vakblad voor schoolleiders
‘Begroten:
de nul aanhouden of kopje onder?’
Van NSA naar Schoolleidersregister PO Hoe tijdelijk is een tijdelijke aanstelling? Professionaliseren van medenzeggenschap Ongelukken kunnen gebeuren
1
februari 2013, 7e jaargang
inhoud
08
rubrieken 04 Actueel 07
CNVStandpunt
11
Open Mind
16
Vraag & antwoord
18
Mijn school
22
Boeken
23
Column Dirk van Boven
26
Column Chris Lindhout
27 2
Ledenactueel
februari 2013
08
Begroten: de nul aanhouden of kopje onder? Schoolbesturen hebben moeite het hoofd boven water te houden.
12
Pesten: Over de schutting van de school Pesten is een maatschappelijk probleem.
15
Recensie: In 80 dagen de virtuele wereld rond Kinderen worden te weinig opgevoed over internet.
19
Professionaliseren van medezeggenschap Goed samenspel zorgt voor evenwicht in ieders belangen.
24
Ongelukken kunnen gebeuren Aansprakelijkheid van de school bij schade.
19 12 26
colofon
Direct is een uitgave van CNV Schoolleiders en is bestemd voor leidinggevenden in het primair en voortgezet onderwijs. Hoofdredactie: Rob Bovee (tijdelijk) Redactie: Martin de Kock, Fokke Rosier, Wim Oostra, Henk Andeweg, Chris Lindhout Eindredactie: Froukje Meerman Secretariaat: Sonia Piccirillo E-mail:
[email protected] Bureau CNV Schoolleiders Postbus 2510 3500 GM Utrecht E-mail:
[email protected] Directieadvies leden CNV Schoolleiders: Ed Weevers (030) 751 10 04 E-mail:
[email protected] Advertenties: Recent BV (020) 330 89 98
[email protected] CNV Schoolleiders Ledenadministratie
[email protected] (030) 751 10 03 Opmaak: FIZZ marketing & communicatie, Meppel Druk en afwerking: Ten Brink, Meppel (0522) 24 61 62 Direct is het officiële orgaan van CNV Schoolleiders. Sinds november 2010 is er de mogelijkheid om een los abonnement te nemen op Direct. De kosten zijn € 46,00 per jaar voor 8 nummers. Hiervoor is geen lidmaatschap van CNVS vereist. Bij een lidmaatschap van CNV Schoolleiders is toezending van het blad inbegrepen.
directief
U bent belangrijk. U bent de verbinding tussen onderwijsondersteunend personeel, onderwijspersoneel en bestuurders. U moet in staat zijn door middel van opbrengstgericht leiderschap de kwaliteiten van leerkrachten en dus van het onderwijs te verhogen. Daarom stelt het ministerie 30 miljoen euro beschikbaar voor de professionalisering van schoolleiders. Yvonne Vaes, bestuurslid van Schoolleiders Register Primair Onderwijs, behartigt uw belangen. Het AD meldde dat ruim 80 procent van de schoolbesturen in het voortgezet onderwijs ‘rood’ staat. Bent u hiervan de oorzaak als schoolleider? Iedere school krijgt regelmatig te maken met vervanging van afwezige leerkrachten. Waarop moet u letten als u invallers in dienst neemt? Goed samenspel brengt evenwicht in belangen van leerlingen, ouders, medewerkers en bestuurders. Waar komen deze verschillende belangen samen? Hiervoor is ooit de Wet Medezeggenschap Scholen van kracht geworden. Wat zijn de rechten en plichten? En welke schoolleider herkent dit niet: de leerlingen van groep 8 zijn op kamp. Op de tweede dag meldt de begeleidende leerkracht dat een leerling tijdens voetbal zijn been heeft gebroken. De vader van de leerling geeft aan dat hij de school aansprakelijk stelt voor de schade. Ongelukken kunnen gebeuren, zo relativerend zijn wij wel. Waarmee moet u als schoolleider rekening houden? U bent belangrijk! De redactie
februari 2013
3
actueel CNV Schoolleiders adviseert en discussieert op NOT 2013
Cees Kuiper lid ETUCE Comittee Algemeen Secretaris Cees Kuiper van CNV Onderwijs is onlangs benoemd in de ETUCE Committee. Hiermee vertegenwoordigt hij Nederland binnen de ETUCE, de Europese afdeling van Education International (wereldorganisatie van onderwijsvakbonden).
Wil jij werken aan je professionele ontwikkeling? Maar weet je nog niet precies welke mogelijkheden er zijn, of waar je moet beginnen? Kom dan naar het CNV Onderwijs Loopbaan Event.
CNV Onderwijs Loopbaan Event Fotograaf Erik Kottier
Duizenden bezoekers hebben de opvallende stand van CNV Schoolleiders en CNV Onderwijs bezocht op de NOT 2013 voor de loopbaanscan, een gesprek met een van de enthousiaste leden en medewerkers en voor de hippe, paarse tas. De NOT 2013 heeft CNV Onderwijs meer dan tweehonderd nieuwe leden opgeleverd en meer dan 11.000 leads. CNV Schoolleiders had een aparte tafel, waar (aanstaande) schoolleiders terecht konden voor loopbaanadvies of informatie over wat CNV Schoolleiders te bieden heeft. Dit leidde tot interessante gesprekken over Direct, de activiteiten van CNV Schoolleiders en discussies over het ontslagrecht, de nullijn, de functiemix en het schoolleiderregister. CNV Schoolleiders dankt alle vrijwilligers die de vele bezoekers te woord te hebben gestaan.
6 maart 2013 Zalencentrum 14.45 - 19.15 Den Hommel - Utrecht uur Alles over de lerarenbeurs en jouw professionele scholing • Informatie over verschillende mogelijkheden tot professionalisering • Expliciete aandacht voor de Lerarenbeurs • Inzicht in de inhoud van relevante opleidingen en cursussen • Concrete voorbeelden, die je direct kunt toepassen in de onderwijspraktijk
Laat je informeren en inspireren! Oriënteer jezelf op de vele mogelijkheden
financiering, timemanagement en oriëntatie
van professionele ontwikkeling.
op het schoolleiderschap. Wij reiken jou
Van opleidingen en gerichte cursussen,
handvatten die je helpen bij het maken van
tot het maken van de juiste studiekeuze,
de juiste keuze.
Voor wie? Alle onderwijsgevenden en schoolleiders
onderwijs en MBO die willen werken aan
uit het primair onderwijs, voorgezet
hun professionele ontwikkeling.
Aanmelden Deelname kost €50,- voor leden en €75,- voor niet-leden. Voltijdstudenten hebben gratis toegang. Meld je nu aan via onze site: www.cnvo.nl/loopbaan.html
Deze bijeenkomst is mede mogelijk gemaakt door:
4
februari 2013
Wat Nederland kan leren van het Finse onderwijs
Fotograaf Damir Klaic-Kljuc
Waarom hoort het Finse onderwijs tot de top van de wereld en wat kunnen wij daarvan in Nederland leren? Pasi Sahlberg is auteur van het boek ‘Finnish Lessons’. In het boek gaat hij in op de geschiedenis van de Finse onderwijsvernieuwing. Hij beschrijft hoe de Finse strategie en tactiek verschillen van die van de wereldwijde onderwijsvernieuwingsbeweging. Verder vertelt hij over de rol van de leerkracht en de relatie tussen onderwijshervorming en de verschillende sectoren van de samenleving. De afgelopen maand verzorgde Sahlberg in Nederland diverse masterclasses. Vanwege grote belangstelling komt hij op 15, 16 en 17 mei terug voor extra masterclasses. Voor meer informatie of om u aan te melden, kijkt u op www.finnishlessons.nl.
Nieuwe voorzitter voor PO-Raad De Algemene Ledenvergadering heeft Rinda den Besten op 22 januari unaniem tot de nieuwe voorzitter benoemd van de PO-Raad voor een eerste termijn van vier jaar, ingaande per 1 april 2013. De
Akkoord bereikt over cao po 2013 CNV Onderwijs, de andere vakbonden en de PO-Raad hebben op 17 januari een onderhandelaarsakkoord bereikt over het technisch aanpassen van de huidige cao primair onderwijs aan de nieuwe wet en regelgeving. Dit geldt bijvoorbeeld voor de bepalingen over het opschuiven van de AOWpensioengerechtigde leeftijd en het splitsen van het vakantieverlof in een wettelijk en een bovenwettelijk deel. Deze onderhandelingen en deze cao po gaan uitsluitend over de secundaire arbeidsvoorwaarden en niet over de loonontwikkeling. Voor het primair onderwijs geldt nog steeds dat CNV Onderwijs en de andere vakbonden onderhandelen over de loonontwikkeling met de minister. Dat is een ander overlegtraject. Naast de technische aanpassingen zijn er afspraken gemaakt over de verdere professionalisering van directieleden, daarmee aansluitend op de bekwaamheidseisen van het Schoolleidersregister PO. Dit professionaliseringsbudget is bedoeld voor directieleden in de salarisschalen AB tot en met AE en DA tot en met DC+. Deze afspraak vloeit voort uit de extra financiële middelen die het kabinet vrijmaakt voor directieleden om hun bekwaamheidseisen te onderhouden. De verplichte registratie wordt in het Schoolleidersregister PO vastgelegd. Deze technisch aangepaste cao po geldt voor 2013 en zal algemeen verbindend worden verklaard (avv). Per 1 januari 2014 hopen CNV Onderwijs, de andere vakbonden en de PO-
Raad te komen tot een inhoudelijk vernieuwde cao po. Om daartoe te komen, gaan de sociale partners een discussie- en vernieuwingstraject starten, waarbij ze zoveel mogelijk van hun leden betrekken. In de tweede helft van 2013 beginnen de formele onderhandelingen voor een nieuwe cao po 2014. Een cao po die overzichtelijk, modern en transparant is en bijdraagt aan de verantwoordelijkheid voor goed onderwijs. In het verleden zijn scholingsmiddelen voor leraren afgesproken in het Convenant Leerkracht van Nederland in de Lerarenbeurs. Nu zijn in de cao po 2013 afspraken gemaakt over het professionaliseringsbudget dat het kabinet voor directieleden heeft vrijgemaakt. Het zal dus overduidelijk zijn dat CNV Onderwijs in de cao po 2014 afspraken gaat maken over scholingsmiddelen voor het onderwijsondersteunend personeel. CNV Onderwijs hecht groot belang aan onderwijsondersteuners in het primair onderwijs. Daarom moet ook deze personeelscategorie mogelijkheden en faciliteiten krijgen om zich verder te kunnen professionaliseren. CNV Onderwijs en de andere overlegpartners treden nu in overleg met hun achterban over het bereikte onderhandelaarsakkoord. Na 6 februari 2013 volgt nadere informatie over de resultaten hiervan. Indien de achterban instemt met dit akkoord, publiceren CNV Onderwijs en de andere sociale partners de cao-po 2013 op hun websites.
huidige voorzitter Kete Kervezee vertrekt per 1 april 2013 na een termijn van vijf jaar. Den Besten vormt samen met vicevoorzitter Simone Walvisch het dagelijks bestuur van de PO-Raad. Daarnaast treedt er op 1 april een algemeen bestuur aan, bestaande uit leden van de PO-Raad. De huidige Raad van Toezicht draagt in maart haar taken over aan het nieuwe brede bestuur.
februari 2013
5
Peru
Kom in actie voor Peru
“Kinderen hoog in de bergen moeten dezelfde kansen krijgen als de kinderen in de stad.” directeur Julius
Peru: In het dorp Huarahuara staat een school voor Indianenkinderen. Het dorp ligt 4.000 meter hoog in de bergen. Er komen bijna geen andere mensen. De overheid stuurt leerkrachten om les te geven. Maar zij spreken vaak alleen Spaans, terwijl de Indianen een eigen taal spreken: het Quechua. Dat is lastig voor de Indianenkinderen. Ze snappen soms niet eens waar de les over gaat. Edukans helpt zodat leerkrachten Quechua leren. En via de computer is er nu ook geschikt lesmateriaal.
