2007 www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
John Bottomley
Album:
Songpoet
Label:
Crane/Bag Recordings
maandag 31 december 2007
Liedjes poëten zijn er genoeg. Smaken verschillen en de meningen over de kwaliteit daarvan zijn vaak zoals ik dat graag mag uitdrukken, eenduidig verdeeld. Vind de een dat hij of zij de kop boven het maaiveld uitsteekt vind de ander weer dat het vlak en “not done” klinkt. Ik volg de carrière van de Brit John Bottomley al een aantal jaren. Ergens begin jaren negentig tikte ik zijn solo debuutalbum Library Of The Sun op een CD markt op de kop. Ik geloof zelfs dat op hetzelfde moment ook zijn Blackberry op de markt verscheen. Dit Canadees commercieel succes, waar ook de mij wel bekende gitarist Colin Linden op mee tokkelde, heeft vele malen de binnenkant van mijn CD speler mogen aanschouwen. Het idiote daaraan is dat ik Bottomley daarna helemaal uit het oog verloren ben. Naar nu blijkt heeft hij daarna nog Raggle Taggle uit 1998, The Crown Of Life uit 2002 en de CD Star In The Singing Grove uit 2004 uitbracht. Des te leuker is het nu om andermaal kennis te maken met John Bottomley’s talenten als tekstdichter en liedjessmid op zijn nieuwe CD heet Songpoet. Ik kijk er niet van op dat Bottomley de afgelopen jaren een enorme progressie heeft doorgemaakt. Man’s stemtechniek, die iets wegheeft van Steve Forbert, klinkt een stuk volwassener en de muzikale verbanden gaan duidelijk meer het Americana, Folk en roots pop te lijf. Dat word meteen glashelder neergezet in de opener Carry, Carry, Carry. De geluidsfragmentjes waarmee Mandolin Clown aftrapt luiden een lekker bekend Neil Young ritme in. De nu vanuit Toronto, Canada opererende singersongwriter slaagt op Songpoet erin waaiende melodieën, zoals in de afsluiter Trafalgar, te combineren met erg fraaie en redelijk complexe hooks. Een niet te lange CD, dat is ook geen vereiste. De acht tracks verhouden zich prima aan het niveau, en die is gewoon goed. Ongemerkt vergeten en na nu blijkt toch gemist, meer kan ik er niet van maken.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 1 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Phantom Puercos
Album:
Woold
Label:
Independent
maandag 31 december 2007
Steeds vaker steken ze de kop op. Ik heb het over het fenomeen aandelen Café’s, restaurants B&B’s etc. etc. Als je het goed bekijkt is het allemaal niets nieuws of zo, maar het wordt voor mij wel interessant als dit soort verschijnselen zijn in intrede doet in de independent muziekwereld. Ik omschrijf het niet helemaal zoals het in werkelijkheid gegaan is maar denk ik er over na, dan heeft het eigenlijk wel wat. Neem nu de uit Nijmegen afkomstige formatie Phantom Puercos. Via live optredens zorgde het kwartet er eerst voor dat ze verzekert waren van draagvlak. Samen met die inmiddels niet te onderschatte aanhang, richtte men de Stichting Puercos op. Uitgangspunt was een album op te nemen waarvan de natuurlijkheid van hun live optredens tastbaar zou zijn voor de luisteraars en natuurlijk fans. Eerlijkheid gebied even te zeggen dat ik de band nog nooit eerder live gehoord of aan het werk gezien heb. Maar zoals het zich nu laat aanhoren, op hun debuutalbum Woold, zijn ze daar aardig in geslaagd. Ze hadden zich er gemakkelijk vanaf kunnen maken door gewoon in te pluggen op een mengpaneel en een paar microfoons op te stellen tijdens een van hun optredens. Nee, in plaats daarvan reisde het gezelschap af naar de Achterhoek om in een boerenschuur, in de Winterswijkse buurtschap Woold, deze CD op te nemen. Wat daar nu precies de reden van is geweest weet ik even niet. Feit is dat Peter de Cocq (drums), Marcel van Hal (Bas), Tonnis van der Luit (zang en gitaar) en John Koolen (gitaar) een lekkere on Nederlandse productie hebben gemaakt. Woold doet mij denken aan de beginjaren van JW Roy, dat wil zeggen, toen Brabander nog beschikte over de One Night Band. Het Phantom Puercos geluid klinkt, daarentegen, duidelijk minder geboetseerd en Van der Luit’s stem is een andere. Ik spiegel de muziek meer aan Grant Lee Buffalo of een Nick Cave. De liedjes zijn wat donkerder van kleur. Ze zijn echter niet complex van aard en dat weer maakt dat je snel begrijpt waar het allemaal omdraait. In A Hole, Boar Mountain Bloodbath en Ten Dirty Nails zijn voor mij persoonlijk de uitschieters op deze plaat. De instrumentale onheilspellende titeltrack, dat ruim vijfminuten uitgesponnen wordt, doet ook een flinke duit in het zakje, als ik nog even naar de kwaliteit van deze plaat mag refereren. Zelf afkomstig uit de Millingerwaard, komen mij de prachtige zwart wit foto’s, aan de binnenkant van het prima verzorgde DigiPack, bekend voor. De bosrijke omgeving, waarin het buurtschap Woold zich bevindt, heeft volgens mij plaats gemaakt voor de prachtige landelijk sfeer die Nijmegen en omgeving rijk is. Kortom, mission accomplished Phantom Puercos maakt beleggen in independent muziek erg betrouwbaar, als u het mij vraagt.
Jan Janssen
Artist:
Robbin Thompson
Album:
Just A Blur In The Rearview
Label:
Independent
maandag 31 december 2007
Toen ik voor het eerst de CD Just A Blur In The Rearview op mijn CD spelerlade legde had ik zo een twee drie niet in de gaten om welke artiest het ging. Nadat de eerste genotvolle klanken door de woonkamer galmden pakte ik de inlay bij de hand en kwam er toen pas achter dat het om de uit Richmond Virginia afkomstige singer-songwriter Robbin Thompson handelde. One Step Ahead Of The Blues werd door mij, vier jaar geleden, erg positief beschreven. Op dat album coverde Thompson Bruce Springsteen’s Train Song. Toen verbaasde ik mij al dat Thompson ooit leadzanger was van Bruce Springsteen’s eerste begeleidingsband genaamd Steel Mill. Wat Thompson daarna nog allemaal heeft gemaakt is aan mijn neus voorbij gegaan. Wat ik meeteen vaststelde is dat Just A Blur In The Rearview precies in het verlengde licht als One Step Ahead of the Blues uit 2003. Thompson moet dus niet gezien worden als een newcomer maar als een oude rot in het vak, en juist dat laatste hoor je. Zijn lauw zwoele stemgeluid past perfect bij de bluesy en soulvolle poprock die op deze tien track tellende geluidsdrager staan. Treffend zijn de aangesneden hedendaagse onderwerpen die hij verpakt in een jaren zestig soul soundjacket. Standin’ In The Rain en I Won’t Quit zijn daar een paar voortreffelijke voorbeelden van. Maar daar blijft het niet bij Just A Blur In The Rearview vertoond ook duidelijk Roots poprock trekjes. Met Where You’ve Never Been, met een typische John Mellencamp gospel, en Jesse Winchester’s Nothing But A Breeze daagt Thompson mij uit het beste van mijn ritmisch gevoel te uiten. Just A Blur In The Rearview gunt u, wat mij betreft, een duidelijke muzikale terugblik in wat ooit allemaal al is gedaan. Het mooie daaraan is dat ik al bijna vergeten was dat ze dit soort dingen nog perfect kunnen maken.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 2 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Perry Keyes
Album:
The Last Ghost Train Home
Label:
Laughing Outlaw Records
zaterdag 15 december 2007
Een paar jaar geleden dacht ik echt dat de Australische singer-songwriter Perry Keyes aan de vooravond stond van een doorbraak in de EU. Niets is minder dan waar gebleken. Het dubbele debuutalbum Meter kwam ik al snel in de uitverkoopbakken tegen en dat allemaal terwijl deze taxichauffeur uit Sydney toch prachtige songs in elkaar gevogeld had. Maar goed ik berust in mijn misopvatting en denk, nooit geschoten is altijd mis, toch? Keyes zit daar niet mee want in zijn thuisland wordt hij ook wel de Australische Bruce Springsteen genoemd. Of ik dit als een compliment moet zien weet ik zo zeer nog niet. Zeker niet als ik naar zijn nieuwe CD The Last Ghost Train Home luister. Okay, ook op de tweede CD raapt Keyes zijn liedje van de straat, hoe kan het ook anders zou je zeggen. Maar waar de vergelijking met Springsteen vandaan komt mag Joseph weten. In de liedjes die ik aantref op The Last Ghost Train Home refereert hij veelal naar de ruige Sydney buurtschappen Redfern en Waterloo. Zo beschrijft hij een september zaterdag in de zeventigerjaren. Die dag brak rugby speler John William Sattler, geboren in 1944, zijn kaak. Het inspireerde Keyes vele jaren later om er een liedje over te schrijven. Het zijn allemaal moment opnamen van personen en dingen in zijn directe omgeving die hij tekens weer een unieke plaats geeft in zijn verhalen. Muzikaal is er ten opzichte van zijn voorganger niet echt veel verandert. Met uitzondering van Michael Cupic op keyboards, die plaats gemaakt heeft voor ene John Gauci, duiken dezelfde namen weer op. Edmond Kairouz (lead gitaar, harmonica en backing vocals), Earl Pinkerton (bass), en enige dame in het gezelschap Bek-Jean Stewart op drums en zang, maken opnieuw luchtige ritmische poprock die ik ook dit keer niet echt in een kokje wil stoppen. Kortom, Perry Keyes is een man die graag in detail zijn liedjes aan de man wil brengen. Een bezoekje aan zijn website (Glossary) zal leren dat u zich van top tot teen kunt laten informeren over waar het allemaal echt vandaan komt. Complex en eenvoud lijken paradoxaal te zijn. Voor Perry Keyes is dit het echte leven. De geest is uit de fles en het verhaal kan verteld worden. The Last Ghost Train Home mag niet gemist worden.
Jan Janssen
Artist:
Poplawsky
Album:
Moving On
Label:
Independent
zaterdag 15 december 2007
Het is me toch wat, het aanbod van CD’s is af en toe zo groot dat je door de bomen het bos niet meer ziet. Zo ontvingen ik enige tijd geleden het debuutalbum van de Belgische formatie Poplawsky. Had de CD Moving On al een paar keer beluisterd maar hij moest, zoals dit zo vaak bij mij het geval is, nog even rijpen. Voor je het weet is het sinterklaas en kersttijd en dan, u raad het al, raakte hij op de enorme stapel. Toch heb ik hem weer kunnen traceren en vervolgens nog een paar keer door de CD speler gejast. Wat een verbijsterend goede en daadkrachtige CD is dit toch. Ik zeg het maar meteen. De CD is geproduceerd door niemand minder dan Teddy Morgan terwijl hij in Nashville, Tennessee gemixt en gemastered is door Richard Dodd. Deze veteraan ken ik van bijvoorbeeld engineeringwerk bij Kelly Pardekooper, The Traveling Wilburys, Martina McBride etc. Om een lang verhaal kort te maken. Teddy Morgen ontdekte de sound van deze Belgische onderneming toen ze nog The Blue Chevy’s vormden. Terwijl deze band in verre staat van ontbinding verkeerde om vervolgens een doorstart te maken onder de naam Poplawsky, lagen er enkel nog maar een paar sampletjes op de plank. Deze vonden daarna hun weg naar legendarische studio’s van Richard Dodd. “The Roots Based Sensation Music” die Poplawsky maakt varieert van alternatieve Pop, R&B en strakke swamprock patronen. Kris Bries heeft geen grote stem maar past wel bij de muziek die Poplawsky te voorschijn tovert. De mannen komen overduidelijk uit het Blues rock segment en dat hoor je overduidelijk in nummers als Let It Slide Let It Rolling en True Love. Lekker onderuit gaat het in Sit Down And Talk. Nee, van deze Belgische opschudding, bestaande uit Kris Bries vocals en harmonica, Frederic Martello op gitaar en backing vocals, Jan Ursi op Hammond en piano, Jan Van Parijs plukkend aan de standup bas en Philippe Martello op slagwerk, gaan we meer horen. Of binnen Poplawsky nu werkelijk een muzikale aardverschuiving heeft plaatsgevonden, ten opzichte van The Blue Chevy’s, kan ik niet beoordelen, maar deze gedreven liedjes en melodieuze vondsten mogen niet gemist worden op de aanstaande voorjaar en zomerfestivals. Attentie dus heren festivalprogrammeurs.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 3 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Tito Paris
Album:
Acústico
Label:
World Connection
zaterdag 15 december 2007
Zo nu en dan kom je iets tegen wat lang verborgen is gehouden voor de wereld. Of het heeft mijn pad niet gekruist. Een artiest die muziek maakt dat zo puur is, dat je blijft luisteren. Ik houd van muziek die je stemming kunnen veranderen of versterken. In een korte tijd dat zo’n liedje speelt, je helemaal gekluisterd aan de stoel vastzit. Geboeid, getergd, geïnteresseerd of gewoon lekker luisteren. Al deze cliché makende kreten zijn wat mij betreft inherent aan het album acústico van Tito Paris. De stem van Paris glijd als een warme deken over je heen. Het raakt je het boeit je elke seconde als hij ook maar even een kreetje slaat. Tito’s muziek zit redelijk goed geworteld in de Kaap Verdische traditie. Er zijn allerlei invloeden te vinden in zijn muziek zoals; invloeden uit Angola, Mozambique, Brazilië en Portugal. Deze invloeden zijn zeker op dit live album terug te vinden. De titel van het album verraad in ieder geval al heel veel, het is namelijk een greatest hits. Daardoor kom je eigenlijk in de veronderstelling dat Paris veel meer heeft gemaakt. Het album acústico is een live concert waarbij hij ondersteunt wordt door een string orchestra. Het bied ook nog 3 exclusieve bonus tracks. Tito Paris is geboren in het jaar 1963, hij leerde al snel spelen op het typische Kaap Verdische instrument four-stringed cavaquinho. In 1982 zet Paris zijn eerste schreden in de muziek wereld. Hij wordt uitgenodigd door de muzikant Bana die in Lissabon een project opstart waar hij het talent van Paris goed kan gebruiken. Dit project heet A Voz de Cabo Verde. Daarna zijn er tot op heden nog zes projecten terug te halen. Met als laatste zijn live album wat hij opgenomen heeft op 20 februari 2004 at Aula Magna in Lissabon. De bonus tracks zijn later opgenomen in Parca de Flores (Lissabon 2006). De Kaap Verdische zanger heeft mij in ieder geval zeer nieuwsgierig maakt naar zijn eerdere werk. Het varieert wel tussen eigen werk en producer materiaal. We zullen met terugwerkende kracht wel zien of het de moeite waard is geweest. In ieder geval is het album acústico een parel van heb ik jou daar die een mooi plaatsje krijgt tussen de andere albums in de kast.
Jelco Oosterhof
Artist:
Born In a Barn
Album:
Emotional Philosophies
Label:
Independent
woensdag 5 december 2007
Een paar jaar geleden schreeuwde ik van de daken dat het goed voelt dat er in Nederland aan een nieuwe, op Alt. Country en folkrock, gestoelde muziekstromingen wordt gewerkt. Ik noemde toen namen van bandjes als The Yearlings, The Lazy Sunday Dream en The Trembling Highbury’s. Maar waar zijn ze nu gebleven? Volgens mij zijn er nog wel maar doen ze inmiddels, voor een groot deel in elk geval, iets geheel anders. Des te verrassender was het daarom weer eens iets te horen van de uit Den Bosch afkomstige formatie Born In A Barn. Het is alweer vijf jaar geleden toen ik voor het eerst hun tweede CD Poor Manners in mijn CD speler afspeelde. De appetijtelijke folk invloeden en de soms stevige Crazy Horse beton heeft op hun piksplinter nieuwe release Emotional Philosophies, voor een deel, plaats gemaakt voor een meer wereldse benadering van muziek. De omezwaai die Born In A Barn oprichters en liedjesschrijvers Peter-Paul Kleijwegt en Frank van Osch maken is opmerkelijk te noemen. De gewaagde melodie, in het liedje als Anatolya, spreekt erg tot de verbeelding en begeeft zich zeer zeker buiten het gebaande pad. Deze vreemde eend in de beid doet sterk denken aan de Arabicana van die andere, stevig aan de wegtimmerende, Nederlandse formatie NO Blues. Bassist Noutd Janssen en drummer Paul Stroucken voelen en vullen elkaar nog steeds (Veulpoepers) goed aan in het roots-rock track Thin Air. Op viool en achter de toetsen zit Jos van den Dungen (Dimitri van Toren en George Baker). Hij is volgens mij verantwoordelijke voor de enorme verrassende instrumentale keuzes die op dit album te horen zijn. Toch valt er meer dan voldoende te genieten van traditionele landscape romantiek. In Limousine Liberal of Message From A Mailman bijvoorbeeld, daar horen we de finesse van trefzekere dichterlijke liedjesschrijverij. Er mankeert eigenlijk helemaal niets aan deze verzameling van emotionele filosofische liedjes. Ik ga Born In A Barn zeker één keer live aan het werk zien, want ik wel eens weten hoe deze schuurgenoten Emotional Philosophies live over de bühne brengen. Dutch Americana? Nee, ik noem dit wereld Americana.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 4 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Gregg Hobbs
Album:
Thunder And Dust
Label:
Independent
woensdag 5 december 2007
Thunder and Dust is Gregg Hobbs’ vijfde album, maar zijn vorige vier zijn door mij nooit opgemerkt. Nu pas kruist deze Canadees uit Toronto mijn pad met elf klein gehouden, maar niet wereldschokkende liedjes. In zijn woonplaats wordt hij graag gezien en gehoord in de folk – roots scène met tamelijk zwaarmoedige nummers (vaak) over de grillen der liefde, maar die gelukkig niet helemaal gespeend zijn van humor. Hobbs’ muziekstijl wordt in zijn thuisbasis vaak vergeleken met John Prine en zijn zangstijl met die van Bob Dylan en Paul Simon. Op Thunder And Dust vind ik deze vergelijkingen niet zo herkenbaar, al laat hij wel duidelijk horen een singer-songwriter te zijn die zijn donkere kanten in heldere tunes weet vast te leggen. In het bezit van een passende mineurstem – welke naar mijn smaak meer in de buurt komt van Steve Forbert en Andy Van Dyke van The Rainravens – laat hij zijn hartbrekende ervaringen oprecht de vrije loop. De rustige instrumentale aanpak waarmee de meeste songs zijn opgenomen, worden verzorgd door zijn vaste begeleiders Christine Bougie (gitaar, drums), Darcy Yates (staande en elektrische bas) en een handvol gastmusici op viool, mandoline en accordeon. ‘The Horizon’ (mooie slidegitaar) en ‘Sunday Morning’(in de schaduw van Kris Kristofferson’s ‘Sunday Morning Coming Down’ en ‘Sunday’ van Lucinda Williams) zijn positieve uitschieters, maar dat hadden er veel meer kunnen zijn, wanneer Hobbs’ niet te flauw was geweest met peper en zout te strooien.
Huub Thomassen
Artist:
Janey Todd
Album:
Rusty Water
Label:
Head Shop Records
woensdag 5 december 2007
Janey Todd uit New Jersey heeft met Rusty Water (in Amerika al in 2006) een intrigerend neo - folk album afgeleverd. Singer-songwriters uit die omgeving lijken daar patent op te hebben. Hoewel niet meer de jongste, is deze plaat haar debuut en ze scoort er onmiddellijk mee. In haar teksten figureren (prettig) gestoorden, waarmee ze van alles en nog wat heeft gedeeld en beleefd op het relationele vlak en die ze - zo valt op - diepgaand heeft geanalyseerd. Sarcasme is door dit alles haar deel geworden, maar ze lardeert dat met genoeg humor en misschien wel het belangrijkste, ze is eerlijk in haar persoonlijke bespiegelingen. Muzikaal is er ook zat te beleven door de mix van rock, blues, pop en flink wat folk. Op het eerste gehoor komen haar liedjes wat intellectueel over, maar dat verdwijnt snel, naarmate je wat meer tot de elf liedjes bent doorgedrongen en de stemmen van Patti Smith en Lucinda Williams steeds vaker als referentiepunten te binnen schieten. De grote diversiteit waarmee ze te werk gaat, levert stevige poprockers op zoals ‘Everybody’s Right’en ‘Alcatraz’, of de swingende twang van ‘Mighta Coulda Had’ en de mysterieuze sfeer van de semi - ballades ‘How Much’ en ‘The Man Downstairs’, waarmee Rusty Water begint en - als bonustrack eindigt als indrukwekkende naakte versie. Janey Todd heeft zeker een aparte, maar boeiende plaat gemaakt die steeds uitdaagt tot herhaald draaien. En op den duur blijk je die vaak het meest te koesteren
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 5 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Kevin Ayers
Album:
The Unfairground
Label:
Tuition
woensdag 5 december 2007
Ongeveer 40 jaar terug was de Brit Kevin Ayers een van de oprichters van The Soft Machine. Een apart gezelschap dat zogeheten progressieve rock maakte, dat neerkwam op experimentele geluidscollages, waarmee de groep vooral het hippe deel der natie bereikte. Op mij werkte die muziek uitsluitend op mijn zenuwen en misschien gold dat ook voor Kevin Ayers, want na een jaar zwaaide hij al af. Hij begint dan een vruchtbare solocarrière die eindigt in de jaren tachtig, waarna hij zich – volkomen futloos geworden – uit de (muziek) wereld terugtrekt. Omdat waarschijnlijk niemand meer op enig levensteken van hem had gerekend, is de release van ‘The Unfairground’ zeer opmerkelijk te noemen. En zonder twijfel des te verrassender ook door de prachtige toegankelijke muziek die hij hierop heeft gemaakt. De tien eigen, tussen het pop- en rockgenre in te plaatsen composities, zijn waarlijk zeer kunstzinnig en voorzien van een grote diversiteit aan arrangementen. De warmte die afstraalt van alle songs komt door de naadloze combinatie van diens fragiele stem en het zeer vitale geluid van zijn ongeveer 30 –tal begeleiders, met onder meer Hugh Hopper, Phil Manzanera en Robert Wyatt als oud(st)e bekenden. Het afwisselende geluid van fanfareachtig - en soulvol klinkende blazers, de weemoedige klanken van de violen, de subtiele inzet van onder anderen een accordeon hier en een draaiorgel daar, zijn bijna toverachtig te noemen. ‘The Unfairground’ komt erg geraffineerd en toch heel organisch over en dat is tamelijk uniek te noemen. Zet als liefhebber van Americana je (eventuele) scepsis jegens deze Britse artiest gewoon opzij, want door aanschaf van deze absolute aanrader zul je geen spijtoptant worden
Huub Thomassen Artist:
Trevor Alguire
Album:
As Of Yesterday
Label:
Blue Rose Records
woensdag 5 december 2007
Zo langzamerhand mag je wel van een invasie spreken van Canadese muzikanten. De nog bescheiden aan de wegtimmerende artiestenstal van het label Six Shooter (o.a NQ Arbuckle, Luke Doucet) en de redelijk recente releases van Rob Lutes, Gregg Hobbs en Dale Boyle zijn daarvan markante voorbeelden in een reeks die nog lang niet ten einde lijkt zijn. Een mooi perspectief, want de Canadese muzikant kan bij de liefhebber van Americana menig potje breken. Wie een aantal keren luistert naar het debuut Ás Of Yesterday van Trevor Alguire zal deze stelling zeer waarschijnlijk beamen, want het tien nummers tellende album bevat een fijn amalgaam van straight gespeelde en opgewekt klinkende countryrock en stemmige ballades, die je in vele omstandigheden (thuis of onderweg) of gemoedstoestanden (blij of chagrijnig) kunt beluisteren. Ongecompliceerd, pretentieloos en tijdloos zijn aanduidingen waarmee de zelfgecomponeerde en geproduceerde muziek van Trevor Alguire het beste recht wordt gedaan. Een hele stal aan begenadigde muzikanten, die hun sporen hebben achtergelaten op plaatwerk van o.a. The Skydiggers, Kathleen Edwards, Jim Bryson en Fred Eaglesmiths, is van de partij. Met name de multi – instrumentalisten Rob Skitmore en Tom Thompson op gitaar, mandoline pedal steel, mondharmonica en achtergrondzang, geven aan de eenvoudige songstructuren een prachtig tintelfris geluid mee. En daarnaast verbindt het warme stemgeluid van Alguire alle songs tot een uitgebalanceerd geheel. Al veel langer zijn er de gevestigde namen van Canadese artiesten zoals Blue Rodeo, Sarah Harmer, Lynn Miles, Kathleen Edwards, Fred Eaglesmith, et cetera, waaraan Trevor Alguire zich slechts nog kan spiegelen. Muzikaal gezien kan hij echter al heel goed op zichzelf staan en in de rug gedekt door dat goeie Duitse label komt de naamsbekendheid vanzelf wel.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 6 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Dale Boyle
Album:
Small Town van Gogh
Label:
Independent
zaterdag 1 december 2007
Canadees Dale Boyle groeide op in de omgeving van Quebec, waar countrymuziek van Hank Williams, George Jones en Johnny Cash dagelijks op de radio de toon aangaven. Hij leerde gitaar spelen, onderzocht de finesses van country, blues en folk en mengde deze genres tot een eigen idioom binnen het singer – songwriter segment. Na het in 2004 verschenen thema-album ‘Rearview Mirror: A Story From A Small Gaspé Town’, is er nu ‘Small Town Van Gogh’ met tien songs, waaronder Springsteen’s My Hometown. De betekenis van of inspiratiebron voor de liedteksten licht Dale Boyle bij elke song keurig toe. Daaruit komt hij als een sensitieve observator tevoorschijn die gedachten en gevoelens in mooie metaforen weet te vangen. Het plattelandsleven is daarbij weer een niet onbelangrijke entourage (No One Lives Here Anymore, Nowhere Town en genoemde cover) maar Boyle gaat ook in op een aantal menselijk tekorten, zoals gecalculeerde interesse in Send Monica Back of slechts de postume erkenning voor een ander, zoals in Tom. Ruimte voor de lichtvoetige kant van het leven is er ook te horen in het instrumentale At The Kitchen. De muzikale omlijsting is sober. Slechts op If I Come Back is er een bassist (Richard Elemant) en drummer (Kevin Mark) actief. Op de overige nummers is het een man + gitaar /mandoline bezetting, met sporadisch bijzang van Isabelle Delage. Desondanks weet ‘Small Town Van Gogh’ te boeien door de gekozen invalshoeken uit zijn muzikale wortels en vooral door zijn aantrekkelijke warme stemgeluid. Ook zijn vakkundig afgemeten (akoestische) melodieuze gitaarspel roept met die fluweelzachte twang, zoals in Over 100 Years, een heerlijk weemoedige stemming op. Niet verwonderlijk dat deze CD de 15de plaats bereikte op de Euro American Chart van oktober. Van harte aanbevolen deze reflecterende herfstplaat.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 7 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Led Zeppelin
Album:
Mothership
Label:
Atlantic
zaterdag 1 december 2007
Je kunt je nu natuurlijk afvragen of de muziek van Led Zeppelin Roots muziek is. Ik heb ooit ergens gelezen dat “ The best rock music has taken its cue from the folk, blues and country traditions that have spawned it. The masters have also drawn color from the multicultural sounds that have washed ashore with each immigrant wave.” Okay, dit lonkt naar Amerikaanse rockmuziek maar als er één rockband is die, in het verleden, bewezen heeft dat het mogelijk is dit alles samen te smelten tot één multicultureel geluid dan is het wel Led Zeppelin. Roots? Ja dus, zeker in mijn ogen. Ik groeide op met de wereldmuziek van John Bonham, Jimmy Page, John Paul Jones en Robert Plant. Neem ze maar afzonderlijk onder de loep. John “Bonzo” Bonham en John Paul Jones gingen door het leven als één van de beste rhythm secties ter wereld. De gitaarkunsten Jimmy Page en tijdloos gebleken stem van Robert Plant chloreren nog steeds op eenzame hoogte. Het is en blijft voor mijn natuurlijk een stukje nostalgie waar ik uiteraard nog steeds trots op ben. Ik heb het mee mogen maken, heb het een plaats gegeven en opgeslagen. Net zoals het The Who een aantal jaren eerder overkwam, bij het overlijden van drummer Keith Moon, overleed ook drummer John Bonham. De alcohol en drugs problemen maakte, in september 1980, een abrupt einde aan het leven van “Bonzo”. Hij was pas drieëndertig? Drie maanden later bevestigde de overige leden de ontbinding van de legendarische band Led Zeppelin. Let op we hebben het hier over het grammofoonplaten tijdperk. Op 1 november 1982 introduceerde Sony de Compact Disc. Acht jaar later pas beantwoorden de platenmaatschappijen Swan Song en Atlantic Records een lang gekoesterde wens van Zeppelin fans. De beruchte graancirkel verzamel box bestond uit vier CD’s. Voor het eerst werden de Zeppelin Hits vastgelegd in een nieuw digitaal tijdperk. De optische schijfjes raakten steeds populairder met als gevolg een completerend tweede CD Box (1993), inclusief het memorabele liedje Baby Come On Home. Wie nu denkt dat dit het was vergist zich. Led Zeppelin is terug. De overgebleven leden Jimmy Page, John Paul Jones en Robert Plant besloten, ter eren van het vijftigjarige bestaan van Atlantic Records en diens mede oprichter Ahmet Ertegun, opnieuw samen te komen. Jason Bonham (zoon van) was een puber toen zijn vader overleed. De inmiddels eenenveertig jarige drummer neemt de plaats in van zijn vader. Dit deed hij al, op zeer indrukwekkende wijze, eind jaren tachtig en op het moment dat de afzonderlijke Zeppelin leden bijgezet werden in The Rock & Roll Hall Of Fame in 1995. Om het, nu op 10 december a.s. plaatsvindende, Ahmet Ertegun Tribute Concert te ondersteunen kunnen fans zich weer helemaal vergrijpen aan de CD/DVD box Mothership. Op deze verzamelbox treft u geen nieuw of uniek geluidsmateriaal aan. Okay, de re-mastering is perfect van geluidskwaliteit maar ik mis een aantal van mijn persoonlijke favorieten. Thank You, en de akoestische nummers Tangerine en The Rain Song ontbreken. Maar goed smaken verschillen en zoals een echte Zeppelin fan betaamd zal ik ongetwijfeld de graancirkel verzamel box weer uit de kast gaan trekken. Om heel eerlijk te zijn springen bij mij de twintig compilaties van de typische Zeppelin live concerten in het oog. We zien de geroutineerde mannen in topvorm. Ieder doet zijn ding, inclusief de extra’s, maar never nooit nergens ontspoord men. Het was een tijd waar muzikanten nog konden improviseren omdat ze hun ding real live van het podium smeten. Geen computer gelul, maar gewoon recht voor s’en raap. Wat ook duidelijk naar voren komt is dat je nu kunt zien hoe echte Rock ‘n’ Roll rockt. Ik zie tegenwoordig te vaak band’s die zeggen dat ze rocken maar niet weten how to roll. Mothership zie ik weer als nieuwe mijlpaal. Net als alle ander 29.982 000 fans op deze aardkoot wacht ik op de release van de live registratie, die ongetwijfeld zal plaatsvinden, van het Ahmet Ertegun Tribute Concert in London. Ook die DVD zal, zoals u nu waarschijnlijk ook al uit kunt rekenen, over de toonbank vliegen. Kassa. Net als het visuele Ozark Mountain Daredevils document is Mothership een ideaal kerstcadeau.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 8 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Mike Mangione
Album:
Tenebrae
Label:
Independent
zaterdag 1 december 2007
Hij ziet er jong uit. Hij is geboren in de buurtschap Glenview, Chicago, Illinois maar baant zijn weg tegenwoordig vanuit Milwaukee, Wisconsin. Hij is de jongste uit een gezin van drie jongens. Hij luistert nog steeds naar muziek van U2, Led Zeppelin, Jimi Hendrix, Bob Dylan, Bob Marley, Peter Gabriel en Paul Simon. Op dertienjarige leeftijd pakte hij stiekem de gitaar van zijn oudere broer. Twee jaar geleden verscheen zijn, in Nederland volledig onopgemerkte, tweede CD There And Back. Zomaar een paar feiten, één op één overgenomen, uit Mike Mangione’s website. Aanleiding? Het onlangs verschijnen van zijn derde release Tenebrae. De titel verraad de algehele toonzetting van dit album. Tenebrae is namelijk Latijn voor “duisternis”. Met die duisternis op dit album valt het overigens wel mee hoor. Waar ik wel meteen nieuwsgierig naar was is iets terug te vinden over zijn debuutalbum. Ik kon niets terugvinden en kan u daarom, tot op de dag van vandaag, daarover niet bijpraten. Erg duister dus… Maar goed de focus ligt nu op Tenebrae. De oorsprong van Tenebrae ligt in het feit dat Mangione op een dag multi-instrumentalist en producer Duane Lundy tegen het lijf liep. Beide heren wisselde al snel van gedachten en besloten een geluidsdrager te maken die live opgenomen zou moeten worden. Kijk ik daar nu op terug, dan moet ik eerlijk zeggen dat ze daarin volledig geslaagd zijn. De lome duistere groove trapt af met Waiting For No One. Meteen flitsen bij mij de namen van Ray LaMontagne en Thomas Dybdahl door het hoofd. Dat wordt meer en meer bevestigd naarmate ik steeds dieper de CD induik. Luister maar eens naar het sluitstuk Mama, Be Not Afraid, dat luistert niet alleen als LaMontagne het zou hem ook gerust kunnen zijn. Bij het sfeervolle The Killing Floor en de fluisterende hits Slowdown en I’m Sorry Again denk ik aan leeftijdsgenoot Hayward Williams. De mooie zorgzame stem van Mike Mangione en de muzikale omlijsting van zijn liedjes zijn voortreffelijk in balans. Zijn broer Tom Mangione heeft het gitaar misbruik van hem allang vergeven. De gebroeders hebben samen de fundamenten van dit prachtige album aangelegd. Tom Mangione speelt gitaar, Karl Dietel bediend de toetsen en Robby Cosenza zit achter de drumkit. Veteraan in het gezelschap is John Collins. Hij plukt vakkundig aan zijn up-right bass. Mike Mangione zelf rekruteerde de negentienjarige muziekstudenten Patrick Hoctor op Cello en Kristina Priceman op viool. Die fabelachtige strijkpartijen van die twee, aangevuld met violiste Anna Hess, komen echt real-time live tot u. Mission accomplished, met andere woorden taak volbracht en doel bereikt. Beter kan ik het niet verwoorden. Mike Mangione’s Tenebrae ademt een ongelofelijke magische sfeer uit. Wat mij betreft zou je kunnen stellen dat dit mainstream rijp is.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 9 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Nathan Holscher
Album:
Even The Hills
Label:
Independent
zaterdag 1 december 2007
De jeugd heeft de toekomst. Vorige maand bespraken we al hoogwaardige juweeltjes van jonge twintigers als Hayward Williams, Ryan Bingham, Doug Burr en Brock Zeman, nu is het de beurt aan ene Nathan Holscher. Het is altijd wel mooi als je een CD profiel ontvangt. Bij Holscher is daar iets bijzonders mee aan de hand. In het profiel staat dat hij klinkt naar wat er zou gebeuren als Dire Straits en armdruk wedstrijd zou verliezen van Townes van Zandt. Ga je naar Holscher’s website dan staat daar precies hetzelfde maar dan delft Dire Straits het onderspit aan Lyle Lovett. Ik doe daar niet moeilijk over of zo, maar naar het beluisteren van zijn nieuwe tweede CD Even The Hills rakelt hij daar wel een aantal aanknopingspunten op. De nog maar vijfentwintigjarige uit Cincinnati, Ohio afkomstige singer-songwriter noemt deze namen niet voor niets. Zoals ik het nu achteraf bekijk zou ik zeggen Rod Picott meets Nels Andrews. Maar ja dan hebben wij het weer over het independent circuit en dat scoort waarschijnlijk minder bij het grote publiek. Holscher moet het van zijn wapenfeiten hebben. Deze zijn dan ook glashelder definieerbaar. Zijn prachtige hese stem en broeierig donkere sferische muziek drukken je in de hoek en vragen om je attentie. Als je niet beter zou weten voel je de gloeiende hitte in Albuquerque, New Mexico. Die link legt hij overigens ook in het liedje Hard, High And Blue, “Got a friend in Albuquerque only one who never heard me”. Wie zou die vriend dan wel niet mogen zijn, bedenk ik mij nu ineens? Ik weet niet hoe zijn debuutalbum Pray For Rain uit 2004 geklonken heeft, maar één ding staat bij mij al vast deze jonge gozer heeft potentie en donders veel zeggingskracht. In de bedroefde titeltrack beschrijft hij het verlies en verlangen naar een overleden beminde. Je voelt gewoon de intens diepe teleurstelling omdat er nog een lange weg te gaan is. Man wat een meesterlijk, samen met Tasha Golden, duo gezongen nummer en Banjo kick afkomstig van ene Joe Bolinger. Verder vormen Josh Seurkamp en Ric Hordinski voor de rhythm sectie op respectievelijk drums en bas. Samen met de gewiekste Hordinski (Over the Rhine) produceerde Holscher de briljante vondsten op deze CD. We horen ook weer een Pedal steel, maar meneer Kenny Holycross heeft ervoor doorgeleerd. Je treft ze maar heel zelden aan dat zo’n onding zo mooi kan klinken en niet overdone aanwezig is. De nasleep van deceptie hoor je ook terug in het mid-tempo bezongen Pretty Words. “You got the car and I have the golfclubs.” Daarna luid het “You got your start back in Genesis seven. I lost my rib and my ticket to heaven”. Ja, ja en dan te bedenken dat dit volgens mij nog maar het begin is van een enorme carrière. Nathan Holscher kan een grote worden of dat bewaarheid wordt ligt helemaal aan u. Spring eens in het diepe zou ik zeggen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 10 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ozark Mountain Daredevils
