BASISCALCULATIE Inhoudsopgave 1.0 2.0 3.0 4.0 5.0 6.0 7.0 8.0 9.0 10.0 11.0 12.0 13.0
Bedrijfstak en bedrijfskolom Functies van de handel Goederenhandel Handel in het algemeen Indeling handel Instellingen ten dienste van het bedrijfsleven Internationale handel Koopovereenkomst Krediet Leasing Samenwerkingsvormen Verzekeringen Vreemde valuta
1.0 Bedrijfstak en bedrijfskolom De verwerking van grondstof tot eindproduct gebeurd in verschillende bedrijven. De reeks van elkaar opvolgende bedrijven waarin telkens een volgend stadium van de productie plaatsvindt, wordt de bedrijfskolom genoemd. De consument zelf wordt echter niet tot de bedrijfskolom gerekend. Elke productieschakel stelt het geheel van bedrijven voor die hetzelfde productieproces uitvoeren en zich bevinden in dezelfde geleding van de bedrijfskolom. Zo’n schakel noemen we een bedrijfstak. De lengte van de kolom wordt bepaald door het aantal bewerkingen dat nodig is om van grondstoffen een eindproduct te maken.
2.0 Functies van de handel Er zijn niet altijd onmiddellijk afnemers te vinden voor productieoverschotten; er verloopt dan enige tijd voordat de consumenten het artikel willen kopen. De handel koopt deze productieoverschotten op, bewaart deze om ze vervolgens weer te verkopen aan verbruikers. Kortom de handel zorgt voor het voortstuwen van de goederen van producent naar consument. Deze taak kan in een aantal functie worden verdeeld: • Collecterende functie: de door producenten aangeboden hoeveelheden worden verzamelt en gecombineerd tot grotere door de verwerkende industrie gewenste hoeveelheden. • Distribuerende functie: het verdelen van de geproduceerde goederen over de consument. • Sorterende functie: producten die door de natuur zijn voortgebracht zijn niet alle van dezelfde kwaliteit, deze worden in verschillende kwaliteiten gesorteerd. • Financieringsfunctie: de levering van producten aan afnemers gebeurd regelmatig op krediet. Het distribueren en collecteren zijn de belangrijkste taken van de handel. Daarnaast bestaan nog een aantal nevenfuncties: • Opslaande functie: de goederen worden nadat ze zijn geproduceerd opgeslagen tot het tijdstip van consumptie. • Vervoerfunctie: door toepassing van de arbeidsverdeling en door natuurlijke omstandigheden, is de productieplaats niet dezelfde als de plaats van consumptie. Er moet dus vervoer plaatsvinden. • Selecterende functie: het maken van een selectie van consumptieverwante artikelen, waaruit de consument of detaillist een keuze kan maken.
3.0 Goederenhandel 3.1 Prijzen in de handel Inkoopprijs De inkoopprijs is het bedrag dat betaald wordt voor een partij goederen aan een leverancier. In de handel wordt deze partij vrijwel altijd doorverkocht en geleverd aan een derde persoon, de afnemer. Bij deze doorlevering speelt het begrip winst een belangrijke rol. De handelaar moet naast zijn kosten ook nog wat verdienen wanneer hij een product verkoopt. Hiervoor wordt dan vaak een winstpercentage vastgesteld welke wordt uitgedrukt in % van de inkoop- of verkoopprijs. Kostprijs De kostprijs van een aantal goederen is de inkoopprijs plus alle kosten die gemaakt zijn voor de inkoop en opslag van de goederen tot het moment van verkoop, dus excl. verkoopkosten. Een handelaar kan zijn kosten verdelen in directe en indirecte kosten: • Directe kosten: kosten die per partij rechtstreeks aanwijsbaar zijn en per partij bepaald kunnen worden. • Indirecte kosten: deze kosten kunnen niet rechtstreeks aanwijsbaar worden en niet per partij bepaald zijn. Uiteraard moeten de verkoopkosten ook nog toegevoegd worden aan de kostprijs. Dit wordt vaak uitgedrukt in een percentage van de inkoop- of verkoopprijs. Uitgaande van bovenstaande informatie ziet het er schematisch als volgt uit. Inkoopprijs + Verkoopprijs = Kostprijs Kostprijs + Verkoopkosten + Nettowinst = Verkoopprijs Verkoopprijs De prijs waarvoor we het product gaan verkopen wordt bepaald door de inkoopprijs te verhogen met een brutowinstpercentage of via opslagpercentages. 