ADOBE PHOTOSHOP CS6
Basiscursus Photoshop CS6 Situering
Adobe Photoshop is het meest gebruikte en krachtigste beeldbewerkingsprogramma binnen de grafische industrie. Het is dé standaard! Dit programma wordt door grafici en fotografen gebruikt om beelden te bewerken en te verwerken, door kunstenaars om collages en andere kunstwerken te maken en zelfs door binnenhuisarchitecten en in de medische beeldvorming. Photoshop is een bitmapgeoriënteerd programma. Dit wil zeggen dat de beelden opgebouwd zijn uit pixels. Een pixel wordt beschreven als het kleinste element waaruit een beeld is opgebouwd. Men moet bij dit soort programma’s rekening houden dat iedere vergroting die niet op voorhand was ingecalculeerd een kwaliteitsvermindering inhoudt. Doordat we in Photoshop elke pixel in een beeld kunnen manipuleren krijgen we volledige controle over het beeld. Het aantal pixels dat een beeld vormt is hierbij van groot belang. Hoe meer pixels (hogere resolutie), des te meer details het beeld kan bevatten. De tegenhanger van dit soort programma’s noemt men vectorieel georiënteerde programma’s, zoals bijvoorbeeld Adobe Illustrator. Hier wordt een beeld beschreven door middel van een wiskundige berekening (een bezièrcurve). Het grote voordeel hier is dat de vectorieel georiënteerde objecten in alle stadia kunnen vergroot worden zonder aan kwaliteit te verliezen.
Bij het inzoomen op een foto in photoshop worden de individuele pixels duidelijk zichtbaar. Eén pixel (vierkant blokje) is niet deelbaar. Doorgaans hebben afbeeldingen een bitdiepte van 8-bits per kanaal, maar Photoshop kan ook afbeeldingen met 16 of 32 bits per kanaal verwerken. (32 bits per kanaal = HDR-afbeelding High Dynamic Range). 1
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
Bij het inzoomen op een illustratietekening in illustrator blijven alle details even scherp; er worden geen pixels gebruikt om het beeld op te bouwen.
ADOBE PHOTOSHOP CS6
De werkruimte 1
3
4
2
5
Menu’s en knoppenbalken
1
Zoals in elk programma vind je bovenaan alle functies in de menu’s. Veel van die functies kan je vervangen door toetsencombinaties. Dit werkt sneller. De toetsencombinatie zie je elke actie staan. De werkbalk bovenaan toont de opties die bij elk gereedschap horen. In het voorbeeld hierboven zien we de opties van het verplaatsingsgereedschap.
Indien jouw werkomgeving er anders uit ziet dan het voorbeeld hierboven, dan kan je dit wijzigen via het menu ‘Window > Workspace > Essentials’
De gereedschappen
2 Foto-bewerkingsgebied of canvas 3 Diverse paletten met extra opties Kies uit het venstermenu welke vensters je hier wil zien. Standaardinstelling kan je
4 makkelijk wijzigen en nadien weer herstellen.
5
2
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
Voetbalk Bevat extra gegevens over het document en gereedschappen.
Afbeeldingen openen
ADOBE PHOTOSHOP CS6
Open een afbeelding vanuit het menu bestand > openen of gebruik Adobe Bridge als bestandsbrowser via bestand > bladeren in Bridge Je kan ook starten met een nieuw leeg werkblad waarop je zelf pixels kan aanbren-
Met Adobe Bridge vind je in je fotobibliotheek snel de juiste foto. Grote previews en een pak extra informatie bij elke foto. Dubbelklik en de foto opent in Photoshop.
gen of een collage maken met delen uit andere foto’s. Kies: bestand > nieuw. Bepaal formaat en achtergrondkleur. Een lijstje van de 10 laatst geopende bestanden wordt bijgehouden. Via bestand > recente openen kan je ze snel terugvinden.
Een bestand plaatsen als ‘slim object’
Kies bestand > plaatsen en selecteer een bestand dat je op je foto wil plaatsen. Dit bestand wordt als een ‘smart object’ in een aparte laag op je beeld geplaatst. Slimme objecten blijven steeds bewerkbaar (verschalen, roteren, of schuintrekken) zonder de originele kwaliteit aan te tasten. Je kan er ook filter op toepassen zonder het origineel aan te tasten. De diagonalen in deze afbeelding tonen dat het een slim object of ‘smart object’ is.
3
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
Camera RAW-bestanden:
Beschik je over een fotocamera waarmee je beelden kan opnemen in het RAWformaat, dan worden ze ongecomprimeerd opgeslagen. Alle originele pixels blijven behouden. Bij formaten zoals JPG wordt steeds compressie toegepast, met kwaliteitsverlies als gevolg. Alle wijzigingen die je aanbrengt worden in een aparte laag bewaard in het bestand en kan je nadien ongedaan maken.
3
2 1
1
Selecteer je foto in Bridge en kies in het rechtermuisklikmenu voor ‘open met Camera Raw’. Aan de rechterzijde vind je alle functies om kleur- helderheid- contrast- verzadiging,... aan te passen.
2 Verken ook eens alle functies achter deze knoppen. Bewerken van de curves, verscherpen van het beeld en ruisreductie, kleuren bewerken of omzetten naar grijswaarden, split toning voor manipulatie van hoge lichten of schaduwen, lenscorrecties, vignetering, camerakalibratie,... Het zijn stuk voor stuk uitstekende tools voor de eerste correcties in foto’s. Daarna kan je overschakelen naar Photoshop voor andere soorten bewerkingen.
3 In de knoppenbalk bovenaan vind je interessante gereedschappen voor onder meer het bepalen van witpunt, het prikken van kleurstalen, uitsnijden, het rechtzetten van de horizon, retouche, rode ogen verwijderen, kleurcorrectiepensel, gradatiefilter,...
4
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
Selecteren Om bepaalde delen van een afbeelding te kunnen bewerken moet je eerst de betreffende pixels selecteren (afzonderen van de andere pixels die niet mogen veranderen). Photoshop beschikt over een reeks gereedschappen en methodes om selecties te maken. Het is belangrijk de tools en tehcnieken goed te kennen zodat je de meest doeltreffende kan aanwenden om snel het gewenste resultaat te bereiken. Alle pixels op een laag selecteren doe je via selecteren > alles Selectie ongedaan maken of deselecteren doe je via selecteren > deselecteren Rechthoekige of ronde selectie maken Kies het rechthoekig selectiekader en sleep over de pixels die je wil selecteren. Houd de shift-toets ingedrukt tijden het slepen om een perfect viekant te selecteren. Kies het ovaalvormig selectiekader voor ovale selecties. In combinatie met de shifttoets maak je zuivere cirkels. Met de gereedschappen ‘selectiekader één rij’ en ‘selectiekader één kolom’ maak je een selectie van één rij pixels, horizontaal of verticaal. Opties:
1.
2.
3.
4.
1. Een nieuwe selectie maken. 2. Extra pixels selecter (toevoegen aan andere selectie). 3. Een deel pixels deselecteren (verwijderen uit bestaande selectie). 4. Doorsnede van twee overlappende selecties blijft over. TIp: druk de ALT-toets in nadat je begonnen bent met slepen om een selectierechthoek of ovaal vanuit een middenpunt te vormen. Selectiegebied verplaatsen Ga met de cursor in het geselecteerde gebied staan, de cursor verandert van vorm > klik (ingedrukt houden) > verplaats. Om een selectie heel nauwkeurig te verplaatsen (pixel per pixel) kan je de pijltjestoetsen van je toetsenbord gebruiken. Met de optie doezelaar kan je de pixels op de rand van een selectie verzachten. Deze bewerking is in de selectie niet zichtbaar, pas na het verplaatsen van de pixels in de selectie, of het wissen van de omgeving zie je het effect. Het aantal pixels doezelrand dat je kiest werkt zowel naar de binnenkant als naar de buitenrand van de selectie toe. Anti-alias verzacht de overgang met de achtergrond door op de rand twee extra pixels mee te selecteren en deze zachter te maken. Bij montage zal het ‘knipen-plakwerk’ hierdoor minder zichtbaar zijn. Deze opties is standaard aangevinkt. Uitzetten indien harde (gekartelde) randen nodig zijn. In het voorbeeld hiernaast zie je een sterke uitvergroting. Links een selectie met anti-alias, rechts dezelfde selectie zonder anti-alias.
5
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
Stel vaste verhoudingen in om een selectie te maken met vaste breedte-hoogteverhoudingen. Kies vaste grootte en stel zelf de gewenste hoogte en breedte in (vergeet niet de maateenheid toe te voegen (px = pixels / in = inches / cm of mm). Met de laatste ‘randen verfijnen’-optie open je het venster waarmee je controle krijgt over het verfijnen van de randen van een selectie. Meer uitleg hierover volgt verder in deze cursus.
