BEHANDELEN VAN OPTREKKEND VOCHT INJECTEREN + REPLA of HYDROMENT ZONDER INJECTIE ? De firma Hydrosolf Benelux, verdeler van Hydroment vochtregulerend stucwerk, beweert op haar website dat problemen van optrekkend vocht perfect kunnen worden opgelost met een laag pleister. Ze gaan zelfs verder door te stellen dat een oud huis of een oude hoeve nooit mogen geïnjecteerd worden tegen optrekkend vocht! SB Solutions vindt het dan ook noodzakelijk om een en ander te weerleggen en te verduidelijken. We geven de originele tekst van Hydrosolf weer in blauw cursief, onze repliek in zwarte tekst.
De werking van Hydroment Dit luchtporieën‐systeem dient als een transportweg voor een binnendringende lucht, zodat het proces van verdamping van het vocht in de overgang muur ‐ pleisterwerk kan plaatsvinden. Het pleister, als zodanig, blijft altijd droog. Het vochtgehalte op zich is al bijna hetzelfde dat van de aangrenzende lucht. Bij andere saneerpleisters wordt het zout opgenomen in de nieuwe pleisterlaag daar opgeslagen. Bij een Hydroment‐pleisterlaag is dit niet het geval dankzij de unieke structuur van het pleisterwerk. Hydroment is zeer poreus, maar het bevat geen capillairen die het vocht in vloeibare vorm kunnen transporteren. HYDROMENT luchtporiën grijpen niet in elkaar, maar zijn door zogenaamde haarvatcapillaire met elkaar verbonden. Deze vernauwingen vorm voor lucht en waterdamp geen obstakel, maar wel voor zouten en vloeibaar vocht. Die kunnen in het Hydroment‐pleisterwerk migreren. Vergelijkbaar met een net of een filter, worden de zoutbestanddelen in de eerste haarvatcapillaire onderschept, voordat ze de verdamping zone bereiken. Hierdoor kunnen de zouten onmogelijk uitbloeien en schade veroorzaken. De zoutkristallisatie heeft dus plaats in het scheidingsvlak tussen metselwerk en Hydroment. Hierdoor zal op termijn druk ontstaan in dit hechtingsvlak. Deze zouten zullen steeds vocht blijven opnemen uit de omgevingslucht. Bovendien wordt ook voortdurend nieuw zout water aangevoerd uit de bodem, zeker omdat beweerd wordt dat injecteren tegen optrekkend vocht niet nodig is bij gebruik van Hydroment. (zie verder). Gevolg is dat de toestand van het metselwerk steeds slechter wordt, en dat de muur nooit luchtdroog kan worden. (d.w.z. in evenwicht met de luchtvochtigheid). Wat Hydroment doet is het probleem verplaatsen van het muuroppervlak naar het scheidingsvlak tussen pleister en muur. Vochtig metselwerk kent een goede geleiding. Dit betekent dat buitentemperaturen worden bijna ongewijzigd aangenomen door de muur. De overgang naar de verwarmde, warme lucht binnenshuis creëert een hoog temperatuurverschil tussen muur en binnenlucht. De aan de muur grenzende lucht wordt daardoor afgekoeld. Sterk afgekoelde lucht geeft zijn vocht vrij. Afhankelijk van de relatieve vochtigheid in de lucht en het dauwpunt, kan dit leiden tot condensatie en neerslag van vocht aan de muur. Dit is een ideale voedingsbodem voor schimmels. Schimmels zijn uitermate schadelijk voor de gezondheid!
1
Het metselwerk blijft nat, en dus koud. De Hydroment pleister wordt op dit koude metselwerk aangebracht en neemt bijgevolg dezelfde temperatuur aan, met condensatie tot gevolg. NB condensatie heeft niet altijd plaats op het muuroppervlak, maar kan ook dieper in de muur plaatsvinden, met nog meer aanvoer van vocht in de zoutbelaste muur als gevolg. De dampdruk of absolute luchtvochtigheid is binnen quasi altijd hoger dan buiten, waardoor dit fenomeen nog geaccentueerd wordt. Daarbij dienen we ook het volgende op te merken: ‐ ‐
De minimumdikte voor hydroment pleister is 2 cm: dit is lang niet overal mogelijk bij herstellingswerken. Hydroment WK 150 wordt aangeraden voor kelders en vochtige muren. Het is te mengen met rijnzand en cement. We citeren de RDMZ (Rijksdienst Monumentenzorg Nederland): ‘Het is onmogelijk om bij een met sulfaten belaste ondergrond herstelwerk uit te voeren met Portlandcement en met Portlandcementhoudende materialen. Op het grensvlak zal het mineraal 'ettringiet' ontstaan. Dit zout is zeer volumineus en verhindert een duurzame hechting van het reparatiemateriaal aan de ondergrond’.