3.2 Omzetbelasting Het begrip omzetbelasting is in de praktijk beter bekend als btw. Dit is een afkorting voor belasting over de toegevoegde waarde. De toegevoegde waarde is het verschil tussen de verkoopprijs en de prijzen van de ingekochte goederen of diensten, beide excl. omzetbelasting. Over dit bedrag wordt er omzetbelasting geheven. Omzetbelasting is een verbruikersbelasting die geheven wordt bij aanschaf van alle mogelijke goederen en diensten. De consument betaald deze belasting, waarna de leverancier die omzetbelasting aan de fiscus af moet dragen. Op dit moment gelden er drie tarieven: • Het algemeen tarief 21%. Dit geldt voor de meeste goederen en diensten. • Het verlaagd tarief 6%. Dit geldt voor de goederen en diensten die tot de noodzakelijke levensbehoeften worden gerekend. • Het nultarief 0%. Wordt toegepast in het international goederen- en dienstenverkeer. Hetgeen aan omzetbelasting wat de ondernemer uiteindelijk dient af te dragen berekenen we volgens onderstaande schema: Te vorderen omzetbelasting - Verschuldigde omzetbelasting = Af te dragen omzetbelasting
3.3 De factuur Bij het verhandelen van goederen tussen koper en verkoper wordt er een overeenkomst gesloten, waarin de voorwaarden van deze transactie worden vastgesteld. Deze overeenkomst is niet alleen bedoeld als bezegeling van de transactie, maar ook om problemen achteraf te voorkomen. Voor de afwikkeling van een dergelijke transactie, verzend de verkoper een factuur aan de koper. Op een factuur moeten altijd een aantal punten worden vermeld, zoals de hoeveelheid, prijs en kwaliteit van de goederen. Deze zijn punten zijn ook altijd terug te vinden in de koopovereenkomst. Op de factuur staat ook altijd vermeld, of dat er korting gegeven worden op gewicht en/of prijs en eventueel bijkomende kosten. 3.4 Bijkomende kosten Als door de verkoper bepaalde kosten worden betaald, die voor rekening van de koper zijn, worden deze afzonderlijk op de factuur vermeld. In sommige gevallen gebeurd dit voor de berekening van omzetbelasting, namelijk als deze kosten ook belast zijn. Indien deze kosten niet belast zijn gebeurd dit na de berekening. 3.5 Schema van een factuur Brutogewicht a kg Af: Extratarra x % van a kg …..............................................= b kg Af: Tarra x % van b kg ….....................................................= c kg Af: Rafactie x % van c kg …...............................................= Netto d kg á € … per kg = € e Af: Rabat x % van € e …….. ....................= €f Af: Contant x % van € f …….. ....................= €g Bij: Diverse kosten (btw belast) € …….. ....................= €h Bij: Omzetbelasting x % van h € …….. ...................= €i Bij: Statiegeld emballage € …….. Bij: Kosten (btw vrij) € …….. ................... = factuur €k
Eindbedrag van de
4.0 Handel in het algemeen 4.1 Ontstaan en ontwikkeling van de handel Van oorsprong voorzag ieder mens in zijn eigen behoeften. Ze waren zowel producent als consument. De mensen leefden in stammen waartussen amper communicatie bestond. Wat men nodig had, werd door de leden van de stam zelf gemaakt. In later stadium begon men meer behoeften te krijgen aan andere goederen en ontstond de eerste vorm van handel: “directe ruil” of “ruil in natura”. Wat inhoud twee of meerdere stammen die hun overschot aan goederen onderling naar behoefte ruilen. Met de opkomst van steden in de vroege middeleeuwen ontstonden er gespecialiseerde beroepen. Iedere persoon legt zich uitsluitend toe op de voortbrenging van die producten waarvoor hij het meest geschikt is. Ruil in natura werd steeds moeilijker, er ontstond toen al spoedig geld wat de handelstransactie makkelijker maakte. De directe ruil werd vervangen door de ruil van goederen tegen geld: “indirecte ruil”. Je spreekt nu van “directe handel” of “niet-zelfstandige handel”, producent en consument treden direct met elkaar in contact. In de handel hebben we te maken met verschillende soorten producten, welke als volgt zijn ingedeeld: • Agrarische producten: producten die door landbouw, veeteelt of tuinbouw worden voortgebracht. • Extratieve producten: producten van de mijnbouw, zoals metalen, edelmetalen en brandstoffen. • Industriële producten: het resultaat van de verdere verwerking van agrarische, extratieve en andere industriële producten.
