November 2012
1
Beleidsinhoud Inhoudsopgave
Beleidsinhoud ..................................................................................................................................... 2 1.
Algemeen ............................................................................................................................. 3
2.
Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid ........................................................... 3
3.
Rechten en plichten ........................................................................................................ 4
4.
Wettelijk kader .................................................................................................................. 6
5.
Een fysiek veilige school = veilige omgeving ....................................................... 8
6.
Een sociaal veilige school = veilig gedrag.............................................................. 8
7.
Beleid m.b.t. agressie, geweld en seksuele intimidatie (AG&SI) .................. 9
8.
Registreren en melden................................................................................................. 10
9.
Uitvoeringsstructuur ..................................................................................................... 11
10.
Medezeggenschap .......................................................................................................... 14
Bijlagen .........................................................................................Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
2
1. Algemeen Kinderen horen zich op school veilig te kunnen ontwikkelen. Daarom zorgen scholen voor een veilige omgeving. Een omgeving zonder geweld, pesten en intimidatie, waarin de fysieke veiligheid van kinderen gewaarborgd is en de kans op brand en ongelukken zo klein mogelijk. Zorgen voor een veilige school is vaak een kwestie van organiseren. Door structureel en systematisch aandacht te besteden aan een veilige omgeving én veilig gedrag kan beleid voor veiligheid vrij eenvoudig worden ingebed in het totale kwaliteitsbeleid van de school. Veiligheid is een zaak van iedereen die bij de school betrokken is en namens de school optreedt: het College van Bestuur, de schoolleiding, leerkrachten en andere werknemers, leerlingen, ouders en vrijwilligers. De feitelijke uitvoering van het veiligheidsbeleid ligt meestal bij de schoolleiding, gemandateerd door het bestuur. Daarnaast is er binnen scholen aandacht voor samenwerking met andere instellingen op lokaal niveau, bijvoorbeeld met politie, justitie en jeugdzorg. Vanaf 01-08-2006 dienen scholen zich te verantwoorden in de schoolgids over hun veiligheidsbeleid. Overigens moeten scholen net als andere bedrijven veiligheidsbeleid hebben op grond van de Arbowet. Dat beleid gaat niet alleen over fysieke, maar ook over sociale veiligheid. De verantwoordelijkheid voor een veilig schoolklimaat ligt primair bij de school zelf. Zij moet zorgen voor een veilige (leer)omgeving voor personeel en leerlingen. Belangrijk is dat veiligheid een vaste plek krijgt in het schoolbeleid. Wettelijke maatregelen zijn een sluitstuk op het veiligheidsbeleid dat de school voert. De onderwijsinspectie en arbeidsinspectie zien toe op de naleving van de wettelijke regels.
2. Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid Verantwoordelijkheid o Het College van Bestuur is eindverantwoordelijk voor het veiligheidsbeleid op school. o Het College van Bestuur creëert de randvoorwaarden voor uitvoering van het veiligheidsbeleid (mankracht, budget, deskundigheidsbevordering). o Het College van Bestuur stelt prioriteiten op het gebied van veiligheid(sbeleid). o Het College van Bestuur is bij “verwijtbare” ongelukken op school juridisch aansprakelijk. Aansprakelijkheid De school / College van Bestuur is alleen aansprakelijk als een ongeval het gevolg is van onrechtmatig handelen (of nalatigheid) van de school of van iemand, die namens de school optreedt. Hieronder worden verstaan stagiaires, vrijwilligers, inleenkrachten en al degenen die aan schoolse dan wel buitenschoolse activiteiten deelnemen. Leeftijd en aansprakelijkheid Hoe jonger een leerling, hoe kleiner de kans dat de rechter het kind zelf aansprakelijk zal stellen voor onrechtmatig handelen: o Kinderen tot 14 jaar: de ouder of voogd is automatisch aansprakelijk, nooit het kind zelf; o Kinderen van 14 en 15 jaar: naast de minderjarige zelf is ook de ouder of voogd aansprakelijk (tenzij die ouder of voogd niet kan worden verweten dat hij de gedragingen van het kind had moeten voorkomen); o Kinderen vanaf 16 jaar: in beginsel zelf aansprakelijk bij onrechtmatig handelen. Verzekering Hoewel elk College van Bestuur zo veel mogelijk zal voorkomen dat er een ongeluk gebeurt tijdens schooltijd, zijn ongelukken nooit helemaal uit te sluiten. Besluit de rechter dat er sprake is van onrechtmatig handelen, nalatigheid of verwijtbare fouten van de school, dan kan het College van Bestuur aansprakelijk worden gesteld voor letselschade en schade aan eigendommen.
