Techne Press
| Ravesloot
Peter G. Teeuw | Christoph Maria Ravesloot
Teeuw
Begroeide Daken na 2010 Afstemming van techniek, organisatie en maatschappelijk belang.
BEGROEIDE DAKEN NA 2010
Dit boek bespreekt de wijze waarop de aanleg van begroeide daken in Nederland uitgebreid en versneld kan worden. De belangrijkste aandachtspunten hierbij zijn van technische, organisatorische en maatschappelijke aard. Over de technische aspecten zijn de volgende vragen gesteld: wat is de functie van dakbegroeiing? Hoe zijn deze daken opgebouwd en hoe zien ze eruit? Vragen over de organisatie zijn: hoe ziet goed procesmanagement eruit, zodat dakbegroeiing wordt aangelegd op die plaatsen waar het gewenst is? Welke uitgangspunten zijn belangrijk? De maatschappelijke aandachtspunten zijn: welke voordelen van dakbegroeiing zijn van nut voor de maatschappij? Hoe ziet een maatschappelijke kosten-batenanalyse eruit? De antwoorden op deze vragen zijn in dit boek beschreven.
Begroeide daken na 2010 Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang Peter Peter G. G. Teeuw Teeuw | | Christoph Christoph Maria Maria Ravesloot Ravesloot
Begroeide daken na 2010 Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Begroeide daken na 2010 Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Peter G. Teeuw, Christoph Maria Ravesloot
Techne Press, Amsterdam | Januari 2011
Colofon Auteurs ir. Peter G. Teeuw PDEng, SMART Architecture, Afdeling Architectuur, Faculteit Bouwkunde, Technische Universiteit Delft dr. drs. ir. Christoph Maria Ravesloot, Innovatie Bouwproces & Duurzaamheid, Avans Hogeschool, Hogeschool Zuyd, Hogeschool Rotterdam
Eindredactie Karen van Lente | Tekstbureau Taallent (www.taallent.nl) Beeldmateriaal Kristel Aalbers ('hand' tekeningen) en Alexander Mooi (grafieken) Fotobronnen zijn vermeld bij de foto's; foto's zonder vermelding zijn gemaakt door de auteurs. Vormgeving, opmaak Peter Teeuw
Trefwoorden Duurzame ontwikkeling, duurzaam bouwen, duurzame stedenbouw, begroeide daken, vegetatiedaken, water, watermanagement, groen, leefmilieu, CO2 reductie, bouwproces, kosten-batenanalyse, maatschappelijke kosten-batenanalyse, duurzaam aanbesteden.
Foto omslag Groothandelsgebouw Rotterdam (foto Christoph Maria Ravesloot)
Academische verantwoording en peer review
Uitgave en distributie Techne Press | Amsterdam | www.technepress.nl
Dit boek is resultaat van jarenlang onderzoek aan de Technische Universiteit Delft.
Januari 2011 ISBN: 978-90-78469-06-3
Tevens hebben Avans Hogeschool (Den Bosch, Tilburg) en Hogeschool Zuyd (Heerlen) bijgedragen aan het onderzoek door financiering van het lectoraat Innovatie Bouwproces en Techniek dat van 2008 tot 2010 door Christoph Maria Ravesloot geleid is. Tenslotte hebben Hogeschool Rotterdam en Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam bijgedragen door gedurende het jaar 2010 het lectoraat Innovatie Bouwproces en Duurzaamheid onder leiding van Christoph Maria Ravesloot te financieren. Bij de tot standkoming van dit boek is gebruik gemaakt van peer review.
© 2011 De auteurs Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, vertaald, opgeslagen, of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, door fotokopiëren, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part of this book may be reproduced, translated, stored, or transmitted in any form or by any means, electronic, photocopying, recording or otherwise without the prior written permission of the publisher.
Inhoudsopgave Voorwoord, daken moeten sneller groen
9
Inleiding
11
Techniek van begroeide daken Functies van het begroeide dak De functies van een begroeid dak van een gebouw Functies van de lagen van het begroeide dak Functies van hulpconstructies van het begroeide dak Structuur van het begroeide dak De materialisatie van de verschillende lagen van een begroeid dak Materialisatie van andere onderdelen van een begroeid dak Experiment Bouwfysische aspecten Brandeigenschappen Vorm van het begroeide dak Vormgeven met flora Levensvoorwaarden voor dakvegetatie Plantenkeuze Experimenten Voorbeelden in de praktijk
15 16 17 20 22 24 24 27 29 31 34 37 37 40 41 42 45
Organisatie van meer meters Kosten-batenanalyse (KBA) KBA op gebouwniveau KBA op stadsniveau, subsidies Ontwerprichtlijnen Prestatie-eisen en regelgeving Classificatie Projectmanagement Aanbesteden Uitvoering Beheer
49 50 50 51 56 56 59 61 61 64 67
Maatschappelijk belang Maatschappelijke baten van begroeide daken Effecten voor het stadsklimaat Stedelijk waterbeheer Overige effecten (baten) voor de stad Gezondheidsaspecten Maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) Milieueffecten LCA Procesinnovatie Imago verandering Lange termijn monitoring
69 69 69 71 76 78 79 79 81 83 84
De opdrachtgever wil groen
87
Nawoord Kees Duijvestein
89
Bijlage A Verklarende woordenlijst
91
Bijlage B Beplantingstabellen Leeswijzer Tabel A: Droge, zonnige omstandigheden; substraatdikte 20 - 40 mm Tabel B: Zonnige omstandigheden, met weinig schaduw; substraatdikte 50-70 mm Tabel C: Zonnige en beschaduwde omstandigheden; substraatdikte 70-120 mm Tabel D: Schaduwrijke plekken; substraatdikte 50-70 mm Tabel E: Schaduwrijke plekken; substraatdikte 70-120 mm
93 93 95 98 103 105 106
Bijlage C Literatuur Actuele literatuur, bronnen Oudere literatuur, bronnen Bronnen, subsidie links steden (NL)
109 109 111 112
Bijlage D Samenvattingen Samenvatting Summary Zusammenfassung (kurz)
115 115 118 121
Bijlage E Index
125
Bijlage F Overzicht tabellen
128
Figuur 1. Daken met en zonder dakbegroeiing in de binnenstad van Dresden (D).
Voorwoord, daken moeten sneller groen De tekst van het eerste boek van de auteurs over ‘Begroeide Daken’ uit 1991 (Teeuw, Ravesloot 1991) was ruim zes jaar na de samenstelling al aan herziening toe. Er waren nieuwe materialen op de markt en de regelgeving was gewijzigd. Er was in die periode in Nederland zelfs een geheel nieuwe bouwverordening van kracht geworden. Ook waren begroeide daken als ‘verschijnsel’ in die zes jaar veel bekender geworden bij architecten en opdrachtgevers. Nu – anno 2011 – is het alweer twaalf jaar geleden dat de herziene uitgave van dit eerste boek over dakbegroeiing in Nederland (Teeuw, Ravesloot 1998) verscheen. In de tussentijd is er voldoende gebeurd om een volledig hernieuwde uitgave over begroeide daken in Nederland te rechtvaardigen. De doelstelling van de oorspronkelijk uitgave was het opstellen van een helder definitiekader en het scheppen van duidelijkheid in de (vermeende) voordelen van dakbegroeiing. Hierdoor konden alle vakspecialisten, zowel vanuit de groenhoek als vanuit de dakenbranche, onderling communiceren met dezelfde terminologie. Bovendien werd wetenschappelijk onderbouwd wat de (milieu) effecten van dakbegroeiing,, zowel op gebouw- als op stedenbouwkundige schaal, nu werkelijk zijn. Daarbij gaat het met name om de verbetering van het klimaat en het bufferen van regenwater, de
bescherming van de dakhuid tegen grote temperatuurschommelingen en het warmtebufferend vermogen van het dak waardoor het binnen in de zomer koeler blijft. Deze doelstellingen zijn nu bijna twintig jaar later voor een deel effectief gebleken. Enerzijds zijn de definities en begrippen dermate scherp dat er geen twist meer over is. De verschillen tussen een groen dak (waar planten op of over groeien), begroeid dak (met beplanting die wortelt in een substraatlaag), daktuin (intensief beheerd begroeid dak) et cetera zijn duidelijk. Dit zelfde geldt voor de verschillende onderdelen van de daken zelf. De markt verschuift echter, begroeide daken komen nog steeds voor in de ontwerpen voor nieuwe gebouwen. De ontwikkeling gaat echter meer en meer de kant op van de renovatie van bestaande daken. Argumenten hiervoor hebben veelal betrekking op de voordelen op stedenbouwkundige schaal. Begroeide daken verminderen van een aantal negatieve milieu- en gezondheidseffecten die door bebouwing in de stad wordt veroorzaakt. En juist op deze locaties is het potentieel aan nieuwbouwdaken veel kleiner dan het enorm grote potentieel van bestaande daken. Dit boek richt zich daarom in eerste instantie op de uitvoering
van begroeide daken in de stad, voor nieuwbouw en vooral ook voor bestaande daken. Nieuw in deze uitgave is de aandacht voor de organisatie van de verschillende partijen die moeten samenwerken om begroeide daken in de stad te realiseren. Daarnaast wordt een verband gelegd tussen enerzijds de kosten en baten (KBA) van een begroeid dak voor de eigenaar en voor de gebruiker van de ruimte onder het dak en anderzijds de voor- en nadelen op stedenbouwkundige schaal. Voor zover mogelijk zijn deze voor- en nadelen in een overzicht voor een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) tot uitdrukking gebracht. De maatschappelijke kosten en baten van dakbegroeiing zijn van belang voor adaptatieprogramma’s voor het klimaat. Doordat het klimaat verandert, ontstaan er problemen. Zo komen er bijvoorbeeld in Nederland steeds vaker hevige regenbuien voor, die in kortere tijd veel meer regenwater op de daken en op het maaiveld lozen dan voorheen het geval was. In stedelijk gebied met relatief veel verharding leidt dit tot wateroverlast, doordat het water niet snel genoeg afgevoerd kan worden naar het riool of naar het oppervlaktewater. Om dit probleem op te lossen moet de bergingscapaciteit voor (regen)water in de stad worden vergroot. Omdat door verstedelijking onvoldoende maaiveld beschikbaar is, is het gebruiken van begroeide daken voor het afvoeren van overtollig water een goed alternatief, ook in financieel opzicht. Dit nieuwe perspectief, dat dakbegroeiing niet alleen voordelen heeft voor eigenaren en gebruikers van gebouwen en voor de leefomgeving (het milieu), maar dat er ook belangrijke (financiële) belangen zijn bij andere partijen, zoals gemeenten en waterschappen, is een belangrijke toevoeging in deze nieuwe uitgave van
begroeide daken. In deze uitgave staat de ontwikkeling van begroeide daken in het teken van versnelling. Wij danken alle personen die ons geholpen hebben om de nieuwste informatie en de mooiste plaatjes te bemachtigen. In het bijzonder bedanken wij ook de peer reviewers, die door de uitgever benaderd zijn, voor hun bereidheid het werk te lezen en van commentaar te voorzien. Prof.dr.ir. Pieter DeWilde (University of Plymouth, School of Architecture, Design and Environment), ir. Tjerk Reijenga (KOW Shanghai China, i.s.m. Bern University of Applied Science and Tongji University Shanghai), Prof. ir. Willem Riedijk (Vienna University of Technology) en Dr. Sybrand Tjallingii (Delft University of Technology) hebben ieder vanuit hun eigen discipline voor ons waardevolle opmerkingen gegeven.
Peter Teeuw, Christoph Maria Ravesloot, Delft, januari 2011
Inleiding Meer dan dertig jaar geleden werd in Nederland begonnen met het aanleggen van begroeiing op daken met systemen die vergelijkbaar zijn met de hedendaagse. De techniek werd destijds uit Duitsland geïmporteerd, waar dakbegroeiing al veel eerder was geïntroduceerd. De markt voor begroeide daken is in Nederland de afgelopen decennia enorm gegroeid. Zowel op woongebouwen als op scholen, kantoren, en openbare gebouwen wordt steeds vaker dakbegroeiing aangelegd. Het aanbrengen van begroeiing op een plat of hellend dak heeft een positieve invloed op de leefomgeving (het milieu). Dit geldt op grotere schaal voor het stadsklimaat en op kleinere schaal voor het comfort in het gebouw. Voor het aanleggen van een begroeid dak gelden echter enkele technische en organisatorische criteria waar goed naar moet worden gekeken, omdat anders de betrouwbaarheid en de ecologische voordelen niet gewaarborgd zijn. De informatie in dit boek is bedoeld om een minimale kwaliteitsgarantie mogelijk te maken. Het boek geldt in die zin als representatieve momentopname van de stand van de techniek van begroeide daken voor de Nederlandse situatie in 2011. Praktijkvoorbeelden tonen aan waarom het in een aantal gevallen zinvol is om een begroeid dak aan te leggen. Met name het
groene imago, dat op deze wijze gecreëerd wordt, is voor opdrachtgevers een belangrijke motivatie. Het boek stuurt aan op een ‘duurzame ontwikkeling’ (sustainable development). Dit begrip is door de Verenigde Naties gedefinieerd als “een ontwikkeling die voldoet aan de huidige behoeften, zonder dat daardoor de mogelijkheden worden verminderd voor toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien” (WCED 1987). Dit betreft in de volle breedte zaken omtrent milieu, bevolking en economie. Het gaat hierbij niet alleen om het ‘hier en nu’, maar juist ook om het ‘daar (elders) en later’. Het voorkomen dat problemen worden afgewenteld op plekken elders op de aardbol of op toekomstige generaties is hierbij het uitgangspunt. Het boek richt zich onder andere op ontwerpers. In aanvulling op het begrip ‘duurzame ontwikkeling´ definieert de TU Delft milieu als “de verzameling voorwaarden voor het leven” (de Jong 1994). En ontwerpers creëren voorwaarden voor de optimale ontwikkeling van het leven. Suboptimale ontwikkeling van deze voorwaarden veroorzaken milieu- en gezondheidsproblemen en dat is niet duurzaam. Ook wanneer de gebouwde omgeving zich niet optimaal ontwikkelt voor een volgende generatie of wanneer deze gebouwde omgeving geen optimale ontwikkelingen elders op de aardbol oplevert, is dat
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
11
geen duurzame ontwikkeling, maar eerder een gemiste kans! En begroeide daken dragen bij aan zo'n optimale leefomgeving. Probleemstelling Het uitgangspunt voor het onderzoek dat ten grondslag ligt aan deze publicatie, is dan ook als volgt gedefinieerd: het is een probleem dat de kansen die begroeide daken bieden voor een duurzame ontwikkeling niet optimaal worden benut en gerealiseerd. En de onderzoeksvraag hieraan gekoppeld is: wat zijn de randvoorwaarden om begroeide daken optimaal in te zetten voor een duurzame ontwikkeling? Afbakening Het accent ligt hierbij op de plek waar de grootste winst te behalen valt, namelijk de (bestaande) stedelijke omgeving. En op wellicht de meest cruciale factor bij het realiseren van begroeide daken: de organisatie van en de samenwerking tussen de verschillende betrokken partijen. Om goede besluiten te kunnen maken over het te volgen proces, wordt hier een overzicht gegeven van de kosten en baten van begroeide daken op gebouwniveau ten opzichte van maatschappelijke ontwikkelingen. Dit overzicht ontbrak tot nu toe. Methodiek Veel informatie is verkregen door jarenlange expertise, bronnenonderzoek, praktijkexperimenten en participatie in de bouwpraktijk. Uiteraard bouwt dit boek voort op de voorgaande uitgaven. In deze nieuwe uitgave worden de gebruikte begrippen bij het ontwerpen en ontwikkelen van begroeide daken verder verhelderd en aange12
scherpt. Vanzelfsprekend zijn nieuwe inzichten en onderzoeksgegevens uit het afgelopen decennium verwerkt met betrekking tot de functie, de structuur en de vorm van begroeide daken. Het blijft interessant te onderzoeken in hoeverre de technische en ecologische ontwikkeling van begroeide daken vooruitgaat. Techniek: Organisatie: Maatschappij:
functie van het dak kosten-batenanalyse effecten (baten) voor de stad
structuur van het dak ontwerprichtlijnen & projectmanagement maatschappelijke kostenbatenanalyse
vorm van het dak beheer imago & monitoring
Tabel 1: Matrix met de opzet van het onderzoek over begroeide daken.
Met deze uitgave wordt, net als in de eerste twee uitgaven, geprobeerd verder bij te dragen aan het proces van demystificatie rondom het wel of niet toepassen van begroeide daken. Gebrek aan kennis, of slechts het voorhanden zijn van niet objectieve, productgebonden informatie mag niet de reden zijn voor het niet gerealiseerd krijgen van begroeide daken. Daarom is het nodig een overzicht te geven van alle ontwerpvoorwaarden die recht doen aan de uitgangspunten van ontwerpers en van milieutechnici. Nieuw in deze uitgave is dat ook de realisatie en de procesmatige aspecten erbij worden betrokken. Dit boek is geen standaardcatalogus van alle mogelijke soorten begroeide daken. Wel biedt het de argumenten om de keuze voor een bepaalde soort dakbedekking te ondersteunen, met de consequenties voor functie, structuur en vorm van het dak. Hiermee
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
wordt het mogelijk om te controleren of een ontworpen dak aan de gestelde eisen voldoet. Doelstelling Met dit boek moet de ontwerper in staat zijn een gefundeerd oordeel te vellen over de keuze voor een bepaald soort begroeid dak en moeten de diverse partijen in staat zijn op grote schaal begroeide daken toe te passen in bouwprojecten. Dit boek beoogt dan ook een nog breder publiek toegang te verschaffen tot het ontwerpen van groene daklandschappen. Bewust is ervoor gekozen productgebonden informatie te vermijden. Opdrachtgevers kunnen op grond van de informatie in dit boek een weloverwogen keuze maken voor een bepaalde dakuitvoering.
Figuur 2. Begroeid dak op een woning in een Ökosiedlung, Herzogenrath (D).
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
13
Figuur 3. Begroeid dak op het Groothandelsgebouw in het centrum van Rotterdam.
Techniek van begroeide daken Dit deel gaat in op de vragen over vorm, structuur en functie van begroeide daken. Vorm, structuur en functie zijn drie begrippen die al in de eerste eeuw na Christus door de Romeinse architect Vitruvius werden beschreven als de drie kwaliteiten die een ontwerp moet bezitten. Vorm omvat de uiterlijke verschijningsvorm. Structuur omvat de wijze van opbouw, de inwendige bouw en werking. Functie omvat de betekenis, de gebruikswaarde (Tjallingii 1989). Hier is gekozen voor een voorwaardelijke benadering vanuit de vorm, zoals prof. Taeke de Jong dat voorstaat (De Jong 1992).
Tijdens het ontwerpproces wordt het ontwerp meestal vanuit de functie benaderd. Omdat dit boek vooral voor ontwerpers bedoeld is wordt het thema begroeide daken vanuit de functie benaderd. Dat betekent voor de opbouw dat dit hoofdstuk eerst de functie van begroeide daken beschrijft, afhankelijk van de functie wordt aangegeven hoe de structuur van het dak moet zijn en daaruit volgt weer de vorm van het dak. Er wordt dus gezocht naar die begroeide daken, die binnen hun vorm een structuur en een functie hebben. Hierbij wordt een beschouwing over vorm alleen zinvol geacht als bekend is hoe het dak is opgebouwd en deze beschouwing alleen zinvol als bekend is welke functies het dak vervult.
Figuur 4. De voorwaardelijke indeling van vorm, structuur en functie naar de Jong (De Jong 1992). P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
15
Functies van het begroeide dak Begroeiing op daken zorgt voor een verbetering van de functionele eigenschappen van daken in woon- en werkomgeving. Dit hoofdstuk beschrijft hoe een begroeid dak functioneert. Hierbij gaat het zowel om het dak als geheel, als om de verschillende onderdelen van het dak. Een begroeid dak is een onderdeel van een gebouw, maar ook een object (tuin) om naar te kijken. Dit zijn de gebruiksfuncties. Naast gebruiksfuncties heeft een dak een aantal constructieve, ecologische en bouwfysische functies. Veel constructieve en bouwfysische functies worden in de dagelijkse praktijk vertaald in prestatie-eisen en vormen zo een onderdeel van de regelgeving en normeringen. Het feit dat een dak plat of hellend is, bepaalt de gebruiksfunctie ervan. Platte daken kunnen als daktuin en als kijkdak gebruikt worden. Hellende daken kunnen in het algemeen alleen als kijkdaken worden ingericht. Globaal komt het onderscheid tussen kijkdak en gebruiksdak overeen met de soort begroeiing die op het dak wordt aangelegd: intensieve begroeiing voor daken die als daktuin worden gebruikt en extensieve begroeiing voor daken die als zichtgroen worden gebruikt. De termen ´intensief´ en ´extensief´ hebben betrekking op het beheer van de beplanting. Voor flauw hellende daken geldt een mogelijke tussenvorm, die als enigzins intensief aangemerkt zou kunnen worden. Omdat dit soort daken in de praktijk niet veel afwijkt van extensieve daken, wordt deze variant nauwelijks gebruikt. In Nederland wordt ook de term ´semi-extensief´ gebruikt voor daken met een substraat tussen de 16
150 en 300 millimeter dikte. Voor de bepaling van de effecten in de Nederlandse bouwpraktijk volstaat echter het onderscheid tussen intensieve en extensieve begroeiing. Met het onderscheid in functie is een eerste onderverdeling gemaakt in de typologie van begroeide daken. Zo zal een intensief begroeid hellend dak niet of nauwelijks toegepast worden voor een gebruiksruimte. Het grasdak van de bibliotheek van de TU Delft vormt hierop een uitzondering. Een ander voorbeeld zou het hellend dak van een dierenverblijf kunnen zijn, waarbij de dieren het dak ook gebruiken als weiland. Dit hoofdstuk bespreekt allereerst de functies van een begroeid dak. Daarna komen de functies van de verschillende lagen en van de hulpconstructies van het begroeide dak aan de orde.
Figuur 5. Typologie van begroeide daken.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Foto Hans Schouten fotografische Dienst TU Delft. Figuur 6. Grasdak op de bibliotheek van de TU Delft.
De functies van een begroeid dak van een gebouw Gebruiksruimte en zichtgroen Een begroeid dak is in de stad een interessante optie voor het creëren van groene privéruimte buiten. Met relatief weinig moeite kan een dak omgetoverd worden tot een kleine oase van rust en ruimte. De meeste steden hebben een tekort aan openbare buitenruimte. De beschikbare buitenruimte is bovendien vaak niet geschikt voor tuinaanleg of voor groenvoorziening. Ook is de grond duur en brengt als groengebied voor de gemeente weinig op. Er is echter
wel een beheerbudget voor nodig. Economisch gezien is openbare groenvoorziening in de stad dus niet erg aantrekkelijk. De twee belangrijkste functies van een buurt- of wijkpark, namelijk het verschaffen van zichtgroen aan gebruikers van de openbare ruimte en het creëren van gebruiksplekken in het groen, kunnen door verschillende daken worden vervuld. Niet voor mensen toegankelijke, maar wel zichtbare daken kunnen worden ingericht als zichtgroendaken. Dit kunnen in het algemeen extensief begroeide, platte of hellende daken zijn. Toegankelijke, platte daken zullen vooral worden gebruikt als privédaktuinen, zowel intensief als extensief begroeid. Grote, intensief begroeide daken kunnen ook openbaar toegankelijk zijn, bijvoorbeeld in de vorm van een stadspark. Educatief groen Het komt voor dat platte daken, op bijvoorbeeld scholen, een educatieve functie krijgen als bloemen- en kruidentuin. Bij zeer grote dakvlakken is het zelfs denkbaar dat kinderboerderijen worden aangelegd, waarbij de spreekwoordelijke geiten op het grasdak daadwerkelijk aanwezig zijn. Deze laatste optie stelt wel hoge eisen aan de onderconstructie en aan het dak waarop de tuin of de kinderboerderij aangelegd wordt. Productiegroen (bedrijfsvoering) Volgens de Duitse hoogleraar Minke (Minke 1985) is het inrichten van een intensief begroeid dak niet aan te bevelen voor agrarische doeleinden, bijvoorbeeld voor de productie van gewassen of voor het bedrijfsmatig houden van dieren. Kleinschalige productie van
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
17
kleine vruchten, zoals bosbessen en andere bessen, of het kweken van kruiden voor huishoudelijk gebruik kan wel een interessante functie van een begroeid dak zijn. Daar komt bij dat er de laatste jaren een toenemend besef is dat de hedendaagse voedselproductie naar verhouding teveel ruimte in beslag neemt. Daardoor is er een groeiende belangstelling ontstaan voor stadslandbouw en de zogenoemde ´eetbare stad´. Intensief begroeide daken kunnen hierbij een belangrijke rol spelen. Psychologische effecten Bewoners van hoogbouw kijken vaak uit op saaie, grijze daklandschappen. Als de lager gelegen daken worden begroeid, heeft dit een positief psychologisch effect. Het lijkt immers of de begane grond dichterbij gekomen is. Maatschappelijke baten (klimaatsverbetering, waterbeheer) Begroeide daken kunnen ook worden ingezet om bepaalde milieudoelen te bereiken, bijvoorbeeld een klimaatsverbetering of een duurzaam stedelijk waterbeheer. Vooral het vermogen van een begroeid dak om water te bergen (te bufferen) krijgt de laatste tijd meer aandacht. Hierop wordt nader ingaan in het hoofdstuk over het maatschappelijk belang. Levensverlenging dakbedekking De ballastlaag van grind, die normaal gesproken vaak op een plat of hellend dak ligt, dient onder andere om temperatuurschommelingen af te vlakken. Op een zwart bitumineus of kunststofdak zonder ballastlaag 18
kunnen de temperaturen schommelen tussen -20° Celsius in een koude winternacht en 80° Celsius op een warme zomerdag. Aan deze temperatuurschommeling van 100° Celsius staat de dakbedekking ieder jaar weer bloot. Zelfs de temperatuurschommeling tussen dag- en nachttemperatuur kan in de zomer 70° Celsius bedragen. Dit stelt hoge eisen aan de dakbedekking en het versnelt het verouderingsproces. De grindlaag zorgt al enigszins voor een afvlakking van de temperatuurschommelingen op een dak, maar begroeiing doet dit nog veel meer . Dit is zelfs het belangrijkste thermische argument om een begroeiing aan te leggen. Het zou de levensduurverwachting van de dakbedekking met tientallen jaren kunnen verlengen. Iemand die begroeiing op zijn dak heeft aangelegd, zal kunnen volstaan met de normale onderhoudswerkzaamheden en waarschijnlijk de dakbedekking tijdens zijn leven niet hoeven te vervangen. Ook het risico op beschadigingen door mechanische (punt) belastingen, zoals de inslag van hagelstenen bij zeer zware buien of schade door het lopen op het dak met naaldhakken, kan door de beplanting worden verkleind. Hoewel dakbegroeiing een probaat middel is om de levensduur van de dakbedekking te verlengen, is het goed om te beseffen dat door die begroeiing het opsporen en verhelpen van lekkages moeilijk en kostbaar is. Thermisch isolerend en koelend vermogen De demping van temperatuurschommelingen, ook wel amplitudedemping genoemd, heeft gevolgen voor de energie-uitwisseling met de ruimte onder het dak.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Figuur 7. De extreme temperaturen van de dakhuid van een dak zonder dakbegroeiing (Krusche 1982).
Figuur 8. De extreme temperaturen van de dakhuid van een dak met dakbegroeiing (Krusche 1982).
Als de temperaturen op het dak in de zomer minder hoog worden door dakbegroeiing, zal de ruimte eronder minder snel opwarmen. In de winter zal het dak minder snel afkoelen. Voorwaarde daarbij is wel dat het droog winterweer is en dat de substraatlaag en de drainagelaag droog zijn. Alleen dan draagt de begroeiing bij tot het isolerende vermogen van de dakconstructie in de winter. Als het echter gaat regenen, kan dit voordeel omslaan in een nadeel, omdat het afstromende overtollige water juist voor afkoeling zorgt. De isolerende werking van begroeiing in de winter is tot nu toe nooit overtuigend aangetoond. Al is wel aannemelijk dat een dichte beplanting van bijvoorbeeld hoge grassen de wind remt en stilstaande luchtlagen vasthoudt en daarmee de isolerende werking gunstig zou kunnen beïnvloeden. Hier moet echter bij gezegd worden dat daken tegenwoordig dermate goed geïsoleerd zijn, dat de bijdrage waarschijnlijk verwaarloosbaar is. Het substraat zelf levert geen bijdrage aan het warmteisolerend vermogen van het dak. Droog zand geleidt warmte tien keer beter dan isolatiemateriaal. Dit kan worden afgeleid uit de warmtegeleidingcoëfficiënten. Voor een zelfde isolerende werking moet dus tien keer zoveel zand worden aangelegd ten opzichte van isolatiemateriaal. Voor de begroeiing is vocht nodig, wat de isolerende werking van een substraatlaag nog slechter maakt. Bij volledige verzadiging van het substraat is de warmtegeleiding zelfs vijftig keer groter ten opzichte van isolatiemateriaal. Samengevat kan er gezegd worden dat er in de winter soms sprake is van een isolerende werking van dakbegroeiing en in de zomer is er sprake van een koelend effect.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
19
De warmtegeleidingcoëfficiënt (l) van vochtige aarde is
2,00
W/mK
droog zand is
0,33
W/mK
cellulose-isolatie is
0,04
W/mK
isolatieschuim is
0,03
W/mK
Tabel 2. Warmtegeleidingcoëfficiënten van verschillende materialen (Bron: Bouwfysisch Tabellarium, TU Delft 1990).
Geluidreductie Begroeide daken hebben een geluiddempende werking op hun omgeving. Door de massa van het dak werkt dit ook door in de geluidswering van het stadslawaai binnen in het gebouw. De reductie is afhankelijk van het soort en de dikte van het substraat en kan enkele decibellen groot zijn. Rotterdam gaat uit van een geluidsisolatie van gemiddeld 8 decibel (Gemeente Rotterdam 2006). Het uiteindelijke effect is in slechts beperkte gevallen van belang, omdat de geluidswering van een woning in grote mate bepaald wordt door de zwakste schakel in de buitengevel, namelijk het glas in de ramen en de ventilatieopeningen, voor zover deze niet uit suskasten bestaan. Beheersing zonreflectie Begroeide daken veroorzaken weinig spiegeling. Dit kan een voordeel zijn, als men hinderlijke schittering en lichtreflectie wil voorkomen. Toch hebben de daken nog wel een reflectiefactor van minimaal 0,25 (het percentage licht dat gereflecteerd wordt), wat weer gunstig is voor de daglichtfactor. 20
Ondersteuning fotovoltaïsche systemen (PV) Afhankelijk van het type dak en de isolatiewaarde, stralen begroeide daken in het algemeen veel minder warmte af dan niet-begroeide daken. Fotovoltaïsche systemen (PV) voor de opwekking van elektriciteit uit zonlicht hebben een lager rendement, als de temperatuur oploopt. Dit heeft ertoe geleid dat er gecombineerde systemen van PV met dakbegroeiing op de markt zijn. De combinatie van dakbegroeiing met PV-systemen kan het rendement van de PV vergroten, omdat de temperatuur van de PV-panelen lager blijft. Er moet bij een dergelijke combinatie wel op worden gelet dat de beplanting voldoende licht heeft om te overleven en dat de afstand tussen de panelen en het dak niet te groot wordt. Dit vermindert namelijk het effect. Het hoofdstuk over de maatschappelijke baten gaat verder in op de koelende werking van begroeide daken. Functies van de lagen van het begroeide dak Afhankelijk van de gebruiksfunctie, onderscheiden architecten twee categorieën begroeide daken. Dat zijn enerzijds daken die gebruikt worden om te vertoeven, in het algemeen zijn dat daktuinen, anderzijds daken die met zichtgroen worden ingericht. Onafhankelijk van deze functionele typologie, worden er ook ecologische, bouwfysische en constructieve functies onderscheiden. Ze worden hier per laag besproken. Levend dek Het levend dek vormt het uiterlijk van het dak. Naast deze esthetische functie kan het diverse ecologische functies hebben, zoals
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
bijdragen aan waterverdamping, of temperatuurdemping en een natuurfunctie. Windvlies Het windvlies zorgt voor een goede verankering van plantenwortels tegen alle soorten van erosie. Substraatlaag De substraatlaag is de voedingsbodem voor de vegetatie. De voedingsbodem neemt lucht en water op en zorgt voor voedingsstoffen in de juiste zuurgraad. Daarnaast ondersteunt het substraat de worteling van de vegetatie en kan het bijdragen aan de waterberging. Filtervlies Het filtervlies voorkomt dat fijne substraatdeeltjes de drainagewerking van het substraat of van een drainagelaag aantasten, terwijl het opstijgen van water vanuit de ondergrond wel mogelijk blijft. Drainage-elementen / waterbuffering De drainagelaag heeft niet alleen als taak overtollig water af te voeren, bijvoorbeeld na een regenbui, maar ook de taak (kleine hoeveelheden) water te bufferen voor droge perioden. Ook bestaan er drainage-elementen om grotere hoeveelheden water (tijdelijk) te bufferen. Antischuifelementen Deze voorzieningen voorkomen het afschuiven van de substraatlaag met beplanting op daken met steilere hellingen.
Beschermlaag De antischuif- en beschermlaag beschermen de onderliggende kunststoflagen tegen mechanische schade door opvriezen, tuingereedschappen, lopen enzovoort. Wortelkerende laag De wortelkerende laag zorgt ervoor dat de wortels van de vegetatie tijdens droge perioden niet in de dakconstructie doordringen en daar op zoek gaan naar water. Scheidingslaag Indien de wortelkerende laag niet tegelijkertijd de waterkerende laag is, is soms een scheidingslaag tussen beide lagen noodzakelijk, omdat deze lagen anders chemisch met elkaar zouden kunnen reageren. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer zacht PVC en bitumen direct op elkaar geplakt worden. Deze scheidingslaag laag zal vooral bij renovatiedaken voorkomen. Waterkerende laag De waterkering is de belangrijkste bouwtechnische functie. Dakconstructie De dakconstructie draagt de dakbelasting af naar de wanden of kolommen. De dakconstructie zorgt voor de stijfheid, de sterkte en de stabiliteit van het dak. Daarbij beschermt de dakconstructie de ruimte onder het dak tegen allerlei weersinvloeden.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
21
vegetatiesoort
gewichtsindicatie
sedumdak
50 kg/m2
sedum/kruiden
80 kg/m2
extensieve begroeiing
100 kg/m2
gras/bloemen begroeiing
150 kg/m2
intensieve begroeiing
500 kg/m2
Tabel 3. Indicatie van het gewicht van een begroeid dak
Figuur 9. De aanwezige lagen in een dakopbouw verschillen per dak.