5.0 Indeling van de handel Een belangrijke indeling is die in groot- en kleinhandel. Onder de groothandel wordt verstaan de handel die niet rechtstreeks aan consumenten levert terwijl de kleinhandel dit wel doet. De kleinhandel vervult de volgende functies: • Hij moet zorgen dat de consument te allen tijde de nodige goederen in de door hem gewenste kwaliteit en hoeveelheid kan kopen. • Hij verzorgt de voorraadvorming voor de consument. • Hij moet peilen welke behoeften er bij de consumenten bestaan en zijn ervaringen aan de producent meedelen. • Hij moet trachten nieuwe behoeften bij de consument te wekken.
6.0 Instellingen ten dienste van het bedrijfsleven Om een zo goed mogelijk inzicht in de markt en marktomstandigheden te verkrijgen, heeft de onderneming behoefte aan gegevens die zij vaak niet zelf kunnen verkrijgen. Daar de ontwikkeling van de handel erg belangrijk is voor de welvaart van ons land, hebben de overheid en het georganiseerde bedrijfsleven instellingen opgericht die zich bezighouden met het verstrekken van inlichtingen aan en het adviseren van het bedrijfsleven. De twee belangrijkste van deze instellingen zijn de Kamers van Koophandel en Fabrieken en het Centraal Bureau voor de Statistiek. Kamers van Koophandel en Fabrieken Deze hebben drie basistaken, door de wet opgedragen: • Adviserende taak: ze geven gevraagd of ongevraagd advies aan het rijk en lagere overheden over de belangen van handel en nijverheid. • Dienstverlenende taak: deze taak omvat meerdere werkzaamheden. 1. Het verstrekken van voorlichting over handel en nijverheid. 2. Het verlenen van subsidies aan instellingen die een algemeen belang van handel en nijverheid bevorderen. 3. Het verstrekken van statistische gegevens over handel, industrie, verkeer enz. • Uitvoerende taak: het inrichten en bijhouden van het Handelsregister. Het uitvoeren van voorschriften van bijv. de Winkelsluitingswet en de Uitverkopenwet. Er worden op grond van deze wetten vergunningen afgegeven. Centraal Bureau voor de Statistiek Dit is een overheidsinstelling die organisatorisch behoort tot het ministerie van Economische Zaken. Ze verzamelen gegevens van zeer uiteenlopende aard, met name op economisch gebied. De Centrale Commissie voor Statistiek bepaald het onderzoeksterrein. Hierin zitten groeperingen op het gebied van wetenschap, maatschappelijke groeperingen en de overheid. Het CBS ordent en bewerkt het cijfermateriaal zodanig dat hieruit overzichten kunnen worden samengesteld die van groot nut zijn voor het bedrijfsleven. Voor het bedrijfsleven is vooral de maandelijkse publicatie van statistieken van in, uit- en doorvoer van belang. Deze statistieke bevatten gegevens over de ontwikkeling van de Nederlandse handel, de herkomst van goederen en afzetgebieden voor industriële en agrarische producten. Bij beide instellingen kunnen startende ondernemers terecht voor o.a. cursussen.
