bij het speerpuntbeleid van de Vlaamse regering
OD 2 4.2.3
Verdere evaluatie en uitbreiding van kredieten voor internationale samenwerking en mobiliteit
OD 3 4.3.4
OD 5 Een state-of-the-art onderzoeks- en innovatie-infrastructuur OD 2 4.3.2
Een sterker maatschappelijk draagvlak voor wetenschap en innovatie
Big Science (ESFRI)
OD 3 4.3.2
FWO als katalysator van internationale mobiliteit
Uitbouwen HR-Strategie (inter beleid)
Het FWO sluit aan bij het speerpuntbeleid van de Vlaamse regering
OD 2 4.2.3
Het FWO sluit aan bij het speerpuntbeleid van de Vlaamse regering Uitbreiding Fundamenteel Klinische Mandaten ter versterking van het translationeel onderzoek (Flanders Care)
4.2.3
OD 2 4.2.3
OD2
Innovatie als hefboom voor marktontwikkeling - Vlaanderen OD 3 4.3 als ‘lead market’
OD 3
OD 1
Vlaanderen als innovatie-ontvankelijke topregio
OD 3 Werk maken van innoverend ondernemerschap
Hogere innovatiekracht voor de Vlaamse economie
OD 3
OD 1 Versterken en vernieuwen van de speerpuntdomeinen
Gerichte Innovatiestrategieën
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK V
SD1
Overeenstemming met Beleidsbrief WTI 2010
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ HOOFDSTUK V 96 97
BIJLAGE I: Extern organogram van het FWO
BIJLAGE II Tabel 14: Simulatie overhead op 4 jaar
Bestand aan projecten en kredieten 2010
100.303.986
Personeelsaandeel
63.567.500
Aangroei Aantal Huidige Huidige 2% overhead % Bedrag Cumulatief Totaal Bereikt % jaren 6% overhead personeel 1 6.018.239 1.271.350 0 0 0 7.289.589 7,27 2 6.018.239 1.271.350 0,91 913.603 913.603 8.203.192 8,18 3 6.018.239 1.271.350 0,91 913.603 1.827.206 9.116.795 9,09 4 6.018.239 1.271.350 0,91 913.603 2.740.809 10.030.399 10 * Om tot 10% te komen, dient de aangroei 2,73% te bedragen of 0,91% per jaar
Overheden en Financiers Vlaamse overheid
Federale Staat
Mecenaat
Vlaamse regering Wetenschapsbeleid
Federale regering Wetenschapsbeleid Economische zaken Volksgezondheid
Nationale Loterij Levenslijnactie Kom op Tegen Kanker Allerlei
EWI
POD Wetenschapsbeleid
VRWI
FRWB Adviesorganen van de overheid FWO
Beleidsplan Begroting Jaarverslag Administratieve controle Auditcomité
Aanvragen
Raad van Bestuur Bureau
Verslagen Expertpanels
Voorzitter
Secretarisgeneraal en Administratie
Commissaris
Advies
Advies
99
Tabel 15: Simulatie overhead op 7 jaar
Samenwerkingsovereenkomst Toelagen
Bestand aan projecten en kredieten 2010
100.303.986
Personeelsaandeel Aangroei
63.567.500
Aantal Huidige Huidige 2% overhead % Bedrag Cumulatief Totaal Bereikt %* jaren 6% overhead personeel 1 6.018.239 1.271.350 0 0 0 7.289.589 7,27 2 6.018.239 1.271.350 0,46 456.802 456.802 7.746391 7,72 3 6.018.239 1.271.350 0,46 456.802 913.603 8.203.192 8,18 4 6.018.239 1.271.350 0,46 456.802 1.370.405 8.659.994 8,63 5 6.018.239 1.271.350 0,46 456.802 1.827.206 9.116.795 9,09 6 6.018.239 1.271.350 0,46 456.802 2.284.008 9.573.597 9,54 7 6.018.239 1.271.350 0,46 456.802 2.740.809 10.030.399 10 * Om tot 10% te komen, dient de aangroei 2,73% te bedragen of 0,46% per jaar Tabel 16: Simulatie overhead op 10 jaar
Bestand aan projecten en kredieten 2010
100.303.986
Personeelsaandeel
63.567.500
Aangroei Aantal Huidige Huidige 2% overhead % Bedrag Cumulatief Totaal Bereikt %* jaren 6% overhead personeel 1 6.018.239 1.271.350 0 0 0 7.289.589 7,27 2 6.018.239 1.271.350 0,30 304.534 304.534 7.594.124 7,57 3 6.018.239 1.271.350 0,30 304.534 609.069 7.898.658 7,87 4 6.018.239 1.271.350 0,30 304.534 913.603 8.203.192 8,18 5 6.018.239 1.271.350 0,30 304.534 1.218.138 8.507.727 8,48 6 6.018.239 1.271.350 0,30 304.534 1.522.672 8.812.261 8,79 7 6.018.239 1.271.350 0,30 304.534 1.827.206 9.116.975 9,09 8 6.018.239 1.271.350 0,30 304.534 2.131.741 9.421.330 9,39 9 6.018.239 1.271.350 0,30 304.534 2.436.275 9.725.864 9,70 10 6.018.239 1.271.350 0,30 304.534 2.740.809 10.030.399 10 * Om tot 10% te komen, dient de aangroei 2,73% te bedragen of 0,30% per jaar
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE II
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE I
98
BIJLAGE III: Internationale benchmarking Deutsche Forschungsgemeinschaft (DFG) Fast Facts About Germany Population: 82 772 000 GDP per capita ($): 35234 (2008) Expenditure on R&D (% GDP): 2,53 (2007)
DFG in short 1. History
2. Mission and place in the national system
DFG werd opgericht in 1920 als de “Notgemeinschaft der Deutschen Wissenschaft”. In 1951 werd de naam definitief veranderd naar Deutsche Forschungsgemeinschaft, en werden statuten aangenomen die vandaag nog van kracht zijn. DFG financiert fundamenteel onderzoek in een bottom-up filosofie. ◉ The DFG is the self-governing organisation for science and research in Germany. ◉ The DFG funds knowledge-oriented research without stipulation of topics and utilises competition to select the best projects in terms of scientific quality. ◉ The DFG funds the best scientists and academics and pays particular attention to the promotion of young researchers and equal opportunities in the German research system. ◉ The DFG promotes cooperation in science – especially interdisciplinary and international cooperation – as well as the interaction of science with industry and society. ◉ The DFG gives policy advice to parliaments, governments and public institutions as well as the general public on scientific issues.