Door deze strikte scheiding in functies is het mogelijk bij de dakaanleg exact te bepalen welke functie door welke laag kan worden vervuld en welke functies eventueel gecombineerd kunnen worden in een laag. Zo heeft een plat dak bijvoorbeeld geen drainagewerking, noch bij een intensief, noch bij een extensief begroeid dak. De afwatering zal op een plat dak door een extra laag geregeld moet worden. Afhankelijk van de soort drainage die wordt aangelegd, zal deze drainagelaag moeten worden beschermd tegen het dichtslibben door deeltjes uit de substraatlaag. De filterwerking wordt gewaarborgd door de filterlaag. De filterlaag komt alleen voor samen met een drainagelaag. Er bestaan echter ook drainagelagen die geen filtervlies nodig hebben. De laag vervult dan beide functies. De hellingshoek van het dak bepaalt het wel of niet voorkomen van een drainagelaag met filtervlies. Het verschil tussen een intensief en een extensief begroeid dak heeft over het algemeen geen directe 22
invloed op de functies van de verschillende lagen. De structuur van het begroeide dak wordt hierdoor wel beïnvloed, omdat enkele lagen bij een intensief begroeid dak zwaarder gedimensioneerd zullen worden. Functies van hulpconstructies van het begroeide dak Naast deze ecologische, bouwfysische en constructieve functies moet voor het begroeide dak soms nog een aantal extra functies worden vervuld. Deze functies hebben het karakter van toegevoegde (of hulp)functies. Welke onderdelen van het begroeide dak deze toegevoegde functies hebben, volgt hierna. Brandstrook De brandstrook zorgt er voor dat bij brand op een deel van het dak het vuur niet kan overslaan naar andere delen van het dak.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Inspectieputje Het inspectieputje is een hulpmiddel ter controle van de toestand waarin substraat en drainagelaag zich bevinden. Het betreft dan vooral de vochtigheidsgraad. Hulpmiddelen ter verankering van bomen Deze hulpmiddelen moeten er voor zorgen dat hogere beplanting bij harde wind kan standhouden op het dak. Maai- of onderhoudsinstallatie Deze voorziening dient om het onderhoud te vereenvoudigen van met name intensief begroeide hellende daken, omdat deze moeilijk toegankelijk zijn voor gangbare onderhoudsmachines. Sproei-installatie Een sproei-installatie dient ter irrigatie van het substraat in droge perioden. Deze voorziening komt alleen voor bij intensieve daken. Voorzieningen ter vergroting van de substraatlaag Hulpmiddelen die plaatselijk een dikkere substraatlaag toestaan, zijn meestal nodig voor het plaatsen van bomen of struiken bij intensieve daken.
Figuur 10. Dakbegroeiing op een kantoorgebouw in Amsterdam.
Hemelwaterafvoer en/of noodoverloop Deze voorziening zorgt ervoor dat onverwacht grote hoeveelheden water op het dak kunnen worden afgevoerd. Als de hemelwaterafvoer verstopt is, of ontbreekt, zorgt een noodoverloop ervoor dat het water op het dak niet naar binnen kan lopen, maar naar buiten wordt afgevoerd. Lekkagedetectie Dit is een voorziening om – meestal op de vierkante meter nauwkeurig – lekkages te kunnen opsporen en lokaliseren.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
23
Amsterdam.
© Mostert De Winter bv Xeroflor® daktuinsystemen, kantoor ABN-Amro
Gevelstrook Dit is een strook langs een aan het dak grenzende gevel die er voor zorgt dat er bij regen geen grond opspat tegen de gevel. Soms heeft een dergelijke strook tevens de functie van drainagestrook of brandstrook.
Structuur van het begroeide dak Een begroeid dak kan op verschillende manieren (technisch) gerealiseerd worden. De structuur van het begroeide dak is afhankelijk van de functionele prestatie-eisen, zoals die in het vorige hoofdstuk zijn beschreven. Van belang hierbij is de wijze waarop de gebruikte materialen op elkaar worden afgestemd. Na de materialisatie moet worden getoetst of aan de prestatie-eisen (en ook aan normeringen) wordt voldaan. De gebruikte materialen met hun technische eigenschappen vormen een onderdeel van de structuur van een begroeid dak. Daarnaast is de logistiek van het aanbrengen van een begroeid dak van grote invloed op de gebouwstructuur. De nauwkeurigheid van planning, detaillering en bouwvoorbereiding is in de regel maatgevend voor de uiteindelijke kosten van het begroeide dak. Op grond van de gekozen structuur kan een onderverdeling in typologieën gemaakt worden. De meest bepalende eigenschap voor de bouwstructuur is de dakhelling. De dakhelling bepaalt het al dan niet aanwezig zijn van drainagelagen, drempels en maatregelen om de buffercapaciteit voor regenwater te vergroten. Ook de door de materialisatie veroorzaakte milieueffecten zijn onderdeel van de structuur. Van begroeide daken wordt beweerd dat ze ecologisch zouden zijn. Het maken van een afweging tussen de negatieve milieueffecten van de gebruikte materialen enerzijds en de eventuele positieve bijdrage aan het milieu van het begroeide dak anderzijds is niet 24
helling
drainage
drempels
buffer
01° - 03°
wel
geen
geen
04° - 11°
geen
geen
geen
12° - 24°
geen
geen
wel
25° - 45°
geen
wel
wel
46° - 90°
geen
wel
wel
Tabel 4. Typologische indeling van begroeide daken op grond van de dakhelling.
eenvoudig. Het is echter niet altijd noodzakelijk deze afweging te maken. De ecologisch-technisch meest verantwoorde mogelijkheid wordt bereikt, indien de criteria hergebruik en lange levensduurverwachting consequent worden toegepast bij de keuze voor de te gebruiken materialen. De materialisatie van de verschillende lagen van een begroeid dak In het vorige hoofdstuk hebben de functie van de verschillende lagen van een begroeid dak besproken. In deze paragraaf gaat het om de materialisatie van die functie. Dit wordt opnieuw per laag aangegeven. Levend dek De begroeiing kan bestaan uit sedums, mossen, kruiden, grassen, struiken, heesters, bolgewassen en andere soorten beplanting. Afhankelijk van de dikte van de substraatlaag kunnen ook bomen en grotere struiken worden aangeplant.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Windvlies Het windvlies bestaat uit netten die fijnmazig genoeg zijn om de wortels stevig te laten verankeren. In het algemeen zijn dit kunststoffen, zoals nylon en polypropeen. In sommige gevallen voldoet een juten inleg die langzaam weg zal rotten. Tegen die tijd zijn de planten al voldoende diep geworteld. Soms wordt een biologisch afbreekbare gel in het substraat aangebracht die de planten en substraatkorrels tijdelijk aan elkaar lijmt. Wanneer de begroeiing in mat- of plaatvorm wordt aangebracht, is een erosiebescherming vaak overbodig. Soms wordt grind op de matten aangebracht om te voorkomen dat de mat als geheel wegwaait. Substraatlaag De substraatlaag bestaat uit organisch materiaal, al dan niet aangevuld met anorganische of zelfs kunststofmaterialen. Bij extensieve daken mag het substraat niet al te veel voedsel bevatten. Afhankelijk van de gewenste eigenschappen van het substraat, wordt het samengesteld uit potaarde, zand, houtsnippers, fijn grind, kunststofmatten, papiersnippers, vulkaniet- of kleikorrels. Bemesting is alleen onder bepaalde omstandigheden nodig en gewenst. Filtervlies De filterlaag kan bestaan uit turf, fijnkorrelig zand, of uit een synthetisch materiaal, bijvoorbeeld een vlies van polyester (15 g/m2), nylon, polyetheen of polypropeen. Hoe grover de ondergrond, hoe dikker en sterker het vlies moet zijn.
Drainage-elementen / waterbuffering De drainagelaag kan bestaan uit kiezel, eventueel met zandtoevoeging om de buffercapaciteit te vergroten, lava, geëxpandeerde vulkaniet of kleikorrels. Ook worden kokosstromatten gebruikt. Soms worden synthetische matten gebruikt die tegelijkertijd als antischuif- en beschermlaag functioneren. Deze matten hebben als extra voordeel dat ze veel lichter in gewicht zijn en de hoogte van de dakopbouw verkleinen. Het komt voor dat steenwolplaten als drainageplaat worden gebruikt. Daarbij dient aangetekend te worden dat deze platen dan niet meer als isolatieplaat functioneren, omdat er meestal water in staat. Wanneer een grote capaciteit voor waterbuffering gewenst is, worden vaak kunststofelementen gebruikt die de vorm van ‘eierdozen’ hebben. Steeds meer komen ook elementen op de markt die speciaal ontwikkeld zijn om het regenwater zo lang mogelijk te bufferen om zo een sterke vertraging van de waterafvoer te krijgen. Deze elementen lijken op de ‘eierdozen’, maar hebben een meer gesloten, soms meanderende, structuur met relatief grote opbouwhoogte (dikte). Gecombineerde elementen van levend dek, de substraatlaag, filtervlies en drainage-element / waterbuffering (plantentegels, plantenbakken) Er zijn beplantingsmethoden die de dakbegroeiing als het ware als tapijttegels op het dak neerleggen. Bij deze systemen zijn de diverse bovengenoemde lagen in één element samengevoegd. Sommige van deze systemen zijn flexibel; de tegels, feitelijk plantenbakken, kunnen eenvoudig weer verplaatst worden.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
25
Antischuifelementen Een bescherming tegen het afschuiven van het substraat kan bestaan uit houten, metalen of kunststofelementen die horizontaal op het dak worden bevestigd. Plaatsing onder de wortelkerende laag heeft de voorkeur, zodat hier geen bevestigingsmiddelen doorheen hoeven. Dit is belangrijk, omdat de wortels van planten doorboringen in de wortelkerende laag op kunnen zoeken en zo lekkage kunnen veroorzaken. Ook kan het afschuiven van het substraat worden voorkomen met een stijl- en regelwerk dat zelfdragend is en los op het dak wordt geplaatst. Voordeel is ook hier dat de wortel- en waterkering niet hoeven te worden doorboord. Steile daken kun je ook maken door de dakhelling als het ware kunstmatig te verkleinen. Bijvoorbeeld door deze op te bouwen uit kleine stukjes dak, met een geringe hellingshoek, die trapsgewijs met elkaar een steil dak vormen. Voor hele steile daken zouden ook principes van gevelbegroeiing gebruikt kunnen worden. Deze vallen echter buiten de scoop van dit boek.
Wortelkerende laag De wortelkerende laag moet jarenlang de dakconstructie tegen de agressieve wortels van de vegetatie beschermen. De doorwortelingsbescherming wordt over het algemeen gerealiseerd door folies en membranen van kunststof, of door kunststof bevattende bitumen dakbanen, of door constructies waarbij een luchtspouw ervoor zorgt dat de wortels afsterven, voordat ze schade aan kunnen richten. Er zijn ervaringscijfers bekend van de wortelbestendigheid van de meest gebruikte folies. De wortelkerende lagen die met giftige stoffen de doorworteling tegengaan, blijken op den duur niet betrouwbaar te zijn. Bovendien zijn deze schadelijk voor het milieu. Deze folies komen in de praktijk niet meer voor.
Figuur 11. Kunstmatige verkleining van de dakhelling.
Scheidingslaag Deze laag bestaat uit een folie die meestal nodig is om een onderlaag van bitumen te scheiden van een bovenlaag van PVC. Dit om onderlinge reactie te voorkomen. Ook andere materialen die elkaar beïnvloeden, kunnen met een extra laag worden gescheiden. Scheidingslagen komen niet veel voor, eigenlijk alleen bij renovaties. Ook daar worden ze steeds minder toegepast, omdat bijvoorbeeld de combinatie PVC met bitumen eenvoudig vermeden kan worden door de oude bitumen dakbedekking te verwijderen, of door toepassing van andere kunststofdakbedekkingen dan PVC.
26
Beschermlaag De (antischuif- en) beschermlaag kan bestaan uit ieder materiaal dat sterk genoeg is om de onderliggende dakbedekking tegen mechanische beschadiging van bovenaf te beschermen.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Dakconstructie De dakconstructie kan uit beton, staal, steen of hout bestaan en al dan niet uit verschillende lagen zijn opgebouwd. De opbouw van de dakconstructie heeft geringe invloed op de opbouw van het begroeide dak. Omgekeerd heeft de lagenopbouw van het begroeide dak wel invloed op de dakconstructie. Dit is met name het geval, als het gaat om de bouwfysische eigenschappen van het gehele dak of om de gewichtsbelasting van het begroeide dak. Materialisatie van andere onderdelen van een begroeid dak Zoals in de vorige sectie is aangegeven, kunnen er incidenteel extra onderdelen op begroeide daken worden toegepast die een toegevoegde functie hebben. De materialisatie van deze onderdelen wordt hierna besproken. Brandstrook Deze op het dak liggende strook bestaat uit een hard onbrandbaar materiaal, meestal grind of betontegels, van ongeveer een halve meter breed. De strook kan ook bestaan uit een gemetseld muurtje.
Figuur 12. Detail mos-sedum dak met aanlijnsysteem.
Gevelstrook Deze op het dak liggende strook bestaat uit een hard meestal onbrandbaar materiaal, bijvoorbeeld grind of betontegels. Inspectieputje Het inspectieputje is van kunststof.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
27
Hardinxveld-Giessendam.
© Mostert De Winter bv Xeroflor® daktuinsystemen, kantoor Mostert De Winter
Waterkerende laag Indien de wortelkerende laag niet de waterkerende laag is, bijvoorbeeld bij renovaties van bestaande daken, is er een onderlaag aanwezig die de waterkering verzorgt maar niet wortelkerend is. Deze laag bestaat bijvoorbeeld uit bitumenachtige materialen.
Figuur 13. Verschillende manieren om bomen te verankeren. Van links naar rechts: Boomverankering aan stalen rooster; Boomverankering aan diepliggend contra gewicht; Boomverankering door vergroting van het grondvolume; Verankering door inklemmen stam, waarbij opgelet moet worden of dit voor de boom toelaatbaar is; Boomverankering aan nevenliggende bebouwing.
Hulpmiddelen ter verankering van bomen Verankering van bomen kan op vele manieren gebeuren. Het is niet raadzaam om bomen met palen te verankeren. De kans om bij het inslaan van de palen de dakbedekking te beschadigen is te groot, ook bij een dikke grondlaag. Ook is het niet raadzaam de bomen te verankeren met tuien, bevestigd aan op het grondoppervlak liggende contragewichten. Deze kunnen namelijk gemakkelijk van hun plaats verschuiven. Hoe een boom wel op een goede manier verankerd kan worden, is schematisch weergegeven in de figuren op de volgende bladzijde. Of een boom verankerd moet worden, hangt af van de windbelasting (hoogte van het gebouw, windhindercoëfficiënt) en de grootte van het plantgat. Bij voldoende grondvolume zouden bomen zichzelf moeten kunnen verankeren. Het benodigde grondvolume voor een optimale groei van een boom – bij normale omstandig28
heden – bedraagt ongeveer 0,75 m3 per m2 kroonprojectie (CROW 1988). Maai- of onderhoudsinstallatie Voorzieningen voor maaien kunnen bestaan uit technische of bouwkundige hulpconstructies (bijvoorbeeld een rail of een extra looppad). Dit is, voor zover aanwezig, bij ieder gebouw anders. Sproei-installatie Voorzieningen ter irrigatie van het substraat kunnen bestaan uit poreuze buizen die zich in het substraat bevinden, of uit een sproeiinstallatie die zich boven het substraat bevindt. In beide gevallen wordt voornamelijk van kunststofleidingen gebruikgemaakt. Ook een mobiele sproei-installatie behoort tot de mogelijkheden. De eenvoudigste voorziening is een kraantje op het dak, waarop de bewoner of huismeester een tuinslang kan aansluiten.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Figuur 14. Voorzieningen ter vergroting van de substraatlaag. Van links naar rechts: Bomen met extra plantgat van binnenuit onzichtbaar; Bomen ondersteund door kolommen en paalfundering, plantgat onzichtbaar vanaf het dak; Bomen steken door het dak, staan in vaste grond in plaats van op het dak.
Voorzieningen ter vergroting van de substraatlaag Deze voorzieningen zijn meestal tweeledig. Er moet worden gezorgd voor voldoende wortelbare ruimte en eventueel extra gewicht moet worden afgedragen. Een eenvoudig opstandje of slechts een ophoging van substraat kan al volstaan. Voor echt grote bomen zijn vaak rigoureuze maatregelen nodig. Bovenstaande figuren tonen schematisch een aantal mogelijke oplossingen voor een plantgat met constructieve ondersteuning dat groot genoeg is om bomen goed te kunnen verankeren. Hemelwaterafvoer en/of noodoverloop Deze voorzieningen kunnen als integraal deel van een bouwkundig element worden uitgevoerd, bijvoorbeeld van een gevel. Of ze kunnen als toegevoegd element in de vorm van een pijp, een ketting
of een spuwer worden uitgevoerd. Beide varianten zijn in diverse materialen mogelijk. Lekkagedetectie Lekkagedetectie bestaat uit elektronica die onder de wortelkerende laag wordt aangebracht om vroegtijdig lekkage te kunnen detecteren zodat snel kan worden nagaan waar het lek zich bevindt. Experiment Om meer inzicht te krijgen in de werking van planten op daken zijn experimenten gedaan. Een van de experimenten met dakbegroeiing is hier beschreven. In dit experiment is geprobeerd een dak te maken zonder kunststofdakbedekkingen en zonder kunststof in de wortelkerende laag.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
29
Intensief begroeid dak in Delft Ir. Ernest Israëls realiseerde in 1994 in de binnenstad van Delft een op een ecologisch verantwoorde wijze gebouwde woning. De woning heeft enkele opvallende technische kenmerken door de toepassing van lemen wanden, leemstuc, stenen kozijnen en inlandse houtsoorten. Verder is op het dak een begroeiing aangelegd. Bijzonder aan dit experiment is dat er dakbegroeiing werd aangelegd zonder daarbij kunststof te gebruiken. Het dak van de woning bestaat uit twee delen. Een hoger gelegen deel is volledig voorzien van dakbegroeiing en een lager gelegen deel is gedeeltelijk dakterras en gedeeltelijk daktuin. De technische opbouw van het (hoge) begroeide dak bestaat van binnen naar buiten uit: • gipskartonplaat als plafondbetimmering, voorzien van leemstuc; • een houten balklaag met cellulose-isolatie; • het dakbeschot; • een luchtspouw boven het dakbeschot; • overlappende vezelcementgolfplaten als waterkering (helling 10 graden); • schelpen als drainagelaag; • 20 mm kokosmat als scheidingslaag tussen substraat en drainagelaag; • een 70 mm dikke substraatlaag, bestaande uit potaarde. Omdat voor toepassing van golfplaten een minimale dakhelling van 5 graden vereist is, is bij het lager gelegen (plattere) dak na vele lekkages in de beginjaren al een dakbedekking van EPDM in de golven 30
van het dakbeschot aangebracht. In dit geval is het substraat voedselrijk, het dak wordt zelfs gebruikt voor voedselproductie (onder andere slaplanten). Het dak is dus een intensief begroeid dak. Om te voorkomen dat het ‘onkruid’ welig tiert, wordt stro gebruikt dat de ontwikkeling van het onkruid remt. De hellingshoek van de golfplaten is klein om de drainagewerking beperkt te houden (de hoek moet bij een dergelijke constructie wel minimaal 5 graden zijn). Desondanks moest er in de droge zomers op dit dak gesproeid worden. Het hogere gelegen begroeide dak op de woning is na tien jaar gaan lekken. In 2005 bleek dit dak met een helling van 10 graden een grote lekkage te hebben. Na lang zoeken bleek de golfplaat gescheurd te zijn. Daar kwam flink wat capillair water doorheen. Door lokaal een EPDM-slab aan te brengen kon de lekkage opgelost worden. Maar twee jaar later ontstond elders op hetzelfde dak opnieuw lekkage. Omdat men wist wat het vermoedelijke probleem zou zijn, kon er ook snel naar scheurtjes en capillaire waterlekkage gezocht worden. Het bleek wederom bij de rand van het dak te lekken. De oorzaak is waarschijnlijk het verschil in thermische uitzetting tussen het deel van de golfplaat dat koel gehouden wordt door de EPDM en de substraatlaag en het deel zonder substraatlaag dat juist uitzet door de zonnewarmte. Na twaalf jaar leidt deze dynamiek blijkbaar tot scheurvorming in de golfplaat. Daarom is plaat voor plaat de aarde verwijderd en heeft men een volledige EPDM-bedekking aangebracht. Vervolgens is de aarde en vegetatie weer teruggelegd. De golfplaat is gehandhaafd als beschot om de uitvoering van deze renovatie eenvoudig te houden.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Het lage dak met een afschot van maar 3 cm per meter was al eerder voorzien van een EPDM-afdekking. Dit was vooral gedaan om de randdetails voldoende opstand te geven. Na een aantal jaren was er toch weer lekkage bij de dakrand. Het bleek een oude plek te zijn waar in de jaren daarvoor de naden tussen de golfplaten waren dichtgeplakt met EPDM-membraan. Om de schade op te nemen is het plafond van binnen opengemaakt. Daar bleek de dakbalk zo vochtig en door rotting aangetast te zijn, dat de constructie moest worden vervangen. Tijdens deze werkzaamheden kwam ook aan het licht dat er muizen hadden gewoond in de isolatielaag van cellulose tussen de dakbalken. De nieuwe dakopbouw is bouwfysisch verbeterd door 6 cm XPS aan te brengen op de dakbedekking. Daarmee zou de thermische werking afnemen. De XPS beschermt ook de EPDM-folie. De verdere opbouw is van beneden naar boven, dus in volgorde van aanbrengen: oude schelpen als drainagelaag, kunststoffiltervlies (als vervanging van de kokos, die inmiddels was verteerd), (een deel van) de oude aarde met de oude vegetatie. Hier bleek overigens, dat door compostering de hoeveelheid aarde in de loop der jaren was toegenomen. Hiermee was het dak weer lekvrij gemaakt. Frappant detail bij het verwijderen van de oude golfplaten was, dat ze niet konden worden afgevoerd, omdat ze mogelijk asbesthoudend zouden zijn. Het KOMO-certificaat, het stempel van asbestvrij en andere bewijzen ten spijt. Dat maakte de afvoer ingewikkeld en duur. De verklaring van de producent dat er geen asbest in zit, was blijkbaar niet voldoende. Als de fabrikant het afval zelf zou innemen en verwerken, zou dit de duurzaamheid van deze dakbedekking vergroten.
De belangrijkste conclusie die uit dit experiment getrokken kan worden, is dat het mogelijk is een begroeid dak te maken zonder kunststoffolie als wortelkerende laag, mits dit zorgvuldig en met voldoende afschot wordt aangebracht. De luchtspouw onder de golfplaat maakt dampdiffusie mogelijk, waardoor er dampdiffusie open kan worden gebouwd; een dampremmende folie aan de binnenkant kan dan worden weggelaten. Op lange termijn (na ongeveer 10 jaar) echter, houdt deze wortelkering toch geen stand en dan is reparatie een forse ingreep. Bij vlakkere daken treden de problemen al veel eerder op. Bouwfysische aspecten De bouwfysische eigenschappen van een begroeid dak zijn sterk afhankelijk van het soort opbouw dat gekozen is. Niet-begroeide daken kunnen worden onderverdeeld in koude daken, warme daken, omgekeerde daken en duodaken. Ditzelfde onderscheid kan ook voor begroeide daken gemaakt worden. Koud dak Het kenmerk van een koud, begroeid dak is, dat de waterkerende functie door een luchtspouw gescheiden wordt van de dragende en eventuele isolerende functie. De constructie is koud, omdat zij aan de buitenlucht grenst. Een nadeel van een koud dak kan zijn, dat in de luchtspouw tegen de onderkant van de dakconstructie condensatie van waterdamp optreedt. Dit treedt op, als de nachtelijke afkoeling van het dak groot is ten opzichte van de temperatuur van de lucht in de spouw.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
31
Figuur 15. Dwarsdoorsnede van een koud begroeid dak
Figuur 16. Dwarsdoorsnede loodrecht op de afschotrichting van het klassieke ‘torvtak’ als voorbeeld van een koud begroeid dak.
Het klassieke ‘torvtak’ in Scandinavië is een traditioneel zodendak. Bij dit dak zorgt de luchtspouw voor de wortelwering van de gehele constructie. Condensatie zal niet snel optreden, omdat de zoden op het dak een grote isolerende en in ieder geval een bufferende werking hebben. Over het algemeen is aan de binnenzijde van een dakconstructie een dampremmende afdichting nodig, om condensatie in bovenliggende lagen te voorkomen.
Omgekeerd dak Een omgekeerd dak bestaat uit een isolerende laag boven op de water- en wortelkerende laag. De isolatie is als het ware nat. Het isolatiemateriaal moet dus tegen deze nattigheid bestand zijn. Bij moderne systemen kan de naadverbinding zorgvuldig worden gedicht. In de praktijk voldoen de oudere daken echter zelden, omdat de isolerende platen toch vocht opnemen en daardoor op den duur hun isolerende werking verliezen, of omdat er vocht- en warmtetransport ontstaat tussen de naden van de isolatieplaten.
Warm dak Een warm dak bestaat uit een dakconstructie waar de isolatielaag bovenop ligt. Deze wordt aan de bovenzijde afgedekt door een dampdichte waterkerende en eventueel wortelkerende laag. De isolatie blijft droog en houdt de constructie warm. De warmdakconstructie wordt veel bij begroeide daken met kunststofmembranen toegepast. In het algemeen zorgt een dampremmende laag onder de isolatie ervoor dat zich geen waterdamp in de isolatie ophoopt. De begroeiing op de water- en wortelkerende laag zorgt voor de nodige ballast tegen opwaaien. 32
Duodak Wanneer de isolerende werking van drainageplaten of van substraat met begroeiing meegenomen wordt in het warmte- en vochtgedraging van het dak, is er meestal sprake van een zogenaamd duodak. De isolatie, waarmee gerekend wordt, ligt droog onder de water- en wortelkerende folie. Echter, het substraat, in combinatie met drainageplaten, filtervliezen en begroeiing heeft invloed op het warmte- en vochtgedrag gedrag.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Figuur 17. Dwarsdoorsnede van een warm begroeid dak
Figuur 18. Dwarsdoorsnede van een omgekeerd begroeid dak. De dwarsdoorsnede van een duodak is hieraan gelijk.
Bij een duodak is er sprake van een combinatie van een warm dak en een omgekeerd dak. De vocht- en warmte-eigenschappen van dit soort dakconstructies zijn gecompliceerd, omdat ze niet meer met eenvoudige statische modellen beschreven kunnen worden. Er moet rekening worden gehouden met het dynamische gedrag van de gehele dakconstructie, vanwege de temperatuur- en vochtbuffering. Een mogelijk voordeel van een duodak is, dat de kans op beschadiging door condensatie in de winter minimaal is. Dit komt, omdat het condensatiepunt net boven de waterkerende laag ligt. Dit moet echter wel rekentechnisch kunnen worden aangetoond. Hierbij moet er op worden gelet dat het warmtegedrag (i.c. verdamping) van en begroeid dak zowel in de winter als met name ook in de zomer afwijkt van dat van niet-begroeide daken.
verandering in) de samenstelling van de begroeiing en het substraat en door de werking van een eventuele drainagelaag. Dit maakt het thermisch gedrag van deze daken in hoge mate onvoorspelbaar. In een studie naar bestaande literatuur over thermisch gedrag van begroeide daken werden gegevens gevonden die niet gevalideerd konden worden (Niachou 2001). Daarom werden de thermische eigenschappen van begroeide daken in een proefopstelling berekend. De onderzoekers concludeerden dat het thermisch effect het grootst is op daken die niet of weinig geïsoleerd zijn. Het effect is te verwaarlozen op goed geïsoleerde daken. Dakbegroeiing draagt in alle gevallen in de zomer bij aan de vermindering van de opwarming van ruimten onder het dak. Het besparingseffect voor koeling op niet-geïsoleerde daken neemt met nachtventilatie evenredig toe van 37 tot 48 procent. Bij goed geïsoleerde daken is dat slechts een bandbreedte van 4 tot 7 procent. De invloed van de dakbegroeiing op het totale energieverbruik van een goed geïsoleerd gebouw is minder dan 2 procent. Dus de warmtebufferende werking van de substraatlaag en
Thermisch gedrag Het thermisch gedrag van een dakconstructie met begroeiing wordt beïnvloed door het weer en het binnenklimaat, maar ook door (een
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
33
zelfs de vocht- en warmteafvoerende werking van de drainagelaag zorgen voor een afgevlakt dynamisch thermisch en hygrisch gedrag van een begroeiddakconstructie. Bij berekeningen dient met dit dynamische gedrag rekening te worden gehouden. De thermische eigenschappen van begroeide daken bevinden zich tussen twee uitersten van dakconstructies die nauwkeurig beschreven kunnen worden. In het ene uiterste geval gedraagt een begroeid dak zich als een warm dak, in het andere uiterste geval als een omgekeerd dak. Bij een warm dak moet men rekening houden met het mogelijk condenseren van vocht uit het binnenklimaat direct onder de dakhuid. Dit vocht zal in de zomerperiode weer verdampen door de hoge temperaturen. Dit gebeurt echter niet bij een begroeid dak, omdat de temperauur door de begroeiing niet erg hoog zal zijn. In het andere uiterste geval gedraagt een begroeid dak zich als een omgekeerd dak, juist door die begroeiing. Afhankelijk van met name het vochtgehalte en de dikte van het substraat beïnvloedt de ene uiterste constructie het gedrag van het andere uiterste. Hygrisch gedrag Bij begroeide daken moet extra worden gelet op het feit dat de wortel- en waterkerende laag niet alleen vocht van buiten naar binnen tegenhoudt, maar dat er ook geen waterdamp van binnen naar buiten kan diffunderen. In een verwarmde woning is de relatieve vochtigheid van de binnenlucht relatief hoger dan die van de buitenlucht. Dit heeft een dampdrukverschil tot gevolg. Daarom zal er een damptransport optreden van binnen naar buiten. Als er in de dakconstructie geen barrière voor het vocht is, anders dan de dakbedekking, kan de waterdamp vlak onder de dakbedekking 34
condenseren. De hoeveelheden waterdamp zijn weliswaar beperkt, maar bij accumulatie van vocht gedurende een aantal winterperioden, kan dit tot onherstelbare schade leiden. Om dit te voorkomen wordt er ergens in de constructie, veelal onder de dakbedekking, een spouw gemaakt. Daarmee wordt de positieve invloed van de temperatuuramplitudedemping van het dak in zomer en winter geheel tenietgedaan. Beter is het de bufferende werking van het isolatiemateriaal in het dak te vergroten, zodat het niet tot een jaarlijkse accumulatie kan komen. Een andere mogelijkheid is om aan de binnenkant van de dakconstructie een zogeheten dampremmende (kunststof)folie aan te brengen die het damptransport tegengaat Brandeigenschappen In droge zomers zullen de planten op begroeide daken uitdrogen. Bij grote dakvlakken met droge grashalmen en uitgedroogde polletjes zou een brandgevaarlijke situatie kunnen ontstaan. De hoeveelheid brandbaar materiaal is echter niet zo groot, waardoor een vuur al snel uit zichzelf zal doven. Het gevaar van brandoverslag is gering. Bij grote dakvlakken wordt als extra veiligheidsmaatregel aangeraden om elke 25 meter of minder een grind- of tegelpad aan te leggen. Deze kunnen dan tevens gebruikt worden bij de jaarlijkse inspectie van het dak in het najaar. Hetzelfde principe kan bij aansluitingen met verticale bouwmuren worden toegepast, dit in combinatie met een brandvertragende verticale wand van minimaal 800 millimeter hoog. Brandoverslag naar binnen kan worden voorkomen door het dak en zijn constructie een brandwerendheid te geven van minimaal 30 minuten.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
© Mostert De Winter bv Xeroflor® daktuinsystemen, Gemeentewerf Eemnes.
Figuur 19. Gemeentewerf Eemnes, mos-sedum vegetatiedak (2000 m2 / 35 kg/m2) met dakhelling tot 45°.
2000
1500
1250
1000
900
800
700
600
500
450
400
350
300
250
200
150
125
80
60
40
vegetatiesoort
25
dikte substraat (mm)
100
Vegetatiesoorten
Sedums en mossen Mos, Sedum, Kruid Sedum, Kruid, Gras
extensief
Grassen en kruiden Gras-/weideplanten Bodembedekkers Grassen en kruiden
> >
Heesters en struiken
>
Bosschages Gazon/grasveld
>
Moestuinbeplanting >
Hoge struiken
>
Intensief
Kleine bomen
>
Middelgrote bomen
>
Grote bomen
Tabel 5. Soort begroeiing in relatie tot substraatdikte zoals onder andere de Duitse FLL deze aangeeft (FLL 2008 en andere bronnen)
36
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Vorm van het begroeide dak Beplanting en groenstructuren kunnen ruimten accentueren, verdelen en vormen en op deze manier bijdragen aan een verbeterde ruimtelijke kwaliteit. Zo ook kunnen begroeide daken de ruimte vormen. Nadat de bouwstructuur van een begroeid dak is vastgesteld en de bouwlocatie bekend is, kan gekeken worden naar de gewenste vorm van het begroeide dak. Daarbij spelen ook stedenbouwkundige, bouwkundige, ecologische en economische aspecten een rol. In dit hoofdstuk wordt besproken welke plantensoorten onder welke omstandigheden groeien. Zij zijn namelijk bepalend voor de textuur en het uiterlijk van het dak. De keuze voor de beplanting hangt af van de functie en structuur van het dak. De substraatdikte is voor de vorm van de begroeiing het meest kenmerkende gegeven. De tabel op de bladzijde hiernaast geeft een overzicht van de mogelijkheden van beplanting met bijbehorende substraatdiktes. Of de gewenste stedenbouwkundige, bouwkundige en ecologische uitgangspunten zijn nagevolgd, hangt af van de gekozen bouwtechnische en plantentechnische uitvoering. Er dient in elk geval een zeker kwaliteitsniveau te worden gegarandeerd. Hiervoor moet aan een aantal technische eisen voor de opbouw, de substraatdikte en de plantenkeuze worden voldaan. Vormgeven met flora Een begroeid dak vormt een stukje natuur in versteende binnenstedelijke woongebieden. In de verschillende jaargetijden verandert het begroeide dak van vorm, verspreidt het verschillende geuren en toont het andere kleuren. De wisseling van de seizoenen wordt op
deze manier extra geaccentueerd. Dit kan een positieve psychologische werking hebben op de mensen die op het dak uitkijken. Als in het ontwerp van een gebouw de dakvorm een prominente plaats inneemt, dan moet er nauwkeurig naar de begroeiing van het dak gekeken worden. De vorm waarin het dak wordt aangelegd, zal niet de uiteindelijke vorm zijn, waarin de dakbegroeiing stabiel kan overleven. Hiermee moet terdege rekening worden gehouden in de ontwerpfase. De marges waarbinnen zo´n stabiele situatie te realiseren is, worden bepaald door de levensvoorwaarden die de onderliggende lagen bieden aan de begroeiing en door het klimaat ter plekke. Als vormgevers nauwe grenzen stellen aan het gewenste uiterlijk van het dak, dan heeft dit ook consequenties voor het beheer. Bij een extensief begroeid dak is nauwelijks beheer nodig en zullen er geringere eisen aan de dakvorm worden gesteld. Bij een intensief begroeide daktuin met speciale vormwensen daarentegen is intensief beheer nodig. Een voorbeeld van zo’n intensief beheerd dak is het ontwerp van de uitbreiding van Madurodam uit 1996. Deze uitbreiding werd gekenmerkt door het uiterlijk van een dijklichaam, waarop gras werd geplant. Hoewel gras op zich extensief beheerd kan worden, werd het zeer belangrijk gevonden dat de honderdduizenden bezoekers per jaar het gehele jaar door een gladgeschoren groene wal te zien zouden krijgen. Een dergelijke grasmat is onder een hellingshoek van 48 graden zeer moeilijk te handhaven. Om hier het uiterlijk van een ‘Engels gazon’ in stand te kunnen houden, moet het gras regelmatig gemaaid worden en moet er zelfs in natte zomers regelmatig water gegeven worden. Dan nog zal het niet meevallen om zo’n grasmat optimaal groen te houden, zeker niet tijdens een
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
37
Figuur 22. Gebouw waarbij het dak in het verlengde van de grondlaag ligt, maar wel met een scheidingselement.