Album:
Ozark Mounatin Daredevils Revival
Label:
New Era Productions
zaterdag 1 december 2007
In mei 2007 gaf de uit Springfield afkomstige legendarische Countryrock formatie The Ozark Mountain Daredevils, in het kompleet gerenoveerde thuistheater Gillioz Theater in Springfield, Missouri, een aantal live concerten. Onder de naam The Ozark Mountain Daredevils Revival waren vrijwel alle oudgediende, na zesentwintig jaar, weer present. Randle Chowning, Larry Lee, Steve Cash, John Dillon en Michael "Supe" Granda werden muzikaal bijgestaan door “Sparedevils” Kelly Brown op toetsen, Ron Gremp op drums en Dave Painter op gitaar. Het Gillioz Theater was drie dagen uitverkocht en The Daredevils speelde twee maar ruim een uur aaneengesloten voor een uitzinnige menigte. Rondom het podium wemelde het van de videocamera’s. De nu verschenen dubbel DVD is dan ook een logisch gevolg. De dubbel DVD bevat negenentwintig oude en nieuwe liedjes, exclusieve interviews, foto’s en beeldmateriaal van de oefen sessies. Als ik de uitvoering van de liedjes nu bekijk en beluister zie ik mannen op leeftijd die nog steeds het lied centraal stellen. Het flitsende is er weliswaar vanaf, maar de perfecte harmony vocals staan nog steeds als een huis. Vooal bij John Dillon’s nieuwe liedje Yours And Mine kreeg ik kippenvel en lijkt de tijd stil gestaan te hebben. De altijd maar weer erg fit ogende Micheal “Supe” Granda ontpopt zich als een waar presentator die niet zou misstaan in een of andere komische talkshow. Als Steve Cash de band nog eens voorstelt en de zaal in schreeuwt “we are still the Ozark Mountain Daredevils” wordt het catchy Southern Cross ingezet. Bij het, inmiddels op de banken geklommen publiek, slaat de vlam in de pan. De ene na de ander grote hit passeert de revue. Look Away, Black Sky en natuurlijk de Arrow Classic Rock hit Jackie Blue ontbreekt niet. Dan nemen de mannen een korte pauze. Krekels galmen door het volgepakte Gillioz Theater de tweede set wordt tactvol begonnen met It Couldn’t Be Better. Larry Lee laat daarna horen dat hij de afgelopen jaren niet stilgezeten heeft. You Don’t Need It, is weer zo’n gevoelig nieuw liedje van zijn hand. Dillon begint te vertellen over een nieuw lied dat Steve Cash misschien wel vijfhonderd jaar geleden geschreven zou kunnen hebben. Randall Chowning schreef de tekst van het daarna vrijwel a capella prachtig gezongen The Vine & The Rose. Werkelijk opzienbarend. Het tijdloze High Hopes is weer zo’n mooi vrijgevochten nieuwe liedje van de hand van Larry Lee. De mannen hebben er duidelijk veel plezier in. De grappenmakerij op het podium bereikt zijn hoogtepunt als de rivaliteit tussen de Missouri steden Springfield en Branson uit de doeken gedaan wordt. Micheal “Supe” Granda valt John Dillon in de reden “I will do a line” terwijl hij uitlegt hoe hij het liedje Dream-O tot stand gekomen is. “See this is the reason why we never can’t play Branson. We probably could play Branson we could open our one place and name it The Jackie Blue Theater.” Reageert Dillon hilarische. Randall Chowing’s Ghost To Perryville en de southern rocker Tornado Alley zijn weer een paar weergaloze nieuwe beauty’s. Met het opzwepende Tuff Luck en wereld kraker If You Wanna Get To Heaven wordt het sterk in leeftijd variërende en gemêleerde publiek nog een keer tot het uiterste gedwongen. De toegift bestaat uit het piksplinter nieuwe ronkende There Ought To Be A Law en de ultieme meezinger It’ll When It Shines. De tijd lijkt na vijfendertig jaar Ozark Mountain Daredevils geschiedenis waarachtig stil gestaan te hebben. Dit visuele Daredevils Revival document is natuurlijk verplichte kost voor de ware Nederlandse Daredevile fan. De hedendaagse Nederlandse Alt Country liefhebber kan ontdekken waar bands als The Jayhawks, Whiskeytown of Wilco hun inspiratie vandaan gehaald hebben. De gewoone doorsnee burger koopt de dubbel DVD box en doet hem kado aan een goede bekende in bovengemoemd genre. Ideal en uniek Sint en Piet of kerstkado dus.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 11 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Remmelt, Muus & Femke
Album:
Evensongs
Label:
Remmelt Records
zaterdag 1 december 2007
Aan een gebrek aan vindingrijkheid kunnen we het Haagse gezelschap Remmelt, Muus & Femke niet betichten. Twee jaar geleden keken we tegen de Kinderdijk Windmills in the mist aan die op de voorgrond van Monument Valley afgebeeld stonden op de Digi-Pack The Long Way Round. Het was de opvolger van het eveneens goed verpakte Bridging The Gap uit 2001. Beide CD’s werden in de schrijvende Nederlandse media, en dus ook bij het Real Roots Café, erg goed ontvangen. Met de release van The Long Way Round dwong het trio zelfs een podiumplaatsje af op het tienjarige verjaardagsfeestje van het Real Roots Cafe tijdens het Roots @ Roepaen Festival 2006 in Ottersum. Cultureel Podium Roepaen en het Real Roots Cafe hadden de line-up lat, qua kwaliteit, hoog liggen en beschikten over de nodige vooruitziende blik. Als er namelijk één gezelschap in Nederland te bedenken valt die uitermate goed uit de verf zou komen in de grote prachtig gerenoveerde Roepaen kapel waren het wel Remmelt, Muus & Femke. De ruim driekwartier durende liveshow werd perfect opgenomen door Radio L1. De liedjes daarvan hebben nu plaatsgenomen op hun nieuwe live CD Evensong. Het is potdorie niet of nauwelijks van een studioalbum te onderscheiden. De briljante harmony vocals staat als vanouds en de muzikale kaders klinken puntgaaf. Thijs Muus “lieve gemeente. Het is niet dat we genoeg liedjes hebben maar zo nu en dan doen wij graag cover” Neil Young’s Old Man is bijna niet van het origineel te onderscheiden. Het moet Hans Walraven (Dagblad De Gelderlander) toen zijn binnengeschoten dat hij the day after opschreef dat tijdens het Roots @ Roepaen Festival Neil Young nooit ver weg was. Wat wil je, meer dan zestig jaar muziekervaring in de organisatie en dan dit unieke Nederlandse trio op het podium brengen. Het begint allemaal bij het begin. Hubert van Hoof (Radio L1) vind een oude bel zonder klepel achter het podium. “Tijd voor de vespers (avondgebed). Als iedereen okay is “Say Halleluja” het is hoogste tijd voor Remmelt, Muus & Femke. Het zijn de kleine details die het erom doen, Evensong staat er bol van. LET OP: WIN een exemplaar van Evensong van Remmelt, Muus & Femke, exclusief bij het Real Roots Cafe. Het enige wat je daarvoor hoeft te doen is ons een of meerdere voorstellen doen van wie je graag zou willen zien optreden op het Cultureel Podium Roepaen in Ottersum. Onder de inzenders verloten we één exemplaar van Evensong, Stuur je suggestie(s) voor 1 januari 2008 naar
[email protected]
Jan Janssen
Artist:
Stephen Fearing
Album:
Yellowjacket
Label:
True North
zaterdag 1 december 2007
Canadees Stephen Fearing is een zanger en liedjesschrijver die in zijn eigen land als soloartiest en als bandlid van de daar ook zéér populaire Blackie And The Rodeo Kings (met Tom Wilson en Colin Linden in de gelederen), hooglijk gewaardeerd wordt. Een viertal nominaties voor de Canadese Grammy- pendant JUNO, vielen hem al ten deel. Daarbuiten valt hem nauwelijks erkenning toe, ondanks zijn intussen bijna 20 jarige carrière en tig albums. De moeite die ik tot dusver heb gehad met Fearing, is dat zijn op folk geënte songs stilistisch nogal uiteenlopen en geregeld door overvloedige strijkers te bombastisch uitpakken. Daarnaast is zijn Engels klinkende stem nogal eens te zoetig van toon. Anders gezegd: te veel sentiment, te weinig emotie en dat mag in de regel geen sterkte bod heten. Ik moet zeggen dat op Yellowjacket, zijn zevende soloalbum, het zwijmelgehalte wel meevalt ook al is deze valkuil nog niet helemaal dichtgegooid. De introverte bard, die jarenlang een teruggetrokken leven leidde in Britsh Columbia en nu in Ontario woont, schrijft wel fraai beeldende teksten. Zo opent het album met de titeltrack, dat een aansporing inhoudt om altijd je hart te volgen. Of het energievretende dilemma dat ontstaat, wanneer je zowel met de muziek als met je partner bent getrouwd, in ‘The Man Who Married Music’. En natuurlijk over de (on) macht in de liefde in One Flat Tire, waarin hij zingt: ‘When I Can’t Be Near You, I Pull Myself Apart; When I Can’t Get Trough To You It’s Like A Hole In My Heart’. Whoville is het instrumentaaltje dat (bijna) nooit op zijn platen ontbreekt, maar altijd overbodig is. Fearing kon ook dit keer weer rekenen op steun van een hele stoet gastmuzikanten, waaronder zijn maatje Colin Linden. Hoe het ook zij met mijn ambivalentie jegens hem, Yellowjacket is in vergelijking met het laatste album wat ik van hem hoorde, That’s How I Walk uit 2004, een stuk beter te pruimen.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 12 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Brock Zeman & Dan Walsh
Album:
The Bourbon Sessions
Label:
Busted Flat Records
dinsdag 13 november 2007
Brock Zeman’s muziek heb ik leren kennen op een verjaardagspartijtje ergens in het noorden van ons land. Zonder dat ik het in de gaten had zat ik met één oor gekluisterd te luisteren naar zijn debuutalbum Cold Winter Comes (2002) en met het andere oor probeerde ik, tegen beter weten in, de gezellige gesprekken te volgen. Een pursang muziekliefhebber weide mij verder helemaal in, in de wereld van deze uit Ontario, Canada afkomstige singer-songwriter. De beste kerel is pas zesentwintig jaar en heeft maarliefst vier solo albums op zijn naam staan. Zijn tweede CD Songs From The Mud zag in 2005 het daglicht. In datzelfde jaar kwam ook de ongetitelde CD Brock Zeman & The Dirty Hands uit. Naar verluid zou deze CD een meesterlijke kruisbestuiving geweest moeten zijn tussen zijn droomdebuut en de opvolger daarvan. Vorig jaar lag ineens de vierde CD Welcome Home Ivy Jane voor het inkoppen. Maar naar wat ik begrijp is deze CD, net als Zeman’s overige albums trouwens, voor een groot deel aan Nederland voorbij gevlogen. Dat gegeven en het feit dat wij ons stevig moeten schamen neem ik deze maand, bij hoge uitzondering, twee van Brock Zeman’s meest recente albums met u door. Tijdens een Canadese tour besloot Zeman om zijn tijd te doden. Samen met multi-instrumentalist Dan “Baritone” Walsh (Fred Eaglesmith’s, The Flying Squirrels en Romi Mayes), trokken ze zich voor een aantal dagen terug in diens huis in het kustplaatsje Port Dover. Nadat ze een fles Jim Beam eigen gemaakt hadden namen ze meer dan twintig semi-akoestische liedjes op. Dertien stuks daarvan staan nu op de recent verschenen CD The Bourbon Sessions. Walsh takvol backing vocals, Dobro en Slide gitaar werk past precies bij Zeman’s muziekfantasieën. Met uitzondering van The Cuckoo Song, dat ze samen schreven, schreef Zeman alle liedjes op dit album. Ook leveren Joel Williams (backing vocals en gitaar) en Leeanne Wesseling (vocals) een niet onbelangrijke bijdragen aan dit zeer creatief klinkende album. De liedjes hebben een stevige bluegrass country blues kick die absoluut niet voorspelbaar klinken. Dat is dan ook meteen de kracht van deze CD. Naked Laid-back en toch georkestreerd. Vreemde gewaarwording en ook nu weer erg luisterbaar onder verschillende condities.
Jan Janssen
Artist:
Brock Zeman & The Dirty Hands
Album:
Welcome Home Ivy Jane
Label:
Busted Flat Records
dinsdag 13 november 2007
Op Brock Zeman's Welcome Home Ivy Jane, wat als tweede voorligt, wordt hij vakkundig ondersteund door een paar rasmuzikanten. Zijn band The Dirty Hands bestaat uit co-producer Keith Glass (Prairie Oyster) op gitaar, mandoline, mondharmonika, Peter Newsom op bass, Peter Bigras en Allistar Dennett achter de drumkit, Steve Smith op dobro en pedal steel), Dennis Keldi drukt op de toetsen organ en Mark Bailey op trompet. De muzikale Roots Alt Country ambiance op dit album is veerkrachtig strak gemixt door Steve Foley (The Replacements). Zeman’s geknepen stem heeft, als hij echt aan het vertellend zingen slaat, veel weg van Hayes Carll en Slaid Cleaves. Als hij echter doorhaalt pikt hij moeiteloos aan bij mensen als Steve Earle of een Chris Knight. Geen zwakke momenten te ontdekken. Van de opener Better Half tot en met het met trompet geschal Buena Vista Social Club aandoende Chanelle blijft Zeman onder de huid kruipen. Wat mij opvalt is dat het niet uitmaakt waar je Zeman’s muziek beluister. In de auto, trein, terwijl ik hardloop of wanneer ik aan het werk ben, Zeman’s muziek trekt je aandacht en wandelde niet zomaar aan mij voorbij. Dat laatste was, zoals u nu weet, mij al eerder opgevallen trouwens. Zeman heeft iets aparts en ik kan nog niet thuisbrengen wat het precies is. Is het de uitgesproken zeggingskracht van zijn liedjes? Of is het toch het enorme talent dat hier excelleert? U zegt het maar.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 13 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Peter Cooper
Album:
Cautionary Tales
Label:
Corazong Records
zondag 11 november 2007
Welcome to the jewel of the upstate, Spartanburg, South Carolina, luid de eerste zin van de website van het aan de voet van Blue Ridge Mountains gelegen plaats Spartanburg. Het is de grootste stad en hoofdstad van Spartanburg County. Waarom deze opening hoor ik u vragen? Soms vallen dingen samen. Als ik u nu vertel dat ik daar twee jaar geleden, tijdens een rondreis langs de oostkust van Amerika, overnacht heb en dat nu blijkt dat daar de voorkort voor onbekende singer-songwriter en muziekjournalist (No Depression) Peter Cooper vandaan komt, snapt u misschien waarom. Het berust overigens allemaal op pure toeval. De CD heeft even op de stapel gelegen. Ik kwam er maar niet aan toe de muziek van deze knaap toch nog even bij u onder de aandacht te brengen. Cautionary Tales heet Cooper’s debuutalbum en hij opereert, zo te horen, nu vanuit Nashville Tennessee. Als ik daarop terug kijk is de inbreng van de pedal steel gitaar daar waarschijnlijk de ook oorzaak van. Dit kon allemaal gebeuren ondanks de sublieme vocale en muzikale support van Alt Country collega’s als Nanci Griffith, Todd Snider en Jason Ringenberg. Zijn voorliefde voor de Roots van countrymuziek is treffend. Van de twaalf songs op Cautionary Tales covert hij er twee. Eric Taylor’s All the Way To Heaven en Mission. Ze worden fraai weggezet, maar Cooper’s eigen geschreven songs zijn voor mij doorslaggevend. Ik kom echter pas echt op gang bij de country rocker Take Care. Dit qua stem en muziek naar Slaid Cleaves neigende liedje had wat mij betreft wel langer mogen duren dan de schrale drie minuten die het nu krijgt. Pas als Cooper zijn tanden laat zien zoals hij dit ook doet in They Hate Me raak ik opgewonden. Voor de rest hoor ik op Cautionary Tales vooral luisterliedjes, waarvan er zo velen in het verleden zijn gemaakt. Toch kan ik u aanraden eens de songteksten tot u te menen. Ze zijn namelijk erg goed te volgen en verklappen dat Cooper’s kijk op het muzikale landschap anders is dan die van een echte liedjes dichter. Niet negatief bedoelt hoor, maar de waarnemingen van deze verslaggever worden op de een of andere manier anders vertaald. De muzikale toonzetting wordt bepaald door schoon toetsenspel van Jen Gunderman en, daar komt dat vervelende ding, steel gitaar werk van co-producer Lloyd Green. Dit laatste moet u maar met een korreltje zout nemen. Deze Roots rocker haat nu eenmaal het geluid van dit normaliter uit Oostindisch- of Braziliaans palissander (rosewood) vervaardigd instrument.
Jan Janssen
Artist:
Yonder
Album:
Yonder
Label:
Rootsy.nu
zondag 11 november 2007
Mats Qwarfordt (vocals, harmonica, harmonium en mbira). Christer Lyssarides (gitaar, mandola, chord zither en harmony vocals), Björn Lundquist (bas) en Kjell Gustavsson (percussie en harmony vocals) vormen samen het Zweedse kwartet Yonder. De folkloristische blues en mountain muziek die bij deze instrumenten past wordt erg fraai ten gehore gebracht op hun titelloze debuut CD. De vier, volgens mij, niet zo jong meer ogende gasten weten wat de woorden geaardheid en sfeer gemeen hebben. Levensgenot zonder toeters en bellen, geen mainstream hype maar gewoon doen wat je ingegeven wordt en vooral doen wat je leuk vindt. En waarachtig zo klinken ook de elf tracks die zijn samengeschoold op deze bijzondere CD. De lome sferische muziek ligt lekker in het gehoor en is niet zo vrijblijvend als ik in eerste instantie dacht. Tekstueel treffen ik diepe overpeinzingen aan die mij doen denken aan één van de vier evangeliën in het Nieuwe Testament. Oeps, nu moet ik echt oppassen wat ik opschrijf. De muziek en tekstkaders die in de tien voortreffelijk geproduceerde composities van Yonder schuilgaan zijn namelijk beperkt. Zeker als ik het heb over wat er zoals kan gebeuren met de kiene luisteraar. Qwarfordt verteld fluisterend zijn poëtische dichtwerken zoals ik die tot nog toe alleen maar kende van Jim White (Searching For The Wrong Jezus). Met het liedje Day By Day wordt de CD afgesloten. Het melodietje doet veel denken aan het de door Kees Manders (broer van Dorus) geschreven liedje Me wiegie was een stijfselkissie. Dit was het Jordaanlied waarmee Rika Jansen (Zwarte Riek) in 1956 in Nederland doorbrak. Opvallend genoeg vertaalde Andrew L. Skoog, een Zweedse immigrant afkomstig uit Minnesota, Day By Day al ergens eind 1800. Ik vraag mij nu af of Manders dit liedje zou hebben gepikt. Maar goed terugkomend op het evangelie en het Nieuwe Testament. Ik sla de inlay open en lees de volgende woorden "Blessed are the meek, for they shall inherit the earth” Dit zijn toch echt de woorden die Matteüs opgeschreven zou hebben in passage 5.5. De woorden van deze tollenaar en discipel van Christus kan dan wel door theologen in twijfel worden getrokken, maar ze reflecteren weldegelijk waar het allemaal muzikaal om draait bij dit uitgesproken gracieus overkomende Zweedse kwartet.
Jan Janssen woensdag 13 juni 2012
Pagina 14 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Doug Burr
Album:
On Promenade
Label:
Velvet Blue Music/Spune
maandag 5 november 2007
Vier jaar geleden won Burr, in de categorie Roots en Americana, de eerste prijs in de prestigieuze International Songwriting Competition (ISC). Het winnende liedje Dark As The Night, was voor het Real Roots Café alleen al reden genoeg om deze cryptische poét uit te nodigen voor een Meet & Greet. De kennismaking was oogontluikend. De frontman van de Roots-rock formatie The Lonelies kwam vorige maand met de super sfeervolle opvolger van zijn debuutalbum en successor The Sickle & The Sheaves van vier jaar geleden. Burr, afkomstig uit Denton, Texas, plaveit al meer dan twaalf jaar aan zijn weg en toch is On Promenade pas zijn tweede solo album. Wat voor mijn onomstotelijk vast staat is dat Burr over een gave beschikt waarover alle gesettelde singer-songwriters ook beschikken. Burr laat u de liedjes voelen. Zelf denkt hij er ook zo over “I think that’s separates a good song from a bad one. A good song makes you feel something; a bad one tries to tell you what to feel.”, laat hij ons weten. Dit begrip gaat dan ook door merg en been in de elf hartstochtelijke liedjes die ik aantrof op On Promenade. Wat is die kerel gegroeid zeg. Burr produceerde On Promenade samen met multi-instrumentalist Britton Beisenherz, (Ian Moore) en Pedal Steel virtuoos Todd Pertll. Pertll hanteert, het normaal gesproken door mij getorpedeerde instrument, als geen ander. Prachtig bedreven en daar waar het mooie moment je helemaal inpakt. Andy Odom en Rob Sanchez vormen samen de donker vormgegeven Rhythm sectie. Glen Squibb op Wurlitzer doemt op als Burr’s lome liedjes extra ambiance nodig hebben. De muzikale arrangementen zitten het allemaal puik in elkaar. Burr speelt als het ware met de beste muziekbedenksels die Ryan Adams, Jeff Buckley of een Elliott Smith ooit bedacht zouden kunnen hebben. Toch voegt deze Texaan daar nog een extra dementie aan toe. Als ik naar het opbouwende Should’ve Known en het stevige gefundeerde In The Garden luister is hij namelijk weer erg moeilijk te categoriseren. Sixteen Horsepower misschien? Hier horen we een jongen die beangstigend eng klinkt net als één van de profeten uit het oude testament. Nee, ik kan geen hoogtepunten ontdekken op dit album ik zou immers de andere zwaar te kort doen, las ik ergens opeen blog. Beter kan ik het ook niet omschrijven. De liedjes op On Promenade zijn echt stuk voor stuk juweeltjes en er moet, wat mij betreft, heel wat gebeuren wil dit prachtige album niet op # 1 terechtkomen in mijn persoonlijk jaaroverzicht 2007. Samen Ryan Bingham, Joe Purdy en Shane Alexander voorspel ik ook voor Doug Burr een voorbeeldige toekomst. Four years ago Doug Burr did win the first Prize in the International Song writing Competition (ISC) in the category Roots & Americana. The winning song (Dark As The Night' was for Real Roots Cafe already reason enough to invite this cryptic poet for a Meet & Greet. The acquaintance was a revelation! The front man of the Roots-Rock formation The Lonelies brought us the super-characteristic successor of his debut album and four years old predecessor 'The Sickle & The Sheaves'. Burr, from Denton, Texas, has been working on his career already more than 12 years and yet 'On Promenade' is just his second solo-album. To me it is incontrovertible clear that Burr has a gift at his disposal, that all settled singer-songwriters have as well. Burr can make you feel the songs and he himself thinks about it the same way. 'I think, that separates a good song from a bad one:' A good song makes you feel something and a bad song tries to tell you what to feel,' he tells us. With this concept in mind, hearing the eleven passionate songs on the album 'On Promenade', gives you the shivers and you feel his music in your heart. This fellow has 'grown' a lot that’s for sure. Burr produced 'On Promonade' together with the multi-instrumentalist Britton Beisenherz (Ian Moore) and pedal steel-virtuoso Todd Pertil. Pertil plays like no other on this instrument, that I have to admit is most of the time rejected by me. Very skilled and producing overwhelming beautiful moments. Andy Odom and Rob Sanchez together form the dark sounding rhythm-section. Glenn Squibb on Wurlitzer appears when Burr's slow songs need extra ambience. The musical components are perfectly arranged. Burr plays with the best musical inventions, that once likewise could be made by Ryan Adams, Jeff Buckley or Elliott Smith. And yet this Texan artist adds an extra dimension to it! When I listen to the building-up in 'Should've Known' and the solidly founded song 'In The Garden', his music is hard to categorise. Sixteen Horsepower maybe? We can hear a man who sounds frightening scary, like one of the Prophets in the Old Testament. 'No, I cannot discover any peaks on this album; it would do wrong to the other songs'. I did read this on a weblog and I cannot describe it better... The songs on 'On Promenade' are one by one gems, and this beautiful album will, unless something very special appears, end as the # 1 of my personal Best of The Year 2007 album list. As well as for Ryan Bingham, Joe Purdy and Shane Alexander, I foresee also a wonderful musical future for Doug Burr. (Jan Janssen for Real Roots Cafe (translation by: Yvonne Böhm) Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 15 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Cat Jahnke
Album:
None Of Those Things
Label:
Independent
donderdag 1 november 2007
De muziek van Cat Jahnke heb ik leren kennen via MySpace. Daar tikte Jahnke mij op de schouder en liet weten dat ze aanstaande was haar nieuwe CD None Of Those Things naar mij op te sturen. Toch maar effe gaan luisteren naar de sound bites die ze op MySpace afspeelt, dacht zo. Het eerste wat in mij opkwam was de naam van percussioniste en zangeres, van de jaren zeventig progressieve rock formatie Renaissance, Annie Haslam. Jahnke’s stem en muziek lijkt daar echt verdraait veel op. Dus heb ik haar terug gemaild en gezegd dat ze de CD maar snel op de post moest doen. Tijdens de zomer 2007 weerdip sleepte Jahnke mij er helemaal doorheen. Volgens bijgevoegde info zou Jahnke’s tweede CD None Of Those Things een stuk toegankelijker klinken als haar donkere debuutalbum Cathartic van twee jaar geleden. De dertien piekfijne goed geproduceerde (Darren Johnston) composities stuiven zo’n typische jaren zeventig nevel uit. U weet wel zo’n progressieve artistieke folk rock groove. Tekstueel altijd onderhoudend blijft de Canadese boeien met muzikale variatie. Neem nu een liedje als Crocodiles. Daar duikt ze toch echt, muzikaal gezien, in de muziek van de jiddisch sprekende joden in Oost-Europa. Voor alle duidelijkheid, ik heb het over eens soort van Klezmer crossover. De radio hit Wide Open en Theme Song tackelen mij pijnloos. De schaar en mijn gelijk komt in het liedje Ashes. Ik hoor Jahnke samen met Andy Powell (Wishbone Ash), Jon Camp, Jim McCarty en Annie Haslam (Renaissance) angstaanjagend dicht in de buurt komen bij Renaissance mega succes Ashes Are Burning. Heel tactisch schakelt ze dan over naar een soort van U2 versnelling in Transient om vervolgens weer aangrijpend je strottenhoofd te kneden met het liedje Ink. Veel is er nog niet bekend over deze Cat Jahnke. Het moet wel heel erg gek lopen als we in de toekomst niet meer zullen gaan horen van deze melancholische zeer muzikale diva van nog maar zesentwintig lentes jong.
Jan Janssen
Artist:
Coulson Dean McGuinness Flint
Album:
Lo And Behold (Words and Music by Bob Bylan)
Label:
Acadia
donderdag 1 november 2007
Lo and Behold van de Britse folkrock formatie McGuinness Flint stamt uit 1972. Het was het album dat volgde op het vertrek van twee kernleden Graham Lyle en Benny Gallagher, die als duo (succesvol) verder gingen. Het was afwachten of de gekortwiekte band door het vertrek van dit belangrijke songschrijvende duo het hoofd boven water zou houden. Dat lukte. Natuurlijk in creatief opzicht een veer gelaten, werd dat verschil muzikaal - artistiek gezien, volledig gecompenseerd met Lo and Behold. Een vergeten prachtplaat met uitsluitend covers van obscure, door Manfred Mann geproduceerde, Bob Dylan nummers die daarvoor nooit eerder op vinyl te horen waren, behalve dan op bootlegs die (veel) later toch nog een legale status verkregen. (The Basement Tapes en The Officiële Bootleg Series). De groep ontving indertijd veel positieve persreacties, maar commercieel bracht het album slechts windeieren. Voor degene die de release indertijd over het hoofd zag wordt na 35 jaar een herkansing geboden. Het album verdient dat ook, want al klinkt de productie hier en daar wat belegen, de uitvoering van de dertien liedjes hebben de tand des tijd heel goed doorstaan. Verscheidenheid in muzikale aankleding en de indringende zang van de heren, heeft voor een onbegrensde houdbaarheid gezorgd. Luister naar bijvoorbeeld de gospelsonguitvoering van ‘Sign Of The Cross’, intens en met veel soul gezongen en gespeeld. En gedreven klinkt Lo And Behold van alle kanten. Overduidelijk Britse folkrock als muzikaal uitgangspunt, maar met stijlvolle toevoegingen uit beat, rock, country, blues en soul. Oud maar nog steeds goud
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 16 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Grayson Capps
Album:
Songbones
Label:
Hyena Records
donderdag 1 november 2007
Een echte nieuwe CD van de noodgedwongen naar Mississippi verhuisde Grayson Capps laat vooralsnog op zich wachten. De release Songbones moet dan ook gezien worden als een opwarmertje van hetgeen er misschien volgend jaar aan zit te komen. Volgens de binnenkant van de CD dateren de geluidsopnamen uit september 2003 en hebben plaatsgevonden in de 9th Ward Picking in New Orleans. Samen met Tom Marron (viool en mondharmonica) liep Capps na een live optreden het huis van Engineer Mike West binnen. Drie stoelen drie microfoons waren genoeg om Songbones te laten klinken zoals hij nu klinkt. Naakt en vooral kraak helder. De opnamen zijn zelfs zo zuiver dat ik mij niet aan de indruk kan ontrekken dat de liedjes de studio meerdere malen hebben doorlopen. Toch broeit en boeit deze tien track tellende CD als de klere. Hoewel wij nu midden in de herfst zitten en straks de donkere winter induiken, voel ik de zwoelheid van een benauwde voorjaarsdag. Ik zie het helemaal voor me, een man en gitaar, zwoegend op een armleuningloze stoel, in een doorweekt nat bezweet overhemd waarvan de damp vanaf slaat. Ik geeft toe, soms draai ik door met mijn enorme fantasie. Nummers van Capps droom debuutalbum If You Knew My Mind (2005) Slidell, Washboard Lisa, Graveyard, I Can't Hear You en I See You worden, platvloers gezegd, geraffineerd in hun blote kont gezet. Maar ook staan er twee bloedmooie versies van de liedjes Mermaid en Junkman op. Deze tracks zijn weer terug te vinden op Grayson Capps Wail and Ride. De songs Guitar, Junior & The Old African Queen en Psychic Channel Blues zijn nieuw voor mij. Of we deze tracks ook aan zullen treffen op Grayson Capps nieuwe album weet ik niet, maar het zou zomaar kunnen. Grayson Capps liedjes zijn daar immers tijdloos genoeg voor. Grayson Capps is inmiddels een gerespecteerd roots artiest die zich in ons land al onsterfelijk heeft gemaakt. Dat zal na de release van dit collectors item alleen nog maar toenemen.
Jan Janssen
Artist:
Jeff Kanzler
Album:
Black Top Road
Label:
Independent
donderdag 1 november 2007
Tussen het onnoemlijk grote aanbod van singer-songwriters, is Jeff Kanzler er in geslaagd zich met zijn, in eigenbeheer uitgebrachte debuutalbum ‘Black Top Road’, meteen in de schijnwerpers te plaatsen. Een beetje geluk is daarbij natuurlijk onmisbaar, maar dat dwing je ook af (naar het schijnt), wanneer het geboden waar kwalitatief hoogstaand genoeg is. En dat is met het dozijn songs op Black Top Road’ zeker het geval. Jeff Kanzler schrijft mooie, frisse melodieën, zorgt bovendien voor gevarieerde muzikale invalshoeken, heeft een aantrekkelijk – als door een verkoudheidje veroorzaakt – stemgeluid, waarmee hij zijn gevatte teksten over de gevolgen van splijtende liefdesrelaties, op ietwat onderkoelde wijze onder de loep neemt. Zijn door country, folk, beetje dixieland, beetje jazz, beïnvloedde composities zijn niet spectaculair opvallend, maar door het vloeiende samenspel van zijn veelkoppige studioband, die een heel arsenaal aan nagenoeg akoestische instrumenten (drums, bas, gitaar, dobro, piano, mandoline, harmonica, trompet) bespeelt, krijgt het geheel een lekker kalm sfeertje. Zeker zodra in sommige nummers, zoals ‘Dreams Of Days That Ain’t So Stormy’ en ‘Old ‘Reilly’s Jar Of Hopefull Loot’ trompetgeluiden daar een sexy zweem overheen leggen. Slechts in ‘Kill Molly’ wordt het overwegend kalme tempo van het album, onderbroken met een wat steviger rockbenadering. ‘Black Top Road’ mag dan rustiek van toon zijn, bedaard wordt het nooit en dat zegt voldoende over de muzikale fijnbesnaardheid van deze in Seattle geboren, maar in Alaska wonende troubadour. Gaan we meer van horen, denk ik.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 17 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Rob Lutes
Album:
Ride The Shadow
Label:
Independent
donderdag 1 november 2007
Met Ride The Shadows heeft de Canadees Rob Lutes een onvervalste singer-songwriter plaat uitgebracht, in de trant van vooral Chris Smither en Jeffrey Foucault. Elk liedje gáát ergens (anders) over, maar het belangrijkste centrale thema is toch de dolende ziel die - vaak tevergeefs - grip op zijn levensgebeurtenissen probeert te krijgen. Rob Lutes heeft nogal eens de blues te pakken, waartegen het schrijven van songs kennelijk de beste remedie vormt. Persoonlijke ervaringen over universele onderwerpen als verlies, verdriet, eenzaamheid en de liefde, daar gaat het allemaal over. Hij geeft daar op diverse manieren uiting aan. Zo zoekt hij graag de natuur op, zo blijkt in het fraaie openingsnummer, Throw Me From This Train. Of via lange autotochten waar Cold Canadian Road verslag van doet. Maar ook de fles in Keep A Man Down, biedt – tegen beter weten in - een uitweg, als is het maar voor even, zeker als het desperate zoeken naar zijn geliefde in I Will Stand By You, slechts frustratie oplevert. Tenslotte is er toch ruimte voor hoop, want de plaat eindigt met een ode aan de liefde met het reeds talloze keren gecoverde Thats How Strong My Love Is. (o.a. Stones, Otis Redding, Buddy Miller). Rob Lutes bezit een mooi donkerbruin stemgeluid dat aan zijn introspectieve teksten het juiste melancholieke karakter geeft. De muzikale kadering is op het twaalf liedjes bevattende album, met uitzondering van het begin – en eindnummer die met volledige band worden gebracht, in een sobere akoestische setting geplaatst. Soms wordt Lutes, die zelf de akoestische gitaar hanteert, bijgestaan door Eric LeMoyne op orgel, accordeon en piano en Stephen Barry op akoestische bas. Persoonlijk had ik graag vaker die volledige band aan het werk gehoord, dan slechts op twee nummers. Want gitarist Rob MacDonald, Tony Cuco op bas en RD Harris op drums leveren daarop voortreffelijke bijdragen. Rob Lutes schrijft op zich mooie en vitale liedjes, maar met een vollere begeleiding zou het album veel dynamischer hebben geklonken. En gebruikte invloeden uit folk, blues en roots, kunnen een zekere eentonige muzikale entourage niet verhelpen. Ride The Shadows had, naar mijn oordeel, wat meer uit zijn eigen schaduw mogen treden.