100% basic research 100% bottom-up, all areas of science Individual grants programme Postdoctoral level ◉ Research grants (kredieten) ◉ Research fellowships (postdoctorale mandaten) ◉ Emmy Noether Programme (brain gain – cf. Odysseus type II) ◉ Heisenberg Programme (tenure track) Coordinated programmes (note: these funds may be partly used to fund individual researchers, at pre- or postdoc level.
◉ Collaborative Research Centres ◉ DFG Research Centres ◉ Research training groups ◉ Priority programmes ◉ (Clinical) Research Units ◉ Research Colleges (Social Sciences and Humanities)
Excellence Initiative
The Excellence Initiative aims to promote top-level research and to improve the quality of German universities and research institutions in general, thus making Germany a more attractive research location, making it more internationally competitive and focussing attention on the outstanding achievements of Germany universities and the German scientific community. The DFG awards prizes to scientists and academics in recognition of their outstanding research achievements.
Scientific Prizes
Note: most of them are NOT in collaboration with industry.
101 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
100
Scope 3. Distribution according to types of research 4. Bottom-up vs top-down 5. Funding Schemes
International Cooperation
11. Governing bodies, composition and role
6. Organisation of Workshop and Seminars Size 7. Total amount of funding 2.201,2 million euro in 2009 8. Number of applications and Individual grants programmes: 4671 granted, approx. 9000 grants applications (success rate 50%) Coordinated programmes: 969 granted Infrastructure: 569 granted, total budget 186,3 million euro Prizes: 36 awarded International cooperation:1568 granted 9. Sources of funding Federal level: 66% Länder: 33% Other sources: 1% 10. Total Staff 750
12. Internal auditing committee? 13. Stragetic unit?
◉ The General Assembly is responsible for decisions on basic principles; this is the only body that is entitled to amend the statutes and with that the responsibilities and mission of the DFG. The General Assembly sets the guidelines and policies for the work of the DFG, receives and examines the annual report and annual account, approbates the Executive Committee, elects the President and other members of the Executive Committee and Senate, and decides on the acceptance of new members into the DFG. Each member organisation is represented by one delegate at the General Assembly, which convenes once a year. ◉ The Executive Board is made up of the President and the Secretary General. The Executive Board represents the DFG in and out of court. The Directors of Departments serve as deputy board members. ◉ The Executive Committee consists of a full-time President and, currently, eight Vice Presidents, who serve in an honorary capacity. The President of the Donors’ Association for the Promotion of Sciences and Humanities in Germany (Stifterverband für die deutsche Wissenschaft) serves in an advisory capacity. ◉ The Senate is responsible for questions relating to science and research policy. It represents the interests and concerns of scientific and academic research, promotes cooperation and advises governments, parliaments and public authorities by issuing scientifically founded statements. The DFG sets priorities in research by establishing thematic Priority Programmes and Research Units. The senate is composed of heads of major research institutions and universities (rector’s conferences), but also of elected members from the research community who are not necessarily involved in the governance of their home institutions. ◉ The Joint Committee is the DFG’s main decision-making body. It bases its final research-policy decisions that relate to the DFG on resolutions passed by the DFG’s Senate. These especially pertain to decisions regarding the DFG’s budget and the general development of its funding policy. The Joint Committee decides on the implementation of new funding programmes and on modifications to existing funding instruments. Yes, depending from the Executive Board Yes, cf. above: senate (with direct input from the research community), and also policy officers in the head office
103 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
102
◉ Bi- and trilateral Cooperation ◉ Cooperation with developing countries ◉ Organization of international scientific events ◉ Mercator programme (visiting professors) ◉ Max Kade Foundation Fellowships (stay in US) Yes, e.g. career day with workshops per discipline to inform about DFG funding opportunities.
22. Communication channels 23. Communication instruments 24. Languages of website International Policy 25. Participation in EU initiatives
26. Partnerships with other countries Funding process 27. Language 28. Fixed Submission Date? 29. External Referee Process
29.1. How are referees selected? 29.2. How many referees?
55.4 million euros in 2009 (about 2.5 % of the total budget managed by DFG).
