Bedieningshandboek MULTIMIG 300
ELEKTRON-BREMEN
Fabrik für Elektrotechnik GmbH x Postfach 10 59 60 x D - 28059 Bremen
Telefon +49 / (0)421 / 54 90 6-0 x Telefax +49 / (0)421 / 54 90 619 x
[email protected] x www.elektron-bremen.de
2
3 1
4
5 6
5
7 11 8
14
9
2
10
12
13
1 Uw veiligheid
NL
Veilig met het apparaat werken, is alleen mogelijk wanneer zowel de handleiding als de veiligheidsaanwijzigen volledig worden gelezen en de daarin aangegeven richtlijnen strikt wordt opgevolgd. Laat u zich voor het eerste gebruik praktisch voorlichten. Houdt U zich aan de veiligheidsvoorschriften.* Verwijder oplosmiddelen, ontvettingsmiddelen en andere brandbare materialen voor het lassen uit het werkgebied. Dek brandbare materialen die niet te verplaatsen zijn af. Las alleen wanneer de omgevingslucht geen hoge concentraties stof, zuurdampen, gassen of explosieve substanties bevat. Extra voorzichtigheid is geboden bij reparatiewerkzaamheden aan leidingsystemen en tanks die brandbare vloeistoffen of gassen bevatten of bevat hebben. De koelvloeistof bevat water + spiritus en is mogelijk brandbaar bij ondeskundig gebruik.
Apparaat niet in de regen plaatsen, afspuiten of stoomstralen.
Las nooit zonder laskap. Waarschuw personen in de omgeving voor de straling van de vlamboog. Gebruik een geschikte afzuiging voor gassen en lasdampen. Gebruik een beademingsapparaat wanneer het gevaar bestaat las- of snijdampen in te ademen. Wordt tijdens het werk de netkabel beschadigd of doorgesneden, raak de kabel dan niet aan maar trek direct de stekker uit het kontakt. Apparaat met een beschadigde netkabel nooit gebruiken. Zorg voor een geschikte brandblusser binnen handbereik. Houdt na beëindiging van de werkzaamheden een brandcontrole. Demonteer nooit het reduceerventiel. Vervang een defect reduceerventiel.
Let op een goed kontakt van de massaklem in de directe omgeving van de las. De lasstroom niet via kettingen, kogellagers, staalkabels of isolatiekabels laten lopen. Deze kunnen daarbij smelten. Blokkeer de transportwielen 10 wanneer u op de plaats van het karwei bent aangekomen. Zeker uzelf en het apparaat wanneer op hooggelegen of sterk hellende plaatsen wordt gewerkt. Het apparaat mag alleen worden aangesloten aan een op de juiste wijze geaard stroomnet. Stopkontakt en verlengkabels moeten zijn voorzien van een functionele aardleiding. Draag beschermkleding, handschoenen en schort.
Scherm de plaats van werken af met verplaatsbare wanden of gordijnen. Gebruik het apparaat niet voor het ontdooien van buizen of leidingen. In afgesloten ketels, onder benauwende omstandigheden en bij verhoogd electrisch risico, mogen alleen apparaten met het S -teken worden gebruikt. Schakel het apparaat af en sluit het ventiel op de gasfles tijdens pauzes. Gebruik de beveiligingsketting om te voorkomen dat de gasfles omvalt. Verwijder de gasfles tijdens transport. Verwijder de stekker uit het stopkontakt voordat van werkplek wordt veranderd of aan de machine wordt gewerkt. *) Neem de voor uw land geldende veiligheidsvoorschriften in acht.
2 Elementen 1 Laspistool 2 Reduceerventiel 3 Gasfles* 4 Aflegplaats 5 Hijsogen 6 Handgreep 7 Bedieningspaneel 8 centrale aansluiting 9 Koelribben 10 Transportwielen 11 Hoofdschakelaar 12 Display lasstroom/lasspanning** 13 Massaklem 14 Aansluiting voor massa kabel 15 Afdekking Bedieningspaneel *) Toebehoren **) Optie Afgebeeld of beschreven toebehoren vallen mogelijk niet binnen de leveringsomvang.
3 Gebruiksbestemming Het apparaat is bestemd voor het lassen van staal, aluminium en legeringen onder beroepsmatige en industriële omstandigheden.
4 Beveiliging van het apparaat De machine is electronisch beveiligd tegen overbelasting. Verander de instelling niet als de machine in gebruik is. Sluit de zijdeksel voor het lassen. Voor aanvang van de werkzaamheden werkstuk en apparaat door middel van een massakabel met elkaar verbinden. Lasspatten aan de binnenzijde van het gasmondstuk verwijderen met een speciale tang. Besproei de binnenzijde van het gasmondstuk met een scheidingsmiddel of gebruik een speciale pasta. Dit verhindert het inbranden van lasspatten. Sproei onder een hoek om te voorkomen dat de openingen voor het beschermgas verstopt raken. Gebruik uitsluitend de hijsogen 5 voor het optillen van het apparaat. Til het apparaat niet met een vorkheftruck of dergelijken aan het huis..
3
5 Geluidsproductie De geluidsniveau van het apparaat is minder dan 70 dB(A) gemeten bij normale belasting overeenkomstig EN 60974.
6 Mogelijke storingen door electromagnetische velden Dit produkt voldoet aan de huidige geldende normen. Let bij gebruik op het volgende: Het apparaat is bestemd voor het lassen onder beroepsmatige en industriële omstandigheden. Bij gebruik in een andere omgeving (bijv. woongebied) kunnen andere electrische apparaten worden gestoord. Tijdens gebruik kunnen electromagnetische problemen ontstaan in: – Leidingen voor het stroomnet, besturingsbekabeling, signaal- en communicatieverbindingen in de nabijheid van het las- of snijapparaat. – Televisie- en radiozenders en -ontvangers
– Computers en andere verwerkingseenheden – Beveiliging van onder andere gebouwen en dergelijke (bijv. alarminstallaties) – Hartstimulatoren en gehoorapparaten – Toestellen voor het kalibreren of meten – Niet of slecht ontstoorde apparaten Indien andere toestellen in de omgeving worden gestoord, kan het noodzakelijk zijn om extra ontstoringsmaatregelen te nemen. De storingsomgeving is niet beperkt tot het terrein waar men zich bevindt. Dit is mede afhankelijk van de bouwwijze van het gebouw en andere plaatselijke werkzaamheden en invloeden. Gebruik het apparaat overeenkomstig de opgave en aanwijzingen van de producent. De gebruiker is verantwoordelijk voor de installatie en het juiste gebruik van het apparaat. Treden er electromagnetische storingen op dan is de gebruiker (eventueel met hulp van de producent) voor de opheffing hiervan verantwoordelijk.