Figuur 20. Gebouw verscholen achter begroeide heuvel.
Figuur 23. Gebouw dat vanuit de grond omhoog loopt waardoor het gebouw vanaf één zijde niet zichtbaar is.
Figuur 21. Grondlaag tegen het gebouw aan.
langdurige droge periode in de zomer. In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op de voorwaarden die nodig zijn voor het handhaven van een stabiele begroeiing. Bij Madurodam is het in ieder geval niet gelukt: amper zes jaar na de oplevering is het grasdak van Madurodam vervangen door kunstgras. In het voorbeeld van Madurodam was het begroeide dak bedoeld als accent of herkenningspunt tussen niet-begroeide daken. Het omgekeerde wordt ook toegepast, dakbegroeiing die wordt gebruikt om gebouwen te camoufleren. In de onderstaande figuren is te zien hoe dakbegroeiing op verschillende manieren kan worden vormgegeven. 38
Figuur 24. Gebouw onder een aardlaag (ondergronds gebouw).
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
© Mostert De Winter bv Xeroflor® daktuinsystemen, Data Centre Rabo Bank Boxtel.
Bij de getoonde dakvormen in de figuren zijn de volgende aandachtspunten van belang: • Bij daken waar de vaste grond onzichtbaar overgaat in het dak, is er een verschil in groeiomstandigheden tussen het dakvlak en de vaste grond. Hierdoor kan de grens toch zichtbaar worden. Hoe dikker de grondlaag op het dak, hoe minder dit verschil in groeiomstandigheden zichtbaar zal zijn. • Indien de ‘vaste grond’ gevoelig is voor verzakkingen, bijvoorbeeld in veengebieden, kan er hoogteverschil ontstaan tussen de vaste grond en het dak. Bij daken waar het de bedoeling is dat de vaste grond ‘onzichtbaar’ overgaat in het dak, kan hierdoor toch de overgang zichtbaar zijn. • Wanneer het dak vanaf één zijde niet als dak herkenbaar is, bestaat het gevaar dat er ‘per ongeluk’ op het dak gelopen wordt, waardoor schade kan ontstaan. Overigens moet er, in gevallen waarbij een dak te betreden is, altijd rekening worden gehouden met eventuele dakbeklimmers. • Bij eenzijdige oriëntatie van het gebouw moet er goed worden gelet op de lichtinval, de ventilatie en op de spuibaarheid van het gebouw. • Wanneer een gebouw deels ondergronds is gelegen, moet er rekening worden gehouden met de sociaal-psychologische effecten hiervan. Vooral bij woningen kan dit als onplezierig worden ervaren. • Wanneer er een dikke grondlaag tegen een gebouw wordt geplaatst, moet er rekening worden gehouden met hoge belastingen door de gronddruk tegen de (keer)wand van het gebouw.
Figuur 25. Vanuit de grondoplopend dak in aanleg.
• Een aarden wal tegen of vlak naast een gebouw kan ook effect hebben op de zettingen van de vaste ondergrond en daarmee de funderingswijze van het gebouw beïnvloeden. • Bij een dikkere grondlaag op een gebouw kunnen makkelijker bomen op het dak gaan groeien. Als het dak een ruig uiterlijk heeft, vallen bomen in eerste instantie ook niet erg op. Het is echter de vraag of het gebouw hierop berekend is. Eventueel kunnen bij periodieke controles bomen worden verwijderd.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
39
Figuur 26. Foto dak in Delft.
Levensvoorwaarden voor dakvegetatie De levensvoorwaarden voor planten op daken worden bepaald en beïnvloed door een groot aantal factoren. Van invloed zijn onder meer de technische opbouw van het dak, de keuze van de plantensoorten, de mate van het beheer en de klimatologische omstandigheden. De belangrijkste levensvoorwaarden met hun bepalende factoren zijn: • De beschikbaarheid van substraat om in te wortelen. Bij extensieve begroeiingen moet bovendien nog gelet worden op de vruchtbaarheid van de grond. Als de grond namelijk te vruchtbaar is, 40
kunnen sterkere plantensoorten de bedoelde soorten verstikken. Hoewel dit een algemeen bekend ecologisch gegeven is, bleek het belang ervan ook uit een experiment met dakbegroeiing op een binnenstadswoning in Delft. Het gebruikte voedselrijke substraat zorgde ervoor dat ongewenste planten slechts met veel onderhoud geweerd konden worden. Het substraat, een mengsel van geëxpandeerd vulkaangesteente met geëxpandeerde kleikorrels, bevatte blijkbaar zoveel voedsel dat zelfs berkenzaden tot ontwikkeling kwamen. Het hele substraat is vervangen door een mengsel bestaande uit potaarde en geëxpandeerd vulkaangesteente. De beplanting van dit nieuwe dak groeide, overigens mede dankzij intensief onderhoud, in het eerste jaar bijna geheel dicht – waar hier normaal gesproken minstens twee jaar voor staat. De beschikbaarheid van een substraat om in te wortelen is een technische voorwaarde. Aan de hoogte van het substraat is alleen een ondergrens gesteld. De dunste substraatlaag op dit moment beschikbaar is ongeveer 30 millimeter dik. • De beschikbaarheid van lucht, zonlicht en regen om te assimileren en te dissimileren. Lucht, zonlicht en regen zijn levensvoorwaarden die door het klimaat worden bepaald. Deze omstandigheden kunnen, zij het beperkt, worden beïnvloed, bijvoorbeeld door de locatiekeuze en de gekozen oriëntatie.. • Een optimale beschikbaarheid van voedingsstoffen in de substraatlaag. De beschikbaarheid van voldoende voedingsstoffen en van voldoende vocht in de substraatlaag wordt door het ontwerp en de uitvoering bepaald. De beschikbaarheid van voeding op de lange termijn is bepalend voor de soortenrijkdom op het dak.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
• Een geregelde vochthuishouding in de substraatlaag. De regulering van de vochthuishouding op korte termijn is van belang voor het overleven van de vegetatie. Voor elk van deze levensvoorwaarden kan een zogeheten ecologische tolerantiekromme worden gemaakt. Deze kromme geeft van een levensvoorwaarde, en de beschikbaarheid hiervan, de grenzen aan die één bepaalde plantensoort nodig heeft om te overleven. Voor elke voedingsstof of energietoevoer is een eigen tolerantiekromme te bepalen. Als aan slechts één van de levensvoorwaarden niet wordt voldaan, komt de betreffende plantensoort niet tot optimale ontwikkeling. Plantenkeuze Het technisch realiseren van begroeiing op daken is anno 2011 geen probleem meer. Vormvariaties in de hand houden, die door de vegetatie op het dak mogelijk zijn, is een grotere uitdaging. Om hier grip op te krijgen kan worden onderzocht in hoeverre bepaalde plantensoorten en plantengroepen zich ontwikkelen onder bepaalde omstandigheden op het dak, met als variabele de levenvoorwaarden. Hieruit kunnen dan conclusies getrokken worden. Is het bijvoorbeeld mogelijk om de daken van ons stedelijk landschap te gebruiken als reservaat voor heemplanten? In Nederland is zo langzamerhand aardig wat ervaring opgedaan met begroeide daken. Ook is er geëxperimenteerd met dakbegroeiing om inzicht in de optimale ontwikkeling van dakvegetaties te verkrijgen. Ervaring leert dat bij de technische uitvoering goed moet worden opgelet, anders kunnen er moeilijk te herstellen fouten
Figuur 27. Ecologische tolerantiekromme (naar prof. Dr. ir. T.M. de Jong 1994)
worden gemaakt. De planten blijken vaak sterker dan men verwacht had. Het is daarom belangrijk dat aan de hiervoor geschetste voorwaarden wordt voldaan. Exoten of heemplanten op het dak Het kiezen van de juiste beplanting is een vak apart. In de tabellen in de bijlage staan vele planten beschreven die zouden kunnen worden toegepast op een begroeid dak. Zoals te zien is, zijn dit vooral exoten (uitheemse planten). Dit komt, omdat het klimaat op een dak in Nederland extremen kent met veel regen, wind en grote temperatuurschommelingen. Het lijkt dan ook niet voor de hand te liggen om heemplanten op het dak te laten groeien. Er zijn echter
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
41
heemplanten die zich prima thuisvoelen op het dak, zoals sedums en sommige mossen. Globaal gezien kunnen de volgende eenvoudige regels worden gehanteerd. Kies een beplanting die bestand is tegen wind en uitdroging en die niet te gevoelig is voor bevriezing. Vooral rotsplanten en planten uit de duinstreek voldoen aan deze kenmerken. Planten met grote bladeren zijn ongeschikt, omdat de bladeren kapotwaaien en omdat de verdamping via de bladeren te groot is. Kies daarom eerder voor planten met kleine bladeren of met behaarde of grijze bladeren. Houtgewassen moeten ook op deze kenmerken worden geselecteerd. Houtgewassen uit de kuststreek zijn geschikt voor op een dak. Naast sedums en mossen, is inheemse beplanting op het dak overigens niet onmogelijk. Door het aanbrengen van een substraatlaag met vegetatie is het mogelijk de omstandigheden op het dak te laten lijken op de Nederlandse klimaat- en bodemomstandigheden. Zo kan er geëxperimenteerd worden met heemplanten op daken. Experimenten Om meer inzicht te krijgen in de overleving van planten op daken worden hier de resultaten van drie langlopende experimenten met dakbegroeiing beschreven. Door dergelijke experimenten is van steeds meer plantensoorten bekend geworden hoe ze zich op daken gedragen. Bij de zelf aangelegde, experimentele begroeide daken zijn de tolerantiegrenzen van de bestaansvoorwaarden van sedum-, mos- en kruidenbeplanting onderzocht. Het gaat om drie extensieve begroeide daken, één in Soest en twee in Lichtenvoorde. De experimenten lopen inmiddels 15 tot 20 jaar. 42
Extensief begroeid hellend dak in Soest In Soest is op een hellend dak van 6 vierkante meter een begroeiing geplant, bestaande uit diverse soorten mossen, kruiden en sedums. Het substraat van 50 millimeter hoogte bestaat uit potaarde, metselzand, houtsnippers en kleideeltjes. Dit dak heeft dus slechts weinig substraat in een oligotrofe (voedselarme) samenstelling. De helling van het dak is ongeveer 5 graden. In het voorjaar van 1989 zijn er van de mos-, sedum- en kruidenplanten twee stuks per vierkante meter aangeplant. Op het hoogste punt van het dak is een muizenoortje geplant. Het doel van dit experiment was om te onderzoeken hoe lang het duurt, voordat het gehele dak vol gegroeid is, zonder dat er onderhoud gepleegd wordt. In juli 1994, na ruim vijf jaar groei, waren de meeste soorten net uitgebloeid. Slechts de sedum- en mossoorten hadden overleefd. Deze hadden in vijf jaar tijd bijna het gehele dak begroeid. Het muizenoortje had, evenals de andere kruiden, helaas de eerste winter al niet overleefd. Een aantal jaren na het begin van dit experiment bleek dus dat ook bij een geringe aanvangsbegroeiing en bij volledig gebrek aan onderhoud de begroeiing op een substraatlaag tot ontwikkeling komt. Het gaat alleen erg langzaam. De mossen en sedums bleken in Soest ware overlevingskunstenaars. Anno 2010, eenentwintig jaar na de aanleg, staat de beplanting op het dak er nog steeds goed bij en is het dak waterdicht gebleven. De sedumbeplanting heeft wel hinder ondervonden van aangroei van andere aangewaaide planten, met name van grassen en veldbloemen.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Extensief begroeid plat dak in Lichtenvoorde Op een tuinhuis in Lichtenvoorde ligt een volkomen horizontaal dak. Het dak heeft opstaande randen van circa 50 millimeter hoogte. Het dak watert in principe nooit af (tenzij het dak echt overloopt, als het water hoger staat dan de dakrand). Al het regenwater dat op het dak valt, verdampt, of wordt door de planten opgenomen. Het substraat bestaat hier uit een mengsel van potaarde, metselzand, houtsnippers en grind. Het daksubstraat kan hier extensief worden genoemd. Het zaaigoed bestond uit allerlei soorten bermplanten. Op een aantal plaatsen verspreid over het dak zijn diverse soorten sedum gepoot. Het resultaat van dit experiment was dat er een weelderige vegetatie van bermgras op het dak groeide en dat langzamerhand de sedum- en mossoorten zich uitbreidden ten koste van de grassen. Slechts enkele van de oorspronkelijk gezaaide soorten bermbloemen konden zich uiteindelijk handhaven. Af en toe verschenen er ook nieuwe plantensoorten op het dak, die door wind en vogelpoep worden aangevoerd. Zo verschenen er in de loop der tijd heel verrassend kleurige planten op het dak. Anno 2011 is de dakbegroeiing al enige tijd van het gebouw verwijderd. Opmerkelijke anekdote hierbij is, dat de eigenaar er later spijt van kreeg. In de ruimte onder het dak stond namelijk een diepvriezer en het energieverbruik van deze vriezer nam aantoonbaar toe, nadat de begroeiing van het dak was verwijderd. De opmerkelijkste conclusie van dit experiment was, dat planten ook groeien in een overwegend nat milieu. Op het dak bevond zich meestal een drassige substraatlaag. De planten hadden daar dus geen last van. Blijkbaar maakt het niet uit hoe slecht een dak afwa-
tert, de sedum en mossen groeien hoe dan ook door. Het aandeel gras was in de loop der jaren wel kleiner geworden. Extensief begroeid bestaand plat dak in Lichtenvoorde Bij hetzelfde pand van het hiervoor beschreven experiment is in 1995 ook weer een nieuwe dakbegroeiing aangebracht. Dit keer op een bestaand dak van ruim 19 vierkante meter boven een werkruimte. Interessant aan deze dakbegroeiing is, dat hierbij een nieuwe wortelkerende folie, een PE-afdekzeil, over het bestaande bitumendak is aangebracht. Hierop bevindt zich de basisbegroeiing van sedumsoorten en spontaan opgekomen beplanting, bestaande uit grassen en paardenbloemen. De (technische) opbouw van deze dakconstructie bestaat dus uit het nieuwe begroeide daksysteem met daaronder het bestaande dak. De opbouw is van buiten (boven) naar binnen als volgt: Begroeiddaksysteem: • vegetatie van siergrassen, sedums, tulpen-, hyacinth- en krokusbollen; • een 80 millimeter dik substraatmengsel van vulcaniet, potaarde en zwarte grond met langs de dakranden een strook grof grind van circa 200 - 300 millimeter breedte; • lichtgewicht PE-dekzeil van de doe-het-zelfmarkt, 100 gram per vierkante meter. Dakconstructiesysteem: • twee lagen volledig verkleefde bitumineuze dakbedekking APP; • houten dakbeschot van 22 millimeter dik multiplex;
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
43
• • • •
steenwoldeken isolatie 80 millimeter; houten balklaag (69 mm x 210 mm, hoh 600 mm); dampremmende PE-folie; gipsvezelplaat 12,5 millimeter.
Het dak was oorspronkelijk ontworpen en gebouwd als een niet– geïsoleerd, houten dak met een onbelaste verkleefde dakbedekking. In de ruimte onder het dak bevonden zich koel- en vriescellen. Toen de ruimte onder het dak bij een ervoor gelegen werkruimte werd getrokken, moest het dak worden geïsoleerd. Gekozen werd voor isolatie tussen de dakbalken en substraat met dakbegroeiing op de bitumendakbedekking. De levensduur van het dak kon zo verlengd worden. Op het dak zelf valt niet alleen direct regenwater, ook het hemelwater van twee hoger gelegen pannendaken, van respectievelijk circa 60 en 30 vierkante meter, stroomt op dit dak af. Door het overtollige water op dit dak, is de begroeiing weelderig en zeer dicht. Bij inspectie van het dak bleek er geen begroeiing tussen de randen van het losliggende PE-afdekzeil op de twee lagen bitumen aanwezig te zijn. De bitumen en het afdekzeil waren onveranderd op hun plaats blijven liggen. De foto’s die 15 jaar na aanleg van het dak zijn gemaakt, geven een impressie van hoe de begroeiing zich in stand heeft gehouden. Bij dit dak kan geconcludeerd worden dat op bestaande daken in principe op eenvoudige wijze begroeiing zou kunnen worden aangebracht. Verder worden de conclusies van de andere twee experimenten bevestigd. 44
Figuur 28. De op het bestaande dak aangelegde dakbegroeiing ±15 jaar na aanleg. Links groeit veel gras tussen de sedumvegetatie, ook de grindstroken zijn overgroeid. Na de schoonmaakactie (rechts) zijn alle grassen en niet-sedumsoorten verwijderd. De sedums zijn teruggesnoeid tot boven het substraat, zodat de grindstroken weer vrij zijn van begroeiing.
Figuur 29. Als voorgaande figuur, nu ingezoomd op een opstaande rand en schoorsteen. Voor het opruimen van het dak (links) is goed de weelderige vegetatie van sedum en grassen te zien, ook de paardenbloemen groeien uitbundig. Rechts zijn de grassen allemaal verwijderd en is de grindstrook weer zichtbaar.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Figuur 30. Het begroeide dak 15 jaar na aanleg op de plaats van afwatering van bovenliggend dak voor (links) en na (rechts) het schoonmaken. De hemelwaterafvoer levert dusdanig veel water dat de sedums zeer uitgroeien rondom de afvoer en ook zonder substraat tot 30 centimeter over het grind groeien. Rechts is de weelderige sedumbeplanting verwijderd tot op het substraatgedeelte.
Voorbeelden in de praktijk De beste indruk van de mogelijke architectuur met begroeide daken krijgt men door veel begroeide daken (of foto’s hiervan) te bekijken. Verschillende gerealiseerde projecten tonen variaties die met vegetatie op het dak mogelijk zijn. Begroeide daken worden om de meest uiteenlopende redenen toegepast. Architectonische motieven zijn vaak belangrijk. Dit wordt geaccentueerd door te spelen met de dakvorm of door te spelen met beplanting, die het uiterlijk van het dak bepaalt. Een andere belangrijke vormbepalende factor is het gewenste imago. In de technische realisatie van de gewenste dakvorm is veel mogelijk, zoals de besproken voorbeelden al lieten zien. Soms mislukt een experiment en ook daar kan van worden geleerd. Een goed ontwerp is heel belangrijk als uitgangspunt. Maar het gewenste uiterlijk van een dak moet na aanleg ook in stand worden gehouden. De juiste beplanting is daarom essentieel.
Figuur 31. Het dak van ca 8,3 meter bij 2,3 meter heeft slechts op de twee diagonale hoeken een waterafvoer. Het blauwgroene PE-afdekzeil is duidelijk zichtbaar aan de rand van de grindstrook.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
45
Figuur 32. Begroeide daken op woningen in Roomburg in Leiden.
© Mostert De Winter bv Xeroflor® daktuinsystemen, De Hoep Castricum.
Figuur 33. De Hoep Castricum, mos-sedum dak (natuurvariant) op het bezoekerscentrum.
© Mostert De Winter bv Xeroflor® daktuinsystemen, MFC Maassluis.
Figuur 34. Begroeid dak in Maassluis van ca 1200 m2 Maximum belasting 80 kg/m2.
Organisatie van meer meters het voor een eigenaar en een gebruiker van een gebouw zinvol is om een dak te laten begroeien.
Foto Kees Alberts.
Om de maatschappelijke baten van begroeiing op daken meetbaar en voelbaar te maken is een groot oppervlak aan begroeide daken nodig. In sommige steden, zoals bijvoorbeeld Hamburg, Düsseldorf, Chicago en Toronto, wordt al tientallen jaren consistent beleid gevoerd om daken van beplanting te voorzien. Voor Nederland is het ook zinvol om nu vaart te maken met het sneller aanleggen van vele vierkante meters begroeide daken. Hiermee kan onder andere een antwoord worden gegeven op de huidige klimaatverandering. Verderop in dit boek wordt hierop ingegaan. Zo kan nieuw gewenst beleid daadwerkelijk worden vormgegeven en kan worden ingespeeld op nieuwe regelgeving. De voor nieuwbouw verplichte watertoets is hier een goed voorbeeld van. Het instrument heeft tot doel om waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze mee te laten wegen in ruimtelijke plannen en besluiten. Begroeide daken kunnen hieraan bijdragen, maar hoe kan dit worden gerealiseerd? In dit deel worden de effecten van begroeide daken beschreven tegen de achtergrond van een kosten-batenanalyse (KBA) op gebouwniveau. Hoe is het te organiseren dat daken worden begroeid rekening houdend met de vele belangen en vele verschillende dakeigenaren. Daarmee wordt duidelijk wanneer en waarom
Figuur 35. Begroeid dak op het WG-terrein Amsterdam.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
49
Kosten-batenanalyse (KBA) KBA op gebouwniveau Zoals eerder is aangegeven, kan het overwegende argument voor een investering in een begroeid dak zijn dat de levensduurverwachting van de (daarvoor geschikte) dakbedekking significant wordt verlengd. De afgelopen 30 jaar is hiervoor voldoende bewijs geleverd. Op gebouwniveau zijn onder andere de volgende effecten meetbaar en daardoor mogelijk in geld uit te drukken: • Levensduurverlenging. De dakbedekking staat minder bloot aan extreme koude en warmte, aan UV-straling en aan de effecten van natte en droge perioden. • Minder onderhoud. Omdat de dakbedekking afgeschermd wordt van zonne-invloed en winderosie, is deze minder gevoelig voor onderhoud. Daar komt wel een tweejaarlijkse schouw van het dak met eventueel een onderhoudsbeurt voor de beplanting voor terug. • Minder risico op schade. Dakbegroeiing vermindert het risico op schade als gevolg van invloeden van buitenaf, zoals zware hagelbuien. Ook is er minder risico bij het belopen door mensen en dieren. • Lagere koellast. Omdat het dakpakket met substraat en begroeiing meer warmte buffert, zal de warmtetransmissie naar binnen kleiner zijn. Bij specifiek voor warmte-isolatie ontworpen dakconstructies kan de substraatlaag, in combinatie met een isolerende drainagelaag en de vegetatie, bovendien bijdragen aan warmteisolatie van de gehele constructie. 50
Figuur 36. Illustratie Kosten-batenanalyse (KBA) voor een gebouweigenaar. Wanneer de dakeigenaar dezelfde is als de dakgebruiker heeft een kosten-baten berekening tot doel om de doelmatigheid van investeringen voor een dakbegroeiing (de baten) af te wegen tegen de benodigde middelen en de risico’s (de kosten).
Daarnaast zijn er ook op de kleine schaal van het gebouw en het begroeide dak voordelen voor de gebruiker, zoals: • Het uitkijken op een veranderend levend oppervlak. • Het dempen van geluid, zowel naar binnen toe als in de buitenruimte. • Het aantrekken van kleine dieren als insecten, vlinders en vogels, hoewel dat soms ook als nadeel wordt gezien.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Bij een kosten-batenanalyse op gebouwniveau worden de investeringskosten afgezet tegen de opbrengsten op termijn. Daarbij wordt rekening gehouden met afschrijvingstermijnen van de dakbedekking, de kosten van onderhoud en vervanging, rente- of discontovoet en de eventuele duur van de afschrijving. Daaruit komt een zogenoemde terugverdientijd uit naar voren. De vraag die daarna beantwoord moet worden, is: wegen de kosten van een eenmalige investering van de aanleg van een dakbegroeiing en de terugkerende kosten als gevolg van die aanleg op tegen de baten door het verlengen van de levensduur, door het voorkómen van bijkomende kosten van de onbeschermde dakhuid en door lagere kosten voor koeling en zekerheidsrisico’s? Als een kostenpost niet precies in euro’s uitgedrukt kan worden, kunnen eventueel separate berekeningen worden gemaakt met een hoogst ingeschatte waarde en met een laagst ingeschatte waarde. De twee berekeningen geven dan inzicht in de mogelijke marges, wanneer er een keuze voor een begroeid dak gemaakt wordt. Een KBA kan worden berekend voor de totale levensloop van een dak en de dakbedekking. De kosten en baten kunnen ook uitgesplitst worden voor alle fasen van het ontwerp- en organisatieproces van initiatief tot en met sloop. In de praktijk beperkt de KBA zich meestal tot de investering tijdens de uitvoering ten opzichte van de kosten en baten tijdens de levensduur. Vanuit de 'cradle to cradle' (C2C)-gedachte (Braungart, McDonough 2002) zou ook de sloop en het hergebruik meegenomen moeten worden in de KBA. Echter, voor de KBA zou dat alleen correct zijn indien de afspraak gemaakt is (geldig is) dat de vervuiler betaalt voor de negatieve milieuef-
fecten die door het materiaalgebruik worden veroorzaakt. Dat is nu nog niet zo. Bij realisatie van de dakbedekking moet bijvoorbeeld nog geen statiegeld worden betaald voor de toekomstige sloop en afvoer van het dak. KBA op stadsniveau, subsidies De vraag of er geldelijke stimulansen zijn, is ook van belang voor een KBA. Sinds 2009 worden in steeds meer Nederlandse steden subsidies verstrekt aan bedrijven en particulieren die begroeiing op hun dak leggen. De overheid stimuleert de aanleg van dakbegroeiing, omdat het een deel van hun stadsproblemen oplost. Eigenaren hebben ook voordeel. Het ingewikkelde krachtenveld moet vanuit diverse perspectieven begrepen en genuanceerd worden. Toen ruim dertig jaar geleden naar Duits voorbeeld de eerste begroeiing op Nederlandse daken verscheen, werd al direct op de voordelen gewezen. Reeds in de jaren tachtig werd bij de ontwikkeling van het ecologisch bouwen in Duitsland het argument aangevoerd dat het aanleggen van dakbegroeiing op grote schaal bij zou dragen aan verbetering van het stadsklimaat. Steden als Düsseldorf, Stuttgart en Hamburg gingen toen al over op het verplichten of het direct en/of indirect subsidiëren van de aanleg van begroeiing op daken in de steden. Dit kreeg bijvoorbeeld vorm door het verminderen van de rioolbelasting bij toepassing van dakbegroeiing. Argumenten voor dakbegroeiing waren destijds dat de dakbedekking langer meeging en dat de temperaturen in de stad minder hoog zouden oplopen, doordat het begroeide dak veel minder heet wordt dan het zwarte (bitumen) dak. Ook andere voordelen speelden toen al een rol, zoals dakbegroeiing als compen-
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
51
satiemaatregel voor bodemverharding (voortkomend uit de Duitse Bundesnaturschutzgesetz) en voordelen voor de waterhuishouding in de stad. De stimulansen hebben geleid tot een exponentiële groei van het aantal begroeide daken. Het is nog maar onlangs dat wetenschappers, door dertig jaar volharding in beleid van een aantal steden wereldwijd, concludeerden dat de oppervlakken die nu zijn aangelegd, inderdaad wel eens meetbaar zouden kunnen bijdragen aan verbetering van het stadsklimaat. Want dat is de complicerende factor, er is behoorlijk wat oppervlak nodig, willen begroeide daken op grote schaal bijdragen aan verbeteringen van het stadsklimaat, zoals het tegengaan van het zogenoemde Urban Heat Island-effect, het verminderen van fijnstof, het reduceren van geluid of het bijdragen aan een goede waterhuishouding in de stad. Deze positieve claims voor het aanleggen van begroeide daken liggen al meer dan dertig jaar te wachten op bewijs. Wetenschappers denken nu pas in staat te zijn om te meten of er inderdaad voordeel zit in dakbegroeiing. Dit kan overigens een ambivalent gevoel geven over het tempo waarin daken zouden moeten worden vergroend. Enerzijds is er de wens om snel grote oppervlakken dakbegroeiing te verwezenlijken; enkele grote steden tonen aan dat dit ook mogelijk is. Anderzijds bestaat de behoefte eerst metingen te verrichten, voordat wordt overgegaan tot grootschalige realisatie van dakbegroeiing. Pas sinds kort zijn de technische en organisatorische mogelijkheden er om op grote schaal dergelijke metingen te doen naar kleine verschillen in temperatuur, fijnstof en vochtgehalte op daken en in de lucht. Om de mogelijke invloed van begroeide daken te kunnen meten, 52
moet eerst bekend zijn wat de waarden waren toen er nog weinig dakbegroeiing was. Daarom worden deze zogenaamde nulmetingen ook op dit moment in Nederland verricht. In een aantal steden, zoals Amsterdam, Apeldoorn, Capelle aan den IJssel, Delft, Den Haag, Eindhoven, Groningen, Harderwijk, Heemskerk, Leeuwarden, Nieuwegein, Nijmegen, Rotterdam, Schiedam, Tilburg, Utrecht, Zoetermeer en andere plaatsen, worden subsidies verstrekt, waarbij in het algemeen wordt voorondersteld dat hierdoor op termijn, als er maar genoeg oppervlak aangelegd wordt, voordelen voor de stad ontstaan die weer tot kostenbesparingen zullen leiden. Het opruimen en tegengaan van de negatieve effecten die anders in de loop der tijd zouden ontstaan, is in een later stadium óf niet meer mogelijk, óf kost veel meer geld dan het bedrag dat nu aan subsidies wordt uitgegeven. Met een eenvoudige berekening kan worden aangetoond dat het zinvol is om ieder plat of licht hellend dak met een bitumen dakbedekking, dat na ongeveer 15 tot 20 jaar vervangen moet worden, bij de renovatie van begroeiing te voorzien. Tenminste, dat is in het belang van de overheid. Om dat te bereiken, of in ieder geval om de uitrol van dakbegroeiing te versnellen, zijn subsidies gewenst, zo niet noodzakelijk. Subsidies maken de particuliere eigenaar niet alleen bekend met de financiële mogelijkheden, maar ook met de voordelen van deze daken. Zo wordt er tegelijkertijd voor gezorgd dat er kennis wordt overgedragen, waardoor de eigenaar de goede argumenten heeft om een dak te laten begroeien. Daardoor worden deze daken ook op de juiste manier aangelegd.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Risicoafweging De techniek voor het aanleggen van een begroeid dak is op zich eenvoudig. De drie typen opbouw, die vooral vanuit de bouwfysica van vochtgedrag en energiegedrag verschillen, zijn al aan de orde gekomen. Ook is al aangegeven dat het ingewikkeld is om de isolerende en vochtwerende eigenschappen van het substraat of van drainagelagen in de bouwfysische waardering mee te nemen. Voor een KBA kan dit echter wel veel uitmaken. Een dergelijk dilemma speelt ook op het gebied van schaderisico’s. Hoewel het meettechnisch en rekentechnisch moeilijk te bepalen is, worden daken in het algemeen minder risicovol geacht, wanneer er begroeiing op ligt. Hoewel de kans op schade misschien wel kleiner is, is de schade die optreedt als zich een probleem voordoet, vaak moeilijker te achterhalen en zijn de kosten voor onderzoek en herstel waarschijnlijk veel hoger. Daarbij is het risico van bouwfysische fouten bij begroeide daken uiteindelijk hoger. Het risico is immers de kans dat een defect optreedt maal het bedrag dat er mee gemoeid is om het op te lossen. Door de grote hoeveelheid materialen en systemen die voor dakbegroeiing worden aangeboden, is het bovendien lastig te doorzien welke claims van aanbieders op de markt onderbouwd zijn en welke niet. Er is niet zo maar één bepalingsmethode voor de diverse positieve eigenschappen van begroeide daken. Daarvoor lopen de systemen te veel uiteen en kunnen de eigenschappen binnen een systeem ook te veel variëren. Er is helaas ook niet één methode voor het bepalen van risico’s of negatieve eigenschappen. Daarom worden risico’s bij het aanleggen van begroeide daken, met name
op bestaande daken, zo veel mogelijk vermeden, wat uiteraard niet bijdraagt aan een snelle invoering ervan. Om dit op te lossen is bouwprocesinnovatie en kennis nodig. In een door SBR uitgegeven “Richtlijn voor vegetatie op bestaande daken” van september 2010 wordt een overzicht gegeven van omstandigheden, voorwaarden en uitgangspunten die van belang zijn bij het aanbrengen van begroeiing op bestaande daken (Hendriks 2010). De aanbevelingen in de richtlijn richten zich op het ontwerpen, uitvoeren en beheren van vegetatiedaken op bestaande gebouwen. De geclaimde kwaliteiten van begroeide daken worden beschreven in samenhang met bepalingsmethoden en technische uitvoering. Bovendien wordt in deze uitgave aandacht besteed aan vergunningsprocedures en veiligheid bij de uitvoering. Kwaliteitsborging Voor eigenaren is het heel lastig aanbiedingen voor dakbegroeiing met elkaar te vergelijken. De verschillen zitten vaak in aansluitdetails, die bij deze daken een grote invloed op de kosten kunnen hebben. Subsidies kunnen, door de voorwaarden waaronder ze verstrekt worden, bijdragen aan kwaliteitsborging voor aan te leggen dakbegroeiingen. Kwaliteitsborging is belangrijk, omdat een relatief ingewikkelde constructie als een begroeid dak bij opdrachtgevers zomaar in een slecht daglicht kan komen te staan. Professionele opdrachtgevers en overheden die subsidie verstrekken op de aanleg, hebben als gemeenschappelijk belang dat de daken goed aangelegd worden en in principe nooit kunnen gaan lekken. Eén probleem op een begroeid dak, zoals bij de universi-
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
53
teitsbibliotheek van de TU Delft, kan een grote smet op de hele branche werpen. Binnen de dakbranche wordt daarom veel tijd en geld gestoken in het op orde brengen van de kwaliteit van uitvoeren en beheren. Echter, de situatie is vaak complex. Een aantal kunststof dakbedekkingsystemen voldoet door de materiaaleigenschappen aan de eisen van bouwfysica en wortelwerendheid, maar de markt voor platte en licht hellende daken wordt al jaren gedomineerd door de bitumendakbedekkingen. Deze hebben de afgelopen twintig jaar een grote kwalitatieve sprong gemaakt, zowel wat betreft de technische uitvoering, als wat betreft de levensduurverwachting. Maar niet iedere bitumineuze dakbedekking is zomaar geschikt als wortelwerende laag onder dakbegroeiing. Desalniettemin is ook hier de boodschap geruststellend. Geen enkele leverancier en geen enkele subsidieverstrekker wil vanwege een lekkend, begroeid dak in de krant. Alleen daarom al kan er in de regel van worden uitgaan dat systemen van dakbedekkingen in Nederland aan alle (minimale) eisen voldoen. De concurrentieslag wordt bepaald door het beheersbaar maken en houden van kwaliteit en risico’s. Gezien het gemeenschappelijke belang is het verwonderlijk dat er nog geen uniforme vaststellingsmethoden zijn om de kwaliteiten van begroeide daken te berekenen en te meten. Dit komt door de complexe opbouw van de daken, de toleranties die ieder systeem op zich al heeft en door de concurrentie op kwaliteit en risicodekking. Desondanks is het onder de bedrijven die zich bezighouden met dakbegroeiing, onomstreden dat een uniforme berekening en meting wenselijk is. Voor subsidieverstrekkende overheden is het eigenlijk nog veel meer van belang. Sinds de invoering van 54
het Bouwbesluit in 1992 wordt in Nederland uniforme regelgeving nagestreefd. Dat streven wordt steeds vaker overvleugeld door initiatieven om uniforme Europese regelgeving te ontwikkelen. De subsidieregels voor dakbegroeiing zijn per gemeente verschillend. Er zijn verschillen in de subsidiebedragen, hoewel ze allemaal rond de 25 euro per vierkante meter schommelen (prijspeil 2010). Daarnaast zijn de voorwaarden voor subsidie verschillend, zowel juridisch als inhoudelijk. Dat maakt het voor opdrachtgevers en leveranciers niet eenvoudiger. Vanuit brancheverenigingen op het gebied van daken gevelbegroeiing wordt wel een initiatief ondersteund om in een toegepast onderzoek, zowel rekentechnisch als meettechnisch, één uniforme methode voor heel Nederland te ontwikkelen en vast te leggen (Ravesloot 2009). Kwaliteitsontwikkeling Voor de verdere ontwikkeling van begroeiing op daken zijn drie scenario’s denkbaar. Het slechtst denkbare scenario is dat de branche, door te grote verschillen in subsidieregelingen en te grote concurrentie, risico’s moet dragen die de kwaliteit van de daken onder druk zet. Met name toetreders in een expanderende markt zouden voor de snelle winst kunnen gaan. Op het verstrekken en controleren van subsidies voor groene daken staat, naar het lijkt, nog geen grote druk. Dit kan ten koste gaan van de kwaliteit. Dit scenario kan uitmonden in bouwfysische problemen van daken en dorre en slecht groeiende vegetatie op de daken. Dergelijke problemen schaden het imago, wat leidt tot faillissementen van bedrijven, gerommel met subsidies en een stagnatie in de toepassing van begroeide daken. Een ongewenste situatie.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
worden niet alleen de genoemde stedelijke problemen opgelost. Bij het opmaken van de balans van de maatschappelijke kosten en baten zal ook blijken dat de investering van de overheid in daken van bedrijven en particulieren doelmatig is gebleken, omdat er veel geld bespaard is op het compenseren van de negatieve effecten die worden versterkt door niet-begroeide platte daken.