7.0 Internationale handel De internationale arbeidsverdeling is zeer bevorderlijk voor de welvaart van verschillende landen. Ieder land legt zich dan toe op de productie van die goederen waarvoor het op grond van zijn natuurlijke gesteldheid en geaardheid van de bevolking het meest geschikt is. Internationale handel bestaat uit invoer (import) en uitvoer (export) van goederen en diensten. Ieder land voert zijn eigen handelspolitiek, hieronder verstaat men het geheel van maatregelen dat een land neemt om de handel met het buitenland te stimuleren of te beperken. Daarbij zijn twee richtingen mogelijk: • Protectie (actieve handelspolitiek): bescherming van de eigen binnenlandse productie door invoerrechten en andere invoerbelemmeringen door bijv. het heffen van hoge invoerrechten. • Vrijhandel (passieve handelspolitiek): zo weinig mogelijk belemmeringen van de handel met het buitenland. Hier word zo min mogelijk aan invoerrechten geheven, alleen om fiscale redenen. Bij invoer van goederen moeten naast invoerrechten ook omzetbelasting en voor bepaalde goederen teven accijns betaald. Accijns is een indirecte belasting of verbruiksbelasting die enerzijds wordt geheven om de staat inkomsten te verschaffen en anderzijds om de consumptie van bepaalde goederen te beperken Een ander middel om binnenlandse producten tegen buitenlandse concurrentie te beschermen is contingentering van de invoer van bepaalde goederen. Voor een bepaalde tijd wordt dan door de overheid een bepaalde hoeveelheid of een maximumbedrag vastgesteld dan mag worden ingevoerd. Deze manier werkt meestal doeltreffender dan beschermende rechten, omdat verhoging van invoerrechten soms prijsverlaging door buitenlandse concurrenten uitlokt.
8.0 Koopovereenkomst 8.1 Koop en verkoop Koop en verkoop is een overeenkomst tussen twee partijen, waarbij de ene partij zich verbindt iets te leveren en de andere partij de overeengekomen prijs te betalen. Koopovereenkomsten kunnen op verschillende wijzen tot stand worden gebracht. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk plaatsvinden. De wet bepaalt nauwkeurig welke zaken als onroerend moeten worden aangemerkt. “Onroerend zijn de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, de met de grond verenigde beplantingen, alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken.” 8.2 Offertes Meestal is de aanleiding tot de koopovereenkomst een aanbieding van de kant van de verkoper. Zo’n aanbieding wordt offerte genoemd. In een offerte deelt de verkoper aan de gegadigde mee wat hij heeft te bieden, tegen welke prijs en onder welke leverings- en betalingscondities. Bij een levering dient er sprake te zijn van een overeenkomst en ten tweede moet er worden voldaan aan een voorgeschreven leveringshandeling. De voorgeschreven leveringshandeling is niet altijd hetzelfde, dit hangt af van wat er geleverd wordt: • Onroerende zaken: hiervoor dient eerst een notariële akte opgemaakt te worden die vervolgens moeten worden ingeschreven in de openbare registers. • Roerende zaken: de leveringshandeling is afhankelijk van de omstandigheden. Is de roerende zaak in de macht van de verkoper, dan vindt de levering plaats door overhandiging van de zaak. Is de roerende zaak niet in handen van de verkoper, dan kan levering plaatsvinden d.m.v. een akte. 8.3 Kortingen Op de verkoopprijs worden door de verkoper in de regel een of meer kortingen gegeven. Hieronder vind u de meest voorkomende: • Rabat: wordt verleend indien de fabrikant of importeur de prijs heeft vastgesteld die de verbruiker moet betalen. Dit vormt voor de winkelier de vergoeding voor zijn bedrijfskosten en zijn winst. • Kwantumkorting: wordt verleend wanneer de koper in een keer een grote partij goederen afneemt. • Korting voor contant: wordt verleent wanneer de koper sneller betaalt dan in die branche gebruikelijk is. • Omzetpremie: Deze wordt toegestaan wanneer een koper binnen een bepaalde periode, gewoonlijk een jaar, een bepaalde hoeveelheid goederen heeft afgenomen. 8.4 De hoeveelheid De hoeveelheid kan op verschillende manieren worden opgegeven, namelijk per gewicht, per getal, per inhoud, per oppervlakte en per lengte. Wanneer de hoeveelheid per gewicht wordt gemeten, moeten de goederen bij het in- en uitladen worden gewogen. Zijn de goederen verpakt dan weegt men de emballage mee. Men vind dan het brutogewicht. De prijs wordt echter berekend over het nettogewicht, dit is het gewicht zonder verpakking.