7 Technische gegevens Type Lassen Lasbereik (I2min-I2max/ U2min-U2max) Spanning onbelast Instelling spanning Karakteristiek ID 100 % 40°C ID 60 % 40°C ID bij max. stroom 40°C ID 100 % 25°C ID 60 % 25°C ID bij max. stroom 25°C Drosselstanden (elektr. instelbaar) Lasdraad staal Lasdraad aluminium Draadtoevoersnelheid Net Netspanning 3~ (50/60 Hz) Opgenomen vermogen S1 (100 %/40°C) Opgenomen vermogen S1 (60 %/40°C) Opgenomen vermogen S1 (max. Strom) Stroomopname I1 (100 %/40°C) Stroomopname I1 (60 %/40°C) Stroomopname I1 (max. stroom) Vermogensfactor (bij I2max) Afzekering Netstekker Apparaat Beschermingssoort (EN 60 529) Isolatiestofklasse Koelsoort Geluidemissie
4
MULTIMIG 300 A/V
Ø mm Ø mm m/min
30-260/ (11,4)15,5-27 12,7-34 41 constant 160 200 35 180 220 45 4 0,6-1,2 1,0-1,2 0,1-25
V kVA
400 5
kVA
6,2
kVA
9,7
A A A cos ϕ A/tr
7,2 9 14 0,87 16 CEE 16
V Standen
A A % A A %
dB(A)
IP23 F F <70
Type Maten en gewichten Afmetingen stroombron (LxBxH) Gewicht stroombron Standaarduitrusting Voedingseenheid Ingestelde draaddiameter
MULTIMIG 300 mm kg
945x425x 720 108,5
rollen mm
4 0,8/1,0
8 Korte bedienhandleiding
)
De uitvoerige beschrijving vindt u in hoofdstuk 9 "Voor de ingebruikneming" en in hoofdstuk 10 "Ingebruikneming". Zet de gasfles 3 op de aanleg en maak deze vast met de ketting 35. Verwijder de schroefdop van de gasfles en open het gasflesventiel 34 kort (uitblazen). Sluit de reduceerventiel 2 aan op de gasfles. Sluit de beschermgasslang 31 van de installatie aan op de reduceerventiel en open de beschermgasfles. Steek de netstekker in het stopcontact. Sluit de werkstukleiding 22 aan op de massa-aansluiting 14 (-) en bevestig de massaklem 13 op het werkstuk. Plaats de draadaanvoerrollen 29 op de draadaanvoerunit overeenkomstig de gekozen lasdraad. Aandrukkracht op stand 2. Sluit het laspistool 1 aan (centrale aansluiting 8) en monteer de stroomtip overeenkomstig de gekozen lasdraad. Plaats de rol lasdraad op de machine.
Zet de hoofdschakelaar 11 op Aan. Druktoets 51 ("+") en druktoets 48 (gassoort) ingedrukt houden (min. 2 sec.) en op het reduceerventiel de gashoeveelheid instellen. (Vuistformule: draaddiameter x 10 = gashoeveelheid). Draadinloop-knop ingedrukt houden tot de lasdraad ca. 10 mm. voorbij het uiteinde van het gasmondstuk steekt. Met toets 44 het te verlassen materiaal kiezen. Met toets 46 de draaddiameter kiezen. Met toets 48 de beschermgassoort kiezen. Met toets 52 werkingswijze 2-takt kiezen. Toets 56 telkens indrukken tot de middelste LED voor materiaaldikte gaat branden en dan met draaiknop 53 de materiaaldikte van het te lassen materiaal instellen. Toortsschakelaar ingedrukt houden = lassen. Toortsschakelaar los laten = lasproces beëindigd. Indien gewenst kan de draadaanvoersnelheid met draaiknop 58 worden gecorrigeerd.
5
Inleggen van de draadspoel
9 Voor het in gebruik nemen Aansluiten laspistool Verbind de centrale stekker 17 van het laspistool 1 met de centrale aansluiting 8 aan het apparaat.
þ8 17
Open de deksel van het apparaat of de draadaanvoerkoffer 2 en maak de moer 26 los van de houder 24. Plaats de lasdraadspoel op de houder en let daarbij op dat de uitsparing over de nok 23 valt. Gebruik voor kleine spoelen lasdraad een adapter (bestelnummer 620.9650.0). Stel de spanning van de lasdraad dusdanig af met de draadrem 25 dat wanneer de knop op het laspistool wordt losgelaten de draadspoel nog net direct stil staat.
18 19
23 24
20
25 26
Aansluiten van de massakabel Verbind de massakabel 22 met aansluitpunt 14 op het apparaat. Draai de aansluiting rechtsom om de verbinding te zekeren en bevestig de massaklem 13 goed geleidend aan lastafel of werkstuk.
Inbrengen van de lasdraad Schroef de tip uit het laspistool 1 Open de deksel van het apparaat of draadaanvoerkoffer 2. De diameter van de lasdraad moet overeenstemmen met de markering op de kopse kant van de draadrol 29. Druk de hefbomen 27 opzij en steek de lasdraad door de toevoeropening 28 en de centrale aansluiting 8.