Yes, Press and P.R. Office, approximately10 FTE ◉ Society at large ◉ Policy makers ◉ Researchers/potential applicants (incl. students) ◉ Focus on multimedial channels (new website, science videos, videoportal for excellence initiative, etc.) ◉ Traditional media: newspapers, etc. ◉ Info Magazine “German Research” ◉ Newsletter ◉ RSS feeds from website German and English, some documents only available in German ◉ Direct (funding) participation in the following programmes: ERA-net, EUROCORES ◉ Policy making, exchange of best practices: EUROHoRCs, ESF ◉ National Contact Point for ERC ◉ Collaborations across Europe (e.g. D-A-CH) ◉ Worldwide collaborations across continents(cf. programme bilateral cooperation) German is the basic option, but proposals can be submitted in English In some programmes, English is compulsory Yes, for some programmes – for many programmes: continuous submission Yes
29.3. % of foreign reviewers 29.4. Restrictions on contact between applicant and reviewer 29.5. Template for referees?
By the Organisation, with control by the Review Boards. Each year over 10 000 referees from Germany and abroad. 2 referees per application in principle. 22% in 2007 No contact allowed, DFG Head Office takes care to avoid any conflict of interest.
No, but there is an extensive document with guidelines for reviewers (criteria to be used, etc.). 29.6. Payment? No, referees work in an honorary capacity. 30. Internal Referee Process? Yes 30.1. Number of Committees? 48 “Fachkollegien” = “review boards” 30.2. Number of participants? Ranging from 6 (Philosophy) to over 40 (Biomedicine) according to the domain/discipline. 30.3. Participation of foreign No, nominations by German universities and research instimembers? tutions 30.4. Names of members No publicly available? 30.5. Criteria for scientific Criteria are 100% science-driven (innovativity, focus, quality? methodology, etc.). 30.6. How members are seNominations are solicited from DFG member organisatilected (open or closed proce- ons, recipients of the Leibniz Prize, the Donors’ Association dure) for the Promotion of Science and Humanities in Germany, and selected specialist scientific and academic societies and faculty conferences. The Senate then draws up a list of candidates based on these recommendations. The following criteria are used as the basis for selection: scientific, academic, and personal qualifications of the candidates, required number of candidates per subject area, subject balance within the list of candidates, number of times a person was nominated by those eligible to make a recommendation, appropriate consideration of female researchers, balanced age mix, and appropriate consideration of non-university research. 30.7. Term of office 31. Involvement of host institutions, rules for distribution among host institutions 32. Succes rates
= closed procedure 50% on average No predefined distribution rules over institutions Institutions are directly involved for larger programmes such as Excellence Initiative, Research Training Programmes, etc. (less so for individual fellowships). 50% on average
105 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
104
Financial Policy 14. Process by which universities are funded HRM Policy 15. Average turnover of staff 16. Internal operational costs (overhead) ICT Policy, e-government 17. Parts of ICT outsorced? 18. Online application tools 19. How is dealt with peaks in application Communication policy 20. Communication department or officer? 21. Target groups for communication plan?
33. Motivation of funding decision: pro-active or reactive; availability of referee reports? 34. Appeal or redress procedure? 35. Throughput time from application to decision? 36. Duration and renewal of fellowships
37. Reporting obligations (frequency, evaluation and feedback) 38. Stimuli for interdisciplinary and interuniversity research
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)
For the most prestigious programmes (e.g. Excellence Initiative), over 1 year, other programmes more limited (3-4 months). Approximately 5 years, depending on the programme; Emmy Noether Programme: 3+2, with exceptionally a 6th year. International Research Training Groups (= doctoral schools): 4.5 years, researchers are supposed to have their PhD ready in a period of approx. 3 years. Interim, progress and final reports are expected from the candidates.
Fast Facts About The Netherlands
The DFG supports projects from all scientific subject areas and especially promotes interdisciplinary cooperation between researchers. DFG funding enables cooperation between researchers from all branches of the science system as well as the formation of internationally conspicuous priorities at universities and non-university research institutions. Interuniversity Cooperation: yes, cf. excellence initiative and other coordinated programmes such as the priority programmes (“Schwerpunktinitiative”) , involving multiple institutions nationwide. 39. Stimuli for new directions Yes, Priority programmes were designed explicitly with this in research? goal in mind: ◉ the Priority Programme encompasses subjects which would have been inconceivable a few years ago, and/or ◉ the Priority Programme explores bold, new methods and approaches, and/or ◉ it establishes new avenues of research which may influence other research areas, and/or ◉ the Priority Programme has the potential for increasing international importance, or is likely to have a lasting impact on the scientific landscape. 40. Stimuli for international Yes, whole range of international instruments (see above) mobility of researchers?
Population: 16 390 000 (2008) GDP per capita ($): 41 063 (2008) Expenditure on R&D (% GDP): 1,71 (2007)
107
NWO in short 1. History
2. Mission and place in the national system
Scope 3. Distribution according to types of research
NWO was established in 1947 as the Netherlands Organisation for Fundamental Research. In 1988 the organisation was renamed in Netherlands Organisation for Scientific Research. NWO is an independent research organisation in the field of fundamental and strategic research. The tasks of the organisation are described in the Law on the Netherlands Organisation for Scientific Research. NWO ◉ enhances the quality and innovation of scientific research, ◉ initiates and stimulate new developments in scientific research, ◉ performs this task by allocating resources, ◉ stimulates the pass-through of knowledge, ◉ focuses mainly on university research.
