Begrijpend en Technisch lezen met onze vaderlandse geschiedenis deel 2
Leerlingnaam:
Noteer hier je scores Tekst 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
Tijd 1
Tijd 2
Spinoza Spinoza is een beroemde filosoof, een van de belangrijkste van Nederland. Een filosoof is een man of vrouw die wijze dingen bedenkt. Spinoza was zo wijs, dat de boeken met zijn ideeën nu nog gelezen worden. En dat terwijl hij ze 400 jaar geleden al geschreven heeft! Bij het licht van een kaars schrijft Spinoza zijn boeken. Hij kan er alleen geen geld mee verdienen. Niemand durft zijn boeken te drukken of uit te geven. Veel te gevaarlijk. Dan kom je waarschijnlijk direct in de gevangenis terecht! Daarom slijpt hij overdag lenzen. Die zijn goed te gebruiken in microscopen en brillen. Als hij aan het slijpen is, kan Spinoza ook nadenken. Over de vragen die hij heeft. Zoals: wie is God? Wat is een mens? Echt vragen waar een filosoof over nadenkt. Antwoorden op vragen Maar Spinoza is natuurlijk niet beroemd geworden om zijn vragen, juist om de antwoorden die hij gaf! Vaak gaat hij naar buiten, de natuur in. Na heel lang nadenken bedenkt hij dit: Ik loop in de natuur. Ik ben zelf een stukje natuur. De bomen leven. Ik leef. En God? Staat die daarbuiten? Heeft die de natuur en de mens geschapen? Nee, God hoort daar bij. God is eigenlijk hetzelfde als de natuur en wij mensen zijn eigenlijk een stukje van God. Recht op je eigen mening Spinoza weet heel goed dat hij daar moeilijk over kan praten, of boeken over schrijven. De mensen om hem heen denken namelijk heel anders dan hij. En als hij deze ideeën aan hen zou vertellen, zouden ze woedend op hem worden! Toch vindt Spinoza dat hij recht heeft op zijn mening. Volgens hem heeft iedereen recht op een eigen mening. Naar Amsterdam Spinoza is eigenlijk heel modern. Hij is zijn tijd ver vooruit. Spinoza gaat in Amsterdam wonen. Daar heeft hij veel vrijheid. Hij hoeft daar niet bang te zijn om opgepakt te worden, om wat hij denkt. In Amsterdam hoor je wel vaker verschillende meningen, want er wonen dan veel buitenlanders. Spinoza is zelf ook een buitenlander. Zijn ouders waren Joden die uit Portugal naar Nederland waren gekomen. Een belangrijke filosoof Spinoza wordt ziek, en gaat jong dood. Pas na zijn dood worden zijn belangrijkste boeken uitgegeven. En nu? Nu eren wij Spinoza als een belangrijke filosoof. Er is een postzegel uitgebracht met zijn portret. Zijn gezicht heeft ook op een bankbiljet van 1000 gulden gestaan. En er staat een groot modern beeld van Spinoza op het Waterlooplein in Amsterdam. En kinderen doen gewoon wat Spinoza wilde: Hou het verdriet verre en richt je op het blije. Je kunt nooit blij genoeg zijn. Het is eigenlijk helemaal niet zo moeilijk om filosoof te zijn. Tenminste...als je Spinoza leest.
Vragen 1. Waarom durfde niemand de boeken van Spinoza te kopen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 2. Wat deed Spinoza overdag, om toch geld te verdienen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 3. Noem eens 2 vragen die Spinoza zich afvroeg ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 4. Waar vindt Spinoza antwoorden op zijn vragen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 5. Maak de volgende zin van Spinoza af: God is eigenlijk hetzelfde als ….. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 6. Spinoza kan moeilijk over zijn mening praten, of er boeken over schrijven, hoe komt dat? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 7. Waarom is Amsterdam voor Spinoza een fijne plek om te wonen en te werken? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 8. Wat weten we van de ouders van Spinoza? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 9. Wat gebeurt er na de dood van Spinoza? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 10. En kinderen doen gewoon wat Spinoza wilde… Wat was dat dan? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
De pruikentijd De eerste helft van de 18e eeuw in Nederland noemen we ook wel de pruikentijd. Het was namelijk de gewoonte dat rijke mensen in die tijd een pruik droegen. Hieronder kun je lezen over Nederland in de pruikentijd. De pruikentijd is niet zo bekend als de 17e eeuw. Het bestuur van ons land In die 'Gouden Eeuw' was Amsterdam het centrum van de Europese handel. De stad groeide daardoor steeds meer. Aan de grachten werden door Amsterdamse kooplieden prachtige huizen gebouwd. Hieraan kun je nu nog zien dat ze erg rijk waren. In de pruikentijd werd dat wat minder. Hamburg en Londen bijvoorbeeld werden ook belangrijke handelssteden. Maar Amsterdam bleef een belangrijke stad, want hier was het geld te leen dat de andere landen soms erg hard nodig hadden. Een koning was er niet in de pruikentijd. Ons land heette: Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De zeven Nederlandse provincies hadden elk een eigen bestuur: de Staten. De Staten van Holland regelden de zaken in hun provincie, en de Staten van Friesland deden dat in hun provincie. Voor zaken van algemeen belang kwamen de bestuurders van alle Staten regelmatig bij elkaar in Den Haag. Dan vergaderden de Staten-Generaal. Je zou deze algemene Statenvergadering een soort regering kunnen noemen van de hele Republiek. In de praktijk bleek het erg moeilijk om gezamenlijk besluiten te nemen. Dan moesten alle provincies het immers met elkaar eens zijn. En dat was vaak een probleem. De Fransen komen In april 1747 vielen Franse troepen Sluis binnen, een plaatsje in Zeeland. Het was oorlog! Zou heel Zeeland in Franse handen komen? Dat wilden de bestuurders van Zeeland niet! Om het Franse gevaar tegen te houden wilden ze gaan samenwerken met de andere provincies. Ze riepen prins Willem Friso uit tot stadhouder van Zeeland. Hij werd daarmee ook commandant van het leger en de vloot. In de overige provincies gebeurde toen hetzelfde. Niet van harte, want een stadhouder betekende dat de Staten de macht met hem moesten delen en dus zelf minder te vertellen kregen. De stadhouder Willem IV was de eerste prins van Oranje die stadhouder werd over alle zeven provincies. Hij moest de Republiek verdedigen. De Franse legers trokken steeds dieper het land binnen. De verwachtingen waren hoog gespannen. De prins van Oranje was de redder in nood. Maar al gauw kwam de teleurstelling. De prins bleek geen knappe veldheer te zijn. Dat kon ook moeilijk anders: het leger was lange tijd verwaarloosd. De sterke vesting Bergen op Zoom werd door de Fransen ingenomen en verwoest. De weg naar het noorden lag nu open. Gelukkig zette de Franse koning niet door. Hij was na een jaar onderhandelen zelfs bereid om vrede te sluiten. Alle veroverde gebieden gaf Frankrijk weer terug. In de Republiek gingen de vlaggen uit. Toch waren sommige burgers niet echt blij. Nu werd alles weer als vroeger. Ontevreden Het volk was ontevreden. Er was minder werk in de bedrijven. Sommige mensen werden werkloos. Maar het ergste
was dat de prijzen van het voedsel bleven stijgen. De prijzen konden niet omlaag omdat een gedeelte daarvan belasting was. Die moest worden afgedragen aan de belastingpachters. Meestal waren dit rijke kooplui die in hun stad of provincie veel macht hadden, omdat ze in het bestuur van de stad zaten. Ze maakten misbruik van hun positie, vroegen meer belasting dan nodig was en gaven mooie banen, die veel geld opleverden, aan elkaar of aan hun kinderen. Het volk klaagde. Oproer In 1748 begon een oproer in Friesland. Al snel verspreidde het zich naar de andere gewesten. In Haarlem, Leiden en Amsterdam ging het volk vreselijk tekeer. Voorname huizen werden geplunderd en de meubels, het goud en zilver werden in het water gegooid. Stadhouder Willem IV wilde graag een oplossing vinden voor de problemen, maar dat was erg moeilijk. Het lukte hem niet iedereen tevreden te stellen. De teleurstelling over Willem IV was daarom ook erg groot. In Leiden en Haarlem bleven de burgers aandringen op veranderingen. Ze wilden meer inspraak in het bestuur en betere belastingen. Willem IV stuurde troepen naar deze steden. Die herstelden met geweld de orde, maar de onrust en de rellen bleven. Toen Willem IV in 1751 onverwacht stierf, was niemand daar verdrietig om. De volgende stadhouder, Willem V, luisterde ook niet naar de wensen van de burgerij. Maar toen pikten de burgers het niet langer meer. Er kwam een grote opstand, een revolutie die Willem V niet kon bedwingen. In 1795 vluchtte deze stadhouder voorgoed het land uit. Hij was onze laatste stadhouder. Buitenleven In de zomermaanden verlieten de bestuurders en rijke burgers de drukke stad. Dan woonden zij graag in hun buitenplaats. Sinds de 17e eeuw was dat een goede gewoonte geworden. In de pruikentijd werden de buitenplaatsen steeds mooier. Aan de Vecht zie je nu nog hele mooie huizen in het water spiegelen. Sommige hadden een prachtige tuin. Kinderen in de pruikentijd Kinderen zagen er in die tijd uit als kleine volwassenen. Zij droegen (als ze van rijke afkomst waren) hoepelrokken. Als de kinderen zo'n twaalf jaar waren droegen ze bij speciale gelegenheden al gepoederde pruiken. Aparte leesboeken voor kinderen bestonden nauwelijks. Speelgoed was eerder om naar te kijken dan om mee te spelen. Buiten deden ze spelletjes als tollen, vliegeren, touwtje springen en knikkeren. Wist je dat? Als bepaalde straf voor een misdrijf werd een veroordeelde tijdens marktdagen vastgemaakt aan een paal en te kijk gezet. De omstanders konden hem bespotten en soms zelfs op kosten van het stadsbestuur bekogelen met rotte eieren, vruchten en dergelijke. Deze straf werd in 1854 afgeschaft. Het dragen van een pruik was niet iets typisch voor Nederland of voor de 18e eeuw. In heel Europa werden pruiken gedragen. Het verhaal gaat dat de Franse Lodewijk XIV deze pruiken ging dragen en mode maakte zodat het verlies van zijn eigen haar niet zo opviel. In de 18e eeuw ontdekte men de proef met de 'elektrijke kus'. Stroom, opgewekt door een elektriseermachine ging via een kus door tweepersonen waardoor hun haren recht overeind gingen staan.
Vragen 1. Waarom noemen we deze periode ‘De pruikentijd’? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 2. Waaraan kun je nu nog zien dat de mensen in de 17e en 18e eeuw het goed hadden? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 3. Hamburg en Londen werden belangrijke handelssteden, waarom was Amsterdam toch belangrijk? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 4. Het bleek erg moeilijk om gezamenlijk besluiten te nemen met de onderlinge provincies. Hoe kwam dat? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 5. De prins van Oranje bleek geen knappe veldheer te zijn. Hoe kwam het dat hij met zijn leger niet won? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 6. Het volk was ontevreden, noem eens drie redenen. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 7. Waarom vluchtte stadhouder Willem de 5e in 1795 het land uit? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 8. Wat is een buitenplaats? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 9. Zou jij kind in de pruikentijd willen zijn? Ja / Nee, want .………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 10. In de 18e eeuw ontdekte men de proef met de 'elektrijke kus'. Kun je uitleggen hoe dat ging? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Eise Eisinga Een planetarium is ons eigen zonnestelsel op schaal, verkleind. De zon, de maan en de planeten draaien en bewegen precies zoals ze dat in het echt ook doen. Aan het einde van de achttiende eeuw bouwde Eise Eisinga zo'n planetarium in Franeker. Een heel ingewikkelde machine... Het is het oudste nog werkende planetarium ter wereld. Eise Eisinga is een bijzondere jongen. Hij is erg slim en kan goed rekenen, maar wat hem meeste boeit is sterrenkunde. Geen wetenschapper maar wolkammer Op jonge leeftijd schrijft hij al boeken over deze onderwerpen. Toch wordt hij als hij volwassen is geen wetenschapper. Hij wordt wolkammer, net als zijn vader. Hij maakt van ruwe schaapswol mooie woldraden die gebruikt worden voor het maken van kleding en daar verdient hij veel geld mee. Maar elk moment van zijn vrije tijd besteedt hij aan zijn favoriete hobby: sterrenkunde. Hij leest alle boeken en leert zichzelf alles wat er te weten is over de zon, de maan en de planeten. Het einde der tijden? Eises leven verandert als het eind der tijden nadert. Tenminste, dat beweert een belangrijke dominee. De dominee zegt dat er een ramp zal gebeuren! Over een paar weken zullen vier planeten en de maan met elkaar botsen. De aarde zal richting de zon worden geslingerd. Alles wat erop leeft zal verbranden. Overal breekt paniek uit! De mensen zijn bang. Maar Eise gelooft er niets van. Als de onheilspellende dag aanbreekt, spreken wetenschappers met elkaar af om deze gebeurtenis te bestuderen. Zij zijn niet bang, maar willen de planeten zien die op dat moment zo dicht bij elkaar staan. De planeten en de maan lijken nu te gaan botsen, maar.... er gebeurt niets. Nooit meer in paniek Eise en de andere wetenschappers hadden ook niet anders verwacht. Eise heeft verstand van de planeten en de zon. En dat wil hij nu ook aan alle mensen laten zien, zodat ze nooit meer in paniek hoeven te raken als dit soort rampen worden voorspeld. Een planetarium Eise begint met de bouw van een planetarium in zijn eigen huis. Zeven jaar lang werkt hij eraan, heel zorgvuldig, samen met zijn vader. Alles moet precies passen en goed werken. Een bijzonder planetarium, uniek in de wereld. Op het plafond schildert hij de banen van de planeten. De zon hangt hij in het midden. Klokken en cijfers geven informatie over de snelheid van de planeten. En op de zolder hangen de slingeruurwerken die alles in beweging houden. Met kennis de wereld beter maken Alles beweegt zoals het in het echt ook doet. Eise Eisinga geloofde dat je door kennis de wereld en de mensen beter kunt maken. Als ze beter begrijpen hoe de natuur werkt, hoeven ze niet zo bang meer te zijn. Daarom bouwde hij zijn planetarium. En dat is er nu nog steeds.