Dus bij sulfaatbesmetting is de kans groot dat ettringiet kristallen onststaan die de cementlaag van de muur drukken. Ook alle andere Hydroment producten zijn op cementbasis en dus onderhevig aan hetzelfde risico.
De gevolgen van injecteren …Het grote verschil tussen beide bouwwijzen is de invloed van vocht op de materialen. Kalk trekt vocht aan en kalk is gevoelig voor vocht. Cement en beton zijn tamelijk ongevoelig voor vocht. Het zijn veelal de kalkpleister op de muren die de problemen veroorzaken. Zowel kalkmortel als cementmortel kunnen vocht verdragen. Het is de mortel die water transporteert in het metselwerk door capillariteit, dit zowel horizontaal (indringend vocht) als verticaal (optrekkend vocht). Het zijn ook niet de kalkpleisters (bedoeld wordt gipspleisters) die de problemen veroorzaken, maar de zouten in het metselwerk. Deze zouten worden aangevoerd door bv optrekkend vocht, maar ook door andere oorzaken zoals stormen (zeezout), strooizouten, uitwerpselen van dieren… Hygroscopische zouten (=zouten die luchtvocht absorberen) vullen de poriën van het metselwerk en zullen afwisselend hydrateren (water opnemen en zwellen) en dehydrateren waarbij kristallisatie* optreedt. Het is net deze wisselwerking die de schade aan metselwerk veroorzaakt (uitkankeren van metselwerk). *Wanneer het water verdampt zullen de hierin opgeloste zouten in de poriën uitkristalliseren. Ten gevolge van het aangroeien van de zout‐kristallen ontstaat een druk in het poriënsysteem dat tot schade kan leiden. Wanneer de zoutkristallen hydrateren zetten ze uit waardoor druk in de poriën nog toeneemt. Die schade wordt zichtbaar door afpoederen, schilferen, kruimelen, afbrokkelen en scherfvorming aan de baksteen.
Rond 1950 is men dus begonnen om een vochtondoordringbare laag aan te brengen in de muur. Tegenwoordig wordt hier een DPC folie voor gebruikt. Vroegen was dit een bitumen flap.
2
Hieronder zullen we de gevolgen van injectie en een Hydroment pleister in een tabel zetten.
Oorspronkelijke toestand
Toestand na injectie
Toestand na Hydromentbehandeling
Vochtpercentage in de muur: Vochtondoordringbare laag in Vocht wordt door de muur (als injectie geslaagd Hydroment onttrokken aan is) de muur doorgaans 25 tot 50% Afname van vocht naar boven Geen vochtkering in de muur
Extreme opstuwing van vocht Gezonde vochthuishouding onder de injectielaag in de muur Extreme uitdroging van de muur boven de injectielaag
Geen extreme uitdroging van de muur
Zowel de tweede als de derde tekening geven een vertekend en foutief beeld. ‐
‐
Toestand na injectie: Zowel ‘extreme opstuwing van water onder de injectielaag’ als ‘extreme uitdroging van de muur boven de injectielaag’ zijn bouwfysisch onmogelijk. Zie verder. Toestand na Hydromentbehandeling: ‘Vocht wordt door Hydroment onttrokken aan de muur’: dit is zeer onwaarschijnlijk. Hydroment laat wel verdamping toe van het muurvocht , zodat steeds opnieuw ruimte in de muur vrij komt voor nieuw vocht, en dus nog meer zouten. Dit is dus allerminst een ‘gezonde vochthuishouding in de muur’. Indien Hydroment toch extra vocht zou onttrekken aan de muur door de open structuur van de pleister, dan zou dit enkel leiden tot meer zoutkristallisatie achter de pleisterlaag, met nefaste gevolgen op lange termijn.
Bij gebouwen van na 1950 hebben de betonnen funderingen nauwelijks last van te hoge vochtigheid. Beton neemt veel minder vocht op dan baksteen en is veel minder kwetsbaar. Wanneer een vochtondoordringbare laag bij een huis van na 1950 versleten of beschadigd is kan deze met injectie hersteld worden. Wij vinden dit nog steeds niet de beste oplossing, maar het is niet schadelijk voor uw huis. De meeste huizen uit die periode staan op een zgn ‘zoolfundering’ in beton, met daar bovenop funderingsmetselwerk in baksteen. Dit metselwerk werd doorgaans voorzien van een ‘beraping’ met mortel en koolteer die iet of wat bescherming biedt, maar zeker niet waterdicht maakt. Ondergronds metselwerk mag nat staan tot verzadiging, zonder enig risico op problemen. Bovengronds metselwerk echter blijft best droog. Bij gebouwen van voor 1950 treden na injectie een aantal zeer nadelige effecten op. In de oorspronkelijk toestand hadden de muren al tientallen tot soms honderden jaren een vochtpercentage van ervaringsgewijs zo'n 25 tot 50% (soms nog veel hoger).