Huub Thomassen
Artist:
The Unseen Guest
Album:
Checkpoint
Label:
Tuition
donderdag 1 november 2007
Als ik The Jungle, The Drum And The Bass, uit 2003, niet meereken dan is Checkpoint de tweede officiële CD van het duo The Unseen Guest. Achter dit opmerkelijke singer-songwriter koppel gaan de namen van singersongwriters Declan Murry en Amith Narayan schuil. Murry is de multi-instrumentalist en zanger van het stel terwijl Narayan zich vooral bezighoud met het verzorgen van backing vocals en de gebruikelijke snaarinstrumenten. Het tweetal liep elkaar tegen het lijf toen de uit Ierland afkomstige Murry door het zuiden van India reisde. De uit Mumbai afkomstige Narayan kwam op het idee samen een CD op te nemen. De bedoeling was een Amerikaanse folk, blues te maken met wat Indiase soul trance. Klonk allemaal heel interessant maar toch heb ik destijds het twee jaar geleden verschenen debuutalbum Out There, nadat ik het een flink aantal luisterbeurten de kans had gegeven, aan de kant geschoven. De mix van, voor mijn ongebruikelijke, Indiase instrumenten en de westerse manier van songwriting werkte op de een of ander manier bij mij op de zenuwen. Nee, de Dholaks en Ganjra waren niet mijn koffie. Hoe anders is het nu met hun nieuwe release Checkpoint. Eerlijkheid gebied te zeggen dat ik wederom pas overstag ging naar een flink aantal draaiuren. Niet dat de liedjes ingewikkeld klinken of ontoegankelijk zijn, nee maar gewoon omdat het anders is dan dat ik normaliter gewend ben. De additionele muzikanten met o.a. Anil Kumar (bas dholak, ghadam, shakers, cabasa, chimes en myriad hand percussion), Sumodh Sridhar (tablas, dholaks, ganjra en shakers), Shah Jahan Vaadiyil (violen en strijkarrangementen) trof ik ook aan op voorganger Out There. De sfeer is heel bijzonder. Verwacht geen vingerwijzende teksten over cultuurverschillen of opvattingen daarvan. Nee, de vertellingen zouden zo uit een dagboek gegrepen kunnen zijn. Murry stem en verhalen zakken soms zelfs zover weg dat ik er een Willard Grand Conspiracy gevoel aan over hou. Luister maar eens naar Don’t Let It Show, Reduce It To A Kiss en Everybody Knows. Het ensemble heeft ook goed geluisterd naar het meer up-tempo Nick Drake werk. Ancient Greek en Black Hole zijn daar een paar goede voorbeelden van. Deze ongeziene gasten mogen gezien worden met de release van Checkpoint. Volledig terechte uitspraak “twee mannen, twee landen en één piekfijn avontuurlijke groeiplaat”.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 18 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Patricia Vonne
Album:
Firebird
Label:
Bandolera Records
maandag 15 oktober 2007
Als er iets nieuws uitkomt van de Patricia Vonne neem ik altijd wel even de tijd. Het is alweer een tijdje geleden dat wij haar aan u voorstelde trouwens? Dus als het goed is heeft deze oogstrelende dame, bij roots minnend Nederland in ieder geval, geen nadere introductie meer nodig. Ook niet wat betreft haar piksplinter nieuwe release Firebird. Dit omdat ik nu al gerust kan stellen dat deze aardig in het verlengde ligt van haar twee voorgaande releases. De verdwaalde Nederlandse muziekliefhebber, die toevallig op de naam Shakira Googlet en plotseling op deze pagina terecht komt, wil ik toch wat ondersteuning bieden. Niet dat deze CD en opvolger van het twee jaar geleden verschenen Guitars & Castanets Shakira naar de kroon steekt, maar wel omdat Vonne’s stemgeluid weldegelijk die trekjes laat horen. Is dat negatief bedoeld? Nee, in tegen deel zelfs. De Colombiaanse heeft een mooie stem en ziet er bovendien ook nog erg goed verzorgd uit. Overeenkomsten genoeg zou je denken! De liedjes van deze diva spreken mij persoon echter duidelijk minder aan als die Vonne laat horen op haar nieuwe CD Firebird. De bouwstenen uit de Texaans Mexicaanse muziekcultuur worden moeiteloos en op een zeer ambachtelijke manier samengesmolten tot een prikkelende en aanstekende groove. Dat is dan ook waarschijnlijk de reden waarom deze Texas Mayan prinses van Texas Music Magazine de sticker “Ranchera-rock” opgeplakt kreeg. Vonne schreef de meeste liedjes op Firebirt samen met haar echtgenoot Robert LaRoche. Lastige en gevoelig liggende onderwerpen worden niet geschuwd. Dat begind al bij de opener Missing Woman. Dat liedje gaat over de nog steeds vermiste vrouwen in de deelstaat Chihuahua, Mexico. Daar ligt, tegenover de Amerikaanse stad El Paso en aan de rivier Río Bravo de verdeelde stad Ciudad Juárez. Tot nu toe zijn er meer dan 500 gevallen bekend waarbij vrouwen spoorloos verdwenen of vermoord zijn. De autoriteiten worden regelmatig door hardnekkige feministische en mensenrechtengroeperingen bekritiseerd, Missing Woman wordt aan hen opgedragen. Vonne woonde in New York en was daar, zoals ze dit zelf uitdrukt, een “Musician on Call”. Ze zong daar voor kinderen in ziekenhuizen. De kinderen veranderde Vonne’s leven ingrijpend. Ze is nu ver van hen vandaan en reikt naar hen uit in het radio en hitgevoelige Karolina. In het pulserende Torera eert Vonne de kracht van de weinige vrouwelijke Matadoren die zich bewegen in de mannelijke arena. Dit wordt nogal stevig uitgedrukt in een afbeelding in de CD inlay. Vonne met rode lap met op de achtergrond de bronzen sculptuur van The Charging Bull (Wall Street Bull). Maar goed, het is niet allemaal zo zwaarbeladen volgens mij. Neem nu de bones track Mujeres Desaparecidas bijvoorbeeld. Mijn Spaans is niet echte geweldig te noemen toch denk ik te weten dat het over de in de Caribische Zee en voor de kust van Mexico liggende gelijknamige eiland gaat. Het liedje beschrijft een mythologie van Maya’s. Voor de Maya's was Mujeres een heiligdom voor de Godin Ixchel. Overigens raakte de aan Ixchel gewijde tempel in 1988 en in 2005 zwaar beschadigd door orkanen Gilbert en Wilma. Deze Texaanse spitfire, zoals ze tegenwoordig ook wel in de volksmond genoemd word, maakt haar naam en faam weer helemaal waar op haar nieuwe CD Firebird. Ik heb Vonne één keer, in Cultureel Podium Roepaen in Ottersum, live aan het werk gezien. Ook live weet bijna wel zeker dat Patricia Vonne Firebird helemaal laat ontbranden.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 19 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ryan Bingham
Album:
Mescalito
Label:
Lost Highway
maandag 15 oktober 2007
Lost Highways komt volgens mijn oren weer met een goudhaantje. Dit keer masseert de voorkort nietszeggende Ryan Bingham bij mij de trommelvliezen. Okay, ongeveer twee jaar geleden dook van hem het in eigenbeheer uitgebrachte Wishbone Saloon op maar die tel ik nu heel even niet mee. De nu pas vijfentwintig jarige singer-songwriter etaleerde op die plaat pure Texas Americana die dan ook meteen de aandacht trok van mensen als Terry Allen en Joe Ely. Toch doen de wandelgangen de ronde dat hij uit hetzelfde hout gesneden zou zijn als de Texaanse troubadours Billy Joe Shaver of een Willie Nelson. Dit laatste kan misschien wel waar zijn, maar ik geloof meer in de wortels van deze tijd. Op Bingham’s nieuwe release Mescalito hoor ik heerlijke melancholische lome outlaw country blues waar vanzelfsprekend een Dobro, Banjo, viool en mondharmonica etc. niet in ontbreken. De in zijn jeugd tussen West Texas en New Mexico pendelende Bingham categoriseer ik dan maar meteen in rijtje Ryan Adams en Grayson Capps. Een gedurfde vergelijking, ik weet het, maar ik weet zeker dat als u de aangrijpende verhalen en muziek van Bingham’s debuutalbum hoort u het met mij eens zult zijn. De jongster heeft, zo te horen, in zijn korte leven al heel wat meegemaakt. “When I die lord won’t you put my soul upon a train. Send it south bound and give it a cool blues man’s name”, hoor ik in de opener Southside Of Heaven. Verwacht van Bingham geen clichématige teksten deze knaap bezingt ze waarheidsgetrouw, dacht ik meteen. Volgens mij maakt ook ex Black Crowes gitarist Marc Ford zijn productie debuut met Mescalito. Als ik mij goed herinner werd hij eind negentigerjaren uit de Black Crowes gekickt. Daarna dook hij op als gitarist bij Gov’t Mule en Ben Harper geloof ik. Op Mescalito is hij nadrukkelijk, niet voorspelbaar, aanwezig zodat soms gouden Black Crowes tijden van albums als The Southern Harmony and Musical Companion en Amorica herleven. Wat Ford en mixer Anthony Arvizu (Tim Easton) ook bezielden, ze laten Ryan Bingham van zijn sterkste kanten excelleren. Geen over productief werk maar puur in dit tijdsbeeld geplant. Het robuuste Sunshine lonkt naar Led Zeppelin’s When the Levee Breaks terwijl Take It Easy Mama weer sterke Steppenwolf trekjes vertoond, zegt u het maar? “I've been working in the goddamn sun for just one dollar a day” weer zo’n zinsnede waarbij je denkt, die kerel beleeft tenminste zijn songs verdorie. In Ghost Of The Travelin’ Jones doet ook Terry Allen een subtiele duit in het zakje. Net als je denkt dat Mescalito uitpuft in het, maarliefst ruim zes minuten durende, sluitstuk For What It’s Worth krijgt de opener Southside Of Heaven een vervolg. Bingham legt zijn ziel blood “Always got to be a fucking train.” We horen in de verte een trein aankomen. Zijn akoestische gitaar dwarrelt door het dal ik fantaseer daar mijn beelden bij en berust in het feit dat deze jonge gast mij overdondert heeft. Bingham wordt bijgestaan door een tal van muzikanten maar de vaste kern bestaat uit zijn eingen Living Dead Horses met Matt Smith op drums, Corby Schaub (gitaar) en Jeb Stuart op bas. Ook deze nog jong ogende mannen maken een droom major debuut met de release van Ryan Bingham’s Mescalito. Deze knakker mag, als het aan mij ligt, doodeenvoudig niet ontbreken op Blue Highways line-up van 2008.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 20 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Steve Earle
Album:
Washington Square Serenade
Label:
New West Records
maandag 15 oktober 2007
Steve Earle hoeft, wat mij betreft, niet meer bij de frequente Real Roots Cafe bezoeker geïntroduceerd te worden. De afgelopen maand van hem verschenen CD Washington Square Serenade verdiend echter wel wat nadere toelichting. Niet omdat het een totaal afwijkende Earle plaat is hoor, in tegendeel eigenlijk, nee het is meer het verhaal over de manier waarop ik deze plaat eigen heb gemaakt. Een waar gebeurt vakantieverhaal is het gevolg. Tijdens onze vakantie op het eilandje Skyros in Griekenland hoorde ik Earle’s nieuwe album telkens bij de plaatselijke warme bakker annex strandtent. In eerste instantie dacht ik “wow altijd gedacht dat die Grieken geen verstand van muziek hadden.” Ik had het mis. Bij navraag bleek dat de nog jong ogende sterk bebaarde bakker altijd naar een Zwitserse satelliet zender luisterde waarop, zoals hij het uitdrukte, normale muziek te beluisteren was. Verbaast was ik pas toen hij mij ter plaatse erop wees dat ene Reto Burrell ook geweldige platen maakt? Ik stond perplex. Na een aantal dagen zijn vertrouwen gewonnen te hebben vroeg ik hem waarom ik toch steeds Steve Earle’s nieuwe CD Washington Square Serenade hoorde. “Als jij broodjes komt halen zit mijn werk erop. Ik heb een CDR gemaakt en daarop staan nagenoeg alle nummers van Steve Earle’s nieuwe CD. Ik heb ze gewoon opgenomen met een harddisk recorder. Ik ben een groot fan en voel sterke persoonlijke overeenkomsten met die gast.” O ja, leg dan eens uit? “Ook ik ben een zoon van een luchtverkeersleider en heb ook alles al gedaan wat God verboden had. Ik heb moeten afkicken en heb meerde malen vastgezeten. Ik had een Griekse moeder maar mijn vader komt uit San Antonio, Texas” Oeps, dat kan haast geen toeval zijn? Hij zet, om negen uur in de ochtend, een flesje Mythos (populair Grieks biermerk) voor zijn kop en trekt hem bijna in een teug leeg. “Zijn EP Pink & Black en LP’s Guitar Town en Copperhead Road werden mij en mijn broer en zussen thuis met de paplepel ingegeven. Ik kan ze helemaal dromen. Ik was toen twaalf geloof ik? Ik vind ook dat zijn nieuwe CD veel weg heeft van die periode. Okay Earle heeft natuurlijk niet stilgezeten al die jaren maar in essentie is dit weer de Steve Earle die ik graag hoor” zet Dimitri zijn betoog voort. Ik neem plaats op een krakkemikkig Skyriaansstoeltje en raak in de band van deze excentrieke overkomende gast. “Na The Hard Way en Train a Comin' ben ik Earle uit het oog verloren. Pas toen hij in het nieuws kwam met dat liedje over die bekeerde Amerikaan, John Walker’s Blues, pakte ik de draad weer op. Ik heb daarna geloof bijna alle CD van hem aangeschaft. Ik heb er nu stuk of twaalf geloof ik. Earle is mijn muzikale held en dit liedje, Satellite Radio, wat we nu horen brengt ons weer bij elkaar.” schatert hij van het lachen. “Ik pak volgende week de boot naar Kimi en ga met vrouw en kinderen shoppen in Athene. Als Washington Square Serenade al uit is hier neem ik hem blindelings mee.” Hij geeft mij zijn e-mail adres en zegt dat we contact moeten houden. Ik beloof hem het zojuist samengevat verhaal te verwerken in mijn CD bespreking. Als afscheidsgeschenk ontvang ik een heerlijke Bougatsa’s (Grieks puddingpasteitje). Wat een maat. Proost. Het klinkt allemaal ongelofelijk om echt waar te zijn, ik weet het, maar ook ik moest er even aan wennen dat de wereld heel klein geworden is. Nadat ik zelf Earle’s nieuwe CD een aantal luisterbeurten gegund heb, ben ik het maar voor een deel eens met onze Griekse warme bakker. Het album telt weliswaar twaalf interessante tracks maar de hand van producer John King (Beck en Beastie Boys) laat bij sommige nummers een spoor van een smoothly New York groove achter. Niets mis mee maar echte Earle diehards zullen er van op kijken. Zo wordt Satellite Radio voorzien van een sample rhythm box. Het door Tom Waits geschreven en overigens origineel gecoverde Way Down In The Hole krijgt zo’n typische HipHop dance kick mee. Daar tegenover staat dat de inbreng van de Braziliaanse band Forro In The Dark, in het liedje City Of Immigrants, weer erg goed te pruimen is. Het met zijn echtgenoot, Allison Moorer, gezongen Sparke And Shine en Days Aren´t Long Enough lijkt het erop dat het beest Earle getemd is. Wie wel eens op de betonnen bassinranden van New Yorkse Washington Square heeft gelegen kan zich voorstellen waar Earle zijn inspiratie vandaan heeft gehaald. Het plein ademt namelijk culturele vrijheid, geluk, ontspanning en vooral intelligentie. De schaker Earle heeft beslist aan één van die schaaktafels gezeten. Hij start in elk geval met wit en zoals als het spreekwoord zegt, zal ook Washington Square Serenade, in de ogen van veel muziekliefhebbers, een gewonnen race lopen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 21 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ben Lee
Album:
Ripe
Label:
New West Records
maandag 1 oktober 2007
Nadat de nog noch piepjonge Ben Lee (nu achtentwintig jaar) uit de Australische band Noise Addict stapte, debuteerde hij ruim twaalf jaar geleden al met Grandpaw Would. Daarna volgden de albums Something To Remember Me By, Breathing Tornados, Hey You. Yes You. Twee jaar geleden debuteerde, de toen nog in Nederland relatief onbekende singer-songwriter, op het roots rock label New West Records met de CD Awake Is The New Sleep. De CD werd erg fraai door Sonic Rendezvous in Nederland aan de man gebracht werd. Zelfs verknokte Radio Twee luisteraars konden op “primetime” van Lee’s meest in het oogspringende liedjes op dat album No Right Angles, Gamble Everything For Love, Catch My Disease en Into The Dark genieten. Zelfs bij mijn echtgenote, die toch een fervent Rob de Nijs fan is, werd de CD grijs gedraaid. U zou, geheel begrijpelijk, nu kunnen afhaken bij het lezen van dit artikel. Toch raad ik u even door uw ogen te wrijven en verder te lezen. Ben Lee is en blijft een excentrieke vreemde muzikale eend in de bijt. Vorige keer schrijf hij aan de binnenkant van de Digi-pack “We hebben de CD met weinig geld, veel geloof en complete overgave opgenomen. Met speciale dank aan Narayani Amma die mij leerde dat niets is wat het is en hoe je daar kunt komen.” Ik schreef toen dat ik daar geen snars van snapte. Wat schets mijn verbazing, hij flikt het nu weer. Sterker nog, het lijkt erop dat ik antwoord krijg op mijn onbegrip “ En nu nog een keer. Ik zag in mijn leven wat ik wilde. Ik plukte fruit uit een boom, nam een hap en het was rijp.”, lees ik dit keer in de inlay en hoor ik op Lee’s nieuwe CD Ripe. Volgens wel ingelichte bronnen in LA was Ben Lee er al heel lang, maar hij raakte gewoon de weg kwijt. Awake Is The New Sleep was voor hem een soort van comeback. Op Ripe lijkt hij zijn draai inderdaad gevonden te hebben. Ripe werd overigens geproduceerd door top producer John Alagia die op ook albums van John Mayer, Mieka Pauley en Dave Matthews in elkaar knutselde. Alagia staat gerand voor kwaliteitspopmuziek en dat hoor en proef je nog sterker op Lee’s nieuwe CD Ripe. Het summer lovin’ Greace gevoel in Birds And Bees klinkt in elk geval zeer appetijtelijk eigentijds en zingt hij samen met ene Mandy Moore. De eerste singel met de onfatsoenlijk voor DJ’s lange titel Love Me Like The World Is Ending spreek ook erg tot de verbeelding. Het daarop volgende naar Amerikaanse TV vervlakking vingerwijzende American Television rockt als de klere. “Gimme joy, sex, emotion and indecision. Change the station or program.”, hoor ik. Mooi nummers hoor maar er staan ook een paar echte juweeltjes op. Lee plaagt mij, weer zo’n lange titel, Is This How Love’s Supposed To Feel. Lee maakt hier, net als op bovengenoemde tracks, gebruik van de bandleden van Rooney. Deze band is op het moment in Duitsland erg populair. Ik voorspel echter ook een grote toekomst wat betreft het catchy Blush en het charmante So Hungry. Afgesloten wordt er met de poprocker Just Say Yes en het vol met woordspelingen zittende Ripe. Ben Lee is inderdaad gerijpt en is ontwaakt uit zijn nieuwe slaap. New West en Sonic kunnen lachen Ben Lee’s Ripe word weer een mega bestseller.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 22 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Brad Colerick
Album:
Lines In The Dirt
Label:
Independent
maandag 1 oktober 2007
Met de release van Cottenwood, vorig jaar, begon roots muzikant Brad Colerick uit Californië aan zijn tweede jeugd met het maken van muziek. Bijna twintig jaar terug was hij met het sappelende muzikantenbestaan gestopt, om reclametunes te maken voor het bedrijfsleven. Dat hij weer echt serieus bezig is met muziek, laat hij zien met de redelijk snelle opvolger Lines In The Dirt, dat elementen bevat uit country, folk en soms wat swingjazz. Elf semi-akoestische songs zijn er op dit album te horen, allemaal heel toegankelijk en met warmte gezongen door Colerick, wiens stem gekruist lijkt te zijn met die van Slaid Cleaves en Lyle Lovett. De songteksten gaan over zijn eigen levenswandel of tonen maatschappelijke betrokkenheid over andermans leefomstandigheden. Zoals in het nummer ‘Juarez’, een arme Mexicaanse maar vooral grof criminele grensstad, die slechts door een autosnelweg gescheiden is van het in Texas gelegen, rijke El Paso, tegen welk decor hij op een autobumper een sticker leest met de tekst: ‘Jesus Lives’. ‘Jesus Lives Where?’ ‘Here’?. Of de emotioneel geladen feedback aan het adres van zijn ex in ‘My Ex –Wife’. Deze pluspunten betekenen helaas nog niet dat Brad Colerick met Lines In The Dirt een spannende productie heeft afgeleverd. Het is wel een gesmeerd wegluisterende middenmoter, die zo nu en dan best wil bekoren, maar het hart niet weet raken. Daaraan kon de helpende hand van professionals als Larry Klein, Herb Perdersen en Suzy Boguss - een evenzeer sappelende bekende collega uit vroeger tijden - die meezingt op het intussen wel genoeg gecoverde nummer Ring Of Fire van Carter & Cash, blijkbaar ook niet voorkomen. Nee, het totaalgeluid op Lines In The Dirt had wel wat smeriger mogen klinken.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 23 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ellis Hooks
Album:
Another Saturday Morning
Label:
Evidence Music
maandag 1 oktober 2007
In 2002 lanceerde Zane Records de nu vanuit New York opererende Soul Blues pionier Ellis Hooks. Hoewel Hooks de albums Undeniable en het daarop volgende Up Your Mind uit 2003 intensief toerde in Nederland gingen deze loep zuivere CD’s, met o.a. Free en Bad Company drummer Simon Kirke in de gelederen, voor een groot deel aan het Nederlandse volk voorbij. De in 1974 in Bayminett, Alabama geboren singersongwriter Hooks bracht daarna nog de CD’s The Hand Of God (Amerikaanse titel Uncomplicated), uit in 2004, en het twee jaar geleden bejubelde Godson of Soul. In die tijd was het, voor echte muziekliefhebber, moeilijk de muzikale levensloop van Hooks erop na te slaan. Het Real Roots Café organiseerde naar aanleiding daarvan een uitgebreid interview met hem. Hooks, geboren in een gezin van zestien kinderen, gaf zich voor een keer echt bloot. In dit artikel zullen we een paar statements van dat interview verwerken. Met de release van zijn nieuwe geluidsdrager Another Saturday Morning, op het Evidence Music label, geeft Hooks opnieuw zijn visitekaartje af. Producer en multi-instrumentalist Jon Tiven weet ook deze keer weer de muzikale landschappen, waarin Sam Cooke, Otis Redding, Eddie Hinton en Paul Rogers goed gedijen, samen te smeden tot een eigentijds Ellis Hooks geluid. De anekdote van Hooks daarover. “I got hook up with John Tiven by a friend of mine who use to come to my show on the weekend. I would let her sing after I take a break. She met Tiven at a gentleman club. She was taking him a tape, when she asks me to come with her. So I did. I thought that we just going to drop the tape off, and leave, she wanted to sing live for him, it became her mistake. He stops her right in the middle of her song and ask me, what do I do, I said I sing, then sing for me he said, the rest is history. Net als zijn vorige albums, waarin hij zich liet bijstaan door prominenten mensen als o.a. Simon Kirke (Free) Bobby Womack, Steve Cropper, Duane Jarvis en Dan Penn, horen we ook weer op Another Saturday Morning een aantal belangrijke coryfeeën. We horen maarliefst zeven verschillende drummers die zo te horen ieder hun eigen inbreng hebben in de voornamelijk soul gedreven liedjes van Hooks. Zo horen we achter de drumkit natuurlijk weer Simon Kirke, Craig Krampf (Melissa Etheridge), Chester Thompson (Frank Zappa, Genesis), Greg Morrow (Chris Knight), Billy Block (The Coal Porters, Frank Black), Matt Reale (The Manchurians) en Todd Snare, die op nagenoeg op alle eerder verschenen albums van Hooks al achter de drumkit acteerde. Om het rijtje indrukwekkende musici dan maar te complementeren treffen we op piano Mark Sorrells (Little Milton) en op mondharmonica Mason Casey (Wilson Pickett, Don Covay) aan. Opvallend is ook de intensieve deelname van Sally Tiven op bas en backing vocals. Another Saturday Morning bevat maarliefst zestien zinderende tracks, als we de bones track If I Give You My Heart For Christmas meerekenen. De soul blues zit Ellis Hooks in het bloed. “I remember hearing Otis and Pickett around my house at an early age; my older brothers would listen to them all the time, down in Alabama. When I first heard soul like that I knew that I would love to sing like that.” Verwacht dus geen baanbrekende muziek van de hand van Ellis Hooks. Hij heeft het genre eigen gemaakt en als virtuoos heeft hij het multiculturele geluid verfijnt. Dat moet u al eens eerder gelezen hebben op deze site. Uitschieters heeft de nieuwe Ellis Hooke eigenlijk niet. Toch wil ik u attenderen op een paar persoonlijke favorieten. Het passievolle Your River, de soulblues kraker Don’t Come Running Back To Me of het naar Bad Company en Free lonkende I’ve Had It. Techno roots in Rain On The Wood of het hartverscheurende Do I Ever Cross Your Heart het zijn allemaal dijken van liederen. Hierdoor blijft Another Saturday Morning boeien van begin tot eind. Ellis Hooks maakt, wat mij betreft, de beste Rhythm & Soulblues plaat van het jaar tot nu toe. Deze CD zou in feite een voorbeeld moeten zijn voor de huidige Idol of So You Wanna Be A PopStar generatie. Hooks zou Hooks niet zijn dat hij ze alvast waarschuwt. “I played in a few small bars here in New York City, that was after I got off the streets, and I wrote a lot of music about what was going on around me and what was happing to me. They have a show called American Idols to. I never watch it, I guess it can be good for young people with big dreams, just hope that they realize that it take a lot of work and a lot of living what you are going to be singing about.” Loud and clear Ellis Hooks got it.
Jan Janssen woensdag 13 juni 2012
Pagina 24 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Eric Taylor
Album:
Hollywoood Pocketknife
Label:
Blue Ruby
maandag 1 oktober 2007
Hoe tragisch het navolgende verhaal ook mag klinken, aan de uit Georgia afkomstige singer-songwriter Eric Taylor zal ik altijd goed gevoel aan overhouden. Samen met Iain Matthews gaf hij in O42 in Nijmegen, zo’n twaalf jaar geleden, het laatste live concert waar mijn, inmiddels overleden, vriend persé naar toe wilde. Hij zou en moest nog één keer naar één van zijn vele idolen. Een extra stoel werd geritseld en man wat heeft ie die avond genoten. Met name bij de toegift, Peter Gabriel’s Mercy Street, die beide heren in duet vorm coverden, schoot hij vol. Met een flinke brok in de keel stapte hij, zo goed als hij nog kon, trots op beide heren af en vroeg hen een handtekening te zetten op de zojuist aangeschafte CD’s The Notebook Series Volume Two van Matthews en een ongetiteld album van Taylor. Tijdens de crematie klonken dan ook de liedjes Mercy Street en Deadwood van respectievelijk Matthews en Taylor’s albums. Pas veel later besefte ik waarom het die ene laatste keer was. Mijn vriend had namelijk ruim dertien jaar zitten wachten op Taylor’s titelloze opvolger van het 1981, op LP, verschenen Shameless Love. Tijdens het schrijven van dit stuk schiet ik vol… Desalniettemin het inspireerde mij allemaal weer om het pas in 2004 op CD verschenen album Shameless Love blind aan te schaffen. Het is ook alweer twee jaar geleden dat het Real Roots Cafe Eric Taylor’s The Great Divide onder de loep nam. Tijd vliegt en Eric Taylor’s nieuwe release Hollywood Pocketknife en, ja hoor Shameless Love, hebben al wat draaiuren achter de rug. Opvallend is weer de glasheldere productie en de pure naaktheid van zijn liedjes die, als je goed luistert, georchestreerd klinken. Behalve Taylor’s ongecompliceerd gitaarwerk en soms niet meer zuivere zang hoor ik gepast percussiewerk van de hand van James Gilmer (Lyle Lovett The Chieftains) en tactisch nuttig toetsenwerk van ex Jimmy LaFave’s Night Tribe Band member David Webb. De ultieme storyteller Taylor heeft een patent op het voordragen van zijn liedjes die soms tegen het vertellen aanleunen. Vocaal wordt hij op deze CD bijgestaan door Susan Lindfors en bassist Rock Romano, die onlangs nog Jenny Morgan’s EP The Songs I've Sung produceerde. Hollywood Pocketknife bevat maar tien liedjes. Het onlangs door Ben Weaver gecoverde Highway Kind, van Towens van Zandt staat er ook op. Het sluimerende donker bruine stemgeluid en referaat van Taylor treffen hier echt doel. Aangekomen bij het donkere Better Man begrijp ik weer door en door waarom ik de Amerikaanse singer-songwriter traditie een warm hart toedraag. Door de enorme intimiteit van Taylor’s liedjes kun je de lappen tekst erg goed volgen. Luister maar eens naar Peppercorn Tree. De organische ambiance en literaire kunst die Eric Taylor op Hollywood Pocketknife creëert is van een absoluut hoog eredivisie gehalte. Fijnproevers zullen genadeloos vallen voor deze zeer authentieke singer-songwriter plaat.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 25 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Jon Fox
Album:
Something Real
Label:
Independent
maandag 1 oktober 2007
Als er iemand is die zijn muzikale invloeden niet onder stoelen of banken wenst te steken is het wel de uit North Carolina afkomstige Jon Fox. Wie de website van deze, nu in Austin woonachtige, Texaan bezoekt kan naar de pagina Influences surfen. Daarop heeft hij audio hyperlinks staan naar zijn favoriete bands die hem inspireerden om zijn debuutalbum Something Real op de markt te brengen. De lijst is lang maar als ik zo vrij mag zijn, het geluid van zijn CD te spiegelen aan hetgeen ik zie in die lijst wordt het wel duidelijker. Jon Fox doet waar hij goed in is en dan liggen vergelijkingen met The Drive-by Truckers, The Jayhawks, Chris Knight en James McMurtry echt voor de hand. Openheid is wat de klok slaat bij Fox. Zelf zijn liedjes worden op zijn site boeiend inhoudelijk behandel. Ik zou mij er dus gemakkelijk vanaf kunnen maken door u enkel door te verwijzen naar Fox site, maar voor u dat gaat doen wil ik u toch in onze eigen moerstaal voorbereiden op wat u zoal kunt verwachten. Gitarist en engineer Tim Lawter heeft de zaken goed voor elkaar op de CD. De CD opent met een American Idol protest liedje, Hollywood Syndrome. “deze cultuur waarin iedere karaoke idioot denkt dat ze met één knipvinger het recht denken te hebben een ster te worden is afgrijselijk.” Schrijft hij daarover. Ook gitarist Ronald Radford en Jon Fox vader doen van zich spreken op Something Real. In West Virginia en Watch The World Go By laat deze Jazz professor geen kans onbenut zijn stempel subtiel en buitengewoon onopvallend te drukken. Radney Foster's liedje Texas in 1880 inspireerde Fox het liedje Something About The West te schrijven. Niemand minder dan Pat Green zingt mee in dit radioliedje. Deze meezinger en catchy liedje is dan ook meteen de blikvanger op deze CD. Ook komen we de naam Rusty Milner (Artimus Pyle Band en Marshall Tucker Band) weer eens tegen. Ben echt in mijn nopjes over deze CD. Geen nieuwe muzikale ontdekking of zo maar wel hebben we het hier over een inspirerende jonge Texaan die echt iets te vertellen heeft en bovendien goed met zijn gitaar overweg kan. Chapeau!