3
Aansprakelijkheidsverzekering Een aansprakelijkheidsverzekering biedt de school en iedereen die erbij betrokken is (personeel, vrijwilligers, leerlingen, bestuursleden, enzovoort) dekking tegen schadeclaims bij onrechtmatig handelen. De verzekering dekt zowel personenschade (letsel en daaruit voortvloeiende schade) als zaakschade (beschadiging van eigendommen). Basisscholen die zelf tussenschoolse opvang organiseren, zijn wettelijk verplicht om een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten. Ouder(s) / verzorger(s) kunnen beter ook zelf een WA-verzekering voor hun kind(eren) afsluiten, voor schade tijdens schooltijd waarvoor de school niet aansprakelijk blijkt. Bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering Deze verzekering heeft tot doel de individuele aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad en wanprestatie van de bestuurders van verenigingen of stichtingen te verzekeren voor schade aan derden, toegebracht als gevolg van fouten van zichzelf maar ook van medebestuurders. Onder derden wordt verstaan: iedereen, met inbegrip van de verzekeringnemer (het bevoegd gezag), met uitzondering van de aangesproken verzekerde(n). Verzekerden binnen hetzelfde orgaan worden onderling niet als derden aangemerkt. Onder fouten wordt verstaan een handelen of nalaten waaruit aansprakelijkheid voortvloeit. De dekking is ook van kracht voor directieleden en andere personen die als ‘medebeleidsbepalers’ kunnen worden aangemerkt. Ongevallenverzekering Uiteraard kunnen er gedurende de aanwezigheid op de school zich voorvallen voordoen met lichamelijk letsel tot gevolg - die niet aan onrechtmatige gedragingen van de school zijn te wijten en dus niet door de school vergoed behoeven te worden. Het gevolg is vaak een vervelende discussie met de leerling, respectievelijk diens ouders of verzorgers over de geleden schade. De meeste scholen vinden dit een ongewenste situatie en sluiten uit maatschappelijk oogpunt een verzekering ter afdekking van dit risico voor de bij de school betrokken personen (leerlingen, personeel, vrijwilligers etc.). Deze verzekering biedt dekking voor de gevolgen van ongevallen in en om de school, ongeacht of er sprake is van aansprakelijkheid en geeft recht op een (beperkte) uitkering als een ongeval tot blijvende invaliditeit leidt. Ook geneeskundige en tandheelkundige kosten na een ongeval op school zijn deels meeverzekerd, voor zover de eigen verzekering van de betrokkene geen dekking biedt (bijvoorbeeld door eigen risico). Materiële schade (kapotte bril, fiets, enzovoort) valt vaak niet onder de dekking. Brandverzekering De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor herstel van brandschade aan schoolgebouwen en verzekert schoolgebouwen daarom tegen schade door brand en andere calamiteiten. Ook de inventaris die is aangeschaft uit overheidsmiddelen is meeverzekerd. Het volgende echter niet altijd: o brandschade die ontstaan is door een onrechtmatige daad, bijvoorbeeld door gebruik van echte kaarsjes in een kerstboom; o inventaris die het bestuur uit eigen middelen heeft aangeschaft (bijvoorbeeld dure computers).
3. Rechten en plichten Toezicht Ouders mogen ervan uitgaan dat er toezicht op leerlingen wordt gehouden zodra ze op school komen. De school dient ouders te melden van wanneer tot wanneer er toezicht is. Als een leerling dan, om wat voor reden dan ook, eerder op school komt en er is geen
4
toezicht, kunnen ouders de school niet verwijten dat er geen pleinwacht was bij een ongeval met schade. Privacy De belangrijkste regels voor het vastleggen en gebruiken van persoonsgegevens zijn vastgelegd in de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP). Deze wet is op 1 september 2001 van kracht geworden. De WBP regelt onder welke voorwaarden persoonsgegevens verwerkt mogen worden. Persoonsgegevens zijn alle gegevens die herleidbaar zijn tot een bepaald individu. De WBP heeft betrekking op alle gebruik – “verwerkingen” – van persoonsgegevens, van het verzamelen ervan tot en met het vernietigen van persoonsgegevens. Op grond van de WBP zijn onderwijsinstellingen verplicht ouders te informeren en uit te leggen welke gegevens van de leerling / student gebruikt worden en aan wie de onderwijsinstelling wanneer welke gegevens wil verstrekken en met welk doel. Ook bij een website dient terdege rekening gehouden te worden met de privacy van betrokkenen. Informatieplicht Iedere ouder heeft in principe recht op informatie van de school over zijn of haar kind. Er zijn echter wel verschillen, de ene ouder heeft recht op meer informatie dan de andere. Een enkeling heeft zelfs helemaal geen recht op informatie. Dat heeft te maken met de wettelijke hoedanigheid waarin de ouders verkeren. Medicijnverstrekking en medische handelingen Op scholen wordt men regelmatig geconfronteerd met leerlingen, die klagen over pijn die meestal met eenvoudige middelen te verhelpen is, zoals hoofdpijn, buikpijn, oorpijn of pijn ten gevolge van een insectenbeet. Het is mogelijk dat een leerling een