3
Een beetje duiding is hier noodzakelijk: vochtpercentages worden uitgedrukt in massaprocent. Het evenwichtsvochtgehalte van steenachtige materialen ligt doorgaans onder de 3 massaprocent. Dat wil zeggen dat in 1 m3 ‘droog’ baksteenmetselwerk met een gemiddeld gewicht van 1600 kg normaliter ongeveer 50 liter water aanwezig is. Wanneer het vochtgehalte rond de 10% ligt dan is het metselwerk behoorlijk vochtbelast, er is dan ongeveer 160 liter water in 1 m3 metselwerk aanwezig. Een vochtgehalte van 15% geldt als oververzadigd, er is dan circa 240 liter water in 1 m3 metselwerk aanwezig. Ligt het vochtgehalte rond of boven de 10% dan moet er één of meerdere vochtbronnen aanwezig zijn, waardoor ernstige problemen ontstaan. Wanneer beweerd wordt dat oude muren tot 50% vocht kunnen bevatten, zou dit impliceren dat er 800 liter water per m³ metselwerk (van 1000 liter volume) aanwezig is! Onmogelijk dus. ‘Soms nog veel hoger’?? Doorgaans meten we bij dergelijke gevallen vochtpercentages tussen 7 en 15%, afhankelijk van het geteste materiaal. De metingen door SB Solutions gebeuren in labo volgens een genormeerde gravimetrie‐methode (methode door weging en conditionering in labo), waarbij het totaal vochtgehalte wordt uitgesplitst in capillair vocht en hygroscopisch vocht. Dit steeds in combinatie met de bepaling van de aanwezige oplosbare zouten. Gaan we nu injecteren dan veranderen we onomkeerbaar de vochthuishouding in de muur. Het injecteren van oude gebouwen mislukt overigens heel vaak, ca 50% van onze klanten heeft in het verleden geïnjecteerd en heeft nog steeds vocht in de muren. Correct behandelen van optrekkend vocht bestaat uit twee ingrepen: 1 het blokkeren van de aanvoer van nieuw zout water in de muur door bv te injecteren op het juiste niveau, en 2 het verwijderen van vochtige en zoutbelaste pleisters en het aanbrengen van een geschikt systeem dat de nieuwe afwerkingslagen moet beschermen en de vochtopname door de zouten in de muur moet verhinderen. Het ene kan niet zonder het andere! Wanneer na injectie de muren nog vochtig zijn is dit (zo de injectie effectief is tenminste) steeds te wijten aan de vochtopname door de zouten. Labo‐analyses kunnen dit duidelijk bewijzen. In extreme gevallen vertonen muren een hygroscopisch vochtgehalte van 10% of meer. Is het injecteren wel gelukt dan zijn er twee gevolgen: ‐ Extreme opstuwing van vocht onder de injectielaag. Nu het vocht door de injectie wordt tegengehouden kan het niet meer opstijgen. De capillaire werking stopt nooit. Er blijft dus nieuw vocht aangevoerd worden! Het al aanwezige vocht kan niet weg en er komt alleen maar vocht bij. Dit vocht zal zich echt een andere weg zoeken (bijvoorbeeld onder de vloer) en zal meer plaatst innemen in het kwetsbare gemetselde fundament en kan dit zelfs uit elkaar drukken. De ‘extreme opstuwing’ is uit de lucht gegrepen: het water wordt capillair opgezogen door het materiaal, tot verzadiging. Punt. Men wil u doen geloven dat er druk ontstaat onder de injectielaag en dat het water een andere weg zal zoeken, wat uiteraard nergens op slaat. Druk ontstaat enkel en alleen onder het grondwaterniveau, bv in kelders die dieper zitten dan dit niveau. Bij recentere gebouwen is altijd een DPC folie aangebracht in het metselwerk, en bij geen van deze gebouwen doet zich ‘extreme opstuwing van water’ voor onder deze DPC laag. Waar ze wel gelijk hebben is bij de volgende bewering: ‘De capillaire werking stopt nooit. Er blijft dus nieuw vocht aangevoerd worden! Het al aanwezige vocht kan niet weg en er komt alleen maar vocht bij.’ Dit is mooi samengevat wat er gebeurt achter de Hydroment pleisterlaag wanneer met NIET injecteert. Het vocht in kwestie is een zoutoplossing, dus komt er ook steeds meer zout bij in de
4