Foto Alexia Luising.
In het beste scenario wint iedereen. De subsidieverstrekkers nemen de moeite om allemaal op dezelfde manier met dezelfde voorwaarden en met hetzelfde bedrag van circa 30 euro per vierkante meter te stimuleren dat meer en sneller daken worden voorzien van dakbegroeiing. Daartoe ontwikkelen de leveranciers een transparante beoordelingsmethode voor de kwaliteit van alle daksystemen en geven ze aan in welke mate eigenschappen kunnen veranderen bij modificaties van het systeem. Het meest waarschijnlijke, derde, scenario toont een zich organiserende branche, die door zijn transparante werkwijze een betrouwbare partner wordt van de overheden. De overheden geven zelf het goede voorbeeld door hun eigen daken zonder subsidie van dakbegroeiing te voorzien. Deze daken worden op wens vrijgegeven voor wetenschappelijk onderzoek. Particulieren en bedrijven leggen dakbegroeiing aan, omdat duidelijk is dat er geen bureaucratische rompslomp bij komt kijken, noch voelen zij zich overgeleverd aan onbetrouwbare bedrijven die voor de kortetermijnwinst lijken te gaan. Voor opdrachtgevers is het wenselijk om contracten af te sluiten voor uitvoering en beheer. Het bedrijf dat de dakafwerking uitvoert, zou bijvoorbeeld ten minste 10 jaar tevens verantwoordelijk moeten zijn voor het beheer en onderhoud. Dit beperkt niet alleen de risico’s voor de opdrachtgevers. Het zorgt er ook voor dat aannemers van dakwerken kennis ontwikkelen over het gedrag van materialen en constructies over een zekere tijd. Ook dat is de basis voor kwaliteitsontwikkeling. Het zou mooi zijn als alle platte en licht hellende daken in de Nederlandse steden begroeid zouden zijn met planten. Daarmee
Figuur 37. Dakreparatie van de bibliotheek TU Delft
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
55
Ontwerprichtlijnen Het ontwerpen van een begroeid dak is een aangelegenheid voor experts. In de fase van het schetsontwerp en voorlopig ontwerp kan meestal worden volstaan met het tekenen van de opbouw, zoals die op het midden van het dak zal worden gerealiseerd. Bij het definitief ontwerp en een eventuele fase van bestektekst en bestektekening zullen vooral de aansluitdetails van de dakdoorvoeren en dakranden moeten worden uitgewerkt. Voor dat laatste is kennis van de specifieke systemen per leverancier nodig. De prijs wordt in de meeste gevallen vooral door het aantal en het type van de aansluitdetails bepaald. Om de minimale kwaliteit van een dak te kunnen controleren, zijn er algemene prestatie-eisen, regels en normen in Nederland waar ontwerpers en uitvoerders zich aan houden. Prestatie-eisen en regelgeving In een veelheid van NEN-normen en besluiten is er in Nederland van alles vastgelegd met betrekking tot eisen in de bouw. Het Bouwbesluit, waaraan ieder te bouwen object in Nederland moet voldoen, verwijst naar deze normen. In hoeverre begroeide daken aan deze eisen voldoen, is niet uit deze normen te halen. Leveranciers moeten aangeven of de systemen en/of materialen getest zijn volgens de Nederlandse NEN-normen. Een aantal systemen is van Duitse origine. De Duitse ontwikkeling van begroeide daken begon veel eerder dan de Nederlandse. In certificaten van systemen wordt dan ook soms naar de Duitse DIN-normen verwezen. Met de komst van EU-normering is vergelijking vaak eenvoudigweg een kwestie van verwijzing naar een overkoepelende 56
EU-norm. Ook kwaliteitskeuren verwijzen in toenemende mate naar keurmerken op Europees niveau, zoals de CE-markering en daarmee in verband staande certificering. De volgende normen, eisen en/of richtlijnen zijn onder andere van toepassing op begroeide daken: • Eisen met betrekking tot de bepaling van de constructieve veiligheid als gevolg van de verschillende belastingen van en op het dak. Hieronder vallen ook de belastingen ten gevolge van wind. • Een begroeid dak kan een hoger eigen gewicht hebben. Hier moet rekening mee worden gehouden. De leverancier moet worden gevraagd naar garanties met betrekking tot de bevestiging van het systeem en het mogelijke gevaar voor loswaaien van delen van het systeem. Bij systemen waar plantjes worden gepoot, moet ook nog rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat plantjes die pas gepoot zijn, uit de substraatlaag kunnen worden gerukt door de wind. Hier moet men de plantjes tegen beschermen. ook zou men bij het beplanten rekening kunnen houden met het jaargetijde. • Eisen met betrekking tot het brandgevaarlijk zijn van daken, de onbrandbaarheid van verschillende bouwmaterialen en brandoverslag. Voor gebouwen die niet voor wonen zijn bestemd, gelden iets hogere normen (met name bij kantoren) dan voor tot wonen bestemde bouwwerken. Bij de fabrikant kan geïnformeerd worden of het brandgedrag van het betreffende systeem is getest (en volgens welke normen). Indien dit niet het geval is, kan er geïnformeerd worden naar de certificatie van de verschillende onderdelen waaruit het systeem is opgebouwd. • Eisen betreffende de geluidwerendheid van bouwdelen. Hier gel-
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
den de eisen zoals deze aan het bouwwerk zijn gesteld volgens de Wet Geluidhinder. Hierin is aangegeven hoeveel de maximale geluidbelasting binnen mag bedragen. De werkelijke geluidwering van een dak wordt bepaald door factoren die afhankelijk zijn van het gemaakte ontwerp (dakdoorvoeren, ramen en andere geluidslekken bijvoorbeeld). • Regels met betrekking tot de capaciteit van de afvoer van hemelwater. Volgens het Bouwbesluit moeten gebouwen, als er sprake is van nieuwbouw (van bijvoorbeeld woningen), een voorziening hebben voor de opvang en afvoer van hemelwater die moet kunnen aansluiten op het openbaar riool. Centraal staat dat er voor de gezondheid geen onaanvaardbare situatie mag ontstaan. • Eisen met betrekking tot (minimaal vereiste) thermische isolatie van gebouwen. Deze zijn ook te vinden in het Bouwbesluit. De ingevoerde Energie Prestatie Normering (EPN) verplicht de bouwwerken in de categorie utiliteitsbouw en woningbouw te voldoen aan een minimale energieprestatie. Er moet worden aangetoond dat, met de in NEN-normen gegeven energieberekeningsmethoden, aan de in het bouwbesluit gestelde eisen wordt voldaan. In principe geldt hierbij dat alle niet–transparante, uitwendige scheidingsconstructies van een verblijfsgebied een Rc-waarde van ten minste 2,5 m2 kW moeten hebben. Er bestaat de mogelijkheid bij afwijkingen een gelijkwaardige energiezuinigheid van het hele gebouw aan te tonen. Bij begroeide daken mag meestal niet met een extra isolerende werking gerekend worden. • Adviezen van de welstandscommissie. Voor het verkrijgen van een bouwvergunning wordt bij iedere bouwaanvraag een advies gevraagd aan de plaatselijke welstandscommissie. Omdat voor
deze commissies begroeide daken, ondanks dat ze veel voorkomen, toch een nog vrij onbekend verschijnsel kunnen zijn, kan vroegtijdig overleg belangrijk zijn om associatie van begroeide daken met bepaalde ‘vooroordelen’ te voorkomen. • Regels met betrekking tot het gebruik van buitenruimten zijn niet meer opgenomen in het bouwbesluit. Hier wordt ervan uitgegaan dat de markt voldoende zelfregulerend is. Begroeide daken zijn vooral ook interessant voor gemeenschappelijke buitenruimte bij woningen. Op dit moment (2011) zijn er bij de Nederlandse certificerende instellingen geen plannen om een beoordelingsrichtlijn (BRL) of een kwaliteitsverklaring specifiek voor begroeide daken te ontwikkelen. Wel is in 2010 een verkenningscommissie bij de NEN (Nederlands Normalisatie Instituut) begonnen om de behoefte te inventariseren om internationale normen over begroeide daken vast te leggen. Hier en daar zijn overlappingen met andere richtlijnen en kwaliteitsverklaringen. Voor de dakbedekking van het begroeide dak, de harde techniek, bestaan eveneens richtlijnen, onder andere van de stichting bouwresearch (Hendriks 2007; Hendriks 2010). Sommige dakisolatiefabrikanten nemen ook in hun BRL een clausule op dat de door hen geleverde isolatie geschikt is voor een omgekeerddakconstructie, waarbij de ballast door begroeiing gevormd wordt. Duitse richtlijnen Het onafhankelijke onderzoeksinstituut ‘FLL Forschungsgesellschaft Landschaftsentwicklung Landschaftsbau E.V. ’ in Bonn (D) geeft de zogeheten FLL Dachbegrünungsrichtlinien uit. Deze richtlijn heeft de
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
57
functie van norm. Indien een in Duitsland aangebracht dak niet aan de eisen van de FLL Dachbegrünugsrichtlinien voldoet, kan in geval van schade, met verwijzing naar de FLL-richtlijn, verhaal gehaald worden. De FLL ‘Richtlinie für die Planung, Ausführung und Pflege von Dachbegrünungen’ wordt om de paar jaar aangepast aan de nieuwste technische kennis en inzichten. De laatste update is van 2008. De FLL geeft ook onderzoeksmethoden uit waarmee de kwaliteit van substraat- en drainagelagen vastgesteld kan worden. Daarnaast geeft de FLL sinds jaren aan hoe de worteldichtheid van baan- en membraanvormige dakbedekkingen bij dakbegroeiingen vastgesteld kan worden. Al deze uitgaven verwijzen zo veel mogelijk naar bestaande Duitse normen en richtlijnen. Voor dat gedeelte van de dakbegroeiingen dat met planten te maken heeft, is enkel de FLL-richtlijn geldig. Deze richtlijn vertegenwoordigt de zogenoemde anerkannte Regeln der Technik, de Stand der Technik en de Stand von Wissenschaft und Technik, drie termen die bij verhaal en kwaliteitsgaranties en schadereclamaties een belangrijke, doorslaggevende, juridische betekenis hebben. In de Duitse bouwcultuur is altijd een prominente plaats geweest voor bouwnormen. Het is dan ook goed voor te stellen dat Duitsland als eerste land ter wereld met een richtlijn voor begroeide daken op de proppen kwam. Al in 1982 kwam er een kleine brochure uit, getiteld: ’Grundsätze für Dachbegrünungen’ door de seminargroep ‘Vegetationstechnik für Grünflächen im Siedlungsbereich’. Deze werd reeds in 1984 door een uitgebreidere titel ‘Verfahren zur Untersuchung der Durchwurzelungsfestigkeit 58
von Wurzelschutzbahnen bei Dachbegrünungen’ vervangen. Aanvankelijk moest het probleem van de wortelkering nog onderzocht worden, vanaf 1984 kon dit probleem als redelijk opgelost worden beschouwd. De werkgroep ging zich breder oriënteren en kwam uiteindelijk in 1990 met de uitgave van ‘Richtlinie für die Planung, Ausführung und Pflege von Dachbegrünungen’ met daarin opgenomen de ‘Untersuchungsmethoden für Vegetationssubstrate und Dränschichtschüttstoffe bei Dachbegrünungen’ en met het ‘Verfahren zur Untersuchung der Durchwurzelungsfestigkeit bei Dachbegrünungen’. In 1995 volgde een herziene uitgave van deze richtlijn, de laatste actualisering is, zoals gezegd, van 2008. Omdat het klimaat in Nederland milder is dan het klimaat in Duitsland en omdat begroeide daken sowieso op extreme omstandigheden gedimensioneerd zijn, kan een groot gedeelte van de Duitse richtlijn ook op Nederland worden toegepast. Er is echter twijfel of de toename van hevige regenbuien, zoals die in Nederland geconstateerd worden, ook in Duitsland in die hevigheid voorkomen en of de effecten dezelfde zijn. De richtlijn uit Duitsland is zeer nauwkeurig en uitvoerig en is, bij ontbreken van een Nederlandse normering, het beste houvast voor de aanleg van begroeiing op daken in Nederland. In deze publicatie zijn de Duitse richtlijnen dan ook als leidraad genomen bij het samenstellen van de aanbevelingen voor begroeide daken in Nederland. In Nederlandse tijdschriften is veel over begroeide daken gepubliceerd. Ook is er een brochure van de SBR (Hendriks 2007) en van de SEV uitgegeven waarin de hoofdpunten van het verschijnsel begroeid dak zijn aangegeven. SBR heeft in september
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
2010 een richtlijn uitgegeven voor de toepassing van begroeiing op bestaande dakconstructies (Hendriks 2010). In het algemeen geldt voor vele artikelen, brochures en boeken over begroeide daken, dat niet altijd duidelijk is in hoeverre de aangedragen informatie afhankelijk is van de betrokken leverancier. Vaak klinkt een sterke voorkeur voor één bepaald systeem door in de artikelen of worden productnamen of productgroepen aangeprezen. Classificatie Steeds meer steden ondersteunen de aanleg van dakbegroeiing op bestaande daken op grote schaal. Reden hiervoor is dat begroeide daken op die schaal positieve invloed hebben op het stadsklimaat. Uit maatschappelijke kosten-batenanalyses blijkt, dat er vijf technische eigenschappen van begroeide daken zijn die voor de stad als geheel interessant zijn (zie ook het hoofdstuk MKBA). • Water bufferen, er komt minder regen in het riool bij hevige regenval. • Waterafvloeivertraging, de verminderde hoeveelheid regen komt later in het riool na hevige regenval. • Binding van fijnstof, begroeiing bindt fijnstof vanaf 200 gram per vierkante meter. • Thermische isolatie tegen hitte, het totale dakpakket van een begroeid dak zal op warme dagen het dak beschermen tegen hoge warmtedoorgang naar binnen en tegen hoge warmteafgifte naar de lucht boven het dak. • Thermische isolatie tegen koude, het totale dakpakket van een begroeid dak kan, indien technisch goed opgebouwd, een bij-
drage leveren aan warmte-isolatie op koude daken, al draagt de begroeiing zelf hier niet aan bij. Dit bespaart energie en kan zo bijdragen aan de CO2-doelstellingen van de stad. Dit zijn vijf technische eigenschappen die niet uniform worden uitgelegd en die binnen verschillende regelingen in de diverse steden niet hetzelfde gewicht hebben in de voorwaarden en eisen. Dat de huidige regelingen niet op elkaar afgestemd zijn, is een probleem, vooral omdat aanvragers van subsidie veelal geen expertise hebben om technisch inhoudelijke vragen voor hun subsidieaanvraag te beoordelen. Daarvoor moeten ze bij de vakbedrijven of experts-adviseurs zijn. Deze zien zich geconfronteerd met verschillende procedures, regelingen en eisen. Dit brengt een ontmoedigende bureaucratie met zich mee die voor beide partijen, aanvrager en vakbedrijf of expert, frustrerend kan zijn. Deze inspanning kost geld en komt niet ten goede aan de aanleg van begroeiing op het dak. Voor overheden kan dit op den duur de efficiënte uitvoering van beleidsdoelstellingen vertragen en versnipperen. Het moge duidelijk zijn dat het niet doelmatig is om met overheidsgeld een versnipperbeleid te bewerkstelligen. De verschillende weging van technische eigenschappen bij verschillende regelingen is dus de kern van het probleem dat ontstaat bij versnelde aanleg van begroeide daken. Er is geen eenduidige classificatie van de vijf, voor een kosten-batenanalyse meest invloedrijke, technische eigenschappen van begroeide daken. Daarnaast kun je er van uitgaan dat ambtenaren zich niet zo maar de handelingsbekwaamheid kunnen eigen maken om stimu-
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
59
60
© Mostert De Winter bv Xeroflor® daktuinsystemen.
Figuur 38. Aanleg van een begroeid dak in uitvoering.
leringsregelingen en eventueel bijbehorende subsidieregelingen uit te voeren en te handhaven. Ook daarvoor zou het handig zijn, als er voor heel Nederland dezelfde uniforme beleidsuitgangspunten en beleidsruimte zou komen, die bovendien op uniforme manier te handhaven zou zijn. Dit geeft een grotere mogelijkheid om ambtenaren op te leiden en te trainen. Daarnaast kan dit dan ook prima aansluiten bij de uniforme manier waarop de branche kwaliteit aanbiedt. De vraag naar een gemeenschappelijke, geldige classificatie ontstaat vanuit de gemeenten en in het bijzonder vanuit observaties vanuit de praktijk van de subsidieaanvraag van de gemeente Rotterdam. Het probleem wordt bovendien gesignaleerd door bedrijven die dakbegroeiing leveren en door aanvragers van subsidies voor begroeide daken. Hier ligt een belangrijk gemeenschappelijk doel ten behoeve van de ontwikkeling van begroeide daken in de komende jaren. Om de aanleg van grote oppervlakken met dakbegroeiing te versnellen moet met de betreffende gemeenten, vakbedrijven, vertegenwoordigers van subsidieaanvragers en kennisinstellingen als eerste aan de juiste onderzoeksvragen gewerkt worden. De juiste antwoorden en de juiste voorwaarden voor een succesvolle en uniforme ondersteuningsregeling voor begroeide daken in Nederland moet gevonden worden. Daarnaast moet worden geprobeerd om uniforme eisen, vaststellingsmethoden, normen en handhavingafspraken te maken. Als dit lukt, is het resultaat dat er een uniforme subsidieverlenings- en ondersteuningsregeling voor bedrijven en particulieren geldt, in alle deelnemende gemeenten die begroeide daken willen aanleggen.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Projectmanagement In Nederland is de aanleg van een begroeid dak vaak onderdeel van het ontwerp- en realisatieproces van een heel gebouw of zelfs van een aantal gebouwen. In het geval van dakrenovatie kan de aanleg van een begroeid dak ook een project op zich zijn. Nederlandse projectleiders werken op met elkaar vergelijkbare wijze volgens methodes als projectmatig creëren, projectmatig werken of de projectmanagementmethode Prince 2. De essentie van projectmanagement is dat de doelstelling van een project binnen de daarvoor gegeven tijd en binnen de daarvoor gegeven budgetten met voldoende kwaliteit wordt gerealiseerd. Daarvoor leidt de projectleider het uitvoerende werk en zorgt dat alle taken volgens planning worden uitgevoerd. De planning van een begroeid dak wijkt echter in enkele details af van de planning van andere onderdelen van een gebouw Aanbesteden Na de zogenoemde bouwfraude is de afgelopen jaren het aanbesteden van bouwobjecten in Nederland in een ander daglicht komen te staan. Bouwend Nederland is anders aan gaan kijken tegen de samenwerking tussen opdrachtnemer en opdrachtgever. Innovatieve en geïntegreerde contracten worden steeds vaker overwogen en soms ook toegepast. Dit wordt versterkt door het beleid van de opdrachtgevende overheid om duurzaam in te kopen. Het veranderde denken over aanbesteding heeft zeker ook invloed op de manier waarop begroeide daken worden aanbesteed,
ondanks dat de meeste begroeide daken in Nederland door particulieren zullen worden aangelegd. Een Rotterdams voorbeeld Als onderdeel van het Rotterdamse beleid verwoord met ‘Rotterdam Groen van Boven’ (Gemeente Rotterdam 2006), heeft de gemeente zich voorgenomen om ook de daken uit het eigen gebouwenbestand van begroeiing te voorzien. Van het totale gebouwenbestand komen 26 daken van gemeentelijke gebouwen gedurende het jaar 2011 voor vervanging in aanmerking. Daar het om veel daken gaat heeft het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR) besloten om deze 26 daken met een innovatiegerichte en innovatieve aanbestedingsprocedure in de markt te zetten. Innovatiegericht wil zeggen, dat gezocht wordt naar het beste wat de markt van dakdekkers en dakbegroeiing te bieden heeft. Het uitschrijven van de aanbesteding aan de markt werd in de vorm van een bestek aangeboden. De letterlijke bestektekst van de uitgezette vraag luidde als volgt: “De gemeente Rotterdam wenst stappen te nemen om de verduurzaming rondom de bestaande waterketen in de gebouwde omgeving te versnellen. Vanuit haar Groene Daken Programma wil de gemeente Rotterdam de markt uitdagen om een zo hoog mogelijke waardecreatie rondom duurzaamheid te bewerkstelligen. Belangrijke thema’s hierbij zijn onder andere waterberging en -vertraging, energieketen, luchtkwaliteit en hittestress. De gemeente Rotterdam geeft de markt de gelegenheid innovaties, ketenontwikkelingen en combinaties van technieken in te brengen” (Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam 2010).
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
61
De aanbestedingsprocedure is gebaseerd op het EMVIprincipe, Economisch Meest Voordelige Inschrijving. De bestektekst meldt vervolgens: “De Opdrachtgever is voornemens een Raamovereenkomst te sluiten op grond van het gunningcriterium de Economisch Meest Voordelige Inschrijving met twee (2) Opdrachtnemers per thema”. Voor de beoordeling van de aanbiedingen worden selectiecriteria geformuleerd en gunningcriteria. De selectiecriteria zijn bedoeld om aanbieders op inhoudelijke aanbieding uit te sluiten voor de beoordeling. De selectiecriteria worden in de bestektekst als volgt omschreven: “Een lijst van referentieprojecten waaruit blijkt dat de inschrijver • in de afgelopen 5 jaar ten minste 3 vergelijkbare werken, vergelijkbaar met het basisdak, op bestaande panden, in stedelijk gebied, naar tevredenheid van de opdrachtgever heeft gerealiseerd binnen de gestelde uitvoeringstijd, inclusief vermelding van de opdrachtgever. • het in de afgelopen vier jaar (2006, 2007, 2008, 2009) in ten minste drie jaren een totale omzet te hebben behaald van minimaal 500.000 euro excl. btw per jaar”. Voor de begroeiing op de daken heeft Rotterdam thema’s aan deze daken toegekend. De gunningcriteria zijn per themadak geformuleerd. Bij alle thema’s wordt er beoordeeld op waterberging, een plan voor klimaattransparantie van CO2-reductie en een plan van aanpak voor de dakrenovatie. Met klimaattransparantie wordt bedoeld het kwantificeren van CO2-emissies gedurende de uitvoe62
Figuur 39. De illustratie geeft een overzicht van de weging van de punten in de EMVIaanbestedingsprocedure over de drie themadaken 1 Lucht, 2 Energie en 3 Water (naar: Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam 2010).
ring van het begroeide dak als gevolg van bijvoorbeeld transport, inzet van materieel op de bouwplaats en alle gebruikte materialen tijdens de bouw. Voor het themadak Lucht kunnen daarnaast punten voor de gunning worden gescoord door aan te geven hoeveel fijnstof gereduceerd wordt door de dakopbouw in relatie tot de kosten per vierkante meter. Voor het themadak Energie wordt ook gescoord op energiebesparing en opwekking van duurzame energie. Voor het derde themadak, Water, kan extra gescoord worden op extra waterberging bovenop de eisen die bij de andere thema’s ook gesteld worden en op hergebruik van water in het gebouw op of via het dak.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Onderdeel
MARKTUITDAGING
Basisdak
Weging A
Wegingsfactor
Prijs basisdak/m2
Max. 50 punten
Plan van aanpak
B
Beoordeling commissie
Max. 10 punten
Klimaattransparant in CO2
C
Beoordeling commissie
Max. 5 punten
Extra waterberging
D1 D2
Prijs basisdak +prijs extra waterberging/m2 Rendement in liter/m2
Max. 10 punten
Fijnstofreductie
E1 E2
Prijs basisdak + prijs fijnstof reductie/m2 Rendement in gram/m2
Max. 25 punten
TOTAAL
Max. 100 punten
Tabel 6. De tabel hierboven toont de weging van de punten in de EMVI-aanbesteding met punten ten opzichte van de kosten en de inschrijfprijs voor het themadak Lucht.
MARKTUITDAGING
Onderdeel
Weging
Wegingsfactor
Basisdak
A
Prijs basisdak/m2
Max. 50 punten
Plan van aanpak
B
Beoordeling commissie
Max. 10 punten
Klimaattransparant in CO2
C
Beoordeling commissie
Max. 5 punten
Extra waterberging
D1 D2
Prijs basisdak +prijs extra waterberging/m2 Rendement in liter/m2
Max. 10 punten
energiebesparing/m2
Energiebesparing
E1 E2
Prijs basisdak +prijs Rendement in Rc-waarde
Max. 10 punten
Energiewinning
F1 F2
Prijs basisdak +prijs energiewinning/m2 Rendement in kWh/m2
Max. 15 punten
TOTAAL
Max. 100 punten
Tabel 7. De tabel hierboven toont de weging van de punten in de EMVI-aanbesteding met punten ten opzichte van de kosten en de inschrijfprijs voor het themadak Energie.
MARKTUITDAGING
Onderdeel
Weging
Wegingsfactor
Basisdak
A
Prijs basisdak/m2
Plan van aanpak
B
Beoordeling commissie
Max. 10 punten
Klimaattransparant in CO2
C
Beoordeling commissie
Max. 5 punten
Extra waterberging
D1 D2
Prijs basisdak +prijs extra waterberging/m2 Rendement in liter/m2
Max. 10 punten
Max. 50 punten
energiebesparing/m2
Energiebesparing
E1 E2
Prijs basisdak +prijs Rendement in Rc-waarde
Max. 10 punten
Energiewinning
F1 F2
Prijs basisdak +prijs energiewinning/m2 Rendement in kWh/m2
Max. 15 punten
TOTAAL
Max. 100 punten
Tabel 8. De tabel hierboven toont de weging van de punten in de EMVI-aanbesteding met punten ten opzichte van de kosten en de inschrijfprijs voor het themadak Water.
Het uitschrijven van de EMVI-aanbesteding leverde meer dan voldoende inschrijvingen op om te kunnen beoordelen op selectiecriteria. Enkele bedrijven en bedrijvencombinaties konden niet aantonen dat ze voldoende ervaring hadden met het aanleggen van een vergelijkbaar project, als in de omschrijving in het bestek gevraagd, deze bedrijven vielen af. Van de geselecteerde bedrijven en bedrijvencombinaties bleven er na weging met de punten binnen elk themadak exact twee bedrijven over. Daarmee wordt de aanbesteding vanuit de opdrachtgever als een succes aangemerkt. Wanneer er teveel bedrijven waren afgevallen in de selectieronde, dan zouden de selectiecriteria te streng zijn geweest. Als er geen bedrijven zouden zijn gesneuveld in de eerste ronde, was het ook niet goed geweest, dan zou die selectieronde geen onderscheidend vermogen hebben gehad binnen de procedure. Een dergelijk argument geldt ook voor de gunningfase. Bij te hoge puntentoekenning aan innovatieve biedingen zouden er wellicht te weinig aanbiedingen overblijven die aan de gunningcriteria zouden kunnen voldoen en zouden de vragen misschien te innovatiegericht kunnen zijn geweest. Bij te lage gunningcriteria zouden er te veel bedrijven overblijven, waarvan de vraag zou kunnen zijn of er wel voldoende innovatie in de aanbieding zit. Overigens is een EMVI-procedure niet eenvoudig en kan het veel tijd en dus veel geld kosten om deze innovatiegericht uit te zetten. Bij deze aanbestedingsprocedure is anderhalve dag door een selectiejury van acht personen gewerkt aan een objectieve en duidelijk beargumenteerde en gedocumenteerde afweging.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
63
Uitvoering Voorbereiding Om de aanleg van begroeide daken goed en betrouwbaar uit te voeren is informatie nodig. Deze informatie heeft betrekking op de volgende vragen: • Is er sprake van een nieuwbouwsituatie of een renovatie? • Hebben de uit te voeren werkzaamheden betrekking op het aanbrengen van de dakbedekking én dakbegroeiing of alleen op de dakbegroeiing (of eventueel in eerste instantie alleen op het aanbrengen van de wortelkerende laag)? • Welke constructieve kenmerken van het dak zijn van belang in verband met het aanbrengen van de dakbegroeiing? • Welke helling hebben de daken? • Op welke wijze kan toegang tot het dak verkregen worden? • Op welke wijze kunnen bouwmaterialen op het dak worden gebracht? Voorafgaand aan iedere dakbedekkingsactiviteit wordt op het werk een inventarisatie uitgevoerd om de benodigde informatie over de bovenstaande vragen te verzamelen. Vaak is ook op grond van de tekeningen al informatie bekend, in dat geval hoeft er alleen maar gecontroleerd te worden. Tekeningen geven echter geen uitsluitsel over toegankelijkheid, opslagmogelijkheden, de aanwezigheid van bouwkranen et cetera. De inventarisatietabel toont welke onderdelen van het dak vóór het aanleggen van een dakbegroeiing in ogenschouw moeten worden genomen en welke technische eigenschappen van het dak moeten worden gecontroleerd. Deze inventarisatie geeft voldoende 64
Inventarisatietabel Dakvorm plat, zadel- of lessenaardak Dakhelling 1-3 °, 4-11 °, 12-24 °, 25-45 °, 46-90 ° Dakhoogte hoogteverschil tussen maaiveld en dak Toelaatbaar gewicht kan zonder meer een dakbegroeiing aangebracht worden, zijn er extra constructieve maatregelen gewenst? Toegankelijkheid personen en materiaal, trap / lift / kraan Opslagmogelijkheid tussenopslag materiaal, schaftgelegenheid Oriëntatie zuid richting zon en west richting wind Dakopbouw koud-, warm- of duodak Randafwerking opstaande randen, balustrades, trapaansluiting et cetera Water toe- en afvoer overlopen, hemelwaterafvoeren, afschot Dakhuiddoordringingen schoorstenen, antennes, collectoren, kanalen Controle voor veiligheid op het werk is de veiligheid op het dak gewaarborgd? Controle bestek zijn de geplande werkzaamheden conform het bestek of de opdrachtomschrijving, zijn afwijkingen schriftelijk vastgelegd? Controle bouwvergunning is er een bouwvergunning afgegeven voor deze uit te voeren werkzaamheden? Controle van subsidieaanvragen zijn de subsidievoorwaarden in overeenstemming met de technische gegevens? Tabel 9. Inventarisatietabel
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
zekerheid voor een goede logistieke afwikkeling van de aanleg van een begroeid dak. De technische uitgangspunten bepalen de logistieke afwikkeling en hebben ook de grootste invloed op de kosten. De gekozen dakopbouw bepaalt de bouwfysische kenmerken van een begroeid dak. Beplantingsmethode Als alle inventarisatievragen beantwoord zijn, kan de dakbegroener de beplantingsmethode van de vegetatie op het dak bepalen. Na de technische inventarisatie zal in overleg met de opdrachtgever de prijs van de werkzaamheden definitief worden vastgesteld. Ook kan worden vastgesteld of alle randvoorwaarden die uit de inventarisatie naar voren komen, ook bij de aannemer en opdrachtgever bekend zijn. Eventueel kunnen nog veranderingen worden aangebracht. Soms is het niet mogelijk om voor aanvang van de werkzaamheden de beplantingsmethode vast te stellen. De meeste dakbegroeiingen worden in het voorjaar aangelegd. De weersomstandigheden kunnen dan echter dusdanig wisselvallig zijn, dat slechts op het allerlaatste moment een keuze gemaakt kan worden. Het zaaien van sedums, mossen en kruiden is relatief goedkoop, evenals het sprayen van een kant-en-klaarmengsel van zaailingen, zaden en substraat. Wil de beplanting bij deze beplantingsmethode aanslaan, dan moet wel het weer goed zijn, dat wil zeggen er moet voldoende afwisseling van zon en regen zijn. Tevens dient het nodige onderhoud gepleegd te worden. Bij slechte weersomstandigheden, bijvoorbeeld te nat en te koud weer, zoals in het vroege voorjaar voorkomt, of te warm en te droog weer,
beplantingsmethode
kosten
erosiegevaar
1.