Is de waarde van de emballage ongeveer gelijk aan die van de goederen, dan wordt veelal verkocht onder de conditie “bruto voor netto”. In dit geval geldt het brutogewicht als basis voor de prijsberekening. Indien de hoeveelheid per gewicht wordt gemeten, hanteren wij hierbij een aantal kortingen op gewicht. - Tarra: een korting die wordt toegepast om het brutogewicht te verminderen met het gewicht van de emballage. - Extratarra: wanneer de emballage zwaarder is dan normaal vereist, wordt behalve de tarra ook deze korting afgetrokken. - Rafactie: wordt toegestaan indien de partij gedurende de transport is beschadigd, of voor goederen die tijdens het vervoer door het aantrekken van vocht in gewicht toenemen. Dus, Brutogewicht A Af: Tarra % van A …........................... B Af: Extratarra % van B …....................... C Af: Rafactie % van C ….............................. Nettogewicht D 8.5 Leverings- en betalingsvoorwaarden In het binnenlands handelsverkeer is de belangrijkste leveringsvoorwaarden met betrekking tot de plaats van levering franco. Dit betekent “vrachtvrij”, dat wil zeggen de verkoper draagt de vervoerskosten. Er zijn hier binnen een aantal condities die je kunt aantreffen: • Franco magazijn: de verkoper draagt alle vervoerskosten tot aan het magazijn van de koper. • Franco wal: de verkoper draagt alle vervoerskosten tot op de kade waar de goederen uit het schip worden geladen. De betalingscondities kunnen worden onderverdeeld in condities omtrent: • de wijze waarop de prijs moet worden betaald. • het tijdstip van betaling. Wanneer de betaling voor de levering plaatsvindt, verleent de afnemer krediet aan de verkoper. Men noemt dit krediet afnemerskrediet. Indien de betaling na de levering plaatsvindt, verleent de leverancier krediet aan de afnemer, vandaar dat men spreekt van leverancierskrediet. Betaling gelijktijdig met de levering noemen we contante betaling of verzending onder rembours.
9.0 Krediet 9.1 Kredietverlening We spreken van krediet wanneer bij een overeenkomst tussen het tijdstip waarop de levering plaatsvindt en het tijdstip waarop de betaling geschiedt een tijdsruimte zit. Kredietverlening komt vaak voor bij een overeenkomst. We kennen echter ook overeenkomsten die alleen het verlenen van krediet als doel hebben. De kredietgever stelt dan gedurende een periode betaalmiddelen ter beschikking van de kredietnemer. In de toekomst moet de kredietnemer deze middelen terug betalen met daarover interest. De kredietnemer is vaak een onbekende van de kredietgever, daarom moet de kredietnemer vaak een soort van “zekerheid” geven aan de kredietgever dat hij zijn verplichtingen nakomt. Naar de wijze van dekking of zekerheidsstelling kunnen de kredieten als volgt in groepen worden ingedeeld: • Blanco of ongedekt krediet: de kredietgever heeft in dit geval geen enkele zekerheid dat de kredietnemer aan zijn verplichtingen zal voldoen. • Gedekt krediet: de kredietnemer heeft zekerheid gegeven waarop de kredietgever zich kan verhalen wanneer de kredietnemer niet aan zijn verplichtingen voldoet. Bij gedekte kredieten zijn er twee zekerheidsstellingen die kunnen worden onderscheiden: • Persoonlijke zekerheidsstelling: borgtocht • Zakelijke zekerheidsstelling: pand en hypotheek Een overeenkomst waarbij en persoon of personen, de borg of borgen, zich tegenover de schuldeiser, verplicht om de schulden van de schuldenaar te betalen indien deze niet aan zijn verplichtingen voldoet. Bij pand wordt een roerende zaak vaak in handen van de schuldeiser gebracht en kan de roerende zaak in het openbaar worden verkocht indien de schuldenaar in gebreke blijft. Wanneer een onroerend goed als zekerheid wordt gesteld, dan noemen we dit een hypotheek. Het is in dit geval een vereiste om een notariële akte op te laten stellen voor het vestigen van dit recht. Wanneer de kredietnemer dan niet aan zijn verplichtingen voldoet, dan kan de kredietnemer het onroerend goed in het openbaar verkopen. In de notariële akte kan de hypotheekhouder een aantal voorwaarden opnemen. De meest voorkomende zijn: • Het huurbeding: de eigenaar wordt hierdoor beperkt in zijn mogelijkheden zijn onroerende goed te verhuren. • Het beding van beheer en ontruiming: indien de hypotheekgever ernstig in zijn verplichtingen tekortschiet, kan de hypotheekhouder, het pand in beslag nemen of laten ontruimen. 9.2 Kredietsoorten Leverancierskrediet De afnemer betaald pas enige tijd na levering van de goederen. Het krediet wordt hier dus verleent door de leverancier. Afnemerskrediet In de koopovereenkomst is bepaald dat de afnemer een bepaald bedrag vooruitbetaald; pas na ontvangst van deze betaling vind de levering of prestatie plaats. Het krediet wordt hier dus verleent door de afnemer.