14
22
Bevestigen van de massaklem Bevestig de massaklem 13 in de directe omgeving van de las waardoor de lasstroom niet zelfstandig de terugweg kan bepalen via machinedelen, kogellagers of electrische schakelingen. Let in het bijzonder op een stabiele en goed geleidende verbinding tussen massaklem en werkstuk.
27
27
28
8
29 Druk de zwenkarmen 30 terug en blokkeer deze met de hefbomen 27.
L1(R) L2(S) L3(T) N(MP) PE
1
1 1
30
30
27
27
2
1
2
Leg de massaklem niet op de lasinstallatie of gasfles omdat anders de lasstroom via de aardeverbindingen wordt geleid en deze onherstelbaar beschadigd raken. Sluit de massaklem stevig aan op de lastafel of het werkstuk.
Aansluiten aan het stroomnet Steek de stekker in een juiste kontaktdoos. De zekering moet in overeenstemming zijn met de opgegeven specificatie.
6
Schakel het apparaat in met de hoofdschakelaar 11 strek het slangenpakket uit en druk op het bedieningspaneel op de . Stel de aanlegdruk van de toets voor de draadinloop draadaanvoerrollen zodanig af met regelschroef 27 dat de draadaanvoerrollen 29 nog net draaien wanneer de draadspoel wordt tegen gehouden. De draad mag niet klemmen of worden vervormd.
p
Goed
p
Aanpassingen aan het apparaat voor het lassen met aluminiumdraad
p
Aanlegdruk te hoog
Onjuiste draadtoevoerro
Tip voor een toevoereenheid met 4 rollen: Stel, om de lasdraad binnen de toevoereenheid op spanning te houden, de aanlegdruk van de draadaanvoerrollen 29 aan de doorvoeropening zijde 28 lager in dan die aan de zijde van de centrale aansluiting 8. Druk zo lang op de toets voor de draadinloop. , tot de draad aan de laspistoolhals ca. 20 mm naar buiten steekt. Schroef een passende tip in het laspistool 1 en knip het uitstekende stuk draad af.
Wissel de draadaanvoerrollen tegen de juiste aluminiumdraad-toevoerrollen. Verwissel het laspistool voor staal met een voor aluminium of verwissel het binnenspiraal voor staal door een teflon inliner. Verwijder het capillair buisje 42 in de centrale aansluiting. Kort het uitstekende stuk teflon inliner dusdanig in dat zij heel kort aan de draadtoevoerrol ligt en schuif het overeenkomstig ingekorte messing buisje over de teflon inliner als stabilisatie. Draai het laspistool goed aan en steek de lasdraad in de opening. De bestelnummers voor wisseldelen zijn afhankelijk van het type laspistool en de draaddiameter. Raadpleeg de pistolen-onderdelenlijst.
)
17
38 39 40 41
42
29
Aansluiten van de gasfles Zet de gasfles 3 op de daarvoor bestemde plaats en gebruik de veiligheidsketting 35 om omvallen te voorkomen. Open de afsluiter 34 van de gasfles enkele malen om eventuele aanwezige vuildeeltjes te verwijderen. Sluit het reduceerventiel 2 aan op de gasfles 3 . Schroef de slang voor het beschermgas 31 aan het reduceerventiel. Gasfles openen en terwijl de pistoolschakelaar is ingedrukt de gashoeveelheid instellen met de instelschroef 36 van het reduceerventiel. De doorstroommeter 32 geeft de hoeveelheid gas aan. Vuistregel is: Hoeveelheid gas = Draaddiameter x 10 l.min. De inhoud van de gasfles wordt aangegeven door de inhoudsmanometer 33.
34
33 2 32
17 Centrale stekker 38 Nippel (=klemdeel) van de teflon- of kunststof inliner voor 4.0 mm en 4,7 mm buitendiameter. 39 O-ring 3,5x1,5 als gas-afdichting 40 Wartelmoer 41 Teflon en kunststof inliner 42 Steunbuisje voor teflon en kunststof inliners met 4 mm buitendiameter vervangt het stalen capillaire buisje in de centrale aansluiting. Bij een buitendiameter van 4,7 mm vervalt het buisje 29 Draadaanvoerrollen
3 35
31 36
7
10 In gebruik nemen Bedienveld DS 20 43
44
45
46
47
48
49
50
51
52 53 54 55 56 57 58 59 43 Omschakeltoets "Handmatige bediening aan / uit" Met deze toets kan de machine tussen automatische en handmatige bediening worden omgeschakeld. 44 Keuzetoets "Materiaal" Met de toets "Materiaal" wordt het te lassen materiaal gekozen. 45 Toets "Save" (Tiptronic) Deze toets dient voor het opslaan van een Job 46 Keuzetoets "Draaddiameter" Met de toets "Draaddiameter" wordt de diameter van het lasdraad gekozen. 47 Toets "Enter" (Tiptronic) Deze toets dient ter bevestiging bij het opslaan van een Job. 48 Keuzetoets "Gassoort" Met de toets "Gassoort" wordt het gebruikte gas gekozen. 49 Omschakeltoets "Tiptronic On/Off" Deze toets schakelt de modus Tiptronic aan of uit. 50 Multi-Functiedisplay In deze display worden alle parameterwaarden en meldingen aangeduid. 51 Keuzetoetsen "+" en "-" Met deze toetsen kan tussen de secundaire parameters heen en weer geschakeld worden. 52 Omschakeltoets "2-takt / 4-takt" Met deze toets wordt tussen de werkingswijze 2-takt en 4-takt omgeschakeld. Een brandende LED duidt de op dat moment gekozen werkingswijze aan. 53 Draaiknop voor schakelstand / materiaaldikte Met de draaiknop wordt de gewenste schakelstand, respectievelijk de materiaaldikte ingesteld. Bij automatische bediening kan het instelbereik, afhankelijk van de gekozen materiaal-draad-gas-combinatie, verkort zijn. Tijdens het lassen kan de schakelstand niet versteld worden. 54 Digitale Multi-Functie-Aanduiding In deze aanduiding worden de primaire parameters aangeduid zoals schakelstand, respectievelijk materiaaldikte (in mm) of de draadaanvoersnelheid (in m/min). 8