Around 60-70 % of funding is allocated to basic research & international research collaboration Collaborative research with industry and other applicants of research is also funded OTP (Open Technology Programmes), cooperation with Euratom and EU about M€ 85 is budget from third parties which means between 15 and 20% of the budget Furthermore within NWO’s programmes research is executed in close cooperation with potential users. In these programmes NWO invests also about M€ 85.
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
106
Yes, thoroughly prepared by Fachkolegien Remarks made by reviewers are sent to the candidates (anonymized). No appeal possible
4. Bottom-up vs top-down
5. Funding Schemes
Both approaches: in general researchers invite NWO to start a programme in a certain field; this is considered as bottomup approach. In other cases, outside parties’ developments or requests from the government define the research topic which then is further defined in close cooperation between the involved partners and the research community. Programmes proposed in a ‘top-down’ mode often respond to the demands in the research community. PhD grants PhD fellowships
Postdoctoral fellowships
Specific groups like women in science, students with non-Dutch origin
Research Projects
Personal grants (Vernieuwingsimpuls) applied by experienced researchers and/ or teams of researchers; these grants can also partially fund PhD research. The Personal grants mainly refer to the Vini, Vidi and Vici grants which are offered to young PhD researchers, to researchers in a more advanced stage of their career and to researchers close to professorship, respectively. Travel grants for visitors Fellowships for research experience abroad Also: the Free Competition Programmes: topics are not pre-defined
Y, at various occasions, employees give presentations to researchers about the range of subsidies of NWO or other specific subsidies. NWO also gives workshops on the NWO Talent Days varying from creative thinking and media training to negotiating and career development. Furthermore NWO organises scientific conventions.
Size 7. Total amount of funding 528 million euro in 2007 8. Number of applications and NWO grants cover on average about 1200 scientific positions grants a year It is not possible to distinguish between PhD and postdoc schemes For the Veni-Vidi-Vici programmes: 907 applications (and 155 preapplications) For TopTalent: 1427 applications (294 preliminary applications) For Free Competition: 991 TopTalent: M€ 75; 14% of total budget Free competition: M€ 100; 19% of total budget For Mosaic: 43 applications (120 preliminary applications) 9. Sources of funding National government: ◉ Ministry of Education, Culture and Science: 83% (62% of which is regular funding) ◉ Ministry of Economic Affairs: 7% ◉ Third-party contributions and other revenues: 31% 10. Total Staff
356 (administrative staff) 1,352 (research staff) this the institute staff consisting of 657 FTE scientific staff and 696 support staff (institute administration and technicians)
109 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
108
Infrastructure schemes 2 schemes particularly for PhD students: ◉ Mosaic (M€ 4 per year) mainly for foreign applicants, ◉ TopTalent supporting young scientists (M€ 2-4 per year)
6. Organisation of Workshop and Seminars
11. Governing bodies, composition and role
12. Internal auditing committee?
Yes, mainly in the form of sample inspection. When a project is finalised, NWO asks for a financial overview; often site-visits form the members of the financial department of NWO.
13. Stragetic unit?
Financial Policy 14. Process by which universities are funded HRM Policy 15. Average turnover of staff 16. Internal operational costs (overhead)
ICT Policy, e-government 17. Parts of ICT outsorced?
Y, this task is part of the department of policy development and support on the level of the general board. Within the councils also staff members are involved with the policy preparation of their council The Ministry of Education, Culture and Science has an accounting agreement with the universities. This agreement is followed also with regard to NWO funding.
Operating/administrative costs (€34,833) are +/- 6,9% of the budget managed by the agency. ◉ Equipment costs: €69,506 ◉ Expenditures of NOW in 2006: ◉ Subsidies: +/- 75% ◉ Institutes: +/- 15% lump sum ◉ Administration costs (overhead): +/- 7% ◉ Other liabilities: +/- 3%
The building of applications like project administration, electronic applications and progress system, data warehouse. 18. Online application tools Using the Iris system (every applicant has to use it) the application is submitted. This electronic system can also be used from the applicant to send the progress report and form the referee to send their comments. Also online tools for ERA-net and for participation in conferences. 19. How is dealt with peaks in The schemes have different deadlines, so there is little possiapplication bility for the system to be overloaded. The electronic application tool is linked to the project dbase. Communication policy 20. Communication There is a separate department on communication. There is department or officer? no general communication plan/ strategy. 21. Target groups for commu- The same target groups for every council: scientists, policy nication plan? makers, students, broad public. 22. Communication channels Activities to communicate the research of NWO to the target groups; also lectures for politicians and policy-makers: overview of certain developments in research. Communication also relates in convincing politicians about the importance of NOW and of the allocation of funding to science or specific research areas. Newspapers, TV, radio, lectures, conferences depending on the activity.