Vragen 1. Wat is een planetarium? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 2. Waar kun je Eise Eisinga’s planetarium vinden? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 3. Welk beroep heeft Eise eerst? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 4. Wat was zijn grootste hobby? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 5. Waarom breekt paniek uit en verandert Eises leven voorgoed? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 6. Hoe lang werkt Eise aan zijn planetarium? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 7. Wat is zo bijzonder aan het planetarium van Eise Eisinga? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 8. Wat bevindt zich in het midden van het planetarium? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 9. Wat kun je op zolder vinden? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 10. Waarom bouwde Eise zijn planetarium? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
De Patriotten Ieder jaar op 30 april is het groot feest in Nederland. Dan is het Koninginnedag. Alles is die dag oranje, want Oranje is de naam van ons koningshuis. Ons land heeft al 200 jaar een koning of koningin. Daarvoor was het anders. Nederland was een republiek. Een land zonder koning. Er was wel een stadhouder. Hij is verre familie van de Oranjes, maar hij is geen koning. Aan het einde van de achttiende eeuw keren burgers zich tegen de stadhouder... Stadhouder Willem V De stadhouder bestuurt het land in naam van belangrijke edelen. Die edelen hebben de macht. Willem V is zo'n stadhouder. Hij woont in een mooi paleis en lijkt wel een koning. Eigenlijk voelt hij zich ook wel een beetje zo. Hij gaat zich steeds meer als een koning gedragen. Maar het gaat niet zo goed met de Nederlanden in de tijd van stadhouder Willem V. Er is oorlog met Engeland. Engelse oorlogsschepen liggen voor de kust. Daarom durven Nederlandse schepen de zee niet meer op. De handel ligt helemaal stil. En dat merkt iedere Nederlander. Er is veel armoede en honger. Veel burgers beginnen te klagen. Zij geven stadhouder Willem de schuld van alle ellende. Ze vinden dat Nederland slecht bestuurd wordt. Bovendien zijn het al jarenlang dezelfde families die de macht hebben. Het wordt tijd dat daar iets aan wordt gedaan. De burgers willen ook mee beslissen. Zij zijn ook belangrijk. Waarom zouden zij geen stad mogen besturen? Kritische burgers Deze burgers noemen we patriotten. Ze zijn ontevreden en laten dat weten ook! Ze maken spotprenten van de bestuurders. Ze schrijven over de stadhouder dat hij een ezel is. Ze drukken pamfletten en kranten die ze verspreiden. Iedereen praat over wat erin staat. In één van de pamfletten staat: "Stadhouders hebben de leiding van het leger, daarom hebben de burgers geen macht. Ze staan machteloos tegenover Willem V, de grote onderdrukker." Dit is geschreven door Joan Derk van der Capellen. Hij durft zijn naam er niet onder te zetten. Hij is bang om opgepakt te worden en in de gevangenis te belanden. Maar hij wil wel dat iedereen het pamflet leest. Op de voorkant schrijft hij: "Aan het volk van Nederland". 's Nachts wordt het pamflet stiekem verspreid. Vrijkorpsen Oranjefans noemden de Patriotten Keeshondjes. Dit is een spotprent tegen de vrijkorpsen van de Patriotten. De patriotten krijgen steeds meer steun. Ze leggen geld bij elkaar en kopen geweren en uniformen. Ze richten kleine legertjes op. Omdat de stadhouder geen macht over ze heeft, noemen we deze legertjes vrijkorpsen. De patriotten krijgen in een aantal steden de macht. Zij kunnen hier nu de besluiten nemen. De verjaardag van stadhouder mag niet meer gevierd worden. Er mag geen oranje versiering opgehangen worden. Oranje kleren worden verboden en zelfs op het zingen van het Wilhelmus staat een straf. De mensen die wel voor de stadhouder zijn, worden woedend. Op 4 april 1784 barst de bom. Een officier van een vrijkorps voelt zich bedreigd en schiet op de woedende Oranjefans. Er vallen 4 doden en anderen worden opgepakt en in het gevang gezet.
Goejanverwellesluis Door al die onrust voelt de stadhouder zich steeds minder veilig in Den Haag. Hij besluit om met zijn gezin te verhuizen. Ver weg van de patriotten. Ze gaan in Nijmegen wonen. Daar is het veilig en Willem vindt het wel best zo: "Laat die patriotten maar hun gang gaan". Maar zijn vrouw prinses Wilhelmina van Pruisen legt zich er niet bij neer. Zij wil iets doen. Ze wil terug naar den Haag om de boel weer recht te zetten. Met een paar koetsen gaat ze op weg. Het gaat goed totdat ze bij het dorpje Goejanverwellesluis wordt aangehouden door een vrijkorps. Ze moet uitstappen en wachten in een boerderij. Ze mogen voorlopig niet verder gaan. Prinses Wilhelmina voelt zich vernederd. "Hoe durven die patriotten!" Woedend keert ze terug naar Nijmegen. Daar schrijft ze een brief aan haar broer, de koning van Pruisen. Ze vraagt hem om hulp. En die geeft hij. Hij stuurt een leger van maar liefst 20.000 soldaten. Daar kunnen de patriotten niet tegenop. Ze moeten vluchten. Veel patriotten gaan naar Frankrijk. Den Haag is weer voor de stadhouder. De Oranjevlag wappert. Het is weer net als vroeger. De patriotten komen terug! De gevluchte patriotten in Frankrijk wachten af. Ooit hopen ze terug te kunnen keren. En dat gebeurt een paar jaar later.... In 1795 valt een Frans leger Nederland binnen. Ons land wordt veroverd en de stadhouder moet vluchten. De Fransen worden de baas in Nederland en de patriotten komen mee terug. De stadhouder is weg en de patriotten... die vieren feest. Vragen 1. Hoe oud is ons koningshuis ongeveer? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 2. Waarom durven Nederlandse schippers de Noordzee niet meer op? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 3. Wie krijgt van de burgers de schuld van de ellende in Nederland? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 4. Wat willen de Patriotten? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 5. Wat doen de Patriotten? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 6. De patriotten krijgen in een aantal steden de macht. Wat verandert er in die steden? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
7. Wat doet Willem V als al die onrust uitbreekt? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 8. Wat doet de vrouw van Willem V? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 9. Het Pruisische leger jaagt de Patriotten het land uit. Waar vluchtten ze naar toe? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 10. Wie wint uiteindelijk de strijd tussen de Prinsgezinden en de Patriotten? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
De Franse Tijd Dansen om de vrijheidsboom In 1795 trokken Franse legers over onze grenzen. Ineens stonden duizenden Franse soldaten al aan onze rivieren. De Nederlandse soldaten verdedigden het land met man en macht. Maar de strenge winter maakte het de Fransen makkelijk. De rivieren waren bevroren. De Franse legers trokken zo over het ijs. Met gemak veroverden de Fransen ons hele land. Vrijheidsboom In die tijd had Nederland geen koning, maar een stadhouder. Deze stadhouder vluchtte weg naar Engeland. Veel Nederlanders waren blij met de komst van de Fransen. Ze vonden dat de stadhouder het land niet goed leidde en hoopten dat de Fransen hen meer vrijheid zouden brengen. Er werd gezongen en gedanst rond de vrijheidsboom. Ze hoopten dat alles anders en beter zou worden. Dat valt tegen Die vrijheid die de Fransen zouden brengen, viel toch wel tegen. Nederland was al arm, maar nu moesten we veel geld aan Frankrijk betalen. Ook moesten we een Frans leger van 25.000 man voeden en kleren geven. En er kwamen telkens weer nieuwe soldaten aan, in gerafelde kleren en rammelend van de honger. De Nederlanders zongen daarom 'Rataplan, rataplan, daar komen ze an, ze hebben geen schoenen of kousen meer an'. Engeland Frankrijk eiste dat Nederland een verbond sloot met Frankrijk. Daardoor werden de vijanden van Frankrijk ook onze vijanden. Frankrijk was in oorlog met Engeland, dus... als bondgenoot van Frankrijk kwam Nederland ook in oorlog met Engeland. Nederlanders mochten geen handel meer met de Engelsen drijven. En voor Nederland was juist deze handel heel belangrijk! De Engelse schepen waren de baas op zee. Er was geen Nederlands schip dat de haven durfde uit te varen, want dan werden ze door de Engelsen opgepakt. Voor onze handel was dit heel slecht. Er kwamen geen goederen meer aan. Mensen werden werkloos en steeds armer! Napoleon Ondertussen gebeurde er in Frankrijk heel veel. Napoleon werd de baas. Hij regeerde als een alleenheerser, alle beslissingen nam hij alleen. Al snel liet hij zichzelf en zijn vrouw tot keizer en keizerin van Frankrijk kronen. De keizer kwam ook naar Amsterdam toe om zijn macht te laten zien. Smokkelen Veel Nederlanders leden honger. Om toch aan voedsel en andere goederen te kopen gingen ze smokkelen. ´s Nachts werden op eenzame plekken aan het strand stiekem spullen uit Engeland aan land gebracht. Dit was heel gevaarlijk, want op smokkelen stond een zware straf. Als de Franse douane de gesmokkelde spullen ontdekte, dan werden die op een plein opgestapeld en in brand gestoken. Achternamen Ondanks al deze ellende hebben de Fransen ook goede dingen gebracht. Veel Nederlanders in die tijd hadden namelijk nog geen achternaam. Dat was best lastig, want je wist nooit precies wie bedoeld werd. Je had het
bijvoorbeeld over Jan, maar er waren natuurlijk meer mannen die zo heetten. Daarom werd het al snel Jan bij de toren, of Jan de smid. In 1811 voerde Napoleon een wet in dat alle Nederlanders, een familienaam moesten hebben. Die naam werd opgeschreven in de burgerlijke stand. Deze en andere wetten werden voor het eerst opgeschreven en gelden voor iedereen. Dit werd de code Napoleon genoemd. De Fransen trekken zich terug De Fransen waren zo´n twintig jaar de baas in Nederland. Rond 1813 brokkelde de macht van Napoleon af. Hij wilde Rusland veroveren, maar dat werd een mislukking. Toen durfden de grote Europese landen samen tegen hem in de aanval te gaan. Napoleon moest al zijn legers terugtrekken naar Frankrijk. Toen vertrokken ze uit Nederland. Koning Willem I De oude stadhouder, die naar Engeland was gevlucht, was ondertussen overleden. Maar zijn zoon kwam terug, toen de Fransen verdwenen waren. Hij kwam aan met een schip in Scheveningen. Hij werd geen stadhouder, maar koning, koning Willem I. De Franse tijd was voorbij en Nederland werd een koninkrijk. Wist je dat? In 1789 begon in Frankrijk een revolutie. De Franse koning werd gedood en Frankrijk werd een republiek. Nederland raakte al in 1793 voor de eerste keer in oorlog met de Fransen. Die aanval mislukte. In 1795 drongen de Franse legers weer Nederland binnen. Deze keer lukte het wel. De broer van Napoleon, Lodewijk Napoleon werd koning van ons land. Ons land heette in die tijd koninkrijk Holland. In 1810 kwam er een einde aan de regering van Lodewijk Napoleon. Ons land werd een deel van Frankrijk. In 1812 organiseerde Napoleon een grote veldtocht naar Rusland. Hij wilde dat land ook veroveren. In het Franse leger zaten wel 15.000 Nederlandse mannen. Vragen 1. Waarom hadden de Franse soldaten het makkelijk dankzij de strenge winter? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 2. Wat vonden veel Nederlanders van de bezetting door de Fransen? Leg ook uit waarom? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 3. Waarvoor diende een vrijheidsboom? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 4. Waar sloeg het liedje 'Rataplan, rataplan, daar komen ze an, ze hebben geen schoenen of kousen meer an' op? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 5. Waarom mochten de Nederlanders geen handel meer drijven met de Engelsen? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 6. Wat deden de arme en hongerige Nederlanders om toch aan geld en eten te komen?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 7. Ondanks al deze ellende hebben de Fransen ook goede dingen gebracht. Noem een voorbeeld ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 8. Wat werd uiteindelijk de grote mislukking van Napoleon? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 9. Na de Franse bezetting kregen we weer een Willem aan de macht. Hoe luidt zijn titel? (tip: we waren vanaf nu een koninkrijk) ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 10. In hoeveel keer lukte het de Fransen Nederland te verslaan? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Koning Willem I Prins van Oranje Nassau De familie Nassau bestond uit Duitse edelen. In 1544 erfde Willem van Nassau het prinsdom Orange in Frankrijk. Hij noemde zich daarom voortaan prins van Oranje-Nassau. 'Orange' betekent namelijk oranje in het Frans. De familie had ook bezittingen in de Nederlanden. Daarom waren de Duitse prinsen ook hoge Nederlandse edelen. Koning Willem I en ook koningin Beatrix zijn verre familie van Willem van Oranje Nassau. Nu weet je ook de achternaam van koningin Beatrix en prins Willem Alexander. Stadhouders In de 16e eeuw hoorden de Nederlanden bij het grote rijk van keizer Karel V. Deze keizer kon dat niet in zijn eentje besturen. In de Nederlanden stelde hij daarom stadhouders aan die in zijn naam één of meer provincies bestuurden. Toen de Nederlanden een republiek werden, kozen de Nederlandse provincies zelf hun stadhouders. Dat waren meestal prinsen van Oranje-Nassau. De stadhouders werden steeds machtiger. In 1747 werd een prins van Oranje-Nassau zelfs stadhouder van alle provincies. Er werd ook vastgelegd dat het stadhouderschap voortaan erfelijk zou zijn. De oudste zoon van de stadhouder volgde hem automatisch op. Ze hoefden dus geen stadhouder meer te kiezen. De Franse bezetting
Op 1 februari 1793 verklaarde Frankrijk de oorlog aan de Nederlanden. De provincies onder de grote rivieren werden snel veroverd. Het jaar daarop heerste er in de Nederlanden een strenge winter. Midden december 1794 waren de Maas, de Waal en de Rijn bevroren. De Franse generaal Pichegru trok toen met zijn leger over de rivieren en bezette ook de noordelijke provincies. Stadhouder Willem V vluchtte met zijn familie naar Engeland. De Fransen stelden één regering aan over alle provincies samen. In 1806 werd de broer van de Franse keizer Napoleon zelfs koning van Nederland. Veel Nederlanders hadden de Fransen in het begin met open armen verwelkomd. De Fransen beloofden immers voorspoed en welvaart. Maar de Nederlanders moesten gaan meebetalen aan de oorlogen van Frankrijk en ze moesten ook soldaten hiernaartoe sturen. Toen Napoleon steeds meer macht verloor en uiteindelijk ook zijn legers uit Nederland moest terugtrekken waren de Nederlanders opgelucht. Koning Willem I Toen de Fransen uit Nederland waren vertrokken werd er weer geroepen om een prins van Oranje. Stadhouder Willem V was inmiddels overleden maar zijn zoon Willem Frederik wilde dolgraag terugkeren naar Nederland. Tijdens de jaren dat hij niet hier woonde, streed hij vanuit het buitenland tegen de Franse bezetting. Omdat er in Nederland tijdens de Franse bezetting heel veel was veranderd werd Willem Frederik geen stadhouder maar koning. Dit gebeurde op 2 december 1813 in Amsterdam. Samen met zijn ministers regeerde koning Willem I vanaf toen over Nederland. Dit zou hij blijven doen tot 4 september 1840.
Koning-Koopman Tijdens de Franse bezetting was de economie in Nederland sterk achteruit gegaan. De handel had hier jarenlang stil gelegen. Voor koning Willem I was er dus veel werk te doen, maar gelukkig wist hij van aanpakken. In 1814 richt hij de Nederlandse Bank op. Deze bank leende geld aan mensen die een eigen bedrijf wilden beginnen. Willem I liet ook nieuwe wegen aanleggen, een groot aantal kanalen graven en hij zorgde ervoor dat er spoorlijnen werden aangelegd. Dit alles deed hij om de bedrijven beter bereikbaar te maken. Goederen konden nu makkelijker worden aan- en afgevoerd. Willem I deed nog veel meer voor de Nederlandse handel. Hij was hierbij een soort koopman die zoveel mogelijk winst probeerde te behalen voor zijn koninkrijk. Na zijn dood heeft hij dan ook de toepasselijke bijnaam 'koning-koopman' gekregen. België Van september 1814 tot juni 1815 werd er in Wenen vergaderd door de vorsten en andere belangrijke mensen van Europa. Frankrijk was verslagen. Er moesten besluiten worden genomen. Eén van die besluiten was dat de zuidelijke Nederlanden, het tegenwoordige België, bij Nederland zou gaan horen. Het vergrote Nederland zou sterker zijn als Frankrijk weer oorlog wilde gaan voeren. Maar veel Belgen waren hier helemaal niet blij mee. Dat was ook wel te begrijpen want de Belgen moesten meebetalen aan de schulden van het noorden en die waren ongeveer vijftig maal zo hoog als die van de zuidelijke Nederlanden. Verder vonden de Belgen dat ze niet gelijk werden behandeld. De meeste hoge ambtenaren op de ministeries en officieren in het leger waren Nederlanders uit het noorden. Nee, ze vonden het maar niets dat ze Nederlanders waren geworden. De Belgen wilden een eigen onafhankelijk land en hun eigen koning kiezen. Ze kwamen tegen het noorden en koning Willem I in opstand. Uiteindelijk leidde dit in 1830 tot de onafhankelijke staat België met Leopold I als koning. Wist je dat? Als Nederland door Frankrijk wordt bezet, vlucht stadhouder Willem V met zijn gezin in vissersboten naar Engeland. In februari 1802 heeft Willem Frederik met Napoleon in Parijs gegeten. Willem Frederik probeerde toen van Napoleon geld te krijgen. Het Huis van Oranje had namelijk veel verloren. Dit lukte hem niet. In 1791 trouwde Willem Frederik met zijn nicht, Wilhelmina van Pruisen. Zij was de dochter van de Pruisische koning Frederik Willem II. Koning Willem I kreeg uit zijn eerste huwelijk twee zonen en een dochter. Dochter Marianne was een snoezig meisje. Hij kon haar niets weigeren. Bijna alles wat ze wilde kreeg ze van hem gedaan. Ze had veel speelgoed. Na de Franse bezetting keerde Willem Frederik (zo heette Willem I voordat hij koning werd) ook weer in een vissersboot terug naar Nederland. Door een zware zuidwesterstorm duurde die overtocht vier dagen. Op het strand van Scheveningen stonden al die tijd duizenden mensen vol ongeduld op hem te wachtten. Op de plek waar Willem Frederik landde, staat nu een stenen monument om deze gebeurtenis te herdenken. Koning Willem I kon heel koppig zijn. Hij regeerde dan wel samen met de ministers maar veel besluiten nam hij zonder eerst met hen daarover te praten. Dit waren zogenaamde 'Koninklijke Besluiten'. In België had koning Willem I de bijnaam 'koperen koning'. Die kreeg hij omdat hij bij zijn feestelijke intocht in Brussel alleen koperen munten onder de bevolking had laten uitstrooien. De bevolking had verwacht dat het gouden munten zouden zijn!
Vragen 1. Hoe komen de Nederlanders aan een Oranje wimpel denk je? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 2. Wat is de achternaam van koningin Beatrix en prins Willem Alexander? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 3. Waarom stelde koning Karel de 5e stadhouders aan? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 4. Waarom vluchtte stadhouder Willem de 5e naar Engeland? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 5. Hoe kon de Franse generaal Pichegru gemakkelijk de Nederlandse rivieren oversteken? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 6. Wat gebeurde op 2 december 1813 in Amsterdam? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 7. Waarom kreeg Koning Willem de eerste de bijnaam 'koning-koopman'? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 8. Waarom wilden de Belgen niet bij Nederland horen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 9. Met wie trouwde Willem Frederik in 1791? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 10. Hoe kwam koning Willem I aan de bijnaam 'koperen koning'? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
De Grondwet Prinsjesdag. Als je de koningin in haar prachtige Gouden Koets ziet rijden, zou je denken dat ze heel veel macht heeft. Zoals koningen in sprookjes en verhalen. Zoals koningen die vroeger hadden. Een koning hoefde maar met zijn vingers te knippen en het gebeurde. Maar dat was toen. Nu hebben de ministers in de regering het voor het zeggen in Nederland, en niet de koning. De macht van een koning of koningin is dus niet zo groot. Dat komt door dit boek. De Grondwet Toen Beatrix koningin werd, was er een grote plechtigheid in Amsterdam. Ze had een echte koninklijke mantel om. Op een tafeltje zie je de kroon en de grondwet. En dat komt het belangrijkste moment: De nieuwe koningin zweert trouw aan de grondwet. Ze belooft dat ze zich aan de grondwet zal houden. De grondwet is geen dik boek. Maar wat er in staat is de basis voor heel veel andere wetten waar alle Nederlanders zich aan moeten houden. Dat vinden wij sinds die grondwet er is. Koning Willem II In 1848 is Willem II koning van Nederland. Hij heeft nog heel veel macht. Hij maakt uit hoe er geregeerd wordt. Er is wel een Tweede Kamer, met mannen die door Nederlanders zijn gekozen, maar die heeft weinig te vertellen. Willem doet zijn eigen zin. Ministers moeten doen wat de koning wil. In opstand tegen de koning In de meeste andere landen is dat dan ook zo. Maar ineens verandert dat. Het volk in Parijs, Berlijn en Wenen komt in opstand. Ze willen mee kunnen praten over wat er in het land gebeurt. Ze gaan de straat op, om te protesteren tegen hun koning. Er zijn rellen en opstootjes. Er wordt geschoten. Maar het volk laat zich niet zomaar wegsturen. Dan moeten de koningen in die landen wel toegeven. Er komt een grondwet waarin staat dat het volk het laatste woord krijgt. Een grondwet voor Nederland Koning Willem II hoort wat er in Parijs, Berlijn en Wenen gebeurt. Hij slaapt er slecht van. Zou het hier ook vechten worden? Zouden de Nederlanders hem misschien afzetten? In Amsterdam zijn er al rellen, hoort hij. Willem II wordt bang. Na weer een slechte nacht weet Willem II wat hij moet doen. Een opstand moet voorkomen worden. Hij vindt het nu goed dat er een grondwet komt. Johan Thorbecke Johan Thorbecke, krijgt opdracht een nieuwe grondwet te schrijven. En als de nieuwe grondwet klaar is, is iedereen tevreden. Koning Willem II, omdat hij koning kan blijven. De ministers, omdat zij nu zelf kunnen regeren. En de Tweede Kamer, omdat zij de ministers kunnen gaan controleren. En omdat de mensen in Kamer door het volk worden gekozen, heeft het volk nu het laatste woord, en niet de koning. Zo is het eigenlijk nog steeds.