Jan Janssen Artist:
Krista Detor
Album:
Cover Their Eyes
Label:
Corazong Records
maandag 1 oktober 2007
Ze bracht eerder al twee albums uit, namelijk Dream In A Cornfield in 2003 en het meer bekende Mudshow in 2005 en toch is de laatste release Cover Their Eyes van de Amerikaanse Krista Detor, pas mijn eerste ontmoeting met haar muziek. En blij toe dat het er nu eindelijk van gekomen is, want ze heeft met Cover Their Eyes een niet te missen luisterplaat gemaakt. Inderdaad een luisteralbum, waar je gewoon goed voor moet gaan zitten, ogen lekker dicht, oren wijd open en laat dan de schoonheid van haar songs maar op je inwerken. Krista Detor componeert veelzijdige, veelal chansonachtige liedjes met dichterlijke teksten, die gaan over haar levenservaringen in Amerika en Europa. De twaalf songs bezitten allemaal een buitengewoon sierlijke muzikale aankleding. Vooral haar prachtig fraserende, zacht sensuele stem glijdt soepel en raakt je door het hele album. Maar vlak ook de prachtige melodieën niet uit, die heel vaak hun oorsprong vinden in de weemoedig stemmende Keltische folk of de jazz. Een groot aantal muzikanten, met als kern, producer en levenspartner Dave Weber o.a. op gitaar en Steve Mascari op bas, zorgt voor geraffineerd gedoseerde instrumentaties. Zacht klinkend koperwerk, in ‘Marlene In A Movie’, verstilde pianoklanken in de ballade ‘The World Is Water’ of het zwevende vioolgeluid in ‘Icarus’, geven aan Cover Their Eyes’ een heerlijk relaxte sfeer. Geheel daarmee in stijl wordt het album afgerond met het schitterende, in duet met Carrie Newcomer gezongen, gospelsong ‘Lay Him Down’. Het is zonneklaar, Krista Detor beschikt over een geweldige muzikale expressie, zonder ook maar een spoortje hoogdravendheid.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 26 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Lisa O'Kane
Album:
It Don't Hurt
Label:
New Light Entertainment
maandag 1 oktober 2007
Lisa O'Kane groeide op in de Yosemite vallei in het rustieke plaatsje Fish Camp, California. Even voor de goede orde, dat ligt aan de rand van Yosemite Nationalpark, daar waar Giant Sequoia´s groeien. Hoewel O'Kane in het verleden altijd wel deel uitmaakte van een of ander achtergrondkoortje is ze na haar studietijd toch gestopt met optredens. Ze bracht in die tijd twee dochter (Kelly en Kathy) groot en het was uiteindelijk een goede vriend die haar over de streep trok om weer te gaan musiceren. Twee jaar geleden hoorde ik voor het eerst de muziek van Lisa O'Kane. De muziek op haar debuutalbum Am I Too Blue uit 2002, ooit bedacht door Lucinda Williams 15 jaar geleden, vergeleek ik destijds met Alison Krauss en Lynn Miles. De klassieke Country shuffle, Bluegrass en Countryrock die O'Kane maakte kreeg opvolging dat drie jaar geleden de naam Peace Of Mind met zich meedroeg. Ik weet het nog goed, het opzichzelfstaande Ierse folk slotstuk Highland Ground, waarin Kathleen Keane de Irish Whistle subliem hanteerde, klonk erg fraai. De hoogwaardige zangstem en techniek van Lisa O'Kane zet ze onverbiddelijk voort op haar nieuwe langspeler It Don’t Hurt. Het ligt niet echt voor de hand, een combinatie te maken met de muziek die O’Kane maakt en die van Albert Lee. Toch word de CD aangeslingerd met een knappe countryrocker Ain´t Done Nothing waarin Lee´s gitaar prominent aanwezig is. Opnieuw doet ook Edward Tree van zich spreken. Tree, die ook O’Kane´s vorige albums produceerde, doet opnieuw een stevige duit in het zakje als ik, het door Kenny Edwards geschreven, Misery And Happiness, I´m Done en hitnummer op dit album Got The Car Running beluister. O´Kane´s stem komt het best uit de verf als ze ingetogen door haar microfoon trilt. Ook Mark Fosson, u weet wel die kerel uit Kentucky die vorig jaar het prima uitgebalanceerde album Jesus On A Greyhound liet aantekenen, is niet weg te denken in O´Kane muzikale leven. Hij laat O´Kane´s nieuwe CD It Don’t Hurt als een nachtkaars uitgaan met het liefdesliedje Remember This. “I wanna thrill you like I´m tryin´to win you”, klinkt het aan het eind. Man o man, maar al te graag zou ik het willen zijn die in haar armen lag. Genoeg van dat zwoele gelul! Lisa O’Kane maakt gewoon opnieuw een prima CD die geen nieuwe trends zet maar heerlijk basic klinkt.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 27 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Stephen Simmons
Album:
Something In Between
Label:
Rounder Europe
maandag 1 oktober 2007
Na zijn juweeltjes en zeer goed ontvangen CD’s Last Call, Drink Ring Jesus, en een imposant live optreden tijdens het Blue Highways Festival keert Stephen Simmons weer terug met alweer een nieuwe CD. Je moet in Nederland het ijzer smeden als het heet is, lijkt in eerste opzicht de remedie. Gelijk heeft ie. De in Woodbury, Tennessee geboren en getogen singer-songwriter bood zijn debuutalbum The Superstore al in 2001 aan via CD Baby en deed het toen vooral goed in het diepe Nederlandse Americana underground circuit. Ondergetekende kon de naakte akoestisch ingeklede liedjes, live opgenomen in een bar in het mij niets zeggende plaatse Murfreesboro, Tennessee, erg waarderen. Vooral door de tekstuele tegenstellingen, wel of niet waar gebeurd, over de diversiteit van alle geloofsovertuigingen die zijn land kent raakte mij erg. Op dat album liet Simmons ook al horen dat hij een groot bewonderaar is van Bruce Springsteen. Hij coverde op een zeer eigenzinnige manier Highway Patrolman dat afkomstig was van Springsteen’s legendarische album Nebraska. Wow, wat een dynamische stem! Ik zie mijzelf als een niet praktiserende katholiek, toch voorspelde ik toen al dat Simmons net als zijn muzikale soortgenoten Buddy Miller en Steve Earle of een Chris Knight bijvoorbeeld het zal gaan maken. De titel van Simmons derde studioalbum “Something In Between” doet de naam, zoals ik het beleef, absoluut geen eer aan. In tegen deel zelfs, Something In Between klinkt alles behalve als een tussen doortje. Sterker nog, daar waar hij met het liedje Long Way To Go, van de CD Drink Ring Jesus uit 2006, stopt sluit de opener Don’t Mind Me, van zijn nieuwe CD, naadloos aan. Zijn soepele geknepen stem brand door mij ziel. Het leven in “the wide open country” wordt messcherp onder de loep genomen, zonder ook maar één moment in clichés te vervallen. Kan ook haast niet want Simmons ervaringen tijdens zijn ontdekkingreis, vanuit het beschermde religieuze conservatieve leven naar “the real life, people, instruments and music”, blijken onuitputtelijk. Het ruige New Scratches bijvoorbeeld beschikt eigenlijk over alle eigenschappen die goede Tom Petty songs tot hits maakten. Natuurlijk is er ook plaats gemaakt voor Lost love, maar dan die van de diepste zin van de woorden dus. Luister maar eens goed naar het zinderende piekfijne We’ll See of het daarop volgende alles zeggende Long Road. “There’s poison in the blood of the people in this neighbourhood”, klinkt het. Een liefde die allang voorbij was. Alleen God mag weten hoelang dit al aan de gang was. Ook Go Easy On Me, met klevende backing vocals afkomstig van ene Jodi Haynes, is zo’n hartenbreker. Nieuw is overigens het feit dat Something In Between werd geproduceerd door Richard McLaurin (Billy Joe Shaver, Pieta Brown, Johnny Hickman en Malcolm Holcombe). Deze klasbak van een multi-instrumentalist laat mensen als David Briggs op toetsen, Ken Lewis op drums, Billy Mercer op bas en good old Al Perkins klinken als een klok. Resumerend kan ik wel stellen dat de nu vanuit Nashville opererende Stephen Simmons weer een buitengewoon overtuigende CD heeft gemaakt. Echt een aanrader voor Chris Knight, Steve Earle en Buddy Miller diehards. Ik weet het nu helemaal zeker Simmons gaat het maken.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 28 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Tom Gillam
Album:
Never Look Back
Label:
Blue Rose Records
maandag 1 oktober 2007
Hoewel Tom Gillam’s derde CD “Shake My Hand” uit 2004 in Amerika alom gelauwerd werd en hij daar met zijn band Trackor Pull in een sneltreinvaartje de Amerikaanse Americana Radio Charts besteeg, bleef het, wat mij betreft, maar erg rustig in Europa rondom deze in hart en nieren Southern rocker. Ook Nederland liet, ondanks de positieve geluiden in het Real Roots Cafe, de in South Jersey getogen songwriter links liggen. Wij riepen toen al “Tom Gillam is er helemaal klaar voor om Europa te trakteren op een knallende southern Roots rock live show”, zoals wij die al genoten hadden in the Bitter End in New York City. Gelukkig dook Gillam, in 2005, ineens op als gitarist in The Joseph Parsons Squad. Op het Take Root festival maakte Gillam daar niet alleen zijn Europees live debuut, met zijn Gretsch en bottelneck slide gitaarspel, maar hij maakte ook weer diepe indruk op mij. Soms wat prominent aanwezig, toch altijd iets toevoegend en in dienst van gaf hij daar zijn visitekaartje af dat even later ook zou doorklinken bij onze oosterburen. Het Duitse label Blue Rose Records strikte Gillam & Tracktor Pull en komt nu met Gillam’s vierde studioalbum “Never Look Back”. De titel refereert overduidelijk naar de bijna doodervaring die Gillam in maart 2006 meemaakte. “Ik ben door een hel gegaan. I zag het licht en had er al vrede mee maar onze lieve heer vond dat ik nog niet klaar was en stuurde mij terug” laat Gillam nu heel nuchter weten op zijn website. Gillam overleefde maarliefst drie hartaanvallen waarvan twee terwijl ze hem aan het opereren waren. Genoeg emotionele materiaal om over te schrijven dus. Toch klinkt “Never Look Back” alles behalve somber en aangeslagen. In tegendeel zelfs Gillam rockt als nooit te voren. De CD ligt weliswaar muzikaal in het verlengde van het pronkstuk “Shake My Hand” maar kijkt tekstueel glashelder veel meer diepte in. Het is een zeer onderhoudende plaat geworden, gedragen door een prima band. De gitaartandem Graig Simon en Gillam (slide) doen soms het Lynyrd Skynyrd geluid verbleken. Gillam’s buddy Joe Carroll produceerde en mixte niet alleen dit hoogstaand eigentijds roots rock meesterwerkje maar speelt en zingt ook een verdienstelijk deuntje mee. Achter de drumkit is broertje Mike Gillam vervangen door Dave Latimer. Samen met Tim McMaster vormen ze de strakke rhythm sectie van Tracktor Pull. De nummers swingen zorgeloos aan mij voorbij. De toon van de CD wordt in de eerste vier nummers gezet. De stevige dampende Americana rock word heel aangenaam bij de zoektocht naar Bobby Gentry (track vijf dus) tot stilstand gebracht. Gillam liet zich inspireren toen hij haar debuut LP “Ode To Billie Joe” (1967) in een tweedehandse platenzaak onder de arm sloeg. Rainbow Girl en I Ain’t Waiting, dat hij samen schreef met Nini Camps, zijn, wat mij betreft, echte radiodeuntjes. We horen daar overigens ook schitterend backing vocal werk van Joseph Parsons en Ben Arnold. Achter gitarist Graig Simon schuilt volgens mijn een prima singer-songwriter. Hij schreef niet alleen de titeltrack maar ook het wonderschone humeurige To Hell With It All. Dit laatste moeten we maar niet al te letterlijk nemen want Gillam leeft nu gezonder dan ooit. Hij dank God op de knieën dat hij deze tweede kans kreeg. “heel eerlijk, ik zou dit blijven doen al zou niemand naar mijn muziek luisteren, het is gewoon wat ik wil doen”, zegt Gillam daar nu over. Misschien heb ik een paar jaar geleden voor mijn beurt of te vroeg geroepen. Desalniettemin het tij lijkt in Europa voor Tom Gillam & Tracktor Pull te keren. Gelukkig maar wat deze sympathieke gast verdient het dubbel en dwars.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 29 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Vanessa Peters & Is Cream On Mondays
Album:
Little Films
Label:
Independent
maandag 1 oktober 2007
Als ik de diepte in wil om roots van de uit Austin, Texas afkomstige Vanessa Peters te traceren kom ik niet verder dan 2002. Wat ze daarvoor heeft gedaan weet ik niet. Dat ze de afgelopen vijf jaar stevig aan de weg aan het timmeren is, dat is mij in elk geval wel duidelijk geworden. Peters, de naam ongetwijfeld in Nederland geworteld, maakte tot dusver drie albums. De EP Mirabilandia (niet meer leverbaar) uit 2002, Sparkler (2003), Thin Thread (2004) gingen haar meest recente en nieuwe release Little Films al vooraf. O ja, voor het vergeet, begin 2006 verscheen ook nog de akoestische limited edition EP genaamd Blackout. De korte maar heftige lijst laat in ieder geval zien dat Peters pennenhouder niet vaak gevuld is. Ergens in 2001 vertrok Peters naar Italië en nam daar de EP Mirabilandia op. Met haar band Ice Cream On Mondays tourde ze de afgelopen jaren intensief door een aantal Europese landen. Het lijkt erop dat gitarist van de band Manuel Schicchi een belangrijke rol in haar professionele en persoonlijke leven speelt. Samen brachten ze de band, verder bestaande uit Juri DeLuca op bas en Alberto “Gumo” Serafini op drums, naar Amerika. Ergens einde 2005 werd Little Films opgenomen in Texas. Samen met producer en singer-songwriter Salim Nourallah heeft Peters een typische naar Sheryl Crow, Jewel en Shannon McNally, klinkende CD gemaakt. De kleine verhalen (korte films) zijn hoorbaar in studio tot stand gekomen. Ik hoor technisch prima gemixte harmony vocals lagen, genuanceerde belletjes en rinkeltjes en hoekige banjo licks in stille momenten. Die zijn er niet veel want Little Films klinkt bovenal melodieus en up-tempo. Het genre varieert van Indie Rock tot Alt Country maar brengt verder niets uitzonderlijk aan het licht. Na een paar luisterbeurten over komt het mij dat de ingestelde random stand van mijn CD speler mij achteraf pas opviel. Zegt eigenlijk al genoeg, denk ik zo. Toch een mooie positieve CD waarvan er naar mijn mening zo vele van zijn.
Jan Janssen
Artist:
Fletcher Harrington
Album:
Under The Shadow Of The San Gabriel
Label:
Lopie Records
dinsdag 25 september 2007
De eigenaardige melange van folk en rock op Fletcher Harrington’s vorige album Land Lush uit 2004 liet op mij een sterke indruk achter. De muziek die daarop te horen was verraadde nogal wat invloeden van Britse en Amerikaanse zestigerjaren folkgroepen als The Incrideble Stringband en Pearls Before Swine. Hippie rock, vooral dankzij door de sferische vocale bijdragen van Sarah Kramer. Op opvolger Under The Shadow Of The San Gabriel is ze niet meer van de partij en dat is heel jammer. Wat daardoor ontbreekt is de magie van toen en dat maakt dit album tot een gewonere, zeventigerjaren, rockplaat met invloeden uit de alternatieve countryhoek en - dit maal – uit de symfonische folk. Geregeld doet het pompende gitaargeluid me denken aan groepen als The Strawbs, zoals in het gestaag rockende Clean Desire. Fletcher Harrington zingt zijn liedteksten, die vooral over persoonlijke besognes gaan, met zijn typische vibrato en zijn meermaals op falsethoogte verkerende stem. Soms wordt dat wat te gek, zodra zingen mekkeren wordt, maar liedjesschrijven kan hij en bovendien klinkt allemaal zeer oprecht. Zolang hij pareltjes rijgt als het tastende If I Could Say Where To Begin of het kalmerende You’re Perfect, kan hij op mijn sympathie rekenen. Alleen gitarist en toetsenspeler Brit Collins is van de vorige line up nog van de partij. Hij wordt vergezeld door nieuwkomers Timothy Mullin op bas en Tim Haydu op drums en percussie. Ik zag Land Lush een tijdje na de release in de ramsj, voor een paar euro. Dat goedkope lot zal dit album ook wachten, vermoed ik. Wanneer je hem daarin tegenkomt, ben je een bofkont.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 30 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The 357 String Band
Album:
Ghost Town
Label:
Rosa Records
dinsdag 25 september 2007
Volgens de bijgeleverde biografie hebben we hier van doen met een stelletje ongeregeld. Ze dragen lang haar, tatoeages, etaleren een juiste dosis fijngevoeligheid over dood en verderf, duivel en hel en maken door amfetamine aangedreven muziek uit de bergen van Wisconsin (als ze die tenminste daar hebben). Moeten we hierom alleen al op onze qui-vive zijn voor The. 357 String Band? Welnee, niet voor dat signalement, wel voor hun 13 punkabilly/bluegrass liedjes, die erin gaan als gras in een koe. Ik zeg erbij dat ze niet onmiddellijk goed verteren, maar met genoeg herkauwen wordt zeker en vast de smaak van de fijnproever gekieteld. Immers, aan de instrumentale perfectie van de spelers ( Jayke Orvis: mandoline, wasbord, zang; Joe Huber: banjo, zang; Derek Dunn: gitaar, zang en Rick Ness: staande/slaande bas) de k(n) auwende zangpartijen van de heren en het goedgemutste gruwelsfeertje in het tekstgedeelte, valt niet te ontkomen. Veel liedjes gaan er als een speer van door, zoals Pig In A Pen, Thank You en Shotdown die hoge snelheidspieken bereiken. Pas bij het negende nummer Stillest Hour wordt het de luisteraar gegund op adem te komen, om daarna opnieuw - hi ha - flink opgejaagd te worden in Riot Act. In vergelijking met de psychotische stijlgenoten als Th’Legendary Shack Shakers (wiens voorman JD Wilkis co – producer was) houdt The. 357 String Band het overal lekker melodieus. En in tegenstelling tot wat de bijsluiter ons wil laten geloven, in ieder geval braver en beschaafder. Lekkere grasplaat. Of het live ook allemaal in orde is, kan gecheckt worden op het Take Root festival van 6 oktober aanstaande in Groningen. Ik denk van wel.
Huub Thomassen Artist:
Eilen Jewell
Album:
Letters From Sinners & Strangers
Label:
Signature Sounds
maandag 17 september 2007
Met Letters From Sinners & Strangers, haar tweede album na het in 2005 in eigen beheer verschenen Boundary Country, zal Eilen Jewell ongetwijfeld hoge ogen gooien bij liefhebbers van Gillian Welch, Toni Price en de vroege(re) Lucinda Williams. Prachtliedjes, prachtstem, prachtexemplaar, prachttalent. Deze 27 jarige, in Boiste, Idaho geboren dame, snoof in haar jeugd de muziek op van Bessie Smith, Billie Hollidy, Howlin’Wolf en Bob Dylan. Ze leerde gitaarspelen, trok naar Santa Fe, New Mexico, alwaar ze in bars en op markten optrad, om vervolgens in Los Angelos te belanden, haar huidige woonplaats. Wat in de muziek van deze singer-songwriter zo sterk doorklinkt is de onbevangen, onnadrukkelijke sfeer waarmee ze de songs heeft weten vast te leggen. Dat komt, naar mijn smaak, met name door haar losse, bijna achteloze manier van zingen, dat juist door het donkere sexy timbre van haar stem, op niet te weerstane wijze de aandacht trekt. Dat haar zang zo prominent uit de verf kan komen, is zonder twijfel ook toe te schrijven aan haar voortreffelijke begeleidingsband. Prachtige open akkoorden, met de transparanter dan transparant spelende gitarist Jerry Miller en een vol toewijding acterende ritmesectie met Johnny Sciascia op contrabas en Jason Beek op drums. Een album met zeven volwassen eigen composities, die allen in essentie teruggaan naar de wortels van klassieke countrytunes, swing folk, blues en oude rock & roll, voortreffelijk worden uitgevoerd, met het intrieste liefdeslied ‘In The End’ als een van de absolute hoogtepunten. Maar er zijn ook een aantal geweldig uitgevoerde covers te beluisteren, waaronder ‘Walkin Down The Line’ van Bob Dylan, ‘Dusty Boxcar Wall’ (voortreffelijk ‘rollend’ gitaarwerk) van Eric Anderson en het lekker zinnenprikkelend gezongen ‘Thanks A Lot’ van Charlie Rich. ( à la Williams vroeger). Letters From Sinners & Strangers is een niet te missen dijk van een plaat, van een geweldige aanwinst in het americana gebeuren.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 31 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Jeffrey Halford And The Healers
Album:
Broken Chord
Label:
Shoeless Records
maandag 17 september 2007
De sympathieke singer-songwriter Jeffrey Halford heb ik persoonlijk mogen ontmoeten toen wij een paar nachten in zijn stad San Francisco verbleven. Hij liet ons zijn favoriete surfplek zien (net even onder de Golden Gate bridge) en reed ons, in zijn SUV, naar plekkies die de gemiddelde toerist nagenoeg nooit zal vinden. Ik denk daar nog altijd met veel plezier aan terug. Muzikaal gezien liep ik Halford echter al negen jaar geleden tegen het lijf. Zijn debuutalbum Kerosene vloog aan de Roots minnend Nederland helaas voorbij. De opvolger Hunkpapa lande wel in Nederland en werd bovendien meteen zeer goed ontvangen. Bij het verschijnen van het twee jaar geleden verschenen Railbirds zag het er zelfs naar uit dat Halford aan de vooravond van een grote Europese doorbraak stond. De positieve kritieken waren niet uit de lucht gegrepen. Nu zijn nieuwe Broken Chord voor mij ligt verbaas ik mij eigenlijk waarom het er toch niet van gekomen is. Daarop terugkijkend heeft Halford de oversteek naar het Europese vasteland, de afgelopen jaren, nog niet één keer gewaagd. “Mijn CD’s worden onvoldoende onder de aandacht gemaakt. Een Europees label vinden lijkt nootzaak. Daar komt nog bij dat ik niet echt een booking agency kan vinden die de zaakjes voor mijn kan of wil regelen. In de bay area is dat allemaal piekfijn geregeld voor mij.”, laat de voormalig klusjes man mij weten als ik hem vraag wat de reden daar nu van is. Het toch allemaal wat, maar zijn relaas komt mij zeer bekent voor moet ik zeggen. Jeffrey Halford barst ook op Broken Chord van veelzijdigheid en muzikale fantasie. Hoewel ook een groot deel valt toeschrijven aan zijn fantastische begeleidingsband, die zich The Healers noemen, zet Halford zijn groei als singer-songwriter voort. De namen van de The Healers bestaande uit Paul Olguin op bas, Rich “Goldy” Goldstein op gitaar en Jim Norris mogen dan ook niet ontbreken in dit verslag. De heren patsen er hier en daar flink oplos. Halford heeft voor deze gelegenheid ook weer een aantal gastmuzikanten weten te strikken. Augie Meyers (Los Super Seven en Bob Dylan) op toetsen is weer van de partij. Jelly Roll Johnson (Malcolm Holcombe), co producer Bruce Kaphan (John Lee Hooker) op ondermeer slide gitaar en Skip Edwards (Sunny Sweeney) op toetsen in de rocker Running Crazy en in de berustende ballade 10 Minutes zorgen ervoor dat The Healer tandem niet op drift raakt. Tussen het open met het imposante Dead Man’s Hand en sluiten met het knagende Two Kings verslapt Broken Chord geen moment. De rust momenten komen precies wanneer je denkt dat je ze nodig hebt. Louisiana Man is er zo eentje. Ja, daar ga ik voor! Nu maar hopen dat het niet alleen bij positieve kritieken blijft. Jeffrey Halford & The Healers mogen, wat mij betreft, niet ontbreken op Blue Highways 2008. Tenminste, als ze daar hun slogan “muziek van buiten de bewandelde paden” nog steeds serieus nemen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 32 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Volatile Baby
Album:
Backroads
Label:
Synthetic Fur
maandag 17 september 2007
Voor het maken van hun tweede CD ‘Backroads’ werd het vocale damestrio Volatile Baby uit North Carolina flink geïnspireerd door hun collectieve betrokkenheid bij de musical ‘Wildwood Flowers’, een theatervoorstelling over de grondleggende betekenis die The Carter Family met hun liedjes uit de mountains heeft gehad voor genres als soul, blues en americana. Vandaar dat acht van de elf songs op ‘Backroads’ afkomstig zijn van The Carter clan en daartussen zit natuurlijk ook ‘Ring Of Fire’ van June Carter en Johnny Cash. Toch is het geen eerbetoon aan hen alleen, want ook Huddie Ledbetter’s ‘Cotton Fields’ en Ola Belle Reed’s ‘I’ve Endured’ (genre-exponenten pur sang), worden door de dames gloedvol vertolkt. Het drietal, te weten Gina Stewart (gitaar, banjo, autoharp), Allison Modaferri (piano, accordeon, gitaar) en Brenda Gambill (viool, percussie, harmonica) beheersen de instrumentale kant uitstekend, maar hun belangrijkste wapen is natuurlijk de veelstemmige zang, die geregeld voor kippenvel zorgt. Gastspeler Don Dixon typeerde de vocale kwaliteiten van Volatile Baby als een kruising van The Carter Family en The Roches. Steun kreeg de groep bovendien van David Childers, enkele leden van zijn begeleidingsgroep The Modern Don Juans en June’s dochter Carlene Carter. Door in de studio met elkaar letterlijk een vertrouwelijk kringetje te vormen, werd de juiste sfeer geschapen om de elf oude maar tijdloze liedjes op ‘Backroads’ zonder opsmuk, liefdevol vast te leggen. Al in 2006 kwam van Volatile Baby het door Don Dixon geproduceerde ‘Traveling Light’ uit. In de slipstream van ‘Backroads’ is het daarom niet onlogisch om en passant hierop de aandacht te vestigen. Ofschoon wederom de zangharmonieën van de dames domineren en ook nu stevig uit de rijke traditionele wortels van de mountain muziek wordt geput, klinkt dit album door de bredere benadering en de ervaren hand van Don Dixon, veel toegankelijker. De composities, in casu ‘Imagine’ van John Lennon, bezitten vaker een poprockkarakter en de zanglijnen doen soms denken aan de nachtegalen van Hazeldine en Pussycat (jawel). Carlene Carter horen we in ‘50 Miles of Elbow Room’ dat een jaartje later in exact dezelfde uitvoering terecht zou komen op ‘Backroads’. Wie verzot is op prachtig gezongen folk liedjes uit heden en verleden, kan zijn of haar hart bij Volatile ophalen.
Huub Thomassen
Artist:
Dan Janisch
Album:
Medicine Man
Label:
Green door Records
zaterdag 1 september 2007
Zo nu en dan krijg je een album in de schoot geworpen, dat ogenblikkelijk betovert. Direct draai je het daarom opnieuw. En nog eens en nog eens, net zolang tot de plaat je helemaal te pakken heeft genomen. Dat nu gebeurt je gegarandeerd met Medicine Man van Dan Janisch uit Californië. Zeker zeven van de negen softe folkrock liedjes zijn van een oorverblindende schoonheid. Zulke fraaie kleine liedjes, voorzien van prachtige warme (bijna) akoestische klanken, waaruit zoveel intense gevoelens spreken. En dan die stem van hem. Een gevoelige, hese, met braampjes behepte tenor, die kleuring geeft aan zijn verschillende stemmingen, al is de grondstemming vooral donker. Een van melancholie doortrokken album is het, dat je soms doet krimpen van genot, omdat het geen moment deprimerend wordt. Daarvoor bezitten de melodierijke, haast filmische liedjes over zijn persoonlijke (liefdes) ervaringen te veel ironie. Uitzondering hierop is misschien het adembenemende nummer The Strongest Man (that ever lived) waarin een man zijn gevecht met te hoge zelfopgelegde verwachtingen uiteindelijk beslecht, door zichzelf van 4 hoog naar beneden te kieperen. Tragisch, maar zo’n prachtig liedje. Dan Janisch heeft alles zelf geschreven, ingespeeld en gearrangeerd. Je hoort een breed scala aan instrumenten, die gedoseerd en kraakhelder in het totale geluidsbeeld zijn terechtgekomen. Akoestische en elektrische (slide) gitaren, piano, banjo, glockenspiel, mondharmonica en (veeg) drums. Zelfs een melodica laat hij mooi jodelen, terwijl ik toch tegen jodelen ben. Droomdebuut dat het verdient op menig jaarlijstje teruggezien te worden.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 33 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Hyacinth House
Album:
Black Crows' Country
Label:
Independent
zaterdag 1 september 2007
Het is nu op de kop af drie jaar geleden dat ik, via e-mail, kennis maakte met de uit Zweden afkomstige singer-songwriter Mack Johansson. Johansson wilde in ons Café solo optreden verzorgen niet wetende dat het een virtueel café betrof. Dit laatste heeft zich, zoals van jullie allemaal wel weten, langzaam verder ontwikkeld. De gebroeders Mack en Fredrik Johansson mogen gezien worden als de kopmannen van de uit het klein visserplaatsje Västervik afkomstige formatie Hyacinth House. Distributiemaatschappij Bertus Benelux zette, begin 2006, het door hun zelf uitgebrachte ongetitelde debuutalbum in de Nederlandse CD rekken. Direct bij de eerste luisterbeurt was voor mij al duidelijk dat deze band, hoe dan ook, zou spelen op het tienjarige verjaardag feestje van het Real Roots Cafe. In de aankondigingen van het Roots @ Roepaen Festival staken wij dit dan ook niet onder stoelen of banken. Bijzonder trots, schreeuwden we van de daken en net voor hun grote internationale doorbraak plaatsten wij de band op het grote podium op de binnenplaats van het Landgoed Roepaen kloostercomplex. Tijdens hun indrukwekkende show creëerde de band een messcherpe eigentijdse variant op het alternatieve Roots muziek genre. Mack en Fredrik Johansson, Andreas Berg, Peter “Peps” Norén, John Nyberg en de charmante Celliste Kristina Löestedt stalen de muzikale harten van het aanwezige festivalpubliek. “Het beste wat wij de afgelopen jaren live aan het werk gezien heb” lieten een paar bezoeker ons, via e-mail, weten. Dat kietelt kan ik u vertellen, daar deden wij het per slot van rekening voor. Die verwachte grote internationale doorbraak is er echter niet gekomen. Voor de echte fijnproevers onder ons heel misschien eigenlijk best wel goed zo. De band, die de naam overigens dankt aan het door Jim Morrison (The Doors) geschreven gelijknamige liedje, komt nu met de tweede CD genaamd Black Crows Country. De oplettende Real Roots Cafe luisteraars en lezers konden al maanden meeliften in de voortgang en ontwikkeling van deze glasheldere nieuwe productie. Op MySpace werden namelijk regelmatig nummers van dit nieuwe album geplaatst. De track Road To Flowers werd al snel aangeprezen als Champions League niveau. Nu heb ik de laatste tijd niet zo veel meer met die voetbalmiljonairs, maar een ding is zeker Hyacinth House levert opnieuw een smaragd van een plaat af. De Roots @ Roepaen bezoekers hebben live versies zoals de opener Rosewood Country Club, Black Crowes Country en Pete La Las al in hun oren geknoopt. De ijzersterke lijn van het vorige album wordt niet alleen doorgetrokken maar men doet op Black Crows Country er nog een schepje bovenop. Probeer maar eens twee seconden stil te zitten bij het beluisteren van de titeltrack Black Crows Country? De akoestische gitaar als locomotief en met een blazende (?) elektrische gitaar en Banjo wordt het beschouwende European Rails in gang gezet. Het Roepaen galmende bluesy Whisky Nights sluit naadloos daarbij aan. Alle nummers zijn geschreven door de gebroeders Johansson’s hier en daar steekt ook gitarist Andreas Berg zijn muzikale nek uit. Zo laat hij de track Pete La Las er als een speer vandoor gaan. Ook blikvanger en het exploderende Two White Men In A Black Car heeft hij erg fraai in de steigers gezet. Het Hyacinth House geluid zit bomvol met hightech kunsten zonder ook maar één moment de basiselementen van de “Real Roots” muziek aan te tasten. Hierdoor ontstaat er muzikale mengelmoes van het allerbeste wat ooit Calexico, 16 Horsepower, The Doors en Whiskeytown voor elkaar frutselden. Hoewel de vergelijkingen major klinken lijkt het erop dat Hyacinth House, juist muzikaal gezien, geen concessies wenst te doen om ooit een major band te worden. De potentie en zeggingskracht zijn er zeerzeker, maar Hyacinth House wil klinken, en vooral blijven klinken, als Hyacinth House. Mijn woorden onvoorstelbare, ongrijpbaar en fonkelende muziek blijven staan. En aan mijn stelling dat deze doortastende, broeierige, en kraakheldere klanken per definitie geschikt zijn voor een grotere menigte blijft ook overeind. Chapeau, 2007 top 10 CD.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 34 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ian Siegal
Album:
Swagger
Label:
Nugene Records
zaterdag 1 september 2007
Voor sommige mensen in Nederland is de in het diepe zuiden van Engeland geboren en pas zesendertig jarige bluesman Ian Siegal inmiddels al een held. Dat komt misschien wel door het feit dat de verhalen de ronde doen dat Siegal wel eens een gereïncarneerde muzikant zou kunnen zijn van een in de jaren zestig veel te jong overleden bluesgigant. Siegel was nog een kleuter toen Howlin' Wolf stierf en was een opgroeiende puber toen bijvoorbeeld ook Alexis Korner en Muddy Waters besloten bij Peterrus aan de poort te kloppen? Ik geloof wel maar in dit soort dingen? Op zijn website zegt Siegal daar zelf over “I cannot remember not knowing about Muddy Waters, even as a child. His music and that of Howlin' Wolf have been a huge influence on me.” Tja, hoe je het ook bekijkt bovengenoemde helden hebben echt iets teweeg gebracht in het blues genre. Hoewel opgegroeid met staat Siegal daarentegen, wat mij betreft, pas aan het begin van dat wat misschien iets heel moois kan worden. Landgenoten die Siegal’s CD’s Standing In The Morning en Meat & Potatoes al hebben beleeft zien in hem één van de grootste blues ontdekkingen die de afgelopen jaren gedaan zijn. Dit laatste is niet geheel onterecht. Ook ik heb de magical mystery tour, op het puntje van mijn stoel, enorm genoten. Op Siegal’s website blijft hij vaag over het bestaan van werkelijke debuutalbum genaamd Picture Postcards. Opmerkelijk genoeg, is dit album onopgemerkt aan het Europese vasteland voorbij gegaan. Of Siegal’s nieuwe release Swagger zijn derde of vierde release is maakt mij niets uit, ik weet in ieder geval zeker dat fans weer helemaal in hun nopjes zullen zijn met dit keurig in de verf gezette album. Na een flink aantal luisterbeurten, waarin zijn alom bekende doorleefde gruizige stem en pure bluessoul muziek van de Engelsman natuurlijk een belangrijke rol spelen, komt ik alvast tot de conclusie dat Siegal een kleine niet onbelangrijke zwaai maakt naar een groter luisterpubliek. Liedjes als het grappig funky klinkende Groundhog Blues, van John Lee Hooker, en het door ene Ripoff Raskolnikov geschreven Horse Dream, zowel de Western als de Swamp versie, blijven meteen hangen. Siegal treft mij diep in mijn hart met het door merg een been kruipende Mortal Coil Shuffle. Little Richard maakte het liedje I Can't Believe You Wanna Leave ooit groot. Siegal tovert het om in een eigentijdse New Orleans R&B groove. Het door Don Covay geschreven en wederom door Little Richard’s tot hit gemaakte I Don't Know What You Got zal menig Ellis Hooks en Eddie Hinton fans over de streep trekken. Met het letterlijk en figuurlijk toegesproken humeurige Curses en de country ballad Let My Love word enigszins verrassend afgesloten. Met name doordat Siegal oude Blues stijlen zoals o.a. Memphis en Country blues weet te voorzien van een eigen specifiek geluid zal hij, naar verwachting, veel nieuwe toehoorders aan zich gaan binden. Waar Ian Siegal zijn inspiratie ook vandaan heeft weten te halen, zijn nieuwe CD Swagger blijft maar groeien naar mate ik hem meer beluister. Dat beloofd wat!
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 35 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Jim Armstrong
Album:
Mudtown
Label:
Independent
zaterdag 1 september 2007
Johnny Jordaan en Tante Leen bezongen hun geliefde stad Amsterdam. Mooi was die tijd, waarin Amsterdam bezongen werd en in de etalage gezet werd als het bruisende middenpunt van Nederland. Dit alles natuurlijk met als uitgangspunt de Jordaan. Maar Amsterdam is Amsterdam allang niet meer. De wereld draait door en dat slaat, wat mij betreft, letterlijk en figuurlijk op onze hoofdstad vandaag de dag. Zover ik kan waarnemen geld voor de in Toronto gezetelde Jim Armstrong zo ongeveer hetzelfde als onze zeer gewaardeerde Nederlandse iconen. Armstrong is een zeer gewaardeerd en bemind muzikant in zijn stad en zo te horen snap ik ook wel waarom. Zelf ben ik nog nooit in deze stad geweest maar op zijn debuutalbum Mudtown voel je het leven in downtown Toronto waar Armstrong altijd zijn hond uitlaat. Hij doet dit overigens op een zeer eigenzinnige en eigentijdse manier. Erg moedig bezingt hij de veranderingen in zijn stad met al zijn ups en downs. Niets maar dan ook niets verbloemend. Gewoon over mensen die ondanks hun erbarmelijke leefomstandigheden menselijk blijven. Zelf zegt hij daarover “Life can be dirty, rough and mean, but there's a breed of people who struggle against the grind and somehow keep their humanity. They don't get hard, like the city, and that's what makes Mudtown liveable.” Zijn melodieuze recht voor s’en raap muziek en stem lijken in eerste instantie veel op die van de in Nigeria geboren maar nu vanuit Australië opererende erg populaire singer-songwriter James Reyne. Armstrong etaleert zich niet alleen al een kundig singersongwriter maar ook als een fraai multi-instrumentalist en producer op deze plaat. Ondanks zijn enorme muzikale inbreng laat hij bijvoorbeeld backing vocalisten Rob Maurin, Debbie Shessel, Amer Diab, Jennifer Claveau magnifiek excelleren in het aangrijpende Hole In His Heart. Mooie radio songs zijn ondermeer She Spins Around en het teerhartige I’m Coming Home. Naar eigen zeggen staat de titeltrack er zelfs twee keer op. De Mudtown remix, dat de naam Oxygen Kiss meekreeg, laat horen dat Jim Armstrong uitpuilt van talent. De man houd van zijn stad, vrienden en bekenden en dat zullen er in de toekomst alleen nog maar meer worden. Deze pure rock ‘n’ roll adrenaline kick, van bijna een uur zal het bijzonder goed doen bij mensen die Steve Earle en Bob Seger graag hoorden in hun respectievelijk The Hard Way en Live Bullet tijden.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 36 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Last Train Home
Album:
Last Good Kiss
Label:
Corazong Records
zaterdag 1 september 2007
Het is nu precies vier jaar geleden dat ik voor het eerst kennis maakte met de muziek van The Last Train Home. De vierde CD Time And Water, van deze uit Washington D.C. afkomstige country rock formatie, kwam in die tijd van het, daar hebben we hem weer, kei goede Duitse label Blue Buffalo Records. Dit voornamelijk in de buitenlandse media geprezen vijfsterren album zorgde er al snel voor dat eerder verschenen CD’s, als het ongetitelde debuutalbum, True North en Travelogue, respectievelijk uit 1999, 2000 en 2002, overgevlogen werden vanuit de States rechtstreeks in mijn CD speler. Kort daarna volgden het aangenaam zonnige Holiday en de “No Risk Disc” Bound Away. Alles draait rondom de in California geboren maar in D.C. groot gebrachte front man Eric Brace. Hij was of is geloof ik nog steeds muziekjournalist voor The Washington Post. Midden jaren tachtig vormde hij samen met broer Alan een pop new wave act. Later ontmoete hij bassist Jim Gray, drummer Martin Lynds, gitarist Steve Wedemeyer en Jen Gunderman op toetsen. Dit vijtal mag dan ook gezien worden als de locomotief van Last Train Home. Daarnaast maakt men gebruik van een legio piekfijne muzikanten die de muzikale inhoud van Last Train Home tot grote hoogte laat stijgen. In Nederland heeft de band jammer genoeg nog niet echt potten kunnen breken. Daar zou, met de nieuwe release Last Good Kiss, wel eens verandering in kunnen komen. De CD komt namelijk uit op het in Heemskerk gevestigde CoraZong Records. Dit goddelijk warme label, dat onlangs ook singer-songwriters Alastair Moock, Krista Detor en William Hut in Nederland op de kaart zette, schiet naar mijn bescheiden mening midden in de roos met deze nieuwe Last Train Home release. Last Good Kiss klinkt weer fantastisch en overstijgt de toch al hoog gespannen verwachtingen van mij. De songs en muzikale variatie blinken werkelijk van de CD. Luister naar het heroverwonnen liedje Flood dat eigenlijk op Time And Water (2003) terecht had moeten komen. Brace “het liedje was toen nog niet rijp genoeg”. Midden op CD staan de drie tracks Go Now, May en You. Eric Brace stem en de lome humeurige sound heeft daar veel weg van Philly singer-songwriter Joseph Parsons. Let ook eens op detail in het liefdesliedje I’m Coming Home. Dat speelse leeg glas tikje doet wonderen. Het gereïncarneerde Kissing Booth, met reggea feel en geknepen trompetje van Kevin Cordt, en het tropicalia liedje The Color Blue sluiten het officiële gedeelte van deze prachtige CD af. Last Train Home weet hoe een je luisteraar moet verwennen. Drie bonustracks dus. Ik krijg kippenvel van de door Bob Dylan en Rick Danko geschreven cover This Wheels On Fire. Ja, ja daar ze is weer Alice Despard. Despard’s re-release Samsara viel mij vorig jaar ook al op. Ik mag mij, op muzikaal gebied, gerust een expert noemen van The Last Train Home. Ik hoop dat dit niet het laatste kusje is van deze verschrikkelijk in het oogspringende band. Waarom staat zo’n band niet op het Take Root festival 2007, vraag ik mij nu in eens af? Roots @ Roepaen 2008 misschien? Wie weet.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 37 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Sam Baker
Album:
Pretty World
Label:
Independent
zaterdag 1 september 2007
De debuutplaat van Sam Baker ‘Mercy’ was in 2005 voor degene die de singer/songwriter een warm hart toedraagt, een grote verrassing. Een magnifiek aantal levensechte liedjes, sober maar krachtig op muziek gezet, prachtig vertolkt door diens schraperige doorleefde stem en weifelende manier van zingen. Het aantal van 12 songs op opvolger ‘Pretty World’ is, wat mij betreft, nog hoger in te schalen dan ‘Mercy’. Weliswaar van hetzelfde niveau als op ‘Mercy’ zijn de sublieme schilderingen van de vele kleurrijke personages en situaties uit zijn (bereisde) wereld. Maar nu bezitten de melodieën nog mooiere wendingen en hebben de arrangementen een grotere inventiviteit. Allemaal dankzij het uitgekiende maar o zo sensitieve gebruik van een groot instrumentenarsenaal met harmonica, pedal steel, akoestische/ elektrische bas, viool, mandoline, elektrische gitaar, accordeon, pumporgel en (spaarzame) drums en door het subtiele spel van zijn zeskoppige band. Ook de hulp van klasbakken gastmuzikanten onder wie Lloyd Maines, Fats Kaplan en Gurf Morlix droegen daar aan bij. Pretty World is een verzameling hoogstaande muzikale portretjes. Daarom geen uitschieters, maar toch verdienen er een paar liedjes extra aandacht. In Orphan wordt de refreintekst van traditional ‘Swing Low Sweet Chariot’ met veel gevoel ingepast, vormt Stephen Foster’s ‘Hard Times Come Again No More’ de geweldige opmaat van Odessa en is het gebruik van ‘Jacobs ladder’, nog zo’n mooie traditional, in Slots onovertroffen door de bezielde manier waarop dat samen wordt gezongen. Om maar helemaal stil te vallen van de schoonheid van het titelnummer, dat ook nog eens – in een andere hoedanigheid - het weergaloze slotakkoord blijkt. Over een prachtplaat als deze, valt elk woord te mager uit. Zwijg en luister naar deze nieuwe standaardplaat in het rustige folk genre.