Selecteren met de lasso’s Lasso: selecteer willekeurige vormen in een beeld met de vrije hand. Lasso steeds afsluiten bij het beginpunt. Stop je tussendoor, dan wordt de selectie met een rechte verbinding tot het beginpunt afgesloten. Veelhoeklasso: klik van punt naar punt om veelhoeken te selecteren met rechte verbindingen tussen elk punt. Selectie sluiten door terug op het beginpunt te klikken (of dubbelklikken op laatste punt). Magnetische lasso: de selectielijn wordt als een magneet aangetrokken door contrastlijnen in het beeld. Gebruik de opties om de verschillende mogelijkheden zo goed mogelijk te benutten. Breedte (voor de lassodikte) neemt een pixelwaarde tussen 1 en 40 aan. De lasso registreert alleen randen binnen de hier opgegeven afstand van de aanwijzer. Contrast accepteert een waarde tussen 1 en 100 procent om de gevoeligheid voor contrastlijnen in te stellen. Bij een hoge waarde worden alleen randen geregistreerd die scherp contrasteren met hun omgeving. Bij een lagere waarde worden ook minder contrasterende randen geregistreerd. Fequentie accepteert een waarde tussen 1 en 100 om te bepalen hoeveel punten er geplaatst worden. Een hoge waarde betekent dat de selectielijn sneller op zijn plaats wordt vastgezet. Pendruk is enkel van toepassing op tekentabletten. Als de optie is geselecteerd en je de pendruk verhoogt, wordt de breedte van de rand verlaagd. Elke selectie met een lasso kan je combineren met andere selectietools.
Toverstaf en Snelle selectie Klik met de toverstaf op een bepaalde pixel. Alle pixels met deze kleur (helderheidsbereik) binnen een voorop ingestelde tolerantie worden geselecteerd. Opties van de toverstaf: Tolerantie bepaalt het aantal kleuren dat de toverstaf selecteert. Deze tolerantie beschrijft (waarde tussen 0 en 255) een bereik in twee richtingen: lichter en donkerder dan de gekozen pixel.
Anti-alias verzacht de selectie. Aangrenzend zorgt ervoor dat enkel aaneengrenzende pixels worden geselecteerd. Klik op een middentoon voor een groter bereik. Als deze optie uit staat worden in de ganse afbeelding pixels geselecteerd binnen de opgegeven tolerantie. Monster nemen van alle lagen om kleuren in verschillende lagen gelijktijdig te selecteren. Selecteren in één kleurkanaal Als het niet goed lukt om een gebied te selecteren met een kleur die afwijkt van de achtergrond, kan dit misschien wel lukken in één bepaald kleurkanaal. Kies het kanaal (in het kanalenpalet) dat het minst op die kleur lijkt.
6
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
Links: een klik met de toverstaf op de witte achtergrond. De optie 'aangrenzend' zorgt er voor dat alleen aangrenzende pixels geselecteerd worden. De openingen in het wiel worden niet geselecteerd. Rechts: één klik met de optie 'aangrenzend' afgevinkt en alle witte openingen zijn geselecteerd.
Links: een eenvoudige selectierechthoek rond de vork met worst om dit af te zonderen van de rest, daarna een klik met de toverstaf - (verwijderen uit selectie) op de blauwe achtergrond tolerantie ongeveer 45) Vaak werkt ook deze methode sneller. Selecteer een ruimer gebied dan nodig, bepaal de tolerantie en klik met de toverstaf (verwijderen uit selectie) in het gedeelte dat uit de selectie moet. Met de het gereedschap snelle selectie schilder je over het te selecteren gebied. Tijdens het schilderen wordt de selectie uitgebreid en worden de gedefinieerde randen in de afbeelding automatisch gevolgd. Werk steeds met een aangepaste grootte voor de penseelpunt (instellen bij de opties). Automatisch verbeteren vermindert blokvorming en oneffenheden in de selectieranden. De selectie vloeit dan dichter naar de afbeeldingsranden en de afwerking is verfijnder.
7
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
Selecteren op kleurbereik
Kies in het menu selecteren > kleurbereik. Hiermee kan je een bepaalde kleur of een bepaald kleurbereik binnen een bestaande selectie of een volledige afbeelding selecteren.
Klik met het pipet op de kleurtint die je wil selecteren. Doe dit best in de grote foto, niet in de kleine voorvertoning. Vergroot of verklein het bereik middels het schuivertje bij ‘overeenkomst’. Voeg extra tinten toe met het pluspipet of verwijder tinten met minpipet. Let op: grijstinten geven aan dat deze gebieden ook gedeeltelijk geselecteerd zijn.
Werken met selecties
Selecteer omgekeerde Kies in het menu selecteren > omkeren om een tegenovergestelde selectie te maken (alle niet-geselecteerde pixels worden geselecteerd). Verberg selectielijn Om de selectielijnen tijdelijk te verbergen vink je weergave > extra’s uit. Geselecteerde pixels verplaatsen Gebruik het verplaatsgereedschap om de geselecteerde pixels te verplaatsen. Als je op de achtergrondlaag werkt, wordt de lege ruimte na het verplaatsen gevuld met de achtergrondkleur. In het voorbeeld links is dit de witte achtergrondkleur. Werk je op een laag, zoals in het rechter voorbeeld, dan wordt dit gebied tranparant. Photoshop toont transparantie met een grid van grijze en witte blokjes. Geselecteerde pixels kan je ook eenvoudig verplaatsen naar een andere afbeelding. Neem ze vast met het verplaatsingsgereedschap en sleep ze naar een andere openstaande foto.
8
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
Een selectie klonen Neem de selectie vast met het verplaatsingsgereedschap en houd de ‘alt’-toets ingedrukt. Sleep met de selectie om een kopie te maken in dezelfde laag. Gebruik bewerken > kopiëren en plakken om een kopie te maken op een nieuwe laag.
ADOBE PHOTOSHOP CS6
Drag & drop: sleep de selectie naar een ander geopend venster. Er wordt automatisch een kloon gemaakt terwijl de oorspronkelijke afbeelding intact blijft. Daarbij is het handig om je schermindeling aan te passen zodat je beide afbeeldingen naast of onder elkaar ziet (Menu Venster > optie documenten rangschikken). Verschil tussen ‘kopiëren’ en ‘verenigd kopiëren’ en ‘plakken in/buiten’ in een document dat uit verschillende lagen bestaat. De kopiëren-functie kopieert alles binnen de selectie van de actieve laag. De ‘verenigd kopiëren’-opdracht daarentegen kopieert alles wat zichtbaar (dus ook van andere lagen) is binnen de selectie. De ‘plakken in’-opdracht wordt gebruikt om een beeld binnenin een selectie te plakken. Met ‘Buiten plakken’ maak je een kopie op een nieuwe laag die afgedekt wordt door een zwart masker. Kies selecten > selectie opslaan om een selectie te bewaren in een nieuw kanaal. In het kanalenvenster zie je dan dat er een nieuw kanaal is toegevoegd. Het witte deel is de selectie. Kies selecteren > selectie laden om een eerder bewaarde selectie terug op te vragen. Dit kan ook door te ‘ctrl’-of ‘cmd’-klikken in het betreffende alfakanaal in het kanalenpalet. Een selectie vergroten doe je via selecteren > toename. Toename met pixels die grenzen aan een bepaald geselecteerd gebied en ongeveer dezelfde kleurwaarde hebben (volgens tolerantie). Soortgelijke pixels selecteren doe je via selecteren > gelijkend om alle pixels te selecteren die dezelfde kleurwaarde en tolerantiewaarde hebben als de pixels in een geselecteerd gebied. De pixels hoeven niet aan elkaar te grenzen. Selectie omlijnen doe je via bewerken > omlijnen. Dit zet een lijn rondom de selectie. Voer een lijndikte in pixels in en kies een plaats (binnenmidden-of buitenkant van de rand). Een beter alternatief voor dit commando is de selectie op een aparte laag plaatsen en via de ‘laagstijl > omlijnen’ werken. Selectie vullen met kleur doe je via bewerken > vullen. Je kan vullen met elke kleur en een patroon. Omranding selecteren doe je via selecteren > bewerken > rand. Bepaal het aantal pixels. Er wordt een nieuwe selectie gemaakt met enkel de randpixels. Selectierand vloeiender maken doe je via selecteren > bewerken > vloeiend maken. Om scherpe hoeken en vreemde onregelmatigheden van een selectie af te ronden. Voeg een straalwaarde in. Vergroten en verkleinen doe je via selecteren > bewerken > vergroten of slinken om een geselecteerd gebied te vergroten of te verkleinen. Bepaal met hoeveel pixels dat dit moet gebeuren.
9
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
Rand verzachten doe je via selecteren > bewerken > doezelaar. Voer een waarde in om een bepaald aantal pixels in de rand van een selectie te doezelen. Het resultaat is gelijk aan de feather bij de opties van het selectiegreedschap, maar dit comando kan je ook achteraf op een selectie toepassen. De cirkelvormige selectie krijgt een doezelaar van 20 pixels (aantal pixels inschatten in verhouding tot de resolutie van je afbeelding). Rechts: Selectie is omgekeerd en de pixels zijn gewist. Alle pixels van een laag nauwkeurig selecteren ‘Ctrl’- of ‘cmd’-klik op de laagminiatuur in het lagenpalet. Het handje verandert in een handje met selectiekader. Ook mogelijk: kies selecteren > selectie laden en selecteer het juiste kanaal in het dialoogvenster. Een selectievorm aanpassen Kies selecteren > transformatie selectie en sleep met de ankerpunten om de vorm aan te passen (verschalen of roteren). Randpixels verwijderen Als je een selectie waarop anti-aliasing is toegepast verplaatst of plakt, worden sommige pixels op de rand als een storende krans waargenomen. Met de opdracht laag > matting > rand verwijderen kan je deze ongewenste randpixels weghalen. Meestal volstaat een instelling van 1 of 2 pixels. Zwarte matte verwijderen of witte matte verwijderen is handig wanneer er bij een selectie anti-aliasing is toegepast tegen een witte of een zwarte achtergrond en je de selectie op een andere achtergrond wil plakken.