111 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
110
NWO is administered by ◉ a Governing Board ◉ the executive committee is in fact the general management NWO has 8 separate councils for specific scientific disciplines. Each of them has a separate area council which has a high level of independence but is responsible to the Governing Board of NWO. Next to these councils NWO has several other bodies with a specific task and a separate board. ◉ The Governing board is responsible for NWO and the implementation of its strategy and policy. It consists of members from Academia who are not representing their home institutions but act as independent board members. ◉ The boards of the council consist of scientists and representatives from industry in the field of research of the council. These boards are responsible for the research policy within their respective fields of science. ◉ The general management executes the decisions of the Governing Board. ◉ The Policy Development and Support department supports the Governing Board. ◉ The Information and Communication department leads communication projects, is responsible for PR and corporate communication. ◉ The Personnel and Organisation department is responsible for personnel matters. ◉ The Finance and Control department is the central payment office (rendering account of income, drawing up the budget and annual accounts). ◉The IT department is in charge of the formulation of the IT policy for the NWO offices. ◉ The Facilities Management department is responsible for internal services. ◉ There are also 8 divisions (earth and life sciences, chemical sciences, physical sciences, humanities, social sciences, medical sciences, physics and technical sciences, executed by the Technology Foundation STW) which develop research programmes and organise granting procedures. ◉ Furthermore there are 2 foundations, temporary task forces, research institutes and a secretariat. ◉ Stakeholders from the Industry are often asked to take part in the design of programmes.
23. Communication instruments 24. Languages of website International Policy 25. Participation in EU initiatives
26. Partnerships with other countries Funding process 27. Language 28. Fixed Submission Date? 29. External Referee Process 29.1. How are referees selected? 29.2. How many referees?
29.3. % of foreign reviewers 29.4. Restrictions on contact between applicant and reviewer 29.5. Template for referees? 29.6. Payment?
NWO’s internationalisation policy is mainly aimed at increased cooperation within Europe. ◉ One of the initiatives (e.g. ERA) spearheads is the development of the European Research Area (ERA). NWO participates in ERA-net (a policy instrument of the European Commission intended for the coordination of national research programmes in Europe). ◉ Participation in the Technology Platforms Sustainable Chemistry and Innovative Medicine. ◉ Participation in ESF-EUROCORES ◉ Participation in EURYI Cooperation is worldwide; in 2006 NWO cooperated with partners in Russia, Asia, Africa and America; but the greater part of cooperation takes place in Europe. English, because this is the most commonly used scientific language; it broadens the scope of communication of the results of the research. In most case NWO has a fixed submission date. Some schemes use continuous application procedures. Yes, in general. In general referees are selected by the NWO office in some cases supported by programme committees For a standard application, NWO requires a minimum of 2 referee reports. For larger applications like investments of several million euros a minimum of 5 referee reports is required. Considering the fact that the response rate (of experts invited to review) is close to 60%, more referees are asked than strictly needed. About 2/3 of the referees comes from abroad (the community is sometimes too small to have an objective assessment when looking only within the country for referees). According to the NWO procedures, the referee reports are anonymously forwarded to the applicant and the applicant is asked to comment on the remarks of the referees. Not always No, referees work in an honorary capacity.
30. Internal Referee Process?
The councils of the division have to decide about the funding. To take this decision they let external advisors judge the applications and they can invite the applicant for an interview. If there are too many applications, a judging committee decides which applications go through to the external advisors. Eventually the council of the division presents a list of the applicants to accept to the Board. The members of the council of the divisions, who decide about the funding, are engaged for 3 years with a possible extension of another 3 years. In one case, the selection committee does not meet. In this case a minimum of 10 members is required. 30.1. Number of Committees? About 120: every funding scheme has its own selection committee. These committees advise the Boards of NWO; the Boards decide on the grants. 30.2. Number of participants? Varies between 4 – 15 members 30.3. Participation of foreign Yes, but not in all committees. However NWO strives for inmembers? dependence in the committees. Therefore there is a growing number of foreign committee members; 30.4. Names of members In general yes publicly available? 30.5. Criteria for scientific quality? 30.6. How members are seClosed procedure. Selected based on information from NWO lected (open or closed proce- staff and the Board members after an interview. They repredure) sent themselves and not the Universities where they belong. 30.7. Term of office 31. Involvement of host insti- Universities do not play a role in the selection process (the tutions, rules for distribution assessment is not based on institutional criteria). among host institutions However, for the TopTalent scheme (receiving a large number of applications) Universities can make a preselection of the applications. 32. Succes rates ◉ TopTalent: 399 out of 1427 (30 %) ◉ Free Competition: 289 out of 991 (30 %) ◉ Veni-Vidi-Vici: 208 of 907 (23 %) ◉ Mosaic: 23 of 43 (53 %) 33. Motivation of funding de- The applicants receive the referee reports. cision: pro-active or reactive; In several schemes the interview gives a ‘feeling’ to the appliavailability of referee reports? cant on whether or not she/he really has a good chance. NWO also visits research teams in order to get an idea of the atmosphere, infrastructure in the group. 34. Appeal or redress An appeal procedure is foreseen and it concerns procedural procedure? matters. The number of appeals is low.
113 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
112
There are newsletters under the different research programmes. Two languages, Dutch and English. Original language: Dutch; most of the information is also available in English.
35. Throughput time from application to decision? 36. Duration and renewal of fellowships 37. Reporting obligations (frequency, evaluation and feedback) 38. Stimuli for interdisciplinary and interuniversity research
39. Stimuli for new directions in research? 40. Stimuli for international mobility of researchers?
Mid-term and final report. NWO asks for the publications of the applicants on yearly basis. No particular programmes; some programmes could have multidisciplinary nature. Interuniversity research is stimulated but this is not a general issue in the funding schemes of NWO. SmartMix programme: large consortia with partners from industry, universities: a project that was stopped after one year that it was offered.