Meester Jèsus vertelt over zijn ICT lessen op de Huarahuarascho ol
Nu leren kinderen eerst lezen in hun eigen taal en daarna leren ze ook Spaans. Daar worden ze pas echt wijzer van!
Voer actie voor goed onderwijs voor Indianenkinderen in Peru en vraag de kant en klare leskrant wereldoriëntatie gratis aan voor elke leerling. Kijk op www.edukans.nl/scholenvoorscholen.
CNVStandpunt Van NSA naar Schoolleidersregister PO
Yvonne Vaes bestuurslid CNV Schoolleiders, bestuurslid Schoolleidersregister PO
Schoolleiders zijn belangrijk. Dat vindt ook het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Schoolleiders hebben een scharnierfunctie binnen de organisatie. Zij zijn de verbinding tussen onderwijsondersteunend personeel, onderwijspersoneel en bestuurders. Zij dienen in staat te zijn door middel van opbrengstgericht leiderschap de kwaliteiten van leerkrachten en dus van het onderwijs te verhogen. Daarom stelt het ministerie 30 miljoen euro beschikbaar voor de professionalisering van schoolleiders de komende jaren. Een verstandige keuze, vindt CNV Schoolleiders. Over de voorwaarden van de investering en met name over de verplichte registratie heeft het bestuur nog flink gediscussieerd. We hebben geleerd van de Nederlandse Schoolleiders Academie (NSA), die niet heeft gebracht wat we ervan hadden verwacht. Het bestuur is akkoord gegaan met de oprichting van een Schoolleidersregister PO, maar wil meepraten over de voorwaarden van de totstandkoming. In de visienota van CNV Schoolleiders en CNV Onderwijs spreken we uit dat we een maatschappelijke erkenning nastreven van het vak schoolleider. Bij die erkenning horen competente schoolleiders die investeren in opbrengstgericht, onderwijskundig en pedagogisch leiderschap. Daarnaast moeten ze in staat zijn om goed HRMbeleid te kunnen uitvoeren. Schoolleiders zijn de spin in het web als men van de onderwijssector weer een aantrekkelijke
sector wil maken, waarin je met plezier kunt werken. Dat is een mooie uitdaging. Daarbij hoort professionalisering. Bij die erkenning hoort ook een apart hoofdstuk in de cao over de salarispositie van leidinggevenden. Een fors gerichte investering in de verdere professionalisering van de schoolleider moet ook worden vastgelegd in de cao. Om te kunnen meepraten, participeert CNV Schoolleiders in het bestuur van het Schoolleidersregister PO. Op diverse vergaderingen van CNV Schoolleiders is gepraat over de voorwaarden en gesprekspunten die we tijdens het overleg willen inbrengen, waaronder de overgangsperiode waarin zittende schoolleiders zich kunnen laten registreren en de datum waarop registratie verplicht wordt. We willen praten over registratie gericht op competenties. Niet alleen scholing, maar ook EVA is belangrijk. EVA staat voor Ervaring, Vaardigheid en Attitude. Vele schoolleiders hebben diverse competenties bewezen middels scholingstrajecten en veranderingsprocessen die gevolgd zijn op school. Er moet aandacht komen voor werkdruk; scholing moet gefaciliteerd worden. Extra
‘We streven naar maatschappelijke erkenning van het vak schoolleider’ aandacht willen we voor de facilitering van schoolleiders van scholen met minder dan 350 leerlingen. We moeten het aantal studiepunten per jaar vaststellen. Wat leveren studiepunten op? Gaandeweg het traject zullen we nog veel knopen moeten doorhakken. Het is een route naar de officiële erkenning van het beroep schoolleider. Een route die we samen lopen. Indien u vragen, opmerkingen of suggesties heeft voor het overleg, dan ontvang ik deze graag per e-mail van u. Zo wordt het ons traject. Een traject schoolleiderwaardig. Want nog steeds vind ik schoolleider het mooiste beroep dat er is. U kunt reageren via
[email protected].
februari 2013
7
Begroten: de nul aanhouden of kopje onder?
‘Deze ‘stille bezuinigingen’ tikken hard aan in de uitgaven’
8
februari 2013
Ruim 80 procent van de schoolbesturen in het voorgezet onderwijs staat in het rood, zo publiceert het AD begin december. Een schrikbarend hoog percentage. Zijn die besturen en bestuurders incompetent als het om financiën gaat? Kunnen ze niet rekenen of geven ze het geld aan de verkeerde zaken uit? Voor een heel klein deel zal dat het geval zijn, maar voor het merendeel geldt dat er sprake is van een complex geheel van factoren dat heeft geleid tot de situatie, waarin schoolbesturen nu moeite moeten doen om het hoofd boven water te houden.
D
e financiering van het onderwijs is een vraagstuk dat veel directeuren bezighoudt, zowel in het basisonderwijs als in het voortgezet onderwijs. Er komen steeds meer signalen dat de verhouding tussen inkomsten en uitgaven meer en meer onder druk komt te staan en soms is de balans zelfs zwaar doorgeslagen in de richting van de uitgaven. Kortom; er wordt meer uitgegeven dan er binnenkomt. Er zijn ook geluiden te horen van besturen en bestuurders die zeggen dat we in het onderwijs met elkaar niet zielig moeten doen en niet steeds moeten jammeren over onze beroerde financiële positie. We zijn als onderwijs geen zielige sector die op sterven na dood is. We moeten gewoon goed rekenen, de tering naar de nering zetten, zonodig de buikriem aanhalen en goed doen waarvoor we goed betaald worden.
Onderwijsfinanciering Om een en ander op waarde te kunnen schatten en een begrijpelijk verhaal neer te zetten voor de lezers die niet dagelijks te maken hebben met onderwijsfinanciering, is enige uitleg over de inkomsten en uitgaven binnen het (voortgezet) onderwijs hier op zijn plaats. Scholen zijn voor hun inkomsten in het algemeen voor 100 procent afhankelijk van overheidsinkomsten. De overheid stelt jaarlijks voor de personele en materiële bekostiging de normbedragen vast. De vergoeding per ingeschreven leerling bepaalt dan grotendeels de hoogte van het budget, waarmee de schoolorganisatie het onderwijs inricht en uitvoert.
Tussen 80 en 85 procent van het budget besteden scholen aan het uitbetalen van de salarissen van docenten, ondersteunend personeel en directie. De overheid gebruikt voor het berekenen van de personele vergoeding, de zogenoemde gemiddelde personeelslast (GPL) en stelt ook de hoogte hiervan vast. Wat de scholen vervolgens aan personele vergoeding ontvangen, bepaalt de uitkomst van de simpele formule GPL* het aantal leerlingen. Terugkijkend op de periode tot 2009 was er meestal jaarlijks
‘Schoolteams worden gemiddeld in leeftijd ouder en daardoor duurder’ sprake van het naar boven toe aanpassen van de GPL-bedragen. In die verhogingen werden dan ook de cao-afspraken tussen werkgevers en werknemers (volledig) verrekend. Het GPL-bedrag per functiegroep ging dan meest ‘automatisch’ omhoog. In 2009 is die trend doorbroken. Schoolbesturen in het voortgezet onderwijs kregen de gemaakte cao-afspraken met betrekking tot een overeengekomen loonsverhoging voor het eerst niet doorberekend in de lumpsumvergoeding. Een verschil van 2 procent over de personele vergoeding gaat dan al gauw om grote bedragen. Daarnaast zorgden cao-afspraken voor kortere carrièrelijnen en de invoering van de functiemix voor nog hogere uitgaven. Voor 2013 zijn de GPL-bedragen naar beneden bijgesteld, de verwachting is dat deze voor de volgende jaren zeker niet gaat stijgen. Vergrijzing Daarnaast hebben we met elkaar te maken met aan de ene kant het fenomeen van vergrijzing. Schoolteams worden gemiddeld in leeftijd ouder en daardoor duurder, steeds meer medewerkers zitten immers in de eindschaal. En aan de andere kant is er de krimp in het aantal geboorten, waardoor het totale leerlingenaantal in veel gebieden afneemt en scholen minder nieuwe en jongere medewerkers in dienst nemen. Jonge mensen aantrekken heeft een gunstig effect op de gemiddelde leeftijd van het team en daarmee op de gemiddelde salariskosten per werknemer. Bovenop deze ontwikkeling komt nog het BAPO-effect van de vergrijzende teams. Voor een geringe vergoeding koopt een nog
februari 2013
9
steeds groeiend aantal medewerkers verlofuren. De werkgever betaalt het leeuwenaandeel van het verlof en het was tot nu toe min of meer een automatisme dat de BAPO-genietende medewerker voor de omvang van het BAPO-verlof ook betaald werd vervangen. De toename van de gemiddelde leeftijd laat binnen veel scholen ook een toename zien van het langdurend ziekteverlof. Niet de frequentie van ziekmelden loopt op bij de oudere werknemer, maar wel de duur van het ziekteverlof. Noodzakelijke vervanging van deze medewerkers levert een extra kostenpost op. De vraag dient zich hierbij aan wat het effect zal zijn, wanneer alle Nederlanders en dus ook de werkenden in het onderwijs langer gaan doorwerken. Kent u nu in uw eigen omgeving veel mensen die binnen het onderwijs doorgewerkt hebben tot 65?
‘De rek is er wel uit wat de financiële positie van veel scholen betreft’
Uitdaging De sector is niet zielig, maar ziet zich wel geplaatst voor grote ‘uitdagingen’. Aangezien de grootste uitgavenpost ligt in de personele sfeer, zullen veel scholen er niet aan ontkomen (fors) in de formatie te gaan snijden. Daarbij zullen door de rechtspositie die we kennen, veelal jongere medewerkers eerst hun baan verliezen. Hierdoor neemt niet alleen de gemiddelde leeftijd van de docententeams toe, maar lijkt het ook onvermijdelijk dat minder personeel minimaal hetzelfde werk doet als voorheen met het grotere team en zullen mede daardoor ook de klassen gemiddeld groter worden.
Kasschuif Om in financieel opzicht te kunnen voorzien in de lopende verplichtingen, hebben scholen via een zogenoemde kasschuif extra middelen ontvangen in 2011. Deze zouden pas verrekend gaan worden, wanneer de salarissen gaan stijgen. In het zoeken naar middelen om de eigen begroting kloppend te maken, heeft de overheid eenzijdig besloten deze schuif in 2013, ondanks de nullijn voor de salarissen in 2013, toch volledig te verrekenen via een korting over het budget voor 2013.