55 LED "Overgangsvlamboog" De LED overgangsvlamboog brandt, indien de machine bij de actuele materiaal-draad-gas-combinatie en de gekozen schakelstand zich bevind in de lastechnische moeilijke bereik bevind tussen kortsluitboog en open boog oftewel de zogenaamde overgangsvlamboog. Bij handmatige bediening is deze functie niet werkzaam. 56 Omschakeltoets primaire parameters Met deze toets kan men tussen lasvermogen en draadaanvoersnelheid omschakelen, welke in de digitale Multi-Functie-Aanduiding 54 wordt weergegeven. Het lasvermogen wordt door de schakelstand bewerkstelligd of door de bijbehorende materiaaldikte. Een brandende LED duidt aan, welke parameters op dat moment worden weergegeven. 57 Omschakeltoets "Puntlassen" en "Intervallassen" Met deze toets wordt tussen de werkingswijzen puntlassen en intervallassen geschakeld. Een brandende LED duidt het op dat moment gekozen werkingswijze aan. 58 Draaiknop "Draadaanvoersnelheid" Bij automatische bediening wordt met deze draaiknop de draadaanvoersnelheid gecorrigeerd. Bij handmatige bediening kan de draadaanvoersnelheid direct tussen 0,1 en 25 m/min worden ingesteld. 59 LED-aanduiding "draadaanvoer-correctie" De LED-aanduiding is alleen werkzaam bij automatische bediening en geeft de graad van de correctie aan. Brand de bovenste, middelste LED, dan blijft de voorgeprogrammeerde draadaanvoersnelheid onveranderd. Draait men de draaiknop 58 naar links, wandelt de brandende LED naar links en de draadaanvoersnelheid wordt verminderd. Draait men de draaiknop 58 naar rechts, wandelt de brandende LED naar rechts en verhoogt hiermee de draadaanvoersnelheid. 60
61
62
60 Laspistool-Display In de display van het laspistool wordt de actuele schakelstand, materiaaldikte of draadaanvoersnelheid aangeduid (identiek als met de Multi-Functie-Aanduiding 54). In de Tiptronic modus wordt de actuele Job-regel en Job-nummer aangeduid. 61 Kiepschakelaar laspistoolMet de kiepschakelaar van het laspistool kan de schakelstand, materiaaldikte of de draadaanvoersnelheid worden veranderd (afhankelijk van de waarde die in de digitale Multi-Functiedisplay 54 wordt aangeduid). Tijdens het lassen kan met de kiepschakelaar de draadaanvoersnelheid worden gecorrigeerd. In de Tiptronic modus kan met de kiepschakelaar tussen de geactiveerde Jobs worden omgeschakeld. 62 Drukknop modus laspistool Deze knop heeft in handmatige- en automatische bediening dezelfde functie als de toets 56 bij de primaire parameters op bedienveld DS 20. In de Tiptronic modus kan met deze knop tussen Job-nummer en Job-regel worden omgeschakeld.
Automatische bediening Bij automatische bediening wordt de schakelstand en de draadaanvoersnelheid automatisch door de machine gekozen, op basis van de vooraf ingestelde materiaalsoort, materiaaldikte, draaddiameter en gassoort. Door telkens indrukken van toets 44 kan het te verlassen materiaal worden gekozen. De gekozen materiaalsoort wordt in display 50 aangeduid. Door telkens indrukken van toets 46 kan de voorgenomen draaddiameter worden gekozen. De gekozen draaddiameter word in display 50 aangeduid. Door telkens indrukken van toets 48 kan de te gebruiken gassoort worden gekozen, welke in display 50 wordt aangeduid. Drukt men op toets 56, in het veld van de primaire parameters, één of twee keer, tot de middelste LED van het symbool materiaaldikte gaat branden, dan kan met draaiknop 53 de dikte van het te lassen materiaal worden ingegeven.
Handmatige bediening Bij handmatige bediening worden de lasparameters zoals schakelstand en draadaanvoersnelheid direct ingesteld, onafhankelijk van de gedefinieerde materiaal-draad-gascombinatie. De keuze van schakelstand geschiedt met draaiknop 53 en de instelling van de draadaanvoersnelheid geschiedt met draaiknop 58.
Stelbereik Handmatige bediening
Stelbereik Automatische bediening
1-4
+/- 1
Draadcorrectie
0,1 - 25 m/min
50% - 200%
Terugbrandtijd draad
10 - 250 msec.
50% - 200%
Parameters Correctie smoorspoelstand
Gasnastroomtijd
0,1 - 10 sec.
50% - 200%
Intervaltijd aan
0,1 - 10 sec.
0,1 - 10 sec.
Intervaltijd uit
0,1 - 2 sec.
0,1 - 2 sec.
Puntlastijd
0,1 - 10 sec.
0,1 - 10 sec.
Door middel van het indrukken van toets draaddiameter 46 wordt de aanduiding van de secundaire parameters beëindigd en schakelt de aanduiding over naar de primaire parameters.
Menu Extra’s Toegevoegd naast de secundaire parameters in het menupunt Extra's, zijn de volgende functies beschikbaar: Menupunt Machinegegevens
Aanduiding Bedrijfsurenteller
Secundaire parameters
Lasprogramma's
Met de toetsen "+" en "-" 51 kan tussen de secundaire parameters gasvoorstroomtijd, inloopsnelheid draad, schakelstand transformator, stand smoorspoel, draadaanvoersnelheid(-correctie), terugbrandtijd draad, gasnastroomtijd, intervaltijd aan, intervaltijd uit, en puntlastijd omgeschakeld worden. Indien met de toets "+" 51 of met de toets "-" 51 op de aanduiding van de secundaire parameters wordt geschakeld, verschijnt in de display 50 voor twee seconden de "nieuwe" waarde. Toets materiaal 44 heeft nu de functie waarde verkleinen, toets draaddiameter 46 heeft nu de functie einde en toets gassoort 48 heeft nu de functie waarde verhogen. De parameters intervaltijd aan en intervaltijd uit zijn alleen bij ingestelde werkingswijze intervallassen te veranderen. Dat geld tevens voor de parameter puntlastijd, welke bij ingeschakelde werkingswijze puntlassen te veranderen is. In de display 50 wordt telkens de gekozen parameter aangeduid. Tussen haakjes wordt telkens de standaard- of voorgestelde waarde aangeduid. Met de toets materiaal 44 kan de waarde van de aangeduide parameter worden verkleind en met toets gassoort 48 kan de waarde van de aangeduide parameter worden verhoogd. Afhankelijk of de machine geschakeld is voor automatisch- of handmatige bediening, kunnen de parameters als volgt worden veranderd:
Bedrijfsysteem DMR
Parameters Gasvoorstroomtijd Inloopsnelheid draad Schakelstand transformator
Stelbereik Handmatige bediening 0,1 - 10 sec.