Randen verfijnen Soms is het haast onmogelijk om met al deze selectietools een nauwkeurige selectie te maken. Typische voorbeelden zijn selecties van hoofdhaar, pels van dieren e.d. In dit voorbeeld zie je de kracht van de RefineEdge-optie. 1. Met de quick-selection tool maak ik een snelle selectie van deze dame.
10
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
2. Om de selectie te verbeteren op de randen schakelen we over naar “Refine Edge”: Markeer de optie ‘Show Radius’ en kies ‘Smart Radius’. Sleep met de hendel om de hoeveelheid te bepalen. Zorg er voor dat de kritische zone op de rand in de radius zichtbaar wordt. In het vakje Adjust Edge kan je de randen nog verder verfijnen met verzachting, contrast... Experimenteer met enkele combinaties in functie van het gewenste resultaat. Output: De optie Decontaminate colors helpt om ongewenste kleuren uit de achtergrond weg te filteren. Output to: kies hier welke vorm van output je wenst. Als gewone selectie, als masker, als nieuwe laag, ...
3. Probeer ook de speciale Refine Brush. Klik het brush-icoontje en pas de diameter van het penseel aan (optiebalk bovenaan). Schilder over de rand op de plaatsen waar je betere details wenst.
Het resultaat is een zuivere selectie op de randen met behoud van veel details.
11
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
Teken- en bewerkingsgereedschappen Potlood: het potlood tekent altijd lijnen met HARDE RANDEN die in dikte kan variëren. De optie wissen zorgt ervoor dat je met de achtergrondkleur over gebieden met de voorgrondkleur kan tekenen. Penseel: een penseellijn is altijd anti-aliased (zachte rand) en vermengt zich met de achtergrondkleur. Opties: in het penselenpalet staan oneindig veel mogelijkheden voor het aanpassen van de puntvorm en het karakter van de lijn... Experimenteer naar hartelust. Met het penseelknopje in de optiebalk open je dit palet waarmee je snel het formaat en de
In dit voorbeeld zijn met de penseelopties en enkele penseeltrekken blaadjes geschilderd aan de boom. Airbrush (knop staat bij de opties van het penseel). Dit is een zachtere uitvoering van het penseel. Blijft verf spuiten zolang de muisknop ingedrukt blijft. vorm van een penseelpunt kunt aanpassen. Het tweede tabblad bevat tal van presets. Klik in de balk met eigenschappen op het vakje met de brush voorvertoning om snel enkele instellingen te wijzingen. Dit paletje heeft ook tal van opties (klik hiervoor op het icoontje rechts boven in dit venster) waarmee je onder andere heel wat gevarieerde penseelvormen kan inladen. (via internet kan je ook massa’s brushes downloaden en toevoegen aan je collectie). Je eigen penseelvorm maken: selecteer een gedeelte van een afbeelding... een textuur of teken zelf een vorm. Kies bewerken > voorinstelling penseel definiëren. Geef je penseelvorm een eigen naam. Je kan het daarna terugvinden onderaan in het paletje met de penseelvormen. Lijnen: elk tekengereedschap in combinatie met de shift-toets geeft rechte lijnen. Om aaneengesloten rechte lijnen te maken met teken- of bewerkingsgereedschappen, klik je op een beginpunt, hou je de ‘shift’-toets ingedrukt en klik je op volgende punten, tot het eindpunt.
Penseel tekenhistorie: ‘artistieke’ uitvoering van het historiepenseel. Om foto’s om te zetten in geschilderde impressionistische tafereeltjes. Veel opties voor de manier waarop dit moet gebeuren. 12
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
Vervagen: verzacht een afbeelding door het contrast tussen aan elkaar grenzende pixels te verminderen. Geschikt om bepaalde details vager te maken. Verscherpen: selectief scherper maken door het contrast tussen aan elkaar grenzende pixels te vergroten. Natte vinger: smeert kleur uit, effect van een vinger door natte verf. Opties: Druk geeft de afstand aan waarover de vinger de kleur sleept. 100% betekent oneindig. Vingerverf brengt eerst voorgrondkleur aan en vermengt deze tijdens het uitsmeren met de kleuren in de afbeelding. De instelling druk geeft aan hoeveel voorgrondkleur er gebruikt wordt. Monster nemen van alle lagen doet de vinger kleuren uit onderliggende lagen ophalen om deze in de actieve laag uit te smeren. Tegenhouden: gedeelte van een afbeelding lichter maken door klikken of slepen. Opties: selectief toepassen door te kiezen voor middentonen, hoge lichten of schaduwpartijen. Kies een laag belichtingspercentage en bouw stapje voor stapje op tot de gewenst tint. Doordrukken: een gedeelte van een afbeelding donkerder maken door klikken of slepen. Spons: contast en kleurverzadiging doen toenemen of wegvegen. Opties: Verzadigen verhoogt de verzadiging verhogen. Kleuren worden steeds heviger. Minder verzadigen verlaagt de verzadiging. Kleuren worden weggehaald tot uiteindelijk alleen grijswaarden overblijven.
Herstelfuncties Laatste bewerking herstellen doe je via ‘ctrl’- of ‘cmd’+Z of bewerken > ongedaan maken. Alléén de laatste bewerking of handeling kan hiermee hersteld worden! Meerdere stappen terug of vooruit kan ook via bewerken > stap terug of stap vooruit. Dit werkt voor alle stappen die in de historie staan. Dit aantal is afhankelijk van de voorkeurinstelling en aanwezig geheugen. Sneltoets: ‘ctrl’- of ‘cmd’+ ‘alt’ +Z Terug naar vorige versie via bestand > vorige versie. De laatst bewaarde afbeelding wordt opnieuw vanaf schijf ingeladen. Gummetje: wist de kleur van de pixels en vervangt deze door de gekozen achtergrondkleur. Dit is enkel als je op de background van de foto werkt. Gum je op een laag, dan worden de pixels vervangen door transparantie. Er bestaan 3 vormen voor het gummetje: Blok is een vierkant gummetje voor hardgerand wissen. Penseel (en airbrush) en potlood werken net zoals de gereedschappen met zachte of harde randen. Grote selectie of alle pixels wissen via selectie + backspace-toets of delete-toets Optie: wissen in historie opnemen om gedeelten van een afbeelding terug te brengen in de staat van een gekozen historie. Je dient de fase aan te duiden in het historiepalet. Sneltoets: ‘alt’-toets inhouden tijdens het gummen. Geselecteerde gebieden herstellen: selecteer een gebied, kies bewerken > vullen > historie. 13
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
Opmerking bij de gum-gereedschappen: vaak is het beter om pixels niet weg te gummen, maar ze via een masker te verbergen. Zo kan je ze achteraf nog steeds terug halen indien nodig.
1
Achtergrondgummetje: met de achtergrondgum wis je pixels uit en komen er transparante delen in de afbeelding. Opties om dit op verschillende manieren te doen of met randcontrasten rekening te houden en de voorgrondkleur te beschermen. Tovergummetje: gebruik de tovergum om snel hele gebieden met gelijke kleurwaarden uit te wissen naar transparant. Instellingen vergelijkbaar met die van de toverstaf. Beperkingen: herstelfuncties werken niet na het wijzigen van de beeldgrootte of canvasgrootte of na gebruik van het uitsnedegreedschap. Historiepalet: in dit palet worden een aantal opeenvolgende handelingen opgeslagen. Door in de verschillende lagen te klikken kan je terugkeren naar deze fase van bewerking. Standaard worden de 20 laatste stappen van bewerkingen bewaard. Oudere stappen worden verwijderd om geheugen vrij te maken. Het aantal stappen kan aangepast worden via bewerken > voorkeuren > prestaties. Na het sluiten van een afbeelding is de volledige historie gewist. Als je enkele stappen terugkeert in de historie, worden alle onderliggende stappen grijs getoond. Zo kan je zien welke stappen er allemaal ongedaan gemaakt worden als je verder werkt vanuit de gekozen fase. Het historiepenseel kan je gebruiken om onderdelen vanuit een bepaalde fase te herschilderen. Klik in het historiepalet in het vakje van de desbetreffende fase en gebruik het historiepenseel. 1 Een opname maakt van een bepaalde
Nieuw document maken van huidige staat
nieuwe opname (snapshot)
fase in de bewerkingen een nieuwe opname. Deze wordt bovenaan in het historiepalet bijgeplaatst. Door een snapshot te selecteren kan je verder werken vanuit die versie van de afbeelding. Snapshots worden niet bewaard bij het opslaan van een afbeelding!