Koop op afbetaling Deze vorm van betaling wordt veelal gebruikt in de kleinhandel bij de verkoop van duurzame goederen. De koper betaald de koopprijs in twee of meer termijnen nadat de goederen zijn geleverd. Huurkoop Dit komt op hetzelfde neer als koop op afbetaling, maar de goederen worden pas eigendom van de koper zodra alle termijnbetalingen zijn verricht. Huurkoop dient schriftelijk aan te worden gegaan, hier moet o.a. in vermeld staan; • de gehele verkoopprijs • het afbetalingsplan • de bedingen betreffende voorbehoud en overgang van eigendom Rekening-courantkrediet Een bank verleent een krediet in rekening-courant tot een bepaald overeengekomen maximum. Een rekening-courant is een bankrekening waarmee betalingsverkeer wordt verricht. Doorlopend krediet Er wordt een limietbedrag overeengekomen met de kredietnemer, tot dit bedrag kan de kredietnemer naar behoefte geld opnemen en weer terugbetalen. Rente is alleen verschuldigd over het opgenomen bedrag, dit wordt maandelijks verrekend. Bedragen die er zijn afgelost kunnen opnieuw worden opgenomen en de krediettermijn is altijd langer dan 3 maanden. Ondernemerskrediet Deze vorm van krediet wordt aan ondernemingen verstrekt ze tijdig en op de meest doelmatige manier kunnen beschikken over vermogen dat nodig is voor de aanschaf van bedrijfsbezittingen en/of middelen die nodig zijn om het productie- en verkoopproces uit te voeren. Starterskrediet Dit krediet wordt alleen verstrekt aan startende ondernemers. Een starter is een ondernemer die minder dan vijf jaar een bedrijf voert en gedurende zes jaar voor het sluiten van een kredietovereenkomst tenminste een jaar zelf of via een besloten vennootschap een andere onderneming heeft gedreven. Hypothecair krediet Wordt meestal hypotheek genoemd, een zakelijke zekerheid op een onroerend goed teneinde uit de opbrengst daarvan bij voorrang een vordering te kunnen verhalen. De houder van de eerste hypotheek heeft het recht van parate executie, dit wil zeggen dat het onroerend goed zonder tussenkomst van de rechter in het openbaar kan worden verkocht zodra de hypotheekgever zijn verplichtingen niet na komt.
10.0 Leasing Onder leasing verstaan we een vorm van huur op langere termijn van productiemiddelen. Deze huurperiode is meestal korter dan de economische levensduur van productiemiddelen. Er bestaan verschillende vormen van leasing, deze onderscheid men in twee hoofdvormen: • Operational leasing • Financial leasing Operational leasing Wordt afgesloten voor kortere termijn of er is een korte opzegtermijn die de huurder in acht moet nemen. Zodra er nieuwe en betere apparatuur op de markt kom, kan de huurder het contract makkelijk opzeggen en overstappen op moderne apparatuur. Hierdoor blijft de huurder gevrijwaard van alle risico’s i.v.m. economische veroudering. Financial leasing Wordt voor middellange of lange termijn aangegaan. De overeenkomst kan door geen van de partijen tussentijds worden opgezegd. De periodiek te betalen termijnen worden zodanig vastgesteld dat aan het einde van de contractduur de volledige aanschafprijs van het productiemiddel is voldaan. Een bijzondere vorm van leasing is “sales and lease back.” Deze vorm komt vooral voor bij onroerende zaken, een pand wordt verkocht aan een leasemaatschappij, vervolgens wordt er direct een leasecontract voor dit pand aangegaan met deze maatschappij.