Stelbereik Automatische bediening
Bedrijfsysteem Master Diagnose
Flow koelunit [l/min] Uitgangsspanning [V] Temperatuur [°C] Laatste foutmelding
Taal/Language
Keuzemenu talen
Contrast display
10 - 60
Functieblokkering
0 alles vrij 1 Werkingswijze, stand, draadcorrectie en Tiptronic vrij 2 Werkingswijze, Jobkeuze vrij 3 alles geblokkeerd
Met de toets materiaal 44 en gassoort 48 kan tussen de menupunten worden geschakeld. De verschillende waarden van deze menupunten kunnen door gelijktijdig indrukken van de toetsen "+" en "-" 51 worden opgeroepen. Ook hier kan tussen de verschillende waarden met toets materiaal 44 en toets gassoort 48 worden geschakeld. Terug geschied door het drukken op de toets draaddiameter 46.
0,1 - 10 sec.
0,1 - 10 m/min 10% - 80% van de geprogrammeerde waarde 1 - 41
(afhankelijk van de actuele materiaaldraad-gas-combinatie)
9
Tiptronic Met de Tiptronic-functie staan er voor de gebruiker 100 van elkaar onafhankelijke Jobs tot haar beschikking (10 Job-regels met elk 10 Jobs) In een Job zijn de gezamenlijke in het bedienveld gekozen instellingen en correcties opgeslagen. De Tiptronic-functie heeft grote voordelen bij veel terugkomende laswerkzaamheden die kunnen worden vastgelegd met bijbehorende Jobnummers of voor meerdere lassers die hun individuele instellingen willen opslaan in een Job. Job programmeren: Optimale instelling voorlassen. Save-toets 45 indrukken (LED Save knippert). Met de toets materiaal 44 en gassoort 48 of met de kiepschakelaar van het laspistool de plaats van de Job oftewel De Jobnummer kiezen en met de Enter-toets bevestigen. (Wordt de Enter-toets niet beroerd, dan stopt na 10 sec. de LED Save met knipperen na de laatste druk op een toets en wordt het proces van opslaan onderbroken). De LEDs Save en Enter bevestigen door kort knipperen de afgesloten programmering. Job kiezen: Tiptronic-functie met toets "Tiptronic ON/OFF" 49 inschakelen (bijbehorende LED brand). Jobnummer met de kiepschakelaar van het laspistool kiezen ( als alternatief kan het Jobnummer met de toetsen materiaal 44 en gassoort 48 worden gekozen). Indien men de Tiptronic modus weer wil verlaten dient men de toets "Tiptronic ON/OFF" 49 in te drukken(LED Tiptronic gaat uit). De parameters worden weer teruggezet op die waarden, die voor het inschakelen van de Tiptronic modus waren ingesteld. Job inactief maken: Tiptronic-functie met toets "Tiptronic ON/OFF" 49 inschakelen (bijbehorende LED brand). Jobnummer met de kiepschakelaar van het laspistool 61 of met de toets materiaal 44 en gassoort 48 kiezen (een actieve Job wordt in de display van het laspistool 60 door een decimaalpunt tussen Jobregel en Jobnummer weergegeven). De Enter-toets 47 twee seconden lang ingedrukt houden (de decimaalpunt in de display van het laspistool 60 verdwijnt). Job actief maken: Tiptronic-functie met toets "Tiptronic ON/OFF" 49 inschakelen (bijbehorende LED brand). Jobnummer met de kiepschakelaar van het laspistool 61 of met de toets materiaal 44 en gassoort 48 kiezen (een inactieve Job wordt in de display van het laspistool 60 door het missen van de decimaalpunt tussen Jobregel en Jobnummer weergegeven). De Enter-toets 47 twee seconden lang ingedrukt houden (de decimaalpunt in de display van het laspistool 60 verschijnt). Job nieuw programmeren: Tiptronic-functie met de toets "Tiptronic ON/OFF" 49 inschakelen en Job kiezen (zie Job kiezen). Gewenste instelling veranderen. Save-toets 45 indrukken (LED Save knippert). Met Enter-toets 47 bevestigen. De LEDs Save en Enter knipperen kort bij een afgesloten programmering. 10
Job kopieren: Tiptronic-functie met de toets "Tiptronic ON/OFF" 49 inschakelen en Job kiezen (zie Job kiezen). Save-toets 45 indrukken (LED Save knippert). Met de toetsen materiaal 44 en gassoort 48 een Jobnummer als doel kiezen en met de Enter-toets 47 bevestigen (wordt de Enter-toets niet ingedrukt, verdwijnt na 10 sec na het indrukken van een toets de LED Save en wordt het proces van opslaan onderbroken. Is het doel met bijbehorende Jobnummer voorheen nog niet als Job vastgelegd, dan zal deze in de display knipperend worden weergegeven. De LEDs Save en Enter knipperen kort bij een afgesloten programmering. De door de gebruiker gedefinieerde Jobtekst wordt tevens naar de nieuwe Job meegekopieerd. Job-tekst ingeven Voor elke Job kan een individuele tekst worden vastgelegd zodoende deze specifieke Job een speciaal kenteken te geven of alles eenduidig te kunnen ordenen. Tiptronic-functie met de toets "Tiptronic ON/OFF" 49 inschakelen en Job kiezen (zie Job kiezen). Jobnummer met de toetsen materiaal 44 en gassoort 48 kiezen. De toetsen "+" en "-" 51 gelijktijdig indrukken (een knipperende cursor verschijnt in de display 50) om in de editeermodus binnen te komen. Met de toetsen "+" en "-" 51 kan de cursor worden verplaatst. Aan het einde van de regel sprint de cursor naar het begin van de volgende regel. Met de toetsen materiaal 44 en Gassoort 48 een teken (getal, letter of speciaalteken) kiezen. De editeermodus word beëindigd door het indrukken van de toets "draaddiameter" 46 of door het gelijktijdig indrukken van de toetsen "+" en "-" 51. Drukt men in de editeermodus op de toets "Tiptronic ON/ OFF" 49 (Tiptronic word uitgeschakeld) worden de ingaven van de tekst niet opgeslagen. Zowel voor de Job-regel (bovenste regel in de display 50) als ook voor de Job-nummers (onderste regel in de display 50) kunnen teksten worden geprogrammeerd.