Kleuren kiezen en bewerken standaard zart-wit (D-toets) voor- achter wisselen (Xtoets) voorgrondkleur achtergrondkleur
1. Kleurenveld 2. Schuifregelaar 3. Huidige kleur en vorige kleur 4. Opgelet: geen drukkleur en vermelding het dichtstbijzijnde CMYK-equivalent (boven). Opgelet: geen webveilige kleur en dichtsbijzijnde webveilige equivalent (onder). 5. Samenstelling van de gekozen kleur in HSB-, RGB-, Lab- en CMYK-notatie en HTML-code. 14
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
Klik op het voorgrondsymbool om de kleurkiezer te openen. Sleep één van de schuifdriehoekjes in de schuifregelaar om een kleur te selecteren, of klik op een kleur in de schuifregelaar. De kleuren die zichtbaar zijn, komen overeen met de geselecteerde knop. De schuifregelaar bevat 256 kleuren; het
1
3
4
2
5
ADOBE PHOTOSHOP CS6
kleurenveld bevat 65.000 variaties op die kleuren. Dit geeft 16,7 miljoen kleuren. H : (Hue / tint) = standaardinstelling toont alle 8-bit kleurschakeringen S: ‘saturation’ of verzadiging. De schuifregelaar toont de huidige tint van 100 procent verzadiging bovenaan tot 0 procent verzadiging (grijs) onderaan. B: ‘brightness’ of helderheid. De schuifregelaar toont het 8-bitbereik van helderheidswaarden, van egale kleur tot absoluut zwart. RGB: rood, groen en blauw. De schuifregelaar toont bovenaan hoe de huidige kleur eruit ziet indien deze wordt blootgesteld aan respectievelijk 100 procent verzadigd rood, groen en blauw. Onder in de balk is het rood, groen of blauw geheel aan de kleur onttrokken. Het zijn de primaire kleuren van het licht met elk 256 niveaus van verzadiging
Met de knop 'toevoegen aan stalen' voeg je de gekozen kleur toe aan het stalenpalet.
Rood en groen resulteren in geel. Groen en blauw resulteren in cyaan. Blauw en rood resulteren in magenta. Rood en groen en blauw resulteren in wit. De RGB-notatie is ideaal voor het bewerken van afbeeldingen op beeldschermen. RGB kan meer kleuren tonen dan dat er afgedrukt kunnen worden. Zo gaan de helderste kleuren verloren in CMYK-druk. Voorts toont het venster nog een hexadecimale code van de gekozen kleur voor webtoepassingen. Lab: kleursysteem op basis van luminantie (L) waaraan een gebied kleuren wordt toegevoegd (a + b). CMYK: ‘cyan’, ‘magenta’, ‘yellow’ en ‘black’ of ‘key’. De subtractieve primaire kleuren die door drukkers gebruikt worden zijn te licht om samen zwart te kunnen vormen en daarom wordt er zwart als vierde kleur toegevoegd. De CMYK-modus geeft de kleuren weer zoals ze gedrukt kunnen worden, maar toch is dit bij het bewerken van een afbeelding niet aan te raden. Photoshop moet de CMYK-waarden aanpassen aan het RGB-scherm. Ook de bestandgrootte neemt merkelijk toe omdat we met vier kanalen werken in plaats van drie. Wacht met het converteren naar CMYK tot alle bewerkingen uitgevoerd zijn. Kleurbibliotheken: na een klik op knop ‘kleurenbibliotheken’ verschijnt het dialoogvenster waarin je voorgedefinieerde kleuren kan kiezen uit kleurbibliotheken. Pantone is hiervan de belangrijkste (standaard voor kleurafdrukken). De ‘Process Color System Guide’ bevat 3006 kleuren. Als je het nummer van een bepaalde gewenste kleur kent, kan je die kleur verkrijgen door het nummer snel in te typen met de cijfertoetsen. Kleur Klik op het symbool van de voor- of achtergrondkleur. Door een klik op het dubbellijns kader verschijnt de kleurenkiezer. Sleep de driehoeken om kleur te bewerken. De gevarendriehoek werkt zoals in de kleurenkiezer. Klik of sleep in de kleurenstrip om een kleur te selecteren. Via de opties van het deelvenster kan je een ander kleursysteem voor de balk instellen. Stalen Gebruik het stalenpalet om kleuren te verzamelen voor toekomstig gebruik. Voeg de voorgrondkleur aan het palet toe door op een leeg vakje te klikken. De cursor verandert in een vulemmertje. Ook mogelijk: ‘alt’-klik op een bestaand kleurvakje om het te vervangen. Verwijder kleuren uit het palet met ‘cmd’- of ‘control’-klik. De cursor verandert in een schaar. Laad stalen : vervangt kleurenpalet door kleuren in het bestand (bv Pantone).
15
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
Pipet Klik met het pipet op een gewenste kleur in het afbeeldingsvenster om een nieuwe voorgrondkleur te kiezen. Alt + klik op een kleur om een nieuwe achtergrondkleur te kiezen. Met het nieuwe 3D pipet kan je makkelijk textuur-oppervlakken kopieëren in 3D objecten.
Tijdens het werken met het tekst-, emmertje-, verloop-, lijn-, potlood-, airbrush- of penseelgereedschap vervangt een druk op de alt-toets de cursor onmiddellijk in het pipet. Kleurenpipet Met het kleurenpipet kan je tot 4 kleurmetingen vastleggen in het infopalet. Klik op verschillende plaatsen in de foto. Van elk punt blijft deze informatie bewaard bij de foto. Sleep de punten over de rand om ze te verwijderen of alt-klik op de meetpunten van het kleurpipet. Als je de grootte van het monstergebied wil wijzigen, kies je één van de opties in het menu monstergrootte: Punt: hiermee kan je de exacte waarde zien van de pixel waarop je klikt. Gemiddeld 3x3, gemiddeld 5x5, gemiddeld 11x11, gemiddeld 31x31, gemiddeld 51x51en gemiddeld 101x101: hiermee kan je de gemiddelde waarde zien van het opgegeven aantal pixels binnen het gebied waarop je klikt.
Gebieden vullen met kleur Emmertje: klik op een gekleurde pixel om deze en alle omliggende pixels met dezelfde kleur, of binnen een opgegeven tolerantie, te veranderen in de gekozen voorgrondkleur (of patroon). Opties: Vullen met voorgrondkleur of patroon: je kan zelf patronen aanmaken via bewerken > patroon definiëren. Modi: kies een bepaalde modus om te bepalen hoe de vulling wordt toegepast (zie modi voor de tekengereedschappen). Dekking: instelbaar, maar het geniet de voorkeur dit in het lagenpalet te wijzigen, na het toepassen van de vulling. Tolerantie: hogere tolerantie instellen voor groter bereik (zoals toverstaf). Anti-alias: aan of uit. Aangrenzend: aaneengesloten gebieden of niet-aaneengesloten gebieden Alle lagen: alle lagen gebruiken
voorgrondkleur
Selecties vullen met kleur Maak een selectie en kies bewerken > vullen. Je wordt de keuze gelaten uit voor- achtergrondkleur, een patroonvulling, historievullingen, zwart, grijs en wit. Dekking en modus zijn instelbaar, maar het geniet de voorkeur dit in het lagenpalet te wijzigen, na het toepassen van de vulling. Selecties vullen met kleur door middel van backspace-toets. Maak een selectie en druk op backspace-toets. In het optievenster kan je kiezen om te vullen met voorgrond- of achtergrondkleur, een patroon, omgevingskleuren, history., zwart, wit of middengrijs. Druk op alt-backspace-toets om een selectie snel met de voorgrondkleur te vullen.
Verloopvullingen achtergrondkleur 16
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
Verloop: sleep met het verloopgereedschap binnen één selectie of doorheen meerdere selecties. Het punt waar je begint te slepen is bepalend voor de voorgrondkleur, waar je stopt is bepalend voor de achtergrondkleur. Tussen deze 2
ADOBE PHOTOSHOP CS6
voorgrondkleur
punten zal er naargelang het gebruikte verloopgereedschap een verloop ontstaan. Hoe korter de afstand tussen begin en eindpunt van het verloop, des te kleiner is de verloopzone. Verschillende soorten verloopvullingen: de pijl toont begin- en eindpunt.
1.
2.
3.
4.
5.
achtergrondkleur
1.
2.
3.
4.
5.
Opties: Dithering: deze verstrooingsoptie mengt de pixels een beetje waardoor de overgang geleidelijker wordt. Zonder de verstrooiing zijn vaak storende overgangen te zien in een verlooptint. Klik in de opties op de verloopvulling om een eigen verloop naar wens samen te
1
5 4 2
3 stellen. Start met één van de voorgemaakte vullingen ( 1 ). Sommige voorbeelden bevatten ook transparante delen. Voeg nieuwe kleuren toe door onder de kleurbalk te klikken ( 2 ) en er een kleur aan toe te wijzen ( 3 ). Sleep de kleurblokjes en de ruitjes naar de gewenste positie. Met de blokjes bovenaan de balk ( 4 ) geef je transparantie aan het verloop. Activeer een blokje, geef de hoeveelheid transparantie (dekking) aan en bepaal de positie in het verloop. Kleuren die overbodig zijn, kan je gewoon wegslepen of wissen met de ‘delete’-knop. Het verlooptype kan je veranderen in ‘ruis’ ( 5 ) - met deze instelling kan je snel fraaie verloopeffecten maken. Indien gewenst kan je een eigen verloop opslaan voor later gebruik.
17
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
Klonen en herstellen Kloonstempel: gebruik deze stempel om gedeelten van een afbeelding te dupliceren. ALT-klik om een referentiepunt te bepalen en schilder daarna over het te herstellen gebied. Opties: 1 Uitgelijnd: de lengte en hoek van de denkbeeldige lijn tussen stempel en refentiepunt blijft steeds gelijk, ongeacht het aantal keren dat men sleept met de stempel
1 2
of stopt. Kies voor ‘niet uitgelijnd’ om een bepaald deel vaker te klonen. Elke nieuw punt wordt gekloond vanaf het referentiepunt. Linker voorbeeld: de stempel kloont het kuiken. Het kruisje geeft aan welke pixels
gekopieerd worden. Het kuiken staat op een transparante laag, zodat de achtergond niet mee gekloond wordt. In het voorbeeld hierboven is gebruik gemaakt van het optievenster bron klonen. (knop 2 bij de opties). De waarde voor W is op -100% gezet, waardoor de gekloonde pixels tijdens het stempelen gespiegeld worden.