Qua ambitie hebben we met elkaar de lat hoog liggen in ons land als het gaat om de kwaliteit van onderwijs. Maar raakt de rek er zo niet bijkans uit? Of doen we zielig wanneer we zo denken? Zielig doen past ons als onderwijssector niet, realistisch en bezorgd zijn in relatie tot wat nu bekend is en verwacht kan worden, kan op zijn minst geen kwaad.
Het gaat overigens niet alleen om de personele inkomsten en uitgaven. Scholen ontvangen ook gelden voor de materiële bekostiging. Het zal niemand verbazen hier te lezen dat ook daarvoor de normbedragen niet verhoogd worden. Maar de btw is onlangs wel onlangs fors omhoog gegaan, van 19 naar 21 procent. Scholen worden daarvoor niet gecompenseerd, terwijl ze wel zelf die hoge btw moeten gaan betalen over duurder geworden energie, schoolmeubilair, onderhoudskosten en lesmaterialen. Deze ‘stille bezuinigingen’ tikken hard aan in de uitgaven die scholen hiervoor doen. Met het verdwijnen van de ‘gratis schoolboeken’ in het verschiet zullen scholen met een intern boekenfonds vanaf 2014 ook nog hoge incassokosten moeten gaan maken om de geleverde schoolboeken door de ouders betaald te krijgen. Geen prettig vooruitzicht voor de scholen.
Rek eruit De rek is er wel uit wat de financiële positie van veel scholen betreft. In drie jaar tijd is het eigen vermogen van scholen voor voortgezet onderwijs teruggelopen van 110 miljoen euro naar 30 miljoen. Met elkaar zijn we natuurlijk erg benieuwd naar de bestuursverslagen en financiële jaarverslagen van de scholen voor voortgezet onderwijs over 2012. Nog meer benieuwd kan de sector zijn naar de reactie van de overheid daarop. Bij de Inspectie voor het Onderwijs is toch ook bekend dat het eigen vermogen van een bestuur slechts voor een beperkt gedeelte uit liquide middelen bestaat. Een paar jaar een negatief exploitatiesaldo aanzuiveren vanuit het eigen vermogen zal veel schoolbesturen nog wel lukken. Structureel gezien biedt het geen oplossing voor de langere termijn. De ‘nul’ aanhouden in de begroting is daarmee geen voorkeursoptie, maar een harde eis geworden.
Met het afschaffen van de verplichting en de bijbehorende vergoeding voor de maatschappelijke stage houden de scholen nu niet plots extra inzetbare formatie voor andere kerntaken over. De inkomsten daarvoor vallen weg, maar de maatschappelijk druk vanuit de directe omgeving en de overheid blijft aanhouden om voor allerlei gesignaleerde problematiek in de samenleving een oplossing te laten uitwerken door de scholen. Of het nu gaat om pesten, agressiepreventie, stimuleren van meer bewegen door jongeren of opvoedingsondersteuning, van het onderwijs wordt verwacht dat zij daarop activiteiten ontwikkelt.
10
De door het nieuwe kabinet aangekondigde investeringen maken bij lange na de eerder opgelegde bezuinigingen door Rutte I en het ‘voorjaarsakkoord’ niet ongedaan.
februari 2013
Fokke Rosier
Open mind Een schoolleider zei laatst pregnant: “Vroeger had je een identiteit en daarbij stichtte je een school. Nu heb je een school en zoek je er een identiteit bij.” De lijfspreuk van dichter Brederode luidde ‘het kan verkeren’ en daarin had hij gelijk. Reden om te reflecteren over het begrip ‘identiteit’. Ouderen herinneren het zich nog: er was een tijd dat alles helder was. Je groeide op in een wereld vol herkenningspunten en vaststaande toekomstverwachtingen. Je behoorde bij een gemeenschap met een identiteit en als lid had jij ook die identiteit, deelde erin en wist je opgenomen in een betekenisverlenend verband. Laat ik eerst een mogelijk misverstand wegnemen; de gedachte dat identiteit in de traditionele zin niet meer ertoe doet. Veel scholen maken serieus werk van hun levensbeschouwelijke identiteit van oudsher, vernieuwen die steeds of brengen die in lijn met de tijd waarin we leven. Mooi dat dit bestaat en dat dit mogelijk is. Ook wil ik niet meedoen aan het gemakkelijk gemaakte verwijt dat scholen hun identiteit niet serieus nemen of verwaarlozen. Ik ben niet uit op een beoordeling, laat staan op een veroordeling. Wat me fascineert, is de vraag: hoe voltrekt zich dat proces van ‘een school hebben en daarbij een identiteit zoeken’? Opvallend is dat veel scholen hard werken aan een nieuw onderscheidend profiel. De keuze voor een profiel houdt verband met de doelgroepen die ze willen aantrekken. Er is inmiddels sprake van een veelheid aan profielen; de cultuurprofielschool, de begaafdenprofielschool, het technasium, het entreprenasium, enzovoorts. Aardig is dat scholen vaak meerdere profielen hebben. Het profiel is altijd direct gerelateerd aan het aanbod of aan de wijze waarop ze onderwijs realiseren, de pedagogiek. Het begrip ‘identiteit’ lijkt te zijn ‘verkeerd’ in een profiel, of beter en vaker nog in een combinatie van profielen. Profielen kunnen naast elkaar bestaan en ook naast elkaar gecommuniceerd worden. Scholen communiceren niet langer uitsluitend hun onderscheidende traditionele (levensbeschouwelijke) identiteit, maar een veelheid aan profielen zonder aantoonbare dominantie van de een boven de ander. Identiteit lijkt in toenemende mate het resultaat van
een afgelegd traject van missie – visie – strategie. Wie zijn wij, voor wie zijn wij er en waarvoor willen wij gaan? Of, minder ambitieus: wat bieden we aan? Identiteit die verworven wordt door tussenkomst van managementinstrumenten als werkgroepen, groepsgesprekken, etc. Identiteit als resultaat van een geregisseerd proces. Missie: wat is onze boodschap? Die komt toch echt uit jezelf, geïnspireerd door een levensbeginsel of in ervaring met een van God ontvangen opdracht, zoals die van oudsher eigen is aan missie. Wat bieden wij vanuit onszelf aan, zonder dat daarom gevraagd is? Visie: waar hebben we boodschap aan? Door wat in de werkelijkheid om ons heen laten wij ons aanspreken? Waar mogen anderen ons op aanspreken en aan houden? Strategie: in welke richting combineren we de uitkomsten van missie en visie? Er is kennelijk behoefte om identiteit te beschouwen als datgene wat continuïteit geeft in een wereld vol discontinuïteit. Identiteit als een constante in een uiterst beweeglijke werkelijkheid. Ik vermoed dat scholen die zich nadrukkelijk ontwikkelen als waardengemeenschappen, een dergelijk beeld van identiteit voor ogen staat. De identiteit van een organisatie als een school heeft twee dimensies: de talige en gedragsmatige. Met de talige
Op zoek naar identiteit bedoel ik dat de identiteit van een team zichtbaar is in de taal, waarin de teamleden zich uitdrukken. Gemeenschappen zijn niet mogelijk zonder een gedeelde taal. Sterker nog, niet zoiets als beleid, afspraken of spelregels in hun instrumentele zin constitueren een team: het is de gedeelde taal die verbindt. Daarom is het belangrijk dat leiders zich toeleggen op specifieke taal. Taal die spreekt tot het hart van de mensen die er werken. Het klinkt wat abstract, maar je kunt het verduidelijken met het tegendeel als voorbeeld: een leider die niets anders doet dan zich bedienen van gekopieerd managementjargon, creëert echt geen team. Taal is echt zó belangrijk en even belangrijk als de gedragingen van en in die gemeenschap. Ik doel op gedragingen die voortvloeien uit pedagogische en didactische opvattingen, die verband houden met de beleden identiteit. Die gedragingen moeten kloppen met de identiteit, zoals die in taal is verwoord. Taal en gedragingen zijn in die zin de twee ‘codes’ die de identiteit merkbaar maken. En als de identiteit niet afleesbaar is aan de gedragingen, in hoeverre bestaat ze dan nog? Alleen in taal? Terwijl ik de column voorbereidde, kwam bij mij een Bijbels beeld op. Identiteit als de wolkkolom, een lichtende vuurzuil die voor je uit gaat, op weg naar een werkelijkheid die je nog niet kent, maar die jou als een wenkend perspectief in beweging zet en houdt, als een belofte. Een vuurkolom die niet jouw persoonlijke schepping is, maar groter is dan jijzelf. Identiteit die mensen verbindt in een gemeenschappelijke droom, een belofte. Identiteit is dan niet dat wat je nu al bent, maar dat waarnaar je op weg bent. Identiteit als toekomst. Spannend lijkt me dat.
U kunt reageren op deze column via harm.
[email protected].
Harm Klifman
februari maand 2011 2013
11
Pesten Over de schutting van de school Het is met de regelmaat van eb en vloed in het nieuws: pesten. Als er een slachtoffer valt, zijn deskundigen er als de kippen bij om in de media te zeggen wat er gebeuren moet. Maar wij hebben te maken met een school en die deskundigen zitten niet met hun voeten in de klei, maar met hun hoofd in de boeken. Het is geen kwestie van wantrouwen in de wetenschap, maar in de praktijk is het vaak lastiger dan gezegd. Dit jaar komt er in Direct een aantal aspecten van het pesten aan de orde. Redacteur en schoolleider Chris Lindhout geeft met dit artikel de aftrap.
P
esten is een naar verschijnsel en er zijn maar weinig kinderen die zeggen dat pesten goed is. Pesten is het gedrag, waarbij één persoon herhaald en gedurende langere tijd door een of meerdere anderen bejegend wordt op manieren die leiden tot fysieke verwonding en/of psychisch lijden, aldus D. Olweus, ‘A Research Definition of Bullying’. Volgens de Kanjertraining en meer gericht op onze schoolsituatie is pesten het systematisch mondeling en/of fysiek geweldgebruiken van een of meer leerlingen ten opzichte van een of meer medeleerlingen, die niet meer in staat is/zijn om zich te verdedigen. Het aantal kinderen dat het een genoegen vindt om een ander te kwetsen is laag, erg laag. Geschat
12
februari 2013
wordt 1 tot 2 procent, maar echte cijfers ontbreken. Voor de duidelijkheid: bij plagen geldt dat er geen slachtoffer of dader is en beide partijen even sterk zijn. Plagen kan de sociale weerstand van kinderen vergroten en humor speelt hierbij vaak een rol. Ruzie gaat over een bepaalde zaak en niet om het beschadigen van een persoon. Een ruzie kun je uitpraten. 8 procent van de basisschoolleerlingen wordt minstens één keer per week gepest. Dit zijn er minimaal twee per klas. Bijna de helft van de gepeste kinderen vertelt het aan de leerkracht. Volgens leerlingen grijpen leerkrachten lang niet altijd in als er gepest wordt. De meeste kinderen vinden het vervelend om te merken dat andere kinderen gepest worden. 40 procent van de kinderen probeert te helpen als een ander kind wordt gepest. Ongeveer even veel kinderen vinden dat ze eigenlijk iets moeten doen, maar doen het toch niet. Veel kinderen vertellen thuis niet dat ze gepest worden.