anafylactische reactie krijgt. Anafylaxis is een acute allergische reactie die direct eerste hulp vereist. Deze reactie kan geactiveerd worden door een verscheidenheid aan allergenen, de meest voorkomende zijn voedsel (in het bijzonder pinda, eieren, koemelk, noten), latex (natuur rubber) en het gif van stekende insecten (zoals bijen en wespen). Ook krijgt de schoolleiding steeds vaker het verzoek van ouder(s) / verzorger(s) om hun kind(eren) de door een arts voorgeschreven medicijnen toe te dienen. Een enkele keer wordt werkelijk medisch handelen van leerkrachten gevraagd, zoals het geven van sondevoeding, het toedienen van een zetpil of het geven van een injectie. De schoolleiding aanvaardt met het verrichten van dergelijke handelingen een aantal verantwoordelijkheden. Leraren begeven zich dan op een terrein, waarvoor zij niet gekwalificeerd zijn. Met het oog op de gezondheid van kinderen is het van groot belang dat zij in dergelijke situaties zorgvuldig handelen. Zij moeten daarbij over de vereiste bekwaamheid beschikken. Leraren en schoolleiding moeten zich realiseren dat wanneer zij fouten maken of zich vergissen zij voor deze handelingen aansprakelijk gesteld kunnen worden. Bewegingsonderwijs Kinderen bewegen veel en graag. Die actieve leefstijl stimuleren en vasthouden is een van de belangrijkste doelstellingen van het vak bewegingsonderwijs. Maar tijdens het bewegingsonderwijs zijn de risico’s onmiskenbaar. Bijna de helft van alle ongelukken op de basisschool gebeurt tijdens het bewegingsonderwijs. Alleen in extreme situaties kunnen gedragingen als onrechtmatig worden gekwalificeerd. Verder vallen ongevallen bij sport en spel zelden of nooit in de aansprakelijkheidssfeer. Dergelijke activiteiten zijn per definitie niet zonder risico. Dit wordt maatschappelijk aanvaardbaar geacht en door deelneming aan de activiteit bij voorbaat geaccepteerd. Natuurlijk moet de school wel voor deskundig toezicht zorgen.
5
Ongelukken en blessures zijn nooit helemaal te voorkomen, maar men kan wel de grootste risicofactoren aanpakken, door op school systematisch en expliciet aandacht te besteden aan veiligheid tijdens het bewegingsonderwijs. Aan schoolzwemmen kleven verhoudingsgewijs grotere risico’s, zeker aan vrij zwemmen. Alle partijen die erbij betrokken zijn – het College van Bestuur, de begeleidende leerkracht, de zwembadexploitant, de zweminstructeur, ouders (als ze aanwezig zijn bij het zwemmen) en andere vrijwilligers – dragen gedeelde verantwoordelijkheid en kunnen dus aansprakelijk worden gesteld als er iets gebeurt. Overblijven Vanaf augustus 2006 wordt overblijven een formele verantwoordelijkheid van de school. Vrijwilligers worden - wat het aansprakelijkheidsvraagstuk betreft - gelijkgesteld met werknemers, omdat er sprake is van een ondergeschiktheidsrelatie met de school. Daardoor is het College van Bestuur aansprakelijk voor ‘gewone fouten’ van vrijwilligers: fouten die iedereen tijdens zijn werk kan maken, zonder dat er opzet of roekeloosheid in het spel is. Ouders die bewust de schoolregels overtreden, zijn zelf aansprakelijk voor eventuele schade. Dit alles geldt alleen als het College van Bestuur de overblijfmogelijkheid zelf organiseert. Werkt men met een externe overblijforganisatie (bijvoorbeeld een groep ouders), dan kan het College van Bestuur niet worden aangesproken op onrechtmatig handelen van bijvoorbeeld een overblijfmoeder. Bij eventuele schade dient dan deze ouder en eventueel de overblijforganisatie aangesproken te worden.
4. Wettelijk kader De volgende wetten en regels vormen het wettelijk kader waarbinnen het College van Bestuur en de schoolleiding hun veiligheidsbeleid op school opzetten en uitvoeren: o Wet op het primair onderwijs (WPO); o CAO-PO 2006-2008; o Wet op de arbeidsomstandigheden (Arbowet); o Wet collectieve preventie volksgezondheid (WCPV); o Gemeentelijke bouwverordening. Wet op het Primair Onderwijs (1998) De Wet op het Primair Onderwijs bepaalt dat het een taak van de school is om gezond gedrag te bevorderen. De activiteiten van scholen op dit vlak – ook wel ‘schoolgezondheidsbeleid’ genoemd en deels uitgevoerd door de GGD – bestaan uit gezondheidseducatie, zorg voor leerlingen met problemen en bevordering van een veilig leef- en werkklimaat op school. Dat laatste omvat ook aandacht voor de veiligheid van leerlingen. CAO-PO 2006-2008 Volgens het sociaal statuut van de CAO moet de school een veiligheidsplan hebben. Dit plan is onderdeel van het plan van aanpak, behorend bij de goedgekeurde RisicoInventarisatie en Evaluatie. Dit plan van aanpak moet ook gericht zijn op het voorkomen en beperken van arbeidsrisico’s ten gevolge van agressie en geweld, waarbij met name aandacht wordt besteed aan adequate scholing en begeleiding van werknemers met toezichthoudende taken. Het College van Bestuur dient er op toe te zien dat periodiek (elke vier jaar) de verplichte Risico Inventarisatie en Evaluatie onderzoek (RI&E) wordt uitgevoerd, die de school inzicht geeft in gevaren voor werknemers en leerlingen.