muur! Met andere woorden: INJECTIE IS STRIKT NOODZAKELIJK want ze stopt de aanvoer van nog meer zout water in de muur! ‐ Extreme uitdroging boven de injectielaag. Als de injectie al gelukt is zal na verloop van maanden en jaren de muur steeds verder uitdrogen. Kalkmortel dat uitdroogt verliest echter zijn hechtvermogen en zal verpulveren. Dit fenomeen is vaak goed te zien op de bovenetages van oude huizen. De stenen kunnen vaak zo zonder zwaar gereedschap uit de muur gehaald worden. ‐ Zoals hoger reeds uitgelegd zal een zoutbelaste muur NOOIT compleet uitdrogen, laat staan extreem uitdrogen! Het ‘verpulveren’ waarvan sprake is het gevolg van de afwisseling tussen hydratatie en kristallisatie van de zouten, niet van de droging! Wat de droging betreft: de muur wordt wat men noemt ‘luchtdroog’, wat wil zeggen dat het vochtgehalte van het metselwerk in evenwicht zal zijn met de luchtvochtigheid ten gevolge van de hygroscopische eigenschappen van het zoutbelast materiaal. In de zomer, bij ‘drukkend’ weer, is de luchtvochtigheid vaak heel hoog en zal het metselwerk veel water opnemen uit de omgevende lucht, in de winter, bij vriestemperaturen is dit veel minder, want dan is de buitenlucht veel droger. In de meeste gebouwen echter zijn het de gebruikers die binnen het meeste vocht produceren en is de temperatuur min of meer constant rond de 21°C. Aangezien dit een dampdruk creëert die binnen hoger is dan buiten is er waterdamptransport doorheen de muren naar buiten toe, en deze watermoleculen worden uiteraard graag geabsorbeerd door de zouten in de muur. Is er bovendien te weinig verluchting, kan komt daar nog condensatie bij op de koude muur. Omdat injectie van muren een onomkeerbaar proces is kan in geval van problemen de ingreep ook niet meer ongedaan gemaakt worden. Men noemt dit wel non‐reversable! Ons advies: Een oud huis of oude hoeve: NOOIT INJECTEREN!!! IN TEGENDEEL! We citeren opnieuw de RDMZ: ‘Bij gemetselde wanden kunnen zouten niet worden verwijderd. In dit geval moet de aandacht gericht worden op het voorkomen van een toename van de zoutconcentratie door de volgende maatregelen: ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
het voorkomen van vochtindringing (zie de aanbevolen literatuur) het beperken van de vochtstromen, desgewenst door isoleren; het zorgvuldig onderhouden van baksteenmetselwerken; … al die maatregelen treffen die introductie van zouten voorkomen.
Het beperken van de vochtstromen is een zeer effectief middel ter voorkoming van schade, immers de vochtstromen transporteren de zouten die verantwoordelijk zijn voor de schade als gevolg van kristallisatie, hydratatie en corrosie. Het is van belang zo spoedig mogelijk de oorzaken op te heffen die tot vochtoverlast leiden.’
Een correct advies daarentegen: maak een diagnose van de toestand in de muur. Indien er een actief probleem is van optrekkend vocht injecteer met een hydrofoberend middel op het juiste niveau in het metselwerk. Verwijder de oude, zoutbelaste pleisterlagen. Werk de muur af op een daartoe geschikt afwerksysteem, bestaande uit een polyetheen noppenmat met dampdrukverdelend vermogen, type REPLA of REPLA FLEECE, wat geplaatst dient te worden tot minstens 50 cm boven de maximum hoogte van het vocht en de zoutbesmetting in de muur.
5
De REPLA systemen vervullen 3 belangrijke functies: 1. Ze verhinderen de doorgang van restvocht en zout uit de muur naar de nieuwe afwerklagen 2. Ze verhinderen de hygroscopische vochtopname door de zouten in de muur, want REPLA is tevens een dampscherm. 3. Ze verminderen het risico op condensproblemen doordat zij de afwerklagen ontkoppelen van de koude, natte muur. Waarom is de mechanische bevestiging belangrijk? Bij dampopen afwerklagen worden vaak zoutkristallen gevormd op het scheidingsvlak tussen de vochtige, zoutbelaste muur en nieuw aangebrachte pleisterlagen. De uitzetting die door deze kristallisatie wordt veroorzaakt kan de pleisterlagen afdrukken. REPLA is mechanisch bevestigd in de bouwsteen van de muur, en de noppen van REPLA laten ruimte voor dampdrukverdeling en eventuele kristallisatie. Men kan REPLA eventueel zelfs doorheen oude pleisterlagen bevestigen, waardoor kosten voor verwijderen en afvoeren van deze pleisterlagen worden vermeden. Andere voordelen van het Repla systeem Alle pleistertypes kunnen worden toegepast Afwerking met gipskartonplaten is mogelijk (snelheid + droog werken!) Kan afgewerkt worden met alle mogelijke decoratieve producten, zelfs pvc behang of tegels. Dunne afwerking is mogelijk, met Repla Fleece zelfs tot 7 à 8 mm indien nodig. Het systeem is omkeerbaar. © SB Solutions BVBA Auteur: Arch. Peter Van Gysegem
6