School krijgt schuld Veel zaken die maatschappelijk scheef gaan, worden over de schutting van de school gekieperd. Hoewel politici telkens roepen dat de school zich met de kerntaak moet bezighouden, gaan ze aan de andere kant tegen hun eigen advies in door waar het kan een oplossing te zien in het ‘verplicht’ stellen van het bespreken van deze onderwerpen. Pesten is een maatschappelijk probleem. Elke profvoetballer weet hoe hij de ander zo moet treiteren, dat die ander zich door kwaadheid vergeet en een gele dan wel rode kaart ontvangt. Applaus rolt meestal van de tribune en het compliment van de trainer is ‘goed gedaan!’. Ook in de Tweede Kamer is het onheus bejegenen (pesten/kwetsen) van de ander doorgedrongen. In het verkeer is bumperkleven een overtreding geworden en dit opjagen van langzame rijders kan moeilijk plagen worden genoemd. Buren die elkaar dwarszitten, schakelen een rijdende rechter in en stalken op en misbruik maken van social media is een probleem aan het worden. Elkaar in discussies laten uitpraten, is bijna een doodzonde en assertief zijn met verborgen camera’s is een topper in televisieland. Leerkrachten krijgen meer en meer te maken met ‘voor hun recht (lees: kind) opkomende’ ouders, waaronder zelfs ouders die geweld niet schuwen. Sommigen zullen deze voorbeelden vergezocht en onterechte vormen van pestgedrag vinden en wijzen op de definitie waar van ‘herhaaldelijk en gedurende langere tijd’ sprake is. Wellicht terecht. Maar de verruwing in de maatschappij vindt overal plaats. Mijn stelling is dat de school slechts een bescheiden plaats inneemt in het rijtje oplossers. Verwachten dat de school het wel even oppakt en wegpoetst, is onterecht. Kinderen hebben ouders en ouders zijn als eerste verantwoordelijk voor de daden van hun kind. Niet meer en niet minder. Toegegeven moet worden dat in de sociale setting van een school het pesten makkelijker is, omdat kinderen naar school moeten (weglopen doe je niet gauw). Bij de sportvereniging, buitenschoolse opvang of kerkclub ligt dat anders. En van herhaaldelijk pestgedrag is op school makkelijker sprake, dan in twee
weken op een camping. Kan de school dan niet zoveel? De school kan wel veel, maar voor het echt oplossen van pestgedrag is een brede aanpak nodig. Wat kun je als school doen? De eerste tip is om weinig regels te hanteren. Misschien dat u nu uw wenkbrauwen optrekt. Maar door meer regels te maken, houd je het probleem toch in de hand? Dan weten de kinderen toch waar ze aan toe zijn? Nee, meer regels zorgen voor meer handhaving, wat leidt tot meer correctie en een negatieve sfeer. Ik ken een school, die drie regels heeft en de rest zijn afspraken. Een iets andere en positievere manier van benaderen. De drie regels zijn dat we van elkaars lichaam en spullen afblijven, we niemand storen in woord en gedrag en we zijn zuinig zijn op spullen van de school en van onszelf. Opmerking mijnerzijds is dat een positievere redactie beter werkt, maar het is slechts een voorbeeld. De tweede tip is als een leerling pest of gepest wordt en er een conflict ontstaat, alle betrokkenen (groep 5 tot en met 8) op een vragenformulier moeten schrijven hoe zij in het (pest)conflict staan en wat ze hadden moeten doen om de ruzie anders op te lossen. Tip drie: als er sprake is van twee overtredingen binnen twee weken, worden de ouders telefonisch ingelicht en worden kopieën van de formulieren mee naar huis gegeven om ondertekend mee terug te nemen. De ouders waren toch de eerste opvoeders? Bij drie ‘overtredingen’ worden de ouders op school gevraagd voor een gesprek, zowel die van de dader, als die van het slachtoffer. Voordeel van de schriftelijke rapportage is dat de kreet ‘dat doet mijn kind niet’ onmiddellijk wordt afgeblokt: ‘maar hij/zij heeft het zelf opgeschreven’. Tweemaal per jaar wordt vanaf groep 5 anoniem gevraagd (weer een formulier) hoe het kind zich voelt en of het zich gepest voelt. Aan de hand van de uitslag kun je verder. Veel opgeroepen, weinig antwoorden Ik ben hier bewust niet ingegaan op de theorie. Die is overal te vinden. Alle scholen hebben een pestprotocol, maar papier is geduldig. Een duidelijke aanpak en een korte lijn naar de ouders helpt. En dan het verborgen pestgedrag, het meidenvenijn, het aantrekken van pestgedrag, de omgang met gepamperde kinderen die nergens tegen kunnen, het getraumatiseerde kind, het stille kind, waar niemand iets van weet, het cyberpesten, het pesten in het speciaal en voortgezet onderwijs en tijdens de tussenschoolse opvang, het meelopen en meedoegedrag, het pedagogisch klimaat op de school, de buurt waarin de school staat, de eenduidige aanpak van leerkrachten, etc. Er is veel te behandelen, maar een ding staat voor mij als een paal boven water. Het over de schutting van de school kieperen van pestgedrag en daarna weer overgaan tot de orde van de dag, is geen oplossing. Het lijkt soms op een vorm van … juist.
Reageren Heeft u opmerkingen en suggesties over het thema pesten? We horen uw mening en input graag. U kunt reageren op dit artikel via
[email protected].
Chris Lindhout
februari 2013
13
MR Partnerschap Een professionele school vraagt professionele medezeggenschap. CNV Onderwijs Academie onderstreept het belang van een goed functionerende MR en biedt advies. Daarnaast biedt de Academie verschillende trainingen aan die op uw eigen locatie kunnen worden gegeven. Voor structurele ondersteuning biedt CNV Onderwijs Academie het MR Partnerschap aan.
Kijk voor meer informatie over advies en Partnerschap op www.cnvo.nl/academie, bel (030) 751 17 47 of stuur een e-mail naar
[email protected].
Uw partner in training en advies
recensie
In 80 dagen de virtuele wereld rond In het boek ‘In 80 dagen de virtuele wereld rond’ is een weergave van de opbrengst gepubliceerd van het onderzoek dat Martine Delfos verrichtte in opdracht van Hogeschool Edith Stein (HES). Hierbij trachtte Delfos in een onderzoektraject van tachtig dagen te beschrijven hoe jeugdigen in de leeftijd van nul tot 25 jaar een gezonde virtuele ontwikkeling kan worden geboden.
H
et virtuele milieu heeft naast het gezin, de school en de wereld daarbuiten een plek ingenomen in de opvoedingsruimte. Het virtuele milieu heeft kunnen ontstaan dankzij de komst van internet en biedt mensen de kans om zich zowel reëel als fictief te bewegen. Omdat bij opvoeders veelal kennis ontbreekt over het virtuele milieu, worden kinderen hierin (nog) te weinig opgevoed. Door het steeds groter voorradig zijn van toegang tot de virtuele wereld (mobiels, tablets en computers) verkennen zowel kinderen als ouderen deze wereld steeds meer. Ontwikkelingsfasen Delfos beschrijft aan de hand van tien ontwikkelingsfasen op welke manier volwassenen kinderen zouden kunnen begeleiden in of weerhouden van gebruik van de virtuele wereld. Hierbij wordt ingegaan op aspecten zoals spelen, taal en seksuele ontwikkeling. Invloed van de virtuele wereld heeft hierbij ook zijn weerslag op hoe er bijvoorbeeld in het gezin met deze zaken wordt omgegaan. Gaming Vrij uitvoerig staat Delfos stil bij gaming. Ze geeft weer welke soorten spellen en rollenspelen er zoal voorkomen. Naast de voordelen van gaming (zoals kansen voor het onderwijs) worden in het boek ook de gevaren belicht en hierbij de link gemaakt naar de terreuraanslag van Anders Breivik. Het handelen van Breivik vertoont grote gelijkenis met scènes uit een spel, die zijn te bekijken op de website die bij het boek hoort (www.80dagendewereldrond.nl). Bij de kernpunten in de opvoedtips staat ‘in gesprek blijven’ met kinderen centraal. Als volwassene speel je hierbij een andere rol als het gaat om kennis en vaardigheden dan in de ‘echte wereld’. Virtueel bewustzijn In het derde hoofdstuk staat beschreven op welke manier onderzoek is gedaan naar het virtueel bewustzijn van leerlingen op diverse schooltypen. Hierbij komt onder andere naar voren dat jeugdigen de vrijheid van internet waarderen en graag
gebruiken, maar anderzijds bescherming wensen tegen onaangename ervaringen als pesten en seksuele beelden. Actualiteit De kracht van het boek is gelegen in de actualiteit van zaken als pesten via internet en de rol van games in opvoeding en onderwijs. In dit kader is ook de website een aanvulling. Tegelijk is de actualiteit ook van negatieve invloed op de ‘houdbaarheid’ van het boek. De virtuele wereld verandert snel en het is dan ook de vraag of de in het boek genoemde en beschreven spellen over een jaar of vijf nog dezelfde populariteit en invloed genieten als nu. Martin de Kock
In 80 dagen de virtuele wereld rond Martine F. Delfos ISBN 9789088503801 Uitgeverij SWP €17,90
februari 2013
15
vraag & antwoord
Hoe tijdelijk is een tijdelijke aanstelling? Iedere school krijgt regelmatig te maken met vervanging van afwezige leerkrachten. Leerkrachten zijn ziek, hebben zwangerschaps-, bevallings- of ouderschapsverlof, maken gebruik van de lerarenbeurs of hebben om een andere reden verlof. Als u in zo’n geval geen beroep kunt doen op leerkrachten uit een invalpool, moet u zelf op zoek naar vervangers. U zult de vervanger in dienst moeten nemen, tenzij u kiest voor het inhuren via een uitzendbureau of payrollconstructie. Waarop moet u letten als u de invaller in dienst neemt?