Swiss National Science Foundation (SNCF) Fast Facts About Switzerland Population: 7 585 000 (2008) GDP per capita ($): 42 783 (2008) Expenditure on R&D (% GDP): 2,90 (2007)
115
SNSF in short 1. History
2. Mission and place in the national system
Scope 3. Distribution according to types of research
The Swiss National Science Foundation (SNSF) was founded on 1 August 1952 by a group of Swiss scientific umbrella organisations. Its key tasks then, as now, were to provide financial support for clearly defined research projects in all scientific disciplines and to provide funding for young scientific talent. Over the years, the remit of the SNSF has extended to include additional tasks and the range of funding programmes and measures has become wider and more varied. The SNSF ◉ provides a wide range of funding programmes most of which are clearly for research projects; ◉ supports innovative ideas in new areas through funding for “free” or open-ended research; ◉ supports junior researchers through bursaries and fellowships (individual fellowships and grants); ◉ supports applied research through the national research programme which aims to solve current problems facing Switzerland; ◉ focuses on areas underpinning existing research structures and that reinforce the position of the country in strategically important areas such as nanosciences or climate research. 80% investigator-driven research (the topic is defined by the researcher/ research team). 20% targeted research: in the form of two large research programmes, the National Research Programmes (NRP) and the National Centres of Competence in Research (NCCR).
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
114
Average time span between application deadline and start of project: 6 months
The investigator-driven research can be considered as following a ‘bottom-up’ approach, while the targeted research can be considered as following a ‘top-down’ approach.
5. Funding Schemes
PhD grants PhD fellowships
Fellowships are provided for researchers that intend to work outside Switzerland.
Postdoctoral fellowships
PhD and postdoctoral researchers working in Switzerland are supported indirectly through the funding of research projects.
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
116
Research Projects
Funding for individuals: young researchers intending to go back to Switzerland; they are mainly postdoctoral researchers, recently affiliated to a Swiss University; they are offered budget that covers their salary and the funding for a team of researchers. Most of the funding goes to research projects applied for by experienced researchers or Professors and providing funding for a research team (also PhD and postdoctoral researchers indirectly and for infrastructure if needed).
6. Organisation of Workshop and Seminars
The SNSF offers support for the realisation of ◉ Scientific meetings in Switzerland ◉ International scientific seminars ◉ Meetings within the framework of DORE (DO Research – SNSF funding instrument)
Size 7. Total amount of funding +/- 560 M euro in 2009 (6% more than in 2008) 8. Number of applications and Funding for Individual Scientists: 560 grants ~ 20% of total funding Research projects 1945 (approved: 1224) ~ 60-80% of total funding International Cooperation: 5% Conference and Publication Grants: 1% 9. Sources of funding
The NCCRs (the National Centres of Competence in Research is one of the two large research programmes of the SNSF; the other one is the National Research Programmes which are mainly financed through Federal funds budgeted by parliament.
10. Total Staff
Ca. 180 staff members
117 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
4. Bottom-up vs top-down
11. Governing bodies, composition and role
12. Internal auditing committee? 13. Stragetic unit? Financial Policy 14. Process by which universities are funded HRM Policy 15. Average turnover of staff
Yes, this task is assigned to a private organisation.
Yes, the Universities have to ‘prove’ their expenses.
Operating/administrative costs are ~ 4,5% of the budget managed by the Agency
16. Internal operational costs (overhead) ICT Policy, e-government 17. Parts of ICT outsorced?
Yes, activities for the launching of new ICT procedures are outsourced 18. Online application tools There is an on-line application procedure: mySFN. After making an account, the applicants receive a username and password by post and then tey can ‘enter’ the system. 19. How is dealt with peaks in No particular technical problems encountered. application Communication policy 20. Communication There is a Unit of 6-7 persons dealing with communication department or officer? (the journal of SNSF; newsletters, printed publications, …) 21. Target groups for commu- Researchers, experts and specialists in a science domain (e.g. nication plan? doctors), and the general public. 22. Communication channels Newspapers, TV, radio, lectures, conferences depending on the activity. 23. Communication E-newsletters, publications, Horizons-magazine. instruments 24. Languages of website German, French, English International Policy 25. Participation in EU The SNSF is determined to reinforce bilateral co-operation initiatives with selected countries as well as its own international cooperation programmes. The SNSF is a member of EUROHORCs and also participates in the EU Framework research programmes (FRP). The initiative European Cooperation in the Field of Scientific and Technical Research (COST) is aimed at the improved coordination of research. Switzerland is one of the members. 26. Partnerships with other The SNSF supports several joint programmes designed to countries reinforce international collaboration with key partner countries. The International Foundation for Science (IFS) is an international organisation. The SNSF is one of its members. Funding process 27. Language Nationals, EU and non-EU people can access the application. Languages: German, French and English (in two divisions) Basically any scientist (male and female) working in Switzerland regardless of their nationality can apply for funding from the SNF. The requirements as regards to scientific qualifications, age limits, individual research experience, etc. vary depending on the type of funding selected. 28. Fixed Submission Date? There are fixed submission dates for research projects twice a year.