zaaien
laag
groot
2.
sprayen van zaailingen
tussenliggend
3.
poten van planten
tussenliggend
4.
combinatie van 1/2/3
tussenliggend
5.
voorgekweekte matten
hoog
zeer klein
6.
voorgekweekte tegels
hoog
zeer klein
Tabel 10. Verschillende beplantingsmethoden voor begroeide daken met hun vooren nadelen; de methoden 2, 3 en 4 hebben, afhankelijk van het dak, tussenliggende waarden
zoals in het late voorjaar voorkomt, kunnen de planten niet goed aaneengroeien en krijgen andere soorten een kans om te wortelen. Het poten van kwekelingen en kleine kiemplanten in het substraat geeft minder risico en is minder weersafhankelijk. Erosie door wind of regen heeft minder aangrijpingsmogelijkheden bij de planten. Het aanbrengen van een volgroeide vegetatiemat met mos, sedum en eventueel kruidenbeplanting is kostbaar, vergeleken met de voorgaande methoden. Het risico dat de beplanting niet aanslaat, is daarentegen gering. Daarom kan met deze methode ook bij ongunstige weersomstandigheden en in ongunstige jaargetijden worden gewerkt. Ditzelfde geldt voor het opbouwen van het dak met voorgekweekte plantentegels. Afstemming Pas als de afspraken op papier staan en de opdracht bevestigd is, kan tot uitvoering worden overgegaan. De dakdekker moet er voor zorgen dat zijn activiteiten aanslui-
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
65
ten bij die van de groenman. Met name vanwege de windbelasting op de vaak losliggende kunststof folie moet de substraatlaag met begroeiing, eventueel voorzien van een windvlies, onmiddellijk worden aangebracht, of er moet een tijdelijke ballastlaag worden aangebracht. Tussen de werkzaamheden van de dakdekker en het tijdstip dat de groenman met zijn werk begint, moet er een tussenoplevering plaatsvinden. Op die manier kan de verantwoordelijkheid voor de waterdichte afwerking van de dakbedekking van de dakdekker op de groenman worden overgedragen. Deze controle is belangrijk om in geval van schade de verantwoordelijke persoon aan te kunnen spreken. Het overdragen van verantwoordelijkheden kan een probleem zijn. Immers, de groenman is (meestal) niet deskundig op het gebied van waterdichting van daken en de dakdekker, die normaal gesproken de verantwoordelijkheid voor de dakdichting draagt, wil deze misschien niet meer garanderen, als er na zijn oplevering nog anderen (de groenman) op het dak aan het werk gaan. Deze anderen kunnen de dakhuid mechanisch beschadigen, iets waar de dakdekker geen grip op heeft. Als oplossing hiervoor zijn alternatieve systemen ontwikkeld waarbij de dakdekker tevens zorg draagt voor het aanbrengen van een drainagelaag op de waterdichte laag. Deze drainagelaag kan voor een zodanig grote bescherming van de dakhuid zorgen, dat de dakdekker verantwoordelijk kan blijven voor de waterdichting van het totale dak. Wanneer een plan ontwikkeld wordt met het idee dat de bewoners zelf in een later stadium de dakbegroeiing kunnen aanbrengen op de door de aannemer al aangebrachte wortelkerende dakbedekking, moet er rekening mee worden gehouden dat bewoners er ook 66
voor kunnen kiezen dit niet te doen. Dit kan voor onaangename verrassingen zorgen. Zo zijn er voorbeelden bekend van daken die op deze manier ontwikkeld werden, waarbij de dakbedekking uiteindelijk in zijn geheel is vastgeplakt. Immers, als de bewoners er voor zouden kiezen om de dakbegroeiing niet aan te brengen, zou de dakbedekking kunnen wegwaaien. Vanuit het oogpunt van herbruikbaarheid is daardoor uiteraard een niet aan te bevelen situatie ontstaan. Overige uitvoeringsaspecten Een andere reden waarom een dakbedekking soms wordt vastgeplakt, is om bij een lekkage snel de plaats des onheils te kunnen opsporen. Bij een losliggende dakbedekking kan het in het gebouw op een totaal andere plaats gaan lekken dan daar waar de dakhuid beschadigd is. Een mogelijke oplossing hiervoor is om de dakbedekking zowel horizontaal als verticaal strooksgewijs vast te plakken en zo te compartimenteren. Zo kan de verkleving met de onderliggende constructie tot een minimum worden beperkt, terwijl eventuele schade toch sneller kan worden opgespoord. Begroeide daken hebben constructief gezien nog een extra aandachtspunt. De daken moeten worden voorzien van een wortelkerende laag. Deze laag, die meestal van kunststof is en tevens als waterkering dient, wordt vaak al in de fabriek op maat gemaakt, compleet met dakdoorvoeren en al. Op deze wijze is de kans dat er iets mis gaat, en dus de kans op lekkage, het kleinst. De dakbedekking wordt dan zigzag opgevouwen en opgerold op de bouwplaats aangeleverd. Bij een wat groter dak kan het gewicht van zo’n opgevouwen dakbedekking aardig oplopen. Om een voorbeeld te
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Figuur 40. Gemeentewerf Vroomshoop.
© Mostert De Winter bv Xeroflor® daktuinsystemen, gemeentewerf Vroomshoop.
geven, een dakbedekking van 900 m2 EPDM weegt al snel een ton (het soortelijk gewicht van VB-EPDM bedraagt 1,2 kg/m2/mm - bron: Handels- en Adviesbureau van Beek B.V., Geleen). Bij het aanbrengen op het dak moet hier rekening mee worden gehouden. Soms is een tijdelijke hulpconstructie noodzakelijk.
Beheer Na de uitvoering en de ingebruikneming van een gebouw begint de exploitatieperiode. In deze fase vindt ook het periodieke onderhoud en beheer van het begroeide dak plaats. Zoals bij de techniek van begroeide daken al is beschreven, heeft de mate van onderhoud vooral te maken met de gewenste (architectonische) verschijningsvorm van het dak, eventueel gekoppeld aan een functie en de intensiviteit van het gebruik. Het onderhoud van het begroeide dak kan verschillen van hoogstens een enkele inspectie per jaar (bij een extensief beheerd dak) tot zeer intensief beheer. De mate van onderhoud, de grootte van het dakoppervlak en de eigendomsverhoudingen bepalen ook de organisatie van het onderhoud. Indien gewenst, kunnen bij hoveniers contracten voor onderhoud worden afgesloten. In dat geval gelden ook allerlei veiligheidsmaatregelen, voortkomend uit de diverse ARBO-wetgeving.
. P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
67
Foto De Dakdokters, Amsterdam.
Figuur 41. Dak van 'The American Book Center' op de hoek van Spui met Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam.
Maatschappelijk belang Op stedenbouwkundige schaal heeft de aanleg van begroeiing op daken een aantal belangrijke functies en effecten, het betreft hier baten. In dit deel van het boek wordt een afweging gemaakt tussen de maatschappelijke baten en de kosten.
Maatschappelijke baten van begroeide daken Naast de functies op gebouwniveau zijn met name de ecologische functies van begroeide daken op stedenbouwkundige schaal van belang. Effecten op het stadsklimaat en de waterhuishouding van de stad zijn voor veel steden een belangrijke reden geweest om het toepassen van dakbegroeiing te stimuleren of zelfs te verplichten. Effecten voor het stadsklimaat Een begroeid dak zorgt voor een natuurlijke klimaatregeling in de stad, omdat het een stabiliserende werking heeft op temperatuuren luchtvochtigheidschommelingen. Bij een groot oppervlak met begroeiing op daken zal naar alle waarschijnlijkheid de etmaalamplitude van luchttemperatuur en de relatieve luchtvochtigheid gedempt worden.
Hitte-eiland (Urban Heat Island) Zwarte daken in de stad veroorzaken een grote thermiek van warme lucht. Deze convectiestroom verplaatst zich door de stad en veroorzaakt ook elders temperatuurverhogingen. Het is bekend dat in grote metropolen de temperatuur in de stad hoger is dan in het omringende landschap, dit staat bekend onder de naam Urban Heat Island (UHI), steden hebben als het ware een eigen klimaat. Met name in grote metropolen – zoals deze buiten Nederland voorkomen – kan dit effect aanzienlijk zijn (enkele graden Celsius). Het Urban Heat Island-effect wordt mede gezien als oorzaak van het vroegtijdig overlijden van kwetsbare groepen mensen. Doordat de daken met dakbegroeiing minder opwarmen en dus ook minder warmte uitstralen, zouden de temperaturen in de stad minder hoog oplopen ten opzichte van het omringende land dan zonder dakbegroeiing. De Ryerson University in Toronto heeft studies uitgevoerd naar het effect van vegetatiedaken op de temperatuur in de stad (Ryerson University 2005). De studies zijn gemaakt voor de stad Toronto (Ontario, VS). Uit het onderzoek kwam naar voren dat lokale en incidenteel begroeide daken niet echt het Urban Heat Island-effect van de stad teniet doen. Maar als echt wijd verspreid
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
69
begroeide daken zouden worden toegepast, zou de gemiddelde temperatuur in de stad Toronto met 0,5 tot 2,0 graden Celsius dalen, afhankelijk van het jaargetijde. Om de hittestress en de thermiek echt te verminderen is overigens een goede groenstructuur met parken en corridors een noodzaak. Begroeide daken kunnen hier een belangrijke aanvulling op vormen.
Figuur 42. Groene daken op de gebouwen in Potsdam Berlijn.
70
Foto Alexia Luising.
Vermindering piekbelasting energiecentrales Een lagere temperatuur in de stad in de zomer, gecombineerd met de warmtebufferende werking van begroeide daken zelf (zoals bij functies van het dak beschreven) leidt tot minder vraag naar koeling en dit leidt tot een lagere piekbelasting voor de elektriciteitscentrales. Dit is – naast de energiebesparing – ook bedrijfseconomisch gunstig voor de energiebedrijven. Lokale thermiek Ook op kleinere schaal ontstaat lokaal thermiek. Deze thermiek ontstaat door de opwarming van het (niet-begroeide) dak. Het klimaat op een niet-begroeid dak in Nederland is in zekere zin te vergelijken met het klimaat van een rotsachtige alpenweide. Er is veel regen, veel wind, in de zomer kan het behoorlijk droog zijn en lopen de temperaturen van de onbedekte dakhuid soms op tot 80 graden Celsius. In de winter daarentegen, is het dak erg nat en kan het er behoorlijk vriezen, vanwege nachtelijke uitstraling. Begroeiing op een dak kan extreem hoge temperaturen in de zomernamiddagen en extreem lage temperaturen in de winternachten voorkomen, de temperatuur wordt getemperd. Meetgegevens
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
geven dit duidelijk aan, zoals in het deel Techniek van begroeide daken al aan de orde is gekomen (de grafieken daar tonen de temperatuurschommelingen op een kaal asfaltdak en een vergelijkbaar begroeid dak). Hierdoor wordt niet alleen de warmtedoorgang naar onderliggende ruimten beperkt, ook wordt de hoeveelheid stralingswarmte naar belendende percelen beperkt. Over het effect hiervan op grote schaal wordt steeds meer bekend. In een stad als Düsseldorf (Duitsland), waar al circa 15 jaar geleden een bouwverordening gold die op nieuwe binnenstedelijke daken dakbegroeiing verplichtte, zouden dergelijke effecten meetbaar kunnen zijn. Fijnstof Het microklimaat in de stad kan bovendien door begroeide daken verbeterd worden, doordat veel luchtvervuiling, onder andere stofdeeltjes, wordt gefilterd. De stofdeeltjes worden in de lucht verspreid, doordat op steenachtige oppervlakken en donkerkleurige bitumineuze daken warme lucht ontstaat die opstijgt en stofdeeltjes doet opwervelen. De aanwezigheid van veel stof in combinatie met een lage luchtvochtigheid leidt tot een sterke vermindering van de negatieve luchtionen. Dit wordt door mensen als onaangenaam ervaren. Ook zouden door fijnstofproblemen in steden ieder jaar mensen vroegtijdig komen te overlijden. Wanneer er op grote schaal daken worden begroeid, kan daarmee tot 20 procent van de vervuiling uit de lucht gefilterd worden. Als de vegetatie echter te veel bedekt wordt met stof, zal de positieve, filterende werking weer verminderen. Ook is het zo
dat een aantal bestanddelen van vervuilde lucht, zoals zwavel- en fluorverbindingen, direct de ontwikkeling van het groen schaden. De Ryerson University in Toronto heeft ook studies uitgevoerd naar het effect van begroeide daken op de luchtkwaliteit (Ryerson University 2005). Voor een studiegebied in de stad Toronto is uitgezocht hoeveel daken voor begroeiing in aanmerking zouden komen (9 procent) en is vervolgens uitgerekend hoeveel schadelijke stoffen hierdoor uit de lucht gezuiverd konden worden, de economische waarde hiervan bleek niet gering. Binden van CO2 Ten slotte zetten groene planten CO2 om in zuurstof. Een bladoppervlak van 25 vierkante meter produceert (globaal genomen) evenveel zuurstof als een mens per dag nodig heeft. In binnenstedelijke gebieden hebben echter niet alleen mensen zuurstof nodig. Alle verbrandingsprocessen verbruiken ook veel zuurstof en produceren, naast allerlei andere afvalgassen en schadelijke emissies, evenredig veel CO2. In de stad zal vanzelfsprekend niet genoeg dakoppervlak zijn om al deze productie door begroeide daken te compenseren. Stedelijk waterbeheer Door klimaatveranderingen komen er in Nederland vaker regenbuien voor die in kortere tijd veel meer neerslag geven dan vroeger het geval was. Het gevolg is dat op zo’n moment het rioolstelsel en het stelsel van oppervlaktewater dit veelal niet meer aankan, en dientengevolge moeten worden aangepast. Omdat begroeide daken tot 50 procent van het regenwater kunnen vasthouden, wordt de hoeveelheid regenwater die bij een
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
71
zware regenbui ineens van het dak afgevoerd moet worden, na het aanbrengen van dakbegroeiing sterk verminderd. Bovendien komt een groot gedeelte van het water uiteindelijk via verdamping direct terug in de natuurlijke kringloop. Dit is een belangrijk voordeel van begroeide daken. Begroeide daken kunnen dan ook worden ingezet als instrument voor een duurzaam stedelijk waterbeheer. In Duitsland is hier al langere tijd ervaring mee opgedaan en ook in Nederland stimuleren steden (onder andere Rotterdam) juist om deze reden het aanbrengen van dakbegroeiing. Twee factoren zijn hierbij bepalend, allereerst het rendement van de begroeide daken bij het dempen van piekafvoeren van regenwater en daarnaast vooral de mogelijkheden tot implementatie. Uit een vergelijkend onderzoek in Brussel blijkt dat begroeide daken in de huidige vorm het watervraagstuk op de begane grond niet geheel kunnen oplossen (Mentens 2006). Achttien metingen van waterbuffering op diverse daken in Duitsland, met en zonder begroeiing, in de periode 1987-2003, werden met elkaar vergeleken. Het doel was vast te stellen hoeveel waterberging voor de stad Brussel te organiseren zou zijn, als alle daken begroeid zouden zijn. Er werd zowel naar piekbelasting gekeken, als naar gemiddelde jaarlijkse hemelwaterbelasting. Uit het onderzoek volgde de aanbeveling dat modellen voor waterbuffering op daken gekoppeld dienen te worden aan modellen voor waterbeheer op het maaiveld. De rol van begroeide daken Problemen die in het stedelijk waterbeheer kunnen spelen, zijn dat ergens in het systeem schoon (regen)water met verschillende soor72
ten vervuild water wordt vermengd, of dat een hoge doorstroomsnelheid van het water zorgt voor grote piekafvoeren in natte tijden en watertekorten in droge tijden. Hierdoor wordt in natte tijden schoon water afgevoerd en in droge tijden gebiedsvreemd, vuiler water binnen gelaten. Deze problemen kunnen worden voorkomen door een andere manier van rioleren, die gericht is op het vasthouden van water in het eigen gebied, het ter plaatse laten verdampen van (regen)water en het gescheiden houden van de verschillende afvalwaterstromen. Begroeide daken kunnen hierbij een rol spelen door een brongerichte aanpak, dat wil zeggen de problemen oppakken daar waar ze ontstaan. Dakbegroeiing heeft een drieledige werking met betrekking tot de waterhuishouding van de stad: • het verhard oppervlak wordt door de dakbegroeiing beperkt, waardoor er door verdamping (uiteindelijk) minder regenwater hoeft te worden afgevoerd • regenwater wordt op het dak vastgehouden, waardoor de afvoer van regenwater in de tijd wordt vertraagd • er vindt een eerste zuivering van regenwater plaats, waardoor het afstromend regenwater schoner is. Bij een gemengd rioleringsstelsel (afvalwater èn regenwater) leiden deze effecten er uiteindelijk toe dat er minder water naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie gaat. Bovendien is het te zuiveren water hierdoor minder verdund en bevat het relatief meer voedingsstoffen voor bacteriën in een, in de tijd gezien, meer constante hoeveelheid, waardoor de zuivering beter werkt. Zuiveringskosten kunnen
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
hierdoor lager zijn en het buizenstelsel kan misschien zelfs kleiner gedimensioneerd worden. Door de vertraging in de tijd worden bovendien overstorten voorkomen. Overstorten zijn lozingen van het riool op het oppervlaktewater in een noodsituatie, wanneer bij zeer hevige regenval het rioleringsstelsel de hoeveelheid af te voeren water niet meer aan kan. Bij een gescheiden rioleringsstelsel valt de ‘schade’ nog mee, maar op plaatsen met een gemengd stelsel wordt bij een overstort ook sterk vervuild rioolwater op het oppervlaktewater geloosd. Buffercapaciteit van een begroeid dak De genoemde effecten verschillen bij de diverse daken, afhankelijk van de opbouw van het dak. De structuur (materiaal, vorm en dikte) van de substraatlaag en het wel of niet aanwezig zijn van een drainagelaag en de structuur van deze laag zijn maatgevend voor de buffercapaciteit, de tijdsvertraging en de uiteindelijke hoeveelheid afstromend regenwater. Daarnaast zijn ook vooral de klimatologische en de plaatselijke periodieke omstandigheden van belang, zoals bijvoorbeeld het tijdsbestek waarbinnen de neerslag valt. Bij de lichtere daken (extensief beheerde, begroeide daken) zijn deze periodieke omstandigheden uiteindelijk van grotere invloed op de genoemde factoren (op een bepaalde plaats en tijd) dan de opbouw van het begroeide dak zelf. Ook speelt er een tijdsfactor mee. Een begroeid dak kan, in meer of mindere mate, water bufferen voor de korte termijn (een paar uur tot enkele dagen), waardoor piekafvoeren bij stortbuien worden voorkomen en er verdamping plaatsvindt. Dit kan ook voor
de lange termijn (meerdere maanden tot een jaar), waardoor natuurlijke watervoorziening voor de beplanting vrijwel altijd aanwezig is.
Figuur 43. Hoeveelheid neerslag (in millimeter) die in ruim een jaar tijd van het dak afkomt (locatie: Krauchenwies, Zuid-Duitsland) als functie van de dikte van vegetatieen drainagelaag en de helling van het dak
Figuur 44. Hoeveelheid neerslag die in een jaar tijd van het dak af komt (meetgegevens: Berner Fachhochschule, Schule für Technik und Architektur, Burgdorf, Zwitserland 1998).
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
73
Figuur 45. Piekafvoer van twee typen daken bij een onweersbui in augustus 1996 (Zwitserland).
Figuur 46. Piekafvoer in het laboratorium gemeten (Zwitserland) van twee typen daken bij 20 minuten regen (links) en bij continue regen (rechts; 30 minuten regen, 100 minuten droog et cetera).
Uit meetgegevens (Henze 1998, zie de figuren) blijkt, dat van een begroeid dak aanmerkelijk minder neerslag komt, dan van een (kaal) foliedak of een dak met kiezels. Bij de gangbare, extensief beheerde (dunne), begroeide daken wordt de hoeveelheid afstromend regenwater met 20 procent gereduceerd. Bij de dikkere daken (daktuinen) wordt deze hoeveelheid meer dan gehalveerd (tot onder de 20 procent). De piekafvoer van een (extensief beheerd, dun) begroeid dak is, bij een regenbui, slechts 20 procent van die van een kiezeldak. Bij continue regen 74
verdubbelt dit percentage weliswaar, maar het effect is nog altijd aanzienlijk. Ook andere meetgegevens van zeven verschillende ‘extensieve’ daksystemen van de firma Optima (Liesecke 1999) bevestigen dit beeld. Bij volledige bodembedekking wordt bij de verschillende systemen voor hellende daken (helling van 8,7 procent) op jaarbasis gemiddeld 55 tot 65 procent van de neerslag vastgehouden op het dak (gemeten over de jaren 1994 t/m 1997). Bij een plat dak ligt het percentage iets hoger. Voorts houden meerlaagse daken iets meer water vast, dan enkellaagse daken. De TU Berlijn heeft over meer jaren (van 2001 t/m 2004) metingen gedaan naar het watervasthoudend vermogen van groene daken (Schmidt 2007). Ook hier een vergelijkbaar beeld, het afstromende regenwater werd gereduceerd tot een hoeveelheid variërend van nog maar 58 procent tot zelfs nog maar 28 procent van de neerslag. Dit laatste betrof dan een dak van 12 centimeter dikte. Ook in Nederland worden metingen gedaan, bijvoorbeeld op het terrein van Hogeschool Van Hall Larenstein in Velp, waar een meerjarig onderzoek is geweest naar waterbuffering op verschillende soorten vegetatiedaken. Sinds maart 2007 werden hier metingen verricht. Diverse bedrijven hebben in totaal 11 proeftafels aangelegd van 1,7 x 2,7 m2 waarop de verschillende situaties op vegetatiedaken werden nagebootst en de waterretentie en de waterkwaliteit werd gemeten. Ook is er een referentietafel zonder begroeiing in het experiment opgenomen. Voorlopige conclusie uit de eerste metingen over 2007 (Vries 2008) is dat de extensieve vegetatiedaken bij kleine buien per etmaal (tot 5 millimeter neerslag) het regenwater vrijwel volledig opvangen (in het gemeten jaar
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
2007 was dit een derde deel van de totale neerslag). Bij grotere buien (meer dan 5 millimeter per etmaal) wordt na een droge periode meer dan 60 procent van het water vastgehouden en in een met water verzadigde situatie circa 25 procent in vergelijking met het referentiedak zonder begroeiing. Over een heel jaar betekent dit dat de retentie tussen de 55 en 90 procent bedraagt. De vertragingstijd van de buien, van belang voor het afvlakken van piekafvoer bij hevige buien, bedroeg tussen de 40 minuten en ruim 3 uur. Deze voorlopige gegevens zullen in toekomstig onderzoek moeten worden gevalideerd. De vakgroep dak- en gevelbegroeiing van de VHG branchevereniging (vereniging van hoveniers en groenvoorzieners) wil graag een praktijkgericht vervolgonderzoek inzetten, waarin waterbufferings- en bouwkundige aspecten worden meegenomen. Ondanks de beschikbaarheid van deze meetgegevens, heeft het lang geduurd, voordat er in Nederland mee gerekend werd. Dit komt onder andere omdat er, ondanks de metingen, toch onduidelijkheid is over de te hanteren rekenwaarden (de zogenaamde afvloeiingscoëfficiënten: de verhouding tussen de hoeveelheid neerslag en de hoeveelheid water die naar het riool wordt afgevoerd). Deze hangen namelijk af van veel variabelen. Bovendien wordt dezelfde term ook gebruikt voor coëfficiënten die de piekafvoer aangeven (te gebruiken bij het dimensioneren van hemelwaterafvoeren) en voor coëfficiënten die de totale hoeveelheid af te voeren water gesommeerd in de tijd weergeven, wat het er allemaal niet duidelijker op maakt. De afvloeiingscoëfficiënt van een begroeid dak is dus allereerst afhankelijk van het type begroeid dak, de opbouw en de gebruikte materialen.
Maar los van het type dak is de afvloeiingscoëfficiënt dan ook nog eens afhankelijk van het jaargetijde. Uit de metingen aan het Optima daksysteem bleek, dat de zes verschillende hellende daksystemen in de zomer gemiddeld 70 procent van de neerslag vasthielden, in het voor- en najaar gemiddeld 60 procent en in de winter gemiddeld circa 20 procent. Voor het plattedaksysteem lagen deze percentages respectievelijk op 85, 67 en 26 procent. In de zomer is de hoeveelheid verdamping bovendien veel meer afhankelijk van de dikte van het substraat, de soort beplanting en de weersgesteldheid. Ook de oriëntatie speelt een rol, hoe zonniger en warmer, des te meer verdamping. Dit, terwijl er in de winter vrijwel geen verschil is tussen het soort begroeid dak en de verdamping. En, om het nog ingewikkelder te maken, ook de dakhelling is van invloed op de waterafvoer. Steile daken voeren water sneller af, waardoor minder water de gelegenheid krijgt te verdampen. Dit speelt vooral bij grote hoeveelheden neerslag. Bij weinig neerslag is de invloed van de dakhelling juist heel klein. Uit de metingen van Optima bleek, dat er vooral een verschil was te constateren tussen een hellend dak en een plat dak, de dakhelling zelf was, zeker over het hele jaar gezien, veel minder van invloed (variërend tussen 2 en 8,7 procent). In Duitsland heeft de FLL (Forschungsgesellschaft Landschaftsentwicklung Landschaftsbau e.V.) waarden opgesteld voor begroeide daken (zie tabel op de volgende bladzijde). Overigens geeft de FLL in aparte tabellen ook nog de waterbufferingscapaciteit van veel gebruikte substraatmaterialen aan.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
75
type dakbegroeiing
dikte substraat
tussen de 2 en 20 cm
hoeveelheid water die wordt vastgehouden op jaarbasis tussen de 40% en 60%
Extensieve dakbegroeiing Intensieve dakbegroeiing
afvloeiingscoëfficiënt
tussen de 0,60 en 0,40
tussen de 15 en 50 cm
tussen de 60% en 90%
tussen de 0,40 en ≤ 0,10
Tabel 11. De Duitse FLL geeft uitgebreide waarden voor de waterretentie van daken en diverse substraten. Een globale samenvatting staat in deze tabel. Uitgangspunt is een hoeveelheid neerslag van tussen de 650 en 800 millimeter per jaar ten opzichte van een horizontaal vlak. Bij minder neerslag neemt het watervasthoudend vermogen van het dak toe, bij meer neerslag juist af (FLL 2008).
dakopbouw
afvloeiings-coëfficiënt
Pannendak
0,9
Kiezeldak
0,8
Begroeid dak
0,2 à 0,3
Tabel 12. In Nederland gangbare afvloeiingscoëfficiënten (opMAAT 1997).
begroeide daken, dikte 2-4 cm
afvloeiingscoëfficiënt bij een helling 0,7
≤
afvloeiingscoëfficiënt 5° bij een helling > 5° 0,8
4-6 cm
0,6
0,7
6-10 cm
0,5
0,6
10-15 cm
0,4
0,5
15-25 cm
0,3
-
25-50 cm
0,2
-
dikte >50 cm
0,1
-
Tabel 13. Afvloeiingscoëfficiënten (totale waarden) voor begroeide daken (FLL 2008)
76
Reinigende werking van een begroeid dak Begroeide daken werken als bodemfilter en kunnen regenwater enigszins ontdoen van een aantal stoffen (bijvoorbeeld Cd, Cu, Pb, N (Henze 1998)). Afstromend water is zo schoon genoeg voor de afvoer naar het oppervlaktewater, al is dit natuurlijk ook zonder begroeid dak meestal wel het geval. Om schadelijke stoffen in het restwater te voorkomen mag de dakopbouw zelf geen schadelijke stoffen bevatten die kunnen uitlogen en mag het dak niet (overmatig) bemest worden. Hoe dikker het dak, des te hoger de reinigende werking. In de buurt van industriegebieden moet wel opgelet worden of de verontreiniging niet te groot is. Punt van aandacht is de vraag of er geen (te sterke) verontreiniging achterblijft in de wortelzone of in de beplanting. Deze filterende werking is overigens niet goed te combineren met de opvang van regenwater voor (huishoudelijk) gebruik. De combinatie dakbegroeiing en hemelwateropvang ligt sowieso niet voor de hand, omdat er tijdens droge perioden veelal te weinig water van het dak zal komen. Dit water is, doordat het substraat verkleuring veroorzaakt, bovendien ongeschikt voor bijvoorbeeld wasmachinegebruik. Overige effecten (baten) voor de stad Naast effecten op het stadsklimaat en de waterhuishouding van de stad is er nog een aantal andere effecten waar de stad voordeel van heeft. Vergroting biodiversiteit De dichtheid van bijzondere plantensoorten is het hoogst in de
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
stedelijke gebieden. De landschappelijke gebieden worden vaak gedicteerd door monoculturen van allerlei landbouwgewassen en eenzijdig gevarieerde bermgewassen. In de stad blijkt de grootste biodiversiteit te bestaan (De Jong 1995). Hoe groter echter de variatiemogelijkheden in de stad, des te groter ook de biodiversiteit. De klimatologische en de bodemomstandigheden op begroeide daken zijn zeer verschillend van de omstandigheden op de vaste grond. Begroeide daken vergroten dus de variatie in de mogelijke levensomstandigheden voor planten. De biodiversiteit in steden zou, dankzij begroeide daken, nog verder kunnen toenemen. De vraag is echter op welke schaal het aanleggen van begroeide daken tot toename van biodiversiteit leidt en op welke schaal dit afneemt. De concentratie en deconcentratie van begroeide daken in een wijk en in een stad speelt daarbij een belangrijke rol. Het zou wel eens kunnen zijn dat het aanleggen van veel verspreide begroeide daken op verschillende hoogtes en locaties in de stad wel tot verhoging van biodiversiteit leidt, terwijl de aanleg van een enkel groot dakpark ergens op een grote parkeergarage nauwelijks vergroting van biodiversiteit oplevert. In die zin zouden begroeide daken in de stad ook als vervangingsplek voor in het landschap en op de begane grond niet meer voorkomende plantensoorten kunnen dienen. Natuurbeleving Dakbegroeiing kan, in gebruik en in beleving, extra ontspanningsruimte bieden, zowel in de directe omgeving van woon- en werkgebouwen, als in de meer openbare stedelijke buitenruimte. In tegenstelling tot kiezeldaken en bitumenvlaktes leveren begroeide
daken een bijdrage aan de beleving van de natuur door de aanwezigheid van beplanting en daardoor ook van insecten, vogels en andere kleine dieren. Door middel van begroeide daken kan het landschapsbeeld en de functie van natuurbescherming buiten de stad juist langs de randen van de stad versterkt worden. De overgang van de stad naar het landschap wordt namelijk meer divers en ook wordt de grenslengte op een aantal plaatsen groter. Dit komt de biodiversiteit ook weer ten goede (Mergler 1994). De uit het monoculturele landschap verdrongen plantensoorten kunnen hier op daken en langs stadsranden mogelijkerwijs weer terugkomen. Zoals eerder vermeld, kunnen de geuren en kleuren van dakbegroeiing bovendien een positieve werking hebben op de psyche van de mens. Dubbel grondgebruik Door de aanleg van begroeiing op daken kan kostbare stedelijke grond dubbel worden gebruikt. Voor dit dubbel grondgebruik is geen extra grondinvestering nodig. Door het dubbel grondgebruik kan het verloren gaan van groene stedelijke ruimte gecompenseerd worden. Ook ongewilde negatieve neveneffecten, die het gevolg zijn van de hoge gebruiksintensiteit van dichtgeasfalteerde en dichtbebouwde omgevingen, kunnen gecompenseerd worden door begroeiing op de daken. Geluid Een van de belangrijkste effecten van begroeide daken, op stedenbouwkundige schaal, is het absorberen van geluid. Harde, steenach-
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
77
Gezondheidsaspecten Eind vorige eeuw is er in Nederland een discussie op gang gekomen over vermeende negatieve gezondheidsaspecten van diverse maatregelen die in het kader van het Duurzaam Bouwen juist vaak met positieve gezondheidsbedoelingen werden toegepast. De Nederlandse hoogleraar mevrouw Van Bronswijk was trendsetter bij deze discussie (Zoet 1996; Robles 1997; Dijksterhuis 1997). Waar de één vreest voor vele ziektekiemen, wijst de ander op een overdreven smetvrees. Begroeide daken komen er in de hele discussie betrekkelijk gunstig van af. Alleen gras- en kruidendaken zouden een ziekterisico met zich meebrengen door het gevaar voor atopische ziekten (erfelijke aanleg voor het krijgen van allergieën) als gevolg van het stuifmeel van grassen of kruiden. Als oplossing hiervoor wordt het beplanten met sedums aangeraden en het wieden van aangewaaide andere beplanting. Overigens worden in Nederland sedumplanten sowieso het meest toegepast voor extensieve dakbegroeiing. 78
De vraag is wat hier eigenlijk het probleem is. In de natuur ga je ook niet alle grassen en kruiden in de buurt van woningen wieden, vanwege het gevaar voor loszwevend stuifmeel. En of het zich afzonderen van alles wat groeit en bloeit nu zo gezondheidsbevorderend is, is ook nog maar de vraag. Bovendien filtert op haar beurt vegetatie ook weer stof en vuil uit de lucht. Er kan worden geconcludeerd dat er tot nu toe geen steekhoudende argumenten zijn aangedragen, die aantonen dat het toepassen van begroeide daken een negatiever effect op de menselijke gezondheid heeft dan enig ander dak. Door de gunstige effecten op het stadsklimaat zijn er juist wel positieve gezondheidseffecten te verwachten.
Figuur 47. Eva Lanxmeer in Culemborg.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Foto Alexia Luising.
tige oppervlakken van wegen, paden en trottoirs weerkaatsen het, voornamelijk door het verkeer geproduceerde, lawaai veelvoudig. Zachte, verende oppervlakken als dakbegroeiing absorberen en verstrooien geluid, waardoor de geluidsbelasting op met name binnenterreinen afneemt. Niet alleen wordt daarmee een hinderlijke omgevingsfactor in zijn schadelijke werking beperkt, maar zijn wenselijke omgevingsgeluiden, als pratende mensen en geluiden van vogels en dieren, weer in de onmiddellijke nabijheid van woningen te horen. De gemeente Rotterdam bijvoorbeeld gaat uit van een reductie van 3 dB (Gemeente Rotterdam 2006).
Maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) Indien de balans tussen kosten en baten op projectniveau niet in evenwicht is, kan een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) hier een ander licht op laten schijnen. Een MKBA is overigens altijd het overwegen waard. Een begroeid dak realiseert immers voordelen voor de stad als geheel, waar de eigenaar investeringen voor doet. Eerder is beschreven welk krachtenveld er rond begroeide daken actief is en welke belanghebbenden er zijn om vooral grote dakoppervlakken van begroeiing te voorzien. Een MKBA kan in combinatie met een levenscyclusanalyse (LCA) worden ingezet om te bepalen of en hoeveel maatschappelijke belanghebbenden, zoals waterschappen, lokale overheden, maar bijvoorbeeld ook de Gemeentelijke Gezondheidsdienst, er voor over zouden kunnen hebben om een private investering te ondersteunen. Met die ondersteuning worden hun doelen dan ook gediend, of sneller gediend. Figuur 48. Aspecten die spelen bij een MKBA
Milieueffecten LCA Begroeide daken hebben ecologische effecten. Een directe en exacte afweging van negatieve milieueffecten van de gebruikte materialen en de eventuele positieve bijdrage aan het milieu van het begroeide dak is niet mogelijk. Vaststaat dat een daktuin meer weegt dan een gewoon plat dak. Per centimeter dakopbouw moet per vierkante centimeter worden gerekend met 10 kilogram extra last op het dak. Dit betekent dat begroeide daken in veel gevallen grotere hoeveelheden materiaal nodig hebben om niet te bezwijken.
De directe milieueffecten, zoals uitputting van grondstoffen, aantasting van natuur en cultuur, vervuiling van het milieu door emissies en de schadelijke werking op de gezondheid van mens, dier of plant, zullen alleen binnen marges gekwantificeerd worden. Gelukkig is een precieze berekening van milieueffecten tot op een aantal decimalen achter de komma ook niet noodzakelijk voor het vinden van een positieve balans. Indien de criteria mogelijkheid tot hergebruik en verlenging van levensduur consequent worden toegepast op de materialen voor begroeide daken, wordt de meest ecologische, tech-
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
79
nische mogelijkheid toegepast. De levensduurverwachting van het dak wordt door de begroeiing vergroot. De begroeiing beschermt het dak immers tegen extreme temperaturen, tegen mechanische beschadigingen en ook tegen de inwerking van schadelijke, ultraviolette straling. De dakbedekking wordt dankzij de bescherming door de begroeiing vrijwel onderhoudsvrij. Door het repareren, hergebruiken, recyclen en uiteindelijk het schoon verwerken van afvalmateriaal kan de levensduur van een dakbedekkingmateriaal aanzienlijk verlengd worden. De meeste dakbedekkingen, die als wortelvast bekend staan, hebben een lange levensduurverwachting (in ieder geval van meer dan 25 jaar). Op dit moment zijn er meerdere merken kunststof dakbedekking bekend die voor recycling in aanmerking komen en die ook daadwerkelijk gerecycled worden. Primaire recycling, dat wil zeggen dat door het recyclingprocedé de kwaliteit niet afneemt, zoals bij EPDM op basis van polyolifine mogelijk is, of zelfs upcycling, dat wil zeggen dat door het recyclingprocedé de kwaliteit verbetert, is gewenst. De toekomst zal laten zien of de techniek ook hier voortschrijdt. Nu vindt nog veel secundaire recycling plaats, dat wil zeggen dat de producten wel weer tot een zelfde kwaliteit dakbedekking worden gerecycled, maar dat deze dakbedekking dan wel iets dikker is (bijvoorbeeld ECB en EPDM zonder cacheerlaag). Relatief duurzaam Het is duidelijk dat in het Nederlandse woord ´duurzaamheid´ de letters d u u r niets met de kostprijs te maken hebben. Etymologisch klopt dit ook, het woord duurzaam komt van het latijnse woord durare, dat 'hard maken' betekent. Het lijkt er echter meer op dat 80
veelal gedacht wordt dat duurzaamheid 'duur' is en geld kost. Bij begroeide daken is de aanleg zelfs goedkoper, mits je verder kijkt dan de KBA en de MKBA en in de afweging meegenomen wordt. De verhouding tussen kosten en baten kan worden onderzocht door uit te rekenen binnen welke termijn en binnen welke systeemgrens geld met duurzaamheid verdiend kan worden. Bij het bepalen of een investering bijdraagt aan duurzame ontwikkeling, moeten in de regel twee barrières (grenzen) worden genomen: de grens die bepaalt of iets duurzaam is en de grens die bepaalt of iets doelmatig is. De eerste grens is die oude bekende van verborgen milieukosten. Daarbij worden de kosten vergeleken om in het concrete project milieukosten te vermijden, wetende dat anders op een later moment elders meer geld in compensatie moet worden gestoken. Vaak blijven dan investeringen achterwege, maar soms wordt een investering ook wel gedaan, omdat deze binnen de looptijd van het project wordt terugverdiend. Dit laatste is over het algemeen bij energiebesparende maatregelen het geval. De afweging wordt duidelijk in een kosten-batenanalyse. De grens om te investeren in het verminderen van milieueffecten wordt dan bewust overschreden, omdat uitgerekend is dat de investering snel terugverdiend wordt. Het overschrijden van de tweede grens, die van doelmatigheid, kan worden onderbouwd door het systeem te vergroten. Door er partijen bij te betrekken die mogelijk belang hebben bij een investering in duurzaamheid, omdat zij daardoor eerder hun doelen kunnen bereiken. Zo wordt geld doelmatig besteed, omdat het voor deze (externe) partijen goedkoper is dan wanneer zij het zelf organiseren. De stap naar een maatschappelijke kosten-batenanalyse
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
(MKBA) is gemaakt. Investeringen gefinancierd uit bijvoorbeeld een luchtkwaliteitsprogramma van een gemeente, zouden op deze manier beredeneerd kunnen worden aangesproken. Overigens moet hierbij goed worden opgelet, want bij verandering van aanbesteding kan ook blijken dat de contractvorm met de gegunde partij anders moet zijn. Duurzaamheid en doelmatigheid van investeringen in duurzaamheid zijn dus relatieve begrippen. Uit voorbeelden blijkt, dat ze zo concreet gemaakt kunnen worden dat investeringen wel gedaan kunnen worden. De vervuiler betaalt niet Projecten, waaronder de aanleg van begroeide daken, zijn vanuit milieuoogpunt eenvoudig goedkoper te maken, wanneer in de kostprijs van een project de vervuiling en andere negatieve milieueffecten niet worden doorbelast, maar worden afgewenteld op een andere partij op een later moment. Bij duurzame ontwikkeling is dat niet de bedoeling. Veel producten, diensten en projecten hebben een verborgen component in zich die tot negatieve milieueffecten elders en/of later leidt. Zolang de vervuiler deze kosten niet direct betaalt, zal in de meeste gevallen de overheid de verborgen milieukosten moeten betalen. De overheid heeft daar overigens al vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw beleid voor en is dat dus eigenlijk ook een beetje gewend. Voorbeelden uit die tijd zijn de sanering van vervuilde grond, het afvoeren van kernafval en het uitbaggeren van vaarwegen. De overheid weet ook dat de verborgen milieukosten in producten en diensten, als gevolg van hun negatieve milieueffecten, er toe bijdragen dat mensen vroegtijdig kunnen overlijden. Dit kost
bovendien geld aan medische zorg en speelt met name in (de grote) steden. Negatieve milieueffecten zijn onder andere de emissie van giftige stoffen, bijvoorbeeld in uitlaatgassen van benzine- en dieselmotoren die ook spelen bij de bouwuitvoering, het oplopen van de temperatuur in de stad en het vervuilen van het oppervlaktewater met zware metalen als koper, lood en zink. De investeerder betaalt wel Wanneer de overheid in duurzaamheid investeert, en zo vervuiling voorkomt, zijn daarmee eigenlijk de kosten verbonden aan de effecten van de (vermeden) vervuiling al betaald. Veelal zal het voor de overheid goedkoper zijn, als er op deze manier geïnvesteerd wordt in het voorkomen van milieueffecten dan wanneer er (later) betaald moet worden voor het opruimen en compenseren van de negatieve milieueffecten. Het voorkomen dat er giftige stoffen in de lucht komen, is bijvoorbeeld vaak goedkoper dan wanneer later de medische kosten van zieke mensen moeten worden betaald. Het is alleen lastig om het duurzaam investeren goed te organiseren. Als dat wel lukt, wanneer de investeerder wel betaalt voor preventie, is dat voor de overheid helemaal interessant. Na de contractperiode ligt de verantwoordelijkheid voor de milieukwaliteit weer bij de overheid. Dus ligt het voor de hand de verborgen milieukosten af te rekenen over de gehele levensduur van een begroeid dak. Procesinnovatie Het beleid voor het subsidiëren van begroeide daken in Nederland is mede gebaseerd op de aanname dat grote oppervlakken begroeide daken in Nederlandse steden bijdragen aan vermindering van nega-
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
81
82
Westblaaktorens Rotterdam. © Mostert De Winter bv Xeroflor® daktuinsystemen,
tieve effecten voor het stadsklimaat. De twee belangrijkste positieve, directe effecten zijn de afname van de hoge fijnstofemissies en de vermindering van hittestress in de zomer. Van beide problemen is aangetoond dat kwetsbare groepen stadsbewoners vroegtijdig kunnen overlijden en dat minder kwetsbare groepen gezondheidsschade oplopen. De steden (gemeenten) zelf hebben echter te weinig dakoppervlak in bezit om voldoende dakbegroeiing aan te leggen. Het is dan ook maatschappelijk gezien verdedigbaar om de aanleg van begroeiing op particuliere daken te stimuleren en te versnellen door middel van een subsidie. Een MKBA-studie van de gemeente Rotterdam toont aan dat bedragen rond 25 euro per vierkante meter als doelmatige investering kunnen worden aangemerkt (Moppes van, Klooster 2008). Diverse steden subsidiëren begroeide daken en al deze steden hebben vergelijkbare argumentaties om de aanleg van dakbegroeiing op particuliere daken te stimuleren. Echter, al deze steden hebben andere uitgangspunten en andere prioriteiten in hun argumentatie wat geleid heeft tot verschillende regelingen en uiteenlopende beleidsinstrumenten. De huidige regelingen zijn niet direct geschikt gebleken voor de ondersteuning van zo’n brede maatschappelijke doelstelling. De praktische doelstelling is voor al deze steden hetzelfde, namelijk versneld aanleggen van grote oppervlakken begroeiing op particuliere daken. Maar doordat regelingen totaal verschillend kunnen zijn, is het voor de uitvoerders van die daken moeilijk de hoogste kwaliteit te leveren. Hierdoor ontstaat het risico dat begroeide daken negatief in de publiciteit komen. Dat is niet alleen slecht voor het imago van het overheidsbeleid, maar ook voor het imago van de uitvoerende bedrijven.
Figuur 49. Renovatie met mos-sedumdak op de ruim 52 meter hoge Westblaaktorens in Rotterdam met als doel waterberging.
Bovendien blijkt dat, door de verschillende uitgangspunten van de regelingen en de verschillen in subsidievoorwaarden, de vakbedrijven telkens nieuwe innovaties toepassen om concurrentievoordeel te halen. Op termijn werkt dit echter contraproductief, omdat weinig
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
producten tot massaproductie komen en producten al op de markt komen, terwijl ze nog niet volledig uitontwikkeld zijn. Uniformering van regelingen zal de innovatiekracht van vakbedrijven meer focusseren. Op termijn zal dit voor de branche, voor het gemeentelijk beleid en voor de private opdrachtgever zorgen voor het versneld bereiken van de doelstelling. Procesinnovatie is dus nodig om de juiste kwaliteit te borgen van subsidieregelingen en ondersteuningsregelingen. Deze procesinnovatie zal moeten worden afgestemd op de productinnovatie. Niet laagste prijs, een Rotterdams voorbeeld Dat niet altijd de laagste prijs maatgevend is, blijkt uit het voorbeeld van de duurzame aanbesteding van 26 daken van de gemeente Rotterdam, dat eerder in dit boek beschreven is.
Imago verandering Een ander maatschappelijk begrip dat vaak aan begroeide daken wordt gekoppeld, is het imago. In de beginperiode van duurzaam bouwen gebeurde het wel eens dat een begroeid dak, als een vlag op een gebouw, duurzaamheid uitstraalde, terwijl er eigenlijk in de rest van het gebouw geen ecologische maatregelen genomen waren. Het begroeide dak camoufleerde dit gebrek aan duurzaamheid, dat bijvoorbeeld door gebrek aan kennis of geld tot stand was gekomen. Ook kan het imago van het begroeide dak een dubbel gevoel geven. De grote passagiersterminal van de Nationale Luchthaven Schiphol is bedekt met een dunne laag begroeiing. Vanuit de vertrekhal is het dak goed zichtbaar. De functie van het begroeide dak is hier, naast de bekende algemene functies, niet het reduceren van luchtverkeerslawaai, maar het bufferen van water op het dak, zodat de hemelwaterafvoeren kleiner kunnen zijn. De koppeling van de dakbegroeiing, met zijn positief milieu-imago, aan het vliegtuig, dat een negatief milieu-imago heeft, kan een spanning en een discussie oproepen. Toch is het bovenal goed dat de luchthaven dit dak heeft aangelegd en laat zien dat duurzame ontwikkeling een aandachtspunt is. Andere opdrachtgevers gingen er, in dezelfde periode, juist toe over om het begroeide dak in te zetten als teken van hun milieuvriendelijke bedoelingen. Een voorbeeld hiervan is de daktuin van het NMB-ING-bankgebouw in Amsterdam-Zuidoost van groenadviseur Copijn en de architecten Alberts en Van Huut. Begroeide daken van bedrijfspanden kunnen ook bijdragen
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
83
aan een positief bedrijfsimago voor de werknemers, door bijvoorbeeld een aantrekkelijk binnenklimaat, mooi uitzicht en een aangename gebruiksruimte.
Lange termijn monitoring Het monitoren van milieueffecten op de schaal van de stad en nog grotere schaal kan de basis zijn om het algemeen toepassen van MKBA’s een impuls te geven. Immers, als de effecten wetenschappelijk worden aangetoond - en daar is monitoring een belangrijk instrument voor - dan zijn vermeden milieukosten makkelijker te verhalen en zal de bereidheid om vooraf te investeren toenemen. Toch is hier nog een lange weg te gaan. Er spelen vele factoren die het proces kunnen beïnvloeden. Voor het stadsklimaat en de regenwaterafvoer zijn, naast groene daken, ook het ontwerp van openbare ruimten en verhardingen, de scheiding van regenwater en afvalwater en de stedelijke groenstructuur van belang. Meetprogramma's voor stadsklimaat en waterhuishouding zullen moeten worden uitgebreid en afgestemd op het meten van de effecten van ingrepen.
Figuur 50. Begroeide daken in de binnenstad van Dresden (D).
84
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Figuur 51. Begroeid dak op stabsboerderij in Zoetermeer.
Figuur 52. Begroeid dak op het Groothandelsgebouw in het centrum van Rotterdam.
De opdrachtgever wil groen In de afgelopen twintig jaar is de toepassing van begroeide daken in Nederland toegenomen. Er zijn nauwelijks nog discussies over de definities van onderdelen van een dak en over typering van de verschillende verschijningsvormen van begroeide daken. Inhoudelijk is de discussie verschoven van een op het schaalniveau van het dak beperkte argumentatie naar een op het schaalniveau van een stadswijk en zelfs een hele stad vergrote argumentatie. Voor de definitiekaders houdt dit geen wezenlijke inhoudelijke verandering in, wel een vergroting van het definitiekader naar hogere schaalniveaus. De functies van een begroeid dak zijn in aantal toegenomen, doordat begroeide daken ook op stedenbouwkundige schaal functies kunnen hebben, mits het oppervlak groot genoeg is. Het merkwaardige daaraan is dat de functies, zoals het afvangen van fijnstof, altijd al vervuld werden. De daken werden echter niet om die reden aangelegd en bij de keuze voor een begroeid dak speelden deze redenen ook geen rol van betekenis. In 2010 is dat veranderd. Het aanleggen van begroeide daken wordt gestimuleerd om de functies voor de stad te optimaliseren en zelfs te maximaliseren. In de structuur van begroeide daken is een wezenlijke verandering in gang gezet. Steeds vaker wordt begroeiing aangelegd op bestaande daken. Dit heeft gevolgen voor de opbouw van de
verschillende lagen en de materialen en onderdelen die gebruikt kunnen worden. Voor bouwfysische en brandeigenschappen heeft deze verandering nauwelijks effect. De vorm van begroeide daken is vanaf 2011 naar verwachting ook aan verandering onderhevig. Omdat de argumenten om een dak van begroeiing te voorzien verschuiven van het schaalniveau van de dakeigenaar en de gebruiker van een gebouw naar het schaalniveau van de stad, zullen de begroeide daken ook andere functies vervullen. De daken zullen meer water gaan bufferen, duidelijker bijdragen aan afvloeivertraging en er zullen vaker combinaties met zonnecollectoren en zonnecellen worden gerealiseerd. Mogelijk komen er op termijn zelfs daken met vegetatie, waarvan bekend is dat daarmee de afvang van fijnstof gemaximaliseerd kan worden. De ontwikkeling van begroeide daken in Nederland wordt dus gekenmerkt door schaalvergroting. Daarmee dringt de vraag zich op of dit gevolgen heeft voor de manier waarop meer meters georganiseerd zullen gaan worden. Dit is het centrale thema van dit boek geworden. Hoe is de samenhang tussen de technische functies en eigenschappen op het niveau van één gebouw met de functies en eigenschappen op het niveau van de stad? Om die
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
87
samenhang te beschrijven is aangegeven welke ingrediënten nodig zijn om een kosten-batenanalyse (KBA) te maken. Prestatie-eisen en regelgeving komen in een ander daglicht te staan. Er komt ook meer aandacht voor het aanbesteden en voor projectmanagement, zodat de complexe materie van aanleg van dakbegroeiing tot goede resultaten kan leiden. Een compleet uitgevoerde KBA zal ook kosten en opbrengsten van een begroeid dak in de beheerfase meerekenen. Op termijn zal ook de restwaarde, positief of negatief, van een begroeid dak bij sloop van invloed zijn op de KBA-berekening en op de keuze voor een bepaald dakbegroeiingssysteem. Uitgaande van de kosten-batenanalyse op het gebouwniveau, wordt aandacht geschonken aan effecten van grote oppervlakken begroeide daken op het stadsklimaat, voor het stedelijk waterbeheer en op andere onderdelen. De ingrediënten van de discussie over effecten op stadsniveau kunnen worden gewogen in een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA). Bij de overweging welke inhoudelijke koppeling er bestaat tussen een KBA en een MKBA komt naar voren dat er nog veel werk verricht moet worden om de systeemgrenzen, overlappende definitiekaders en effecten op alle schaalniveaus daarin te kunnen afstemmen. Er is nadrukkelijk behoefte aan een classificatie van technische eigenschappen, zodat niet alleen dezelfde definities worden gehanteerd voor dezelfde lagen in de opbouw van begroeide daken, maar ook de effecten van begroeide daken op uniforme wijze worden berekend en gemeten. Het gaat daarbij vooral om eigenschappen die ook op grote schaal invloed hebben. Dat zijn de eigenschappen waterbuffering, afvloeivertraging van hemelwater, binding van fijnstof, thermische isolatie met koelende werking in de 88
zomersituatie en thermische isolatie in de wintersituatie. In 2010 stonden vele publieke organisaties op het punt om een eerste nulmeting van effecten op stedenbouwkundig niveau uit te voeren en vast te leggen. De monitoring van de invloed van grote oppervlakken begroeide daken op het stadsklimaat heeft daarmee een aanvang genomen. Over enkele jaren zullen de eerste resultaten bekend worden. Daarmee kan worden vastgesteld of het potentieel dat aan begroeide daken toegedicht wordt, namelijk om het stadsklimaat te verbeteren, enigszins werkelijkheid kan worden. In de aanleg van begroeide daken is een duidelijke versnelling en professionalisering zichtbaar. Dit heeft een positief effect op het imago. Waar in 1990 nog gesproken werd over groen imago met geitenwollen sokken, is in 2011 sprake van eco-engineering met design karakter.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Nawoord Kees Duijvestein De belangrijkste conclusie uit dit onderzoek naar de ontwikkeling van begroeide daken in de Nederlandse bouwpraktijk tussen 1987 en 2010 is dat de bestuurders opdrachtgevers en architecten er geen gras over laten groeien. Er is duidelijk sprake van een groeimarkt. Vele bouwwerken worden gesierd met een begroeid dak, omdat de opdrachtgever baat heeft bij de voordelen en zijn geld daarin wil investeren. Diverse gemeenten geven zelfs subsidies voor het “begroenen” van daken. De indruk bestaat echter dat veel daken vanuit technisch en ecologisch perspectief niet optimaal presteren. Daarom worden in dit boek voorstellen gedaan voor het aangenaam én nuttig inrichten van begroeide daken. De indruk is dat de aanleg van begroeiing op het dak vooral met imagebuilding, woongenot en esthetiek te maken heeft en minder met de technische en ecologische voordelen. Dat verklaart ook de opvallende mindere technische kwaliteit, dan mogelijk zou zijn daar deze kennis wel beschikbaar is. Een verkeerd ingericht bouwproces is ook vaak de reden van een minder hoge ecologische en technische kwaliteit. Dit wil overigens niet zeggen dat de technische en ecologische voordelen niet aanwezig zijn, zij tellen wel degelijk mee bij de beslissing een begroeid dak te
maken. Het is een goede ontwikkeling dat het begroeide dak in Nederland zijn plekje verovert. Wat betreft de vorm van begroeide daken komen twee belangrijke conclusies naar voren. Ten eerste kan uit de experimenten worden geconcludeerd dat het handhaven van begroeiing op een dak niet zo’n groot probleem is: er groeit altijd wel iets. Maar naarmate de voorstellingen van opdrachtgever en vormgever vaster omlijnd zijn, wordt het moeilijker juist deze levensvoorwaarden voor een stabiele begroeiing aan te bieden. U heeft dit boek doorgebladerd, doorgelezen of misschien wel doorgeworsteld. U heeft kennis genomen van alle mogelijkheden van begroeide daken. U kent nu alle voordelen door alle schalen heen: de voordelen op de schaal van 10 centimeter van het beschermen van de dakhuid tegen temperatuurextremen en de extra thermische massa op de schaal van 1 meter tegen oververhitting van de onderliggende ruimten. U heeft kennis genomen van het feit dat begroeide daken in de wintersituatie geen extra isolatie toevoegen. U weet nu dat het microklimaat op de schaal van 10 meter kan wor-
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
89
den verbeterd, dat er een beter uitzicht mogelijk is op deze vijfde gevel, op de schaal van 100 meter en welke voordelen het bufferen van het regenwater heeft vanaf een schaal van 1000 meter en nog verder benedenstrooms. Nu moet het gaan gebeuren. Wat dat betreft dringt zich de vergelijking op met een boek over fitness dat ik eens cadeau kreeg. Nadat ik alle voordelen had bestudeerd en alle oefeningen had doorgelezen, bleek dat ik er nu wel redelijk veel van wist, maar er toch niets fitter van was geworden. U denkt al lang mondiaal en handelt nu ook lokaal. Succes daarmee.
Figuur 53. Uitbundige dakbegroeiing in Rio de Janeiro (Brazilië).
90
Foto Kees Duijvestein.
Kees Duijvestein, Delft, januari 2011
Kees Duijvestein is emeritus hoogleraar Duurzame Ontwikkeling voor de Gebouwde Omgeving (TU Delft). Hij is strategisch adviseur bij Solidago in Den Haag, Builddesk in Delft en TvdH Architecten in Den Haag. Hij is voorzitter van de Raad van Commissarissen van het Vastgoedfonds van de Triodos Bank en voorzitter van het bestuur van het Haags Milieu Centrum. Vanuit zijn functie als hoogleraar aan de TU Delft heeft hij het onderzoek naar begroeide daken altijd ondersteund.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Bijlage A Verklarende woordenlijst Afschot, helling van een (dak)vlak (of lichte helling waaronder het dakvlak geplaatst is) waarlangs water afloopt of moet aflopen. Antischuif elementen, één van de lagen van een begroeid dak zie het deel over ‘Techniek van begroeide daken’. APP, atactisch polantiypropyleen toegepast in gemodificeerde bitumen. Begroeid dak, dak waarop planten groeien. Beschermingslaag, één van de lagen van een begroeid dak zie het deel over ‘Techniek van begroeide daken’. Bitumen, in de regel niet wortelbestendige dakbedekking, gewonnen bij de opwerking van aardolie. Dakconstructie, constructie uit hout, steen, beton of staal die de sterkte, stijfheid en stabiliteit van de dakopbouw verzorgt. Drainage-elementen, één van de lagen van een begroeid dak zie het deel over ‘Techniek van begroeide daken’. ECB, ethyleencopolymeer-bitumen, kunststof dakbedekking, thermoplast. EPDM, etheen-propeen-dieen monomeer, (oudere naam: ethyleenpropyleen-dieen monomeer), kunststof dakbedekking, elastomeer, ook mogelijk als thermoplastische elastomeer, als wortelkerend te gebruiken.
EPS, uitzetbaar polystyreen, (E is van expansible) kunststof dakbedekking, als wortelkerend te gebruiken. EVA, ethyleen-vinyl-acetaat, kunststof dakbedekking, thermoplast, als wortelkerend te gebruiken. Extensief (beheerd) begroeid dak, begroeid dak met een extensief beheer. Fijnstof, luchtverontreiniging bestaande uit in de lucht zwevende deeltjes kleiner dan 10 micrometer. Fijnstof wordt afgekort met PM (Engels: Particulate Matter), een toegevoegd getal geeft aan dat de deeltjes kleiner dan het getal in micrometer zijn (bijvoorbeeld PM10). Filtervlies, één van de lagen van een begroeid dak zie het deel over ‘Techniek van begroeide daken’. Intensief (beheerd) begroeid dak, begroeid dak met een intensief beheer. Levend dek, één van de lagen van een begroeid dak zie het deel over ‘Techniek van begroeide daken’. NEN, Nederlandse norm. Overstort, lozing van rioolwater op het oppervlaktewater in noodsituaties (bij overbelasting van het rioleringsstelsel). PE, polyetheen, een van de meest gebruikte kunststoffen o.a. voor
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
91
kunststof dakbedekking, als wortelkerend te gebruiken. Staat ook bekend onder de (meer gebruikte) oudere benaming polyethyleen. Polyamide, (nylon), kunststof gebruikt voor wapening in wortelwerende lagen tevens gebruikt voor schuif- en beschermlagen en voor erosiebescherming. Polyolifine, een EPDM waarbij de polyethyleen monomeren en de polypropyleen monomeren weer van elkaar los gemaakt kunnen worden en als monomeren in het productieproces kunnen worden opgenomen (primair recyclebaar). PP, polypropeen is een thermoplastisch polymeer onder andere toegepast bij windvliezen. Oudere benaming voor polypropeen is polypropyleen. Deze laatste naam is nog steeds de meest courante benaming bij de producenten en verbruikers van deze kunststof. PVC, polyvinylchloride, kunststof dakbedekking, gemaakt uit vinylmonomeer (CH2=CHCl, bevat weekmakers), thermoplast, als wortelkerend te gebruiken. SBS, styreen-butadieen-styreen toegepast in gemodificeerde bitumen. Scheidingslaag, laag van een begroeid dak (zie het deel over ‘Techniek van begroeide daken’). Schuif- en beschermingslaag, één van de lagen van een begroeid dak zie het deel over ‘Techniek van begroeide daken’. Substraatlaag, laag van een begroeid dak (zie het deel over ‘Techniek van begroeide daken’). UHI, Urban Heat Island (Hitte eiland), thermiek van warme lucht boven stedelijke omgeving. 92
Vegetatie, beplanting of (volgens biologen) spontane begroeiing die ergens ontstaat als er geen planten gewied worden. Vegetatiedak, veel gebruikte, maar wetenschappelijk gezien onjuiste benaming voor een begroeid dak. Verankeringsnet, andere benaming voor windvlies. Waterkerende laag, één van de lagen van een begroeid dak zie het deel over ‘Techniek van begroeide daken’. Windvlies, één van de lagen van een begroeid dak zie het deel over ‘Techniek van begroeide daken’. Wortelkerende laag, één van de lagen van een begroeid dak zie het deel over ‘Techniek van begroeide daken’.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Bijlage B Beplantingstabellen Leeswijzer In de nu volgende tabellen komen vele plantensoorten aan bod die op begroeide daken worden toegepast. Op grond van de criteria ‘benodigde substraatdikte’ en ‘klimatologische omstandigheden’ is de beplanting verdeeld over verschillende lijsten. De plantennamen zijn gerangschikt naar botanische benaming. Veel van de genoemde planten komen in de Nederlandse natuur niet voor, maar worden geïmporteerd vanwege het verschijnsel ‘begroeid dak’. Omdat deze planten meestal geen Nederlandse naam hebben is, naast de botanische naam, ook de benaming in het land van herkomst (Duitsland) gehandhaafd. Daarnaast is per plant de hoogte (in centimeter), de bloeiperiode (maand), en de bloeikleur aangegeven. In de laatste kolom is aangegeven in welke groepsgrootte de plantjes het beste getijen (symbiose code). Aanbevolen wordt om de keuze te laten vallen op inheemse en algemeen verkrijgbare soorten (inheems is aangegeven bij Nederlandse naam). Verder is het raadzaam planten te kiezen die in hun voortbestaan bedreigd worden. Dit geldt vooral voor niet gekweekte rassen. Bij de plantenkeu-
ze moet wel worden gerealiseerd dat deze lijsten vooral zijn bedoeld om inzicht te geven in de mogelijkheden met betrekking tot kleur en textuur van het dak (tijdens de verschillende jaargetijden). Om het gewenste dak met de gewenste beplanting ook daadwerkelijk te realiseren is de inschakeling van een groendeskundige raadzaam.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
93
Verklaring van de tabellen De symbiosecode (zie tabel) geeft de grootte aan van de leefgemeenschap van een soort. Een verklaring van de afkortingen welke zijn gebruikt in de plantenlijsten is te vinden in de tabel.
symbiose
verklaring
symbiose 1
alleen of met zijn tweeën
symbiose 2
drie tot tien plantjes
symbiose 3
kleinere groepen van 10-20 plantjes
symbiose 4
grotere kolonies van ca 1 m2
symbiose 5
grotere samenlevingsverbanden in grote kolonies
afkorting
betekenis
afkorting
betekenis
(inh.)
inheems
ro
rose
p
paars
k
karmijn
w
wit
g
geel
bl
blauw
o
oranje
gr
groen
r
rood
br
bruin
v
violet
go
goud
Tabel 15. Gebruikte afkortingen in de plantenlijsten.
94
Figuur 54. Dak van de fietsenstalling van het station in Den Bosch.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Foto Alexia Luising.
Tabel 14. Verklaring van de symbiosecode (Kolb/Schwarz 1987).
Tabel A: Droge, zonnige omstandigheden; substraatdikte 20 - 40 mm Voor droge, zonnige omstandigheden met een substraatdikte van 20-40 mm komen vooral de sedumsoorten in aanmerking. Nederlandse naam
Botanische naam
Duitse benaming
hoogte
bloei
kleur
sym
soort
Allium = Look
Allium atropurpureum
Blumenlauch
40-50
V-VI
wijnrood
2-3
bloembol
Sierui
Allium caeruleum
Blaulauch
40-50
VI-VII
hemelsblauw
2-3
bloembol
Berglook
Allium carinatum ssp. pulchellum
Roter Hängelauch
30-50
VII-VIII
roodpaars
2-3
bloembol
Berglook
Allium carinatum ssp. pulchellum ‘Ca
Roter Hängelauch
30-50
VII-VIII
wit
2-3
bloembol
Amerikaanse look
Allium cernuum
Nickender Lauch
30-40
VI-VII
lichtrood
2-3
bloembol
Sierui
Allium flavum
Gelber Hängelauch
20-40
VI-VIII
geel
2-3
bloembol
Sierui
Allium flavum var. minor
Gelber Zwerglauch
5-10
VI-VIII
geel
2-3
bloembol
Goudlook
Allium moly
Goldlauch
20-30
V-VI
goudgeel
2-3
bloembol
Berglook
Allium oreophilum
Kaukasus Lauch
10-15
VI-VIII
karmijnroz
2-3
bloembol
Bieslook, Sierui (inh.)
Allium schoenoprasum
Schnittlauch
20
V-VI
p
Kogellook
Allium sphaerocephalon
Purper-Lauch
30-80
VI-VIII
purperrood
2-3
bloembol
Voorjaarszegge (inh.)
Carex caryophillea
Frühlingssegge
10-20
donkergr
1-2
gras
Carex = zegge
Carex comans
Federbuschsegge
20-25
grijsbruin
1-2
gras
Carex humilis
Erdsegge
5-10
lichtgr
1-2
gras
Carex ornithopoda
Vogelfußsegge
10-15
donkergr
1-2
gras
Carex ornithopoda ‘Variegata’
Weißbunte Vogelfußsegge
10-15
wit tot gr
1-2
gras gras
Carex ornithopoides
Berg-Vogelfußsegge
5-8
Driedistel (inheems)
Carlina vulgaris
Eberwurz
20-40
Buntgras (inh.)
Corynephorus canescens
Silbergras
15-25
Delosperma brunnthaleri
Mittagsblümchen
5-8
Delosperma cooperi
Mittagsblümchen
5-10
Delosperma lineare
Mittagsblümchen
3-5
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
bloembol
donkergr
1-2
strogeel
1
vaste plant
grijsgr
1-2
gras
VI-IX
roze
1-2
eenjarig
VI-IX
paarsrood
1-2
eenjarig
VI-VIII
geel
1-2
vaste plant
VIII-IX
95
Middagbloem
Dorotheanthus bellidiformis
Mittagsblümchen
5-15
VI-IX
wgor
1-2
eenjarig
Gewone reigersbek (inh.)
Erodium cicutarium
Reiherschnabel
5-20
V-VII
rozewit
1-2
vaste plant
Wolfsmelk
Euphorbia capitulata
Wolfsmilch
3-5
V-VII
geel
1-2
vaste plant
Cypreswolfsmelk (inh.)