Bij indiensttreding moet gecontroleerd worden of de leerkracht voldoet aan de vereisten om les te geven. Naast een geldige onderwijsbevoegdheid moet de leerkracht ook een geldige, originele verklaring omtrent gedrag (VOG) kunnen overleggen. Deze verklaring mag niet ouder zijn dan zes maanden. Is de leerkracht eenmaal in dienst, dan hoeft de VOG niet te worden verlengd na afloop van de geldigheidstermijn zo lang de benoeming doorloopt. Bij een nieuwe benoeming moet formeel weer een
16
februari 2013
nieuwe VOG worden overlegd. De kosten voor de VOG komen voor rekening van de werkgever. Belangrijk is dat bij aanvang van de benoeming wordt vastgelegd de ingangsdatum van de benoeming, de omvang van de betrekking, de einddatum (voor zover bekend), de salarisschaal en -regel en eventuele toeslagen die van toepassing zijn. De cao schrijft voor dat de werknemer bij indiensttreding een arbeidsovereenkomst krijgt. In de praktijk gebeurt
dat echter meestal na enkele weken of zelfs maanden. Vooral voor werknemers die vanuit een werkloosheidsuitkering aan het werk gaan, is het van groot belang dat zij aan de uitkeringsinstantie kunnen aantonen voor welke omvang zij aan het werk zijn en wat het inkomen in de nieuwe baan is. Zeker bij vervangingen die wat langer duren dan enkele dagen, is het belangrijk om de vervanger wegwijs te maken in de werkwijze van de school en waar mogelijk de eerste dagen extra te begeleiden. Langer dan gedacht U heeft een vervanger voor een collega die met zwangerschaps- en bevallingsverlof is. De einddatum staat vast en de vervanger bevalt prima. Vlak na de bevalling besluit de kersverse moeder om toch maar een paar maanden ouderschapsverlof op te nemen. Dus moet de vervanging langer doorlopen dan oorspronkelijk gedacht. Dat kan op twee manieren:
een nieuwe vervanging die onmiddellijk aansluit op de lopende vervanging of het verlengen van de bestaande vervangingsbetrekking. In de praktijk is verlenging het meest gebruikelijk. Voor het risico om benoemingsverplichtingen te krijgen aan de vervanger maakt het niet uit voor welke constructie u kiest. Einde vervanging De vervanging eindigt automatisch als in de benoeming een einddatum is vastgelegd. Opzegging is niet vereist. Vaak is de einddatum gekoppeld aan de terugkeer van de degene die wordt vervangen. Ook dan is geen opzegging vereist. Is de benoeming gekoppeld aan het einde van het schooljaar, dan eindigt de benoeming op de laatste schooldag voor de zomervakantie als de benoeming is ingegaan na 31 maart. Is de benoeming eerder ingegaan, dat eindigt de benoeming op 31 juli. Heeft de vervanging zes maanden of langer geduurd, dan is het netjes als u de vervanger erop wijst dat hij wellicht recht heeft op een werkloosheidsuitkering van het UWV en een bovenwettelijke aanvulling van KPMG. Verplichtingen Er zijn twee bepalingen die ertoe kunnen leiden dat u benoemingsverplichtingen heeft aan een vervanger. Als een vervanger langer dan een jaar onafgebroken in dienst is geweest en vervolgens werkloos wordt (en dus recht heeft op een werkloosheidsuitkering), dan wordt hij voor de werkgever een zogenoemde ‘eigen wachtgelder’. Bij een vrijkomende vacature moet de eigen wachtgelder bij voorrang benoemd worden. Dat hoeft niet als er op datzelfde moment iemand in het RDDF staat. In dat geval gaat de baan naar deze werknemer. Daarnaast bepaalt de cao in artikel 3.5 (bijzonder onderwijs) en 4.5 (openbaar onderwijs) dat een werknemer recht heeft op een vaste benoeming vanaf het moment waarop hij meer dan 36 maanden onafgebroken benoemd is geweest. Daarbij mag er tussen verschillende benoemingen niet meer dan drie maanden onderbreking zitten. Uiteraard moet het gaan om betrekkingen bij hetzelfde bestuur. De omvang van de betrekking waarop de
tijdelijk benoemde recht heeft, is gelijk aan de betrekkingsomvang die hij heeft op de dag dat hij meer dan 36 maanden in dienst is. Het is bij dit recht dus niet van belang of er op dat moment vacatureruimte is of niet. Onvoorziene verplichtingen In een tijd waarin veel scholen/besturen worden geconfronteerd met terugloop, is het begrijpelijk dat een bestuur onvoorziene verplichtingen wil voorkomen. Dat geldt met name bij de verplichting om een tijdelijk benoemde na 36 maanden een vaste benoeming te moeten geven. Bij de voorrangsbenoeming die ontstaat nadat een vervanger langer dan een jaar in dienst is geweest, ligt dat anders. Die verplichting ontstaat pas als er een vacature ontstaat. Als een vervanger langer dan een jaar in dienst is geweest, mag ervan uit worden gegaan dat gebleken is dat betrokkene voldoende functioneert. Als dat niet het geval is, doet u er verstandig aan met de vervanger tijdig een
vervanger zult doen en daarbij uitlegt waarom u dat doet, dan is de kans groot dat u na die periode weer met deze leerkracht in zee kunt. Vaste leerkracht Naast het aantrekken van een vervanger kan er ook voor gekozen worden om een vaste parttimer een tijdelijke uitbreiding te geven. Voor wat betreft de verplichtingen die daaruit kunnen voortvloeien, geldt het volgende. In tegenstelling tot een externe vervanger ontstaat bij een tijdelijke uitbreiding niet de verplichting dat de oorspronkelijke vaste baan wordt uitgebreid als de uitbreiding langer heeft geduurd dan 36 maanden. Dit valt niet eenduidig af te leiden uit de regelgeving, maar is inmiddels via jurisprudentie duidelijk geworden. Voor wat betreft de voorrangsbenoemingen nadat de uitbreiding langer dan een jaar heeft geduurd, ligt het wat gecompliceerder. Bepalend daarbij is of de tijdelijke uitbreiding
‘Een vervanger heeft er recht op dat de werkgever duidelijk is over zijn beleid’ functioneringsgesprek te voeren en te beoordelen. Als de beoordeling daartoe aanleiding geeft, kunt u vervolgens de vervanging tussentijds beëindigen (met inachtneming opzegtermijn). De ontslagdatum moet dan uiteraard wel binnen een jaar na de benoeming/aanstelling liggen, anders geldt alsnog de voorrangspositie. Het is dus verstandig om een goede administratie bij te houden van vervangers en met name de tijdsduur waarin zij werkzaam zijn. Daarnaast heeft een vervanger er recht op dat de werkgever duidelijk is over zijn beleid. Als u wilt voorkomen dat u verplichtingen krijgt aan vervangers, meldt u dat dan ook als u een vervanger in dienst neemt. Regelmatig melden leerkrachten zich met de mededeling dat zij plotseling niet meer worden gevraagd bij dat bestuur, waar zij al bijna drie jaar met veel plezier hebben vervangen. Zo hoort het natuurlijk niet. Als u vooraf duidelijk aangeeft dat u na ongeveer drie jaar gedurende drie maanden en een dag geen beroep op de
recht geeft op een werkloosheidsuitkering. Dat is zo als de uitbreiding meer dan vijf uur per week is. Bij verlies van deze uren ontstaat recht op een werkloosheidsuitkering. Voor de bepaling van de duur van deze uitkering wordt ook de vaste benoeming meegeteld. Dat kan ertoe leiden dat een tijdelijke uitbreiding die langer dan een half jaar heeft geduurd, leidt tot een uitkering die vele jaren kan doorlopen. Voor besturen die (gedeeltelijk) eigenrisicodrager zijn, is dat iets om rekening mee te houden. Bovendien krijgt zo’n werknemer ook een voorrangspositie voor de omvang van de uren, waarvoor de uitkering is toegekend. Het zal duidelijk zijn dat een beleid met betrekking tot vervanging geen overbodige luxe is. Jan Damen, CNV Onderwijs Waar in dit artikel wordt gesproken over ‘benoeming’ geldt voor het openbaar onderwijs ‘aanstelling’.
februari 2013
17
mijn school Over de schouder meekijken met ….. Eva We kijken mee over de schouder van Eva, teamleider van een vmbo-t school. Dit is het vierde schooljaar van haar leiderschap. Eva heeft veel idealen, is een bezig baasje en betrokken bij haar leerlingen.
Vandaag 10 december 2012 “We staan er niet bij, heb je dat ook gezien”, verwoordt een collega op een dinsdagmorgen tussen twee slokken koffie door de ervaring die ik inmiddels ook had opgedaan. Ze bedoelt het artikel in een van de landelijke ochtendbladen van afgelopen zaterdag. “Heb jij al op internet gekeken? Daar staat precies hoe onze school ervoor staat.” Als managementteam hebben we gistermorgen afgesproken dat we hierover een paar relativerende opmerkingen zullen maken. We weten dat we het niet slecht hebben gedaan, gemiddeld had het beter gekund, maar het gaat alleen om de CE-gegevens. Alle inzet van ons team is niet weer te geven in een gemiddeld cijfer van leerlingen. Dus is mijn antwoord: “Ja, ik ken onze plek, ik ben trots op onze inzet en hoe wij met z’n allen ons stinkende best doen om ze binnenboord te houden. Als die Donkers daar ook eens naar zou kijken, dan neem ik zijn lijstje pas echt serieus.” “Oh, je hebt het zeker over Tim?”, weet ze
18
februari 2013
toe te voegen aan mijn verhaal. “Precies, dat bedoel ik.” De inspectie heeft vlak voor de kerstvakantie het nieuwe toezichtkader in concept de wereld in gestuurd. Passend Onderwijs gaat zich vooral bezig houden met de thuiszitters. Tim is er zo één. Hij komt af en toe naar school en als hij er is, trekt hij zich terug of zit op de wc. De mentor klas 3 vmbo-t is pas echt handelingsverlegen, het ZAT heeft erover gesproken, Jeugdzorg houdt zich ermee bezig, MEE is erbij betrokken, de LPA is op de hoogte en heeft al een PV uitgeschreven, kortom; Eva staat op scherp. Er is ook nu in het weekend een mail van de ouders van Tim bij mij binnengekomen. Ik heb bedacht dat mailen het slechtste communicatiemiddel is dat ooit is uitgevonden. “Beste mevrouw Eva, u meldde dat Tim veel afwezig is geweest, maar hebt u dat wel gecontroleerd? Hoe kunt u nu zeggen dat onze zoon in die tijd weinig geleerd heeft. U kent onze zoon niet, laat dat
maar aan ons over. Trouwens uw school zou best wel eens wat beter bekend mogen staan. Zelfs mijn buren is het opgevallen dat jullie niet bovenaan staan in dat lijstje en onze Advocaat is het met ons eens dat u volgens de wet echt wel meer had moeten doen voor Tim.” Ik zou graag de inspecteur en professor Donkers erbij roepen en zeggen: “Hoezo net een 6 voor onze CE, mogen wij alstublieft een 9 voor onze inzet?” Maar ja, dat scoort niet en past niet binnen het toezichtkader. Vandaag 7 januari 2013 Het nieuwe kalenderjaar heeft zijn intrede gedaan. De wederzijdse hartelijkheid op de eerste schooldag na Kerst, waarmee we elkaar als collega’s het beste voor 2013 hebben gewenst, gelukkig zonder goede voornemens, belooft veel goeds. Ook de leerlingen laten zich van hun beste kant zien. Tijdens mijn tweede les begin ik niet met een MTV-clip, maar via mijn smartphone met de ‘The Royal Fireworks’ van Händel. “Wat is dat nou voor rare muziek?” De belangstelling is gewekt. We hebben met alle collega’s afgesproken dat we in het tweede uur het gaan hebben over het gebruik van vuurwerk bij oud en nieuw. Ik schrijf de titel op het digibord en laat er een aantal associaties in het Engels aan toevoegen. De meest stoere verhalen komen los en de benaming van allerlei buitenlands vuurwerk wordt driftig genoteerd. Nee, er is niemand gewond geraakt, maar ze kennen allemaal wel iemand waarmee wél wat is gebeurd. Toen ik zelf nog op de havo zat, zag ik een film van jongens met de meest vervelende wonden aan hun handen. Ik zal eens kijken of ik die film dit kalenderjaar te pakken kan krijgen. Een aanmoediging om toch erg voorzichtig te zijn. Heb ik toch nog een goed voornemen voor dit jaar.