6
Arbowet (1998) De Arbowet beschrijft welk arbobeleid werkgevers en werknemers moeten voeren om een gezond, veilig en prettig klimaat te creëren voor leerkrachten en leerlingen. De wet is ook van toepassing op ouders die deelnemen aan schoolkampen, sportactiviteiten of bijvoorbeeld het opknappen van lokalen. Met ingang van 1 juli 2005 is de nieuwe Arbowet van kracht. Vanaf 1 januari 2006 dient iedere organisatie over een preventiemedewerker te beschikken. Afhankelijk van de wijze waarop de arbo-organisatie is georganiseerd, kunnen de taken ter uitvoering van het veiligheidsbeleid bij deze preventiemedewerker worden ondergebracht. Op grond van de Arbowet zijn scholen verplicht om: o verzuimbeleid te voeren, inclusief verzuimbegeleiding; o werknemers een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) aan te bieden; o voldoende bedrijfshulpverleners aan te stellen; o een goedgekeurde risico-inventarisatie en evaluatie met een bijbehorend Plan van Aanpak in bezit te hebben; o de brandveiligheidsvoorschriften na te leven; o dodelijke ongevallen en ongevallen met ernstig letsel te direct te melden aan de arbeidsinspectie. De arbeidsinspectie controleert of alle betrokkenen zich aan de Arbowet houden en kan sancties opleggen bij overtredingen. Wet collectieve preventie volksgezondheid (1990) Op grond van deze wet is de gemeente verantwoordelijk voor het lokale jeugdgezondheidsbeleid. Een afgeleide van het jeugdgezondheidsbeleid is het schoolgezondheidsbeleid, dat meestal wordt uitgevoerd door de GGD. Gemeentelijke bouwverordening Om een gebruiksvergunning te krijgen moet de school voldoen aan de gemeentelijke bouwverordening. In de bouwverordening staan niet-bouwtechnische voorschriften voor het schoolgebouw, die van belang zijn in het kader van de brandveiligheid. De meeste gemeenten werken met de modelbouwverordening van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, maar elke gemeente kan eigen eisen opnemen in de verordening. In het kader van brandveiligheid is wettelijk verplicht: o Gebruiksvergunning Elke basisschool met in totaal meer dan vijftig leerlingen plus docenten moet een gebruiksvergunning hebben. Die geeft de gemeente alleen als het schoolgebouw voldoet aan de brandveiligheidseisen uit de gemeentelijke bouwverordening. Deze eisen hebben betrekking op het beperken van de kans op en gevolgen van brand en op vluchten bij brand. De gemeente geeft via de gebruiksvergunning toestemming om het gebouw voor de aangegeven functie (dus: als school) te gebruiken. Het College van Bestuur of (indien gemandateerd door het bestuur) de directie dient deze vergunning zelf aan te vragen bij de gemeente of brandweer. Verandert de functie van het schoolgebouw (bijvoorbeeld als het ook gaat fungeren als kinderdagverblijf), dan moet een nieuwe vergunning aangevraagd worden. o Onderhoud blusmiddelen De school is verplicht de draagbare brandblusmiddelen en brandslanghaspels te onderhouden en periodiek te laten keuren, om ervoor te zorgen dat ze in noodsituaties werken. De onderhoudskosten voor een brandmeldinstallatie, ontruimingsinstallatie of brandblusinstallatie komen geheel voor rekening van de school (als gebruiker van het pand).
7
5. Een fysiek veilige school = veilige omgeving Een veilige school heeft een goed onderhouden gebouw en plein, waar traptreden niet los liggen en de inrichting van de lokalen geen gevaar oplevert voor leerlingen. Op het schoolplein staan veilige speeltoestellen. Scholen die speeltoestellen beheren, moeten rekening houden met de wettelijke regeling 'Besluit veiligheid van attractie- en speeltoestellen'. Dat besluit stelt onder andere eisen aan het ontwerp, het fabricageproces en aan onderhoudswerkzaamheden. Leerlingen en personeel weten wat ze moeten doen bij brand en de school oefent regelmatig het ontruimingsplan. Vluchtwegen zijn vrij van obstakels. Ook ziet een veilige school toe op regelmatige inspecties van het schoolgebouw en het schoolplein. Het beleid is up-to-date en de school heeft instrumenten om het beleid te controleren. De veilige school werkt samen met ouders, GGD, brandweer, de Arbodienst en de gemeente.
