Begintermen Basiscursus 1 Muziektheorie
noten kunnen lezen en benoemen in de vioolsleutel, met kruisen en mollen
notenwaarden en rusten van hele t/m zestiende kunnen lezen en benoemen
inzicht hebben in maatsoorten: kunnen aangeven welke notenwaarde 1 tel is
Solfège
een eenvoudig melodisch motief kunnen nazingen
a prima vista kunnen uitvoeren van een ritmes in 2/4, 3/4 en 4/4 maat met kwart-, halve en hele noten, ook met groepjes van twee achtsten en de halve noot met punt
Stemvorming
geen onoverkomelijke stem- of gehoorproblemen hebben
een toon kunnen overnemen
zuiver en met muzikaliteit kunnen zingen in samenspel met een pianobegeleiding
Slagtechniek
door middel van een armbeweging blijk kunnen geven van maatgevoel bij een
voorgespeeld muziekfragment enige ervaring hebben met de de twee-, drie- en vierslag
Praktijk
helder kunnen communiceren
een intrinsieke gedrevenheid voor muziek aan de dag leggen
Eindtermen Basiscursus 1 / Begintermen Basiscursus 2 Muziektheorie
kunnen benoemen van noten in de viool- en bassleutel, met kruisen en mollen
kunnen noteren van dalende en stijgende intervallen t/m de kwint op elke toon
kunnen noteren van majeur- en mineurdrieklanken in grondligging t/m 4 voortekens
kunnen noteren van toonladders t/m 4 voortekens in majeur en mineur (authentiek, harmonisch en melodisch)
kennis hebben van twee- en driedelige maatsoorten
kennis hebben van notenwaarden gerelateerd aan maataanduidingen
bepalen van een meest voor de hand liggend slagschema
kennis hebben van de meest voorkomende muzikale termen voor dynamiek en tempo
globale kennis hebben over de stijlperioden Renaissance en Barok en hun
(basislijst) componisten Solfège
een eenvoudig melodisch motief kunnen nazingen
gelijktijdig voorgespeelde intervallen t/m de kwint kunnen nazingen en benoemen
genoteerde intervallen t/m een kwint, stijgend en dalend, kunnen zingen
a prima vista kunnen uitvoeren van ritmes in 2/4, 3/4 en 4/4 maat, waarbij de achtste noot als kleinste notenwaarde geldt, met rusten
a prima vista kunnen zingen van een diatonische melodie, die zich overwegend in secunden beweegt binnen de omvang van een octaaf en gebruik maakt van hele, halve, kwart- en achtste noten
op elke gegeven toon majeur- en mineurdrieklanken in grondligging met notennamen kunnen zingen
Stemvorming
geen onoverkomelijke stem- of gehoorproblemen hebben
een toon zuiver kunnen overnemen
een stembereik hebben van minimaal een octaaf plus een kwint
binnen een eenvoudig lied een basale vocale vaardigheid tonen met betrekking tot ademgebruik en frasering
in staat zijn om in een enkel bezet ensemble twee partijen van een homofoon koorwerk (voorbereid) te kunnen zingen
Partituurspel
één stem uit een koorwerk op de piano kunnen spelen
Slagtechniek
door vrije dirigeerbewegingen blijk kunnen geven van maatgevoel bij een voorgespeeld muziekfragment
de twee-, drie- en vierslag kunnen dirigeren, ook met een opmaat van één tel
een (voorbereid) lied kunnen dirigeren in twee-, drie- en vierslag, startend op de 1ste tel van de maat of met een opmaat van één tel
een eenvoudige canon kunnen dirigeren met aangeven van de verschillende inzetten
Praktijk
helder kunnen communiceren
een intrinsieke gedrevenheid voor muziek aan de dag leggen
op een qua woord en gebaar effectieve manier met een koor kunnen werken
bij het instuderen van een zeer eenvoudig koorwerk goed kunnen waarnemen en vervolgens adequaat kunnen reageren op de verrichtingen van het koor (juiste tonen, zuiverheid, ritmische precisie, dynamiek, uitspraak van de tekst)
Eindtermen Basiscursus 2 Muziektheorie
kunnen benoemen van noten in de viool- en bassleutel, met kruisen en mollen
kunnen noteren van dalende en stijgende intervallen t/m het octaaf op elke toon
kunnen noteren van majeur- en mineurdrieklanken in grondligging en omkeringen,
kunnen noteren van toonladders t/m 4 voortekens in majeur en mineur (authentiek,
op elke toon harmonisch en melodisch)
kunnen noteren van alle kerktoonladders t/m 4 voortekens
kennis hebben van twee- en driedelige maatsoorten
kennis hebben van notenwaarden gerelateerd aan maataanduidingen
bepalen van een meest voor de hand liggend slagschema
kennis hebben van de meest voorkomende muzikale termen (basislijst)
globale kennis hebben over de stijlperioden Renaissance en Barok en hun componisten
Solfège
een eenvoudig melodisch motief kunnen nazingen
gelijktijdig voorgespeelde intervallen t/m het octaaf kunnen nazingen en benoemen
genoteerde intervallen t/m een octaaf, stijgend en dalend, kunnen zingen
a prima vista kunnen uitvoeren van ritmes in 2/4, 3/4 en 4/4 maat, waarbij de zestiende noot als kleinste notenwaarde geldt, met rusten en overbindingen
a prima vista kunnen zingen van een diatonische melodie, die zich beweegt binnen de omvang van een octaaf en gebruik maakt van hele, halve, kwart- en achtste noten, met enkele eenvoudige alteraties
op elke gegeven toon majeur- en mineurdrieklanken in grondligging en omkeringen met notennamen kunnen zingen
Stemvorming
geen onoverkomelijke stem- of gehoorproblemen hebben
een toon zuiver kunnen overnemen
een stembereik hebben van minimaal een octaaf plus een kwint
elementaire kennis en vaardigheden hebben met betrekking tot houding, adem, resonans en klinkervorming
binnen een eenvoudig lied een basale vocale vaardigheid tonen met betrekking tot adem, resonans en klinkervorming
in staat zijn om in een enkel bezet ensemble twee partijen van een homofoon
in staat zijn om in een enkel bezet ensemble een partij in een driestemmige canon te
koorwerk (voorbereid) te kunnen zingen zingen Partituurspel
met één hand één stem uit een koorwerk (voorbereid) op de piano kunnen spelen, terwijl de andere hand het slagschema slaat
akkoorden kunnen op de piano kunnen voorspelen, met name het beginakkoord van een koorwerk
Slagtechniek
adequate dirigeerbeweging kunnen maken op een voorgespeeld muziekfragment en daarbij kunnen reageren op veranderingen in tempo, dynamiek en karakter
de twee-, drie- en vierslag kunnen dirigeren, ook met een opmaat van één tel
een (voorbereid) lied kunnen dirigeren in twee-, drie- en vierslag, startend op de 1ste of 2de tel van de maat of startend met een opmaat
kunnen dirigeren van een eenvoudig vierstemmig koorwerk met het aangeven van inzetten op verschillende momenten in de maat met een onafhankelijke linkerhand
Praktijk
helder kunnen communiceren
een intrinsieke gedrevenheid voor muziek aan de dag leggen
op een qua woord en gebaar effectieve manier met een koor kunnen werken
bij het instuderen van een zeer eenvoudig koorwerk goed kunnen waarnemen en vervolgens adequaat kunnen reageren op de verrichtingen van het koor (juiste tonen, zuiverheid, ritmische precisie, dynamiek, uitspraak van de tekst)
kunnen opstellen en uitvoeren van een repetitieplan voor een eenvoudige homofone compositie en een canon