Professionaliseren van medezeggenschap Verticale verantwoording naar de inspectie en de centrale financiële instelling kennen we al van de vorige eeuw, maar sinds het begin van deze eeuw moeten besturen en scholen zich wat beleid betreft ook horizontaal verantwoorden. Als eerste bij je belangrijkste belanghebbenden: ouders (in het voortgezet onderwijs ook aan de leerlingen) en medewerkers. Het horizontaal verantwoorden van het beleid doe je onder andere aan hun vertegenwoordigers in de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad. Hoe pak je dat professioneel aan?
D
e medezeggenschapsraad (MR) is een wettelijk orgaan, waarbij de ene directeur fronst, terwijl de andere praat over zijn critical friend. De laatste positie is zoals het door de wetgever is bedoeld: partners die niet zonder elkaar kunnen en niet zonder elkaar willen. Zoals de regering de Tweede Kamer nodig heeft en omgekeerd, zo geldt dat ook voor de zeggenschap en medezeggenschap op school. En bij grotere organisaties in primair en voortgezet onderwijs met meerdere scholen liggen deze – voor de wet gelijkwaardige – posities bij de bestuurder(s) en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR). Voor beide partners geldt de Wet Medezeggenschap Scholen (WMS) als basis.
brengt draagvlak en zorgt voor een goed imago: daar wil je je kind naar toe sturen, daar wil je werken als leraar of ondersteuner of bestuurder. Zie het MR-overleg als speeltuin voor dat evenwicht. Kies dan liever de wipwap of de zandbak, dan de rolton of de glijbaan, op de laatste twee speel je alleen. En voor (G)MR’en: laat zeker de boksautomaat in een hoekje staan,
Speeltuin of arena Medezeggenschap, het woord staat synoniem voor aandacht, kennis en bereidheid tot communicatie. Als deze voorwaarden en basisprincipes bij zeggenschap en medezeggenschap praktijk zijn, ontstaat er samenspel. Goed samenspel brengt evenwicht in de belangen van leerlingen, ouders, medewerkers en bestuurders. En evenwicht
Inhoud Hoe professionaliseer je medezeggenschap vanuit de zeggenschap, op inhoud? a. Vraag advies zover van tevoren, dat het advies nog van invloed kan zijn op het te nemen besluit. b. Laat mensen (vooral bij speerpunten) in conceptstadia meedenken en reageren en creëer op deze manier draagvlak en acceptatie. c. Ga uit van het schoolplan en vraag advies op keuzes in de (meerjaren)begroting in oktober. Presenteer de contouren
‘Goed samenspel brengt evenwicht in belangen van leerlingen, ouders, medewerkers en bestuurders’ onder het zeil. Alleen als het écht nodig is, mag het zeil eraf… Op het volgeboekte WMS-congres in november 2012 reageerde de zaal overwegend positief op het samenspel in de speeltuin. Dat was bemoedigend voor CNV Onderwijs en AOb, die samen de inleiding verzorgden.
februari 2013
19
BG /
Directie
Overleg DB
Deadline
Werkgroep
MR en OR/
GMR
RvT
beraad
GMR-BG +
post GMR
GMR
OV op zelfde
plenair
agenda GMR
tijd
(wk x)*
(wk x + 1)*
(wk x /+ 2)
(wk x + 3)
(wk x +4)
(wk no x +5)
(wk no x +6)
Dag
Dag datum
Dag datum
Dag datum
Dag datum
Dag datum
Dag datum
datum
*De weeknummers bij benadering passend maken. De cyclus volgt op elkaar, vergaderingen bevoegd gezag – directies vormen uitgangspunt.
van het jaarplan voor het volgende schooljaar in januari en heb het jaarplan scherp vóór 1 mei. d. Zorg voor kennis over de algemene bevoegdheden van de (G)MR. • Overlegrecht: wensen directie en/of MR overleg? Bied gelegenheid en een agenda. • Bespreekrecht: een MR mag spreken over alle zaken die de school betreffen. • Initiatiefrecht: de MR kan voorstellen doen en standpunten innemen. De directeur dient – vóór (gemotiveerd schriftelijk) besluit hierover binnen drie maanden – gelegenheid te bieden voor overleg. • Informatierecht: de MR krijgt in principe alles wat de MR nodig acht voor het goed uitvoeren van zijn taak (volgens de gemeenteraad). Privacygevoelige informatie valt hier buiten.
‘De wet verplicht directeur en bestuurder tot een proactieve opstelling ten opzichte van de medezeggenschap’ e. Ken de bijzondere bevoegdheden van de (G)MR. CNV Onderwijs heeft voor leden (naast uw medezeggenschapsreglement) een handig document, getiteld ‘Overzicht beleids-plannen’. Vormgeving Hoe professionaliseer je medezeggenschap vanuit de zeggenschap in vormgeving? Op organisatieniveau: zorg vóór de meivakantie voor een logische vergaderstructuur vanuit het bestuur en zend deze naar de scholen: een cyclus van zes weken. De vijfde week vullen de locatie MR’en in.
20
februari 2013
Mogelijk vergaderen directeuren of MR’en nog vaker. Plan deze vergaderingen tussen de cyclus van zes weken in. Een uitgebreider model is verkrijgbaar via de auteur. Op schoolniveau voor de MR of deelraad: a. Maak een jaarplanning met naast de jaarlijkse vaste punten ook speerpunten van beleid als agendapunten: drie vanuit de zeggenschap en twee of drie vanuit de MR. b. Maak samen (directie, voorzitter en secretaris) de MR-agenda veertien dagen voor een MR-vergadering. Laat de agenda tien dagen voor geplande MR-vergaderingen beschikbaar zijn, inclusief de bijlagen. c. Maak op uw bureaublad of tablet een snelkoppeling naar ‘Memo MR’. Maak het tot uw tweede natuur om proactief informatiepunten voor de MR te noteren als u ze tegenkomt. Daarmee laat u zien dat u de MR serieus neemt. d. Gebruik een oplegger (aanbiedingsbrief) voor instemming of adviesvragen per aangelegenheid. e. O ndersteun een MR om zelfstandig te opereren. Communiceren, informeren, mening vormen, discussiëren en toelichten kun je samen, maar besluitvorming moet u de MR zelfstandig laten doen. Er is ervoor te pleiten dat de directeur bijvoorbeeld het eerste uur bij de MR-vergadering aanwezig is. Voorbeelden van a, b en d zijn verkrijgbaar via de auteur.
Aanvullend voor de GMR: f. Maak een compacte GMR van (acht) tien tot twaalf leden, die u kiest op drive en kwaliteit (profielschets) en faciliteer deze goed. De leden worden tevens contactpersoon/vertegenwoordiger voor een of meer scholen die niet fysiek in de GMR deelnemen. g. Stel een ambtelijk secretaris aan voor de GMR. h. Z org drie weken voor de GMR-vergadering voor de agenda en bijbehorende stukken op een digitaal punt (een intranet, website of dropbox), bereikbaar voor GMR- en MR-leden in de organisatie (ouders en medewerkers). MR-en die dat willen, kunnen hun opmerkingen meegeven aan hun contactpersoon in de GMR. i. Beleg tenminste eenmaal per jaar een bijeenkomst voor alle GMR- en MRleden en bespreek hier de algemene gang van zaken, de kwaliteit van de communicatie en eventuele suggesties voor verbeteringen en een inhoudelijk actueel item. j. Overweeg om drie keer per jaar een nieuwsbrief GMR uit te geven, waarin u terugblikt en vooruitkijkt. Wetten De WMS en de Wet goed onderwijs, goed bestuur (en de code goed bestuur) verplichten de directeur en de bestuurder tot een proactieve opstelling ten
opzichte van de medezeggenschap. Als het spel niet goed gaat, kan de onderwijsgeschillencommissie (gratis) ingeschakeld worden, bij instemmingsgeschillen door de zeggenschap en bij adviesgeschillen door de medezeggenschap. Als er verschillen zijn in interpretatie van de WMS, kunnen beide hierover een interpretatiegeschil aangaan, waarbij je vraagt om uitspraak te doen wat de WMS volgens de geschillencommissie bedoelt. Het is beter om voor die tijd hulp in te roepen, bijvoorbeeld via het MR-partnerschap. Als een school een partnerschap heeft afgesloten (steeds voor een jaar), kan de MR (of in overleg samen met directie) een vaste adviseur als vraagbaak raadplegen. Meer informatie over zo’n partnerschap kunt u opvragen bij de Onderwijsacademie van CNV Onderwijs via 030 – 751 17 47. Boksautomaat In een enkel geval komt het voor dat een directeur of bestuurder dit spel niet wil spelen of bewust door rood rijdt. In dergelijke gevallen staat in de hoek van de speeltuin nog de boksautomaat en moet u wellicht het zeil eraf halen. In artikel 36 van de WMS heeft de MR de mogelijkheid een proces aan te gaan in verband met het niet naleven van de WMS bij de ondernemingskamer van de Rechtbank in Amsterdam. Zo ver komt het gelukkig zelden. In dit schooljaar heeft de inspectie in zijn toezichtkader opgedragen gekregen om bij inspectiebezoeken te kijken hoe een organisatie met medezeggenschap omgaat. Hopelijk kunt u ze laten zien dat uw praktijk voldoet aan de strekking van dit artikel. Wanneer u voor uw (collega) directeuren een snelle workshop ‘EHBM – eerste hulp bij medezeggenschap’ wenst, neem dan contact op. Ook uw reacties op dit artikel zijn van harte welkom. Klaas Jurjens, trainer, adviseur CNV Onderwijs
[email protected], 06 – 53 37 14 24
februari 2013
21
boeken
Kinderen die in beelden denken, hebben een voorkeur voor creatieve vakken en hebben meer moeite met woorden en taal. De leerstof is vooral afgestemd op talige eigenschappen, beelddenkers hebben daarom een probleem. Over hoe dat werkt in de hersenen, kunnen kinderen in de basisschoolleeftijd, ouders en leerkrachten lezen in deze uitgave. De voorbeelden, tips en oefeningen zijn op het onderwijs geschreven en eenvoudig toe te passen. Beelddenken komt veel voor, ook in combinatie met bijvoorbeeld dyslexie, ADHD, stoornissen in het autistisch spectrum, dyspraxie, dyscalculie. ‘Denken in beelden’ combineert informatie op kindniveau en tips en achtergrondinformatie voor school, ouders en leerkrachten.