+
+
De stempel is het ideale gereedschap om storende elementen uit een beeld weg te werken. In het voorbeeld hieronder wordt de elektrische kabel tegen de muur weggestempeld en overschreven met stukjes hout en muur uit te nabijheid.. Patroonstempel: gebruik de patroonstempel om een vlak te vullen met een repeterend patroon. Kies een bestaand patroon of definieer er zelf een. Selecteer een patroon in een foto en kies bewerken > patroon definiëren. Er kunnen ook delen uit een ander afbeeldingsvenster gekloond worden! De stempelcursor wordt een kruiscursor na het indrukken van de ‘caps lock’-toets. Deze is duidelijker. 18
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
Het retoucheerpenseel kan perfect gebruikt worden voor moeilijke retouches op oppervlakten met textuur. Het werkt zoals het stempelgereedschap maar met behoud van schaduwen, licht en textuur. Bijvoorbeeld handig voor het wegwerken van plekjes en puistjes op huid, verwijderen van wallen onder de ogen,... Klik met de alt-toets ingedrukt op een plaats waar de textuur ongeschonden is en het meest lijkt op wat je nodig hebt. Ga naar de plek waar herstelling nodig is en schilder er overheen. Snel retoucheerpenseel: ook dit gereedschap kan je gebruiken om onvolkomenheden te corrigeren door ze te laten opgaan in het omringende gedeelte van de afbeelding. Kies de juiste penseelgrootte, en eventueel een aangepaste modus. Klik of sleep over het te corrigeren gebied. Een voorbeeld.
Met de nieuwe Content Aware Move Tool werkt ongeveer gelijkaardig als het reparatiegereedschap. Selecteer een item en verplaatst het. De lege ruimte wordt ingevuld met textuur van de omgeving.
19
Reparatiegereedschap: het reparatiegereedschap doet ongeveer hetzelfde maar werkt met selecties. Neem het gereedschap, teken een selectie over het gebied dat je wilt herstellen en sleep deze selectie naar een gebied dat de juiste textuur bevat. Photoshop doet de rest.
Rode ogen: om rode ogen te verwijderen in foto’s die met flitslicht genomen zijn. Stel de pupilgrootte in en klik op het rode oog. Met de optie ‘hoeveelheid donkerder’ bepaal je hoe donker de pupil wordt. Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
Kleur vervangen: met dit gereedschap kan je al schilderend bepaalde kleuren in een afbeelding vervangen. Dit werkt niet bij afbeeldingen in de kleurmodi bitmap, geïndexeerde kleur en multikanaal.
De ColorReplacementBrush. In dit voorbeeld met opties : Mode Color | Sampling Once | tolerantie 50% |
Kies een passende penseeldikte in op de optiebalk. Standaard staat de overvloeimodus ingesteld op ‘kleur’. Kies een optie voor het nemen van monsters: 1. ‘Doorgaand’ neemt continu monsters van de kleuren tijdens het slepen. 2. ‘Eenmaal’ vervangt alleen de kleur in gebieden die de kleur bevatten van het monster bij de eerste muisklik. 3. ‘Achtergrondstaal’ vervangt alleen de delen die de huidige achtergrondkleur bevatten. 4. Kies bij ‘limieten’ één van de volgende opties. Niet aangrenzend vervangt de monsterkleur op elke plaats onder de aanwijzer. Aangrenzend vervangt kleuren die grenzen aan de kleur direct onder de aanwijzer. Randen zoeken vervangt onderling verbonden gebieden met de monsterkleur, met betere scherpte op de randen. 5. Geef een tolerantiepercentage op (kies een hoger percentage om een groter kleurbereik te vervangen). 6. Kies de gewenste kleur als voorgrondkleur en schilder over de gebieden die je van kleur wil veranderen.
Hulpmiddelen Linialen: druk ‘ctrl’ of ‘cmd’ + R om de linialen te tonen of te verbergen. Versleep het nulpunt naar een bepaalde positie in het beeld om vanaf dat punt iets op te meten. Dubbelklik op het kruispunt van de linialen in de linkerbovenhoek om het nulpunt terug te herstellen. Hulplijnen: klik en sleep vanuit de linialen om hulplijnen in de afbeelding te plaatsen. Hulplijnen kan je verplaatsen, vastzetten, verwijderen, verbergen en magnetisch maken. Gebruik het verplaatsingsgereedschap om een hulplijn te verplaatsen of druk de ‘ctrl’- of ‘cmd’-toets in combinatie met een ander gereedschap. Grid: kies weergave > tonen > raster. Om de indeling van het raster te wijzigen kies je bewerken > voorkeuren > hulplijnen, rasters en segmenten. Kies weergave > magnetisch > raster om losse objecten of selecties naar de rasterlijnen toe te laten springen.
20
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
Liniaal: berekent de afstand tussen twee punten. In de infobalk verschijnt informatie over de beginpositie, de horizontale (W) en verticale (H) afstand vanaf de x-as en de y-as, de gemeten hoek (A) te opzichte van de as en de totale gemeten afstand.
Een toepassing. Om de horizonlijn of gebouw op een foto recht te zetten trek je met de meetlat een lijn langs de schuine zijde van het gebouw of de horizon. In het infopalet zie je hoeveel de afwijking bedraagt. Kies vervolgens voor afbeelding > afbeelding roteren > instelbaar. In het venster dat nu volgt, staat automatisch de juiste hoek ingevuld waarmee de afbeelding moet gedraaid worden.
Ten opzichte van de blauwe hulplijn is duidelijk te zien dat de horizon schuin staat. Na rotatie staat de horizon recht en is er rondom nieuwe canvas toegevoegd (groen). Notitie: plak gekleurde memoberichtjes op foto’s. Ideaal om informatie door te geven aan andere personen die met deze foto moeten verderwerken, of als geheugensteuntje voor jezelf.
21
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
Werken met tekst Met de tekstgereedschappen kan je tekst in of op een afbeelding plaatsen. Gebruik de tekstgereedschappen (horizontaal en verticaal) om met kleur gevulde tekst op een nieuwe tekstlaag te plaatsen. Op een tekstlaag kan je de tekst altijd bewerken (lettertype, stijl, corps, interlinie, kleur, uitlijning,...). Kies één van deze instellingen om de tekst een zachtere rand te geven. Bij instelling ‘geen’ zullen er kartelranden te zien zijn.
Met de maskertekstgereedschappen (3de en 4de in keuzemenu) maak je selectielijnen in de vorm van tekst. Deze selectielijnen komen op de actieve laag te staan. Ze kunnen zoals andere selecties bewerkt worden (vullen met kleur, omlijnen, verplaatsen,...).
Klik met het tekstgereedschap op de afbeelding en begin tekst te typen. Sleep met de cursor over de tekst en kies een font, de gewenste grootte en stijl,...
Gebruik de paletten met meer typografische instellingen voor tekst of paragraaf.
Taalkeuze voor spellingcontrole.Voer spellingscontrole uit door de tekst te selecteren en te kiezen voor bewerken > spelling controleren.
22
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
Gebruik het vervormpalet om teksten te verbuigen in allerlei vormen. Om andere effecten (zoals de Photoshopfilters of bewerking op pixelniveau met de tekengereedschappen) te kunnen toepassen moet de tekstlaag eerst gerenderd worden. Dat wil zeggen dat de laag in pixels dient omgezet te worden. Kies daartoe laag > omzetten in pixels > type. Let op! Na het renderen van een tekstlaag kan je niet meer terugkeren naar het tekstvenster om de tekst eventueel nog aan te passen.
ADOBE PHOTOSHOP CS6
Werken met lagen Een laag is vergelijkbaar met een transparant vel dat over de foto wordt gelegd en waarop we andere elementen kunnen aanbrengen. Elke laag is volledig onafhankelijk te bewerken. De laagmodi en transparantie kunnen ingesteld worden. Gebruik lagen om fotocollages te maken, tekst toe te voegen of om vectorvormen te plaatsen. Gebruik laagstijlen om speciale effecten zoals slagschaduw, omlijnen, reliëf,... toe te voegen aan een laag. In het lagenpalet zie je de basisfoto als achtergrond. Dit blijft de onderste laag van de afbeelding. Klik op het symbooltje nieuwe laag om een laag aan te maken. Elke nieuwe laag komt bovenop de actieve te liggen. Lagen kunnen onderling van plaats verwisseld worden door ze op te nemen (de cursor verandert in een handjesymbool) en te verslepen naar een hogere of lagere rangorde. Een speciaal soort laag is het slimme object. Een slim object kan je transformeren zonder de afbeeldingspixels zelf te bewerken. Slimme objecten kunnen bovendien slimme-filtereffecten bevatten, zodat je het filtereffect later kan aanpassen of verwijderen. De achtergrond: elke foto die je opent heeft een ‘background’. Deze laag kan geen transparantie of effecten bevatten. Je kan de background omzetten naar een gewone laag door er op te dubbelklikken. Een praktisch voorbeeld. Open de foto van de oldtimer. 1. Maak een nieuwe laag > klik het knopje ‘nieuwe opvullaag of aanpassingslaag maken’.