6. Een sociaal veilige school = veilig gedrag Als leerlingen zich veilig voelen op hun school kunnen ze toekomen aan leren en aan de ontwikkeling van hun talenten. Elke leerling of personeelslid die zich onveilig voelt is er daarom één te veel. Op een veilige school voelen leerlingen zich thuis. Ze komen graag naar school en voelen zich serieus genomen door de leraren. Leerlingen op een sociaal veilige school pesten niet en dragen vanzelfsprekend geen wapens bij zich. Het veiligheidsbeleid van een school is niet alleen bedoeld om leerlingen een veilige plek te bieden. Ook ieder personeelslid van de school heeft vanzelfsprekend recht op een veilige omgeving. Geweld tegen hen is ontoelaatbaar. De school tolereert geen agressie en geweld, diefstal, discriminatie en seksuele intimidatie. De school heeft een vertrouwenspersoon, er is een klachtenregeling, een pestprotocol, een protocol computer- en internetgebruik en een protocol time-out en een protocol grensoverschrijdend gedrag voor alle betrokkenen. Ook werken scholen vaak samen met politie, justitie en jeugdzorg. De school gaat bestaand sociaal onveilig gedrag tegen, maar voorkomt dat gedrag ook door een actieve, positieve stimulering van sociaal gedrag. Hierdoor ontstaat een veilig klimaat waarbinnen de school problemen al in een vroeg stadium kan onderkennen en daarop kan reageren. Klachtenregeling Sinds 1 augustus 1998 is op elke school (op grond van de wet Kwaliteitszorg) een klachtenregeling verplicht. Deze garandeert een zorgvuldige behandeling van klachten. Zowel leerlingen en hun ouders als personeelsleden kunnen een klacht indienen bij de klachtencommissie, onder andere over gedragingen van het personeel. Als de klachtencommissie na onderzoek de klacht gegrond verklaart, volgt rapportage en advies naar het College van Bestuur. Het College van Bestuur neemt vervolgens maatregelen. Scholen zijn verplicht om informatie over de klachtenregeling op te nemen in de schoolgids. Vertrouwenspersonen De school / stichting moet over één of meer vertrouwenspersonen beschikken. De vertrouwenspersoon dient een onafhankelijke positie te hebben en geniet daarin bescherming van de werkgever. Taken van de vertrouwenspersoon zijn: o Verstrekken van voorlichting over ongewenst gedrag; o Zorgen voor een adequate opvang van degene die een melding doet over ongewenst gedrag; o Zorgen voor een vertrouwelijke behandeling van de gegevens; o Zoeken naar een informele oplossing; o De klager terzijde staan bij het indienen van een formele klacht en eventueel bij de formele afhandeling daarvan.
8
De vertrouwenspersoon heeft geen meldingsplicht.
7. Beleid m.b.t. agressie, geweld en seksuele intimidatie (AG&SI) De school moet vooral een veilige school zijn, waar geen plaats is voor (seksuele) intimidatie, agressie, geweld, discriminatie, vandalisme of diefstal. Van iedereen, die bij de school betrokken is, wordt verwacht dat hij of zij respect heeft voor de ander en diens eigendommen. Ook moet zorgvuldig te worden omgegaan met de omgeving van de school. De Onderwijsinspectie controleert als onderdeel van het schoolklimaat of scholen een veiligheidsbeleid voeren om leerlingen en personeel zoveel mogelijk te vrijwaren van veiligheidsrisico’s als letsel, diefstal, agressie en geweld. In de Wet op het primair onderwijs (artikel 4a en 5a) zijn passages opgenomen, die de werkgever verplichten om overleg te voeren of aangifte te doen inzake zedenmisdrijven. Dit alles noodzaakt scholen om gericht beleid te voeren op het terrein van AG&SI, als onderdeel van het veiligheidsbeleid. Het beleid met betrekking tot agressie, geweld en seksuele intimidatie (AG&SI) is een onderdeel van het arbo- en personeelsbeleid. Het is een nadere uitwerking van het arbobeleid en worden specifiek in de Arbowet (artikel 1, lid e en f; artikel 4, lid 2) genoemd. Door de Arbeidsinspectie wordt op de naleving van deze wet toegezien. Bij haar inspecties op scholen is AG&SI één van de aandachtspunten. Dit betekent ook dat AG&SI één van de onderwerpen moet zijn van de Risico Inventarisatie en Evaluatie (bijvoorbeeld via een vragenlijstonderzoek / welzijnsonderzoek onder het personeel). Eventuele verbeteracties worden in het plan van aanpak van de RI&E opgenomen en via dit plan van aanpak wordt ook de voortgang in de uitvoering bewaakt. Het beleid heeft als doel alle vormen van AG&SI binnen of in de directe omgeving van de school te voorkomen en daar waar zich incidenten voordoen adequate maatregelen te treffen om verdere escalatie te voorkomen1. Het beleid richt zich met name op de volgende vormen:
agressor
personeel leerlingen ouders
slachtoffer personeel X X X
leerlingen X X -
ouders X -
Agressie en geweld Hieronder verstaan we het pesten, psychisch of fysiek lastigvallen, bedreigen of aanvallen van anderen. Seksueel misbruik en seksuele intimidatie Hieronder verstaan we ongewenste seksuele toenadering in de vorm van verzoeken om seksuele gunsten of ander verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag (waaronder het ongevraagd verzenden of bewust voor anderen zichtbaar raadplegen van pornografische
1
Taak van de school m.b.t. kindermishandeling en huiselijk geweld is het signaleren en aankaarten ervan bij de
verantwoordelijke instanties.