Denken in beelden Tineke Verdoes ISBN 9789085606536 € 27,50
22
februari 2013
Van alle gedragingen die je binnen scholen tegenkomt, is agressie de meest ontwrichtende, omdat het zo’n grote impact heeft op de betrokkenen. Hoe ga je daarmee om? Wat kun je als leerkracht en school doen om agressie op scholen te voorkomen? En wat kun je doen als het eenmaal misgaat? Hoe kun je agressieve leerlingen helpen beter met hun emoties om te gaan? ‘Ga d’r maar uit’ biedt antwoorden en oplossingen op vragen rondom orde houden en agressie in en rondom de klas. Daarnaast geeft het inzicht in de achtergronden van agressief gedrag en een overzicht van werkvormen die curatief kunnen worden ingezet, wanneer er eenmaal sprake is van agressie. Geen wetenschappelijk gefundeerde methode vol voetnoten en verwijzingen, maar een handzame ondersteuning voor zowel beginnende als ervaren leerkrachten.
Ga d’r maar uit! Orde en een veilig klimaat op school en in de klas Marien Lokerse ISBN 9789088503122 € 19,90
Pubers en sociale media, het is alsof ze voor elkaar gemaakt zijn. Altijd aan, altijd contact. Dat was al even zo, maar de smartphone heeft het twitteren en facebooken alleen maar erger gemaakt. Geen moment meer offline, geen moment meer rust. Hoe leg je aan je kind uit dat ‘nu even niet’ ook belangrijk is? ‘Focus!’ behandelt een actueel probleem dat steeds nijpender lijkt te worden, getuige het toenemend aantal vragen hierover op ouderavonden, forums en websites. Regels stellen werkt niet. Zeggen dat je kind zich anders moet gedragen ook niet. Je moet het slimmer doen, namelijk door een gesprek op gang te brengen. Dat kan, mits je de juiste vragen stelt. Zó leer je het kind focussen.
Focus! Over sociale media als de grote afleider Justiene Pardoen ISBN 9789088503863 € 14,90
column
Spookfactuur Als directeur moet je een duizendpoot zijn. Een van die poten is bedoeld voor de financiën. Hoewel ik waarschijnlijk voor het tweede jaar op rij de begroting niet overschrijd, is die poot niet mijn ding. Blijkbaar stuur ik wel op financiën. Ook ICT is niet mijn ding, maar als ik me afvraag wat wel mijn ding is, kom ik tot de conclusie dat de afwisseling mij bevalt en dat ik daarom een duizendpoot wil zijn. Het sturen op financiën wordt mij momenteel op het gebied van ICT even heel lastig gemaakt. Onlangs ontving ik van een ICT-bedrijf drie rekeningen
de mededeling dat de termijn bij bedrijven op vijf jaar staat en dat het wel degelijk mag en dat ik dus wel moet betalen. Zo snel ga ik niet overstag. Ik bel het bedrijf en vraag om toelichting bij de facturen. Ik krijg meteen het nieuwe hoofd financiële zaken aan de lijn. Hij wil als nieuwe bezem de zaak schoon gaan vegen en kwam in bureaulades nog oude rekeningen tegen, vertelt hij. Gelukkig is praten wel mijn ding en vrij snel heb ik de man onder tafel gepraat en klaagt hij bij mij steen en been over de rotzooi die zijn voorganger achtergelaten heeft. Hij
‘Hij wil als nieuwe bezem de zaak schoon vegen en kwam in bureaulades nog oude rekeningen tegen’ van leveringen in 2008. Over twee kleine rekeningen waarop kabeltjes staan, zou ik me niet druk maken, maar de derde betreft een digibord. Als ik die ga betalen, overschrijd ik mijn budget dit jaar ruim. Echter vind ik dat nog een minder groot probleem, dan het feit dat ik niet weet of ik het digibord wel ontvangen heb. Mijn eerste actie is een telefoontje naar de Consumentenbond, met de vraag of een bedrijf na vier jaar nog een rekening mag sturen. Het antwoord is vrij snel duidelijk; na twee jaar mag dat niet. Dus ik breng mijn bovenschools management en het administratiekantoor op de hoogte dat ik verder geen actie onderneem. Helaas reageert het administratiebureau daarop met
zegt dat hij tegen een andere directeur al gezegd heeft een streep te zetten onder dit soort facturen. Inkoppertje, denk ik. Helaas dat ging over rekeningen van kabeltjes, die wil hij best kwijtschelden, maar een rekening van een digibord van 5.000 euro kan hij niet zomaar laten liggen. Ik moet een andere tactiek gebruiken en vraag om het serienummer van het bord, zodat ik kan controleren of het geen spookfactuur is. Ik heb namelijk in 2008 wel een digibord bij dit bedrijf gekocht, maar ook betaald. De rekening heeft echter een ander factuurnummer. De financieel manager zegt mij te begrijpen, maar kan geen antwoorden geven. Hij besluit het voor gezien te houden en verbindt
mij door met de directeur. De directeur heeft geen tijd en wijst op zijn rechten en wil een incassobureau inschakelen. Ik vind dat prima, zeg ik, als hij dan maar eerst zorgt voor de juiste gegevens. Hij heeft daarvoor zijn mannetjes zegt hij en zal een aangepaste factuur laten sturen, met serienummer. Vervolgens blijft het een week stil bij mij op school, tot het bewuste ICT-bedrijf mij belt en een vertegenwoordiger wil langs sturen om samen met mij eens naar de digitale apparatuur bij mij op school te kijken, om mij een advies te geven over eventuele nieuwe aanschaf. Ik zie meteen een vertegenwoordiger voor me, die van ieder digibord het serienummer opschrijft en mij een paar weken later voor acht digiborden een rekening stuurt. Ik vertel hem dat wij voorzien zijn en anders wel een goedkoper adres weten. Ik ben benieuwd wat ik verder zal horen. Betalen doe ik nog niet, hoewel de druk van het bovenschools management wordt opgevoerd, omdat de accountant met zijn handen in het haar zit met een spookfactuur. Accountants zijn niet mijn ding. Ik ga eerst maar eens op klassenbezoek bij groep 1, waar ze vandaag voor het eerst het nieuwe digibord mogen gebruiken. Dirk van Boven
februari 2013
23
Ongelukken kunnen gebeuren De leerlingen van groep 8 zijn op schoolkamp. Drie dagen vol activiteiten als afsluiting van de basisschoolperiode. Op de tweede dag gaat de telefoon en een begeleidende leerkracht meldt dat een van de leerlingen tijdens een spelletje voetbal zijn been heeft gebroken. De leerling is naar het ziekenhuis en zijn ouders zijn geïnformeerd. De vader van de leerling geeft aan dat hij de school aansprakelijk zal stellen voor de schade. Hij noemt daarbij met name de annuleringskosten voor een geboekte vakantie.
V
oordat u de ouders van de leerling belt om een afspraak te maken om de zaak te bespreken, wilt u wel weten hoe het nu precies zit met de aansprakelijkheid. De school is weliswaar verzekerd, maar heeft een fors eigen risico. Zomaar een praktijkvoorbeeld. Meestal loopt het allemaal goed af, maar soms gaat het ook echt mis. Ieder jaar verdrinken bijvoorbeeld wel enkele leerlingen tijdens het schoolzwemmen. Het is dus uitermate belangrijk dat de verantwoordelijkheid en de aansprakelijkheid voor alle activiteiten die de school organiseert goed geregeld zijn. Op de eerste plaats moet heel helder zijn welke activiteiten de school zelf organiseert en waar zij dus de verantwoordelijkheid heeft. Meestal is dat duidelijk. Activiteiten zoals schoolzwemmen, schoolsportdagen, schoolreisjes en schoolkampen zijn daarvan voorbeelden. Maar soms loopt de school als groep ook mee met de avondvierdaagse die de atletiekvereniging organiseert. Dan ligt de verantwoordelijkheid niet bij de school, maar bij de vereniging. Nog ingewikkelder ligt het bij activiteiten die wel op school plaatsvinden, maar niet (of deels) onder de verantwoordelijkheid vallen van de school. Overblijven is daarvan het bekendste voorbeeld, maar hoe zit het met muzieklessen die na schooltijd op school gegeven worden? En hoe zit het met die muzieklessen als een leerkracht van de school die geeft? Schoolactiviteiten Alle activiteiten die de school organiseert, moeten vermeld zijn in het schoolplan en in de schoolgids. Ouders kunnen dan weten dat de verantwoordelijkheid bij de school ligt. Daarmee houdt het echter voor de school niet op. Van groot belang is dat bij alle activiteiten die de school onder haar verantwoordelijkheid organiseert, voor alle partijen duidelijk is wat de ‘spelregels’ zijn. Leerlingen, leerkrachten, begeleiders en eventuele externe betrokkenen moeten weten aan welke regels zij zich moeten houden. Het is daarom feitelijk noodzakelijk om per activiteit een protocol te maken, waarin deze afspraken worden vastgelegd. Vervolgens is het zaak dat alle betrokkenen kennis hebben genomen van de inhoud van dat protocol. Leerkrachten vertellen de leerlingen aan welke regels zij zich moeten houden. Zij zien in het protocol ook hun eigen taken. Instrueer begeleiders ook over hun rol. Als er externe partijen betrokken zijn, dan moeten die partijen ook betrokken worden bij het
24
februari 2013
opstellen van een protocol en zich bewust zijn van hun rol en verantwoordelijkheid. Dit klinkt wellicht allemaal erg bureaucratisch, maar op het moment dat er iets gebeurt en de school met een aansprakelijkheidsstelling wordt geconfronteerd, dan is zo’n protocol essentieel. Daarbij is het niet alleen belangrijk dat er per activiteit een protocol is, maar ook dat deze protocollen regelmatig op actualiteit worden nagelopen en dat ze bekend zijn en blijven bij de betrokken partijen. In een juridische procedure zal een rechter zich altijd ervan vergewissen of de partij die formeel verantwoordelijk is ‘alles heeft gedaan wat redelijkerwijze van haar verwacht had mogen worden om te voorkomen dat er iets fout zou gaan’. Verstandig is ook om te kijken wat uw aansprakelijkheidsverzekering voor eisen stelt, om voor dekking van de schade die voortvloeit uit ongelukken gedekt te zijn. Het zal duidelijk zijn dat door het opstellen en hanteren van deze protocollen ongelukken niet kunnen worden uitgesloten. Als iedereen zich echter aan de afspraken houdt, wordt de kans erop wellicht wat kleiner. Maar belangrijk is dat in geval van een ongeluk de school kan aantonen dat zij er alles aan heeft gedaan om de kans op een ongeluk zo klein mogelijk te maken. Kan een leerkracht die zich niet aan het protocol heeft gehouden aansprakelijk worden gesteld? Als er een ongeluk gebeurt, is de school de eerste aansprakelijke voor (ouders van) leerlingen. De school is immers verantwoordelijk voor de wijze waarop de activiteiten worden uitgevoerd. Als blijkt dat een leerkracht zich niet aan de gemaakte
afspraken in een protocol heeft gehouden, dan kan het bestuur proberen hem hiervoor aansprakelijk te stellen. Dat zal vrijwel altijd moeten gebeuren via een juridische procedure. Een rechter zal ook dan toetsen of er sprake is van duidelijke afspraken en in hoeverre de leerkracht verweten kan worden dat hij daarvan is afgeweken. Dat geldt uiteraard ook voor andere betrokkenen bij activiteiten van de school.
activiteiten die de school organiseert en activiteiten van derden waaraan de school meewerkt. Voor eigen activiteiten is het vanzelfsprekend dat personeel daarvoor ingezet wordt en dat daar in de jaartaak rekening mee wordt gehouden. Voor de tweede categorie ligt het gecompliceerder. Als de school vindt dat het personeel hieraan mee moet doen, dan moet de activiteit in het taakbeleid worden opgenomen en moeten er in de jaartaak uren voor worden gereserveerd. Vaak zal echter een beroep worden gedaan op personeelsleden om vrijwillig deel te nemen aan de activiteit. In dat geval bepaalt een personeelslid dus zelf om wel of niet mee te doen.