Huub Thomassen
Artist:
Wrinkle Neck Mules
Album:
The Wicks Have Met
Label:
Blue Rose Records
zaterdag 1 september 2007
Een aantal jaren geleden was ik onder weg van Williamsburg naar Charlottesville. Tijdens deze rit hoorde ik ineens een voortreffelijk countryliedje op een lokaal radiostation. De DJ had het over “No Consololation” Niet wetende of het de naam van een band of liedje betrof bleek het, bij aankomst in de Blue Ridge Mountains, de titel te zijn van de openingstrack van het debuutalbum van The Wrinkle Neck Mules genaamd Minor Enough. De band bleek in de omstreken van Washington, Charlottesville en Richmond razend populair zijn. Volgens suikeroom Dave Matthews, afkomstig uit diezelfde regio, zou de band het helemaal gaan maken. Vorig jaar verscheen hun twee album Pull The Brake. We stelde toen vast dat The Mules de oversteek naar het Europese vasteland nog niet gewaagd hadden. We stelden toen ook vast dat The Mules bloed echte wereldse Alt Country muziek maken en dat het liedjesschrijvers duo Chase Heard en Andy Stepanian stationair vindingrijke composities samenstelden. “een echte Blue Rose Records band” riepen we toen. Het heeft enige moeite gekost maar de undercover lobby heeft, naar nu blijkt, zijn vruchten afgeworpen. De nieuwe CD, genaamd The Wicks Have Met, van The Wrinkle Neck Mules is nu dan toch eindelijk verschenen op dit prachtige Duitse independent Blue Rose Records label. Wie de vorige albums al in bezit heeft zal niet ontgaan dat The Mules opnieuw een geniale langspeler hebben gemaakt dat heerlijk in het verlengde dobbert van voorgaande albums. De dertien liedjes dansen moeiteloos aan mij voorbij. Opmerkelijk vind ik de opener Bells & Whistles, Cadillac Limousine en Swagger & Honesty. The Mules zijn muzikaal nog verder gegroeid. Wie wel eens in Virginia rond gezworven heeft weet dat de thema’s die de heren, ook op The Wicks Have Met, aansnijden uiterst gevoelig liggen in deze overwegend conservatieve staat. Ondanks het feit dat drummer Blake Gayle en bassist Matt Pierson zijn vervangen door respectievelijk Stuart Gunter en Brian Gregory vindt ik The Wrinkle Neck Mules een pure aanwinst voor de Europese Alt Country markt. En dat laatste schrijf ik niet omdat ik daar een rolletje in heb gespeeld maar puur uit passionele liefde voor het betere Alt Country werk van het moment. Daarom wil ik afsluiten met de befaamde woorden die uitsluitend opgaan bij The Wrinkle Neck Mules “I did hear the ghost of Tomas Jefferson again and again” wees gerust dit is geen tekstueel Wrinkle Neck Mules citaat, maar je voelt het gewoon.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 38 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
AM
Album:
Soul Variations
Label:
Independent
maandag 20 augustus 2007
De nu in Los Angeles woonachtige singer-songwriter AM maakte twee jaar geleden al het opmerkelijke debuutalbum genaamd Troubled Times. De in Tulsa, Oklahoma geboren songwriter verhuisde op dertien jarige leeftijd naar Mandeville, Louisiana. In deze voorstad van New Orleans studeerde hij filosofie en absorbeerde het leven in New Orleans. Toen AM naar Los Angeles verhuisde was het niemand minder dan Gary “Mad World” Jules die hem stimuleerde zijn muzikale bedenksels verder uit te diepen. De karikaturen die hij observeerde in ondermeer New Orleans kregen vorm en droegen allen bij aan de inhoud van AM’s debuut Troubled Times uit 2005. Via allerlei omwegen ligt nu AM’s nieuwe album Soul Variations voor. De CD opent met een terugblik op een verloren liefde. “I was your stepping stone, and I knew” klinkt het in melodieuze Stepping Stone. Even later schommelt het “All around me now there is nothing but pain” in Live A Lie. AM doet mij dan ineens denken aan Neal Casal. De relatieproblematiek wordt in AM’s teksten zorgvuldig onder de loep genomen maar hebben ook iets tweeslachtigs. Hierdoor zouden liedjes als We Will Remain en Everybody’s Jesus voor tweeërlei situaties uit te leggen zijn. Hebben we hier te maken met een vingerwijzende politieke ondertoon of gloort er hoop in een passionele liefdesrelatie? In mijn zoektocht naar het antwoord laat de artiest het volgende weten; "I try to write songs that can be applied to different situations so the listener can be free to interpret the songs and not be restricted by what I "intended." Many of the songs off the album could be about politics, but could also be about personal relationships. I've never really felt the two are that different. Business, politics and personal relationships all deal with the same fundamental qualities: love, passion, power and sometimes evil.” Okay, ik vat hem. De duidelijk op een breder publiek gerichte muziek van AM is slim en vooral open geproduceerd. De lekker laidback ambiance voelt warm en vriendelijk aan en heeft toch een wat ironische inslag. De naam van Neal Casal is al gevallen maar ook die van Jeff Buckley en de meer hedendaagse verwijzingen naar Daniel Powter, Jesse Malin en Luke Doucet mogen niet ontbreken, als ik toch aan het categoriseren sla. Soul Variations (variërende ziel) van AM doet dat wat hij al aankondigt. Of mijn bespreking u zal overtuigen zal dus voor een groot deel afhangen in welke situatie u deze CD gaat beluisteren. Ik adviseer wat tijd en rust te zoeken. Soul Variations varieert ruim voldoende om toch bij de les te blijven.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 39 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ben Reel Band
Album:
New Horizon
Label:
Independent
maandag 20 augustus 2007
Onlangs meerdere malen door mijn oren laten suizen en voor het eerst kennisgemaakt met de muziek van Ben Reel. Zijn nieuwe CD heet trouwens, heel toepasselijk, New Horizon. Reel kwam vorig jaar nog met U People en een aantal jaren gelden al met Sweet Victory (2004), Lost In a Haze” (2001), een EP genaamd Exorcise Me en This Is the Movie uit 1999. Bepaald geen nieuwkomer dus. Singer-songwriter Ben Reel is geboren in Silverbridge, South Armagh maar opereert nu vanuit Castleblayney Co. Monaghan in Ierland. Reel begon zijn muzikale carrière in een band genaamd Trim The Velvet. In Reel’s biografie staat te lezen dat het een legendarische band was. Ik was eigenlijk wel nieuwsgierig naar hoe legendarisch dat wel niet was. Bij mijn zoektocht loop ik inderdaad tegen een Irish Ceilidh Traditional Band aan maar volgens mij heeft deze formatie weer niets te maken met Ben Reel. Maar goed, nadat de leden van Trim The Velvet besloten uit elkaar te gaan, begon Ben Reel zijn eigen liedjes te schrijven. Buiten dat deze storyteller over een prima warm stemgeluid beschikt, denk aan Ad Vanderveen, pent hij ook aansprekende liedjes die zo nu en dan ook echt aangrijpen. Ben Reel wordt op New Horizon begeleid door een prima uitgebalanceerde band. Ronnie O'Flynn op bas, Michael en Gerald Black op respectievelijk drums en gitaar Micky Mc Carney elektrische gitaren en John Mc Cullagh op toetsen zullen u waarschijnlijk niets zeggen, maar het zijn toch een paar namen die u zou moeten onthouden. Ook de relatief onbekende engineer en producer Tommy Flack creëert een mooi samenhangend geluid. Zo ontstaat er door de bank genomen clean en braaf geluid dat bijna risicoloos zijn tijd uitdraait. Ik wil het woord easy listening niet in de mond nemen maar het lijkt er wel op dat Reel vooral toegankelijk wil klinken. Daar is op zich niets mis mee maar daarmee creëert hij wel zijn eigen valkuil. Nummers als When Will We Ever Be Free en uitgerekend de titeltrack van dit album zouden om die reden wel eens flink in duigen kunnen vallen bij u. Deze composities treden namelijk flink buiten de geplaveide paden en staan in schril contract met een liedje als Hell In Ur Own Head bijvoorbeeld. De Ben Reel Band toon klinkt daar naar een klassieke Dire Straits (Money for Nothing) groove. Neemt niet weg dat een song als Orbit (One Upon A Time In The West?), For U & I en het daarop volgende Frightening toch heerlijk boven het gemiddelde weer uitstijgen. Mooie verhelderende Rootspop plaat die maar weer eens aantoont dat er nog heel veel te ontdekken valt aan de nieuwe horizon.
Jan Janssen
Artist:
Dave DeSmelik
Album:
Unheard Of
Label:
Independent
maandag 20 augustus 2007
Dave Desmelik houdt ervan om dingen op te sommen. Althans als ik zijn autobiografie er op nasla dan lees ik vooral met wie hij zoal liedjes heeft geschreven, wat de carrièrehoogtepunten waren en voor wie hij zoal geopend heeft en gespeeld heeft. Over waar deze nog jong ogende en talentvolle singer-songwriter zijn wortels heeft liggen blijft de info vaag. Alles wat ik u kan vertellen is dat hij opgroeide in Alpharetta, GA en al vanaf high school al liedjes schreef en parallel daaraan ook gitaar leerde spelen. Pas toen hij naar Flagstaff, Arizona verhuisde namen zijn carrière plannen serieuze vormen aan. That’s it! Tot dusver maakte Desmelik vier independent CDs, Move On uit 1998, Have Another uit 2001, Afterthoughts 2003 en When Your Eyes Are Closed uit 2005). Zonder te weten hoe deze albums geklonken hebben stel ik voor om u door zijn nieuwe CD Unheard Of te loodsen. Om u een indruk te geven over de richting die ik met u opga moet u vooral aan landschappen denken die het Folkrock en Alt Country genre vertegenwoordigen. Uncle Tupelo band gevoel, balsturig als Jay Farrar en storytelling als Willy Vlautin (Richmond Fontaine) dat is wat mij persoonlijk bekruipt. Samen met Gary Wiley op bas en Richard Foulk achter de drumkit begeven we ons in een minimaal geproduceerde omgeving die vooral piekt in nummers als de opener Loud And Clear, You’re Come So Fare en het folky radio vriendelijk Ebens Cove. Met de woorden “Down the hill at the cut of the road, there stands a sign says Ebens Cove” laat Desmelik niets aan de twijfel over, hij heeft het over bespiegeling van zijn eigen woonomgeving. Dit pareltje wordt dan opgevold door het lekker loom klinkende Murder Waltz. Met geknepen stem bezingt Desmelik een crime of compassion waar zij haar laatste adem uitblaast en hem alsnog vergeeft voor zijn daad. Hoe kom zij weten wat er zou gaan gebeuren. Het verhaal klinkt zo bekent in de oren. Naar mijn gevoel is Dave Desmelik een ambitieuze singer-songwriter die eigenlijk best wel potentie heeft. Blijf het wel raar vinden dat na vier releases er kennelijk nog niemand in Nederland is geweest die de bovengemiddelde muzikale werken van deze jongeman hebben opgepikt.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 40 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ozark Mountain Daredevils
Album:
1980 Reunion Concert "Rhythm and Joy"
Label:
Varese Sarabande
maandag 20 augustus 2007
Ozark Mountain Daredevils manager Paul Peterson, die ook de Lost Cabin Sessions in elkaar knutselde, komt nu met de langverwachte Live DVD van band. De DVD is de visualisatie van exclusieve opnamen van een reünie concert die The Daredevils gaven op nieuwjaarsavond in het Uptown Theater in Kansas City in 1980. De CD met de titel “Rhythm And Joy” The Ozark Mountain Daredevils Reunion Concert kwam vorig jaar september al op de markt. De DVD bevat 14 tracks inclusief nog nooit eerder uitgebracht beeldmateriaal. Kwalitatief zijn het natuurlijk niet echt superopnamen maar de nodige nostalgie is weldegelijk voelbaar. Alle originele bansleden geven acte de presence. Aangevuld met de “Sidemen” Buddy Brayfield op Keyboards en gitarist Terry Wilson en Bill Jones op sax poeieren de heren er heerlijk op los. Het gebeurde niet zo vaak in die tijd maar op de DVD zien we ook The Darelicks (backing vocalisten). De dames Beth Spindler, Connie Canaday-Ripley en fluitiste Jody Troutman zien er gelouterd uit en maken er een feestje van. Zichtbaar is dat The Daredevils al meer dan vijf jaar niet meer samengespeeld hadden. Soms een niet goed getimede samenzang of misgrepen op gitaar sieren dit unieke gedigitaliseerde document. De DVD bevat een extra bonustrack. Het liedje Commercial Succes werd in de zomer van datzelfde jaar opgenomen in hetzelfde theater. De DVD laat duidelijk zien welke ongelofelijk countryrock potentie deze uitzonderlijk band in die tijd al bezat. Dit belooft wat want in mei 2007 gaven The Ozark Mounatin Daredevils, in het kompleet gerenoveerde thuistheater Gillioz Theater in Springfield, Missouri, een aantal live concerten. Onder de naam The Ozark Mountain Daredevils Revival waren nagenoeg alle oudgediende aanwezig. Met uitzondering van de op 25 september 1999 overleden Steve Canaday werden Randle Chowning, Larry Lee, Steve Cash, John Dillon en Michael "Supe" Granda muzikaal bijgestaan door “Sparedevils” Kelly Brown op toetsen, Ron Gremp op drums en Dave Painter op gitaar. The Daredevils speelde bijna drie uur aaneengesloten voor een uitzinnige menigte. Rondom het podium wemelde het van de videocamera’s. Een DVD is reeds in de maak. De DVD “Rhythm And Joy” The Ozark Mountain Daredevils Reunion Concert kan, net zoals de hele reeks voorgaande reissue CD’s, besteld worden via de catalogus van Blue Rose Records in Duitsland.
Jan Janssen Artist:
Butch Hancock
Album:
War And Peace
Label:
Two Roads
woensdag 15 augustus 2007
Met War & Peace komt senior singer-songwriter Butch Hancock, - ook prominent lid van The Flatlanders uit de omgeving van Lubbock,Texas – sinds lange tijd weer solo uit de luwte tevoorschijn. En hoe! Deze themaCD staat compleet in het teken van de miserabele oorlogen in Irak en Afghanistan en zijn hartgrondige afschuw van de valse voorwendselen waarmee die worden gerechtvaardigd. Het is dus Butch contra Bush wat hier de klok slaat en dat doet Hancock op een niet mis te verstane manier. Met flinke lappen tekst van bijna een uur, geeft hij uiting aan zijn opvattingen en gevoelens over zoveel hypocrisie en verborgen politieke agenda’s. Oliebelangen en machtswellust zijn de echte voor de handliggende motieven. “Soon we’ll have a mighty pipeline flown across Afghanistan” zingt hij in Damage Done. Hancock wordt als artiest vaak vergeleken met Bob Dylan vanwege zijn zeer kritische maatschappelijke/ politieke betrokkenheid, poëtische en betekenisvolle inhoud van zijn teksten en de manier waarop dit allemaal in liedjes wordt omgezet. En dan is er natuurlijk ook nog de sterke overeenkomst in de neuzelige manier van zingen van beide heren. War & Peace omvat dertien nummers die in hun muzikale aankleding een ouderwetse degelijkheid kennen, maar geen enkel moment verrassen of het moet het à capella openingsnummer Give Them Water zijn. In een verder afwisselende elektrisch en akoestische setting, heeft Hancock bijna alles zelf ingespeeld en geproduceerd. Flatlanders’ vrienden Joe Ely en Jimmie Dale Gilmore doen soms wat achtergrondzang en Rob Gjersoe hanteert stevig de elektrische gitaar. Muziek is een bruikbaar vehikel voor het afgeven van een pittig politiek statement. Nadeel is dat de teksten vaak meer indruk maken dan de muziek. Omdat ik als muziekliefhebber een CD toch primair beoordeel op de muziekkwaliteit en het emotionele effect, loop ik met War & Peace niet echt lekker weg.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 41 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Infamous Stringdusters
Album:
Fork In The Road
Label:
Sugar Hill Records
woensdag 15 augustus 2007
The Infamous Stringdusters is een bluegrass sextet uit Nashville TN, waarvan de afzonderlijke leden, ondanks hun nog jonge leeftijd, al veel lof kregen toegezwaaid door hun individuele bijdragen aan studiowerk van onder anderen Earl Scruggs, Dolly Parton, Charlie Daniëls en Jim Lauderdale. Om maar meteen met de conclusie te beginnen: Fork In The Road, hun eerste plaat van deze vriendengroep, kan zondermeer als verplichte aanschaf voor liefhebbers van fijnbesnaard plukwerk en messcherpe vocalen worden aanbevolen. De groep haalt niet alleen muzikale inspiratie uit de traditionele hoek, waartoe een figuur als Bill Monroe behoort, maar net zo goed uit de hedendaagse commerciële hoek. Met de verrassende keuze voor ‘3 x 5’, een ‘eigentijdse’ compositie van de redelijk gelikte John Mayer, - die een transformatie tot sensitieve folksong onderging - bewijst de band over zowel lef als over een behoorlijk brede muzikale perceptie te beschikken. De uitmuntende instrumentbeheersing, de geweldige meerstemmige zang en bovendien het jeugdige enthousiasme, waarmee de twaalf - merendeels eigen - stukken worden uitgevoerd, laat The Infamous Stringdusters al meteen boven het maaiveld uitsteken van dit type folkmuziek. De band bestaat uit Andy Hall (dobro, zang) Chris Eldridge (gitaar, zang) Chris Pandolfi (banjo, zang) Jermy Garrett (fiddle) Jesse Cobb (mandoline) en Travis Brook (staande bas). Beurtelings nemen ze bijna allemaal de voorzang voor hun rekening. Zeer talentrijk collectief.
Huub Thomassen
Artist:
Inneke23 & The Lipstick Painters
Album:
Elephant Crossing
Label:
Corazong Records
woensdag 15 augustus 2007
Voor dat Antwerpse Ineke 23 met haar jongens The Lipstick Painters met Elephant Crossing op de proppen kwam, hield ze zich bezig met garagerock, punk en lo fi. Hoewel dit debuut onder de noemer van de alt. country muziek verscheen, zijn er nog te veel invloeden uit die eerdere periode merkbaar, om te vinden dat hier de vlag de lading van Elephant Crossing voldoende dekt. De cd is allebehalve stijlvast, eerder tweeslachtig en dat sorteert een wisselvallig resultaat. Naar eigen zeggen geïnspireerd door de stal van alt. country artiesten, waaronder Jayhawks, Lucinda Williams, Gillian Welch, Johnny Cash, Steve Earle en vooral grote held Gram Parsons klinken deze iconen, over de hele linie genomen, dan toch veel te weinig door. Door haar wat theatrale zang en springerige composities doet Ineke 23, in een flink aantal nummers, juist vaker herinneren aan het new wave tijdperk of aan iemand als Victoria Williams. Omdat de twaalf composities, met de covers Oh Sister van Bob Dylan en I Envey The Wind van Lucinda Williams, een te grote diversiteit bezitten, is er eerder sprake van een losse collectie liedjes. Een aantal daarvan – het moet gezegd - is absoluut prachtig. Vooral met de sfeervolle ballades Trojan Horse en Waiter Of Your Sleep, plus haar vertolkingen van de al genoemde covers, bewijst ze wel degelijk haar talent van schrijven en voordragen. Ook dat ze liftend door de VS trok, sliep in de woestijn van Joshua Tree, een tijdje verbleef in Zagreb, Kroatië en die reiservaringen in muziek omzette met haar vaste Lipstick Painters, Peter van Velthoven (toetsen), Bart van Hecke (drums), en Koen Vissers (bas), getuigt van een juiste drive, maar dat is natuurlijk niet genoeg om daarmee te overtuigen. Volgende keer dan maar.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 42 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Swamp Dogg
Album:
Resurrection
Label:
Independent
woensdag 15 augustus 2007
Met de nogal excentrieke Jerry ‘Swamp Dogg’ Williams spreken we van een veterane soulman, die begin jaren zeventig, vooral artistiek, scoorde met zijn eerste plaat Total Destruction To Your Mind, waarop hij zijn blik wierp op de wereld (van de liefde). Daarvoor was hij broodschrijver voor het Atlantic label en daarna vooral producer van zwarte artiesten van bijvoorbeeld ZZ Hill en Doris Duke. Sedert jaren meldt hij zich weer eens aan het front, met Resurrection. Vijftien nummers staan er op met een speelduur van bijna tachtig minuten, waarbij hij andermaal verschillende onderwerpen aansnijdt: oorlog, macht, geld, vrijheid en natuurlijk de liefde. In het ruim twaalf minuten durende titelnummer pakt hij expliciet uit over de nog steeds weinig verheffende status van de zwarten en wat zij eraan zouden moeten doen. In America Is Bleeding komt ook de weinig verheffende zedenpreker - over trouwlustige homos- naar buiten. Veel diversiteit is er ook aanwezig in de muzikale aankleding. Rhythm & blues, doo wop, funk, deep soul en soms een laagje disco, met opzwepende en zeer dansbare ritmes, telkens op tijd afgewisseld met goedgeplaatste sexy schuivers. Je hoort ook flarden James Brown, Wilson Pickett, Solomon Burke en Percy Sledge in zijn stem doorklinken. Resurrection laat, kort gezegd, ouderwetse soulgroeven horen. Op zijn tijd is dat lekker, maar de speellengte is wel een hele zit. Tenzij je van dansen houdt en de songteksten er dan niet zo zeer toe doen.
Huub Thomassen
Artist:
Tribute to Towens van Zand
Album:
There`s A Hole In Heaven Where Some Sin Slips Through
Label:
Glitterhouse Records
woensdag 15 augustus 2007
Op 1 januari van dit jaar was het alweer de tiende sterfdag van Townes van Zandt. Aanleiding voor Glitterhouse om deze alom hooggewaardeerde componist van de trage en tragische song te gedenken met het album There’s A Hole In Heaven Where Some Sin Slips Through. Diverse muzikanten en recordlabels werden voor dit project succesvol benaderd om een liedje op te nemen of reeds bestaande, maar bijzondere, opnames beschikbaar te stellen. Gevolg, zeventien songs kwamen op deze cd terecht, wat een redelijke dwarsdoorsnede is van diens nalatenschap van dit gekwelde mens. Eerlijk gezegd was Townes van Zandt nooit een van mijn favoriete artiesten. Ooit verliet ik voortijdig een solo - optreden van deze desperate ziel, niet langer bestand tegen diens monotone zang en krakkemikkige begeleiding. Niet voor niks voelde hij zich altijd meer dichter dan muzikant. Op dit eerbetoon is er muzikaal gezien wel voldoende te halen, al zijn de vertolkingen zelden verrassend. Het gezelschap muzikanten, met een meerderheid uit de (ex) stal van Glitterhouse, waaronder Paal Flaata, Johnny Dowd, The Walkabouts, David Muyon, Michael J. Sheeny, Steve Wynn en Willard Grant Conspiracy, blijven in de uitvoering dichtbij het origineel en in de buurt van de van hen bekende muzikale stijl. Maar dat zorgt in elk geval voor meer vlees en bloed op het geraamte van het liedje. Voor de aantrekkelijkste interpretaties zorgen Jim White & Mike Ferrio, met hun diepsnijdende behandeling van To Live Is To Fly en Marah met hun bezielde (half) akoestische folk versie van You Are Not Needed Me.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 43 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Bill Deasy
Album:
The Miles
Label:
Traveling Light Records
woensdag 1 augustus 2007
Tijdens mijn rondreis door het oosten van Amerika in 2004, liep ik tegen de muzikale talenten van singersongwriter Bill Deasy aan. Deasy (ex frontman van de countryrock formatie Gathering Field) maakte een jaar daarvoor zijn solo debuutalbum Good Day No Rain. In oktober van datzelfde jaar haalde het Real Roots Cafe de songwriter naar Nederland. We lieten hem o.a. even meeproeven van het jaarlijkse Roots spektakel Take Root in Assen en hij trad op in de kleine zaal van Café Trianon in Nijmegen. Daarna maakte de uit Pittsburgh afkomstige singer-songwriter de CD Chasing Down A Spark. Beide albums klonken ver bovengemiddeld. Daarna stortte Deasy zich op het schrijven van een boek. De literaire roman Ransom Seaborn werd, boven ieders verwachting, genomineerd voor een Needle Award in 2006. De verbazing was nog groter toen bekend werd dat Ransom Seaborn ook nog eens met de Award ging slepen. Bill Deasy’s drang om zijn observatie belevingen uit het dagelijkse leven uit te dragen via een aantal liedjes pak weer eens verdraai goed uit op zijn nieuwe CD genaamd The Miles. Deasy’s affiniteit en jeugdige verbondenheid met Elvis Presley’s liedje “That’s Alright, Mama” wordt min of meer bewaarheid op The Miles. Liet Deasy zijn vorige twee albums produceren door iconen als Dave McNair en Kevin Salem, dit keer doet hij het helemaal zelf. Hoe komt dat vroegen wij hem, “Ik heb veel geleerd van die mannen maar dit keer wilde ik het dicht bij me houden. Luister maar eens naar een liedje als Judgment Day. Het klinkt naar mijn gevoel zeer authentiek en close. Ik heb altijd op anderen vertrouwd en daar heb ik tot op de dag van vandaag nog steeds geen spijt van. Toch wilde ik iets creëren wat helemaal van me zelf is. Alle keuzes die nu op The Miles staan zijn nu dan ook van mijzelf.” Deasy banden met het poprock genre, op zijn voorgaande CD’s, varieert op The Miles van Boz Scaggs tot U2. Een breed scala aan tijdloze songs passeren de revue. In de liedjes Wish There Was a Way, Beautiful Stranger, de mooi ballades Blue Highways en Standing By The River hoor ik sfeervol uitgevoerd backing vocals werk van ene Renee Stahl. Stahl’s naam en stem ben ik al eens eerder tegengekomen op Dan Bern’s album Breathe. Tja en het is Deasy ten voeten uit om mij dan ons te laten weten dat het allemaal niet mogelijk was geweest zonder zijn vrouw Paula Jean, waaraan hij The Miles aan opdraagt. Ik heb al eens eerder beweerd, Bill Deasy bezit ontzaglijk veel zeggingkracht en potentie, en zou gehoord moeten worden, vraag is echter wie durft?
Jan Janssen
Artist:
Ian Britt
Album:
Big Light
Label:
Independent
woensdag 1 augustus 2007
Een paar maanden geleden heb ik uit Ian Britt’s indrukwekkende curriculum vitae voorgelezen. Hoewel daar in feite niet zoveel in stond was de aanleiding, namelijk Britt’s in 2005 verschenen CD One Day, vele malen interessanter. Ik informeerde u toen ook al over een aanstaande nieuwe CD en dat ik u daarover op de hoogte zou houden. Belooft is belooft, daar is hij dan. Big Light heet hij. Een kleine tegenvaller dat het geen volledige CD is maar slechts een EP geworden is. Er staan echter wel zes zeer fraai gemaakte nummers op, maar het lijkt erop dat de EP een tussendoortje is. De EP kan, wat mij betreft, dan ook niet echt gezien worden als en verlengstuk van Britt’s voorganger One Day. Big Light klinkt muzikaal een stuk naakter, terwijl de singer-songwriter toch bij elk nummer iets extra’s weet toevoegen. Als je, je dan bedenkt dat Britt dit allemaal in zijn eigen homestudio heeft opgenomen en afgemixt dan schuilt er zowaar een volwassen producer in hem. Zijn snijdend stemgeluid wordt de ene keer ondersteund met een rootsy mondharmonica spel zoals in Let Me In It maar de andere keer weer door monotoon doordringende gitaartonen met gesamplede toetertjes en belletjes zoals in Believe. Het ultieme prijsnummer op Big Light tref ik aan in de afsluiter Instincts. Wederom wordt er volop gesampled terwijl de pure echtheid toch behouden blijft. De humeurige sfeer gaat daar door merg en been en doet sterk denken aan wat Xavier Rudd de laatste tijd laat horen. Ik heb Britt nog nooit eerder live zien optreden of zo maar volgens mijn maakt het niets uit of je Britt live of op een CD hoort, hij lijkt vooral puur en echt te willen klinken. Het kartonnen CD omhulsel is wat aan de karige kant. Maar goed, ik heb op de rand van mijn stoel volop genoten van deze korte magical mystery tour die Ian Britt mij voorschotelde. Een ding lijkt mij nu helemaal zeker, van deze “nobody sounds like himself” troubadour gaan we in de toekomst meer horen. Hoe gek het ook mag klinken maar Ian Britt is nog steeds opzoek naar een platenlabel. Hardnekkige geruchten doen echter de ronde dat hij zijn tweede CD gaat opnemen in Engeland. Zie je wel, vandaar die opmerking van tussendoortje. Als dit echt zo mocht zijn dan…
Jan Janssen woensdag 13 juni 2012
Pagina 44 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Jason Isbell & The 400 Unit
Album:
Sirens Of The Ditch
Label:
New West Records
woensdag 1 augustus 2007
Southern Roots rock liefhebbers kennen de uit Greenville, Alabama afkomstige singer-songwriter en gitarist Jason Isbell natuurlijk allang van het roots rock ensemble Drive-By Truckers. Voor al diegene die dat succes verhaal gemist hebben even in het kort een terugblik. Isbell maakte zijn entree bij deze band in de periode toen The Truckers gedumpt werden door platenstal Lost Highway Records. Van het enorme succes van Southern Rock Opera waren al veel te veel exemplaren verkocht voordat de CD op datzelfde label verscheen. Nog voor The Truckers hun vijfde CD Decoration Day van de persen haalden was de liefde tussen beiden al over. Wat Jason Isbell betreft was dat misschien wel een geluk bij een ongeluk. Isbell verving Rob Malone en decoreerde, hoe toepasselijk het ook mag klinken, zich direct door de titeltrack en het liedje Outfit voor zijn rekening te nemen. De verandering bij The Truckers haalde echter, naar mijn mening, nooit meer het Southern Rock Opera niveau. Of de nu pas achtentwintigjarige Isbell een essentiële bijdrage heeft geleverd aan de creativiteitsnivellering van The Truckers waag ik echter te betwijfelen. Ik baseer deze uitspraak op het feit dat ik al een paar keer naar Jason Isbell’s solo debuutalbum Sirens Of The Ditch geluisterd heb. Isbell begeeft zich zeker op het niveau die liefhebbers kennen van liedjes die hij schreef op de Drive-By Truckers albums The Dirty South en A Blessing and a Curse. Met name de opener Brand New Kind Of Actress het robuuste Try en hippe Shotgun Wedding doen aan goede Trucker tijden terugdenken. Opvallend zijn de bijdragen van David Hood, vader van Trucker frontman Patterson Hood, en Spooner Oldham in het lekker luimende Down In A Hole. Toch trekt het aangrijpende waargebeurde dorpsverhaal Dress Blues bij mij de meeste aandacht. Je voelt daar wat de nabestaande van de onlangs overleden Nederlandse soldaten in Afghanistan nu meemaken. Ook de radio hit Grown en het soulvolle Hurricanes And Hand Grenades dragen trouwens bij tot een terdege luisterplezier. Hoewel Sirens Of The Ditch echt geen Drive-By Truckers look a like album is, werken nagenoeg alle Trucker gezellen mee aan dit album. Jason Isbell maakt duidelijk een eigen keuze. Drive-By Truckers fans zullen misschien Isbell’s debuut te netjes vinden. Toch denk ik dat in deze jonge kunstenaar een groot muzikaal talent schuil gaat. Met Sirens Of The Ditch zet hij, in mijn ogen, zijn eerste verdienstelijke stap die uiterst geschikt lijkt te zijn voor een breed luisterend poprock publiek. Nu maar hopen dat hij vooral zichzelf blijft en zich concentreert op waar hij goed in is en dat verder gaat uitontwikkelen. Sirens Of The Ditch is volgens mij nog maar het puntje van een enorme ijsberg.