Bijzondere functies Gastest Door gelijktijdig indrukken van toets "+" 51 en de toets gassoort 48 wordt de functie gastest geactiveerd. De gasklep van de machine wordt daardoor ingeschakeld om de gasverzorging te kunnen testen. De functie blijft 30 seconden lang actief en wordt automatisch beëindigd. Door opnieuw deze toetscombinatie in te drukken kan de gastest voortijdig worden beëindigd.
Foutcodes In het geval van storing wordt in de digitale Multi-Functie-Aanduiding 54 een foutcode weergegeven en in de Multi-Functiedisplay 50 verschijnt de bijbehorende beschrijving van de fout. Zolang de bijbehorende beschrijving van de fout in de display zichtbaar blijft kan niet met de machine worden gewerkt.. Code Beschrijving fout Mogelijke oplossing E00 no Prog Andere materiaal-draadVoor de gekozen mate- gas-combinatie kiezen. riaal-draad-gas-combinatie zijn geen lasparameters voorhanden. (geen zinvolle combinatie). E01
Overtemperatuur De machine in de standDe machine is oververhit by modus laten afkoelen. geraakt Ventilatorsysteem controleren.
E02
Fout draadaanvoer
Pakket laspistool met perslucht uitblazen. Binnenspiraal en draadaanvoerunit controleren
E03
Constante kortsluiting
Aansluiting laspistool en massakabel op kortsluiting controleren.
E04
Fout hoofdrelais
Hoofdrelais (in het bijzonder het terugmeldcontact) controleren
E05
Fout koelcirculatie Geen of te weinig koelmiddel in de watertank.
Koelmiddel bijvullen en controleren
E06
Net-onderspanning Netspanning controleren, De netspanning is te laag netzekeringen controle(Fase ligt er uit) ren.
E07
EEProm rekensomfout
Machine uit- en weer inschakelen
E08
Overspanning secundair
Servicetechneut inschakelen
11 Basiskennis van het MIG/MAG lasproces Principe van het MIG/MAG-lasproces De draadaanvoerrollen transporteren de lasdraad van de spoel naar de tip. Tussen de lasdraad en het werkstuk brandt de vlamboog. De lasdraad is dus de vlamboogdrager. Uiterst secuur smelt de vlamboog het werkstuk waardoor het smeltbad ontstaat. De lasdraad smelt, druppelt in het smeltbad en dient zo als toevoegmateriaal. Uit de gasopening stroomt het beschermgas en zorgt er voor dat de atmosferische lucht geen toegang heeft tot de vlamboog en het smeltbad.
Draadaanvoerrollen Lasdraad
Tip Beschermgas Lasnaad Werkstuck
Vlamboog
Er zijn twee manieren van metaal lassen met beschermgas. Zij onderscheiden zich door het soort gas dat wordt gebruikt in: Metaal passief-gas lassen (Metall-Inert-Gas = MIG) waarbij het gas geen actieve rol speelt in het lasproces in tegenstelling tot het Metaal actief-gas lassen (Metall-Aktiv-Gas = MAG) waarbij het gas de werking van het lasproces ondersteunt. Lasproces MIG
Stroom-/Spanningaanduiding 12 De werkelijke waarden van de lasspanning en de lasstroom worden tijdens het lassen in een digitale display weergeven. Na het lassen wordt de Hold-functie werkzaam, waar de laatste gemiddelde waarden voor lasspanning en lasstroom worden weergegeven. De LED "Hold" blijft branden. Bij verandering van bepaalde lasinstellingen door de bediener, wordt de Hold-functie beëindigd en worden bij automatische werking de richtwaarden van stroom en spanning aangeduid.
Stroombron
Gasopening
Beschermgas niet aktief gas
aktief gas
Helium (He) Argon (Ar) Mengsels uit Ar/He
MAG-C
Kooldioxyde 100 % CO2
MAG-M
Mengsels uit Ar/CO2 Ar/O2
Verdere onderverdeling van het lasproces vindt plaats door de vorm van de lasboog. Dit betekend dat de vorm van de vlamboog met de mate van kortsluiting en de wijze van overdragen van het toevoegmateriaal de onderverdeling bepalen. Keuze van de vlamboog is slechts beperkt mogelijk bijv. bij het lassen met een korte vlamboog. Lassen met een korte vlamboog is in iedere soort van lassen met beschermgas mogelijk door de keuze van de juiste stroomsterkte en de daarbij behorende spanning. Kortsluitfrequentie en de grote van de druppel is echter sterk afhankelijk van het gebruikte beschermgas.