Kies uit het lijstje voor ‘verloop’. Maak een verloopvulling. 2. Neem het vectorgereedschap om een rechthoek met afgeronde hoeken te tekenen. Geef eerste een waarde in voor de hoekafronding. Sleep dan een kader over de verloopvulling. Automatisch wordt er een nieuwe laag aangemaakt. Deze laag heeft een laagstijl ‘lijn’ gekregen (randje van 3 pixels). 3. Het hoekje papier met clip is toegevoegd, en dat via kopiëren en plakken of een sleepactie vanuit ander venster. Een nieuwe laag is aangemaakt. Deze laag krijgt een laagstijl (via
23
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
laag > laagstijl > slagschaduw. Bepaal de waarden voor de parameters. 4. Sleep de laag met de auto naar boven in de laagvolgorde. De auto wordt nu weer zichtbaar. Selecteer in deze laag de witte achtergrond (toverstaftolerantie 5). Vergeet de stukjes doorheen de ramen niet. Selectie omkeren via selecteren > selectie omkeren. Nu klikken we op de knop ‘laagmasker toevoegen’. Het toegevoegde laagmasker verbergt de witte achtergrond. Doorheen de transparantie van deze laag zien we de achtergrond weer. Een laagmasker kan je altijd bijwerken. Selecteer het laagmaskerblokje en breng zwart aan of wit aan (bijvoorbeeld met het penseel) om meer pixels te verbergen, gebruik wit om pixels terug zichtbaar te maken. Gebruik grijs voor gedeeltelijke zichtbaarheid. 5. Kies onderaan in het lagenpallet opnieuw voor ‘nieuwe opvullaag of aanpassingslaag maken’. Nu maken we een aanpassingslaag om de niveau’s te corrigeren. Kies uit het lijstje ‘niveaus’. In het dialoogvenster kies je de optie ‘automatisch’ om een snelle correctie te maken van de niveau’s. Omdat deze bewerking invloed heeft op alle onderliggende lagen, en we enkel de auto willen corrigeren selecteren we de optie ‘klik om bij te snijden naar laag’, onderaan in het venster ‘niveaus’. Nu is de correctie enkel op de onderliggende laag van toepassing. 6. Kies het tekstgereedschap om een stukje tekst over het blaadje te plaatsen. Sleep op de gewenste plaats een tekstkadertje en typ de tekst. Bewerk de tekst met de opties in de optiebalk of het ‘teken’-palet. De tekst kreeg een diep bruine kleur en de laagmodus ‘kleur doordrukken’. Lagen samenvoegen in een groep: selecteer een aantal lagen (shift-klikken) en kies laag > lagen groeperen of klik op het knopje ‘nieuwe groep maken’ onderaan in het lagenpalet en sleep de lagen in deze map. Door lagen te groeperen kan je bepaalde handelingen (zoals verplaatsen, verschalen,...) op meerdere lagen gelijktijdig toepassen. Lagen koppelen: lagen kan je aan elkaar koppelen via het kettingsymbooltje onderaan in het lagenpalet. Gekoppelde lagen behouden hun verhoudingen. Laag vergrendelen: klik op het symbool ‘hangslot’ onderaan in het lagenpalet om een laag of groep te vergrendelen. Laag omzetten naar achtergrond: selecteer een laag en kies voor laag > nieuw > laag uit achtergrond. 24
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
Laag dupliceren : sleep een laag naar de knop ‘nieuwe laag maken’ om een exacte kopie te maken van deze laag, of kies ‘laag dupliceren’ uit het snelmenu. Klik op het oogsymbooltje in het lagenpalet om lagen onzichtbaar of zichtbaar te maken. Alt-klik op het oogje om enkel één laag zichtbaar te houden en alle andere lagen gelijktijdig te verbergen. Shift-klik op meerdere aaneengrenzende lagen om ze samen te selecteren. Ctrl of cmd-klik om niet-aaneengrenzende lagen samen te selecteren Lagen samenvoegen: selecteer de betrokken lagen en kies laag > lagen samenvoegen of verenigen; zichtbaar. Met de opdracht één laag maken worden alle lagen samengevoegd tot één achtergrond. Het samenvoegen verkleint de bestandsgrootte van je PSD-document, maar valt af te raden, want je offert een heleboel flexibiliteit op.
Belichting - kleur - verzadiging - contrast HET HISTOGRAM Het histogram geeft een beeld van de verdeling van de pixelwaarden in een afbeelding. Je kan er uit afleiden of er voldoende detail in de hoge lichten, middentonen en schaduwen zit om een goede kleuraanpassing te kunnen uitvoeren. Kies : Venster > Histogram De horizontale as vertegenwoordigt de kleurwaarden, van de meest donkere (links) tot de helderste (rechts) met in totaal 256 niveaus. In het onderste gedeelte krijgen we informatie over: • Gemiddelde : de gemiddelde helderheidswaarde • Standaarddeviatie : geeft aan hoever de waarden uit elkaar liggen • Mediaan : de middelste waarde in het bereik • Pixels : het totaal aantal pixels in de afbeelding • Cachniveau : toont de instelling voor de afbeeldingscache (zie voorkeuren - geheugen).
Links: histogram van een afbeelding waarin bijna geen middentonen en lichte tinten voorkomen Rechts: histogram van een afbeelding waarin alleen heel lichte tinten voorkomen. 25
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6 Met kleuraanpassingslagen (Adjustment layers) kan men kleurcorrecties doen zonder de pixels van het beeld definitief te veranderen. Door de adjustment layer onzichtbaar te maken komt de laag in zijn oorspronkelijke staat terug op de voorgrond.
NIVEAUS Kies : Afbeelding > Aanpassen > Niveaus (of ctrl/ cmd + L) Beter is: Lagenpalet : nieuwe aanpassingslaag Voor een afbeelding met te weinig pixels aan één van beide uiteinden van het histogram kunnen de hoge lichten of schaduwen aangepast worden door de schuifregelaars te verplaatsen. Met de knop ‘AUTO’ wordt er een automatische correctie toegepast. Hierdoor worden de lichtste en de donkerste pixel in elk kanaal gedefinieerd als wit en zwart. De tussenliggende pixelwaarden worden op evenredige manier herverdeeld. Over het algemeen levert dit een goed resultaat voor eenvoudige contrastaanpassing, maar met de schuifregelaars kan nauwkeuriger gewerkt worden. Gebruik de grijze schuifregelaar (in het midden) om de middentonen van een foto aan te passen. Door hiermee te slepen veranderen de helderheidswaarden van de middelste grijstinten, zonder de hoge lichten of schaduwen te veranderen. Met de pipetjes kan je zelf het wit-punt en het zwart-punt aanprikken. Ga op zoek naar de lichtste en de donkerste pixel in de afbeelding en klik ze aan met het juiste pipetje. De lichtste pixel wordt wit, de donkerste wordt zwart gemaakt... de tussenliggende waarden worden herverdeeld. Om de lichtste / donkerste pixel te vinden kan je gebruik maken van het infopalet of de functie ‘Drempel’ via het menu : afbeelding - wijzig drempel... zoek naar de uitersten. Kies één van de ‘Preset’-instellingen als basis voor een snelle correctie. CURVEN Zoals bij Niveaus kan je met Curven de toonwaarden aanpassen. In plaats van 3 variabelen (hoge lichten, middentonen en schaduwen) kan elk punt in de grijswaardenschaal gewijzigd worden (met een maximum van 15 punten). Kies : Afbeelding > Aanpassen > Curven ( of ctrl/cmd + M). Beter: Lagenpalet : nieuwe aanpassingslaag > Curves. De horizontale as vertegenwoordigt de oorspronkelijke helderheidswaarden van de pixels en de verticale as de nieuwe helderheidswaarden. Kies voor het RGB kanaal om alle kleuren samen te veranderen of voor een afzonderlijk kanaal om selectief kleuren te corrigeren. Kies één van de preset-instellingen als basis voor een snelle correctie. In de afbeelding hiernaast is gekozen voor ‘increase contrast’, dat resulteert in een zachte S-vorm van de curve. Klik in de curve op de punten die niet moeten veranderen (vast zetten) en sleep de curve op de plaats waar je de toonwaarden wilt aanpassen. Sleep de punten uit de grafiek om ze te verwijderen of druk ‘Delete’ Met het potloodje kan je een eigen curve tekenen. Experimenteer eens met grillige crurves om te zien hoe de kleuren totaal veranderen.
26
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
KLEURBALANS Kies : Afbeelding > Aanpassen > Kleurbalans (of ctrl/cmd + B) Beter: Lagenpalet : nieuwe aanpassingslaag > kleurbalans. Sleep met de driehoekjes om de menging van kleuren in de afbeelding te wijzigen of kleurzwemen te neutraliseren. Selecteer ‘Schaduwen’ - ‘Middentonen’ - of ‘Hoge lichten’ om aan te geven in welk toonbereik je wilt werken.
KLEURTOON/VERZADIGING Kies : Afbeelding > Aanpassen > Kleurtoon/verzadiging (of ctrl/cmd + U) Beter: Lagenpalet : nieuwe aanpassingslaag > Kleurtoon/verzadiging Gebruik dit venster om de kleurtoon, de verzadiging en de lichtsterkte van de kleuren in een afbeelding aan te passen. Kies de kleur die je wilt aanpassen, of kies voor origineel om alle kleuren tegelijk aan te passen. Klik op ‘inkleuren’ om een monotooneffect te creëren.
Nog andere mogelijkheden heb je met de opdracht ‘KLEUR VERVANGEN’ en ‘SELECTIEVE KLEUR’ Met ‘KLEUR VERVANGEN’ maak je een masker op basis van een specifieke kleur en pas je de waarden voor kleurtoon, verzadiging en helderheid aan. de ‘SELECTIEVE KLEURAANPASSING’ is gebaseerd op een tabel die laat zien hoeveel van de procesinkten wordt gebruikt voor elke primaire kleur. Zo kan je bv. cyaan uit het groene component verwijderen terwijl het cyaan in het blauw ongewijzigd blijft..