Vragen 1. Wie heeft de macht in ons land? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 2. Wat is het belangrijkste moment bij de inhuldiging van een koning(in)? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 3. Wat staat er in de grondwet? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 4. Wie had de macht in 1848? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 5. Wat verandert er in meerdere grote steden? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 6. Luisteren de koningen van die landen naar hun onderdanen? Waaruit blijk dat? Ja / Nee, dat blijkt uit ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 7. Wat doet koning Willem II als hij al die berichten hoort? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 8. Wie mag de nieuwe grondwet schrijven? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 9. Hoe komt het dat Willem II erg blij is met de grondwet? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 10. Hoe komt het dat de ministers blij zijn met de grondwet? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Thorbecke
Kinderarbeid Ieder kind doet wel eens een klusje: de auto wassen, afwassen. Oudere kinderen brengen de krant rond of werken in een supermarkt. Is dat ook kinderarbeid? Nee, dat is niet zo. Met kinderarbeid wordt bedoeld dat kinderen die veel te jong zijn werken bij een baas die ze slecht betaalt en slecht behandelt. Bovendien hebben ze daardoor geen tijd om naar school te gaan zodat ze niets leren en dus later ook nooit een goede baan kunnen krijgen. Dit gebeurt allemaal nog steeds in arme landen. Kinderarbeid kwam vroeger ook in Nederland voor. Hoe kwam daar toen een eind aan? Kinderarbeid vroeger Een man herinnerde zich hoe hij als kind hard moest werken. In 1780 ongeveer: 'Ik groeide op zoals kinderen opgroeien in een klein stadje op het platteland. Natuurlijk moest ik naar school, maar daarnaast ook meehelpen op het veld. In de herfst moesten de stronken kool omgehakt worden. Daarmee werden de koeien gevoerd. Meestal waren ze nat en omdat het al koud was, kreeg ik kramp in m´n linkerarm waarmee ik de stronken moest vasthouden.' Honderd jaar later gingen tienduizenden kinderen niet naar school. Ze moesten lang en hard werken, in dienst van een baas. Voor hooguit tien cent per dag. Deze schoolmeester uit Moordrecht merkte dat zijn klas leeg bleef: veel kinderen werkten in de touwbaan: 'Hier in mijn dorp komt het voor dat soms vijfjarigen langer dan 12 uur per dag aan de wielen moeten draaien om touw te maken. De dodelijk vermoeide kinderen worden ´s morgens slapend naar de werkplaats gedragen en door hun schreeuwende baas gewekt.' Hoe dachten ze vroeger over kinderarbeid? Over kinderarbeid werd toen heel verschillend gedacht. Sommige mensen waren er voor, anderen ertegen. Een fabrikant van aardewerk in Maastricht vond kinderarbeid prima. In 1886 zei hij: 'In mijn fabrieken werken inderdaad jongens van 12 en 13 jaar gedurende 6 nachten per week. Ik vind dat niet schadelijk voor hen. Alleen door zeer jong te beginnen en voortdurend te oefenen leren zij de nodige vaardigheid in het glaswerken. Dat ik zulke jonge jongens gebruik is ook een kwestie van geld, maar niet hoofdzakelijk. Kijk, een jongen loopt als het glas gereed is, ermee naar de oven. Dat is geen zwaar werk en een jongen doet dat spelend. Als hij dat 12 uur gedaan heeft, is hij nog niet moe en loopt als een haas. Zware personen en oudere mensen kunnen voor dat werk niet gebruikt worden.' Andere directeuren van fabrieken dachten er ook zo over. Kinderen waren goedkope werkkrachten. Aan het eind van de 19 eeuw wilden steeds meer Nederlanders dat er een einde kwam aan de kinderarbeid. De regering zou het moeten verbieden. De Nederlandse regering De Nederlandse ministers vonden altijd al dat ze zich niet moesten bemoeien met wat er in de fabrieken en bedrijven gebeurde. Dat was een zaak van de directeuren, niet van de politiek. Er kwamen dus geen wetten die de werkomstandigheden voor kinderen verbeterden. Er kwam zeker geen wet die de kinderarbeid verbood. Samuel van Houten Samuel van Houten was lid van de Tweede Kamer. Hij wilde dat de regering met een wet kwam die de kinderarbeid zou verbieden:
'Het is uw plicht tegen kinderarbeid op te treden. U weet dat kinderen worden uitgebuit.' Toen hij merkte dat de minister die daar over ging, dat niet van plan was, besloot Van Houten zelf een voorstel te maken. IJverig schreef hij: 'Artikel 1: Het is verboden kinderen beneden de twaalf jaar in dienst te nemen of in dienst te hebben.' Van heel veel mensen in het land kreeg Van Houten brieven om hem te steunen. Er werden vergaderingen georganiseerd, tegen kinderarbeid en voor Van Houten. Dat maakte grote indruk op de andere leden van de Tweede Kamer. Kinderwetje van Van Houten De Tweede Kamer zou stemmen over het voorstel van Van Houten om kinderarbeid te verbieden. Hoe zou de uitslag worden? De stemming werd een groot succes voor Van Houten: 64 stemden voor en 6 tegen. Het kinderwetje van Van Houten werd dus aangenomen. Zijn wet werd het begin: tot 12 jaar mochten kinderen niet werken. Uiteindelijk werd alle kinderarbeid verboden, tenminste in Nederland. In andere landen bestaat kinderarbeid nog steeds. Kinderarbeid bestaat nog steeds In veel landen in de wereld gaan kinderen bij een baas werken. Uit armoede, om te overleven. In Cambodja werken bijvoorbeeld kinderen in een textielfabriek. Daar maakten ze in 2000 kleren voor de merken Nike en Gap. In India werken kinderen in fabrieken die kleden en tapijten maken die in Nederland worden gekocht. Onlangs werd bekend gemaakt dat er in de hele wereld 250 miljoen kinderen werken. Zij hebben dus weinig tijd om te spelen, gaan weinig naar school en leven in slechte gezondheid. Wist je dat? Als je nog geen zestien bent mag je op schooldagen niet meer dan twee uur per dag werken. In de hele wereld werken 250 miljoen kinderen. Per dag komen er 80.000 werkende kinderen bij. In Nederland moet je naar school tot je zestiende. Sommige tapijten uit India hebben een keurmerk aan de onderkant: hieraan hebben geen kinderen gewerkt. Kinderarbeid komt vaker voor bij meisjes dan bij jongens. De meeste kinderarbeid komt voor in Azië, maar ook in Afrika en Zuid-Amerika. Als in een arm land de leerplicht wordt ingevoerd, vermindert ook de kinderarbeid. Ouders zijn dan verplicht hun kinderen naar school te sturen. Bij de Europese Kampioenschappen Voetbal in 1996 in Engeland bleek dat de voetballen waarmee gespeeld werd door kinderen waren gemaakt in Pakistan Vragen 1. Wat wordt volgens het eerste stukje bedoeld met kinderarbeid? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 2. Hoeveel verdienden kinderen maximaal per dag, ook bij hard werken? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
3. Waarom was het werken met kinderen bij bazen eg populair? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 4. Waarom deden regeringen al jarenlang niets tegen kinderarbeid? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 5. Wie veranderde er echt wat aan kinderarbeid? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 6. Was de tweede kamer het met hem eens? Ja / Nee, dat kun je zien aan …………………………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 7. Wat hebben bekende merken als Nike en Gap met kinderarbeid te maken? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 8. Hoeveel kinderen werken er over heel de wereld? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 9. Hoe kun je aan producten uit India zien dat er geen kinderen aan hebben gewerkt? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 10. Wat is een verstandige maatregel tegen kinderarbeid in arme landen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Aletta Jacobs Aletta Jacobs was een bijzondere vrouw. Zij leefde in een tijd waarin heel anders over vrouwen werd gedacht dan nu. Studeren en werken, dat waren dingen die niet bij een vrouw hoorde! Aletta Jacobs deed dit toch. Zij ging geneeskunde studeren en werken als dokter. Aletta Jacobs heeft veel gedaan voor de vrouwen in haar tijd. Ze heeft gestreden voor het vrouwenkiesrecht. En zij was een voorstander voor het gebruik van een voorbehoedsmiddelen. Daardoor kon een vrouw zelf kiezen of zij kinderen wilde. Jeugd en studie Op 9 februari 1854 werd Aletta Henriëtte Jacobs in het Groningse dorp Sappemeer geboren. Aletta was het achtste kind en na haar werden er nog drie geboren. Het gezin bestond dus uit elf kinderen. Aletta´s vader, Abraham Jacobs, was een huisarts en haar moeder, Anna de Jongh, zorgde voor het huishouden. Toen Aletta zes was wist ze al dat ze dokter wilde worden, net als haar vader. Maar in haar tijd werden alleen jongens dokter. Een net meisje hoorde naar een jongedamesschool te gaan. Op zo´n school heeft Aletta het maar veertien dagen uitgehouden. Toen werd ze ziek. Haar grote broer Julius ontfermde zich over haar. Samen droomden ze over een toekomst waarin Aletta dokter zou zijn. En die droom kwam uit! Toen Aletta beter was ging zij studeren voor het examen van leerling-apotheker. Op 26 juli 1870 behaalde ze dit diploma en daarna lukte het haar toestemming te krijgen om een jaar proef te gaan studeren aan de universiteit. Jongens kregen nooit een proefjaar. Op 20 april 1871 ging zij als eerste meisje in Nederland naar de universiteit. Omdat Aletta hele goede cijfers haalde, mocht ze na haar proefjaar blijven. Zeven jaar later slaagde ze voor het artsexamen. Arts in de Jordaan Dokter Aletta Jacobs ging werken in Amsterdam. Aan de Herengracht begon ze een praktijk. In die tijd keken de mensen erg op tegen een dokter. Patiënten vroegen niet verder als de dokter een advies gaf of medicijnen voorschreef. Het zou wel goed zijn want de dokter had er toch voor gestudeerd! Aletta Jacobs vond dat de patiënten best vragen mochten stellen. Het was immers belangrijk dat de patiënten begrepen wat ze mankeerden en waarom ze bepaalde pillen moesten slikken. Zij heeft dan ook een boek geschreven dat heette ´De vrouw, haar bouw en inwendige organen´. Vrouwen konden hieruit leren hoe hun eigen lichaam in elkaar zat en hoe het werkte. Voorbehoedsmiddel Twee keer per week behandelde Aletta Jacobs arme volksvrouwen gratis. De meesten hadden veel kinderen. Aletta Jacobs merkte dat de vrouwen hier zwakker van werden. Zij kende de Duitse arts Mensinga en die was bezig met het onderzoek naar een voorbehoedmiddel (dat is een middel dat er voor zorgt dat een vrouw niet zwanger raakt). Dit voorbehoedmiddel liet Aletta Jacobs door een paar patiënten uitproberen. Het bleek goed te werken. Toen besloot ze om het te geven aan alle vrouwen die dat wilden. Daar kreeg zij veel kritiek op van anderen. Die waren er fel op tegen dat vrouwen zelf konden kiezen om zwanger te willen worden of niet. Dat was in hun ogen een grote zonde! Een kind krijgen was immers een geschenk van God. Maar in de loop van de tijd gingen steeds meer dokters, ook de dokters die er eerst tegen waren, het voorbehoedmiddel voorschrijven.
Vrouwenkiesrecht In 1883 vroeg Aletta Jacobs een stembriefje aan. In de wet stond dat elke Nederlander die belasting betaalde, mee mocht doen aan de verkiezingen. En Aletta Jacobs was Nederlandse en zij betaalde belasting. Toch mocht zij niet stemmen! Zij was een vrouw. Politiek was iets voor mannen! De wet werd gelijk veranderd. In 1887 werd een wet geschreven waarin stond dat alleen Nederlandse mannen die belasting betaalden mochten stemmen. Aletta liet het er niet bij zitten. Samen met een aantal andere vrouwen richtte zij de ´Vereniging voor Vrouwenkiesrecht´ op. In 1903 werd Aletta Jacobs presidente van deze vereniging. Zij trok het hele land door om lezingen te geven. Ook schreef ze artikelen voor kranten en tijdschriften, organiseerde ze congressen en bijeenkomsten en onderhield ze contacten met vrouwen in het buitenland die ook voor het vrouwenkiesrecht streden. In 1919 werd haar jarenlange strijd beloond. Vrouwen kregen toen het recht om deel te nemen aan de verkiezingen. In 1922 gingen vrouwen voor het eerst naar de stembus. De getrouwde vrouw In de tijd waarin Aletta Jacobs leefde, dus rond 1900, keek men heel anders tegen vrouwen aan dan nu. Een meisje hoefde bijvoorbeeld niet te gaan studeren. Ze zou later toch gaan trouwen, dus waar was dat voor nodig. Een meisje moest het huishouden goed kunnen doen en weten hoe ze een gezin moest verzorgen. Voordat ze trouwde mocht ze wel werken, bijvoorbeeld als typiste of verpleegster, maar als ze eenmaal getrouwd was niet meer. Dan werd ze ontslagen. Voor een man was het vernederend als zijn vrouw werkte. Dan zou het lijken of hij in zijn eentje niet genoeg geld voor het gezin kon verdienen. Laatste levensjaren Aletta Jacobs heeft veel gedaan voor de vrouwen in haar tijd. Zij is als eerste vrouw gaan studeren. Zij was de eerste arts. Ze heeft gestreden voor het vrouwenkiesrecht. En zij was een voorstander voor het gebruik van een voorbehoedmiddel. Daardoor kon een vrouw zelf kiezen of zij kinderen wilde. Wist je dat? Toen Aletta Jacobs op de universiteit zat, schreven de kranten lelijke dingen over haar. Haar ouders, broers en zussen werden ook geplaagd omdat Aletta studeerde. Eén broer vond dit zo erg, dat hij zijn zus niet meer wilde zien. Later kwam het gelukkig toch weer goed. Sommige mannen geloofden dat Aletta Jacobs zou veranderen in een manwijf. Aletta Jacobs heeft ervoor gezorgd dat winkelmeisjes tijdens hun werk af en toe konden zitten. Dat mochten zij eerst niet. En dat terwijl zij toch lange werkdagen maakten, van acht uur ´s ochtends tot elf uur ´s avonds. Zitten was niet beleefd tegenover de klanten. Aletta Jacobs geloofde dat als een vrouw mocht stemmen, zij zich meer zou gaan bezighouden met de politiek. Dan zouden er ook minder oorlogen zijn. Sommige dominees die tegen het gebruik van een voorbehoedmiddel waren, stuurden wel stiekem hun vrouw naar dokter Aletta Jacobs om het aan te schaffen. Aletta Jacobs heeft in haar leven veel brieven gekregen waarin zij werd beledigd en bedreigd.