119 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
118
◉ The supreme body of the SNSF is the Foundation Council which includes representatives from the scientific community, confederation, cantons and economic and cultural sectors. As the highest decision-making body of the Swiss National Science Foundation (SNSF), the Foundation Council is responsible for making decisions on a strategic level. It ensures that the Foundation stays on mission, defines the position of the SNF on research policy issues and produces planning documents. The members of the Foundation Council are drawn from the most important organisations in the Swiss research community (universities, technical universities, conference of university Vice Chancellors, academies etc.) as well as representatives from politics and industry nominated by the Federal Council. It meets at least once a year and its membership is limited to 50 individuals. ◉ The Executive Committee is made up of 15 members of the Foundation Council. Its responsibilities include the election of members of the Research Council as well as the approval of the financial budget, the central regulations and the scope of service agreements with the Federal Government. The Executive Committee of the Foundation Council is convened at least four times a year. ◉ The National Research Council is at the core of the scientific decision- making, and is divided into four thematic divisions (Humanities & Social Sciences; Mathematics, Natural & Engineering Sciences; Biology & Medicine; Applied Research). ◉ The SNSF Research Commissions are based at Swiss universities. They act as intermediaries between the Swiss National Science Foundation (SNSF) and their home institutions. The Research Commissions provides input for the evaluation of applications from their home institution. The input may include the infrastructure of the university, academic priorities and personnel policy. The Research Commissions autonomously evaluate and decide on applications for awards submitted by career-entry researchers from their home institutions. ◉ The administrative offices are located in Bern.
29. External Referee Process 29.1. How are referees selected? 29.2. How many referees? 29.3. % of foreign reviewers 29.4. Restrictions on contact between applicant and reviewer 29.5. Template for referees? 29.6. Payment?
Not always Referees: unclear Panel members: 10.000 Swiss francs per year + travel expenses 30. Internal Referee Process? Yes, members of Research Councils 30.1. Number of Committees? 100 in total 30.2. Number of participants? 30.3. Participation of foreign Yes members? 30.4. Names of members Yes, a list of the Members of the Research Councils of the last publicly available? 4 years is publicly available 30.5. Criteria for scientific Track record, publications, experience with project managequality? ment 30.6. How members are seProactively look for people: bolometric of web-based lected (open or closed proce- screening, depending on the field of expertise. dure) The positions are also advertised on the net. A proposition of 2-5 persons is made to a special Committee that selects one expert. 30.7. Term of office 4 years, with possibility for renewal 31. Involvement of host insti- The research committees autonomously evaluate and decide tutions, rules for distribution on applications for awards submitted by career-entry researamong host institutions chers from their home institutions. 32. Succes rates Average of over 50%, lowest rate for targeted programmes (23%), highest for scientific conferences (95%). Fellowships: 60% 33. Motivation of funding de- Letter of non-approval is sent (a 10-lines document explaicision: pro-active or reactive; ning the major reasons for rejection). availability of referee reports? If the applicant requires further explanation, then the reports of the external experts can be sent without mentioning names of experts. 34. Appeal or redress Yes, only for procedural matters and not for decision related procedure? ones. 35. Throughput time from Average time span between application deadline and start of application to decision? project: 6 months.
36. Duration and renewal of fellowships 37. Reporting obligations (frequency, evaluation and feedback) 38. Stimuli for interdisciplinary and interuniversity research
Projects are max. for 3 years; on average: 2,6-year duration. Each year a financial and a scientific report on the progress of the project is required. Yes, there are projects between two divisions; there is a special interdisciplinary committee dealing with such projects. The main criteria for approval is the value-added of the projects and the prospects on collaboration (around 50 applications per year).
39. Stimuli for new directions in research? Fellowships are provided to recent PhD researchers who want 40. Stimuli for international to do research for 1-2 years abroad. mobility of researchers? Also to more advanced researcher who come back to Switzerland to work in a Swiss university and are close to professorship.
121 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
120
Yes, in general. Depending on publications, CV, expertise in their field of science. At least two per application 66% foreign
Swedisch Research Council (SRC) Fast Facts About Sweden Population: 9 159 000 (2008)
Size 7. Total amount of funding 2009: ca. 460 million euro 8. Number of applications and grants 9. Sources of funding Government: ca. 95% - other sources ca. 5% 10. Total Staff 11. Governing bodies, composition and role
GDP per capita ($): 36 790 (2008) Expenditure on R&D (% GDP): 3,75 (2007)
SRC in short 1. History
2. Mission and place in the national system
Scope 3. Distribution according to types of research 4. Bottom-up vs top-down 5. Funding Schemes
The establishment of the Swedish Research Council has been a part of a comprehensive reorganization of the Swedish system. In 2001, five research councils amalgamated to form the Swedish Research Council. The SRC operates under the Ministry of Education and Research. The SRC is the largest provider of public funds for Swedish basic research at Swedish higher education institutions and research institutes. Its main task is to direct resources to the highest-quality research grant applications.