Euphorbia cyparissias
Zypressenwolfsmilch
10-20
V-VII
geel
1-2
vaste plant
Zwenkgras
Festuca punctotia
Stachelschwingel
10-15
grijsgr
1-2
gras
Festuca vivipara
Lebendgebärender Schwingel
10-15
gr
1-2
gras
Ooievaarsbek
Geranium sessiliflorum ‘Nigricans’
Storchschnabel
3-6
V-VII
wit
1-2
vaste plant
Lis/iris
Iris flavescens
Schwertlilie
40-60
V-VI
geel
1
vaste plant
Lis/iris
Iris graminea
Pflaumenduft-Iris
15-40
V-VI
paarsblauw
1
vaste plant
Lis/iris
Iris pallida
Blaue Schwertlilie
40-60
V-VI
lavendelbl
1
vaste plant
Dwerglis.dwergiris
Iris pumila
Zwergschwertlilie
10-15
IV-V
wit,geel,
1-2
vaste plant
Lis/iris
Iris variegata
Schwertlilie
30-40
V-VI
geel
1
vaste plant
Dwerglis/dwergiris
Iris-Barbata-Nana-Gruppe
Zwergschwertlilie
10-30
IV-V
wit, rood
1
vaste plant
Jovibarba-Arten
Steinwurz
5-20
VII-VIII
grwit tot g
1-2
vaste plant
Hazestaart
Lagurus ovatus
Hasenschwanzgras
20-30
VII-IX
cremewit
1-2
eenjarig
Portulak
Portulaca-grandiflora-Hybriden
Portulakröschen
10-15
VI-VIII
wgork
1-2
eenjarig
Rosularia pallida
Dickröschen
10-15
Vi-VII
roomwit
2
vaste plant
Mossteenbreek
Saxifraga hypnoides
Mossteinbrech
15-30
V-VI
r, ro, w, p
Muurpeper (inheems)
Sedum acre
Scharfer Mauerpfeffer
5-10
VI-VII
geel
3-4
vaste plant
Sedum = vetkruid
Sedum aizoon
Gold-Sedum
30-40
VII
g tot o
1-2
vaste plant
Vetkruid
Sedum album ‘Coral Carpet’
Rotmoossedum
5
VI-VII
wit
3-4
vaste plant
Wit vetkruid (inheems)
Sedum album soorten
Schneepolster Sedum
5-10
VI-VII
wit tot roze
3-4
vaste plant
Sedum anacampseros
Walzen-Sedum
10-15
VII-VIII
purperrood
1-2
vaste plant
Blauw vetkruid
Sedum caeruleum
Blauer Mauerpfeffer
10-15
VI-VIII
blauw
1-2
eenjarig
Vetkruid
Sedum cauticola
September-Sedum
10-12
VIII-IX
karmijnr
1-2
vaste plant
Vetkruid
Sedum cyaneum
Rosenteppich-Sedum
5-10
VII-VIII
karmijnro
1-2
vaste plant
Dikbladig vetkruid
Sedum dasyphyllum
Zwergkugel-Sedum
2-5
VI-VII
wit, roze
2-3
vaste plant
96
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Sedum ewersii
Flachpolster-Sedum
5-10
VII-VIII
roze
1-2
vaste plant
Vetkruid
Sedum floriferum ‘Weihenstephaner Gold’
China-Sedum/Goldsedum
10-15
VI-VII
goudgeel
2-4
vaste plant
Sierlijk vetkruid
Sedum forsterianum ssp. elegans
Blautannen-Sedum
15-20
VII-VIII
geel
2-3
vaste plant
Sedum hispanicum
Spanisches-Sedum
5-10
VI-VIII
roze
2-3
vaste plant
Vetkruid/Kamtschatka- muurpeper
Sedum kamschaticum var. middendorfianum
Kamtschatka-Sedum
15-20
VII-VIII
geel
2-4
vaste plant
Vetkruid/Kamtschatkapeper
Sedum kamtschaticum var. middendorffianum f. diff
Kamtschatka-Sedum
15-20
VII-VIII
geel
2-4
vaste muur plant
Sedum krajinae
Slowakisches-Sedum
5-10
VI-VII
geel
2-4
vaste plant
Vetkruid
Sedum lydium
Klein-Asien-Sedum
3-10
VI-VII
wit
2-3
vaste plant vaste plant
10-20
VI-VII
geel
2-3
Tripmadam
Sedum ochroleucum Sedum reflexum
Tripmadam
15-30
VII
goudgeel
2-3
Vetkruid
Sedum reflexum ssp. rupestre
Felsen-Fetthenne
10
VI-VIII
Zacht vetkruid (inheems)
Sedum sexangulare
Goldmoos-Sedum/ Milder mauerpfeffer
5-7
VI-VII
lichtgeel
2-4
vaste plant
Sedum spatulifolium in vormen en soorten
Silberspatel-Sedum
5-7
VI-VII
geel
1-2
vaste plant
Sedum spurium
Teppich-of Kaukasus-S.
10-15
VII-VIII
ro tot r
2-4
vaste plant
Sedum spurium
Teppich-of Kaukasus-S.
5-15
VII-VIII
geel
2-4
vaste plant
Sedum spurium ‘Album Superbum’
Teppich-of Kaukasus-S.
10-15
VII-VIII
wit
2-4
vaste plant
Kaukasische muurpeper
Sedum spurium soorten
Teppich- of Kaukasus-Sedum
8-10
VII-VIII
karmijnr
2-4
vaste plant
Vetkruid
Sedum hybridum
‘Immergrünchen’ Mongolen-Sedum
10-15
VII-VIII
goudgeel
2-4
vaste plant
Sempervivella sedoides
Himalaja-Hauswurtz
3-5
VII-VIII
wit
1-2
vaste plant
Sempervivum arachnoideum
Spinnweb-Hauswurz
5-10
VII-VIII
rood
1-3
vaste plant
Huislook
Sempervivum tectorum
Dachwurz- Donnerwurz
10-30
VII-VIII
paarsroze
1-3
vaste plant
Tuinsoorten van Sempervivum
Sempervivum-Hybriden
3-30
VII-IX
w ro g r
1-3
vaste plant
Rose vetkruid
Spinneweb huislook
vaste plant vaste plant
Tabel A. Plantensoorten voor droge, zonnige omstandigheden bij een substraatdikte van 20-40 mm
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
97
Tabel B: Zonnige omstandigheden, met weinig schaduw; substraatdikte 50-70 mm Voor zonnige omstandigheden, met weinig schaduw en bij een substraatdikte van 50-70 mm komen de plantensoorten van de volgende lijst in aanmerking. Ook de planten van de zeer extensieve voorgaande opsomming kunnen onder deze omstandigheden gedijen. Nederlandse naam
Botanische naam
Duitse benaming
hoogte
bloei
kleur
sym
soort
Achillea = duizendblad
Achillea tormentosa
Goldgelbe Teppichgarbe
5-15
VI-VII
goudgeel
2-3
plant
Aethionema grandiflorum
Steintäschel
15-25
V
paarsroze
2-3
plant
Schildzaad
Alyssoides utriculata
Allyssum =
30-40
V-VI
geel
1-2
plant
Alyssum = Schildzaad
Alyssum argentum
Steinkraut
20-40
VI-VII
geel
1-2
plant
Alyssum moellendorfianum
Bergsteinkraut
15-20
V
lichtgeel
1-2
plant
Alyssum = Schildzaad
Alyssum montanum
Bergsteinkraut
15-20
III-V
goudgeel
1-2
plant
Rotsschildzaad
Alyssum saxatile
Felsen-Steinrich
25-30
IV-V
goudgeel
1-2
plant
Anacyclus depressus
Berberkamille
3-5
IV-V
wit
1-2
plant
Prachtrozenkransje
Anaphalis margaritacea
Silberimmortelle
30-50
VII-VIII
wit
1-2
plant
Siberische Edelweisz
Anaphalis triplinervis
Perlkörbchen
30-40
VIII-IX
wit
1-2
plant
Antennaria aprica
Katzenpfötchen
3-10
VI
wit
2-3
plant
Antennaria dioica
Katzenpfötchen
3-10
V-VI
wit, roze
2-3
plant
Antennaria tomentosa
Katzenpfötchen
3-10
VI
wit tot roze
2-3
plant
Anthemis nobilis
Römische Kamille
5-15
VII-X
wit
1-2
plant
Anthemis sancti-johannis
Färberkamille
40-50
VI-VIII
donker
1-2
plant
Gele kamille (inheems)
Anthemis tinctoria
Färberkamille
30-60
VII-IX
goudgeel
1-2
plant
Graslelie
Anthericum liliago
Astlose graslilie
40-60
V-VI
wit
1-2
plant
Anthericum ramosum
Astige Graslilie
40-60
VI-VII
wit
1-2
plant
Zandkruid
Arenaria grandiflora
Sandkraut
10-12
V-VIII
wit
2-3
plant
Zandmuur
Arenaria tetraquetra
Sandkraut
2-3
VI-VII
wit
2-3
plant
soort engels gras
Armeria latifolia
Spanische Grasnelke
10-25
VI-VIII
rozerood
1-2
plant
Rozenkransje (inh.)
Roomse kamille
98
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Artemisia = alsem
Artemisia laxa
Edelraute
5-20
V-VI
geel
2-3
plant
Artemisia = Alsum
Artemisia schmidtiana
Silberraute
20-25
VI-VII
wit
2-3
plant
Artemisia = Alsem
Artemisia stelleriana
Gabelblatt Silberwermut
30-40
VI-VII
geel
2-3
plant
aster soort
Aster linosyris
Goldhaar-Aster
20-30
VII-IX
goudgeel
1-2
plant
Athamanta cretensis
Augenwurz
20-30
V-VI
wit
1-2
plant
Athamanta turbith
Augenwurz
30-40
VII-VIII
Bouteloua gracilis
Haarschotengras
30
Koeieoog
Buphtalmum salicifolium
Ochsenauge
30-50
Campanula = klokjesbloem
Campanula cochleariifolia
Zwegglockenblume
Alpendwergklokje
Campanula garganica
Gargano-Glockenblume
Kluwenklokje (inh.)
Campanula glomerata
Kussenklokje
Carex = zegge
Akkerhoornbloem (inheems)
Viltige hoornbloem
Karthuizer anjer (inh.)
wit
1-2
plant
groen
2-3
gras
VI-IX
geel
1
plant
5-15
VI-VIII
lichtblauw
1-2
plant
10-15
V-VII
lila
1-2
plant
Knäuelglockenblume
20-30
VII-VIII
w-violet
1-2
plant
Campanula portenschlagiana
Dalmatiner-Glockenblume
15-20
VI-VII
violet
1-2
plant
Campanula poscharskyana
Hängepolsterglocke
10-15
VI-IX
lichtlila
1-2
plant
Campanula sarmatica
Sarmatische Glockenblume
20-30
VI-VII
lichtblauw
1-2
plant
Carex montana
Bergsegge
20
lichtgroen
2-3
gras
Carex umbrosa
Schattensegge
20
donkergr
2-3
gras
Cerastium arvense ‘Compactum’
Ackerhornkraut
5-10
IV-VII
wit
2-3
plant
Cerastium biebersteinii
Silberhornkraut
15-20
V-VI
wit
1-2
plant
Cerastium tomentosum var. colu
Zwergsilber- hornkraut
10-15
V-VI
wit
2-3
plant
Dianthus anatolicus
Felsennelke
15-20
VI-VII
witroze
1-2
plant
Dianthus carthusianorum
Karthäusernelke
20-40
VI-IX
paarsrood
1-2
plant
Dianthus creuntus
Blutnelke
20-50
VI-VII
bloedrood
1-2
plant
Heideanjer steenanjer (inheems)
Dianthus deltoides
Heidenelke
5-15
VI-IX
roze
1-2
plant
(Dianthus = anjer)
Dianthus gratianopolitanus
Pfingstnelke
8-15
V-VI
roze
1-2
plant
(Dianthus = anjer)
Dianthus petraeus
Geröllnelke
5-20
V-VII
wit
1-2
plant
Grasanjer
Dianthus plumarius
Federnelke
10-30
V-VI
w ro r
1-2
plant
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
99
Draba = hongerbloempje
Draba aizoides
Goldkissen
2-10
III
goudgeel
1-2
plant
Slangekruid (inheems)
Echium vulgare
Natternkopf
60-100
VI-VIII
bl - w
1
plant
Edraianthus graminifolius
Büschelglocke
5-15
VI-VII
paarsblauw
1-2
plant
Erica carnea ‘Winterbeauty’
Schneeheide
10-20
I-IV
wit
Erinus alpinus
Leberbalsam
5-10
V-VII
paarsrood
2
plant
Sneeuwheide (winterheide)
plant
Eriophyllum lanatum
Goldmargerite
15-30
VI-VIII
geel
1-2
plant
Euphorbia = wolfsmelk
Euphorbia myrsinites
Walzen-Wolfsmilch
15-20
VI-VII
geel
1
plant
Festuca = zwenkgras
Festuca amethystina
Amethystschwingel
30-40
blauwgroen
2
gras
Festuca cinerea (Festuca glauca)
Blauschwingel/Blaugras
20-40
bl-blauwgr
2
gras
Schapegras (inh.)
Festuca ovina
Schafschwingel
20-30
grijsgroen
2-3
gras
Rood zwenkgras
Festuca rubra commutata
Horstrotschwingel
10-100
IV-IX
gr-r
gras
Rood zwenkgras
Festuca rubra eurubra
Rotschwingel
10-100
IV-IX
gr-r
gras
Zwenkgras
Festuca rupicaprina
Gemsenschwingel
20
groen
2-3
gras
Festuca rupicola
Furchenschwingel
15-30
donkergr
2-3
gras
Festuca scoparia
Bärenfellgras
gras
Festuca valesiaca
Walliser Schwingel
15-30
groenblauw
1-3
gras
Kruisbladgentiaan (inheems)
Gentiana cruciata
Kreuzenzian
20-30
VII-IX
donkerbl
1-2
plant
Geranium =ooievaarsbek
Geranium cinereum
Graugrüner-Storchschnabel
10-20
VI-VII
bleekroze
1-2
plant
Geranium Dalmaticum
Dalmatiner Storchschnabel
8-10
VI-VII
zachtroze
2-3
plant
Bloedooievaarsbek
Geranium sanguineum
Blutstorchschnabel
15-25
VI-VIII
rood, p
2-3
plant
Globularia = kogelbloem
Globularia nudicaulis
Kugelblume
15-25
V-VI
blauw
1-2
plant
Globularia punctata
Kugelblume
20-30
V-VI
paarsblauw
1-2
plant
Globularia trichosantha
Kugelblume
15-20
V-VI
blauw
2-3
plant
Gipskruid / Sluierkruid
Gypsophila rep. ‘Rosea’
Zwergschleierkraut
VII-VIII
roze
Gypsophila = gipskruid
Gypsophila repens
Kriechendes Schleierkraut
5-15
V-VIII
wit tot roze
1-2
plant
Zonneroosje
Helianthemum apenninum
Apenninen Sonnenröschen
25-30
V-VIII
wit
1-2
plant
Helianthemum canum
Sonnenröschen
10-15
V-VI
donkergeel
1-2
plant
100
plant
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Zonneroosje (inheems)
Helianthemum nummularium
Sonnenröschen
5-10
V-VI
geel
1-2
plant
Helianthemum-Hybriden
Sonnenröschen
20-30
V-VIII
vele kleur
1-2
plant
Strobloem
Helichrysum thianshanicum
Turkestan-Strohblume
20-30
VI-VII
geel
1-2
plant
Muizeoor (inheems)
Hieracium pilosella
Mausörchen
5-10
V-IX
geel
2-3
plant
Hypericum = hertshooi
Hypericum polyphyllum
Polster-Johanniskraut
10-15
V-VI
fel geel
1-2
plant
Inula = alant
Inula ensifolia
Schwertkraut
25-30
VII-VIII
goudgeel
1-2
plant
Inula hirta
Behaarter Alant
30-50
VI-IX
goudgeel
1
plant
Middelhoge gebaarde iris
Iris-Barbata-Media
Mittelhohe Bartiris
30-50
V-VI
vele kleur
1
plant
Fakkelgras
Koeleria glauca
Blaues Schillergras
20-40
blauwgroen
2-3
gras
Fakkelgras
Koeleria macrantha (Koeleria gracilis)
Feines Schillergras
20-30
grijsgroen
2-3
gras
Limonium = lamsoor
Limonium gmelinii
Blauschleier
20-60
VII-VIII
donker
1-2
plant
Lamsoor
Limonium latifolium
Blauschleier
50-80
V-VII
lichtviolet
1
plant
Alpenpekanjer
Lychnis alpina
Alpenpechnelke
10-15
VI-VIII
Wimperparelgras
Melica ciliata
Bewimpertes Perlgras
50-70
Minuartia =(veld)muur
Minuartia laricifolia
Felsenmiere
10-15
Kattekruid
Nepeta x faassenii
Katzenminze
Teunisbloem
Oenothera tetragona var. fraseri
Bronzeblatt-Nachtkerze
Marjolein
Origanum laevigatum
Wilde marjolein Penstemon = schildpadkruid
dieproze
1-2
plant
grijsgroen
1-2
gras
VII-VIII
wit
1-2
plant
20-30
V-IX
lavendelbl
1-2
plant
40-60
VI-VIII
licht-goudg
1-2
plant
Glatter Dost
30-40
VII-IX
paarsrood
1-2
plant
Origanum vulgare
Dost, Wilder Majoran
20-50
VII-X
rozelila
1-2
plant
Penstemon hirsutus ‘Pygmaeus’
Bartfaden
15-20
VI-VII
lilablauw
1-2
plant
Petrorhagia saxifraga
Felsennelke
10-15
VI-IX
roze tot wit
2-3
plant
Potentilla aurea
Goldfingerkraut
10-15
VI-VII
goudgeel
2-3
plant
Potentilla cinerea
Sandfingerkraut
3-6
IV-V
geel
2-3
plant
Potentilla neumanniana
Frühlingsfingerkraut
5-10
IV-V
geel
2-3
plant
Prunella = brunel
Prunella grandiflora
Großblütige Braunelle
20
VI-VIII
violet
1-3
plant
Wildemanskruid
Pulsatilla vulgaris
Küchenschelle
15-25
III-IV
violet
1-2
plant
Knolboterbloem
Ranunculus bulbosus
Knolliger Hahnenfuß
30-50
IV-VII
goudgeel
1-2
plant
Potentilla = ganzerik
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
101
Rononkel
Ranunculus gramineus
Grasblättriger Hanhnenfuß
20-40
V-VI
geel
1-2
plant
Saponaria = zeepkruid
Saponaria ocymoides
Polsterseifenkraut
15-20
VI-VII
roze
1-2
plant
Satureja = steenthijm
Satureja montana ssp. illyrica
Zwerg-Bergminze
10-15
VIII-IX
blauwlila
1-2
plant
Schivereckia podolica
Entenkresse
5-15
III-IV
wit
1-2
plant
Hemelsleutel
Sedum spectabile
Japan-Fetthenne,
30-40
VIII-IX
lichtroze
1
plant
Hemelsleutel
Sedum x telephium’ Herbstfreude’
Pracht-Sedum
40-60
IX-X
roestrood
1
plant
Blauwgras
Sesleria albicans (Sesleria varia)
Kalk-Blaugras
20-30
blauwgroen
1-2
gras
Sisyrinchium angustifolium
Schmalblättrige Binsenlilie
15-20
Stipa capillata
Büschelhaargras
60-80
Vedergras
Stipa eviocaulis
Frühes Federgras
60-80
Echte gamander (inh.)
Teucrium chamaedrys
Gamander
10-20
VII-VIII
Thymus = thijm
Thymus doerfleri
Albanischer Quendel
3-5
Thymus pseudolanuginosus
Thymian
3-5
Wilde thijm (inheems)
Thymus serpyllum
Oosterse toorts Zwarte toorts (inheems) Paarse toorts
Fettkraut, Fettblat
blauw
1-2
plant
grijsgroen
1-2
gras
grijsgroen
1-2
gras
paars
2-3
plant
V-VI
roze
2-3
plant
VI-VII
roze
1-3
plant
Kriechender Thymian/ Sandthymium 3-5
V-VIII
lila
2-3
plant
Verbascum chaixii
Königskerze
80-100
VII-VIII
lichtgeel
1
plant
Verbascum nigrum
Dunkle Königskerze
80-100
VI-VIII
donkergeel
1
plant
Verbascum phoeniceum
Phönizische Königskerze
60-80
V-VI
violet
1
plant
Büschel-Veronika
15-20
VI
blauw
1-2
plant
Breedbladige ereprijs (inheems) Veronica teucrium
V-VI
Tabel B. Plantensoorten voor zonnige omstandigheden met weinig schaduw en een substraatdikte van 50-70 mm.
102
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Tabel C: Zonnige en beschaduwde omstandigheden; substraatdikte 70-120 mm Voor overwegend zonnige omstandigheden en bij een substraatdikte van 70-120 mm komen de plantensoorten van de volgde lijst in aanmerking. Ook de planten van de twee voorgaande lijsten kunnen onder deze omstandigheden gedijen. Nederlandse naam
Botanische naam
Duitse benaming
hoogte
bloei
kleur
sym
soort
Achillea clypeolata
Goldquirlgarbe
40-60
VII-VIII
goudgeel
1-2
plant
Duizendblad (inheems)
Achillea millefolium
Goldquirlgarbe
60-80
VI-VIII
rood
1
plant
Calamagrostis = struisriet
Achnatherum calamagrostis
Goldährengras
60-100
blauwgroen
1
gras
Anemone = anemoon (inh.)
Anemone sylvestris
Hainanemone
30-40
VI
wit
2-3
plant
Bergwondklaver
Anthyllis montana
Bergwundklee
10-15
V-VI
wijnrood
1-2
plant
Aster soort
Aster améllus
Bergaster
tot 40
VIII-X
blauw
1-2
plant
Buglossoides purpuro-caerulea
Purpurblauer Steinsame
20-30
V
blauw
1-2
plant
Calamintha =steenthijm
Calamintha nepeta
Steinquendel
40-50
VIII-X
lichtblauw
1-2
plant
Campanula = klokje
Campanula alliariifolia
Kaukasus-Glockenblume
40
VII
wit
1
plant
Ruig klokje (inheems)
Campanula trachelium
Nessel-Glockenblume
tot 80
VII-VIII
blauwpaars
1
plant
Carex = zegge
Carex buchananii
Neuseelandsegge
40-50
bruinrood
1-2
gras
Dryas octopetala
Silberwurz
5-10
V-VI
wit
2-3
plant
Sieraardbei
Duchesnea indica
Trugerdbeere
10
V
geel
1-2
plant
Erodium = reigersbek
Erodium manescavii
Pyrenäen-Reiherschnabel
30-50
VII-IX
rood
1-2
plant
Kleurige wolfsmelk
Euphorbia polychroma
Goldwolfsmilch
30-40
IV-V
groengeel
1-2
plant
Zandwolfsmelk
Euphorbia seguieriana ssp. niciciana
Wolfsmilch
30-40
VII-IX
geelgroen
1-2
plant
Festuca = zwenkgras
Festuca mairei
Atlasschwingel
60-100
groen
1
gras
Filipendula = moeras-spirea
Filipendula hexapetala
Scheinspiere
20-30
V-VII
wit
1-2
plant
Helictotrichon = zachte haver
Helictotrichon sempervirens
Blaustrahlhafer
60-100
blauwgrijs
1
gras
Paardehoefklaver
Hippocrepis comosa
Hufeisenklee
10-15
V-VII
geel
1-2
plant
Hoge gebaarde iris
Iris-Babata-Eliator
Hohe Bartiris
40-100
V-VI
vele kleuren
1
plant
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
103
Lavendel
Lavandula angustifolia
Lavendel
30-60
VII-VIII
lavendelbl
1-2
plant
Limonium = lamsoor
Limonium tataricum
Tatarenschleier
20-30
VII-IX
wit
1-2
plant
Linum = vlas
Muskuskaasjeskruid (inheems) Matricaria = kamille
Missouri teunisbloem
Linum flavum
Goldflachs
20-30
V-VII
geel
1-2
plant
Linum perenne
Staudenlein
40-50
VI-VII
blauw
1-2
plant
Malva moschata
Bisam-Malve
VI-IX
lichtroze
1
plant
60-70
Matricaria caucasica
Teppichkamille
10-15
VI-VII
wit
2-3
plant
Matricaria oreades
Teppichkamille
10-20
IV-VI
wit
2-3
plant
Oenothera missouriensis
Missouri-Nachtkerze
15-20
VI-IX
geel
1-2
plant
Onosma alborosea
Notwurz
15-20
V-VI
wit tot roze
1-2
plant
(Papaver = klaproos)
Papaver alpinum
Alpenmohn
10-15
VI-VIII
wgo
1-2
plant
Naaktstengelige klaproos
Papaver nudicaule
Islandmohn
20-30
IV-IX
wgr
1-2
plant
Borstelveergras
Pennisetum compressum
Federborstengras
60-80
groen
1
gras
Satureja = steenthijm
Satureja montana
Bergbohnenkraut
30-40
VIII-IX
wit tot lila
1-2
plant
Scabiosa soort Duifkruid
Scabiosa lucida
Scabiose
30-40
VII-VIII
roodlila
1-2
plant
Scutellaria = glidkruid
Scutellaria alpina
Alpenschildkraut
20-25
VI-IX
blauwpaars
1-2
plant
Guldenroede soort
Solidago culteri ‘Robusta’
Goldrute
20-30
IX-X
lichtgeel
1-2
plant
Berggamander (inheems)
Teucrium montanum
Berggamander
10-15
VII-VIII
bleekgeel
2-3
plant
Teucrium = gamander
Teucrium pyrenaicum
Pyrenäen-Gamander
5-10
VII-IX
lichtgeel
2-3
plant
Liggende ereprijs
Veronica prostata ‘Coerulea’
Maiteppich-Veronica
tot 10
V
diepblauw
2-3
plant
Aar-ereprijs
Veronica spicata
Kerzenveronica
15-30
VII
lila
2-3
plant
Veronica spicata ssp. indica
Silberpolster-Veronica
30-50
VI-VII
donkerblauw
2-3
plant
Tabel C. Plantensoorten voor overwegend zonnige omstandigheden en een substraatdikte van 70-120 mm.
104
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Tabel D: Schaduwrijke plekken; substraatdikte 50-70 mm Voor beschaduwde plekken waar af en toe zon komt en bij een substraatdikte van 50-70 mm komen de plantensoorten van de volgende lijst in aanmerking. Nederlandse naam
Botanische naam
Duitse benaming
hoogte
bloei
kleur
sym
soort
Achillea = duizendblad
Achillea serbica
Serbische Polstergarbe
10-15
VI-VII
wit
2-3
plant
Kruipend zenegroen (inheems)
Ajuga reptans
Kriechender Günsel
5-15
IV-V
blauw
2-3
plant
(A. = vrouwenmantel)
Alchemilla alpina erythropoda
Bergsilbermantel
10-20
VI-IX
geelachtig
2-3
plant
Arabis = scheefkelk
Arabis procurrens
Gänsekresse
10-15
IV-V
wit
2-3
plant
Muurleeuwebek
Cymbalaria muralis
Zimbelkraut
3-5
VI-IX
lilablauw
2-3
plant
Epimedium alpinum
Alpen-Elfenblume
20-30
IV-V
rood
2-3
plant
(G. = ooievaarsbek)
Geranium ‘Biokowo’
Wildgeranie
15-20
VI-VII
rozewit
2-3
plant
Hondsdraf (inheems)
Glechoma hederacea
Gundelrebe
10-15
IV-V
violet
2-3
plant
Gevlekte dovenetel (inheems)
Lamium maculatum ‘Argenteum’
Rote Waldnessel
20-25
V
rood
2-3
plant
Eikvaren
Polypodium vulgare
Tüpfelfarn
25-30
---
---
2-3
plant
Saxifraga = steenbreek
Saxifraga cuneifolia
Keilblatt-Steinbrech
5-15
VI-VII
witachtig
2-3
plant
Schildersverdriet
Saxifraga x urbium (S. umbrosa)
Porzellanblümchen
10-30
V-VI
w/r stippen
2-3
plant
Kleine ruit (inheems)
Thalictrum minus ‘Adiantifolium’
Kleine Waldraute
30-40
VI-VII
geelachtig
1-2
plant
Mannetjes ereprijs
Veronica officinalis
Ehrenpreis
5-10
VI-VII
blauw
2-3
plant
Tabel D. Plantensoorten voor schaduwrijke plekken en een substraatdikte van 50-70 mm
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
105
Tabel E: Schaduwrijke plekken; substraatdikte 70-120 mm Voor beschaduwde plekken waar af en toe zon komt en waar sprake is van een substraatdikte van 70-120 mm komen de planten uit de volgende lijst in aanmerking. Het betreft hier ook de kleinere struikgewassen. Deze struiken die groeien met een substraatdikte vanaf 80 mm, plaatselijk verhoogd tot 120 mm om de struiken in te planten. Nederlandse naam
Botanische naam
Duitse benaming
hoogte
bloei
kleur
sym
soort
Adenophora liliifolia
Schellenblume
60-80
VI-VII
blauw
1-2
plant
Ajuga = zenegroen
Ajuga pyramidalis
Pyramidengünsel
10-20
VI-VII
lichtblauw
2-3
plant
Primula-achtige plant
Androsace primuloides
Mansschild
10-15
V-VI
lichtroze
1-2
plant
Akelei
Aquilegia akitensis
Zwergakelei
10-15
V-VI
blauwwit
1-2
plant
Wilde akelei (inheems)
Aquilegia vulgaris
Akelei
40-60
V-VI
bl w r violet
1-2
plant
Randjesbloem
Arabis caucasica
Gartengänsekresse
10-20
IV-V
wit tot roze
1-2
plant
Beredruif (inh.)
Arctostaphyllos uva-ursi
Bärentraube
20-30
IV-VI
witroze
1-2
struik
Aster soort
Aster divaricatus
Weiße Herbstaster
40-60
IX-X
wit
1-2
plant
Aster soort
Aster sedifolius ‘Nanus’
Wild-Zwergaster
20-30
IX-X
lavendelb
1-2
plant
Bochtige smele
Avenella flexuosa
Waldschmiele
30-50
donkergroen
1-2
gras
Bergenia = schoenlappersplant Bergenia cordifolia
Altai-Bergenie
30-40
IV-V
ro vi w r
1-2
plant
Karpatenklokje
Campanula carpatica
Karpaten-glockenblume
15-20
VI-VIII
lichtbl p wit
1-2
plant
Dwergerwtenboompje
Caragana pygmaea
Zwergerbsenstrauch
40-60
V-VI
geeloranje
1
struik
Carex = zegge
Carex morrowii ‘Variegata’
Japansegge
30-40
gr rand licht
1-2
gras
Carex plantaginea
Wegerich-Segge
20-30
groen
1-2
gras
Carex sempervirens
Immergrüne Segge
30-40
donkergroen
1-2
gras
Boszegge
Carex sylvatica
Waldsegge
20-40
donkergroen
1-2
gras
(Chrys. = ganzebloem)
Chrysanthemum arcticum
Grönland-Margerite
30-40
IX-X
w ro g
1-2
plant
Gele helmbloem (inh.)
Corydalis lutea
Gelber Lerchensporn
20-30
V-IX
geel
2-3
plant
Cytisus = bremsoort
Cytisus decumbens
Geißklee
15-20
V-VI
geel
1-2
struik
106
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Ruwe smele (inh.)
Deschampsia cespitosa
Rasenschmiele
40-100
donkergroen
1
gras
kardinaalsmuts
Euonymus nanus var. turcestanica
Zwergspindelstrauch
30-40
VI-VII
geelachtig
1
struik
Amandelwolfsmelk (inh.)
Euphorbia amygdaloides
Mandel-Wolfsmilch
30-50
IV-V
gr geel
1-2
plant
Wolfsmelk
Euphorbia robbiae
Balkan-Wolfsmilch
40-60
IV-V
groenachtig
1-2
plant
Festuca = zwenkgras
Festuca scoparia
Bärenfellschwingel
15-20
diepgroen
1-2
gras
Genista = brem
Genista lydia
Balkan-Ginster
30-40
V-VI
geel
1
struik
Kruipbrem (inh.)
Genista pilosa
Sand-Ginster
30-40
V-VI
geel
1
struik
Geranium macrorrhizum
Balkan-Storchschnabel
25-30
VI-VII
roze tot rood
2-3
plant
Horminum pyrenaicum
Drachenmaul
20-25
V-VII
blauwviolet
1-2
plant
Gele dovenetel (inh.)
Lamium galeobdolon
Goldnessel
20-30
IV-VI
geel
2-3
plant
Luzula = veldbies
Luzula nivea
Schnee-Hainsimse
30-50
groen
1-2
gras
Ruige veldbies
Luzula pilosa
Frühlings-Hainsimse
20-30
groen
1-2
gras
Grote veldbies
Luzula sylvatica
Wals-Hainsimse
30-40
groen
1-2
gras
Penningkruid (inh.)
Lysimachia nummularia
Hellerkraut
5-8
VI
geel
2-3
plant
Mitella caulescens
Bischofskappe
15-20
V
bleekgeel
2-3
plant
verwant aan Buxus
Pachysandra terminalis
Ysander
20-25
IV
wit
2-3
plant
Stengelloze sleutel-bloem (inheems)
Primula vulgaris
Stengellose Primel
10-15
II-IV
zwavelgeel
1-2
plant
Prunus pumila var. depressa
Zwerg-Sandkirsche
20-30
IV-V
wit
1
struik
Dwergamandel
Prunus tenella
Zwergmandel
60-80
IV-V
roze
1
struik
Duinroos (inh.)
Rosa pimpinellifolia
Bibernell-Rose
20-40
V-VI
geelwit
1
struik
Salix = wilg
Salix lanata
Wollweide
30-50
V
zilvergrijs
1
struik
Smeerwortelsoort
Symphytum grandiflorum
Kaukasus-Wallwurz
10-25
V
roomgeel
2-3
plant
Syringa = sering
Syringa meyeri ‘Palibin’
Zwergflieder
40-100
V-VI
roze
1
struik
Tiarella cordifolia
Waldschaumkerze
10-20
V-VI
wit
2-3
plant
Tiarella wherryi
Schaumkerze
20-30
V-VI
wit
2-3
plant
Vinca minor
Immergrün
10-20
IV-VI
blauw
2-3
plant
Maagdepalm (inh.)
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
107
Viola = viooltje
Viola papilionacea
Pfingstveilchen
10-15
IV-V
blauwviolet
1-2
plant
Waldsteinia geoides
Ungarwurz
20-25
IV-V
geel
2-3
plant
Waldsteinia ternata
Teppich-Waldsteinie
10-15
IV-V
geel
2-3
plant
Figuur 55. Sedums op 'The American Book Center' aan het Spui in Amsterdam.
108
Foto De Dakdokters, Amsterdam.