Vragen 1. Wat deed Aletta Jacobs wel, dat een heleboel vrouwen in haar tijd niet deden? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 2. Hoe lang hield Aletta het vol op een ‘Jongedamesschool’ ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 3. Waarvoor leerde Aletta, voordat ze toegelaten werd op de universiteit? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 4. Waarom schreef Aletta Jacobs ´De vrouw, haar bouw en inwendige organen´? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 5. Waarom waren arme volksmoeders bijzonder blij met Aletta als arts? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 6. Wat heeft Aletta Jacobs te maken met verkiezingen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 7. Wanneer kreeg zij het voor elkaar dat vrouwen ook mee mochten stemmen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 8. Hoe keken de meeste mensen in Aletta’s tijd naar de getrouwde vrouw? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 9. Ook winkelmeisjes waren Aletta Jacobs dankbaar. Waar had dat mee te maken? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 10. Wat verwachtte Aletta Jacobs als vrouwen zich meer met de politiek zouden bemoeien? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
De Stijl Schilderen in de natuur. Schilders doen dat graag. Ook vroeger al gingen kunstenaars de natuur in. Op hun schilderijen laten ze zien hoe mooi die is. Ze doen hun best op de wolken, de bomen, het licht van de zon en de schaduwen. Heel precies, alsof het echt is. Ze willen natuurlijk ook laten zien hoe goed ze dat kunnen. Schilders willen beroemd worden! Maar 100 jaar geleden vinden sommige kunstenaars dat het eens anders moet. 'Het is toch niet meer nodig om precies de werkelijkheid te schilderen?' zeggen ze. 'Dat hebben ze nu wel lang genoeg gedaan. Bovendien: er zijn nu foto's, die kunnen dat ook, en zelfs beter!' Een simpele en strakke werkelijkheid Kunstenaars als Mondriaan en Van Doesburg schilderen in die tijd de werkelijkheid heel anders. Zij maken schilderijen van de werkelijkheid zoals zij die zien. Simpel en strak. Hoe meer schilderijen Van Doesburg maakt, hoe eenvoudiger hij schildert. Alleen nog een paar lijnen blijven over. En een paar kleuren. Dat is nieuw. Veel mensen vinden het maar niks. Maar andere zien: "Dit hoort bij deze tijd. Alles wordt modern. Ook de kunst moet modern worden." De Stijl Veel kunstenaars die in deze tijd schilderen worden vrienden. Ze vormen een groep. De Stijl noemen zij zich. Ze hebben een blad waarin ze schrijven over hun moderne stijl. Je ziet 't al: alleen rechte lijnen en vlakken. Meer mensen sluiten zich aan bij de Stijl. Niet alleen schilders, ook schrijvers, beeldhouwers en architecten. Een architect is iemand die gebouwen ontwerpt.
Gerrit Rietveld Gerrit Rietveld is zo'n architect die bij de stijl hoort. Hij ontwerpt dit huis. Ook hier: rechte lijnen en vlakken. Geen versieringen. Geen ronde ramen of deuren. Maar simpel en zuiver: dat is pas echt mooi! Volgens Rietveld is dit een prachtige stoel. Hij zit niet echt lekker, maar dat is ook niet de bedoeling van Rietveld. Hij wil laten zien hoe een stoel in elkaar zit, wat een stoel heeft. Poten, een zitvlak, een rugvlak en armleuningen. Meer niet! Sommige mensen vinden de stoel van Rietveld prachtig, anderen niet. Dat is een kwestie van smaak. Je hoeft hem ook niet mooi te vinden, maar de stoel van Rietveld is in ieder geval bijzonder. En hij staat nu wel in een museum! Vragen 1. Wat gingen, 100 jaar geleden, kunstenaars anders doen dan voorheen? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
2. Noem een paar kenmerken van schilderijen van Doesburg, of Mondriaan ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 3. Wat vinden veel mensen (toeschouwers) ervan in het begin? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 4. Wat is ‘De Stijl’? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 5. Welk soort artiesten melden zich allemaal aan bij ‘De Stijl’? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 6. Wat is het beroep van Gerrit Rietveld? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 7. Wat vindt je nooit in één van zijn huizen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 8. Wat is de bedoeling van Rietveld met zijn stoel? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 9. Wat vindt jij van de stoel van Gerrit Rietveld? Waarom? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 10. Waar is deze stoel te koop? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
De afsluitdijk De Afsluitdijk is een lange dam van 30 kilometer die Noord-Holland verbindt met Friesland. Aan de ene kant ligt de Waddenzee en aan de andere kant ligt het IJsselmeer. Toen de Afsluitdijk er nog niet was heette het Zuiderzee. Schepen konden vanaf de Zuiderzee de Noordzee opvaren. Daarom was de Zuiderzee heel belangrijk voor de handel en de visserij. Maar de Zuiderzee zorgde ook voor onheil: met grote regelmaat overstroomde het land rond de zee. Honderden mensen verdronken of raakten hun huizen en oogsten kwijt. Plannen Daarom waren er al heel lang geleden mensen die oplossingen bedachten. Zoals de geleerde Hendrik Stevin in 1667. Hij fantaseerde al over een dam die de Waddenzee zou afsluiten. Maar dat kon men in die tijd nog helemaal niet! Hij was zijn tijd dus ver vooruit. Daarom heeft Hendrik zijn plan wel getekend maar het daarna in een la gelegd. Zuiderzeevereniging In 1886 werd een speciale vereniging opgericht om het probleem van de overstromingen op te lossen. Een van de leden was de ingenieur Cornelis Lely. Hij was in 1913 minister van Waterstaat en had plannen voor de afsluiting van de Zuiderzee. Maar de vissers van de havens rond de Zuiderzee waren niet blij met die plannen en de regering zette het niet door. Maar toen er in 1916 een hele grote watersnood kwam, veranderde men van gedachten. Er moest een dam komen die de Zuiderzee zou afsluiten waardoor er geen overstromingen meer zouden zijn. Door de afsluiting van de Zuiderzee zou meteen nieuw land ontstaan en dat kwam goed uit. Nederland had steeds meer landbouwgrond nodig. De Nederlandse bevolking groeide en had steeds meer voedsel nodig. 'In de nacht van 13 op 14 januari 1916 raasde een noordwesterstorm over de Zuiderzee die het water opzwiepte tot wel drie meter boven NAP. Binnen de kortste keren begaven de dijken het. Vooral het eiland Marken werd zwaar getroffen. Tot overmaat van ramp sloeg de vissersvloot in het haventje los. De boten dreven het dorp in waar ze de houten huizen ramden. Hetzelfde gebeurde in Spakenburg. Ook daar veroorzaakte de vissersvloot zware schade. De enorme schade en het verlies van mensenlevens werden door de Zuiderzeevereniging aangegrepen om de regering onder druk te zetten'. Aan de slag De aanleg van de Afsluitdijk begon in 1927. Er werd op vier plaatsen tegelijk gewerkt: vanaf de oever van Noord-Holland, vanaf de oever van Friesland en op twee speciaal gemaakte eilanden daartussenin. Op de bodem werden matten van gevlochten wilgentakken gelegd en daarop werden grote steenblokken gestort. Daaroverheen kwam kleileem. Tijdens het baggeren van klei in de Zuiderzee werd ontdekt dat in de bodem grote hoeveelheden keileem zaten. Kleileem is veel taaier en ondoordringbaarder dan gewone klei, en dus beter bestand tegen sterke stromingen. Dankzij deze ontdekking ging het werk sneller dan gepland. Drie jaar later was het werk al een flink eind gevorderd. Het laatste stuk was het moeilijkst. De kracht van het water
dat het gat in- en uitstroomde was veel sterker dan men had gedacht. Er moesten wel 27 baggerschuiten, 13 kranen en 130 drijfbakken ingezet worden! Dag en nacht werd er doorgewerkt. 'Arbeiders' De duizenden arbeiders die aan de Afsluitdijk werkten, woonden bij hun werk. Ze sliepen in primitieve omstandigheden in oude boten en keten. Tafels en banken waren er niet. De arbeiders hadden alleen kisten om op te zitten. In de kisten zaten wat kleren en wat te eten. Het was een hard en zwaar leven voor deze arbeiders. Maar ze hadden geen keus, ander werk was er niet. Eindelijk klaar! Op 28 mei 1932 was het zo ver, er was nog maar zeven meter te gaan. Om half 1 gaf een stoomfluit het signaal. Na tien minuten werd even gepauzeerd om minister-president Colijn de gelegenheid te geven het woord te voeren. Daarna was het weer de beurt aan de kranen. Om 13.02 was de strijd gestreden. Na bijna twaalf jaar werken was de Zuiderzee afgesloten. Prinses Juliana was hierbij aanwezig. 'De Waddenzee staat hoog. Door het smalle gat stort zich een alles meeslepende waterval. Stug en staag doen de drijvende kranen hun werk. De grijpers werpen de taaie keileem bak na bak in de bruisende stroom. Water en modder spatten op. Nog tien, nog zes, nog vier meter. Als de laatste leembonk het gat afsluit en de dijk sluit kijkt iedereen op zijn horloge: 13.02, de Zuiderzee is IJsselmeer geworden'. Gevolgen voor de Natuur De afsluiting van de Zuiderzee zorgde voor veel verandering in de natuur. Het zoute water werd eerst "brak" (dat is een mengsel van zoet en zout water) en daarna zoet. Daardoor stierven veel soorten vissen uit: de Zuiderzeeharing, de ansjovis en de bruinvis (een soort dolfijn). 'De dode vissen gingen rotten en dat gaf een geweldige stank. In de eerste jaren waren er ook enorme muggenplagen. Ademhalen ging nog net, maar de huizen zaten vol beesten. De inwoners van het Zuiderzeedorpje Urk klaagden steen en been. Door de muggen raakte het water van hun regenbakken vervuild, voor velen het enige drinkwater. De muggen veroorzaakten op hun beurt een spinnenplaag, want de spinnen kwamen de muggen opeten'. De aanleg van de Afsluitdijk had ook gevolgen voor de vissen in Nederlandse rivieren als de IJssel en de Rijn. De zalm, paling en forel zwommen vroeger via de Zuiderzee tegen de stroom in de rivieren op. Door de afsluiting kon dat niet meer. Gevolgen voor de vissers van de Zuiderzee In de havenplaatsjes aan de Zuiderzee zoals Stavoren, Workum, Lemmer, Makkum, Elburg en Monnickendam woonden veel vissers. Zij visten op haring, ansjovis, bot, paling en spiering. 'In de kleine haventjes lagen wat scheepjes en waren mannen en vrouwen bezig met het boeten van de netten. Op de kleine scheepshellingen klonk het gehamer van de hellingbazen; touwslagers taanden de netten in grote ketels, en er kringelde rook uit de schoorstenen van de rokerijen. De vissers van het dorp verbleven door de week op zee. In het vooronder van hun scheepjes, vaak niet meer dan een paar vierkante meters, kookten, aten en sliepen ze. 's Zaterdags keerden ze huiswaarts, om de vangst te lossen en 's zondags naar de kerk te kunnen'. Door de Afsluitdijk konden de vissers van die dorpen niet meer naar de Noordzee varen. Daardoor veranderde het leven in die dorpen totaal. Niet alleen vissers werden werkloos. Ook andere mensen zoals vishandelaren, zeilmakers en scheepsbouwers raakten hun werk kwijt.