Jan Janssen
Artist:
Little Louis
Album:
Speak Of The Devil
Label:
Inbetweens Records
woensdag 1 augustus 2007
Al dit voorjaar verscheen van Little Louis zijn vierde soloplaat Speak Of The Devil. Normaal gesproken is dat te laat om er nog een stukje aan te wijden, ware het niet dat we hier te maken hebben met een puike plaat van Nederlandse bodem, die de volle aandacht (met terugwerkende kracht) verdient. Achter deze muzikant gaat Louis van Empel schuil uit het Brabantse Best, die onder productionele leiding van muziekengel Gabriël Peeters (o.a. ex- Small Town Romeos) op Speak Of The Devil tien liedjes uitserveert, waarbij Deltablues, rock & roll met een scheutje americana/country samenvloeien tot een smakelijke cocktail. Louis’ stem is vooral in de snellere bluesachtige nummers, zoals in If There Ain’t No Water en Saterday Night & The Sunday Morning Blues, op zijn allerbest: ongepolijst, onheilspellend en hartstochtelijk. In het gejaagde Nowhere To Run en in de pikdonkere ambiance van The Devil’s Hiding, maar ook in het horrorstukje Private Hell, doen zijn vocale prestaties niet onder voor iemand als Guy Forsyth uit Texas. In A Man Alone is zijn smachtende verlangen naar de ware liefde, eer hij tot stof weder zal keren, als een kreet van de wanhopig zoekende. Met hier en daar de steun van trouwe trawanten als Aart van der Wulp op mondharmonica, Geert Engelsman op contrabas en de al eerder ge(r) noemde Gabriël Peeters op drums, heeft Little Louis alles zelf - thuis – ingespeeld. Hel en duivel hebben op Speak & The Devil de overhand, maar met name voor bluesgekken zal deze brandende schijf als een tongplassend engeltje worden ervaren.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 45 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Michael J. Sheehy
Album:
Ghost On The Motorway
Label:
Glitterhouse Records
woensdag 1 augustus 2007
Veel Nederlandse gepassioneerde independent schrijvers ergeren zich al jaren bond en blauw over het feit dat er nagenoeg geen promotie is in Nederland voor zeer talentvolle artiesten die op Duitse labels hun ding doen. Ik ben gewend geraakt aan deze feitelijke situatie. De markt is piepklein en in wezen gebeurd in de indie label wereld precies hetzelfde als in de major scene in het groot gebeurd. Met een beetje poen in je pocket lukt nagenoeg alles. Wat betreft Duitse labels zoals o.a. Blue Rose Records, BlueBuffalo, Tapete en Glitterhouse Records vind ik het wel erg zielig gesteld in Nederland. Al jaren brengen o.a. juist deze labels erg interessante releases op de markt. Wij van het Real Roots Cafe hebben de lijnen helemaal open naar onze oosterburen. Daarom willen wij u voorstellen aan de Britse singer-songwriter Michael J. Sheehy. Een aantal maanden geleden zette hij zijn vierde CD Ghost On The Motorway via Glitterhouse Records in de Nederlandse CD regalen. Van deze muzikale kameleon heb ik tot nog toe maar weinig gehoord in mijn omgeving. De kritieken zijn lovend maar er gebeurd helemaal niets. Terwijl liedjes als Curse The Day en het soulvolle Bloody Noise zomaar een commercieel succes zouden kunnen worden. De uit Londen afkomstige singer-songwriter ziet religie en de muziek die hij maakt als een Gods geschenk. Daar heeft zijn Iers bloed dat door zijn aderen bruist en opvoeding indirect mee te maken. Niet zo wispelturig doorgeschoten als David Eugene Edwards (16 Horsepower) plaveit deze sympathieke gast zijn eigen paden. Zijn stilistische soms sensuele gekleurde liedjes houden je vast zonder te beklemmen. De ontspanning die ik beleef tijdens het beluisteren van titeltrack is ongekend. Zwoele verfijnde muziek die het in Duitsland erg fraai doet maar in Nederland dus jammer genoeg helemaal niet. Grote troost voor Michael J. Sheehy zal zijn dat hij inmiddels al zou moeten weten dat dit piepklein (daar hebben we hem weer) kikkerlandje allang niet meer de stek is waar hij goed kan grazen. Daarom wil graag afsluiten met de treffende worden uit de pen van Kristin Sperling (Home of Rock) “So wie dieses Album, das nachhallt für hundert verschwendete. Kein Moment verstreicht unnütz, wenn er Vorbereitung für solche Musik ist.” Mooier kan ik het niet bedenken. Denk daar maar eens over na.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 46 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Putumayo Collection
Album:
Putumayo Presents Americana
Label:
Putumayo World Music
woensdag 1 augustus 2007
Is het een utopie door te denken dat je mensen structureel kunt laten kennismaken met muziek afkomstig uit alle wereldculturen, en dat ook nog eens vertaald in de breedste zin van het woord? Wij van het Real Roots Cafe pretenderen dit, zij het op kleine schaal, al meer dan tien jaar te doen. In het kielzog van het ontstaan van het Real Roots Café ontstond min of meer ook het bijzondere label Putumayo World Music. Het label ontstond, ergens midden jaren zeventig, uit de kledinglijn Putumayo, opgericht door Dan Storper. Toen hij het bedrijf van de hand deed richten hij en Michael Kraus het Putumayo World Music op in 1993. Het toeval wil dat ik voor het eerst kennis maakte met dat label via de uit Philadelphia afkomstige singersongwriter Joseph Parsons. Hij was het die mij introduceerde aan schitterende The Putumayo Dougie MacLean Collection dat op Putumayo World Music in 1995 uitkwam. Het is misschien wel leuk om even op te op te merken dat deze traditionalistische Celtic folk muzikant, van schotse afkomst en ooit deel uitmakende van de legendarische Keltische band Tannahill Weavers, mij helemaal van mijn stuk bracht met fenomenale liedjes als Rite Of Passage, Ready For The Storm en natuurlijk Caledonia. Het label Putumayo is inmiddels niet meer weg te denken voor mensen die muziek echt willen ontdekken. De doorgaans voortreffelijk compilatie CD’s vallen bovendien altijd wel op door het kleurrijke folkloristische lay-out gemaakt door Nicola Heindl. Heindl maakte dus ook weer de cover van Putumayo’s nieuwste release Americana. In de linernotes van het CD staat geschreven “From Austin to Asheville, contemporary singer-songwriters explore America’s rural musical roots.” Zo is het maar net. De muziek die zich vaak net even iets buiten de gebaande paden begeeft wordt weer eens magistraal samengevat. Hebben ik weer eens iets opgestoken? Ja dus. Klasbakken als Chip Taylor & Carrie Rodriguez, Tim O'Brien, Robert Earl Keen, Terri Hendrix, Josh Ritter en Ruthie Foster, die allen hun eigen bijdragen aan deze compilatie CD, behoeven geen echte introductie. Maar had u al eens eerder gehoord van de uit Tennessee afkomstige RobinElla of het akoestische ensemble Mulehead Arkansas? Ik niet, maar het klinkt allemaal wel erg fraai. Richard Julian schreef het prachtig door Nora Jones gezongen It’s Not You It’s Me in de uitvoering van de uit New York afkomstige formatie The Little Willies (grappige naam trouwens doet denken aan…). Ook de zwoele jazzy bijdrage van de jonge talentvolle Eliza Lynn met het liedje Sing a New Song nodigt uit. Prijsnummer op The Putumayo Americana Collection is het overrompelend klinkende Wagon Wheel. Een band met de naam Old Crow Medicine Show raakt mijn gevoelige Ozark Mountain Daredevils snaar. De Amerikaanse landschappen flitsen aan u voorbij terwijl u zich rustig via de automatische piloot voorbeweegt. Het is precies zoals Putumayo het omschrijft “Americana dicht het gat tussen triple A (Adult Album Alternative) en mainstream country. Het publiek koestert het nieuwe geluid en negeert daarmee het slijmerige over geproduceerde muziekproduct dat domineert op mainstream radio. Zo ziet u maar u staat er niet alleen voor. De achterliggende gedachte van Putumayo World Music helpt u daarbij.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 47 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Randle Chowning
Album:
Nashville Years
Label:
Independent
woensdag 1 augustus 2007
Vorig jaar kwamen Randle Chowning en Larry Lee, twee leden van the uit Springfield afkomstige legendarische jaren zeventig Alt Country formatie The Ozark Mountain Daredevils, onder de naam Beyond Reach met een prachtig album op de markt. Het project Beyond Reach illustreerde overduidelijk al de individuele krachtige kanten van beide singer-songwriters en lichte ook een tipje van de sluier op over hun artistieke rijping door de jaren heen. Chowning verhuisde begin 2007 van Nashville naar Missouri en kon niet nalaten terug te blikken op wat nu te horen is op zijn nieuwe solo CD Nashville Years. Wat veel Europeanen niet weten is het feit dat Chowning in die periode (2001) een paar tijdloze liedjes schreef voor de toen nog elf jaar oude country ster Billy Gilman. Gilman drong met de liedjes Shamey, Shame en Possession door in Billboard country charts en verbrak daarmee het record wat op dat moment vanaf 1957 nog op naam stond van Brenda Lee. Ik geef toe het is inside information maar Chowing kijkt daar met veel plezier en vooral met trost op terug. “Ik probeer een zekere diepte en kwaliteit te geven aan hetgeen ik mijn naam aan verbind. Ik ben trots op mijn liedjes, zeker als ik terug kijk op de twee album die ik samen met Gilman maakte.” Het liedje Shamey, Shame staat dus ook, weliswaar in een typische Chowning versie, op Nashville Years. Met uitzondering van de liedjes Angel Walkin en You Know It’s Me is Nashville Years ontwaakt en opgenomen in Chowning’s home studio. Bovendien schreef Chowning een groot aantal liedjes samen met Mark Morton en Nashville singer-songwriter Bobby Taylor die een jaar of twee jaar geleden zijn debuutalbum Clouds Without Rain liet aantekenen. Ik hoor subtiel en erg mooi pianospel van Catherine Marx. Haar kent u ongetwijfeld van o.a. haar job op de Alison Krauss release A Hundred Miles or More: A Collection. Is The Ride Worth The Fall is een heerlijke in het gehoor liggende melodie die meteen blijft hangen. Chowning schreef dit liedje met singer-songwriters Mitzi Dawn en Allen Ross. Chowning bespeeld nagenoeg alle instrumenten. De liedjes doen niets onder aan de eerste twee tracks op dit album die hij opnam met sessiemuzikanten in Nashville. De typerende Chowning composities klinken, authentiek en toch zeer verfrissend en mag gezien worden als een van de betere Americana producties van het afgelopen half jaar.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 48 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Chris & Thomas
Album:
Land of Sea
Label:
Defend music
vrijdag 20 juli 2007
De kwaliteitsmuziek van Chris & Thomas ontdekte ik in 2005 toen Shane Alexander mij meenam naar het kleine maar O zo befaamde Hotel Cafe in Los Angeles. Het duo zat daar dicht tegen elkaar gekropen met banjo en mandoline en zongen samen door één condensator microfoon. Chris & Thomas weten hoe je een akoestische set boeiend en gevarieerd moet etaleren. De unieke harmony vocals, de vele instrument wisselingen, en de steeds wisselende posities op het podium maakten de Chris & Thomas show tot een klein intiem spektakel. Het zijn twee humoristische entertainers die zeer stijlvolle liedjes maken die ik even later dan ook moeiteloos onder de arm sloeg in de vorm van de EP Vista Street Sessions. Om u een idee te geven in welke muzikale richting u moet denken voordat ik u aan Chris & Thomas ga voorstellen gaan we terug naar het jaar 1982. Sluit uw ogen en laat u fascineren met filmbeelden uit uw eigen diepe archief waar u ooit Simon & Garfunkel in Central Park, New York zag staan of Nick Drake ziet slenteren langs de oevers van de rivier TheThames in London. De in Memphis geboren Chris en de München grootgebrachte Thomas ontmoete elkaar voor het eerst toen ze studeerden aan de Liverpool Institute For Performing Arts. Leuke bijkomstigheid is dat dit instituut gesponsord word door niemand minder dan Sir. Paul McCartney himself. Nadat ze in de negentiger jaren hadden rondgereisd met een kook show die ze “Cook Au Van” noemden belanden de twee in 2003 in het Hotel Cafe in LA voor hun debuut live optreden in het voorprogramma van singer-songwriter Alexi Murdoch. Daarna vlogen de aanbieding in LA en omgeving het tweetal om de oren. Hun debuutalbum Land Of Sea is nu dan eindelijk een feit en bevat twaalf superieur uitgevoerde akoestische liedjes. De titeltrack en Bettin’On The Moon, beiden overigens ook te vinden op de EP Vista Street Sessions, hebben een bluesy touch. Op de nieuwe nummers Broken Chair en You're the One I laten de heren zich meer van folky kan horen. Isn't That So en het samen met filmcomponist John Debney geschreven Horse In The Sky laten mij weer een glimp van het California dreaming effect voelen die op mij een diepe indruk maakte tijdens mijn verblijf in LA en later in San Francisco. Het liedje is de titelsong van Garry Marshall’s nieuwe Drama/Komedie film Georgia Rule waarin ondermeer Lindsey Lohan, Jane Fonda en Felicity Huffman floreren. Was de EP Vista Street Sessions al zeer de moeite waard om te beluisteren Land & Sea is dat zeer zeker. De koude rillingen lopen mijn, tijdens deze benauwde dagen, over het lijf.
Jan Janssen
Artist:
Guy Clark
Album:
Live from Austin Texas
Label:
New East Records
vrijdag 20 juli 2007
In de schijnbaar nooit eindigende serie Live From Austin Texas, is het nu Texaan Guy Clark die zijn thuisoptreden in 1989 op CD (ook op DVD) ziet uitgebracht. Zeker voor degene die de output van Guy Clark vanaf zijn mooie debuut Old No.1 in 1975 geregeld in het snotje hield, zal bij dit live optreden geen enkele verrassing tegenkomen. Want zoals te verwachten viel, passeren zijn allerbekendste nummers uit die 14 jaar omspannende periode de revue. Na al die jaren bezitten L.A Freeway, Old Friends, Texas Cooking en vooral zijn lijflied Desperados Waiting For A Train de glans van een evergreen, maar dat betekent nog niet dat deze show een grote indruk achterlaat. Met Stuart Duncan op fiddle en Edgar Meyer op akoestische bas wordt de man van het verhalende levenslied, bij diens matige zang en sobere voordracht, vooral professioneel bijgestaan. Op de geluidsregistratie valt niks af te dingen en de set van 15 nummers loopt heel gesmeerd en ontspannen naar het eind. Het probleem is alleen dat er geen moment een spannend vonkje over slaat of dat Clark een leuke eigenzinnige draai er aan weet te geven. Door de diehard - fan van de inmiddels oude troubadour zal deze opinie zeker niet worden herkend, dan wel op prijs gesteld. Die wordt zeventien jaar later weer opnieuw gegrepen door alle verhalen over hoeren en snoeren, drank en alleen zijn. Alleen geschikt voor de onvoorwaardelijke volgeling dus of als museumplaatje.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 49 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Traveling Wilburys
Album:
The Traveling Wilburys Collection
Label:
Rhino
vrijdag 20 juli 2007
In tegenstelling tot vaak het geval is dat bands die uit elkaar gaan en de bandleden ieder hun eigen solocarrière starten, is het verhaal van The Traveling Wilburys precies het tegenovergestelde. Wereldkanonnen als George Harrison en Electric Light Orchestra frontman Jeff Lynne hadden natuurlijk allang hun sporen verdiend. Ook de singer-songwriters Bob Dylan, Tom Petty, en Roy Orbison hadden hun namen al op internationale kaart staat. Het vijftal kende elkaar al jaren en spraken in de winter van 1988 met elkaar af om samen één nummer op te nemen. Het gevolg kennen de meeste van u wel. The Traveling Wilburys, Volume One en de daarvan getrokken hitsingels Handle With Care en End of the Line bestormden binnen no time wereldwijd de hitparades. Op 6 december 1988 stierf Roy Orbison aan een hartaanval. Dat weerhield het overgebleven viertal er niet van om twee jaar later de studio weer in te duiken. Op onverklaarbare wijze kwam op dat moment The Traveling Wilburys, Volume Three op de markt. De CD werd opgedragen aan Roy “Lefty Wilbury” Orbison. En wederom, out of the blue, drongen nummers als She's My Baby, Where Were You Last Night? En The Wilbury Twist de mega charts binnen. Wat men kende vrat men toen en dat is, als ik daarop nu terug kijk, nog steeds zo. The Traveling Wilburys Collection die nu voor ons ligt brengt dan ook niet veel nieuws onder de zon. Of het zou moeten zijn dat de geremasterde versie in een luxe en standaard uitvoering verkrijgbaar is. Nieuw op Volume 1 en 3 zijn zeker de bewogen tracks Maxine, Like A Ship en Nobody Child en Runaway. De vooruitstrevende visie van The Traveling Wilburys wordt vormgegeven in de beelden op de DVD. The True History Of The Traveling Wilburys (het waarom van volume 1 en volume 3) en de visualisatie van bovengenoemde hits staan er perfect op. Typisch een collectoritem voor fans een andere kuddedieren die niets anders kunnen ontdekken op dit gebied. Eerlijkheid gebied te zeggen dat het hedendaagse hoge kwaliteitsaanbod aan singer-songwriters en bands, die muziek maken in dit genre, deze gevestigde collectie aan liedjes ernstig doet verbleken. Aan de ander kant zou dit toch bijzondere overzicht wel eens aanleiding kunnen zijn om ingedutte muziekliefhebbers weer in beweging te krijgen. Kortom, toch weer een positief betoog aan het einde.
Jan Janssen Artist:
Big Bang
Album:
Too Much Yang
Label:
Glitterhouse Records
woensdag 4 juli 2007
Ook de Noorse formatie Big Bang zag ik voor het eerst live tijdens de verregende tiende editie van het Orange Blossom Special Festival afgelopen jaar. Het trio bestaande uit Øystein Greni, vocals, gitaar en percussies, Olaf Olsen, vocals en drums, en, Erik Tresselt vocals en bas leverde een topprestatie. De beelden, op de onlangs verschenen DVD Orange Blossom Special Festival getiteld It's Your Universe, spreken voor zichzelf en is de aanschaf daarvan ruimschoots de moeite waard. Met Too Much Yang, de opvolger van het amusante Poetic Terrorism uit 2005, levert de band alweer hun zesde album af. Bassist Erik Tresselt heeft, zo te zien, plaatsgemaakt voor Lasse Weeden. Ondanks dat feit flikt de band het kunstje weer mij iedere keer op het verkeerde been te zetten. Bereid u maar voor op een ongekende muzikale rondgang in de wereld van pure alternatieve rock en soepele poprock. Alle songs worden passioneel en soms overdonderend aanstekend gebracht. Zoals in de opener en titeltrack of het naar The Stones en Tom Petty ruikende I Don’t Wanna. L.A. Song en het afsluitende Angelina vertonen een typische Red Hot Chili Peppers groove. Het is allemaal wat! Het waait alsof je op de tocht staat. Van de funk rocker My First Time slaat de sfeer zo om in een soort van California surf sound in All The Time. Big Bang herpakt zich, wat mij betreft, in de pompende rocker Early December. Alsof het nog niet gek genoeg klinkt horen ik percussie instrumenten en een vierkoppige blazersessie in We Belong Together. Too Much Yang zal vooral het jonge Roots publiek aanspreken. Traditionalisten zullen, volledig onterecht trouwens, de plaat veroordelen als oubollig suf. Zelf ben ik van mening dat Big Bang niet zou misstaan als voorprogramma in de The Biggest Bang tour van The Rolling Stones. Ik denk namelijk dat daar de grootste doelgroep zit.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 50 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Bill Kelly
Album:
Bread On The Waters
Label:
Independent
maandag 2 juli 2007
Aan veelzijdigheid ontbreekt het niet, als ik met u het wel en wee van de in New Jersey groot gebrachte Bill Kelly ga doornemen. Kelly musiceerde als frontman in de band The House of Cards. Samen met ondermeer Andy Goessling (Railroad Earth) maakte hij in 1995 al zijn debuut met Luck of the Irish. Nog maar amper vijf jaar geleden vormde hij samen met Michael Parrish het Hillbilly folk duo Folkfoot. In beide gevallen gingen sommige liedjes van hem niet onopgemerkt aan de filmindustrie voorbij. Dat was misschien ook wel de reden dat hij zelfs een bijrolletje kreeg in de Lisa France speelfilm, The Unseen. Hij verhuisde naar San Francisco en belande in de Bluegrass folk scène. Kelly maakte daar deel uit van de band Spare Parts. Daar liep Kelly ook George Recile (Bob Dylan, James Brown) en Anthony Krizan (Spin Doctors) tegen het lijf. Gevolg was Kelly’s tweede album Jumbo. Aan dit album werkten een paar opvallende namen aan mee. Wat dacht van Howie Wyeth op drums, John Ginty op toetsen en Neal Casal op gitaar? Een liedje wat niet is terug te vinden op een van Kelly’s CD’s is She’s Single Again. Dit liedje kan u haast niet ontgaan zijn als u de TV serie Ed hebt gevolgd. Dit en nog veel meer informatie is in detail allemaal terug te vinden op Bill Kelly website. Mooi vondst daarbij is wel dat u naar www.mramericana.com (Mister Americana) moet surfen. Kelly opereert nu vanuit Manhatten en komt nu met zijn derde release Bread On The Waters. Bassist Lincoln Schleifer (Richard Shindell) is verantwoordelijk voor de productie daarvan. Kelly zingt en schreef samen met Michael Parrish het dekselse Knock Knock Joke. Bread On The Waters is wat mij betreft inderdaad een zuivere Americana plaat die, zoals het begrip nu eenmaal voorstaat, country en moderne folk invloeden keurig netjes samensmelten. Kelly’s mooie warme stem speelt daarin een belangrijke rol. De simpele melodielijnen en zonder poespas teksten treffen doel. “I was baptized in the Frisco bay” een typische Haightasbury cross-over uitdrukking, in het liedjes Sleeping Lady, moet je minstens één keer in je leven gevoeld moet hebben. Vooruit, nog eentje dan “She’s a dream and I’am a dreamer. She made me a believer.” in het absolute hoogtepunt op deze CD Dream. Mij kan je echt raken met deze woorden. Bill Kelly maakt zijn eigen woorden “It’s all about three chords and the truth” helemaal waar. Klasse plaat.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 51 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Hobotalk
Album:
Homesick For Nowhere
Label:
Glitterhouse Records
maandag 2 juli 2007
Twee jaar geleden maakte ik voor het eerst kennis met Hobotalk tijdens het unieke jaarlijkse tuinfeest van Glitterhouse Records (Orange Blossom Festival) in Beverungen Duitsland. Het live geluid van deze band, bestaande uit Marc Pilley (zang en gitaar), Ali Petrie (keyboards), Nick Houldsworth (elektrische gitaar) en drummer Alan Cranston, sloop als het ware bij mij naar binnen als zoete koek. De loepzuivere sound en stemgeluid van songwriter Marc Pilley zorgen ervoor dat ik de CD’s Beauty in Madness uit 1999 en Notes On Sunset (2005) onmiddellijk gearresteerde. Vorig jaar vervulde het uit schotland afkomstige band de ondankbare taak gelijktijdig met Ryan Adams op te treden in de kleine zaal van het Take Root Festival in Assen. Ondankbaar? Nee hoor, in tegendeel zelfs, ik heb het performance van deze Schotten met veel plezier helemaal uitgezeten. Ik vond het wederom een juweel van een live show die mij eerlijk gezegd nog lang zal bijblijven. Overtuig uzelf maar de beelden op de onlangs verschenen Take Root jubileum DVD spreken voor zich. Grappig warm en liefelijk kijk ik reikhalzend uit om hun nu voorliggende nieuwe geluidsdrager Homesick for Nowhere met u door te nemen. Ontbrak, naar mijn gevoel, de dynamiek en de gedrevenheid, die ik live van Hobotalk ken, op de voorganger Notes On Sunset, op Homesick for Nowhere is deze juist nadrukkelijk aanwezig. Pilley houd u tekstueel simpel bij de weg. Zijn schotse mountain muziek doet sterk denken aan Phil Ochs, Nick Drake en Tim Buckley. Een beetje griezelig allemaal want zoals u wellicht weet fladderen genoemde iconen niet meer tussen ons. De vijf episodes op Homesick for Nowhere worden experimenteel instrumentaal van elkaar gescheiden. Observerend opent Hobotalk met These Times Sure Could Break Your Heart. De liedjes slenteren in positieve zin aan mij voorbij. Falling For You Again en de heimwee naar nergens in het dommelende Today passeren me tijdens een dromerige bui. Ik merk dat de boeiende, vrolijke, emotionele, positieve en weemoedige Hobotalk composities mijn dagelijkse spanningen tot een futiliteit degraderen. Waar treffen we dit deze tijd nog aan? Ik moet echt terug naar begin jaren zeventig. Daar schafte ik ooit LP’s aan van Brian Parrish & Paul Gurvitz en ene Clifford T. Ward (Singer Songwriter). Geen mega producties maar wel een paar exemplaren die onmiddellijk bij mij opkomen. De puntjes staan op i wat mij betreft en als ik mij niet vergis zou Homesick for Nowhere wel eens voor een definitieve doorbraak kunnen gaan zorgen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 52 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Great Lake Swimmers
Album:
Ongiara
Label:
Independent
maandag 2 juli 2007
Richmont Fontaine, Hyacinth House en Wilco zijn zo maar een paar namen van bands die het Alt Country rock genre de laatste jaren naar een nog hoger platform tillen. Gezien de gestaag groeiende aanhang van de laatste tijd overtreffen ze vaak gezamenlijk zelfs de meer genestelde namen zoals die van o.a. Cowboy Junkies, The Jayhawks of Whiskeytown. Aan de lijst van extra kleur gevende Alt Country bands van deze tijd kunnen we nu onherroepelijk ook die van Great Lake Swimmers toevoegen. De Canadese band, gevormd rondom singer-songwriter Tony Dekker, maakte tot dusver twee indrukwekkende albums. In 2003 debuteerde men met een ongetiteld album die voor een groot deel de toonzetting bepaalden voor het in 2005 verschenen Bodies and Minds. De laidback Alt Country van de Great Lake Swimmer blinkt vooral uit in de teksten die Dekker schrijft. Zo is Dekker erg begaan met de omgeving waarin hij leeft en gevoelige thema’s als de keuze tussen leven en dood. Ook is er plaatst voor de nodige zelfreflectie en evaluatie op het leven. Niet de makkelijkste onderwerpen dus. Ik adviseer u dan ook plaats te nemen in een lekkere luie sofa om daarna zwijgzaamheid en onderdanig de nieuwe CD Ongiara tot u te laten komen. De muzikale afwikkeling van de liedjes is ook op Ongiara, door de bank genomen, erg traag. Hoewel Great Lake Swimmers, verder bestaande uit Erik Arnesen (Banjo, elektrisch gitaar) en Colin Huebert (drums, percussie, glockenspiel en Timpani) hier en daar een poging wagen om te rocken blijft de sfeer vooral verstrooid wazig. Great Lake Swimmers worden sierlijk vocaal bijgestaan door Serena Ryder en Sarah Harmer. Bob Egan (Blue Rodeo) schuif zijn pedal steel en dobro vakkundig precies daar in waar mooi, mooi klinkt. Owen Pallett verzorgt de goed gedoseerde strijkpartijen en verder horen we Mike Overton op up-right bas, Darcy Yates op elektrische bas, Mike Olsen aan de cello en Mike Bonnell op toetsen. Naar mijn mening had het geheel wel wat gepeperder en opgewekter gekund, zoals in de opener Your Rocky Spine, het landschappelijke Put There By The Land of in de daarop volgende vredesboodschap I Am Part Of A Large Family. Ik denk dat ik u voldoende aanknopingspunten gegeven te heb over wat u zoals kunt verwachten van de nieuwe van Great Lake Swimmers. Een sfeervolle CD die mijn inziens aangeeft hoe het Alt Country genre er in de toekomst uit zal komen te zien.
Jan Janssen
Artist:
Ian Hunter
Album:
Shrunken Heads
Label:
Jerk 9
zondag 1 juli 2007
De naam van Ian Hunter is, voor mij althans, onlosmakelijk verbonden aan die van de begin jaren zeventig florerende Engelse rock ‘n’ roll formatie Mott The Hoople. Hoewel de band regelmatig hits scoorde braken ze internationaal nooit echt helemaal door. De echte grote doorbraak volgde in 1972 toen niemand minder als David Bowie besloot hun album All The Young Dudes te produceren. Daarna produceerden Hunter, Mick Ralphs, Verden Allen, Pete Watts en Dale "Buffin" Griffin nog wat onbetekenende hits als All the Way from Memphis en Roll Away the Stone. Deze successen konden niet voorkomen dat de stekker er in 1976 definitief uitgetrokken werd. Ian Hunter was daarna volgens mij de enige die nog echt platen maakte van enige betekenis. Ik kan mij daar gek genoeg alleen nog maar You're Never Alone With A Schizophrenic van herinneren. Zo betekenisvol was het dus allemaal nog niet, merk ik dus nu ook. Als ik nu naar Hunter’s nieuwe release Shrunken Heads luister word ik toch wel stevig met de neus op de feiten gedrukt. De backing band bestaat uit Andy Burton (Grace Pool) op toetsen, vaste maat van Hunter, Steve Holley op drums, bassist Graham Maby (Joe Jackson) en gitaristen Jack Petruzzelli (Rufus Wainwright) en James Mastro (The Bongos). We horen ook Mary Lee Kortes en Jeff Tweedy backing vocals doen in diverse nummers op deze CD. Ook voorziet Soozie Tyrell (Bruce Springsteen) de hectische rocker Brainwashed van vindingrijk strijkwerk. Hunter’s hese stem past prima bij de meer countryrock gekleurde liedjes op dit album. De opener Words (Big Mouth), Fuss About Nothin’, prijsnummer Soul Of America, het lome Guiding Light zouden zomaar zelfs de radio twee luisteraar kunnen gaan amuseren. Hunter maakt bluegrass echt weer aantrekkelijk in zijn interpretatie daarvan. Het lollige met banjo en Honky Tonk piano overgoten I Am What I Hated When I Was Young is daar een uitstekend voorbeeld van. Grote klasse? Nee, maar wel bovengemiddeld. Ian Hunter zal vooral zijn fans niet meer verrassen met Shrunken Heads. Toch denk ik dat een nieuwe jonge generatie, zonder te weten dat we het toch hebben over een dinosaurus op poprock gebied, verrukt kunnen geraken van Shrunken Heads. Niet onbelangrijk is dan dat ze de CD op een presenteerblaadje aangereikt krijgen. Helaas het is het niet anders these days.
Jan Janssen woensdag 13 juni 2012
Pagina 53 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Mark Abis
Album:
Changing Inside
Label:
Serpent Sound
zondag 1 juli 2007
Op het moment dat ik de CD Changing Inside van de Britse singer-songwriter Mark Abis zit te beluisteren surf ik noodgedwongen over het Internet. Het lijkt er namelijk op dat Abis, net als soortgenoot Joe Purdy, niet veel wil of kan loslaten over waar het ooit allemaal begon. Toch kom ik op MySpace een opmerkelijke oproep tegen dat al vorig daar geplaatst werd. “Liedjesschrijver en zanger Mark Abis wil graag naar Nederland komen om op te treden. Dat is natuurlijk heel leuk voor de mensen die hem kennen, maar hij is niet heel bekend. En dan wordt het moeilijk. Gelukkig biedt MySpace uitkomst: een groep ter mobilisatie van de massa. Of geen massa, maar 200 man. Precies goed voor de bovenzaal in Paradiso. Dat zou wat zijn... Luister de liedjes en teken in als je geïnteresseerd bent, you won't be sorry!” Let op, deze oproep komt uit Nederland, is een reactie op het al in 2005 verschenen Changing Inside en lijkt in eerste instantie op een wanhopige poging bestaande barrières te doorbreken. Na zorgvuldig zijn CD Changing Inside beluisterd te hebben kom ik tot de conclusie dat dit zo’n gek idee nog niet is. Mark Abis maakt namelijk prima harmonieuze songs die zich soepel bewegen tussen Ray Lamontagne en Nick Drake. Abis stem is zuiver klinkt warm en draagt hier en daar wat sensualiteit met zich mee. Volgens MySpace zou het liedje Summerbreeze mij bekend voor moeten komen. Dit omdat Emiliana Torrini het liedje opnam voor de Amerikaanse televisieserie Buffy the Vampire Slayer. Ik heb de moeite genomen om die versie te beluisteren, maar helaas ook die versie komt mij niet bekend voor. Abis koos ervoor om met dat nummer te openen. Samen met producer Dave Anderson subtiel op piano creëert Abis een prachtige ambiance in dit naakte liedje. Naargelang de CD voortduurt beland ik verstrikt in het up-tempo For A Woman’s Love. Dit liedjes en Heaven Is your Face zijn in feite de enige nummers die een echt bandgeluid laten horen. De rest wordt minimaal georchestreerd. Hier en daar wel voorzien van mondharmonica in Stronger Than Desire en Pink Tulips en in Through The Heart Of New York de diepe tenor Sax van Eg White, maar overal klinkt Changing Inside vooral naar back to basic. Het enige wat nog rest is dat Abis een wereldhit gaat coveren en deze op de markt brengt. Gary Jules deed dit een aantal jaren geleden ooit met Mad World (Tears for Fears) waarom zou Abis, als hij dit tenminste zou willen, dit niet lukken met Nick Drake’s evenaarbare Hazey Jane. Even geduld dus, maar Paradiso, of dat van het oosten, komt volgens mij wel goed denk ik zo.
Jan Janssen
Artist:
Martha Scanlan
Album:
The West Was Burning
Label:
Sugar Hill Records
zondag 1 juli 2007
In haar jeugd in Minnesota, luisterde ze naar treurige Ierse ballades, Van Morrison, Dylan en Cash. In Montana leerde ze gitaarspelen, waarna ze vertrok naar The Appalachen van Tennessee om er de traditionele folkgroep The Realtime Travelers op te richten. Daarmee trad ze zes jaren lang, met succes, op in alle uithoeken van de Verenigde Staten, maar toen was het genoeg geweest met het brengen van Mountainmuziek. Met haar 11 nummers tellende debuut The West Was Burning treedt Martha Scanlan buiten de smalle oevers van het bluegrass genre al is de puristische aanpak nog niet helemaal verdwenen, zoals in het instrumentale middenstuk Call Me Shorty van haar begenadigde producer en veelbegeleider (mandoline, banjo, fiddle, gitaar, bas en zang) Dirk Powell (o.a. Darrell Scott). De andere 10 nummers bieden een fraaie verscheidenheid in arrangement en sfeer. Martha Scanlan’s rustige maar stevige liedjes zijn in alles fijngevoelig, verstild, dromerig, krachtig en kleurrijk. Abstract zijn haar songteksten die het ondergaan van de oneindige weidsheid van grootse landschappen lijken te verbeelden, welke ze vertolkt met een stem die de kleuren van Sandy Denny, Nathalie Merchant en Gillian Welch in zich verenigt. Behalve alleskunner Dirk Powell, zijn Amy Helm (Ollabelle) en haar vader Levon van de partij. The West Was Burning is een bijzondere en fraaie cd die het in zich heeft een (vergeten) klassieker te worden.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 54 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Molly Maher & Her Disbelievers
Album:
Balms Of Gilead
Label:
House Of Mercy Records
zondag 1 juli 2007
De uit Minneapolis afkomstige singer-songwriter Molly Maher verrast mij met één van de meest ingewikkelde CD verpakkingen die ik tot nog toe heb mogen ontvangen. Maher vierde release Balms of Gilead zit in een soort van envelop samengevouwen met daarin een simpel papieren CD insteek. De eenvoud siert vaak de mens, zeggen ze vaak. Tooien en vooral imponeren doet deze dame. Maher bespeeld haar gitaar op s’en kop en stemt dat ding ook nog eens hoorbaar anders af dan gewoon is. Ik heb geen idee hoe haar vorige albums Ghosts of My Town (2001), Self Pronouncing" Hookhead & Mare (2003) en Live From Martyrs uit 2005 klinken maar waarom deze diva, met een grote D, mij niet eerder is opgevallen is en blijft een raadsel. Als ik de Amerikaanse pers moet geloven dan moet ik vooral in de richting van Ricki Lee Jones en Bonnie Raitt gaan denken. Europeanen zien dat normaliter anders, ik ook dus. Ik hoor hoofdzakelijk vlagen van Amy Rigby, Nanci Griffith en Pieta Brown. Op Balms of Gilead wordt Maher muzikaal bijgestaan door een paar prima uitgedoste mij volkomen niets zeggende muzikanten dat zichzelf The Disbeleivers noemt. Wie het weet mag het zeggen maar ik heb met uitzondering van Tim O'Reagan (volgens Jayhawks) nog nooit eerder gehoord van producer Erik Koskinen, Brad Mattson, Lynda Crotty, Frankie Lee, Javier Trejo, Paul Bergen, Peter Sands, Steve Murry, Dave Dahl, Dave Downey, Tony Johnson, Brad Konkel, John Moline, Razz, Thomas Case, Hutch Hutchinsen, Jessy Green, Mark Anderson, Dean Magraw, Brett Brdas en Billy Hawn. Maher is bovendien wat onduidelijk over wie wat bespeeld wanneer. Het lijkt op een soort van muzikantencommune die zo af en toe de drang koesteren om samen iets moois te creëren. En over dat laatste kan ik alleen maar positief zijn. Een trein schuif al fluitend langzaam van links naar rechts door mijn speakers. De opener 3200 Miles zet meteen de toon van dit album. Al Trip hoppend, via Tugboat, loods ze ons naar de humeurige titeltrack. Prachtig, ik krijg daar koude rillingen van genot van kan ik u vertellen. Latin American vreugde in Heart Of Defiance. Het donkere All Of The Secrets blijkt de kickstart van het daarop volgende Soul Of A Man. In het liedje Wooden Boxes komt Molly Maher angstaanjagend dicht in de buurt bij de gemoederen en schermutselingen die Lucinda Williams vaak bezighouden. Weliswaar minder dramatisch allemaal, in positieve zin bedoeld dan, maar het bouquet is er. Molly Maher is een naam waar we in de toekomst gerust rekening mee kunnen gaan houden. Het Balsemen van de heuvel van de verklaring of de hoop van getuigenis heeft op mij indruk gemaakt, nu u nog?
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 55 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
North Twin
Album:
Falling Apart
Label:
Independent
zondag 1 juli 2007
Oeps weer eens een lekker bandje en muziek uit Seattle. Uit de grunge stad die bands zoals, Pearl Jam, Nirvana, Soundgarden en Alice in Chains, uit het asfalt liet verreizen verwacht je zo een twee drie geen Rootsrock bandje. Des te verrassender zijn de klankkleuren en geuren die North Twin op hun debuut CD Falling Apart laat horen. Denk aan Drive-by Truckers, Go To Blazes en Bottle Rockets. De mannen en enige vrouw in het gezelschap bassiste Rebecca Young hebben zich overduidelijk gespecialiseerd in pure roadhouse rock'n'roll, doordrenkte whiskey-kissed shuffles, verzuurde blues en een shot Roling Stones beat. Singer-writer Tony Fulgham tekent voor alle nummers op dit album. Toen Rebecca Young van New York naar Seattle verhuisde liep ze Fulgham tegen het lijf. De twee strikten even later gitarist Tim DiJulio en drummer Rick Cranford voor de band. Het is dan een soort van paradox om je debuutalbum dan Falling Apart te noemen. De met speed overgoten rockabilly opener The Good Guy zet mij heel even op het verkeerde been hoewel de stem van Fulgham mij direct doet denken aan die van Brian Henneman (Bottle Rockets). Als de rootsrocker Gasoline begint te ontbranden wordt dit album alleen nog maar beter en spannender. Na de puntgave radiohit en titeltrack van dit album volgt er heel even een Americana adempauze in No One’s Getting Out. De teksten zijn te mooi om waar te zijn en worden volgens eigen zeggen uit de duim gezogen. Fulgham zegt daarover “Ik vertel al leugens zolang ik mij kan herinneren. Ik heb uitgevonden dat als je ze verhalen noemt en je speelt gitaar terwijl je ze verteld dan vinden mensen dit niet zo erg meer”. Deze filosofie moeten we onthouden. Om te beginnen maar eens aandachtig luisteren naar Halloween In Houston. Door de nonchalante up-right bas en backing vocals van Rebecca Young en glasheldere gitaar solo van DiJulio vergeet ik weer de tekst te volgen. Nagenoeg hetzelfde overkomt me in de country ballade Turn Around. Weet je wat ik kap er mee, de muziek en ritmiek zijn te mooi om over na te denken en je verder te verdiepen. Mooi afwisselend debuutalbum van dit spetterende kwartet uit Seattle. Hier bijt zich zelfs de gebleekte grunge fan op stuk.