Andere partijen Als de school meewerkt aan buitenschoolse activiteiten die zij niet zelf organiseert, is er in principe geen sprake van verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. Toch is het verstandig om daarover goed te communiceren naar ouders, maar ook naar de organisaties die de activiteit organiseren. Soms is er ook bij dit soort activiteiten wel sprake van deelverantwoordelijkheden. Als de school een ruimte verhuurt voor muziekonderwijs, dan moet deze ruimte voldoen aan eisen op het gebied van veiligheid en dergelijke (denk bijvoorbeeld aan nooduitgangen). Maar hoe zit het met de verantwoordelijkheid van de juf die met een groepje leerlingen meeloopt in de avondvierdaagse? Als twee leerlingen op de vuist gaan en er sneuvelt een bril, wie is er dan verantwoordelijk? Ook hier geldt: maak vooraf duidelijke afspraken.
Rol (G)MR Op verschillende aspecten van bovenstaande geldt ook dat de medezeggenschap een rol speelt. Dat geldt in de eerste plaats bij het vaststellen van schoolactiviteiten in de schoolgids. Daarnaast heeft de medezeggenschap inspraak bij het vaststellen van het taakbeleid, waarin afspraken kunnen worden gemaakt over deelname aan activiteiten van derden. De vaststelling van de verschillende protocollen valt onder artikel 10, lid e van de Wet Medezeggenschap Scholen (10.e. vaststelling of wijziging van regels op het gebied van het veiligheids-, gezondheids- en welzijnsbeleid, voor zover niet behorend tot de bevoegdheid van de personeelsgeleding;). De (G)MR heeft daarop instemmingsrecht.
Personeel Een regelmatig gestelde vraag is of leerkrachten en andere personeelsleden verplicht kunnen worden, mee te doen aan activiteiten waarbij leerlingen betrokken zijn. Ook hier geldt de scheiding tussen
Tijd Het opstellen van protocollen, het up-to-date houden ervan en het communiceren erover kost veel tijd. Maar de directeur die een afspraak moet maken met de ouders van de leerling die op het schoolkamp zijn been heeft gebroken, is blij als hij dat allemaal toch heeft gedaan. Jan Damen, CNV Onderwijs
Meer informatie over dit onderwerp vindt u in een speciale brochure van CNV Onderwijs. De brochure ‘Ongelukken kunnen gebeuren’ bevat voorbeeldprotocollen en is via CNV Schoolleiders verkrijgbaar. Ook hoofdstuk 17 van de Rechtspositiegids van CNV Onderwijs besteedt aandacht aan dit onderwerp.
februari 2013
25
column door Chris Lindhout
Het is volop winter en mijn gedachten gaan terug naar Nompondo. Tijdens mijn reis naar Zuid-Afrika mochten we daar een bezoek brengen aan de plaatselijke highschool. Plaatselijk? Wat bedoel je? De plaats Nompomdo (in KwaZulu-Natal) heeft rond de tienduizend inwoners, waarvan 70 procent zonder werk zit. Een plaats zo groot als Abcoude of Mierlo, alleen die hebben iets minder werkelozen… Hoop ik.
Arm Afrika
We lieten de bus bij de hoofdweg staan en gingen met kleinere busjes de bush in. Verstandig, want een touringcar heeft daar niets te zoeken. Na een rondleiding langs de groepen, waarvan de kleinste groep 52 leerlingen telde en de grootste 73, mochten we bij de principal in het kantoor komen. Het gelach en de blijheid van de kinderen resoneert in mijn oren. Mijn eerste vraag aan haar (ja, een vrouw had de leiding en dat in Zuid-Afrika) was hoe hun leerlingenvolgsysteem in elkaar zat. Toch onmisbaar als je de kwaliteit wilt waarborgen. De directrice keek even verbaasd en antwoordde: “Natuurlijk hebben we dat dik in orde. Als de kinderen met de pauze naar buiten gaan, volgen we hen op de voet.” Ook mijn tweede vraag over de vrijheid binnen het systeem beantwoordde ze kordaat. “Ons systeem is hetzelfde als in heel Zuid-Afrika, gebaseerd op wat we hebben.”
“Op wat we hebben?”, vroeg ik. “Ja, want we hebben niet altijd alles wat we willen hebben.” Hierop kon ik instemmen knikken. Ook wij hebben dat probleem, alleen op een andere schaal. “Hoe organiseren jullie de tienminutengesprekken, want ouderparticipatie en ouders als educatief partner is toch een voorwaarde voor goed onderwijs?” Ze keek me niet aan. “Niet”, was haar korte antwoord. Het pestprobleem leek me ook wel het bespreken waard. “Stel, een kind blijft niet doen wat jullie willen en pest andere kinderen”, vroeg ik. “Dat kennen we niet”, antwoordde ze bijna kortaf. “En als ze iets bijgestuurd moeten worden, mogen ze de wc schoonmaken of de vloer vegen.” Dan kijkt ze mij met haar gitzwarte ogen aan en vuurt haar vraag af. “Ik vind dat u rare vragen stelt. Kinderen zijn hartstikke blij dat ze naar school mogen en mogen leren, dus waar heeft u het over? Zijn kinderen bij jullie dan niet blij om naar school te gaan?” Enig schaamrood trekt op langs mijn wangen. Ik denk aan de groep 3 met 72 leerlingen. Ze moeten elkaar helpen, want de juf heeft daarvoor geen tijd, dus met de autonomie zit het wel goed. Ze leren alleen maar wat ze kunnen leren, dus de competentie is optimaal en over relatie heb ik al zoveel geleerd in ZuidAfrika. Familie en vrienden zijn belangrijker dan inkomen. We geven onze gift af. Ze willen er nog een computer bij kopen, want twee computers op de hele school van vijfhonderd leerlingen is wat weinig. Misschien kopen ze er ook wel meer woordenboeken van, want alle lesboeken zijn in het Engels en ze spreken daar alleen Zulu, dus elke opdracht moet ze met woordenboeken vertalen. We keren terug naar de busjes. Een vraag nestelt zich in mijn hoofd. Wie is er arm?
26
februari 2013
leden actueel Gedicht
Voorbijgangers Wij zijn slechts voorbijgangers, op weg van hier naar daar. Alleen zijn we en af en toe, lopen we met elkaar. Maar slaat er iemand plots rechtsaf of mindert hij zijn pas, dan merken we dat even op, maar blijft alles zoals het was. Ook kinderen lopen met je mee, al is het maar een jaar. Vergeten ons dan, want er staat een ander voor hen klaar. Kind, als ik, als een voorbijganger een woord of een gebaar Of iets anders mee mocht geven, maakt dat me heel dankbaar. want, wij zijn slechts een voorbijganger op weg van hier naar daar. Alleen zijn we en af en toe lopen we met elkaar. Chris Lindhout
Gedichtenbundels Wilt u uw team verrassen met een gedichtenbundel van Chris Lindhout? Mail voor meer informatie of om de gedichtenbundels te bestellen naar
[email protected].
Direct 2011
Verschijningsdata
Nr. 2 Nr. 3 Nr. 4 Nr. 5
Nr. 6 Nr. 7 Nr. 8
23 maart 20 april 25 mei 22 juni
21 september 26 oktober 23 november
februari 2013
27
Werf een nieuw CNV-lid en ga er samen op uit! Gunt u anderen óók de voordelen van het CNV-lidmaatschap? Meld dan een nieuw CNV-lid aan en ontvang als dank een cadeaubon. Zo kunt u samen met het nieuwe lid iets leuks gaan doen! En elke keer iets anders als u dat wilt! Wilt u een Dinerbon, een Theaterbon of doet u samen liever iets spectaculairders? U kunt zoveel nieuwe leden aanmelden als u wilt en voor elk lid ontvangt u een nieuwe cadeaubon.
VOORDELEN VAN HET CNV-LIDMAATSCHAP: • • • • • • • • •
Geïnformeerd worden over de ontwikkelingen in de sector waarin u werkt Meepraten over uw CAO Professionele rechtsbijstand. Verzekerd van rechtshulp bij arbeids-kwesties en in privézaken Samen opkomen voor betere afspraken Individuele hulp en begeleiding met betrekking tot werk Deskundige hulp bij de belastingaangifte Korting op verzekeringen Toegang tot de vraagbaak van het CNV Loopbaan- en beroepsinhoudelijk advies
U KUNT KIEZEN UIT DE VOLGENDE CADEAUBONNEN T.W.V. €25,- : • Dinerbon • Snowworld Zoetermeer • Theaterbon VVV Cadeaubon • • Bioscoopbon Deze actie geldt niet in combinatie met andere ledenwerfacties. Kijk voor meer voorwaarden, informatie en aanmelding op: www.cnv.nl/actie of bel met (030) 751 10 40
Aanmeldbon
CNV Onderwijs, t.a.v. Ledenadministratie, Antwoordnummer 51053, 3501 VC Utrecht
[email protected]
Gegevens nieuw lid
Uw gegevens
Naam en voorletters
M/V
Adres
Naam en voorletters Tel.nr. Woonplaats
Postcode
Woonplaats
Postcode
Tel. nr. overdag Geboortedatum
Tel. nr. ‘s avonds Emailadres
Relatie tot het nieuwe lid:
Sector waarin u werkzaam bent
M/V
Adres
Collega
Familie
Vriend/in
Anders, namelijk:
Hierbij machtig ik het CNV de contributie automatisch maandelijks af te schrijven van mijn rekening
Ik ben lid van:
ACP
CNV Dienstenbond
CNV Vakmensen
CNV Publieke Zaak
CNV Onderwijs
Lidnummer: Bank/gironummer Als aanbrenger van een nieuw lid ontvang ik graag de volgende cadeaubon: Datum
Handtekening
Dinerbon
Theaterbon
Bioscoopbon
Snowworld
VVV Cadeaubon Het CNV zal na ontvangst van de aanmelding telefonisch contact opnemen voor aanvullende gegevens om de inschrijving definitief te maken. De contributie verschilt per bond (volledige info vindt u op www.cnv.nl) maar bedraagt gemiddeld 15 euro per maand. Studenten, werklozen, gepensioneerden en arbeidsongeschikten betalen een aangepast tarief.
U als aanbrenger van het nieuwe lid ontvangt uw gekozen aanbrengcadeau op uw privé-adres. Toezending kan pas plaatsvinden nadat de gegevens van het nieuwe lid telefonisch zijn gecontroleerd en een eerste contributie is geïnd.
Aanmelden kan ook via: www.cnv.nl/actie