Belangrijke data 1891: Ingenieur Lely maakt zijn eerste plan. 14 juni 1918: Een nieuwe wet is gemaakt: de Zuiderzeewet. januari 1927: Start van de aanleg van de Afsluitdijk. 28 mei 1932: Het laatste gat wordt dichtgemaakt, de dijk is dicht, de Zuiderzee bestaat niet meer, het IJsselmeer is geboren. 23 januari 1933: De Afsluitdijk is helemaal klaar. 29 mei 1968: De laatste polder, Zuidelijk Flevoland, valt droog. 1976: De weg over de Afsluitdijk wordt autosnelweg. Wist je dat? Lang voor het IJsselmeer bestond was het ook al een merengebied. Toen de Romeinen hier waren noemden ze het: 'Flevo Lacus'. Daar komt dus de naam 'Flevopolder' vandaan! Vragen 1. Hoe heet de Zuiderzee nu? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 2. Waarom wilde men de Zuiderslee afsluiten van de Waddenzee door een dijk te bouwen? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 3. Waarom gingen die plannen eerst niet door? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 4. Waardoor veranderde men van gedachten? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 5. Waarom gebruikten de bouwers kleileem voor de bouw van de Afsluitdijk? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 6. Wat kun je zeggen over de arbeiders aan de Afsluitdijk? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 7. Op 28 mei 1932 veranderde de Zuiderzee in ………………………………………………………………………………………………………. 8. Noem een aantal dingen die veranderden voor de natuur ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 9. Noem een aantal dingen die veranderen voor de mensen rond de Zuiderzee ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 10. Welke functie heeft de afsluitdijk nog meer? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Hitler op weg naar de macht Iedereen heeft wel eens van Adolf Hitler gehoord. Hij was de leider van Duitsland. Bij zijn naam denk je meteen aan de Tweede Wereldoorlog. Een verschrikkelijke oorlog waarin veel mensen werden gedood. Op 4 mei herdenken wij al deze mensen, op Nationale Dodenherdenking. Hitler is al lang dood, maar als zijn naam valt, krijgen veel mensen koude rillingen. Wie was Hitler eigenlijk? En hoe kwam hij aan de macht? Kunstenaar Adolf Hitler is op 20 april 1889 geboren in Oostenrijk. Zijn vader werkte bij de douane en zijn moeder was huisvrouw. Hij had een normale jeugd. Hitler was 16 jaar toen zijn vader overleed. Op de middelbare school had hij weinig vrienden want hij voelde zich beter dan anderen. En hij deed niet erg zijn best want hij was een beetje lui en hij vond zijn leraren dom. Hij vond zichzelf geweldig en fantaseerde veel daarover. Hij had grootse plannen: hij wilde kunstenaar worden. Op 18-jarige leeftijd ging hij naar Wenen met een map tekeningen onder zijn arm. Maar op de kunstacademie vonden ze zijn werk niet goed genoeg. Hij werd twee keer afgewezen. Dat maakte hem boos en ongelukkig. In Wenen was hij arm en vond moeilijk werk. Maar dat lag misschien ook wel aan hemzelf, want hij hield niet zo van hard werken. Maar hij vond dat hij beter verdiende, en was boos op alles en iedereen. Zo had hij ook een enorme hekel aan joodse mensen. Vooral als ze het beter hadden dan hij. Duitsland verslagen In 1914 brak de eerste Wereldoorlog uit. Hitler meldde zich vrijwillig bij het Duitse leger. Na vier jaar vechten kon Duitsland toch niet winnen. Het moest zich overgeven aan Engeland, Frankrijk en Amerika. Dat was in 1918. Het einde van de oorlog maakte Hitler mee toen hij in het soldatenziekenhuis lag. Hij was gewond geraakt Engelse gasaanval. Hitler was woedend dat Duitsland zich had moeten overgeven. En hij vond dat Duitsland erg oneerlijk werd behandeld door de overwinnaars Frankrijk en Engeland. Veel Duitsers vonden dat ook. Want Duitsland moest veel stukken land afstaan en heel veel geld betalen aan Frankrijk en Engeland. Hitler vond dat het allemaal de schuld van de regering in Berlijn was omdat die Duitsland verraden hadden. De nationaalsocialisten Na de oorlog had Hitler weer geen werk. Hij besloot in de politiek te gaan. Hij werd lid van een kleine politieke partij: de NSDAP, de Nationaal Socialistische Duitse Arbeiders Partij. Hij hield toespraken. De mensen luisterden graag naar hem. Want die mensen waren allemaal erg ontevreden en Hitler zei dat het allemaal anders moest. Dat wilden die mensen natuurlijk graag horen! En die werden ook lid van de NSDAP. Daar waren ook soldaten bij die net als Hitler hadden gevochten in de verloren oorlog. Ze noemden zich kortweg nationaalsocialisten, nazi's. En Hitler werd hun leider, in het Duits heet dat Führer. In het begin telden de nazi's helemaal niet mee. Het was maar een klein partijtje! De grote partijen regeerden het land. Zij hadden het voor het zeggen. Maar dat veranderde.. Na 1930 ging het in Duitsland en in veel andere landen heel slecht met de economie. Bedrijven en fabrieken moesten sluiten, er was te weinig werk en ze verdienden dus niets meer. Veel mensen werden ontslagen. Het was crisistijd. In 1932 waren er meer dan vijf miljoen werklozen, en dat is heel erg veel! Die moesten nu bedelen op straat om geld. De regering in Berlijn wist niet goed wat ze tegen de werkloosheid moest
doen. De grote politieke partijen ook niet. Ze gaven elkaar de schuld van de crisis. Daarom hadden steeds minder Duitsers vertrouwen in de politici in Berlijn. Op weg naar de macht Nu greep Hitler met zijn NSDAP zijn kans. Ze gingen de straat op met hakenkruisvlaggen. Ze roepen: 'Als we sterk zijn in wat we willen, kunnen we alles. De Duitsers zijn het grootste en beste volk op de wereld'. En ze wisten goed wat ze wilden: - Weg met de regering in Berlijn; - Duitsland moet een sterk land worden; - Alle Duitsers moeten in één Groot Duits rijk wonen; - De Duitsers die joods zijn horen daar niet bij. Duitsers die het hier niet mee eens waren, werden in elkaar geslagen door nazi's in bruine uniformen, de SA. Steeds meer Duitsers hoopten dat Hitler de sterke man was die Duitsland zou redden van de ondergang. En ze waren onder de indruk van al die wapperende vlaggen, het marcheren van de naz's, de indrukwekkende bijeenkomsten met spreekkoren, marsmuziek, marcheren, de uniformen. In 1930 haalden de nazi's meer dan 6 miljoen stemmen. Hitler was op weg naar de macht! Dictatuur De andere politieke partijen moesten nu wel rekening met hem houden. Ze konden niet zonder de nazi's regeren. Twee jaar later, in 1932 waren er weer verkiezingen. Hitlers partij werd nu de grootste partij van Duitsland. En een paar maanden later, in januari 1933, werd Hitler de leider van de Duitse regering, de kanselier. Dat is de belangrijkste man van het land. En dat zouden de Duitsers weten... Joden vervolgd Mensen die tegen Hitler waren, konden worden gearresteerd en gevangen gezet in kampen. De andere politieke partijen werden verboden. Er mocht nog maar één partij bestaan, die van Hitler, de nazi-partij. Toen was er geen democratie meer in Duitsland, Duitsland was een dictatuur geworden. Hitler gebruikte zijn macht ook tegen de Duitse joden. Joodse dokters mochten niet meer werken. Duitsers mochten ook niet meer kopen in winkels van joden. Joden mochten niet meer trouwen met Duitsers. Want volgens de Nazi's waren de Duitsers een supervolk. En Joden hoorden daar niet bij. Op een dag kwamen de bruinhemden in actie: ze sloegen de Joodse winkels kort en klein en mishandelden de winkeliers. Maar niemand durfde ze te helpen. Oorlog En het leek erop dat door Hitler Duitsland er weer bovenop kwam. Er kwamen steeds minder werklozen. Hitler liet bijvoorbeeld autowegen aanleggen, dat betekende voor veel mensen werk. Hitler bood de mannen werk aan als soldaat in het leger. Het leger werd steeds groter. Er kwamen nieuwe fabrieken. Ook die leverden banen op... en wapens. Hitler werd enorm populair. Hij werd in heel Duitsland toegejuicht. Niet alleen door nationaalsocialisten. In 1936 pakte Hitler een stuk van Duitsland weer terug dat in 1918 was afgestaan aan Frankrijk. Frankrijk en Engeland waren het daar niet mee eens maar deden niets. Ze durfden het niet aan om weer een oorlog te beginnen tegen Duitsland. Maar Hitler had wel zin in oorlog! Daarvoor had hij het Duitse leger zo groot en sterk gemaakt. En daarom had hij wapens en bommenwerpers, vliegtuigen, tanks, duikboten en oorlogsschepen laten maken. In 1939 viel Hitler met zijn leger buurland Polen aan. En toen grepen Frankrijk en Engeland wel in. Nu moesten ze wel. De Tweede Wereldoorlog was begonnen.
Wist je dat? De achternaam van Hitlers vader was Schicklgruber. Pas later nam hij de naam Hitler aan. Hitler wilde in 1923 de macht grijpen in München. Dat mislukte. Hij belandde in de gevangenis. Daar schreef hij het boek 'Mijn strijd'. In dit boek legde hij uit wat hij allemaal van plan was. De beroemde filmkomiek Charlie Chaplin heeft Hitler nagespeeld in de film 'The great dictator', de grote dictator. Charlie Chaplin wilde de mensen waarschuwen tegen Hitler. Hitler leerde al zijn redevoeringen uit het hoofd. Zijn bewegingen en gebaren oefende hij voor de spiegel. Als Hitler een grote massa aanhangers toegesproken had, riepen ze enthousiast: Ein Reich, ein Vok, ein Führer, dat betekent: één rijk, één volk, één leider. Hitler had waarschijnlijk een joodse grootvader. Hitler was dol op de Disney-film Sneeuwwitje. Vragen 1. Waarom is 4 mei een belangrijke dag? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 2. Wat wilde Hitler graag worden toen hij nog jong was? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 3. Aan welk soort mensen had Hitler een hekel, vooral als ze het beter hadden dan hij? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 4. Waarover was Hitler allemaal boos aan het eind van de eerste wereldoorlog? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 5. Van welke politieke partij was Hitler de leider? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 6. Wat gebeurde er in 1930? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 7. Wat gebeurde er in januari 1933? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 8. Welke mensen hadden erg veel last van het feit dat Hitler aan de macht kwam? Noem een aantal dingen die zij niet meer mochten. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 9. Wat deed Hitler om mensen weer aan werk te helpen? Noem meerdere dingen. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 10. Wat was het begin van de Tweede Wereldoorlog? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Bommen op Rotterdam Rotterdam is een oude stad, toch staan er niet veel oude gebouwen. Ze zijn verwoest door bommen in de Tweede Wereldoorlog. Adolf Hitler in Duitsland wil een groot Duits rijk. Daarom wil hij Europa veroveren, dus ook Nederland. Op 10 mei 1940, heel vroeg in de ochtend, valt het Duitse leger Nederland binnen. Er wordt gevochten in Rotterdam. Dan komen de vliegtuigen. Zij bombarderen Rotterdam. Er is niets meer van het oude centrum over. Duitse invallen In 1933 komt Adolf Hitler in Duitsland aan de macht. Hitler wordt een dictator, een alleenheerser die alles te zeggen heeft in Duitsland. Hij wil een groot Duits rijk. Daarom wil hij Europa veroveren, en bouwt hij een sterk leger op. In 1938 valt het Duitse leger Oostenrijk binnen en een deel van Tsjecho-Slowakije. In 1939 veroveren de Duitse legers de rest van dat land en Polen. In het voorjaar van 1940 bezetten de Duitsers Denemarken, Noorwegen, Frankrijk en België. Nederland in oorlog Op 10 mei 1940, heel vroeg in de ochtend, valt het Duitse leger Nederland binnen met Vliegtuigen en parachutisten. Voor het eerst na meer dan honderd jaar is Nederland in oorlog. In de Eerste wereldoorlog van 1914-1918 was Nederland namelijk neutraal gebleven. Dat betekende dat Nederland niet voor de ene of voor de andere partij was. De aanval van Duitsland overvalt Nederland een beetje. Het leger was klaar om te vechten, maar veel mensen dachten dat Nederland ook in deze oorlog neutraal kon blijven. Daarom geloven veel mensen het gewoon niet. En echt bang zijn ze ook niet. Ze gaan in de tuin of op het balkon `oorlogje´ kijken. Tegenstand De Nederlanders verzetten zich sterk. Het lukt het Duitse leger niet om Den Haag te veroveren. Ze verliezen veel vliegtuigen. In sommige gedeeltes van Nederland houdt het Nederlandse leger stand. En dat terwijl het Duitse leger veel sterker is. Het Nederlandse leger heeft oude wapens, te weinig kogels en veel soldaten die voor het eerst vechten. En de telefoons werken ook niet goed. De Duitsers hebben dit verzet niet verwacht. De verovering van Nederland gaat te langzaam. Ze zijn bang dat de Engelsen Nederland komen helpen. Het Nederlands verzet moet daarom gebroken worden. Brief Op 14 mei krijgt de burgemeester van Rotterdam een brief waarin wordt gezegd dat de stad zich moet overgeven. Als dat niet gebeurt, wordt de stad gebombardeerd. Onder deze brief staat echter geen handtekening. Daarom wordt de brief teruggestuurd naar de Duitsers. Nu wordt er een ondertekende brief gestuurd. De burgemeester heeft maar een paar uur om te beslissen! Ondertussen zijn de eerste Duitse vliegtuigen al onderweg naar Rotterdam!