11
Soorten van vlambogen
Stand van het laspistool
Kortsluit vlamboog Deze soort is bijzonder geschikt voor het lassen van dun materiaal of bij het werk onder moeilijke omstandigheden. Gelast wordt met een zeer korte vlamboog met een lage stroomsterkte en spanning. Door de oppervlaktespanning van het smeltbad wordt de druppel in het bad gezogen en wordt de vlamboog opnieuw ontstoken. Door deze herhaaldelijke cyclus ontstaat een constante wissel tussen kortsluiting en brandtijd van de vlamboog. De overgang tussen kortsluit vlamboog en gespreide vlamboog hangt af van het gasmengsel en de draaddiameter.
)
Overgangsvlamboog Deze vorm wordt gebruikt voor plaat met een middelmatige dikte en voor het dalend lassen. De overgang van het toevoegmateriaal vindt hierbij plaats in zowel de kortsluiting als in een val. Hierdoor ontstaat een minder aantal kortsluitingen en een wat heter smeltbad als bij het lassen met een kortsluit vlamboog. Lassen met de overgangsvlamboog is economischer dan lassen met een kortsluit vlamboog omdat het een grotere smelthoeveelheid geeft dan het lassen met een kortsluit vlamboog.
)
In alle posities kan worden gewerkt: onderhands, bovenhands, horizontaal, verticaal (zowel van boven naar beneden als omgekeerd) en diagonaal. Bij onderhands en horizontaal lassen wordt het laspistool loodrecht (neutrale stand) of tot 30° stekend gehouden. Bij dikkere lagen kan het laspistool ook licht slepend worden gehouden. De neutrale stand geeft de gunstigste inbranddiepte en bescherming door het gas. Houdt het laspistool niet al te schuin om te voorkomen dat door turbowerking lucht tussen het beschermgas wordt gezogen. Bij verticaal en bovenhands lassen wordt het laspistool licht stekend gehouden. Omdat een voorlopend smeltbad ontstaat, is het gevaar van onvolledige hechting aanwezig waardoor deze techniek alleen geschikt is voor speciaal opgeleide en ervaren lassers. Het gevaar wordt groter bij dikkere materialen of wanneer het smeltbad dunner wordt door een te hoge spanning.
Lange vlamboog De lange vlamboog is typisch voor het lassen met kooldioxyde (CO2) of mengselgassen met een hoog gehalte aan CO2 in het hogere vermogensbereik. De lange vlamboog is minder geschikt voor het lassen onder moeilijke omstandigheden. Hoofdzakelijk door de zwaartekracht komen grote druppels toevoegmateriaal in het smeltbad terecht. Wanneer kortsluitmomenten optreden en de vlamboog opnieuw ontsteekt ontstaan spatten.
Sproei vlamboog Het zeer vloeibare smeltbad maakt deze soort vlamboog niet geschikt voor het lassen onder moeilijke omstandigheden. De sproei vlamboog ontstaat wanneer met een niet aktief gas of een mengselgas met een hoog gehalte aan Argon (Ar) gelast wordt in het hogere vermogensbereik. De sproei vlamboog heeft een zeer fijne druppelvorming en een kortsluitvrije overgang van het toevoegmateriaal.
Werkbereik bij MAG-lassen Diameter draadelectrode
Lange/ gespreide vlamboog
Overgangsvlamboog
Korte Vlamboog
mm
A
A
V
A
V
0,8
140… 23… 180 28
110… 150
18… 22
50… 130
14… 18
1,0
180… 250
24… 30
130… 18… 200 24
70… 160
16… 19
1,2
220… 320
25… 32
170… 19… 250 26
120… 17… 200 20
1,6
260… 320
26… 34
200… 22… 300 28
150… 18… 200 21
V
Lasrichting stekend
Lasrichting slepend
Vermijd grotere pendelende bewegingen om te voorkomen dat het smeltbad voor de vlamboog wordt opgestuwd. Hierdoor ontstaat een voorlopend smeltbad en bestaat de mogelijkheid op een onvolledige hechting. Pendel, met uitzondering van verticaal stapelend lassen, slechts zo breed dat de beide voegflanken net worden geraakt. Heeft de voeg voldoende breedte dan moeten twee rupsen naast elkaar worden gelegd. Bij verticaal stapelend lassen wordt gependeld in de vorm van een open driehoek.
Lengte van de vlamboog Een langere vlamboog vermindert de inbranddiepte, de rups wordt breder en vlakker en het spatten stijgt. In vergelijking met de korte vlamboog gaat het toevoegmateriaal als grotere druppels in het smeltbad over. Gebruik een langere vlamboog om een vlakke of holle naad te krijgen. Een kortere vlamboog verhoogt de inbranddiepte (bij gelijke stroomsterkte). De rups wordt smaller en het spatten vermindert. Wanneer nog geen sprake is van lassen met de kortsluit vlamboog, gaat het toevoegmateriaal als kleinere druppels in het smeltbad over.
Goede laseigenschappen worden alleen bereikt wanneer spanning en stroom juist op elkaar zijn afgestemd. Bij CO2 is een ongeveer 3V hogere vlamboogspanning noodzakelijk dan bij mengselgassen met een hoog gehalte aan argon (Ar).
Het principe van MIG-solderen Het proces van MIG-solderen is zeer identiek aan het MIGMAG-lassen. Op basis van de geringe arbeidstemperatuur bij het MIG-solderen wordt het basismateriaal niet gesmolten. De verbinding geschiedt door het afsmelten van een kopergelegeerde draad, welke het basismateriaal inkapselt of "bevochtigd" (hardsoldeerverbinding).
12
Lange vlamboog
Korte vlamboog
Draad-uitsteeklengte In de regel bedraagt de afstand tussen laspistool en werkstuk het 10- tot 12-voudige van de draaddiameter. De pistoolafstand kan wijzigen en zo de lengte van de lasdraad beïnvloeden. Een langere uitsteeklengte verlaagt zowel de stroomsterkte als de inbranddiepte.
Bij gelijk blijvende draadtoevoersnelheid verhoogt een kortere uitsteeklengte de stroomsterkte.