27
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
STIJLEN groeperen een aantal effecten en bepalen hoe een laag zich tov een andere laag gaat verhouden inclusief de blending mode en de transparantie. Kies Venster > Stijlen 1 In de afbeelding hieronder ziet je dat een laagstijl is toegepast op de tekst. In het lagenpalet 2 zie je welke effecten in deze stijl zijn opgenomen.
3
1
2 4
3
Er zijn heel wat extra voorgemaakte stijlen beschikbaar via menu van het stijlenpalet. 3 Je kan ook zelf stijlen aanmaken. Pas eerst een aantal effecten toe op een ”zwevende laag”. Als het gewenste effect is bereikt, klik je op ‘Create New Style’ 4 om de nieuwe stijl een naam geven. Deze nieuwe stijl wordt dan bij de overige stijlen gevoegd en kan je steeds opnieuw gebruiken.
KANALEN Kanalen bekijken: kies ‘Venster > Kanalen’ De afzonderlijke kleurkanalen (R-G-B of C-M-Y-K of L-a-b ...) worden standaard in grijs getoond. Via ‘Algemene voorkeuren’ kunnen ze omgezet worden in hun eigen kleur... maar dit maakt het bewerken niet aangenamer ! Grijswaardenafbeeldingen hebben slechts één kanaal. Ook duotonen, tritonen ... hebben slechts één kanaal . Buiten de kanalen die nodig zijn om de 2 1 afbeelding in op te slaan kunnen er nieuwe kanalen toegevoegd worden. (ALFA-kanalen of maskerkanalen) o.a. om selectielijnen in op te slaan. ALFAKANAAL : In het voorbeeld hiernaast is een selectie gemaakt die vervolgens via bewaard is als een nieuw kanaal ( via knop 1 ) Met knop 2 kan je op elk moment de selectie terug oproepen. (of ctrl/cmd klik op het alfakanaal). Kan ook via het menu Select > Load selection > Channel > Alfa 1 28
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
Klik op het alfakanaal om de pixels in de selectie te zien. Deze worden in grijswaarden getoond. In het voorbeeld hiernaast: alle witte pixels zijn volledig geselecteerd. Zwarte pixels zijn niet geselecteerd. met grijswaarden kan je transparantie opnemen in selecties. Het overschakelen naar een alfakanaal is vaak een goede keuze om een selectie beter af te werken en te controleren op zuiverheid. Gebruik de tekengereedschappen met zuiver zwart en wit om de selectie te bewerken (of grijswaarden indien transparantie gewenst is). Dupliceer kanaal : om een duplicaat te maken van een geselecteerd kanaal. Idem door de kanaalnaam te slepen naar het symbool voor ‘nieuw kanaal’ of naar het afbeeldingsvenster. Kanalen kunnen ook naar andere documenten overgebracht worden door ze naar het desbetreffende afbeeldingsvenster te slepen. Verwijder kanaal : Klik op een kanaalnaam en kies deze optie of sleep de naam naar de vuilnisemmer onderaan. Kanaalopties : kies deze optie / of dubbelklik op de kanaalnaam om de naam te veranderen, de kleur en de doorschijnendheid te wijzigen (alleen voor toegevoegde maskerkanalen) Steunkleurkanaal toevoegen : een steunkleur gebruikt een eigen inktkleur en een eigen drukplaat. Een steunkleur maakt geen gebruik van de proceskleurinkten. Het bestand opslaan als DCS 2.0 formaat ! Splits kanalen : door deze optie te kiezen wordt elk kanaal een eigen - onafhankelijk - afbeeldingsvenster Verenig kanalen : met deze optie kunnen verscheidene afbeeldingen samengevoegd worden tot één afbeelding. Het moeten wel geopende grijswaardenafbeeldingen zijn met dezelfde grootte (aantal pixels hor. en vert.) Panelopties: om de grootte van de miniatuurweergaven aan te passen (4 mogelijkheden) Gebruik de Kanaalmixer om de verschillende kanalen met elkaar te mengen om creatieve kleuraanpassingen te maken. Kies Afbeelding > Aanpassen > Kanaalmixer
Basis werken met Kanalen en maskers Door gebruik te maken van maskers kan men een deel van het beeld isoleren en zelfs beschermen. Als men van een selectie een masker maakt, is het deel dat niet geselecteerd is, afgemaskerd of nog beschermd tegen bewerkingen. Maskers worden gebruikt om ingewikkelde selecties te maken. Men kan dan deze selecties bewaren en opnieuw gaan gebruiken als men wil. Ook kan men d.m..v. maskers kleurcorrecties of filters op delen van een beeld toepassen. In photoshop kan men gebruik maken van snelmaskers (quick masks), die een tijdelijk karakter hebben, en van permanente maskers die bewaard worden in grijswaardenkanalen of alpha channels. Bijkomend maakt photoshop gebruik van kanalen om de kleurinformatie en spotkleurinformatie van een beeld op te slaan. In tegenstelling tot lagen zijn kanalen niet afdrukbaar. Het gebruik van lagen en kanalen schept nogal eens verwarring. Denk daarom aan kanalen als een gereedschap om kleurinformatie en informatie over selecties in op te slaan. Als men over lagen spreekt denk dan vooral aan effecten en visuele beeldinformatie. 29
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
!TIPS • De bestandsgrootte van een kanaal is afhankelijk van het aantal pixels in het kanaal. • Zolang men een beeld bewaard in een bestandsformaat dat de kleurmodus van het beeld ondersteund, worden de kleurkanalen bewaard.
Kleurinformatie kanalen Deze worden automartisch aangemaakt bij een nieuw beeld. De kleurmodus waarin het beeld staat, bepaald het aantal kanalen (dit heeft dus niets met lagen te maken). Dwz een RGB beeld zal drie kanalen hebben namelijk rood, groen en blauw. Een CMYK beeld daarentegen zal 4 kanalen bevaten namelijk cyaan, magenta, geel en zwart. Een grijswaardenafbeelding gebruikt 1 kanaal. Alpha kanalen Ze worden gebruikt om selecties in op te slaan (als 8-bit grijswaardenbeelden dwz ze kunnen 256 grijswaarden weergeven). Gebruik alphakanalen om maskers te maken en op te slaan. Op die manier kan men gemakkelijk delen van een beeld manipuleren, isoleren en beschermen. Door selecties in een alphakanaal te bewaren kan men de selectie later opnieuw gebruiken. Men geeft een permanent karakter aan de selectie. !TIPS • Alpha kanalen worden enkel bewaard bij volgende bestandsformaten: .PSD (photoshop), .PDF, PICT, of .TIF • Alle nieuwe kanalen hebben dezelfde afmetingen en aantal pixels als het originele beeld. • Men kan het masker in een alpha kanaal manipuleren door gebruik te maken van de tekengereedschappen • Alphakanalen kan men gemakkelijk bijmaken en verwijderen
Spot(steun)kleur kanaal Een derde soort kanaal is een spot(steun)kleur kanaal. Dit wordt gebruikt om extra platen te kunnen belichten om steunkleuren te kunnen drukken. Steunkleuren zijn vooraf speciaal gemixte inkten die in plaats van of ter ondersteuning van de hoofdkleuren (CMYK) worden gebruikt. Iedere steunkleur heeft dus een plaat nodig voor op de pers. Een vernislaag wordt ook als een steunkleur beschouwd. Een beeld kan tot 24 kanalen bevatten (inclusief kleurinformatie- en spotkleur kanalen). Voor spot(steun)kleuren kan men enkel het DCS2-formaat gebruiken. Steunkleur kanaal aanmaken: 1. zet het kanalenpalet open 2. laad of maak een selectie (die later als steunkleur zal worden gedrukt) 3. kies New Spot spot Channel in het kanalenpalet 4. klik op de color box en kies een kleur (pantonekleur geeft automatisch de naamgeving) 5. Voor Solidity kan men een waarde van 0% tot 100% ingeven. Dit kan bijvoorbeeld worden gebruikt om een transparante steunkleur (vernis) op het scherm toch te visualiseren. Deze optie heeft enkel ”op het scherm” effect!! 6. Bij de naamgeving is het belangrijk dat al de programma’s (bv Quark, InDesign,...) die de file gaan behandelen dezelfde naamgeving gebruiken. Anders zal de file niet printen. Alpha kanalen omzetten naar steunkleur kanalen 1. dubbelklik op het alpha kanaal in het kanalenpalet 2. hernoem het kanaal indien nodig 3. selecteer Spot Color 4. kies een kleur 5. klik ok - De gebieden van het alpha kanaal die in grijswaarden waren, hebben nu
30
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
SNELMASKERS Een masker is een 8-bit weergave van een selectie die in een apart maskerkanaal kan bewaard worden. Geselecteerde delen = wit in het kanaal, NIet geselecteerde delen = zwart in het kanaal. Randen die anti-aliased/gedoeseld zijn = grijs Snelmaskermodus Selecteer een gedeelte van de afbeelding en klik op de snelmaskermodus. Alle niet geselecteerde delen worden bedekt met een doorschijnende rode laag. Alle bewerkingen beïnvloeden alleen het masker. Door terug op het symbool te klikken wordt het masker terug omgezet in een selectielijn. Selectie verkleinen : teken met zwart om de rode laag te vergroten (grijswaarden = gedeeltelijke dekking) Selectie vergroten : teken met wit (achtergrondkleur) of gebruik het gummetje Selectie uitbreiden met zachte rand : werk met een grijstint of een zacht penseel. Toepassing met een snelmasker In dit voorbeeld maken we de achtergrond onscherper zodat we de aandacht meer op de wagen vestigen. Om te beginnen maken we een nauwkeurige selectie van de wagen. Kopieer de wagen in zijn geheel naar een nieuwe laag. Als we de achtergrond nu zouden vervagen heeft dit tot gevolg dat ook de voorgrond, de schaduw en de mensen vooraan evenveel vervaagd worden als achteraan. Dit geeft geen realistich effect. Schakel over naar de snelmaskermodus en gebruik het verloopgereedschap (ingesteld op verloop van zwart naar wit). Sleep vanuit de voorgrond naar de achtergrond. - Vooraan hebben we een dekking van 100% : hier zal geen vervaging optreden. - achteraan hebben we een dekking van 0% : hier zulllen alle pixels vervaagd worden. Doordat we een verlooptint gebruiken zal de vervaging geleidelijk verlopen. Schakel terug over naar de selectiemodus (snelmasker omschakelen) Keer de selectie om zodat de achtergrond geselecteerd wordt. Pas het filter “Gausiaans vervagen” toe op de achtergrondlaag. indien nodig de softe randen retoucheren met stempel. De wagen die in zijn geheel op de bovenliggende laag staat blijft scherp.