Jan Janssen
Artist:
Richard Gilpin
Album:
Loose Ends
Label:
Independent
zondag 1 juli 2007
Door mij wordt maar zelden een cd besproken van een Britse of Ierse muzikant. Ik denk dat er uit die hoek, in tegenstelling tot heel vroeger, weinig tot niks aan boeiende rootsmuziek te verwachten is die me ook maar een beetje in vervoering brengt. Deze sceptische houding wordt door de Ierse folkzanger Richard Gilpin met zijn 3de album Loose Ends – in elk geval voor deze keer – door mij afgelegd. Ik ben van de meeste van de elf liedjes op Loose Ends gaandeweg gaan houden, omdat ze zo eenvoudig, melodieus en oorspronkelijk zijn. De cd kent met de reggae in Soul Searching een wat valse start, maar daarna is er slechts zuivere kwaliteit te horen in bijvoorbeeld de machtige pianoballade Because You Can of het gitaarrockende walsje The Healing Pool. De grondslag is natuurlijk Keltische folkmuziek, maar door invloeden te gebruiken uit de rock, countryblues en soul heeft Gilpin voor de altijd noodzakelijke variatie gezorgd. Dat doet hij te meer door naast gitaar, bas en drums, ook piano, orgel, mandoline en fiddle smaakvol toe te voegen. De vaste stem van Gilpin heeft een zachte melancholische toon die mooi harmonieert met de krachtige soulachtige achtergrondvocalen van ene Cathal Hayden. Verrassend goed gedaan.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 56 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Trilobite
Album:
Trilobite
Label:
Independent
zondag 1 juli 2007
De Albuquerque afkomstige Alt Country formatie Trilobite is gevormd rondom singer-songwriter Mark Ray Lewis. Persoonlijk had ik nog nooit van de beste man gehoord. De donkere zwoele woestijn klanken die de band, bestaande uit Mark Weaver op trombone, pump orgel, en tuba, Michelle Collins zang en gitaar en Jessica Billey op zang en viool, maakt op hun ongetitelde debuutalbum zal voor de kenners in het genre bekend voorkomen. De plaatsnaam Albuquerque, New Mexico en diep overpeinzende teksten zijn, voor mij althans, onlosmakelijk verbonden met die van Nels Andrews. Uit die hoek komt de sobere galm van Trilobite. Normaal gesproken geraak ik in een soort hakken in het zand positie bij het horen van religieuze en spiritueel getinte liedjes. Liedjesschrijver Lewis groeide in die wereld op en verzon voor zijn liedjes buitensporige titels. De opener The Pumpkin Farmer bijvoorbeeld komt lekker binnen. De verkoelende duik die Lewis meent Hunky Kentuckian is lijfelijk te voelen. Het Twangy The Caves of Burgundy zou een ode kunnen zijn aan de grotten van de bedevaartplaats Lourdes in Frankrijk. In Charlemagne The Great blikt hij volgens mij terug naar de tweede wereldoorlog. De man die het Amerika van het moment in tweeën verdeeld moet het ontgelden, “We were divided right down the middle by a man with a bone in his finger”. Troosteloos en neerslachtig allemaal! De uitputting in de grimmige muziek is voelbaar zonder dat het je echter gaat vervelen. De interessante muzikale wending in het instrumentale Samsara benaderd haar betekenis (de boeddhistische en hindoeïstische cyclus van dood en wedergeboorte zonder begin en zonder eind, onder invloed van begoocheling en karma en vol met lijden.) angstaanjagend goed. Misschien was dit nummer wel de reden waarom ik de hakken uit het zand haalde en mij heb laten meeslepen. De prachtige composities, goed gearrangeerde strijkpartijen en beklemmende ambiance op deze CD gaven mij in ieder geval die innerlijke rust die ik waarschijnlijk hard nodig had op die bewuste momenten.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 57 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ana Popovic
Album:
Still Making History
Label:
Delta Groove Productions
woensdag 20 juni 2007
Ik heb het uitgebreide verhaal over hoe ik de uit voormalig Joegoslavië afkomstig uit Ana Popovic tegen het lijf liep al eens bij u onder de aandacht gebracht. Voor al diegene die dat gemist hebben een verkorte versie daarvan. In 1999 brachten ik een bezoek aan het Hoeve Blues Festival in Venray. Ik raakte daar aan de babbel met een innemende, in het oog springende, jongedame. Bij mij zat de borrel al diep in de benen en de jongedame was duidelijk op haar hoede, niet voor niets zou later blijken. Nagenoeg opdat zelfde moment beklom deze charmante diva het podium. De ontgoocheling was compleet toen ik zag dat deze, ietwat op Joan Osborn lijkende schoonheid, naar haar witte Fender greep en vervolgens een pijpje om haar pink schoof. U weet inmiddels dat ik graag even terugblik, dit blauwtje wilde ik u dus echt niet onthouden. Wie is die Ana Popovic eigenlijk? De in Belgrado geboren Ana Popovic formeerde in oktober 1995 haar eigen band genaamd Hush. Vanaf die tijd toerde Popovic voornamelijk door de balkan en Griekenland. Tijdens het prestigieuze Marsoni Blues Festival, eind 1996, stond ze plots in het voorprogramma van blueslegende Junior Wells. Een jaar later stond Popovic op het, naar eigen zeggen, zeer belangrijke Lucky Strike Jazz Festival. Het gevolg was dat Popovic en haar band, in de zomer van 1998, hun debuutalbum Hometown op konden nemen. In Januari 1999 besluit Ana te vertrekken naar Nederland om te gaan studeren aan het conservatorium in Utrecht. Ze speelde in die tijd voornamelijk als gast muziekante in verschillende Nederlandse Belgische bluesformaties, zoals The Red Rooster Club, Millstreet Blues Band. Trouble No More en The Backstreet Men. Begin februari, 2000, ging ze op tournee met The Blues Company uit Duitsland. Nagenoeg in datzelfde tijdsbeeld spatte haar land uiteen. Popovic zegt daar nu over “Ik ben één van de weinige die in staat is gebleken dat te doen wat ik echt leuk vind om te doen. Als je geboren bent in een derdewereldland dan hoor je nergens bij. Wil je overleven dan heb je werk nodig, maar je kreeg in die tijd geen toestemming om dat te doen waar je hart lag. Zo werden doktoren secretarissen, procureurs mochten gaan schoonmaken en architecten werden hotelmanagers. Ik heb die uitdagingen naast mij neergelegd”. Ana Popovic is een survivor en dat hoor je ook terug op haar Delta Groove Music debuut CD Still Making History. Wat een voor de Ierse songwriter en gitaarvirtuoos Ian Parker geld, geld ook een beetje voor de muziek van Popovic. Op Still Making History kan ik u niet één bepaalde muzikale richting opsturen. Ik hoor pure messcherpe bluesrock in de opener U Complete Me. Hoekige funk in Hold On. Reggae in het luchtig klinkende en toch tekstueel zwaarbeladen Between Our Worlds. Southern rock in Hungry. Jazz in Doubt Everyone But Me. Strakke gospel slide blues in How’d you learn to shake it like that. Soul funk in het adorerende Sexiest man alive. In de meer dan zes minuten durende lome en heerlijk relaxte titeltrack en het liedje Calendars laat Popovic mij wat meer genieten van haar kunsten als singer-songwriter. Het producers duo bestaande uit John Porter (Roxy Music, Los Lonely Boys, Ryan Adams) en David Z. (Frank Black, John Brannen, Leo Kottke) hebben, gezien hun grote gevarieerde staat van dienst, er flink de hand in gehad om dit samenraapsel van muziekstromingen te bundelen. Geloofd mij nu maar, Popovic heeft nog nooit eerder zo goed georchestreerd geklonken. Met andere woorden, deze Balkan rockin’ Popovic overstijgt zichzelf op Still Making History. Tja, en dat opgelopen blauwtje dan? Daar zijn we natuurlijk allang overheen. Maar kijk eens op de CD cover en wees eens eerlijk? Toch is het zo, achter deze Aphrodite schuilt een gitaartijger die donders goed weet hoe een 1960 Fender Stratocaster ter hand te nemen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 58 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ben Long
Album:
Still Alive
Label:
Noise Buffet
woensdag 20 juni 2007
De in Memphis, Tennessee opgegroeide tweeëndertig jarige Ben Long is beïnvloedt door allerlei soorten muziek, die hij op de radio hoorde. Gospel, Blues en Bluegrass, wat vooral in het zuiden van Amerika wordt gespeeld, interesseerde Long ook. Still Alive is Ben Long’s debuutalbum die hij in zijn eigen geluidsstudio heeft opgenomen. Long heeft alle nummers op deze CD zelf geschreven. Zelf bespeelt hij piano, gitaar, banjo en harmonica op deze langspeler. Verder heeft hij de hulp ingeroepen van zes muzikanten, die veel Jazz, Blues en Country ervaring hebben. Op de CD Still Alive gaat het van Country naar Bluegrass tot aan Blues en Jazz. De titel van zijn CD refereert naar de periode van negen jaar die Ben Long nam om zijn nummers voor deze CD te schreven. Met andere woorden… leef ik dan nog? In de heerlijke Alt Country en hitgevoelige opener Still Alive laat Long duidelijk merken een reislustig type te zijn. “Zet je vinger willekeurig op de kaart en ik ga er heen”. In dit geval West Virginia. Het Bluegrass liedje Memphrissippi gaat over zijn geboorteplaats Memphis en hoe dat is samengesmolten tot Missippi/Arkansas. De mensen daar zijn vriendelijk en de BBQ's zijn te gek. Het Bluessy-achtige This Town en het mid-tempo liedje Swim the Seven Seas gaat over de vrijheid om te reizen en de wereld verkennen. Amerikanen zijn de eenzaamste mensen van de hele planeet, vindt Long. We sluiten onszelf van de wereld af en blijven in onze auto’s zitten. Jazz, Blues invloeden vermengen zich in Fourteeners. Je waant je op een besneeuwde bergtop en bedenkt dan ineens dat dit miljoenen jaren geleden is ontstaan. Luisterend naar één van mijn vele favorieten Songs Write Me Down, lijkt het er bijna op dat David Crosby op de achtergrond meezingt. Een complement voor Ben Long dus, die ook de achtergrond vocalen voor zijn rekening neemt. In het slow-country liedje Everything I done zingt Long over zijn vroegere liefde. De knaller en afsluiter van het prachtige Still Alive is ongetwijfeld Monkey Boy. Het is een grappig nummer over George W. Bush, waarin Long’s vioolspel prominent aanwezig is. Ook hier zijn duidelijke invloeden van de band van David Crosby, CPR. Momenteel is Long alweer bezig zijn nieuwe CD af te mixen. Deze zou naar aller waarschijnlijkheid in het najaar uit moeten komen. Gelijk aan de nieuwe CD zal Ben Long voor de tweede maal naar Nederland afreizen. In 2005 speelde Long o.a. in het Vondelpark onder een brug.
Johan Schoenmaker
woensdag 13 juni 2012
Pagina 59 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Gordie Tentrees
Album:
Bottleneck To Wire
Label:
Yukon Sound Recording
woensdag 20 juni 2007
Moeilijk te begrijpen dat als je de naam van Gordie Tentrees Googled je nagenoeg niet één uit Nederland afkomstige link vindt die iets te melden heeft over deze uit Yukon, Canada afkomstige singer-songwriter. Dit terwijl wij in 2004 al op indrukwekkende wijze kennis maakte met diens debuutalbum 29 Loads Of Freight. De CD bevatte een keur aan decoratieve country, folk en blues momenten waarbij je soms het gevoel kreeg dat hij nog niet helemaal wist welke kant hij op wilde. Vorig jaar verscheen ineens de DVD Beautiful & Deranged (the song of the Yukon). Producer van de docufilm Alan Black volgt drie muzikanten on the road tijdens de donkere winterdagen waarbij de temperatuur zakt naar min veertig graden Celsius. Samen met singer-songwriters Mikel Miller en Aylie Sparkes reisde Tentrees ruim 600 kolometer door zijn eigen streek Yukon. Langs deze weg troffen ze kleurrijke figuren waarmee van gedachte werd gewisseld. De mythologieën van Yukon worden blootgelegd en prachtig poëtisch ingesproken en van beeld voorzien door respectievelijk Jonas Crawley en cameraman Allan Shifman. Met deze achtergrond informatie in de hand stappen we over naar Gordie Tentrees tweede nieuwe solo release Bottleneck To Wire. Opvallende namen op dit album zijn Roger Marin (Fred Eaglesmith) op pedal steel, Jaxon Haldane (D-Rangers) op banjo en Amelia Rose (Fishhead Stew) op fiddle. De titeltrack wordt opgedragen aan reisgezelmaatje Aylie Sparkes die overigens ook gitaar speelt in het blues getinte liedjes Make Me Spin. Het liedje Men, dat gaat over de steun die Tentrees ontving van een Canadese boxer Everton “Angel” McEwan is echt een zijsprongetje als ik het totaal hoor. Tentrees groeide op, op een boerderij in Bancroft, Ontario. Zijn ouders verschilde dusdanig van mening over de manier van bedrijfsvoering dat ze de boerderij verloren. Die ervaring wordt prachtig uitgediept in het stroperige bluesy Farm Boy. Prijsnummer op Bottleneck To Wire is ongetwijfeld Two Sons. Het dramatische verhaal van een jonge moeder die tijdens een Tsunami moet kiezen tussen twee zoons, wetende dat ze door haar fysieke kracht er maar één kan redden, klinkt zoals het bedoeld is. De spanning giert door je keel, kan ik u vertellen. Gordie Tentrees maakt een prima CD. Zangtechnisch misschien niet altijd even zuiver maar qua muzikale variatie zeker een om te overwegen. Onverlet het feit dat Tentrees wel meer onder de aandacht gebracht zou kunnen worden in Nederland, heb ik nog steeds twijfels over welke kant hij nu eigenlijk op wil.
Jan Janssen
Artist:
Richard Manuel
Album:
Whispering Pines
Label:
Corazong Records
woensdag 20 juni 2007
In 2004 brachten de Drive-by Truckers al een hommage aan Rick Danko en Richard Manuel met Danko/Manuel. Overigens prachtig vertolkt door de inmiddels ex-trucker Jason Isbell. En nu eert CoraZong Records Danko en Manuel dubbelop. Ten eerste in de vorm van Richard Danko’s nooit uitgebrachte tweede solo album Cryin’ Heart Blues (al eerder besproken). En ten tweede ook nog eens een live show van Richard Manuel. Namelijk de show in The Getaway in New York met als titel Whispering Pines. De opnames van deze live show waren tot nu alleen te verkrijgen als Japanse Release. CoraZong records heeft een goede zaak gedaan om deze opnamen in Nederland uit te brengen. De show van Richard Manuel is opgenomen op 12 oktober 1985, een half jaar voor zijn dood. Manuel werd altijd gezien als de beste zanger van The Band, en was diegene die een hele show zou kunnen dragen. Tijdens het live concert in The Getaway is Manuel hotter than hot. Gesteund door mede Bandleden Rick Danko, Jim Weider en Sredni Vollmer geeft Manuel een show in The Getaway waar je U tegen zegt. Adembenemend luister je naar een ijzig mooi uitgevoerde opener Grow too old, een cover van Bobby Charles. The Band nummers als I shall be released en The shape I’m in en King Harvest komen uiteraard ook aan bod. Als Richard Manuel voor een tweede toegift wordt teruggeroepen grapt hij: wat zijn jullie toch een stelletje slavendrijvers. Afsluiter is Mitzi’s Blues, waarin, op Robbie Robertson na, alle bandleden komen opdragen. Zij worden daarin ruw verstoord door Manuel’s hond Mitzi. Klein missertje zijn de extraatjes die zijn toegevoegd uit de archieven van Garth Hudson. Manuel is op drie van de vier nummers wat aan het improviseren op de piano.
Johan Schoenmaker
woensdag 13 juni 2012
Pagina 60 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Rod Picott
Album:
Summerbirds
Label:
Welding Rod Music
zondag 3 juni 2007
Rod Picott is geboren in New Hampshire maar groeide op in Maine. Een aantal jaren geleden verkaste hij naar Nashville om zijn beroep als songwriter meer te ontwikkelen. Hij werkte daar met o.a. mensen als Kim Richey, Fred Eaglesmith en Gurf Morlix. Tot op heden maakte hij drie imposante albums. In 2000 maakte ik kennis met Picott’s solodebuut Tiger Tom Dixon’s Blues. Mainstream rijp riepen we toen. Twee jaar later deden we daar een schepje bovenop. “Stray Dogs zal Europa veroveren” en nog eens twee jaar later kopte Picott Girl From Arkansas bij mij heel professioneel binnen. Ondanks privé problemen (echtscheiding) die aan dat album vooraf gingen, raakte hij gevoelige snaren en tonen. Toch heeft Nederland voor Picott niet gebracht wat ik mij ervan voorgesteld had. Hij blijft naar mijn gevoel een beetje hangen en komt niet echt ter sprake als men het heeft over uitzonderlijke singer-songwriters. Als iemand zich daarvan dat bewust is dan is het Picott zelf wel. Op Rod Picott’s nieuwe kraakheldere productie CD Summerbirds maakt hij duidelijk een pas op s’en plaats. Picott doet waar hij goed in is en neemt geen risico’s door een kompleet andere weg in te slaan. Toch is er iets bijzonders aan de hand met Picott’s nieuwe CD. Picott trapt namelijk de eerste drie nummer stevig rockend af. Jealous Stars, Bird Won’t Fly en Hand Me Down zijn stuk voor stuk echte radioknallers. Met het naar Chris Isaak flirtende en prijsnummer op dit album Sinner’s Prayer, lijkt Picott je aan de hand mee te willen nemen naar wat meer melancholische songs. Niet verkeert begrijpen, want wat u dan voorgeschoteld krijgt, in o.a. Something Spanish en Worry Doll, zijn werkelijk prachtig gedetailleerde verhalende en vooral goed te volgen liedjes. Rod Picott schiet voor de vierde keer in de roos wat mij betreft. Hoogste tijd dus dat u deze sympathieke singer-songwriter ook eens leert kennen van een wat robuustere kant. Rod Picott is born in New Hampshire, but grew up in Maine. Some years ago he moved to Nashville to develop his profession as a singer-songwriter. There he worked together with people like Kim Richey, Fred Eaglesmith and Gurf Morlix. Until now he has released 3 impressive albums out. In 2000 I heard Picott's solo debut "Tiger Tom Dixon's Blues". Mainstream ready we called it at that time. Two years later we enlarged this claim, "Stray Dogs" will conquer Europe, and another two years later Picott's album 'Girl From Arkansas' for me was a very professional CD as well. Despite (or thanks to?) his private problems (divorce), preceding the creation of this album, he touches sensitive strings and tones. And yet The Netherlands did not bring to Picott what I expected. He lingers a bit and people don"t mention his name when they are talking about exceptional singer-songwriters. If someone is aware of this, it is Rod Picott himself. On Rod"s immaculately produced new CD "Summerbirds" he clearly marks time. He does that what he is good at and does not take risks to break completely new ground. Although there is something special about his new album. It starts surprisingly with solid rocking songs: "Jealous Stars", " Bird Won"t Fly" and "Hand Me Down" are one after another real radio hits. With the price song "Sinners"s Prayer" on this album, reminding of Chris Isaak, Picott seems to take you by the hand to somewhat more melancholic songs. Don’t take me wrong, because what he presents you after this in the tracks like "Something Spanish" and "Worry Doll" are really beautiful detailed narrative songs, which you can fully understand as well. As for me Rod Picott hits the bull eye for the fourth time with this new album. So it is really about time that you get acquainted with the more robust side of this sympathetic singer-songwriter. Jan Janssen for Real Roots Cafe, (translation Yvonne Bohm) Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 61 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
T-99
Album:
Vagabonds
Label:
Coolbuzz Records
zaterdag 2 juni 2007
Als ik het keurig verzorgde CD omhulsel van de CD Vagabonds, opensla, dan moet ik direct denken aan hoofdrolspelers in de film O Brother, Where Art Thou? George Clooney, John Turturro en Tim Blake Nelson. De prachtig getekende karikaturen van het drietal Mischa den Haring (zang, gitaar, mandoline), Martin de Ruiter (zang, drums, percussie, trash-kit) en Donné la Fontaine (upright bass, ukulele, banjo-ukulele en slaggitaar) zijn bijzonder mooi en komisch gemaakt. Toch klinkt het uit Amsterdam afkomstige Trio T-99 alles behalve naar de muziek uit die film. The Alternative Rhythm & Roots, zoals ze zelf graag hun muziek samenvatten, spat werkelijk van hun nieuwe vierde release af. Althans de opener Drunk, en liedjes als Sun, 3 X Rooster en het instrumentale Human Cannonball, komen al dampend uit mijn CD speler. Hoewel ik de band nog nooit eerder live heb zien optreden lijkt de uitstekende live reputatie van T-99 hun vooruit te snellen. Zo te horen kan ik mij dit wel enigszins voorstellen, want het is een en al feest op Vagabonds. Wie zomaar even denkt aan te haken aan de mengelmoes van muziekstijlen die T-99 maakt, komt bekaaid af. De Franstalig, Arabisch rootspop die ik hoor in Fichez le Camp en schakelingen naar liedjes als Hey Hey en Willow zijn niet eenvoudig. Wat mij wel aan trekt zijn de zelf zwart op wit gezette songs die fraai, soms tartend, dan weer eigengereid overkomen. Een uitzondering daarop is dan weer Hope It’s Gonna Rain. De lekkere lome galm hoor ik al door een zwoele zomerse nacht waaien. Toch dreig ik af te knappen bij dit ruim vierminuten lang durende liedje. Oorzaak is waarschijnlijk de enorme hoeveelheid aan herhalingen van de songtitel. Gelukkig voor de band komt dan ineens 3 X Rooster uit mijn speakers denderen. Oeps ben weer bij de les. Naar meerdere draaibeurten blijf ik echter met een haat liefde gevoel zitten. De twijfel van houdbaarheid groeit. Toch maar eens een keertje een live concert bijwonen van dit drietal?
Jan Janssen
Artist:
Hayward Williams
Album:
Another Sailor's Dream
Label:
Machine Records
zaterdag 2 juni 2007
De in Milwaukee, Wisconsin geboren Hayward Williams is iemand die op jonge leeftijd optreedt in cafe’s en bars. In die tijd luistert Williams veel naar muziek van The Beatles tot aan Jeff Buckley. Met zijn ’64 Gibson die hij van zijn moeder kreeg, begint hij met schrijven van muziek. In 2001, na het beëindigen van school, sluit hij zich aan bij de band Exit. Door een solo project onder de naam “Hayward is Sneaky” uit 2002, krijgt Hayward Williams in 2005 de gelegenheid een CD op te nemen wat resulteert in het mooie Uphill/downhill. Een collectie van songs in de trend van de band Wilco. Eind 2005 brengt hem in contact met Peter Mulvey waarmee hij de EP Trench Foot opneemt. Met behulp van spatels en de benodigde meubels wordt, op dat album, voor de nodige ritmische begeleiding gezorgd. Een jaar werken met een autistische jongen, die het altijd prachtig vond om verhalen te vertellen over matrozen en piraten inspireert Williams tot het schrijven van nummers voor zijn nieuwe CD Another Sailor’s Dream. Op deze CD krijgt Williams hulp van Dan McMahon op o.a. elektrische gitaar, banjo en lap steel en van producer Peter Mulvey die o.a. akoestische lead-gitaar en backing vocalen voor zijn rekening neemt. Van ingetogen en donkere nummers als de prachtige opener “Ballad of Benson Creek” en “Who’s gonna be today” brengt Hayward Williams ons ook de blues in “Doctor”, gaat het letterlijk in een voortdenderende trein in “Careful, Please”. Zijn op de klippen relatie komt aan de orde in “Problems with Hemmingsway”. Dit nummer was overigens ook al op zijn eerste CD verschenen, maar Peter Mulvey hield van het nummer en hij probeerde er een meer comfortabele versie van te maken. In “Song for Lou” staat Lou eigenlijk voor iedereen die ooit iemand heeft verloren en het effect wat dat met zich meebrengt in je gedachten. Another Sailor’s Dream sluit waardig af met het op een Nebraska-achtig gebrachte “Thunder Road”. Bruce Springsteen zou het hem niet nagedaan kunnen hebben. Een sublieme Alt Country, folk CD die in menig jaarlijstje 2007 terug te vinden zal zijn. En nu maar wachten op een Nederlandse tour van Hayward Williams.
Johan Schoenmaker
woensdag 13 juni 2012
Pagina 62 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
RootsClub
Album:
RootsClub
Label:
Rosa Records
zaterdag 2 juni 2007
Onder de naam The Rootsclub organiseerden de broers Jan en Rik van Doorn (Lazy Sunday Dreams) en Bert Boot maandelijks een Americana- avond in het Amsterdamse Maloe Melo. Na drie jaar kwam daar alweer een eind aan, maar dat feit was luidde wel het begin in om onder dezelfde naam een negenkoppige band te formeren en deze eerste CD, zonder naam, uit te brengen. De oprichters van de club hebben ook hier de belangrijkste hand gehad in de twaalf nummers. Vanzelfsprekend vormt de country & western muziek de basis, maar ze schuwen in de uitwerking allesbehalve aanverwante (zij) paden in te slaan van folk, rock en r&b. Het resultaat is een live klinkende, prettig gevarieerde en prima in het gehoor liggende muziek. Geen muzikale vernieuwing natuurlijk en tekstueel zijn het de bekende clichés, maar het is absoluut met liefde en humor gedaan. Mooiste nummers: The Diamond Lost Her Shine, Long Distance Love Affair en I ‘m Goin’Down From The Mountain, waarmee ze het lekkerste voor het laatst hebben bewaard. Maar misschien komt Rootsclub live nog beter uit de verf. Niet verwonderlijk, want daar liggen tenslotte hun roots.
Huub Thomassen Artist:
Bek-Jean Stewart
Album:
Junior Years
Label:
Laughing Outlaw Records
vrijdag 1 juni 2007
De naam Bek-Jean Steward zal bij de meeste van u niet echt bekend voorkomen. De naam van singersongwriter Perry Keyes zou dat intussen echter wel moeten doen. Keyes debuteerde in 2005 met een prachtig dubbelalbum dat de titel Meter meekreeg. Bek-Jean Stewart zat op dat album achter de drumkit en zong daarbij meerde duetten met Keyes. Google de naam Bek-Jean Stewart en je komt ook direct uit op Perry Keyes homepage. De zesendertig jarige uit Sydney afkomstige singer-songwriter debuteert volgens mij nu zelf met de CD Junior Years. Buiten dat Keyes uiteraard meezingt, in de met de nodige Twang beladen ballad Winding Road, wordt Bek-Jean ondermeer ook bijgestaan door Grand Shanahan op basgitaar, Matt Galvin (Eva Trout, The Forresters, Jason Walker) en Eddie Kairouz op elektrische gitaren en Warren Bright achter toetsen. Dit maakt Junior Years toch vooral een stevig gitaar gedreven countryrock album dat net zoals LP’s vroeger in Side 1 en Side 2 is opgedeeld. De toonzetting en sfeer die ik proef is die van Gina Villalobos en Reto Burrell. Bek-Jean Stewart hese stem heeft echter veel weg Bonnie Tyler in better days. Sla het boekje open en je weet meteen dat deze dame geen gemakkelijke prooi is. Lees haar biografie en je vermoedens worden bewaarheid. Stewart steekt dit zelf ook niet onder stoelen of banken. In het liedje When I Was bijvoorbeeld tilt ze een tipje van de sluier op. Liefde en afkeer behoeven geen tegenpolen te zijn lijkt ze te zeggen. “This album is for anyone who has loved en cried” schrijft ze in haar CD omhulsel. Nog een statement van Bek-Jean Stewart? “The monster will remain within until the day I die”, ga er maar aanstaan. Diep gewortelde melodieuze country rock die je tegenwoordig maar zelden hoort. Zonder enige twijfel, we gaan in de toekomst meer horen van power drumkit lady Bek-Jean Stewart.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 63 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Jeb Loy Nichols
Album:
Days Are Mighty
Label:
Tuition
vrijdag 1 juni 2007
Ik was alweer bijna vergeten hoe zeer ik de stem van de in Austin, Texas afkomstige singer-songwriter Jeb Loy Nichols ook al weer waardeer. In mijn ogen is hij vocaal en muzikaal altijd al zijn tijd ver vooruit geweest. Met name toen ik kennis maakte met de muziek van José González (Heartbeats, de stuiterende ballen muziek in de reclamefilm van de Sony Bravia TV) had ik meteen zoiets van, nieuwe Nichols? Nee, die opstap en dat steuntje in de rug is Jeb Loy Nichols kennelijk niet gegund. Nichols is trouwens één van de weinige singer-songwriter die de overstap maakte van Austin naar New York City om van daaruit de plas over te steken naar London. Daar werkte hij ondermeer met o.a. Neneh Cherry, voordat hij samen met vocaliste Lorraine Morley zijn eigen band The Fellow Travellers in de steigers zette. De pittige country, folk, en reggae op de releases Just A Vistor en Things In Time waren de voorbodes van hetgeen waar Nichols zich nog verder in zou gaan ontwikkelen. In 1997 zag Nichols solo debuut Lovers Knot, dat uitkwam op Capitol Records, het levenslicht. De melancholische liedjes As The Rain en Our Good Good Thing (Just Gets Better) klinken nog altijd van deze tijd. In 1999 resulteerde dat in een schitterend live optreden tijdens het Take Root Festival in Assen. De EP singel Heaven Right Here viel via het import kanaal Generic tussen wal en schip. Alleen echte insiders wisten hoe ze aan deze EP konden komen. In datzelfde jaar werkte Nichols ook met singer-songwriters Dave Schramm, Ricky Barnes en Hank McCoy aan het gelegenheidsproject dat de naam The Okra All-Stars meekreeg. De filosofische benadering van de muziek, van dit viertal, resulteerde in een van de best gecoverde versies van Purple Rain (Prince). Rond het millennium verscheen van Nichols het wat minder klinkende Just What Time It Is. Ook twee jaar later kon Nichols mij niet echt meer overtuigen met de release Easy Now. In 2005 revancheerde Jeb Loy Nichols zich met, het naar mijn smaak beste album tot nog toe, Now Then. Zijn gloed nieuwe release Days Are Mighty ligt, wat dat betreft, daar volledig in het verlengde van. Het aantrekkelijke daarbij is dat Nichols daar meteen een dubbellaar van heeft gemaakt. Op CD 1 staan demo’s die hij thuis opnam. Het zijn werkelijk tien prachtige poedelnaakte liedjes van Nichols en zijn gitaar waarvan een deel georchestreerd terug te vingen is op CD 2. De elf lokale hits, zoals Nichols ze zelf noemt, worden sfeervol muzikaal gedragen door de heerlijk soulvol, folk en jazzy klinkende Hill and Gully Band. Deze bestaat uit ondermeer uit Andy Hamill op bas, Jennifer Carr (Barcelona, Celine Dion) op toetsen en subtiele backing vocals, Jonathan Lee (James Hunter) op drums en Loraine Morley horen we weer op backing vocals. Aan de spreuken in het goed verzorgde CD omhulsel valt af te lezen dat Nichols over goede oneliner eigenschappen beschikt. Wat te zeggen van “Too hot to handle, too cold to hold” of “ Never better is always near at hand”? De rebellion’s laatste quote “We know the system doesn’t work because we’re living in the ruins” spreekt boekdelen. De woorden komen mij echter wel bekend voor. Jeb Loy Nichols liet zich, volgens mijn, inspireren door schrijvers als Terry Michael Perlin (Contemporary Anarchism) of Chester Anderson (Sheep? Baa). Waar dan ook en hoe dan ook, Jeb Loy Nichols, maakt een kolossaal mooi klinkende zitkeukentafel CD, die dubbel en dwars het geld waart is.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 64 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Leroy
Album:
Walla Walla
Label:
Independent
vrijdag 1 juni 2007
Leroy is geen naam van een band maar de naam van een in Walla Walla geboren maar in Spokane getogen singer-songwriter. Het verhaal van Leroy is er een die geld voor veel, naar erkenning zoekende singersongwriters. Toch wil ik het verhaal in een notendop even aan u kwijt. De nu tweeënveertig jarige talentvolle gitarist besloot na schooltijd, half tachtigerjaren, dat het muzikale gras in Los Angeles, groener was dan in zijn eigen Washington DC omgeving. Al snel kwam hij erachter dat het bereiken van zijn einddoel iets was voor de lange adem. Via clubs aan de Sunset Strip in Hollywood richt hij ruim tien jaar later de punkrock formatie HOG op. De band tekende met release Nothing Sacred meteen een major deal bij Geffen Records. De naam van Kirk Miller duikt dan ineens op? Is Miller aka Leroy? Ja dus. Het gevoel van “nu heb ik het gemaakt” was maar van korte duur want Leroy en zijn band vlogen de laan uit bij Geffen. De slechte verkoopcijfers en verandering van het beleid bij de platenmaatschappij weerhielden Leroy er echter niet van eind jaren negentig toch te tekenen bij Hollywood Records voor de release van een ongetiteld album. Ondanks het feit dat de mix van rock, soul, funk en country werd geproduceerd door niemand minder dan Rob Cavallo (Green Day, Alanis Morissette en Jewel) kreeg de CD nagenoeg geen promotie. Toch pikte de film en TV serie industrie de liedjes van Leroy op. Zo werd New World een hit omdat het een soundtrack betrof van de film 10 Thing I Hate About You. Nadat hij wat studio werk verricht als beat programmeur op John Mayer’s album Heavier Things richt Leroy zijn eigen independent label TML Records op, om zijn eigen muziek op de markt te kunnen brengen. Gevolg eind 2005 ziet Squish het daglicht. Wederom staat de filmindustrie te trappelen voor Leroy’s voordeur. Het liedje Gonna Get Together land bijvoorbeeld zo in enkele afleveringen van de TV serie Arrested Development. Back to the Real Roots moet Leroy gedacht hebben toen hij ons zijn derde release Walla Walla opstuurde. De muzikale hergeboorte van deze in het oog springende singer-songwriter klinkt werkelijk als een klok. De flowerpower look en idealen druipen van deze CD af zonder dan ook maar één moment oubollig te klinken. Poprock met een vleugje TripHop en Country sieren de elf zeer eigentijdse en meteen ook tijdloze melodieën. Luister bijvoorbeeld maar eens naar het samen met Cindy Morgan geschreven The River of het berustende Lonesome Highway, en u kunt niet anders dan constateren dat Beck, Matchbox Twenty erg dicht in de buurt bivakkeren. Love Me Everyday en de bezongen levensloop van Leroy in My Way chloreren echter op deze CD. Leroy’s krachtige geknepen schuurpapier stem helt naar Shawn Mullins en Jacob Dylan (Walflowers). Luister ik echter weer naar Where I Come From houd hij ook gemakkelijke gelijke tred met Lenny Kravitz of een Ben Harper. Leroy’s verhaal is niet uniek en bijzonder. Zijn muziek is dat wel en zou absoluut niet over het hoofd mogen worden gezien.