Lange lasdraad
Het apparaat is onderhoudsarm. Slechts een klein aantal punten dienen regelmatig gecontroleerd te worden om het apparaat voor jaren gebruiksklaar te houden: – Controleer op gezette tijden netstekker en kabel, de laspistool en massaverbinding op beschadigingen. – Reinig het apparaat een- tot tweemaal per jaar met droge lucht (lage druk). Schakel hiervoor eerst het apparaat uit en trek de stekker uit het contact. Verwijder de zijpanelen. Om beschadigingen te vermijden, dient een directe luchtstraal van korte afstand op electronische bouwelementen te worden voorkomen.
Korte lasdraad
12 Onderhoud Neem bij alle verzorgings- en onderhoudswerkzaamheden de geldende veiligheidsvoorschriften en de voorschriften ter voorkoming van ongevallen in acht.
13 Storingen oplossen Storing Laspistool wordt te warm
Mogelijke oorzaak Laspistool verstopt door vuil in het koelsysteem
Oplossing Waterslang in omgekeerde richting doorspoelen Tip niet goed vastgezet Controleren Pistoolschakelaar rea- Wartelmoer van de centrale aansluiting niet goed vast- Wartelmoer vast draaien geert niet gezet Breuk in de besturingsverbinding Controleren evt. vervangen Thermische beveiliging ingeschakeld Onbelast afkoelen Draadtoevoer stopt of Draadspoel geblokkeerd Controleren evt. vervangen draad vast gebrand aan Braam aan het begin van de lasdraad Einde van de draad afknippen de tip Draadtoevoer onregel- Onjuiste aanlegdruk toevoereenheid Afstellen volgens handleiding matig of gestopt Defect laspistool Controleren evt. vervangen Geleidingsbuis in de centrale aansluiting niet aanwe- Geleiding plaatsen of reinigen zig of vervuild Draadspoel slecht gespoeld Controleren evt. vervangen Roest op lasdraad Controleren evt. vervangen Binnenspiraal van het laspistool verstopt Laspistool losmaken. Tip verwijderen en spiraal met lucht schoon blazen Binnenspiraal verbogen of geknikt Controleren evt. vervangen Draadrem te strak afgesteld Afstellen volgens handleiding Apparaat schakelt af Toegestane max. inschakeltijd overschreden Onbelast afkoelen Slechte koeling Luchttoevoer en -afvoer controleren Vlamboog of kortsluiting Lasspatten op de tip en gasmondstuk Verwijder de spatten met een speciale tang tussen tip en gasopening Onrustige vlamboog Tip niet in overeenstemming met de draaddiameter of Controleren evt. vervangen versleten Ventilator werkt niet Geen fase Plaats de stekker in een ander contact. Controleer de kabel en zekeringen Controlelamp in hoofd- Geen fase Plaats de stekker in een ander contact. Controschakelaar brandt niet leer de kabel en zekeringen Geen beschermgas Gasfles leeg vervangen Laspistool defect Controleren evt. vervangen Reduceerventiel vervuild of lek Controleren evt. vervangen Ventiel van de gasfles defect Vervang de gasfles Gas blijft stromen Gasventiel vervuild of vuil in ventiel Laspistool en reduceerventiel verwijderen, gasventiel met luchtdruk tegen de stroomrichting door blazen
13
Storing Onvoldoende gas
Lasvermogen is gedaald
Stekker van massakabel wordt heet Overmatig slijpsel in toevoereenheid
Mogelijke oorzaak Onjuiste instelling reduceerventiel Vervuild reduceerventiel Laspistool, gasslang verstopt op lek Beschermgas wordt weg gezogen/geblazen Geen fase Onvoldoende massa Massakabel niet goed op het apparaat aangesloten Laspistool defect Stekker niet gezekerd door rechts draaien Draadaanvoerrollen niet in overeenstemming met draaddiameter Onjuiste aanlegdruk in de toevoereenheid
Oplossing Afstellen volgens handleiding Controleren Controleren evt. vervangen Zorg dat geen tocht aanwezig is Plaats de stekker in een ander contact. Controleer de kabel en zekeringen Verbinding herstellen Draai de aansluiting rechtsom Repareer of vervang Controleren Plaats de juiste rollen Afstellen volgens handleiding
14 Opties Toevoervarianten Nauwkeurige aandrijving met vier rollen voor alle toepassingen. Toevoer varianten
Inzetbaarheid
Standaard
Standaard uitvoering met 4 rollen toevoereenheid. Door draad-uitlijn-werking minder wrijving in laspistool. Gemakkelijk bij dikkere of hardere draad. Gekerfde toevoerrollen. Ideaal voor moeilijk te transporteren draad.
Dubbele aandrijving (Optioneel)
Draad-uitlijn-werking in combinatie met dubbele aandrijving. Door dubbele aandrijving minder aanlegdruk dus minder vervorming van de draad. Gemakkelijk bij dikkere en hardere draad of langere tussenpakketten. Gekerfde toevoerrollen. Ideaal voor moeilijk te transporteren draad.
Gegroefde rollen boven en onder (Optioneel)
Toevoerrollen met een dubbele groef (boven en onder). Geen draadvervorming. Ideaal voor holle zachte draden (aluminium, brons, koper...).
14
Rollen aluminium
Rollen Rollen staal gekerfd
15 Service ELEKTRON- Bremen GmbH Postfach 10 59 60 D-28059 Bremen Tel: +49 (0)421 54 90 6-0 Fax: +49 (0)421 54 90 6-19
16
Garantie
Stuur de kompleet ingevulde aanvraagkaart voor garantie binnen 10 dagen na de koop aan: ELEKTRON- Bremen GmbH, Postfach 10 59 60, D-28059 Bremen, Duitsland, Tel: +49 (0)421 54 90 6-0, Fax: +49 (0)421 54 90 6-19 Voor dit apparaat geldt een garantietermijn van 12 maanden vanaf de verkoopdatum. De garantie is gebaseerd op normaal gebruik. Gebruikelijke slijtage en mechanische beschadigingen of defecten veroorzaakt door onjuist en/of onzorgvuldig gebruik zijn van de garantie uitgesloten.
Wijzigingen voorbehouden
15
326940 06/05