Het bombardement Nog voordat Nederland kan antwoorden, werpen de eerste vliegtuigen om half 2 ´s middags hun bommen af. Er ontstaat paniek. Veel mensen vluchten een schuilkelder in, gaan plat op straat liggen of drukken zich tegen grote gebouwen. Op honderden plaatsen breken branden uit. Door de harde wind breidt het vuur zich snel uit. Rotterdam staat in brand en de schade is groot. 900 Rotterdammers overleven het bombardement niet, 78.000 mensen hebben geen huis meer en grote delen van de stad zijn verwoest.
Overgave De Duitsers dreigen ook andere steden te verwoesten als Nederland zich niet overgeeft: Amsterdam, Utrecht. Duitse bommenwerpers staan al klaar om op te stijgen. Nederland geeft zich over. Het kan niet anders. Doorgaan met de strijd zou teveel mensenlevens kosten. Duitsland heeft de macht in handen in Nederland en dat zal nog vijf jaar duren. Rotterdam kan gaan puin ruimen. Het wordt een stad vol lege kale plekken. Na de oorlog Na de oorlog worden er op de lege plekken nieuwe gebouwen gebouwd. De stad wordt helemaal opnieuw ontworpen met moderne ideeën en veel ruimte voor auto´s en ander vervoer. De gebouwen zijn modern en vaak heel hoog. Met al deze nieuwe gebouwen lijkt Rotterdam niet zo´n oude stad. Wist je dat? De oorlog overvalt Nederland. Veel mensen hebben niet door dat de situatie ernstig is. Bij Valkenburg wordt een vuurgevecht tussen Duitse en Nederlandse troepen onderbroken, omdat een tram een groep kijkers komt afzetten. Op 15 mei 1940 geeft bijna heel Nederland zich over. Alleen de provincie Zeeland wil nog doorvechten. Middelburg wordt op 17 mei door de Duitsers gebombardeerd. De burgemeester van Middelburg laat bekend maken dat vrouwen en kinderen beter de stad kunnen verlaten. Ook veel mannen besluiten dat advies op te volgen. Daarom vallen er tijdens dat bombardement niet veel doden. Uiteindelijk geeft ook Zeeland zich over. Na de overgave wordt Seyss Inquart namens Hitler de baas in Nederland. Zijn titel wordt: Rijkscommissaris. Vragen 1. Wat is een dictator? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 2. Welke landen worden allemaal veroverd voordat Nederland wordt aangevallen. Zet ze ook meteen op de goede volgorde. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 3. Nederland was in de Eerste Wereldoorlog neutraal. Wat betekent dat? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
4. Wat hadden de Duitsers nooit verwacht van het Nederlandse leger? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 5. Waarom stuurt de burgemeester van Rotterdam de brief met daarin de aankondiging van een bombardement terug naar Duitsland? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 6. Wat is het gevolg van het bombardement op Rotterdam voor de rest van Nederland? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 7. Hoe kun je vandaag de dag nog steeds zien dat Rotterdam in de Tweede Wereldoorlog gebombardeerd is? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 8. Waarom wordt aan het begin van de oorlog bij Valkenburg de oorlog even onderbroken? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 9. Ook Middelburg wordt gebombardeerd. Waarom? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 10. Welke man is de baas in Nederland, namens Adolf Hitler? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Anne Frank Anne Frank woonde zo´n vijfenzestig jaar geleden met haar familie in Amsterdam. In de oorlog moest ze onderduiken. Anne houdt tijdens de oorlog een dagboek bij. Na de oorlog wordt dit dagboek door haar vader uitgegeven. Anne is hierdoor wereldberoemd geworden. En wij weten dankzij het dagboek een klein beetje beter hoe het was om tijdens de oorlog te moeten ontduiken. Duitsland Anne Frank werd op 12 juni 1929 in Duitsland geboren. Samen met haar ouders Otto en Edith Frank en haar zus Margot woonde Anne daar de eerste jaren van haar leven. Annes ouders voelden zich steeds minder thuis in Duitsland. Ze waren Joods en vonden het in Duitsland gevaarlijk. Hitler kreeg in Duitsland namelijk de macht. Hij gaf vooral de Joden in Duitsland de schuld van de werkloosheid en de slechte economie. De Joden werden gediscrimineerd door Hitler en zijn aanhangers. Het leven in Duitsland werd steeds zwaarder voor hen. Annes vader maakte daarom plannen om Duitsland te verlaten.
Nederland Otto Frank had geluk. Hij vond werk in Nederland. De familie ging in Amsterdam wonen. Anne en Margot konden goed wennen in Nederland en maakten vlug vriendinnetjes op school. De familie Frank was op tijd gevlucht. Oorlog Annes ouders hadden gehoopt dat zij in Nederland veilig en vrij zouden zijn. Hun verwachting kwam niet uit. Duitsland wilde oorlog. In mei 1940 viel Duitsland Nederland binnen. Na vijf dagen vechten waren de Duitsers de baas in Nederland. Maatregelen Het leven onder de Duitse bezetting werd steeds zwaarder voor de Nederlanders. Vooral voor de Joodse Nederlanders. De Duitse machthebbers haatten de joden. Er kwamen daarom maatregelen, die de joden tot aparte mensen maakten. Zo moesten de joden een ster op hun kleding dragen, zodat iedereen kon zien dat ze Joods waren. Joden mochten niet meer fietsen, mochten niet meer in de tram en ze mochten ook niet meer in bepaalde winkels komen. Maar de Duitsers vonden het nog niet genoeg. De Joden werden opgepakt en afgevoerd naar concentratiekampen. Onderduiken Op 5 juli 1942 kreeg Margot Frank, de zus van Anne, een oproepkaart. Ze moest in Duitsland gaan werken, maar vader Otto vertrouwde het niet. Anne en haar familie besloten onder te duiken. Het kantoor van Otto Frank aan de Prinsengracht in Amsterdam zou hun onderduikadres worden. Aan de voorkant van het huis was niet te zien dat aan de achterkant nog een huis stond, een achterhuis. De trap naar dit huis werd verstopt achter een draaibare boekenkast.
Het leven in het Achterhuis Er was nog een familie die een veilige plek zocht en onderdoken in het Achterhuis. Met zoveel mensen in een kleine ruimte, dat zorgde wel eens voor ruzie. Overdag moesten de onderduikers muisstil zijn. Anne mocht zelfs overdag de wc niet doortrekken. In het kantoor was het personeel gewoon aan het werk. Daar mocht niemand iets van de onderduikers horen. Verraden Op 6 juni 1944 hoorden de onderduikers goed nieuws. De geallieerden waren geland in Normandië. Ze kwamen de bezette landen van Europa bevrijden. Op een kaartje hield Otto Frank met spelden de opmars van de geallieerden bij. Op dat moment zaten de onderduikers al bijna twee jaar in het Achterhuis. Ze wachtten vol spanning op de bevrijding. Maar dan worden ze verraden. Wie hen heeft verraden is nooit bekend geworden. De Duitsers brengen ze naar de gevangenis. Daarna worden ze naar verschillende concentratiekampen gebracht. In zo´n kamp sterft Anne in maart 1945, een paar maanden voor de bevrijding. Dagboek Op haar dertiende verjaardag in 1942 kreeg Anne een dagboek cadeau. Anne was er erg blij mee en begon meteen te schrijven. Ook in het Achterhuis bleef Anne in haar dagboek schrijven. Annes liefste wens was schrijfster worden. In haar dagboek schreef ze ´Je weet allang dat m´n liefste wens is dat ik eenmaal journaliste en later een beroemde schrijfster zal worden. Na de oorlog wil ik in ieder geval een boek getiteld ´Het Achterhuis´ uitgeven.´ Otto Frank vervulde deze wens. Het boek werd vertaald in meer dan zestig talen en is bekend geworden over de hele wereld! Wist je dat? De partij van Hitler was de nationaalsocialistische partij. In 1933 kwam deze partij aan de macht in Duitsland. De leden van de nationaalsocialistische partij werden nazi's genoemd. Otto Frank werkte in Nederland bij Opekta, een bedrijf dat een middel verkocht waarmee je zelf jam kunt maken. Otto Frank richtte het achterhuis met een paar medewerkers van zijn bedrijf in als geheime schuilplaats. Vier medewerkers waren op de hoogte van het plan. Zij beloofden dat ze de familie Frank zouden helpen. De vier medewerkers die op de hoogte waren van het onderduikplan zorgden voor eten, kleren, boeken en allerlei andere dingen. In de Tweede Wereldoorlog waren er veel razzia's in Amsterdam. Tijdens een razzia werden alle huizen in een straat of wijk doorzocht. De Duitsers arresteerden de joodse bewoners en brachten ze naar concentratiekampen. Otto Frank is de enige van de onderduikers die de oorlog heeft overleefd. In 1960 werd het Achterhuis een museum. Het wordt elk jaar door duizenden mensen uit de hele wereld bezocht. Vragen 1. Wie heeft het dagboek van Anne Frank uitgegeven, zodat wij het allemaal kunnen lezen? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 2. Waar is Anne Frank geboren? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
3. Waarom verhuisde de familie Frank naar Nederland? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 4. Kregen ze in Nederland de vrijheid die ze hadden gehoopt te krijgen? Ja / Nee, want …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 5. Waaraan kon iedereen zien dat je een Jood was? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 6. Wat deed de familie Frank toen ze een oproepkaart kregen om in Duitsland te gaan werken? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 7. Hoe lang wonen ze in het achterhuis? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 8. Hoe komt het dat ze het achterhuis moeten verlaten? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 9. Wat was Annes grootste wens? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 10. Wie was Otto Frank? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
De Watersnoodramp - 1953 Het is 31 januari 1953. Het stormde vreselijk In Zeeland. Toch waren de meeste mensen gewoon rustig naar bed gegaan. Zij werden in hun slaap overvallen door een zware stormvloed. Het zoute water sleurde alles en iedereen mee. Mensen probeerden met boten elkaar en hun dieren te redden. Omdat het zondag was en omdat alle verbindingen zoals telefoonlijnen waren uitgevallen, kwam de hulp uit de rest van het land langzaam op gang.. De nacht van 31 januari op 1 februari 1953 Zaterdag 31 januari was het springvloed. Dat is een extra hoge waterstand van de zee. En er woedde die dag ook nog een noordwesterstorm. In de nacht kreeg de storm de kracht van een orkaan. De springvloed en de hevige storm zweepte het water van de Noordzee op. Zo hoog dat veel dijken in Nederland het begaven. Vloedgolven van soms wel twee meter hoog rolden de polders in. Grote gebieden in Zeeland, Noord-Brabant en Zuid-Holland overstroomden. Het zoute water sleurde alles mee. Reddingsacties en hulp Zodra het licht werd probeerden mensen uit het rampgebied met hun boten mensen en dieren te redden. Omdat het zondag was en omdat alle verbindingen zoals telefoonlijnen waren uitgevallen, kwam de hulp uit de rest van het land langzaam op gang. Later kwamen Nederlandse, Belgische, Franse, Amerikaanse en Britse soldaten met boten, vliegtuigen en helikopters naar het rampgebied. Veel mensen die nog op de daken en zolders zaten werden door hen gered. De soldaten brachten de slachtoffers naar cafés, jeugdherbergen, scholen en kerken. Daar werden ze opgevangen en kregen ze warme kleren en eten en drinken. In de weken na de Ramp, werd er door veel mensen geld gegeven aan het 'Nationaal Rampenfonds'. Bijna 140 miljoen gulden! Dat was in die tijd een heel hoog bedrag. Het Rode Kruis zamelde kleding en dekens in. En ook het buitenland gaf voedsel en goederen om de slachtoffers te helpen. Oorzaken en gevolgen Tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) werden veel dijken in Nederland beschadigd. Na de oorlog werd er weinig gedaan om deze dijken te herstellen. Nederland had het te druk met de 'wederopbouw'. Bruggen, wegen en fabrieken waren bijna allemaal vernield en locomotieven, wagons en vele machines waren kapot of gestolen. Het kostte veel tijd en geld om dit allemaal weer op orde te brengen. Aan de dijken waren ze nog niet toegekomen. Toen in de nacht van 1 februari het water steeg, braken deze dan ook door of zakten ineen. 1835 mensen verdronken bij de Watersnoodramp net als duizenden dieren zoals koeien, varkens en paarden. Meer dan 72.000 mensen moesten tijdelijk verhuizen (zij mochten logeren bij gastgezinnen). Duizenden huizen, boerderijen en andere gebouwen waren helemaal verwoest of zwaar beschadigd. Het duurde nog jaren voordat de boeren weer normale oogsten hadden. Het zoute water had de akkers geen goed gedaan.