9
afbeeldingen of teksten, onder meer via internet). Op 28 juli 1999 is de wetswijziging bestrijding van seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs in werking getreden. De wet bevat een aangifteplicht voor het bevoegd gezag (College van Bestuur) en een meldplicht voor het personeel bij een zedenmisdrijf. Het gaat in de wet om strafbare vormen van seksuele intimidatie en seksueel misbruik: zedenmisdrijven, zoals ontucht, aanranding en verkrachting, gepleegd door een medewerker van de onderwijsinstelling tegen een minderjarige leerling. Colleges die vermoeden dat er sprake is van een geval van ontucht met een minderjarige leerling door een personeelslid, moeten contact opnemen met een vertrouwensinspecteur. Als uit overleg met de vertrouwensinspecteur blijkt dat het een redelijk vermoeden betreft, moet het College van Bestuur aangifte doen bij Justitie. Voorafgaand aan de aangifte moet de school aan de ouders van desbetreffende leerling en aan de (mogelijke) dader melden dat tot aangifte wordt overgegaan. (Om de drempel om een vertrouwensinspecteur in te schakelen zo laag mogelijk te houden, heeft deze zelf geen aangifteplicht.) Het personeelslid dat weet heeft van een seksueel misdrijf heeft een meldingsplicht richting College van Bestuur. Bij (een vermoeden van) seksuele intimidatie en seksueel misbruik geldt voor leraren, directies, besturen een meldplicht bij de politie. Er kunnen dus meerdere procedures naast elkaar gaan lopen: o interne procedure volgens de wettelijke Klachtenregeling; o externe procedure volgens het Strafrecht (opsporingsonderzoek door politie en de officier van justitie); o externe procedure volgens civielrecht (bijvoorbeeld om een contactverbod, een straatverbod of een schadevergoeding af te dwingen of een procedure van de aangeklaagde wegens smaad). Discriminatie Hieronder verstaan we het in welke vorm dan ook doen van uitspraken over, het verrichten van handelingen of het nemen van beslissingen over personen die beledigend zijn voor die personen vanwege hun ras, godsdienst, geslacht, beperking, levensovertuiging, leeftijd en/of seksuele geaardheid dan wel het maken van enig onderscheid op basis van deze factoren. Vandalisme Onder vandalisme verstaan we het met opzet vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken van andermans bezittingen. Diefstal Hieronder verstaan we het heimelijk wegnemen of zich onrechtmatig toe-eigenen van andermans bezittingen.
8. Registreren en melden Seksueel geweld Op basis van de Onderwijswet (Wet bestrijding seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs 1999) is een personeels- en directielid meldplichtig bij een vermoeden van een zedenmisdrijf tussen een medewerker van de onderwijsinstelling en een minderjarige leerling (zie 7. Beleid m.b.t. agressie, geweld en seksuele intimidatie).
10
Fysiek en psychisch geweld De minister van OCW adviseert om binnen scholen geweld te melden en te registreren. Er is echter geen meldingsplicht. Met de wijziging op de Wet op het onderwijstoezicht kunnen niet alleen incidenten inzake seksuele intimidatie en seksueel misbruik, maar ook fysiek en psychisch geweld worden gemeld bij de vertrouwensinspectie. Een vertrouwensinspecteur kan de schoolleiding begeleiden / adviseren in een adequate aanpak van het gesignaleerde geweld. Aangifte bij politie Een slachtoffer kan zelf aangifte doen bij politie in geval van strafbare feiten, zoals: o Stalken o Email en internet pesterijen o Mishandeling o Vernieling o Bedreiging Wanneer het slachtoffer geen aangifte doet, kan vanuit de school een melding worden gemaakt van strafbare feiten. Dit is geen meldplicht, maar een mogelijkheid om een incident te laten registreren, met als doel, dat bij een volgend gemeld incident de betrokkene “uit de computer rolt”. Een dergelijke herhaling van strafbare feiten kan vanuit de politie aanleiding zijn om toch een onderzoek in te stellen.