Tabel E. Plantensoorten voor schaduwrijke plekken en een substraatdikte van 70-120 mm
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Bijlage C Literatuur Actuele literatuur, bronnen Braungart, M.& McDonough, W. (2002). Cradle to Cradle, Remaking the way we make things. New York: North Point Press. Forschungsgesellschaft Landschaftsentwicklung Landschaftsbau e.V. (FLL) (2008). Richtlinien für Planung, Ausführung und Pflege von Dachbegrünungen – Dachbegrünungsrichtlinie -. Bonn: FLL. Henze dr. Michael (red.) & Hoffmann Thomas & Fabry Wolfgang. (1998). Regenwassermanagement - natürlich mit Dachbegrünung, GBS, Koblenz: uitgave van Bundesverband Garten-, Landschaftsund Sportplatzbau e.V. (BGL) in Bad-Honnef (D). Liesecke, Hans-Joachim (1999). Waterretentie op extensief begroeide daken (oorspronkelijke titel: Extensive Begrünung bei 5° Dachneigung – vertaald uit het Duits door Loke, E.). Hannover. Gemeente Rotterdam (2006). Rotterdam Groen van Boven. Rotterdam. Hendriks, prof. ir. N.A. (2007). Daken in ‘t Groen, aanwijzingen voor het ontwerpen van vegetatiedaken en tuindaken. Rotterdam: SBR. Hendriks, prof. ir. N.A. (2010). Richtlijn vegetatiedaken bestaande
bouw, ontwerpen, uitvoeren en beheren van vegetatiedaken. Rotterdam: SBR september 2010. Hop, ir Margareth, E.C.M. (2010). Dak en gevel groen. Deventer: Thieme. Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam, afdeling Aanbestedingszaken (2010). Bestek nr. 1-023-10 Marktuitdaging groene daken Raamovereenkomst voor de periode van 2 jaar + onderhoud voor de periode van 10 jaar. Bestek voor het gedurende 2 jaar na deelopdrachten, aanleggen van groene daken en het bijbehorende onderhoud voor 10 jaar op ca. 25.000 m2 op bestaande panden in de gemeente Rotterdam. Rotterdam: juli 2010. Leeuw, Daan de (2009), Groene Daken, de trend ontrafeld (geschiedenisscriptie). Delft: TU Delft oktober 2009. Mentens, Jeroen & Raes, Dirk & Hermy, Martin (2006). Green roofs as a tool for solving the rainwater runoff problem in the urbanized 21st century?. In: Elseviers Landscape and Urban Planning 2006 - nr. 77. Moppes, David van & Klooster, Jeroen (2008). Groene Daken Rotterdam, Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse. Rotterdam: Arcadis Nederland BV / Gemeentewerken Rotterdam.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
109
Niachou, A. & Papakonstantinou, K. & Santamouris, M. & Tsangrassoulis, A. & Mihalakakou, G. (2001). Analysis of the green roof thermal properties and investigation of its energy performance. In: Elsevier: Energy and Buildings 2001 - nr 33. opMAAT e.a. (1995). Waterprestatienormering, Delft. Ryerson University (2005), Report on the Environmental Benefits and Costs of Green Roof Technology for the City of Toronto. Toronto. Ottele, M. et al (2010). Quantifying the deposition of particulate matter on climbing vegetation on living walls. In: Ecological Engineering 2010 - nr. 36. Ravesloot, C.M. (2009). Lezing ‘Begroeide daken en procesinnovatie’, voor de vakgroep Dak- en gevelbegroeiing van de VHG branchevereniging, Valkenburg 29 september 2009. Ravesloot C.M. & Teeuw, P.G. (2009). Organisation of large scale green covered roofs improving the collaboration of policy makers with urban designers. In: Qu, L. & Yang, C. & Hui, X. & Sepulveda, D. (Eds.), The New Urban Question: Urbanism Beyond Neo-Liberalism (pp. 445-450). Delft: International Forum on Urbanism. Ravesloot C.M. & Teeuw, P.G. (2010). Organising large scale green covered roofs., Mitigation and Adaptation Policies Intertwined in one Technology. In: Wever, R. e.a. Knowledge collaboration & learning for sustainable innovation, Proceedings ERSCP-EMSU conference Delft, The Netherlands October 25-29 2010. Delft: TUD. Ravesloot C.M. (2010), Het risico van bouwfysische fouten op begroeide daken is groter. In: Dak & Gevelgroen 2010 - nr. 1: 110
uitgeverij Winters Mediaproducties. Schmidt Marco (2007). Evaporation of rainwater for building climatization and interrelation on the urban and global climate change (presentation). Berlin. Eerder gepubliceerd in: Schmidt Marco, The Evaporation of Green Roofs and Walls. In: The Green Roof Infrastructure Monitor Volume 8, 2006 - No. 1. Schutte-Postma, mr. Loes (1998) Duurzaam bouwen en waterbeheer. In: milieu & recht 1998 - nr. 4. Teeuw, ir MTD Peter G. & Ravesloot, drs ir Christoph M. (1998). Begroeide daken in Nederland. Delft: Delft University Press. Teeuw, ir MTD Peter G. & Ravesloot drs ir Christoph M. (1998 - 2). Slimme aanpak bespaart geld, het nut van groene daken. In: Duurzaam Bouwen 1998 - nr. 1. Teeuw P.G. (2000). Bufferen, reinigen, matigen. Begroeide daken in brongericht stedelijk waterbeheer. In: Hal, A. van & Rovers, R. (eds.) Duurzaam Bouwen. 2000 - nr. 3. Vries, ir Jeroen de & Fleuren, ing Ruth & Koopman, drs Gertjan (2008). Daktuinen, waterretentie en regenwaterbuffering. In: Leven op daken 2008 - nr. 8. De Meern. VROM, ministerie van (2010). Bouwbesluit 2003, Integrale tekst van het Bouwbesluit 2003 zoals dit luidt per 20 januari 2010. ‘s-Gravenhage. Werd S. de (2007). Onderzoek naar buffercapaciteit vegetatiedaken. In: Roofs 2007 - nr. 7. Akkersloot. WCED (The World Commission on Environment and Development) (1987). Our Common Future. Oxford. Zentralverband Gartenbau e.v. (ZVG) (1996). Resultaten enquête over ‘Dachbegrünung’. Bonn.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Oudere literatuur, bronnen C.R.O.W. (1988). Bomen in straatprofielen. ‘s-Gravenhage. Dijksterhuis, Koos & Perebooms, Harrie (1997). ‘Ziektekenner lijdt aan smetvrees’. In: De Kleine Aarde 1997 - nr. 100. Durr, Albrecht (1994). Dachbegrünung; ein ökologischer Ausgleich, Umweltwirkungen - Recht - Förderung. Wiesbaden und Berlin: Bauverlag. Ernst, Wolfgang (1992). Dachabdichtung Dachbegrünung. Bochum. Fokkema (red.), Jan (1995). Geluidswalwoningen, bouwen op geluidsbelaste locaties. Rotterdam: Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting. Heukels & van Ooststroom (1977). Flora van Nederland, negentiende druk. Groningen: Wolters-Noordhoff NV. Heuvel, mr. drs. H. van den & Jacobs, ir J.C.J. & Eck, ir P. van & Schutte-Postma, mr. E.T. (1996). Hemelwater, het riool in?. Delft: TU Delft. Hoffmann, Ot (1987). Handbuch für begrünte und genutzte Dächer. Leinfelden-Echterdingen: Verlagsanstallt Alexander Koch. Jong, Taeke de (1992). Kleine methodologie voor ontwerpend onderzoek. Meppel: BOOM. Jong, Taeke M. de (1994). Technische Ecologie en Milieuplanning, Monografiëen Milieuplanning/SOM 20. Delft: Faculteit Bouwkunde T.U. Delft. Jong, Taeke M. de (1995). Systematische transformaties in het getekende ontwerp en hun effect. Delft: 153ste DIES Natalis, TU Delft. Kolb & Schwarz (1987). Grün auf kleinen Dächern. München: BLV
Verlagsgesellschaft. Krupka, Bernd W. (1986). Dachbegrünungen und Grasdächer. KölnBraunsfeld. Krusche, P. & Kruschke, M. & Althaus, D. & Gabriel, I. (1982). Ökologisches Bauen. Wiesbaden und Berlin: Umweltbundesamt, Bauverlag GMBH. Landwehr, J. & Sipkes C. (1974). Wildeplantentuinen, Amsterdam: Instituut voor Natuurbeschermingseducatie. Liesecke (red.), H.J. (1985). Dachbegrunung. Berlin: Patzer. Mergler, A. (1994). Ecologie in de stad, Monografiëen Milieuplanning/SOM 19. Delft: Faculteit Bouwkunde TU Delft. Minke, G & Witter G. (1985). Häuser mit grünem Pelz- Ein Handbuch zur Hausbegrünung, Frankfurt: Fricke Verlag. Ohlwein, K. (1984). Dachbegrünung, ökologisch und funktionsgerecht. Wiesbaden und Berlin: Bauverlag GMBH. Robles, Michiel (1997). ‘Milieubeleid zet volksgezondheid op het spel’. In: De Kleine Aarde 1997 - nr. 100. SBR (1997). Daken in ‘t Groen, handleiding voor het ontwerpen van gras-, kruiden- en tuindaken. Rotterdam. SEV (1994). Begroeide daken, Ervaringen en Aanbevelingen. Rotterdam. SEV (1995). Verslag SEV-studiedag; Bouwen op geluidsbelaste lokaties (6 september 1995 te Utrecht). Rotterdam. Stichting BouwResearch (SBR) (1992). Wind en bouwen. Rotterdam. Tjallingii, Sybrand & Reh, Wouter (1989). Landschap en Milieu, Ontwerpgrondslagen voor gebouw en stad. Delft: Faculteit Bouwkunde, Technische Universiteit Delft. Teeuw, P.G. & Ravesloot, C.M. (1992). Begroeide daken, vorm
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
111
structuur functie. Delft: Publikatieburo Faculteit Bouwkunde Technische Universiteit Delft, 2e gewijzigde druk. VNG (1990). Standaardregelingen in de bouw, deel 1 Modelbouwverordening, Bouwbesluit (+ latere aanvullingen). ’s-Gravehage. Vriesm G. de (1995). Duurzaam Bouwen in Nederland, voorbeeldprojecten, (nadruk uit het handboek Bouwen en Milieu). Amsterdam: WEKA uitgeverij. VROM (1995). Eerste Plan van aanpak Duurzaam bouwen. Den Haag. VROM (1997). Tweede Plan van aanpak Duurzaam bouwen. Den Haag. Zoet, Mirjam (1996). De woningbouw stelt milieu boven gezondheid. In: Woningraad Magazine 1996 - nr. 7.
112
Bronnen, subsidie links steden (NL) Als geraadpleegde datum voor deze links naar subsidiemogelijkheden van Nederlandse gemeenten geldt oktober 2010. http://www.groene-daken.amsterdam.nl/ http://www.apeldoorn.nl/smartsite.dws?ch=TER&id=146758 http://www.capelleaandenijssel.nl/tdocumenten/archive. aspx?pKey1=6704 http://www.gemeentedelft.info/Digitale_balie/d/Delftsgroene_ Daken/ http://www.denhaag.nl/home/bewoners/to/Subsidie-groene-daken. htm http://www.eindhoven.nl/artikelen/De-voordelen-van-groenedaken-nu-met-subsidie.htm http://duurzaamstestad.groningen.nl/subsidie/groene-daken http://www.harderwijk.nl/Gemeente/AlgemeenPaginas/Actu eel2/ GemeenteHarderwijkStimuleertGroeneDaken.htm http://www.heemskerk.nl/verkeer_en_milieu/groene_daken/ http://www.leeuwarden.nl/live/beleid/overigbeleid/artikel_content. pag?objectnumber=287249&referpagina=287153 http://www.nieuwegein.nl/infotype/webpage/view. asp?objectID=19175 http://www.nijmegen.nl/groenedaken http://www.rotterdam.nl/groenedaken http://www.schiedam.nl/smartsite.shtml?id=69479 http://www.tilburg.nl/stad/ep/channelView.do?channelId=14283&displayPage=%2Fep%2Fchannel%2Ftl_channel_default_
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Figuur 56. Gemeente Archief Rotterdam. Renovatie met een mos-sedum dak (ca 3500 m2. / 35 kg/m2) voor waterberging.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
113
© Mostert De Winter bv Xeroflor® daktuinsystemen, Gemeentearchief Rotterdam.
program.jsp&pageTypeId=8540 http://www.utrecht.nl/smartsite.dws?id=302792 http://www.zoetermeer.nl/index.php?mediumid=5&pagid=34&stuk id=12945
© Mostert De Winter bv Xeroflor® daktuinsystemen, Data Centre Rabo Bank Boxtel.
Figuur 57. Gras- kruidendak (ca. 9000 m2 / 200 kg/m2) met dakhelling tot 50° in Boxtel.
Bijlage D Samenvattingen Samenvatting Dit boek bespreekt de wijze waarop de aanleg van begroeide daken in Nederland uitgebreid en versneld kan worden. De belangrijkste aandachtspunten hierbij zijn van technische, organisatorische en maatschappelijke aard. Over de technische aspecten zijn de volgende vragen gesteld: wat is de functie van dakbegroeiing? Hoe zijn deze daken opgebouwd en hoe zien ze eruit? Vragen over de organisatie zijn: hoe ziet goed procesmanagement eruit, zodat dakbegroeiing wordt aangelegd op die plaatsen waar het gewenst is? Welke uitgangspunten zijn belangrijk? De maatschappelijke aandachtspunten zijn: welke voordelen van dakbegroeiing zijn van nut voor de maatschappij? Hoe ziet een maatschappelijke kosten-batenanalyse eruit? De antwoorden op deze vragen zijn als volgt uitgewerkt. Techniek Afhankelijk van de hellingshoek van een dak en de soort beplanting op het dak worden vier typen begroeide daken onderscheiden:
onderhoudsintensieve platte of hellende daken en onderhoudsextensieve platte of hellende daken. Bij onderhoudsintensieve daken moet regelmatig gewied en bemest worden. Extensieve beplantingen kunnen lange droogteperiodes én langdurige natte periodes overleven. Het is aangetoond dat dakbegroeiing ’s-zomers de warmte buffert waardoor het binnen koeler blijft, temperatuurschommelingen op het dak van een gebouw ´s zomers en ´s winters verkleint en de levensduur van de dakhuid verlengt. Of het in de winter ook warmte-isolerend werkt kan meestal niet worden aangetoond. De meeste constructies van begroeide daken bevatten ook één of meer kunststoflagen, die tijdens hun productie en transport negatieve effecten op het milieu hebben. Indien deze kunststoffen uit recycling afkomstig zijn en na sloop weer recyclebaar zijn, heeft de dakconstructie als geheel een overwegend positief effect op het milieu. De opbouw van een begroeid dak wordt grotendeels bepaald door de hellingshoek en de dikte van de substraatlaag waarin de planten wortelen. Bij hellingshoeken tot 3 graden is een drainagelaag nodig. Bij een hellingshoek van 12 graden of meer moet water juist gebufferd worden. Bij een hellingshoek groter dan 25 graden
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
115
moeten drempels voorkomen dat de grondlaag afschuift. Hoe dikker de substraatlaag, hoe meer plantensoorten kunnen overleven. Een laag van een begroeid dak vervult soms diverse functies. Het begroeide dak heeft het imago van milieuvriendelijke bouwtechniek en wordt als zodanig soms bewust ingezet als vormgevingsfactor, hetzij om het milieuaspect te benadrukken, hetzij om het tegendeel te camoufleren. De vorm van het dak wordt bepaald door de vegetatie. Het ontwerpen van een stabiele begroeiing op een dak vraagt de nodige kennis, ervaring en aandacht. Als een van die factoren niet aanwezig is, zal dat tot en instabiele begroeiing kunnen leiden. Experimenten tonen aan dat begroeiing op een dak altijd wel aanslaat. De positieve effecten kunnen echter niet altijd gewaarborgd worden. Organisatie Ondanks dat dakbegroeiing in het politieke beleid van veel steden is opgenomen, is het zelden onderdeel van de stedelijke planvorming. Het blijkt namelijk niet eenvoudig te organiseren, omdat de betrokken partijen niet gewend zijn met elkaar samen te werken. Nieuwe patronen en nieuwe samenwerkingsverbanden moeten worden ingesteld. Dit is om de volgende redenen noodzakelijk: • beleidsmakers en stedelijk ontwerpers moeten slagvaardig samenwerken om in aanmerking te komen voor subsidie- en stimuleringsregelingen; • belemmeringen die tot terughoudendheid in investeringen zouden kunnen leiden, kunnen zo worden weggenomen; • de toepassing van dakbegroeiing vergroot het duurzaam water116
beheer van een stad en moet dus worden gestimuleerd; • het toepassen van dakbegroeiing vergroot de kwaliteit van stadsontwikkeling; • architecten en stedenbouwkundigen moeten gestimuleerd worden om groene daken te realiseren. Het procesmanagement en het beheer spelen een belangrijke rol. De logistieke uitvoering van een begroeid dak bepaalt in hoge mate de prijs ervan. De marktsituatie en het jaargetijde hebben echter de grootste invloed. Een zorgvuldige en tijdige voorbereiding kan veel uitvoeringsproblemen voorkomen en leidt tot kostenbeheersing. Het grootste risico schuilt in een verstoring van de samenwerking tussen: • de opdrachtgever en de ontwerpers en adviseurs; • de opdrachtnemer en de toeleveranciers en uitvoeringsadviseurs; • de diverse stimulerende en regulerende organisaties van de overheid; • andere organisaties, zoals de verzekeringsmaatschappijen. In de Nederlandse regelgeving moeten aanvullende eisen worden opgenomen voor begroeide daken. Ook richtlijnen voor de toepassing van dakbegroeiing die aansluiten bij de huidige uitvoeringsprocessen ontbreken nog. In Duitsland heeft de onafhankelijke ‘Forschungs-gesellschaft Landschaftsentwicklung und Landschaftsbau e.V.’ zogeheten ‘Dachbegrünungsrichtlinien’ opgesteld. Veel van deze richtlijnen kunnen ook in Nederland worden toegepast. Daarnaast is een technische classificatie gewenst, zodat overal
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
begroeide daken in Nederland. Niet alleen zal er meer beleidsruimte voor zijn, ook de vraag ernaar zal toenemen, waardoor de concurrentie onder leveranciers sterker wordt. Dit stimuleert de innovatie en verbetert de prijs-kwaliteitverhouding. Er is immers minder tijd en geld nodig voor de voorbereiding, indiening en verwerking van subsidieaanvragen, want deze zijn dan in alle steden hetzelfde.
Maatschappelijk belang Begroeiing op daken heeft, zoals hiervoor gezegd, een positief effect op het (stads)klimaat. Stof uit de lucht wordt gebonden en de luchtvochtigheid en de temperatuur worden enigszins gereguleerd. Het regenwater wordt gebufferd, waardoor de piekbelastingen bij hevige stortbuien verkleind worden. Mogelijkerwijs hebben grote oppervlakken met dakbegroeiing ook invloed op het zuurstof-, en ionengehalte van de lucht, de geluidsweerkaatsing van stadslawaai en de biodiversiteit (in de stad). Deze claims kunnen echter vooralsnog niet hard gemaakt worden. Duidelijk inzicht in alle factoren die meespelen en een goed projectmanagement kunnen ervoor zorgen dat de balans in een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) voor iedereen gunstig uitpakt. MKBA’s zullen ook uniform worden, als daarvoor de uitgangspunten van zowel de technische als de procesmatige classificatie worden aangenomen. De invoering van zowel een technische als een procesmatige classificatie zal de weg vrijmaken voor een grootschalige toepassing van
Figuur 58. Woningen Amersfoort, begroeiddak en gevelbegroeiing met gebogen daken.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
117
© Mostert De Winter bv Xeroflor® daktuinsystemen, Woningen Amersfoort.
in Nederland op dezelfde wijze de technische eigenschappen van begroeide daken gemeten en berekend kunnen worden. Te denken valt aan de berekening van de bufferwerking, de afvloeiing van regenwater, de opnamecapaciteit van fijnstof, of de thermische isolatie van het dak. Tevens zijn uniforme beleidsnormen en –eisen noodzakelijk. De afhandeling van de aanvraag en de handhavingsprocedure moet voor iedere stad eenduidig worden om de bureaucratie te beperken.
Summary In this book acceleration in constructing green roofs on buildings in the Netherlands is addressed and discussed. The key factors influencing acceleration are either of technical origin, of organisational sort or from the social environment. The technique: how to design, build, construct and maintain green covered roofs. The organisation: how to organise the process efficiently, causing green covered roofs to appear in those places where it is possible and useful. The social importance: the benefits of green roofs are useful to society and can be rationalized with social cost-benefit analysis. Arguments in the debate are from scientific literature as well from field research in the Netherlands. Technique Green covered roofs exist in four types in the Netherlands. There are green coverings with extensive maintenance, the real survivors, and maintenance intensive green coverings, plants that need regularly attendance such as irrigation. The extensive green roofs exist of moss, sedum and herb vegetation. These plants can survive long dry periods. The positive effect on the interior of the building is closely related to the building physics of the roof construction. The influence of the green covered roof on temperature differences on the roof and the influence on the durability of the roof can be technically measured and proofed. The statement, that there would be extra 118
heat isolation on the roof during wintertime can, in most cases, not be measured. Most roofs suitable for greening exist of some kind of plastic. When this plastic is recyclable, the negative effects of the production of the roofing will be minor related to the positive effects on the city climate and the building climate. The slope of the roof and the thickness of the soil layer determine the constructive details. At slopes from 0° to 3° a drain layer must be build to regulate the drainage of rainwater. At a slope of 12° a water buffer must be build to store rainwater for a longer period of time. At slopes from 4° to 11° the soil layer is a water buffer and a drainage at the same time. From slopes of 25° and steeper extra measures should be taken against landslide of the soil layer. The ‘survival artists’ can already live in soil layers of 30 millimeters. Green covered roof bear the image of an environmental friendly technique. Architects and principals gratefully cultivate this image. Sometimes the greening on the roof represents the ecological quality of the building as a whole. Sometimes however, the greening is used to cover up the failures of ecological planning. The form of the roof is determined by vegetation on the roof. To design stable vegetation much experience and knowledge is needed. Experiments show that how bad a roof is designed and built, there will always be plants that grow and flower. The environmental effects and the image of such a roof however might not be according to the wish of the architect. A major hindrance is the lack of a uniform method of calculating and measuring technical specifications of green roofs, like thermal capacity, capturing of particulate matter, buffering of rainwater and slowing down of run off water.
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Organisation During the last two decades the use of plants on rooftops has grown fast. Cities use different arguments to promote policies for largescale programs Goal is to achieve benefits for mitigation and adaptation approaches or sustainable water management on the scale of the city. New patterns of collaboration have to be established and appear spontaneously. Although green roofs appear in the political policies of many cities, it is rarely part of (urban) planning in the various sectors. However, it is very hard to organise, since the stakeholders are not accustomed to collaborate when they keep their natural roles in their traditional organisational patterns. New patters and new collaborations have to be established to smoothen the relationship between policy makers and urban designers. This incorporates examples given to differentiate subsidised green covered roofs according to local urgency and needs; the use of green covered roofs to enlarge the effects of urban water management; prevent that one may hesitate to invest in green roofs; subsidise efforts to get urban quality by means of green roofs; and subsidise the work of architects and urban designers in their effects to realise green roofs. Also the management of process and maintenance plays an important role. The logistics of building a green covered roof determines the price. Of strong influence is the market situation during the year. Nevertheless, a designer can influence the price positively by designing with care in an early stage of the process. In this way many problems and thus a lot of money can be saved. Given the different roof structures of green covered roofs,
additional requirements should be taken in in the Dutch legislation. In Germany the so called ‘Forschungsgesellschaft Landschaftsentwicklung und Landschaftsbau e.V.’ has written the ‘Dachbegrünungsrichtlinien’, norms for green covered roofs. Many of these norms could be suitable for the Dutch situation as well. The lack of uniform demands from public authorities subsidising green roofs is creating unnecessary bureaucracy. Also different approaches in policymaking and in policy evaluation hinder to accelerate. Social interest Green roofs have a positive effect on the city climate. The vegetation binds dust (particulate matter PM) and smog from the air and has a buffering effect on the temperature and humidity. This dampens the urban heat island effect (UHI). The most important characteristic is the reduction of peak load in case of heavy rainfall. It is probable that green roofs effect the oxygen concentration in the air and reduce the noise in the city. These claims cannot be measured yet. Clear understanding of the factors involved and a good management of the process can create a positive balance in a social cost-benefit analysis for everybody. The introduction of an uniform classification of technical specifications will accelerate the introduction of green covered roofs in Dutch building industry. Companies can concentrate on the innovation of their green roof systems, instead of bothering which daily arguments they have to fulfil to defend that their products meet the various requirements of the granting authorities best .
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
119
Figuur 59. Geiten op het dak in Noorwegen.
120
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Foto
Anita Wilbrink.
In case a classification to apply for subsidies from public authorities fits within the technical classification of green roofs, rise of bureaucracy may be counterattacked. In fact the market for designing and constructing green roofs will expand rapidly, because the consumer will have less doubts on the benefits of green covered roofs. The competitions between companies will focus on quality and services, more than on declaring claims that cannot completely be substantiated. Differences in systems from different companies can be compared and can be tailored to the subsidy requirements by public authorities. Applying for subsidy will be the same in every city offering an active green-roof-policy.
Zusammenfassung (kurz)
Foto
Kees Duijvestein.
Dieses Buch untersucht, wie den Bau von begrünten Dächern in den Niederlanden erweitert und beschleunigt werden kann. Die wichtigsten Fragen sind hier technische, organisatorische und soziale Charakter. Auf technische Aspekte wurden die folgenden Fragen aufgeworfen: Was ist die Funktion einer grünen Dach? Wie sind diese Dächer zusammengesetzt, und wie sehen sie aus? Fragen zur Organisation sind: Wie strukturiert man das Prozess am beste so Dachbegrünung wird konstruiert an Orten, wo es erwünscht ist? Welche Prinzipien sind wichtig? Die soziale Fragen sind: Welche die Vorteile der Dachbegrünung sind nützlich für die Gesellschaft? Was bedeutet eine soziale KostenNutzen-Analyse? Die Antworten auf diese Fragen werden in diesem Buch angesprochen.
Figuur 60. Lahe Wiese Hannover (D).
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
121
© Mostert De Winter bv Xeroflor® daktuinsystemen, Neeltje Jans bezoekerscentrum Zeeland.
Figuur 61. Neeltje Jans bezoekerscentrum in Zeeland. Het begroeide dak, hier in aanleg, met zoutbestendige mos-sedum beplanting, zorgt voor een goede integratie van het gebouw in de omgeving. Oppervlakte van het dak is ca 5000 m2 (gewicht 70 kg/m2).
Foto De Dakdokters, Amsterdam.
Figuur 62. Diverse begroeide daken in de stedelijke omgeving in Amsterdam.
© Mostert De Winter bv Xeroflor® daktuinsystemen, Hoofdkantoor ANWB Den Haag.
Figuur 63. Hoofdkantoor ANWB Den Haag. Daktuin met een maximum belasting van ca 275 kg/m2.
Bijlage E Index A aanbesteden 61, 88 afvloeiingscoëfficiënt 75, 76 antischuifelementen 21, 26, 91
concentratie 77 D dakconstructie 19, 21, 26, 27, 31, 32, 33, 34, 43, 91, 115 dakdekker 65, 66 dakhelling 24, 26, 30, 35, 64, 75, 114 deconcentratie 77 dikte substraat 36 drainage 21, 22, 24, 25, 91 duodak 32, 33, 64 duurzame ontwikkeling 11
B beheer 12, 16, 37, 40, 55, 67, 91, 116 beoordelingsrichtlijn 57 beplanting 9, 16, 18, 19, 20, 21, 23, 24, 36, 37, 40, 41, 42, 43, 45, 50, 65, 73, 75, 76, 77, 78, 92, 93, 115, 122 beplantingsmethode 65 beschermlaag 21, 25, 26 biodiversiteit 76, 77, 117 bouwbesluit 54, 56, 57 bouwfysische eigenschappen 27, 31 brandeigenschappen 34, 56, 87 brandstrook 22, 23, 27 bubbel grondgebruik 77 C certificering 56, 57 classificatie 59 CO2 reductie 62
E ecologische tolerantiekromme 41 educatieve functie 17 EMVI aanbesteding 63 energie prestatie norm 57 EPN 57 erosie 21, 65 exoten 41 experiment 29, 30, 31, 40, 42, 43, 44, 45, 74, 89, 116 extensieve begroeiing 16, 22
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
125
kosten-batenanalyse 10, 12, 49, 50, 51, 59, 79, 80, 88, 115, 117 koud dak 31 kwaliteitsborging 53
F fijnstof 52, 59, 62, 63, 71, 82, 87, 88, 91, 117 filtervlies 21, 22, 25, 91 FLL 36, 57, 58, 75, 76 fotovoltaïsche 20 functie 12, 15, 16, 18, 20, 21, 22, 23, 24, 27, 31, 37, 58, 67, 73, 77, 83, 90, 115
L lekkagedetectie 23, 29 levend dek 20, 24, 25, 91 levensduurverwachting 18, 24, 50, 54, 80 Levensduurverwachting 18 levensvoorwaarde 37, 40, 41, 89 logistiek 24 luchtionen 71 luchttemperatuur 69
G gebruiksfuncties 16 geluid 20, 50, 52, 77, 78 geluidwerendheid 56 gevelstrook 23, 27 gewicht 22, 25, 28, 29, 56, 59, 64, 66, 67, 122 gezondheidsaspecten 78
M maaien 23, 28 maatschappelijke kosten-batenanalyse 115, 117 materialisatie 24, 27 microklimaat 71, 89 monitoring 12, 84, 88
H heemplanten 41, 42 hemelwaterafvoer 23, 29, 45 hitte-eiland 69 hittestress 61, 70, 82 hygrisch gedrag 34 N
I imago 11, 12, 45, 54, 82, 83, 88, 116 inspectieputje 23, 27 intensieve begroeiing 16, 22 isolerende werking 19, 32, 57 K klimaat 9, 10, 18, 37, 40, 41, 42, 58, 69, 70, 117 koellast 50 126
10, 12, 79, 80, 88,
natuurbeleving 77 NEN 56, 57, 91 noodoverloop 29 O omgekeerd dak 32, 33, 34 onderhoud 23, 40, 42, 50, 51, 55, 65, 67 ontwerprichtlijnen 56 P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
thermische isolatie 57, 59, 88, 117 thermisch gedrag 33 torvtak 32 tussenoplevering 66 typologie 16, 20
P plantenkeuze 37, 41, 93 prestatie-eisen 56, 88 productiegroen 17 psychologische effect 18 psychologische werking 37 PV 20
U uitvoering 9, 30, 37, 40, 41, 51, 53, 54, 55, 59, 60, 62, 64, 65, 67, 116 urban heat island 69
R recycling 80, 115 regelgeving 9, 16, 49, 54, 56, 88, 116 reinigende werking 76 Reinigende werking 76 relatieve luchtvochtigheid 69
V vegetatiesoort 36 verankering van bomen 23, 28 voedingsstoffen 21, 40, 72 voorwaardelijke benadering 15 vorm 12, 15, 17, 25, 29, 37, 51, 61, 72, 73, 87, 89, 116
S schade 18, 21, 26, 31, 34, 39, 50, 53, 58, 66, 73 scheidingslaag 21, 26, 30, 92 sproei-installatie 23, 28 stadsklimaat 11, 51, 52, 59, 69, 76, 78, 82, 84, 88 stadslandbouw 18 structuur 12, 15, 22, 24, 25, 37, 73, 87 subsidie 51, 52, 53, 54, 55, 59, 60, 82, 89, 112, 116 substraatdikte 36, 37, 93, 95, 97, 98, 102, 103, 104, 105, 106, 108 substraatlaag 9, 19, 21, 22, 23, 24, 25, 29, 30, 33, 40, 41, 42, 43, 50, 56, 66, 73, 92, 115, 116 symbiose 93, 94
W warm dak 32, 33, 34 warmtegeleidingcoëfficiënt 20 waterbeheer 18, 71, 72, 88, 116 waterbuffer 21, 25, 72, 73, 74, 76, 88 waterkerende laag 21, 27, 33, 34, 92 welstandscommissie 57 windvlies 21, 25, 66, 92 wortelkerende laag 21, 26, 27, 29, 31, 32, 64, 66, 92 Z zonreflectie 20
T temperatuur amplitudedemping 18 P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
127
Bijlage F Overzicht tabellen Tabel 1: Matrix met de opzet van het onderzoek over begroeide daken. Tabel 2.. Warmtegeleidingcoëfficiënten van verschillende materialen (Bron: Bouwfysisch Tabelarium, TU Delft 1990). Tabel 3. Indicatie van het gewicht van een begroeid dak Tabel 4. Typologische indeling van begroeide daken op grond van de dakhelling. Tabel 5. Soort begroeiing in relatie tot substraatdikte zoals onder andere de Duitse FLL deze aangeeft (FLL 2008 en andere bronnen) Tabel 6. De tabel hierboven toont de weging van de punten in de EMVI-aanbesteding met punten ten opzichte van de kosten en de inschrijfprijs voor het themadak Lucht. Tabel 7. De tabel hierboven toont de weging van de punten in de EMVI-aanbesteding met punten ten opzichte van de kosten en de inschrijfprijs voor het themadak Energie. Tabel 8. De tabel hierboven toont de weging van de punten in de EMVI-aanbesteding met punten ten opzichte van de kosten en de inschrijfprijs voor het themadak Water. Tabel 9. Inventarisatietabel Tabel 10. Verschillende beplantingsmethoden voor begroeide daken met hun voor- en nadelen; de methoden 2, 3 en 4 hebben, afhankelijk van het dak, tussenliggende waarden Tabel 11. De Duitse FLL geeft uitgebreide waarden voor de waterretentie van daken en diverse substraten. Een globale samenvatting staat in deze tabel. Uitgangspunt is een hoeveelheid neerslag van tussen de 650 en 800 millimeter per jaar ten opzichte van een horizontaal vlak. Bij minder neerslag neemt het watervasthoudend vermogen van het dak toe, bij meer neerslag juist af (FLL 2008). Tabel 12. In Nederland gangbare afvloeiingscoëfficiënten (opMAAT 1997). Tabel 13. Afvloeiingscoëfficiënten (totale waarden) voor begroeide daken (FLL 2008) Tabel 14. Verklaring van de symbiosecode (Kolb/Schwarz 1987). Tabel 15. Gebruikte afkortingen in de plantenlijsten. 128
12 20 22 24 36 63 63 63 64 65
76 76 76 94 94
P.G. Teeuw & C.M. Ravesloot | Begroeide daken na 2010 - Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Dit potentieel kan alleen benut worden als de verschillende partijen zich goed organiseren in de samenwerking, en als de kosten en baten zichtbaar gemaakt kunnen worden: voor de eigenaar, de beheerder en de gebruiker van het gebouw, als ook voor planners en stedebouwkundigen.
Begroeide daken na 2010
belicht deze grotere schaal en benadert de materie hiermee vanuit een nieuw perspectief. Teeuw en Ravesloot publiceren al sinds 1991 op het onderwerp van begroeide daken en geven met deze publicatie verder richting aan de praktijk en toepasbaarheid van dakbegroeiing in Nederland.
Techne Press
| Ravesloot
Peter G. Teeuw | Christoph Maria Ravesloot
Teeuw
Begroeide daken na 2010 Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang
Begroeide daken na 2010
Dakbegroeiing in de stad levert een maatschappelijk voordeel in termen van leefmilieu en waterbuffering, mits toegepast op de juiste plek en op grotere schaal.
Begroeide daken na 2010 Afstemming van techniek, organisatie & maatschappelijk belang Peter Peter G. G. Teeuw Teeuw | | Christoph Christoph Maria Maria Ravesloot Ravesloot