11.0 Samenwerkingsvormen Het doel van samenwerking tussen ondernemingen is de concurrentie te beperken of soms zelfs helemaal uit te schakelen. Er zijn een aantal verschillende samenwerkingsvormen: • Vrijwillig filiaalbedrijf: een centraal geleide organisatie die bestaat uit een of meer grossiers in een bepaalde branche en een vrij groot aantal detaillisten uit die branche. • Inkoopcombinatie: samenwerking tussen meerdere detaillisten, waarbij de grossier uitgeschakeld word. • Franchising: een vorm van samenwerking tussen ondernemingen waarbij een detaillist, op grond van een contract het recht krijgt gebruik te maken van een goedlopende verkoopformule van een andere partij. • Joint venture: wanneer twee of meer ondernemingen voor de uitvoering van een bepaald project voor korte of lange termijn samenwerken en daarvoor een nieuwe onderneming oprichten. • Concern: indien een aantal juridisch zelfstandige ondernemingen uit verschillende bedrijfskolommen onder een leiding staan. In feite is een concern een samenstel van vennootschappen waarvan de aandelen voor 90% of meer in handen van de moedermaatschappij zijn. De moedermaatschappij staan aan de top van het concern. Zij bepaald voor het gehele concern het beleid. De andere tot het concern behorende ondernemingen zijn dochtermaatschappijen. Wanneer we spreken van multinationale onderneming houdt dit in dat het concern onderneming heeft in verschillende landen. Een aantal ondernemingen kunnen ook besluiten te gaan fuseren. De ondernemingen die eerder zelfstandig waren, komen tot volledige coördinatie van het beleid. De zeggenschap over die ondernemingen komt ik een hand terecht. Bij fusie wordt onderscheid gemaakt tussen horizontale en verticale fusie. In het eerste geval staan de fuserende ondernemingen op dezelfde hoogte van een bedrijfskolom, in het tweede geval volgen zij elkaar in de bedrijfskolom op. Het grootbedrijf heeft verschillende voordelen op het kleinbedrijf, namelijk: • Door het inkopen in het groot kunnen voordeliger condities worden bedongen reclame kan doeltreffender worden gevoerd. • Het personeel kan beter worden geselecteerd, waardoor ieder op die plaats komt waarvoor hij het meest geschikt is. • Ze hebben de mogelijkheid tot vergaande automatisering, waardoor de kosten nog verder gedrukt kunnen worden. Het nadeel van het grootbedrijf is dat er vrijwel geen persoonlijk contact meer is met de consument, waardoor deze zich als “een nummer” gaat voelen. Ook komt winkeldiefstal binnen deze bedrijven vaker voor.