9. Uitvoeringsstructuur Het bestuur en de schoolleiding zijn samen verantwoordelijk voor de uitwerking van het veiligheidsbeleid. Het bestuur zorgt in de eerste plaats voor het opzetten van het beleid voor de hele organisatie en voor een adequate overlegstructuur. De schoolleiding zorgt voor de uitvoering van het beleid. Veiligheid op school is een gezamenlijke verantwoordelijkheid: van de directie, de leerkrachten, de medezeggenschapsraad, de ouders én de leerlingen. Om alle activiteiten efficiënt in goede banen te leiden, kan de coördinatie het beste in handen komen van een vaste persoon of groep personen op school. Dat is organisatorisch makkelijker en schept duidelijkheid voor iedereen. Daarnaast zijn bij het opzetten en uitvoeren van een goed veiligheidsbeleid verschillende externe partijen in en om de school betrokken. Interne partijen Bestuur / RvT en CvB Het bestuur is formeel eindverantwoordelijk voor de veiligheid op de basisschool. Zij zorgt ervoor dat op school de randvoorwaarden zijn gecreëerd, die het opzetten en uitvoeren van goed veiligheidsbeleid mogelijk maken. Directie In de uitvoering is de directie verantwoordelijk voor het veiligheidsbeleid. Praktisch houdt dit in dat de directie een arbocommissie aanstelt, die steunt en stimuleert bij de aanpak van de veiligheid op school. In de communicatie naar externe partijen als de gemeente en de GGD is vaak de directie van de partij. MR De medezeggenschapsraad vraagt structureel aandacht voor veiligheid en raadpleegt de achterban.
11
Preventiemedewerker Er wordt gesproken over een preventiemedewerker. Vanaf 1 januari 2006 dient elke organisatie in het PO dient op grond van artikel 13 van de Arbowet tenminste één deskundige werknemer aan te wijzen die de werkgever bijstaat in het naleven van de verplichtingen uit de Arbowet. De preventiemedewerker ondersteunt de leidinggevenden en de werknemers bij de zorg voor veiligheid en gezondheid binnen de instelling: o Het verlenen van medewerking bij het uitvoeren van een RI & E, het Plan van Aanpak en de uitvoering van de hieruit voortvloeiende maatregelen; o Nauwe samenwerking met en advisering aan de (G)MR; o De uitvoering van, dan wel de medewerking aan maatregelen, die gericht zijn op een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid Arbo-/veiligheidscoördinator De persoon die alle activiteiten rondom de veiligheid en zaken die verplicht zijn vanuit de Arbowet coördineert, is de arbo-/veiligheidscoördinator. De taak van een arbo-/veiligheidscoördinator is de veiligheid op school integraal aan te pakken. Deze persoon hoeft niet zelf al het werk uit te voeren. Hij / zij zorgt ervoor dat het proces in gang blijft en treedt op als aanspreekpunt voor collega's, leerlingen en ouders. De taken van de veiligheidscoördinator kunnen zowel op het gebied van fysieke als van sociale veiligheid liggen. De taken houden in: o o o o o o o o o o
Het opstellen en (doen) uitvoeren van een Plan van Aanpak n.a.v. RI & E; Het organiseren van inspecties; Het opstellen en oefenen van het ontruimingsplan; Het bijhouden van ongelukken; Het opstellen van een veiligheidsverslag; Inventariseren van de veiligheidsbeleving binnen de school; Maken van een stappenplan naar sociale veiligheid; Opstellen en naleven van regels voor het sociale verkeer op school; Terugdringen van agressie en (wapen)geweld op school; Afsluiten van veiligheidsconvenanten.