Dijkherstel Direct na de Ramp werd begonnen met het repareren van de dijken. In het begin gebeurde dit met zandzakken. Maar al gauw stuurde de regering tractoren en andere moderne machines. Nadat een dijk was gedicht werd het gebied erachter drooggemalen en opgeruimd. In april 1953 waren nog elf dijken niet gedicht. Op 6 november, zeven maanden na de Ramp, werd het laatste gat bij Ouwerkerk op Schouwen-Duiveland gesloten. Deltawerken Lang voor de Watersnoodramp van 1953 hadden dijkenbouwers het zogenaamde 'Deltaplan' bedacht. Dat was een plan om de zeearmen in Zuidwest-Nederland af te sluiten. Dat plan was nooit uitgevoerd, maar na de Ramp werd er haast achter gezet. Het ene zeegat na het andere werd met dammen gedicht en alle dijken langs de Nederlandse kust werden opgehoogd. Door de Deltawerken is de kans op een watersnoodramp veel en veel kleiner. Andere watersnoodrampen Eerste Kerstdag 1277: Noord-Nederland wordt getroffen door een grote overstroming. De zee dringt diep het land in en Nederland raakt hierdoor grote gebieden kwijt. 19 november 1421: de St.Elisabethsvloed zorgt ervoor dat de Grote Waard bij Dordrecht onder water komt te staan. Twintig dorpen verdwijnen. Een legende vertelt ons dat tijdens deze overstroming een kat het leven van een baby redde door op haar wiegje heen en weer te lopen zodat die niet zou omslaan. 1 november 1570: Nederland wordt getroffen door een hele grote watersnoodramp, de Allerheiligenvloed. In Zeeland komen 3000 mensen om, in Friesland 20.000 en in Groningen 9000. Kerstmis 1717: bij een stormvloed komen in Groningen en Friesland zo'n 5000 mensen om. 22 november 1776: grote delen van Overijssel en Noord-Utrecht overstromen. Januari 1916: op veel plaatsen in Noord-Holland, Gelderland en Overijssel breken de dijken door Wist je dat? Vanaf de 6e eeuw voor Christus bouwden boeren in Friesland en Groningen terpen om zich te beschermen tegen overstromingen. Terpen zijn heuvels van klei, zand, mest en zeewier. In het begin woonde iedere familie op haar eigen terp, maar al snel werden de terpen bij elkaar gevoegd, waardoor er terpdorpen ontstonden. Een aantal van die terpdorpen bestaat nog steeds. In de 12e eeuw begonnen vele monniken in Friesland en Groningen met het bouwen van dijken. Zij zorgden ervoor dat grote gebieden, die tegen overstromingen waren beschermd, bewoond konden worden. In Nieuwerkerk aan de IJssel ligt het laagste punt van Nederland: 6,74 meter onder de zeespiegel. Een aantal slachtoffers van de Watersnoodramp mocht logeren bij prinses Wilhelmina in paleis Het Loo. Koningin Juliana heeft direct na de Ramp veel plaatsen in het rampgebied bezocht. De kinderboekenschrijver Jan Terlouw heeft een mooi boek geschreven over de Watersnoodramp: Oosterschelde Windkracht 10. Niet alleen Nederland werd getroffen door de Watersnoodramp. Ook in Engeland, België, Denemarken en Duitsland liepen dorpen onder water en kwamen mensen om. Voor het dichten van de dijken werden op sommige plaatsen caissons gebruikt, dat zijn grote betonnen bakken. In Ouwerkerk is het museum over de Ramp in zo´n caisson gemaakt.
Vragen 1. Hadden de mensen de overstroming van 1953 aan zien komen? Ja / Nee, dat blijkt uit ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 2. Waarom kwam de hulp uit de rest van Nederland zo traag op gang? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 3. Welke landen schoten later ook te hulp? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 4. Hoeveel geld werd er opgehaald om de slachtoffers te helpen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 5. Hoe komt het dat de dijken in zo’n slechte staat verkeerden? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 6. Hoeveel mensen zijn verdronken tijdens de watersnoodramp? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 7. De oogsten beleven ook na de watersnoodramp slecht. Hoe kwam dat? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 8. Wat zijn ‘De Deltawerken’? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 9. Welke legende wordt verteld over de watersnood van de St. Elisabethsvloed? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 10. Waar is het laagste punt van Nederland? En hoe laag is het daar? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Nederlands-Indië Nasi eten we allemaal wel eens. En wat denk je van saté, met pindasaus? Dit zijn lekkernijen uit een ver en groot land: Indonesië. Meer dan 300 jaar hebben Nederlanders en Indonesiërs veel met elkaar te maken gehad. Vroeger heette Indonesië NederlandsIndië. Het was een kolonie van Nederland. Daarom weten we ook zoveel van Indonesië en daarom zie je daar ook nog veel dingen uit Nederland. Nederlands- Indië Vroeger heette Indonesië Nederlands-Indië. Het was een kolonie van Nederland. Het was wel gek, Nederland was klein en Indonesië heel groot. Rond 1600 voeren er veel Nederlandse schepen naar Indonesië, om daar specerijen te kopen. In Indonesië groeide namelijk peper, kruidnagels, nootmuskaat en nog veel meer. Al deze producten waren in Nederland veel geld waard, omdat iedereen ze in het eten gebruikte. VOC Er was een groot handelsbedrijf in Nederland dat schepen naar Indië stuurde voor specerijen en ook wel voor andere dingen: de Verenigde Oost-Indische Compagnie, opgericht in 1602. De VOC dreef handel met de mensen in Indonesië. Ze wilden natuurlijk hoge winsten halen, zodat ze er rijk van zouden worden. De VOC deed dat meer dan 200 jaar. Maar de VOC deed meer in Indië. Het had daar ook macht, en had ook soldaten in dienst. De vorsten en de mensen in Indië moesten doen wat de VOC wilde. En toen na 1800 de VOC er niet meer was ging de Nederlandse staat daar mee door. Kolonie De macht van Nederland over Indië werd steeds groter. De Indische vorsten moesten zich aan de Nederlanders onderwerpen. Het land werd een kolonie van het koninkrijk Nederland. Een kolonie is een ander woord voor een overzees gebied dat veroverd was door een Europees land. De kolonie kreeg officieel de naam Nederlands-Indië. Nederland bepaalde dat de boeren daar vooral specerijen, koffie en suiker moesten verbouwen. De Nederlanders gaven een prijs voor deze producten en verkochten die dan in Europa voor veel hogere prijzen. Zo verdienden Nederlanders veel geld in Indië. De Indische bevolking De Indische bevolking werd uitgebuit. De boeren wilden veel liever rijst verbouwen in plaats van koffie of peper. Rijst hadden ze nodig om te eten. Maar dat mocht niet van de Nederlanders. Die wilden geld verdienen en dat kon niet met rijst. Soms leidde dit tot grote hongersnood in Indië. Max Havelaar Eduard Douwes Dekker schreef een boek over de slechte omstandigheden van de Indische bevolking. Hij werkte daar voor de Nederlandse regering. Hij vond dat iedereen in Nederland moest weten hoe Nederland in Indië te werk ging.
Het boek heet Max Havelaar, en het maakte in Nederland grote indruk. Heel veel Nederlanders vonden dat Douwes Dekker gelijk had. Ook politici in Den Haag begonnen in te zien dat Nederland de Indische mensen moest helpen. Verandering Rond 1900 gingen de Nederlanders meer doen voor de ontwikkeling van Indië en de bevolking. Er kwamen ziekenhuizen en scholen voor Indische jongens en meisjes. Zo konden zij zich beter ontwikkelen. Nederlanders in Indië Rond 1900 waren veel Nederlanders in Nederlands-Indië gaan wonen. Er was daar immers werk genoeg. Bijvoorbeeld bij het Nederlands bestuur, op de plantages maar ook in de olie. In Indië bleek veel olie in de grond te zitten. Die olie werd steeds belangrijker, toen er auto´s kwamen. De Nederlanders in Indië hadden vaak grote, mooie huizen en veel bediendes. Ze hadden niet zoveel contact met de Indische bevolking. Het waren maar hun bediendes en arbeiders. De Nederlanders voelden zich duidelijk meer dan de Indische mensen. De Nederlanders waren gelukkig met hun leven in Indië en wilden daar nog lang blijven. Dat de Indonesiërs daar zelf anders over dachten, daar wilden de Nederlanders niet naar luisteren. Ze waren er van overtuigd dat de Indonesiërs hun landen niet zelf konden besturen. Misschien over 50 jaar, maar nu nog niet. Japan In 1942 kwam er ineens een einde aan Nederlands-Indië. Het werd veroverd door de Japanners. Zij wilden de rijke olievelden in hun bezit hebben. Alle Nederlanders die daar waren werden in kampen opgesloten en de Indonesiërs werden gedwongen met de Japanners mee te werken. De Japanners waren nu de baas in Indië. Onafhankelijkheid In 1945 was de Tweede Wereldoorlog afgelopen. De Duitsers en de Japanners waren verslagen. Japan gaf zich over. Een dag later riepen twee jonge Indonesiërs, Soekarno en Hatta, de onafhankelijkheid van Indonesië uit. Ze wilden niet dat Nederland weer de macht zou krijgen in hun land. Indonesië moest vrij zijn met Indonesische ministers en Indonesische wetten. Strijd In Nederland schrok de regering van deze aankondiging. Ze stuurde Nederlandse soldaten naar Indië om de macht weer over te nemen. Indië was een Nederlandse kolonie en zo moest het blijven. Maar de Indonesiërs gingen vechten. Ze wilden Nederland niet meer als baas. Nederland kon de strijd tegen de Indonesische soldaten niet winnen. Vrijheid Na meer dan 300 jaar vertrokken de Nederlanders uit Indië. In 1949 zette koningin Juliana haar handtekening onder het papier waarop stond: Indonesië is een onafhankelijke staat! Wist je dat? De VOC stuurde steeds schepen naar Indië die vol specerijen terugkwamen. De VOC dreef niet alleen handel in Indië. Ze had daar ook macht, en er waren ook soldaten. De vorsten in Indië moesten doen wat de VOC wilde. Toen de VOC op hield te bestaan, nam de Nederlandse regering de macht over.
De macht van Nederland werd steeds groter. Indië werd een kolonie van Nederland. De Indische bevolking was bang voor de Nederlandse regering. Eduard Douwes Dekker schreef het boek Max Havelaar. Daarin kon iedereen lezen hoe slecht de Nederlanders de Indische bevolking behandelden. De situatie veranderde. De Nederlanders gingen beter hun best doen voor de Indische bevolking. De Nederlanders hadden niet door dat de mensen in Indië de baas wilden zijn in hun eigen land. In de Tweede Wereldoorlog veroverden de Japanners Nederlands-Indië. Vragen 1. Hoe heet Nederlands-Indië vandaag de dag? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 2. Waarom was het gek dat Nederland de baas was in Nederlands-Indië? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 3. Welke grote handelsmaatschappij handelde met Nederlands-Indië …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 4. Hoe verdiende Nederland veel geld in Nederlands Indië? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 5. De bevolking van Nederlands-Indië waren niet gelukkig met de Nederlanders. Hoe kwam dat? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 6. Waarom schreef Eduard Douwes Dekker een boek? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 7. Hoe heette dat boek? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 8. Wat gebeurde een dag nadat Japan zich had overgegeven na de Tweede Wereld Oorlog? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 9. Was Nederland het ermee eens? Waaruit bleek dat? Ja / Nee, dat blijkt uit ..………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 10. Wat gebeurde in 1949? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..