31
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
Paden bevinden zich in een objectgeoriënteerde laag waardoor elk punt bewerkbaar is. - teken met de pen de omtrek van de te selecteren vorm - aanpassingen met behulp van de andere padgereedschappen - Bewaar pad (in het padenpaletmenu) - Converteer het pad naar een selectie (maak selectie) of maak eerst een selectie die je daarna omzet naar een pad (maak pad) PIJL gereedschap om paden te activeren Direct selectiegereedschap om punten en grepen te slepen en alzo het pad een andere vorm te geven.Gebruik de pijltjestoetsen om een geselecteerd punt telkens één pixel te verplaatsen PEN om paden punt per punt te tekenen Gruik de pen voor vrije-vorm om zelf een willekeurige vorm te tekenen. Gebruik de optie magnetisch pen om sneller paden te kunnen tekenen van objecten met duidelijke contrastlijnen.
ADOBE PHOTOSHOP CS6
PADEN TEKENEN EN BEWERKEN
Soms is het handiger om mooie strakke vormen te sekecteren door gebruik te maken van paden. Paden bevinden zich in een objectgeoriënteerde laag waardoor elk punt bewerkbaar is. - teken met de pen de omtrek van de te selecteren vorm - aanpassingen met behulp van de andere padgereedschappen - Bewaar pad (in het padenpaletmenu) - Converteer het pad naar een selectie (maak selectie) of maak eerst een selectie die je daarna omzet naar een pad (maak pad) PIJL-gereedschap om paden te activeren. Direct-selectiegereedschap om punten en grepen te slepen en alzo het pad een andere vorm te geven. Gebruik de pijltjestoetsen om een geselecteerd punt telkens één pixel te verplaatsen.
1 2 3 4 5
1) PEN om paden punt per punt te tekenen 2) Gebruik de pen voor vrije-vorm om zelf een willekeurige vorm te tekenen. (optie ‘magnetisch’ om sneller paden te kunnen tekenen van objecten met duidelijke contrastlijnen. 3) Punt toevoegen 4) Punt verwijderen 5) Punt converteren : punt veranderen in hoekpunt of boogpunt door er op te klikken Save Path : om je pad te bewaren bij de afbeelding Make Selection : pad omzetten in selectie Fill / Strok Path : pad opvullen of omlijnen
6
Selecties converteren naar paden : Maak pad > Voer een waarde in waarbij 0,5 de laagst mogelijke waarde is. Dit zorgt ervoor dat photoshop elk detail van de selectie behoudt, met als mogelijk gevolg een te gecompliceerd pad met teveel punten. Als de hoogste waarde ingevoerd wordt (10) krijg je een pad met slechts enkele punten. (2,0 = standaardinstelling )
6
>> Met de optie ‘Shape’ teken je een vectoriele vorm met vulling en/of omtrek. Klik in het lege gedeelte van de padenlijst om alle paden te verbergen Paden uitwisselen met Illustrator > Photoshop en illustrator kunnen paden uitwisselen. Kopieer het pad naar het klembord en plak het in het andere programma. of via Archief > Exporteer > Paden voor Illustrator. 32
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
ADOBE PHOTOSHOP CS6
Uitknippaden maken : • teken een pad • bewaar het pad (optie in het padenpalet) • kies de opdracht ‘Uitknippad’ en selecteer het juiste pad ( indiener meerder paden werden bewaard ). Flatness: men kan hier een waarde van 0,2 tot 100 ingeven. Theoretisch geeft men voor drukwerk (1200 tot 2400dpi) een waarde van 8 tot 10 in en voor printers (300 tot 600 dpi) een waarde van 1 tot 3. Dit alles heeft te maken met de PostScript interpreter... • kies archief > ‘Bewaar als’ en selecteer EPS-formaat • Een EPS afbeelding met door een masker aangegeven transparante delen wordt bewaard. Je kan de afbeelding nu als vrijstaande afbeelding importeren in opmaakprogramma’s. Het pad kan daar gebruikt worden om bv. tekstomloop te voorzien rond de afbeelding.
HANDELINGEN AUTOMATISEREN Het actiepalet Gebruik het ‘actiepalet’ om een serie bewerkingen ‘op te nemen’. Voeg ze toe aan de lijst ‘acties’ en gebruik deze acties om steeds terugkerende handelingen te automatiseren. In het voorbeeld hiernaast zien we dat de actie ‘Water Reflection’ 9 handelingen omvat die achtereenvolgens worden toegepast op de tekstlaag. Een vastgelegde actie is handig om bijvoorbeeld een hele reeks foto’s om te zetten
6
1
Een eigen opname stoppen
2
Een eigne opname starten
3
Een opname toepassen
4
Een nieuwe opname maken en toevoegen aan een bestaande set.
5
Diverse sets met voorgeprogrammeerde acties.
6
Duid aan met een vinkje welke onderdelen van de actie uitgevoerd moeten worden. Het symbooltje ernaast geeft aan dat er een dialoogvenster zal verschijnen waarin andere gegevens kunnen worden ingevoerd. Klik het weg indien je met vaste waarden wilt werken.
33
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©
1
2
3
4 5
naar een ander formaat of kleurmodus... Ook nuttig als je aan het experimenteren bent met een reeks filter e.d. Door de handelingen op te nemen weet je precies wat je gedaan hebt en kan je dit ook exact toepassen op andere beelden. Selecteer de gewenste actie en klik op de ‘play’-knop om de actie uit te voeren. Het extra menu bevat veel opties met ‘kant-en-klaar’-acties die het werk versnellen. Een eigen handeling maken Kies : venster > handelingen Maak een nieuwe actie aan door op de knop (4) onderaan in het actiepalet te klik-
ADOBE PHOTOSHOP CS6
ken, en geef er een passende naam aan. Klik op de ‘record’-knop (2).Tijdens het opnemen is deze rood gekleurd. (Het opnemen blijft voortduren tot er op de’ stop’-knop (1) gedrukt wordt ) Pas alle nodige bewerkingen toe op de foto. In het actiepalet zie je dat elke handeling wordt toegevoegd aan de nieuwe actie. Druk op de ‘stop’-knop om het opnemen te beëindigen. Open een volgende foto waarop je dezelfde handelingen wil toepassen, Selecteer de juiste actie, Klik op ‘play’ (3) .... automatisch zullen alle handelingen uitgevoerd worden. BATCH VERWERKING Met de batch-optie kunnen ganse reeksen foto’s in de achtergrond verwerkt worden met eenzelfde actie. 1. kies : File >Automate > Batch... - men krijgt volgend venster 2. Bij play kiest men een set en een action uit die set 3. Bij source kiest men: • Import: om via een scanprogramma te werken • Folder: Kies de folder waarin je beelden staan waarop je de batch wilt uitvoeren • Opened Files: De beelden die open staan in Photoshop worden bewerkt. De 3 overige keuzes wijzen zichzelf uit: Override Action ”Open” Commands Include All Subfolers - Suppress Color Profile Warnings. 4. Bij destination kiest men: • none: als de action is afgespeeld, blijft het beeld openstaan in photoshop • save and close: als de action is afgespeeld, wordt het bestaande beeld overschreven en afgesloten in photoshop • folder: Kies een folder (choose) waarin men de beelden gaat bewaren. Men kan ook een bestandsnaam en bestandscompatibiliteit aangeven. >>> kies hier een folder waarin men de beelden kan bewaren 5. Bij errors kan men 2 instellingen maken: stop for errors of log errors to file (kies een doelmap) >>> kies hier stop for errors 6. klik ok Contact sheet II (Contactblad II) Men kan een map met beelden selecteren en hiervan een serie van lage-resolutievoorvertoningen (previews) maken in één enkel nieuw document. handig om een geprint archief te maken van al je opnames. 1. kies File/Automate/Contact sheet II 2. • kies een Source folder (folder waarin de bronbestanden staan) • stel de grootte van het einddocument in • kies de schikking van de lage-resolutie-voorvertoningen 3. klik ok
34
Adobe Photoshop CS6 - Paul Schepers ©