BHV-er (BedrijfsHulpVerlener) Elke school is verplicht voldoende personen op te leiden als BHV-ers. Deze BHV-ers hebben een grote rol bij de ontruiming en het geven van eerste hulp bij ongeval / calamiteit bij de school. Zij dienen een speciale cursus te volgen en te herhalen. De BHV-er en arbo- en/of veiligheidscoördinator kunnen in principe drie verschillende personen zijn. Maar het is ook logisch dit bij één persoon (of groep) neer te leggen. Er zit namelijk overlap in de verschillende taken en het blijft duidelijk wie het aanspreekpunt is voor onderwerpen rond arbobeleid en veiligheid in de ruime zin van het woord. Dat is organisatorisch gemakkelijk en schept duidelijkheid voor iedereen. Arbocommissie Ter ondersteuning kan een arbocommissie ingesteld worden, die zich bezig houdt met zaken m.b.t. gezondheid, veiligheid en welzijn en die de directie (en/of de arbo/veiligheidscoördinator en de preventiemedewerker) adviseert over de arbeidsomstandigheden. De arbocommissie bestaat bij voorkeur uit een goede doorsnede van de school, bijvoorbeeld een lid van de directie, de arbo-/veiligheidscoördinator, een vertegenwoordiger van de medezeggenschapsraad, een personeelslid, een ouder en één
12
(of alle) BHV-er(s). De commissie bestaat zo uit mensen die niet alleen kennis hebben, maar ook bevoegdheden. De MR is er actief bij betrokken, niet alleen controlerend. De taak van de arbocommissie kent de volgende bestanddelen: o adviseren over het arbobeleid; o functioneren als intermediair tussen directie/ bestuur en de leerlingen, ouders en het personeel; o (mede) bewaken van de uitvoering van het beleid en waar nodig stimuleren en begeleiden; o verzamelen en bijhouden van relevante informatie, het fungeren als vraagbaak op het gebied van arbeidsomstandigheden en voor het melden van en overleggen over onveilige, ongezonde en welzijnssituaties. Leerkrachten Leerkrachten werken vanzelfsprekend mee aan het veiligheidsbeleid van de school. Wordt er bijvoorbeeld met gevaarlijk gereedschap gewerkt (schaar, figuurzaag) dan legt de leerkracht de gebruiksregels uit en wijst de leerlingen op gevaren. Maar ook voor het uitleggen van de huisregels en het aanspreken van leerlingen op gevaarlijk gedrag is de leerkracht de aangewezen persoon. Lessen kunnen gewijd worden aan het thema veiligheid en veilig gedrag. Verder kunnen ook de leerkrachten (delen van) de inspectie van het schoolgebouw uitvoeren, al dan niet gezamenlijk met ouders. Ze melden onveilige situaties in en om school, signaleren (bijna-)ongelukken en zorgen dat de aandacht voor fysieke veiligheid en veilig gedrag blijft bestaan. Leerlingen Leerlingen dragen voor een belangrijk deel bij aan een school zonder ongelukken door het tonen van veilig gedrag. Zij zijn op de hoogte van (nut en noodzaak) van de huisregels en handelen daarnaar. Ook melden de leerlingen gevaarlijke situaties, ongelukken en bijna-ongelukken. Zij moeten weten wat zij moeten doen in noodsituaties. Ouders Ouders denken mee over veiligheid. Zij signaleren onveilige situaties en spreken de leerkrachten en directie daarop aan. Zij stimuleren dat hun kinderen zich veilig gedragen. Ook ouders kennen de huisregels en weten wat zij moeten doen in noodsituaties. Externe partijen Arbeidsinspectie De Arbeidsinspectie is een overheidsinstantie, die onder andere controleert of werkgevers en werknemers zich aan de Arbowet houden. Als een school deze wet overtreedt (bijvoorbeeld, als de school geen RI&E heeft uitgevoerd of als de school mensen illegaal in dienst heeft) kan de Arbeidsinspectie de school een waarschuwing geven. Als er vervolgens niets wordt gedaan aan de overtreding, kan de Arbeidsinspectie een boete opleggen. De school heeft ook met de Arbeidsinspectie te maken als een leerling of medewerker een ernstig of dodelijk ongeval krijgt. De Arbeidsinspectie stelt dan een onderzoek in naar de toedracht van het ongeval en kan een proces verbaal opmaken als het vermoeden bestaat dat het ongeval te wijten was aan overtreding van de Arbowet. Er kan dan strafvervolging worden opgelegd door de Officier van Justitie.
13
Brandweer De brandweer is er niet alleen voor het bestrijden van brand; zij helpt ook bij het voorkomen van brand. Dit gebeurt onder andere door het, namens de gemeente verstrekken van zgn. gebruiksvergunningen. Het hebben van een gebruiksvergunning is verplicht voor een groot aantal gebouwen, waaronder scholen met meer dan 50 leerlingen (inclusief leerkrachten). In de gebruiksvergunning staan eisen op het gebied van brandveiligheid. Zo moet bijvoorbeeld het ontruimingsplan (zie beleidslijn 3.73s) goedgekeurd zijn door de brandweer. Verder kan de brandweer adviseren bij het opstellen van een ontruimingsplan en het nemen van brandpreventieve maatregelen. Ook een ontruimingsoefening kan soms met de brandweer en andere hulporganisaties worden geoefend.
10. Medezeggenschap De beleidslijn wordt in overleg met de (Gemeenschappelijke) Medezeggenschapsraad (GMR) vastgesteld. Op grond van artikel 6f van de Wet Medezeggenschap Onderwijs 1992 heeft de (G)MR instemmingsrecht voor vaststelling of wijziging van regels op het gebied van de arbeidsomstandigheden. Er moet overeenstemming bereikt worden met de (Gemeenschappelijke) Medezeggenschapsraad inzake de verdeling van de preventietaken.
14