12.0 Verzekering Een ondernemer moet er rekening mee houden dat er een mogelijkheid bestaat dat hij financiële schade kan lijden vanwege onvoorziene gebeurtenissen. De meeste risico’s kan de ondernemer, tegen betaling van premie, op derden verhalen. Dit noemt men een verzekering. Alle verzekeringen waarbij de verzekeraar niet de overheid is, worden particuliere verzekeringen genoemd. Deze particuliere verzekeringen kun je in twee groepen verdelen: • Schadeverzekeringen: een verzekering tegen schade die het verzekerde object kan overkomen; de uitkering in geval van schade is afhankelijk van de grootte van de geleden schade. • Sommenverzekeringen: De verzekeraar keert een bepaald bedrag uit zodra een bepaald onzeker voorval zich voordoet. Deze uitkering hangt niet af van de grootte van de schade; het uitkeringsbedrag is van te voren in de polis vastgelegd. 12.1 Schadeverzekeringen Bij schadeverzekering mag het bedrag van de uitkering niet hoger zijn dan het bedrag van de schade. Oververzekering wil zeggen dat men een te hoog bedrag, dus een te hoge premie betaald. Bij onderverzekering betaald men een lager bedrag dan de waarde van de goederen, de verzekeraar hoeft dan slechts een gedeelte van de schade uit te keren, namelijk naar evenredigheid van het verzekerde bedrag tot de waarde van de goederen. Er worden soms ook weleens herverzekeringen afgesloten. Bij herverzekering heeft men twee verschillende risico’s. De verzekerde verzekert zich tegen het risico dat er schade optreedt, de verzekeraar verzekert zich tegen het risico dat hij een volledige schade- uitkering moet doen. Onder schadeverzekering verstaan we: • • • • • • •
Brandverzekering Transportverzekering Kredietverzekering Bedrijfsschadeverzekering Wettelijke aansprakelijkheidsverzekering Productaansprakelijksheidsverzekering Rechtsbijstandsverzekering
12.2 Sommenverzekering Bij de sommenverzekering worden twee hoofdvormen onderscheiden: • Die waarbij een uitkering tijdens het leven van de verzekerde plaatsvindt • Die waarbij een uitkering bij het overlijden van de verzekerde plaatsvindt Er komen ook nog enkele tussenvormen voor, die gemengde verzekering wordt genoemd. Zo kan bijvoorbeeld worden bedongen dat de uitkering zal plaatshebben bij het bereiken van een bepaalde leeftijd of bij eerder overlijden. 12.3 Schade en uitkering Wanneer een verzekeringnemer schade lijdt, moet hij dit berichten aan zijn assurantiemakelaar, subagent of bij zijn verzekeraar. Is de schade van ingewikkelde aard dan maakt hij gebruik van een deskundige. Deze nemen de schade op en stellen aan de hand van hun bevinden een schaderapport op. Aan de hand van dit
schaderapport wordt er een schaderekening opgesteld, waarin we de berekening van de schade-uitkering kunnen terugvinden. Wanneer het bedrag van de schade is bepaald, drukt men dit uit in een percentage van de gezonde waarde van de goederen. Onder gezonde waarde verstaan we de werkelijke waarde voor de schade. Dit percentage wordt het schadepercentage genoemd. Wanneer we het schadepercentage vermenigvuldigen met het verzekerde bedrag krijgen wij als uitkomst het bedrag van de schade- uitkering. Vaak wordt er assurantiebelasting geheven op periodiek verschuldigde verzekeringspremies. Dit tarief bedraagt 7% van het totale bedrag dat in rekening wordt gebracht. Er zijn een aantal verzekeringen waarbij de assurantiebelasting niet geheven wordt. Dit betreft: • • Levensverzekering • Verzekeringen van zeeschepen • Herverzekeringen Er bestaat vrijwel altijd nog een eigen risico wanneer we een verzekering afsluiten. Dit houdt in dat de verzekeraar een deel van de schade niet vergoed, dit bedrag is dan dus voor rekening van de verzekerde.
13.0 Vreemde valuta 13.1 Handel in vreemd geld Wanneer een Nederlandse onderneming handelt met een onderneming buiten het eurogebied, ontstaat voor de onderneming een vordering of schuld in vreemd geld. De Nederlandse onderneming moet dan vreemde valuta kopen (bij een schuld) of verkopen (bij een vordering). Kopen of verkopen van vreemde valuta gebeurd in de meeste gevallen via de bank. De bank onderscheid twee koersen. 1. Biedkoers: de koers waartegen de bank vreemde valuta koopt 2. Laatkoers: de koers waartegen de bank vreemde valuta verkoopt De laatkoers is altijd hoger dan de biedkoers, het verschil hiertussen is de winst voor de bank. De koersen voor valuta kan men op verschillende manieren vinden. De koersen staan o.a. vermeld in de kranten, dagbladen, op teletekst, internet of bij de bank. Iso-code De ISO staat voor International Standardization Organization. Deze houd zich bezig met normalisatievraagstukken op elk gebied. Voor het internationale betalingsverkeer is de ISO-code 4217 samengesteld. Dit is een code die over de hele wereld gebruikt wordt voor de aanduiding van vreemde valuta. Koersen worden genoteerd per eenheid of per 100 eenheden van de vreemde valuta. Het laatste wordt aangegeven door het getal 100 voor de ISO-code.