100% basic research Bottom-up through internal processes and top-down through research bills from the government. PhD grants Not directly offered, only PhD fellowships indirectly by assigning a PhD student for a research project. Is differs between the different fields. Postdoctoral fellowships
6. Organisation of Workshop and Seminars
Research Projects yes
Two types: 1. for researchers going abroad and 2. for researchers employed at the Swedish universities yes
12. Internal auditing committee? 13. Stragetic unit? Financial Policy 14. Process by which universities are funded HRM Policy 15. Average turnover of staff 16. Internal operational costs (overhead) ICT Policy, e-government 17. Parts of ICT outsorced? 18. Online application tools
The Board and the scientific councils have a majority of researchers that are elected by the research community and a minority, including the chair person, appointed by the government. The researchers are mainly academics who are not part of the governing structures of their institutions (no rectors or vicerectors). There are few people from outside academia The committees are appointed by the Board. Every scientific council and committee decide on financing applications within their specific fields. The Council is managed by a Director General The Deputy Director General heads the Research Policy department Scientific responsibility under the Scientific Councils and the Committees are assigned to five Secretary-Generals Yes, through the Swedish National Audit Office
Yes, research policy department Grants are paid in advance, no refunding
4,8% incl all costs for peer review
All ICT activities are outsourced since 2007 Yes
123 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
122
Ca. 160 FTE The SRC exists of ◉ a SRC’s Board ◉ three Scientific Councils ✴ Humanities and Social Sciences ✴ Medicine ✴ Natural and Engineering Sciences ◉ two Committees ✴ for Educational Science ✴ for Research Infrastructure
29.3. % of foreign reviewers 29.4. Restrictions on contact between applicant and reviewer 29.5. Template for referees? 29.6. Payment?
Yes, depending often on the field. In human and social sciences for example a lot of Nordic referees are used. In engineering often referees from US and Europe are used. No
Yes Yes, the referees are paid a small amount of money (a fixed fee) of about 2000 Swedish crownes. 30. Internal Referee Process? Yes 30.1. Number of Committees? Ca. 60 30.2. Number of participants? On average 7-8 members 30.3. Participation of foreign Yes, foreign researchers are sometimes appointed as prepamembers? ration group members when a conflict of interest arises or when there are no Swedish experts in a particular field. 30.4. Names of members This information is only made available when asked for publicly available? 30.5. Criteria for scientific quality? 30.6. How members are seclosed lected (open or closed procedure) 30.7. Term of office A large number of prominent Swedish and foreign researchers, all specialists within their areas, are engaged annually in a comprehensive preparation procedure in order to carry out an impartial assessment. The mandate period of a member of the preparation group is one year but can be extended to a maximum of 6 years. The chairperson is appointed for 4 years. 31. Involvement of host insti- No involvement whatsoever tutions, rules for distribution among host institutions 32. Succes rates Roughly 20% overall 33. Motivation of funding de- A summary of the referee reports with motivation of seleccision: pro-active or reactive; tion is available. availability of referee reports? 34. Appeal or redress No appeal procedure procedure? 35. Throughput time from Average time span between application deadline and start of application to decision? project: 8 months 36. Duration and renewal of Project funding 3 years - renewal treated as new application fellowships
125 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
124
19. How is dealt with peaks in Technical solutions are used like software controlled loadapplication balancing between servers and increasing the numbers of servers. Soft solutions like trying to spread the calls to get more closing dates with fewer apps per call. There are 3 or 4 days a year available for the big calls. The smaller calls are spread during the year. Communication policy 20. Communication The Information department is in charge of the communidepartment or officer? cation. The communication about the results of the research funded is mostly carried out by the universities. 21. Target groups for commu- SRC is responsible for national research communication. nication plan? There is for example a national website for research information. The purpose of the website is to make it easy to find and understand information on research increase the interest in research and its role in society. The website www.forskning.se is addressing the general public. 22. Communication channels The Swedish Research Council, in collaboration with other actors, makes it possible for researchers to reach out with research results and create a dialogue via websites, via films/ TV, events such as festivals, conferences and competitions, and via various projects. 23. Communication Festivals ( The international science festival), TV and films, instruments the internet 24. Languages of website Swedish-English, most content fully available in English International Policy 25. Participation in EU The SRC collaborates in several ERA-NETs and is also a initiatives partner in some EU-projects. It is a member of ESF and the EUROHORCs, an informal association of the heads of national public organisations in Europe that fund and perform research. 26. Partnerships with other The main objective of the Swedish Research Links Programcountries me is to encourage research cooperation between researchers in Sweden, on the one hand, and in Asia, the Middle East and North Africa region (MENA) and South Africa on the other. Funding process 27. Language Mainly English (eg. for natural sciences and engineering only in English) and for some fields inSwedish. 28. Fixed Submission Date? Yes, there are fixed submission dates 29. External Referee Process Yes 29.1. How are referees By SRC selected? 29.2. How many referees? Up to 3 referees per application
COLOFON 37. Reporting obligations (frequency, evaluation and feedback) 38. Stimuli for interdisciplinary and interuniversity research 39. Stimuli for new directions in research? 40. Stimuli for international mobility of researchers?
Some programs from the government like climate change (open for all fields). To some degree through calls for research positions within new fields (very few) International advertisements for some calls – mostly postdocs and assistant professors.
Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen Egmontstraat 5 1000 Brussel Tel.: 02/512 91 10 Fax: 02/512 58 90 e-mail:
[email protected] website: http://www.fwo.be Verantwoordelijke uitgever: dr.ir. Elisabeth Monard secretaris-generaal FWO Uitgegeven in mei 2011
127 BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ COLOFON
BELEIDSPLAN 2012 - 2016 ◉ BIJLAGE III
126
After end of project or at the occasion of a new application