Jan Janssen Artist:
Oh Susanna
Album:
Short Stories
Label:
Rounder Europe
vrijdag 1 juni 2007
We waren haar alweer bijna vergeten. Hoe lang is het eigenlijk geleden? De Canadese singer-songwriter Suzie Ungerleider, aka Oh Susanna tackelde mij al ergens eind jaren negentig met, naar mijn weten, haar debuutalbum Johnstown. In die tijd was ik erg gecharmeerd van de zangkunstenares Gillian Welch. Dat was dan waarschijnlijk de reden om ook figuurlijk plat te gaan voor Oh Susanna. Later volgden het ijzersterke Sleepy Little Sailor en nog een, naar mijn smaak, wat minder ongetitelde album in 2003. Dat ze even uitbeeld geweest is heeft overigens een goede reden. Suzie is namelijk moeder geworden. Op 19 juli 2005 schonk ze het leven aan een wolk van zoon, daarna ging ze op sabbatical verlof, zoals ze dat tegenwoordig noemen. Tijdens haar zwangerschap werkte ze trouwens al aan de nu voorliggende nieuwe CD Short Stories. Ze nam dit album op met een keur van interessante muzikanten en singer-songwriters die u wellicht zullen aanspreken. Luke Doucet op Pedal Steel of Justin Rutledge op harmonica in Schoolyard en Banjo en backing vocals in Pretty Penny. Blue Rodeo basist Bazil Donovan en toetsenist Bob Packwood behoren zelfs tot het vaste kernteam van de muzikale kaders en productie. Suzie komt volgens mij uit een diep dal. Met uitzondering van de cover Billy, geschreven door Bob Dylan, spelen de meeste verhalen zich af in haar directe omgeving en zijn soms stroperig melancholisch. De opener Pretty Face en Beauty Queen, geïnspireerd op Carl Sandburg’s gedicht “Jerry” spreken erg tot de verbeelding. Oh Susanna is weer terug, zeker niet met het beste album tot nu toe, maar wel weer eentje die sfeer uitademt. Een welgevormd en degelijk moderne stukje folkmuziek die liefhebbers van het genre zeker niet mogen missen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 65 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Rick Danko
Album:
Cryin' Heart Blues
Label:
Corazong Records
vrijdag 1 juni 2007
David Munyon droeg vorig jaar september een compleet album op aan Rick Danko. De reacties op titeltrack Song For Danko (Mobile Home Records) overspoelden onze mailbox. Dit laatste omdat veel Nederlandse Danko en The Band fans juist dit nummer wilde gebruiken in een Danko memorial reünie. Het zag er ook nog even naar uit dat Munyon zelf zou komen optreden, maar dat laatste is er helaas niet van gekomen. Voor alle Rick Danko en The Band fans is er goed nieuws Cryin´Heart Blues staat nu in de CD rekken. De compilatie van live optredens en pikante samenraapsels van studiosessies zijn prima gemastered door Peter J. Moore. Moore, die onlangs ook de mastering van het nieuwe album van The Cowboy Junkies, The At the End of Paths Taken voor zijn rekening nam, heeft een neusje voor hoe het jaren zeventig geluid moet klinken voor de oren van het verwende muziekpubliek. Er is in ieder geval verdraaid goed nagedacht over de klanken, doortastendheid en vooral steekhoudendheid van de songs. Het verschil qua kwaliteit en sound is echt levensgroot als ik vergelijk met de, op het independent label Other People’s Music, reeds eerder verschenen versie uit 2005. Ga er maar aanstaan ruw gepolsterde opnamen, gemaakt in augustus 1977, zo majestueus te laten klinken. Hoewel de Engelse jaren zeventig en tachtig formatie Smokie doet voorkomen dat Lay Back in the Arms of Someone geschreven en gecomponeerd werd door Mike Chapman en Nicky Chinn wordt op Cryin´Heart Blues toch echt het bewijs geleverd dat Danko dit nummer waarschijnlijk al in 1978 op band en schrift had staan. Samen met de uit Zuid Afrika afkomstige, Band sideman, multiinstrumentalist en vocalist Blondie Chaplin nam Danko in diezelfde periode Cheatin’ Heart op. Danko’s stem haalt, zoals de meeste fans wel weten, niet het Robbie Robertson niveau. Soms verliest Danko toonhoogte en kraakt zijn stem. Dit laatste spreekt in zijn voordeel als roots-rockers Brainwash en Java Blues uit mijn speakers denderen. Als roots dinosaurus kunt je, je nauwelijks voorstellen hoeveel bands nu denken dat ze rocken maar volgens mij niet eens weten wat het woord inhoud. Deze opnamen stammen toch echt uit 1979 en werden live opgenomen en gemaakt samen met Blondie Chaplin, Paul Butterfield en Richie Hayward (Little Feat). Kortom, Cryin´Heart Blues is een smulpaap van heerlijke nostalgische tijdloze muziek die zijn stoom afblaast in het slotnummer Mystery Train. Buitengewoon geschikt voor jong (kunnen nog wat leren) en niet te missen voor oude muziek misdienaren. God almachtig wat een geschrift, zou meneer pastoor roepen vanaf zijn preekstoel.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 66 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Xavier Rudd
Album:
White Moth
Label:
Epitaph Europe
vrijdag 1 juni 2007
Ani DiFranco zette mij, backstage tijdens het Apple Farm Folk Festival in Elmar, Salem County, New Jersey, ergens in 2004 op het spoor van Canadese Australiër Xavier Rudd. Nadat ik de rough-cut van Solace, uitgebracht in 2005, in mijn handen gedrukt werd koste mij het geen enkele moeite To Let (2002), Live at The Grid (2003), Good Spirit (2005) en Food In The Belly uit 2005 onder de arm te slaan. Daarna moest en zou ik hem live gaan zien in de Melkweg in Amsterdam. Ondanks de tragische afloop van deze avond (auto leeggeroofd en vernield) heb ik er tot op dag van vandaag geen spijt van. Rudd trof mij daar waar het bij mij het meeste kan treffen. De uit Bells Beach, Australië afkomstig singer-songwriter en multi-instrumentalist Xavier Rudd is in zijn eigenland en in zijn tweede thuisland, Canada, een aardig gesettelde performer en entertainer. De messcherpe meeslepende muziekbedenksels die ik aantrof op zijn voorgaande albums tref ik nu ook weer aan op zijn piksplinter nieuwe CD White Moth. Muzikaal, vocaal en qua virtuositeit beweegt Rudd zich ergens in het universum waar ook Corey Harris, Paul Simon, Ben Harper en landgenoot John Butler goed gedijen. Wat maakt de muziek van Xavier Rudd zo speciaal? Tja, hoe druk je dat uit in één zin? Je moet het denk ook zelf ondergaan om het te kunnen beoordelen. Een ding is zeker, er is geen verschil tussen Rudd’s live en studio albums. Je blijft altijd een echt live gevoel aan zijn muziek overhouden. Dat is misschien wel het meest specifieke aan hem. Opvallend is dat Rudd voor het eerst een out stander betrekt bij de productie van zijn CD. Dave Ogilvie (David Bowie, Marilyn Manson) draagt, naar mijn mening, in positieve zin zijn steentje bij. De sfeer is en blijft harmonieus live en warm. Deze, op live podium, zeer bescheiden overkomende jongeman toont zijn betrokkenheid in het lot van mens, dier en natuur. Een prima voorbeeld daarvan is de potentiële radio hit Better People. Dit respectvolle liedje, opgedragen aan de Grassroots People, gasten die zich lichamelijk verzetten tegen de extreem toenemende walvisvaart, raakt doel en zal ongetwijfeld opduiken in een of andere National Geographic Channel documentaire. Ook maakt hij zich zorgen over de opwarming van onze aarde in het zeer explosieve Footprint wordt het schaderapport opgemaakt. Het hoge hoeveelheid aan geluidtechnische snufjes komen van originele instrumenten die hij voor het merendeel voor zijn eigen rekening neemt. De lange lijst zal ik u besparen maar om u toch een indruk te geven wat u zoal kunt verwachten toch een shortcut lijstje. Rudd bespeelt akoestisch gitaar, Yidaki’s (didgeridoos), Weissenborn slide gitaar, stomp boxes, djembes, mondharmonica en een leger aan percussie en drums. Kortom, het is pure stemming die de klok slaat op deze fantastische CD en dat is in deze tijd echt meer uitzonderlijk dan regel. Xavier Rudd maakt weer een gelouterde eredivisie Roots CD, zonder enige opsmuk.
Jan Janssen Artist:
Jack Redell
Album:
Orphanage Road
Label:
Independent
zondag 20 mei 2007
Jack Redell’s tweede CD Orphanage Road dateert in feite al uit 2005. Het is echter nog niet zolang geleden dat de voorganger Famous American uit 2004 bij mij voor het voetlicht trad. Dit obscure plaatje boeide bijna één uur lang. Zo emotioneel diep als Townes van Zandt kon gaan in zijn teksten zo klinkt Redell ook op de drieluik CD Orphanage Road. Dat laatste geld zeker als het draait om part een, genaamd The Wax Museum. We horen Redell zingend vertellen en bevlogen finger picken op akoestische gitaar. Zijn uitzonderlijke techniek siert zijn liedjes en leveren werkelijke beauty’s op. Zoals Tomorrow The Smoke And The Tide en het daarop volgende Summer Teeth. Part twee, Moving Parts, wordt ingeleid door de het fraaie instrumentale A Little Bit Gone. De liedjes worden, naar mijn mening, wat eentonig. De dreiging lijkt weg te vallen maar de eerlijke teksten daarentegen boeien als de klere. In You Wouldn’t Think It wordt je heel even stevig opgeschrikt door vlijmscherp elektrisch gitaarspel van ene Nathaniel D. Rateliff. Krakend en piepend wordt met Most Days Part drie, Of Mind, Body ingeluid. Dit deel bevat slechts drie liedjes waarbij ik langzaam onderuit zak op de bank en denk, waar haalt die LTR (Late Jack Redell), zoals hij zichzelf graag noemt, de inspiratie vandaan om deze marathonzit, nu ruim een uur, toch tot een goed einde te brengen? Orphanage Road is een must voor Bruce Sprinsteen ballade fanaten die ook nog eens smachten naar een fijne verhalen in de trend van Scott Walker of Roy Harper.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 67 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Take Root Anniversary Promo Box
Album:
Bringing American Roots Music Back Home
Label:
Music Matters
zondag 20 mei 2007
Terwijl het Real Roots Café vorig jaar op eerste pinksterdag 3 juni haar tienjarig bestaan vierde en samen met Cultureel Podium Roepaen het Roots @ Roepaen optuigden, viert dit jaar het meest prestigieuze American Roots muziek festival van Nederland Take Root haar tienjarige bestaan. De organiserende stichting Music Matters komt ter gelegenheid daarvan met een dubbel DVD met festivalregistraties over jaren 2005 en 2006. Al in 2004 veranderde het Take Root festival in een waar hightech spektakel. Toen wemelde het van de cameramensen die soms irritant het zicht ontnamen. Gevolg was dat tijdens het Take Root 2005 de DVD over het festival van het jaar daarvoor gretig aftrek vonden. Onder het motto: “Bringing American Roots Music back home” werden wij getrakteerd met vakbekwame beeldopnamen van echte toppers uit het genre. In het kielzog daarvan werd het Real Roots Cafe bijgestaan door singer-songwriter Bill Deasy. Thomas Denver Jonsson, The Sadies, Mary Lee’s Corvette, Giant Sand, Ane Brun, Susan Cowsill, Tom Freund, The Deadstring Brothers, Dawn Kinnard, The Cowboy Junkies, Darrell Scott, Johnny Dowd en Th’ Legendary Shack*Shakers zorgden toen al voor een onvergetelijke hebbedingetje. Slimme jongens die mannen en vrouwen van Music Matters. De dubbel DVD die nu ter tafel ligt omvat in totaal 50 liedjes met een totaal speelduur van ongeveer 4 uur. In 2005 investeerde Take Root duidelijk wat meer in de ontwikkeling van American Roots muziek in Nederland. De loepzuivere opnamen van EELS, Chatham County Line, Nels Andrews & The El Paso Eyepatch, A. J. Croce, The Joseph Parsons Squad, Ian Moore, Kristin Mooney, Richmond Fontaine, Kevn Kinney, Rod Picott, Emmerhoff & The Melancholy Babies, Marah en Washington kunt u er nu op naslaan. Vorig jaar bracht het festival wederom dertien grillige acts op de planken waarbij Ryan Adams & The Cardinals en Luka Bloom als publiekstrekkers fungeerden. Kelley Stoltz, Rachelle Van Zanten, Colin Linden, Boris McCutcheon & The Saltlicks, Krista Detor, Hellwood (het speeltje van Johnny Dowd en Jim White), Neal Casal, Teitur, Odd en Hobotalk zorgen er gezamenlijk voor dat veel roots muziek traditionalisten, het toch uitverkochte Take Root festival, met gemengde gevoelens deden verlaten. De beelden die nu zijn vereeuwigd op de DVD spreken echter dit beeld compleet tegen. Het zou overigens ook de laatste keer zijn dat het Take Root in evenementencentrum De Smelt in Assen zou plaatsvinden. Take Root 2007 wordt op zaterdag 6 oktober a.s. gehouden in muziekcentrum De Oosterpoort te Groningen. Proficiat met het jubileum en met deze bijzondere collectie van beeld en geluid. De dubbel DVD is tegen promotietarief verkrijgbaar in een zestigtal muziekwinkels, die gespecialiseerd zijn in het genre van het TakeRoot festival. De DVD set kan overigens ook online worden aangeschaft via www.takeroot.nl.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 68 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Harry Bodine
Album:
Which Way Home
Label:
Independent
zondag 20 mei 2007
Jacob Sciba (Gov’t Mule) produceerde Harry Bodine’s debuutalbum Which Way Home dat vorig jaar al uit kwam. Toen ik ook nog eens ontdekte dat Stuart Sullivan (Robert Plant, Jimmy Vaughn, etc) deze pure Roots CD mixte was ik al aardig positief bevooroordeeld. Voordat ik dus afzak naar de CD zelf wil ik u eerst even bijpraten over Bodine’s achtergrond. Toen Harry diverse keren van school getrapt werd pakte hij samen met zijn broer Howard het gitaarspelen op. Via zijn broer maakte hij kennis met Albert Ammons traditional Easy Rider Blues, in de uitvoering van Blind Lemon Jefferson. Die laatste zet had hij nodig om later albums als die van The Allman Brothers Band´s Fillmore East onder de arm te slaan. Bodine moet van dezelfde leeftijd zijn als ik dus! Bodine richt samen met Mike Milligan (vocals, percussion), eind jaren negentig het bluesduo Delta Roux op. Bad Wind Blowin (Amerikaanse titel Dirty Shoes) en Only A Fool kwamen via het Duitse Taxim label op de EU markt terecht en werden bovendien goed ontvangen in de schrijvende pers. Zo kon het gebeuren dat het uit Austin, Texas afkomstige duo het podium konden delen met namen als Aaron Neville, Leon Russell, Delbert McClinton, en The Fabulous Thunderbirds. Bodine’s Which Way Home zucht een en al de Roots van de Mississippi Delta Blues uit. Opvallend genoeg horen we geen Howard Bodine, maar in plaats daarvan nemen de zusjes Sarah en Grace het vleugje gospelsoul backing vocals voor hun rekening. Bodine laat een keur aan muzikanten en ander vocalisten opdraven om invulling te geven aan zijn visie van de moderne blues muziek anno 2006. Ik zal u de namen besparen maar de naam van Malcolm “Papa Mali” Welbourne, die de heerlijke lome ballade What Would I Do geproduceerde wil ik u echter niet onthouden. Harry Bodine creëert wat meer Memphis Soul en wat minder New Orleans funk dan JJ Grey & MOFRO dit doet op hun nieuwe plaat Country Ghetto. Toch past Bodine in het rijtje van blues soul genieën die niet knoeien met het normaal gesproken oerdegelijke blues genre. 10+ zou onze Picasso stukadoor zeggen, waren het niet dat hij uitsluitend van Frans Bauer en Mariane Weber muziek houd.
Jan Janssen
Artist:
Michael P. Ryan
Album:
Ride Out
Label:
Right Road Records
zondag 20 mei 2007
Het was alweer een tijdje geleden dat ik CD’s van Giant, Bad English en Bad Company had gedraaid. Niets als goed over deze golden oldies, maar Michael P. Ryan gaf mij toch echt een schop onder mijn kont toen ik diens release Ride Out meerdere malen door de CD speler had gejast. Daarna moest ik ook nog even slikken toen ik las dat Ryan deel uit maakt(e) van Canon And The Showdogs. Onze eigen Huub omschreef deze band als een slap aftreksel van, ja van wat eigenlijk? Kijk ik op die bespreking terug dan heeft onze woordenkunstenaar eigenlijk wel gelijk. Want ook Michael P. Ryan solodebuut klinkt jaren zeventig/tachtig. Toch trekt Michael P. Ryan mij over de streep om zijn CD Ride Out te bespreken. Ryan pende zijn liedjes in een periode toen hij altijd wel te vinden was in een of andere New Yorkse Café. Vrienden en familie stimuleerden hem om hetgeen hij op de schap had liggen op CD te zetten. De familie band is hoog want ook zusje Tracy Ryan Zamory steekt haar nek uit en is te horen als de backing vocaliste in Man On The Moon. Opvallend is ook de niet onbelangrijke rol die Buddy Cage op Pedal Steel krijgt toebedeeld in het liedje Change Your Mind. De sax van Brain Bird in deze machtig mooi klinkende ballade is toch een heel bijzondere muzikale combinatie. Het klinkt allemaal bezielend hartstochtelijk. Oubollig? Iets of wat wel ja, maar wat is daar mis mee? Mainstream Nederland zit nu alweer ongeduldig op de bank te trillen om te mogen stemmen voor de Top 2000. Waar ze nu echt opgewonden van zouden moeten raken is het feit dat er nog steeds uitstekende musici zijn die zelf deze oude rootsrocker ertoe bewegen weer eens heavy luchtgitaar te spelen. Ik geeft toe enthousiasmeren is niet bepaald mijn vakgebied maar Michael P. Ryan’s Ride Out verdiend het om gehoord te worden.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 69 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Peter Rowan & Tony Rice
Album:
Quartet
Label:
Rounder
zondag 20 mei 2007
Peter Rowan en Tony Rice hebben beiden hun sporen verdiend in het Bluegrass en Folkmuziek genre. In eerste instantie hielpen ze elkaar bij hun solo- carrières. In 2004 brengen ze samen de CD, You were there for me, uit. Daarna gaan Rowan en Rice samen met Bryn Davies en Sharon Gilchrist op tournee onder de naam Quartet. Dat resulteert nu in een studio CD die ook de naam Quartet draagt. De CD is live opgenomen met engineer en vriend Billy Wolf in Rowan’s knusse huisstudio. Voor deze CD heeft Rowan maarliefst vijf nummers geschreven. De als engelen klinkende Davies en Gilchrist maken met hun hemelse vocalen als het ware een uniek document van deze CD. Bluegrass, Folk en Gospel wisselen elkaar gevarieerd af. Soms klinken de liedjes mierzoet. Zoals dit het geval is in de Bluegrass, Guardian Angels, en de gospel, Let the harvest go to the seed. Daar moet je dus echt van houden. De Folkachtige instrumental Shady Grove is met zijn vier minuten echt teveel van het goede. Op Quartet staan twee covers. Townes Van Zandt’s To live is to fly en Patti Smith’s Trespasses worden door Rowan, Rice, Davies en Gilchrist werkelijke tot juweeltjes verheven. De teksten op Quartet zijn merendeels religieus. Afsluiter is Perfection, een up-tempo Gospel, die zelfs tijdens een kerkdienst niet zou misstaan. Eerlijkheid gebiedt te zeggen dat deze CD veel draaibeurten nodig heeft gehad, eer deze mij kon overtuigen.
Artist:
The Mannish Boys
Album:
Big Plans
Label:
Delta Groove Productions
zondag 20 mei 2007
Blues muziek is een specifiek genre, en is minstens zoveel omvattend als Folk, Jazz, Country of iedere andere denkbare stroming. Mijn persoonlijke muziekkennis binnen het blues genre is maar zeer beperkt. De traditioneel klinkende elektrische blues van vandaag klinkt wat mij betreft allesbehalve verfraaiend, verrassend of schokkend. Voor vernieuwers in dit genre zoals o.a. Ian Siegal, Otis Taylor en Corey Harris is, wat betreft de verkoopcijfers in Nederland, geen plaats in de album charts. Wat overigens ook weer niets wil zeggen over kwaliteit van de gebruikelijke sound en spelplezier of dynamiek van het traditionele blues genre. Onze eigen Rein van den Berg dook in het dieps van zijn muzikale archief en kwam tot de ontdekking dat Melvin London & McKinley Morganfield, rond 1955 het klassieke liedje Mannish Boy schreven. Het feit wil nu dat hij zijn recensie over de gelegenheidsformatie The Mannish Boys met hun CD That Represent Man (2004) nooit gepubliceerd heeft gezien. Door een technisch propleem raakte de bespreking zoek. Nu ik erop terugkijk en met de nieuwe release van CD Big Plans van dit gezelschap, raakt Rein de spijker op s’en kop. Op Big Plans staan wederom prachtige prettig in het gehoorliggende bluesliedjes. Finis Tasby, Johnny Dyer, Kid Ramos, Kirk "Eli" Fletcher, Frank "Paris Slim" Goldwasser, Leon Blue, Randy Chortkoff, Tom Leavey en Richard "Big Foot" Innes hebben allen een uitstekende staat van dienst. En dat is vooral te horen songs als Mary Jane en in Young & Tender. Buiten de unieke staat van dienst van de leden van The Mannish Boys generen ze zich er niet voor om toch nog ondersteuning te zoeken in blues hoofdstad nummer een Chicago. Gitarist Jody Williams, zanger Bobby Jones en Mitch Kashmar en nog vele anderen zijn te horen op deze langspeler. Maar Big Plans het blijft mijn inziens teveel steken in dat wat allemaal al eens gedaan is. Ideale CD voor in uw auto. Op weg naar mijn werk heb ik ervaren dat zelf mijn carpool maatje, die toch echt alleen maar naar Blof en De Dijk luistert, Big Plans wel kom waarderen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 70 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Alastair Moock
Album:
Fortune Street
Label:
Corazong Records
dinsdag 15 mei 2007
Twee jaar geleden schreven we dat wij dachten dat er maar één Steve Forbert bestond. Totdat we Alastair Moock’s CD Let It Go voor het eerst hoorden. Moock levert nu, met zijn nieuwe release Fortune Street, zijn vierde solo albums af. Alastair Moock blijkt een consistent singer-songwriter te zijn. Hoewel ik Moock’s eerste twee albums nog nooit heb mogen beluisteren, trekt hij de voortreffelijke lijn van Let It Go door naar Fortune Street. De iet wat zachtere productie was weer in handen van Michael Dinallo. Ook zangkunstenares Kris Delmhorst komen we weer tegen in de liedjes Roll On (song for Anne Marie) en Own Way To Heaven. De catchy opener en titeltrack van dit album staat echter helemaal op zichzelf. De opener weerspiegeld niet echt het toonbeeld van dit album. Even door luisteren is weldegelijk op s’en plaats. De scherpte in Moock’s teksten trekken mijn persoonlijke aandacht. Zoals in Cloudsplitter. Je moet daarvoor wel in Harpers Ferry en Gettysburg geweest zijn om het liedje, die gebaseerd is op Russel Banks gelijknamige bestseller, te begrijpen en aan te voelen. Moock vertaald het voor een deel fictieverhaal, over de laatste overlevende zoon van Amerika´s beroemdste controversiële politieke terrorist en martelaar John Brown, op meesterlijke wijze. Wat Moock, volgens mijn, probeert te zeggen is dat het Amerika van toen en nu nog steeds verdeeld is. Prachtig! Ik hoor de stoomtrein in het dal, waarin Harpers Ferry zich begeeft, weer afblazen. Nee, de uit Boston afkomstige singer-songwriter excelleert opnieuw en bied bovendien perspectief voor zijn voorgenomen tournee door Nederland. Ik ga hem, hoe dan ook zien.
Jan Janssen Artist:
Ian Parker
Album:
Where I Belong
Label:
Ruf Records
dinsdag 15 mei 2007
Ian Parker is in Nederland wereldberoemd en een buitengewoon gewaardeerd muzikant, kunnen we wel stellen. Wie zich verdiept in de carrière van deze multi-instrumentalist, die ooit keyboard speelde op Clannad albums zoals o.a. Pastpresent en Anam, zal verrast opkijken van wat deze afgestudeerde Psycholoog allemaal al achter zijn naam heeft staan. Met Jan Kerseboom (eigenaar Blues Cafe Apeldoorn) heb ik wel eens uren zitten bomen waarom Parker zo razend populair is onder het bluespubliek en niet of nauwelijks in het singer-songwriter circuit. Wel nu met Parker’s nieuwe CD, Where I Belong, zou daar wel eens verandering in kunnen brengen. Zoals de titel al doet vermoeden was Parker opzoek naar een richting. Of hij met de release van Where I Belong erin is geslaagd richting te geven aan zijn muziek waag ik echter te betwijfelen. Parker vermengt namelijk Blues, Soul en Alt Country elementen op deze langspeler. Zijn stem en zangtechniek komen echter het beste tot zijn recht in nummers waar hij gevoelig kan fluisteren zoals hij dit o.a. doet in Your Love Is My Home. Om indruk te maken in de bluesrock tracks klinkt zijn stem echter net iets te netjes, naar mijn mening. Pakkende liedjes als Until You Show Me, Waste My Days en Sweet Singing Sirens beschikken over een ongelofelijk groove, maar missen een zekere gruizigheid. Where I Belong is beslist niet alleen een CD voor mensen die de muziek van John Mayall, the good old Fleetwood Mac, Eric Clapton & Cream of Walter Trout nog koesteren. Where I Belong overspant een groter landschap ik denk daarbij ook aan Chris Cacavas en Joe Henry.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 71 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Mary Chapin Carpenter
Album:
The Calling
Label:
Zoe Records
dinsdag 15 mei 2007
Precies twintig jaar geleden debuteerde Mary Chapin Carpenter met haar CD HomeTown Girl. De in Princeton, New Jersey geboren en dochter van een Life Magazine journalist maakte echter pas echt indruk op mij met de releases Shooting Straight in the Dark (1990) en Stones in the Road (1994). Daarna heb ik haar enigszins uit het oog verloren. Niet dat ze daarna slechte platen maakte, maar gewoon omdat ik mij steeds meer ging verdiepen in het alternatieve rock en country genre. Opvallend genoeg is dan het feit dat Mary Chapin Carpenter mijn weer tot de orde roept met haar nieuwe elfde CD The Calling. De mooie fundamentele Carpenter liedjes zijn bijzonder goed geboetseerd door Chuck Ainlay die ook mix en engineering van Mark Knopfler’s & Emmylou Harris All The Road Running in handen had. In het oog springen het radio vriendelijke Your Life Story en On With The Song dat over goedkope artistieke in twijfeltrekking van The Dixie Chicks gaat. Ook het dromerige en lome Leaving Song schittert het violet van een briljant. Dit voelt goed. Dertien bijzonder pittige liedjes die voor mij soms wat te bittersweet doorklinken maar als Carpenter haar krachtig stem laat neerdalen, in de meer up-tempo liedjes op dit album, krijg ze mij helemaal op de knieën. Toch maar eens kijken of we Between Here And Gone uit 2004 kunnen opduikelen op
Jan Janssen Artist:
Rainravens
Album:
Garden Rocket
Label:
Blue Rose Records
dinsdag 15 mei 2007
Het ongetitelde debuutalbum van The Rainravens was, zo ongeveer tien jaar geleden, één van de eerste CD’s die ik via het Internet aanschafte. Ik deed dit via het in Austin, Texas gevestigde label Demon Records. Dit prachtige label dat producer Jake Rivera samen met Andrew Lauder en Elvis Costello in 1980 opgerichte hadden een smaakvolle keur aan artiesten op de payroll. The Rainravens, hielden in die tijd nagenoeg gelijke tred met bands als The Jayhawks, Wilco en Son Volt. Toch hebben The Rainravens, gevormd rondom singersongwriter Andy van Dyke, nooit die bekroning gekregen waarop het, in mijn ogen, weldegelijk recht had. De zeer behoorlijke teksten en muziek van deze band kwamen daarna, in de vorm van vier CD’s, ook uit in Europa. Het in Duitsland gevestigde Blue Rose Records sloot en sluit de band nog steeds in de armen. Na One Last Saturday Night uit 2001 was het echter angstig stil rondom de band. Gelukkig is er nu weer een nieuw album. Met de release van Garden Rocket lijken van Dyke, David Ducharme-Jones, Rich Stanmyre en Michael Kopp weer helemaal terug. Dat wil zeggen; men doet dat gewoon weer waarvan ik toen besloot dat ik hun debuut CD zou laten overvliegen naar Nederland. Wat ook opvalt is dat Herb Belofsky op drums en Brad Dienstbier op bas kennelijk daarvoor hun plaats hebben moeten afstaan. Het zijn weer een stel geweldig in het gehoorliggende liedjes die een heerlijk voorjaarsgevoel in mij losmaken. Wat mij betreft een mooi niets vernieuwende luisterplaat die naar mate hij meer gedraaid wordt steeds grootser wordt. Dat zegt volgens mij al meer dan genoeg.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 72 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Coal Men
Album:
Beauty Is A Moment
Label:
Independent
dinsdag 15 mei 2007
Gitarist en frontman van The Coal Men Dave Coleman begeleide Stephen Simmons onlangs op diens Nederlandse tournee. Ik sprak de zesentwintigjarige, uit Jamestown, Tennessee afkomstige, songwriter na de sound check in Roepaen afgelopen maand. “Ik doe straks twee nummers solo dan krijg je een beetje een indruk van waar mijn band en ik ons mee bezig houden” liet hij ons weten op de vraag wat zijn achtergrond was. “Samen met Jason “Hitch” Hitchcock (bas, backing vocals) en Dave Ray (drums, percussie en backing vocals) vormen we The Coal Men. Als Stephen een band nodig heeft voor zijn live optredens dan doen wij dit meestal” kletst de vrolijke jongster verder. Zijn kunstig dienstig gitaarspel bij de liedjes van Simmons en de twee nummers die hij solo deden klonken veelbelovend. Op weg naar huis schuif ik de nieuwe CD van The Coal Men, Beauty Is A Moment, in de CD wisselaar. De CD opent met de melodieuze liedjes Pretty Girls en Natural Wonder. De toon van de CD is gezet. Lekkere ongecompliceerde country rocknummers vullen deze door Brian Carter geproduceerde plaat. De soul blues rocker Sweet In The Pines en prijsnummer op dit album The Way You Needed Love… zouden verdorie ook zo uit Dan Penn’s vulpen hebben kunnen vloeien. Coleman is een zelfbeschouwer en weet wat zijn valkuilen zijn als het gaat om relaties. In zijn teksten trekt hij dan ook voordurend het boetekleed aan en heeft bewondering over de successen die zijn ex heeft behaald. Deze gedragsuiting is moedige en dat viel ook direct op te maken uit de uiterst plezierige ontmoeting die ik met Dave Coleman heb mogen hebben. Beauty Is A Moment is een kostelijke CD die best wel iets weg heeft van een jonge Steve Earle of eenTom Petty plaat.
Jan Janssen Artist:
Jayson Bales & The Revival
Album:
Cruel & Unusual
Label:
Independent
dinsdag 1 mei 2007
Shut Eye Records & Agency brengt al een aantal jaren, via de online direct seller CD Baby, elk jaar de verzamel CD The United State Of Americana op de markt. Op deze samenraapsels staan vaak verrassende acts. Zo werden wij al eerder op het spoor gezet van o.a. Jef Chandler, Stephen Simmons en The Blind Robins. Op Volume 5 kwamen we uit op Jayson Bales & The Revival. De track Lazuarus Banquet Table trok onmiddellijk onze aandacht. De inmiddels in Amerika tot HIT uitgegroeide track staat nu op Bales vierde CD Cruel & Unusual. U leest het goed Clermont St. (2002), Pretty Good Year (2003) en Broken Furniture (2004) gingen daaraan al vooraf. Jayson Bales, geboren in Austin, opereert nu vanuit Dallas, Texas. Bales dynamische muziekstijl ademt alles behalve Texas uit. Volgens mij was dat ook de bedoeling. Producer Salim Nourallah (Reth Miller, Sorta, Old 97's), die zelf ook de nodige nootjes meespeelt op deze plaat, kraakt noten op dit album. De goed geoliede Roots rockende band, die te horen is op deze CD, bestaat verder uit ondermeer Trae Doss (vocals, bas), Greg Fontanillas (drums), Bruce Johnson (gitaar). Tekstueel is hij nogal begaan met de toestand van de kinderen in deze Cruel en Unusual wereld. Mooie melodieuze liedjes die mij sterk doen denken Darden Smith en Blue Mountain. Mooi uitschieters zijn het vette X Street en Las Vegas (hoor ik hier Junk House), I Wonder Where You Are Tonight, Lazuarus Banquet Table en Truth. Dat lijkt op Bruce Springsteen’s Streets Of Philadelphia maar het Beatles orgeltje zorgt ervoor dat Jayson Bales & The Revival net even iets extra’s toevoegt aan het steeds maar populairder wordende Americana genre.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 73 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Pieta Brown
Album:
Remember The Sun
Label:
Little Indian
dinsdag 1 mei 2007
Terwijl pa - Greg Brown, een singer-songwriter die buiten Amerika behoorlijk miskend wordt - net een live album in de schappen laat zetten komt dochter lief Pieta Brown met waarschijnlijk één van de beste vrouwelijke releases van dit nog maar prille jaar. Pa’s boezemvriend Bo Ramsey produceerde Pieta Brown’s nieuwe CD Remember The Sun. De familie Ramsey heeft een neusje voor kwaliteit want ook Benson Ramsey, speelt een deuntje keyboard mee in de rocker Sonic Boom. De in Iowa City, Indiana geboren Brown pakte haar pen pas ter hand toen ze midden twintig was. Het gevolg was haar ongetitelde debuutalbum in 2002. Op dat album zingt trouwens ook haar zus Constie Brown mee. Twee jaar geleden omhelsden we al Brown’s tweede release In the Cool. Beide albums lieten we overigens blindelings overvliegen vanuit Amerika. Dit wonderkind heeft voor de release van Remember The Sun onderdak gevonden bij het kiene independent label Little Indian. Gelukkig voor ons, want dit label wordt door Bertus Benelux gedistribueerd in Nederland. Er staan elf sublieme songs op deze CD waarvan ik er een paar extra wil belichten. Dit alleen al omdat ik van mening ben dat we hier praten over een Car Wheels On A Gravel Road “look a like” album. Luister maar eens naar It’s just As Well of West Monroe. Daar waar Lucinda Williams, naar mijn mening, veel te grimmig klinkt op haar album West neemt Pieta Brown haar omgeving in acht. Ze ziet mooie, dreigende spannende en sensuele dingen. Ze beschrijft ze allemaal in haar messcherpe teksten. Innocent Blue en het lekker loom klinkende Are You Free zijn daar een paar goede voorbeelden van. Pieta Brown maakt zonder kijf een wereldplaat en laat horen dat er hoop gloort voor een generatie jonge vrouwelijke singersongwriters.
Jan Janssen
Artist:
Tess Wiley
Album:
Superfast Rock 'n Roll Played Slow
Label:
Tapete Records
dinsdag 1 mei 2007
Het muzikale solo verhaal van de in Texas geboren en getogen, maar nu in Giessen, Duitsland woonachtige, Tess Wiley begint ergens begin 2000. haar twee vorige albums Rainy Day Assembly (2001) en Not Quite Me (2004) hebben in Nederland, jammer genoeg, niet veel zoden aan de dijk gezet. Toch denk ik dat het met haar derde release Superfast Rock 'n Roll Played Slow wel eens iets anders zou kunnen gaan lopen. Haar dynamische stem, die erg veel doet denken aan Tonya Lamm en Lynn Miles, scoort meteen al erg hoog in de opener Halfway Through. Als daarna de country ballad Crying For You klinkt bedenk ik dat Julie Miller dit liedje ook zomaar opgenomen zou kunnen hebben. De appel valt dan ineens niet ver van de boom als ik dan lees dat Buddy Miller verantwoordelijk is voor het gitaarspel in dat nummer. We horen ook de zingende zaag van Oliver Manchon (Sufjan Stevens) in All For You en het instrumentale Slow. Het blijft altijd maar weer een uitdaging om eerst de muziek je eigen te maken, dan wat informatie vergaren uit de inlay en dan pas door de teksten te snuffelen. En die zijn werkelijk schilderachtig. De landschappen, bekeken vanuit een schommelstoel op een Taxaanse veranda, zijn doeltreffend en voorbeeldig. Als je, je dan bedenkt dat deze plaat is opgenomen tussen Wiley’s wasmachine en wasdroger, in haar eigen appartement in de Duitse deelstaat Hessen, is het maar moeilijk te begrijpen waar deze artistieke geluidvondsten allemaal vandaan komen. Tess Wiley melancholische stem en muziek plaats ik midden in het Americana genre, maar kijk uit Wiley neemt u echt mee naar die onbewandelde paden.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 74 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Tom Langford
Album:
Acoustic
Label:
Independent
dinsdag 1 mei 2007
Dit keer, bij hoge uitzondering, een twee in een CD bespreking. Dit omdat we onlangs weer eens met de neus op onze muzikale feite gedrukt werden. Aanleiding was de nieuwe akoestische EP van singer-songwriter Tom Langford. Zelden zo’n pure een eerlijke liedjesschrijver gehoord die mij vanaf minuut één helemaal van de wijs bracht. Dit was tot op heden volgens mij alleen nog maar weggelegd voor singer-songwriters zoals o.a. David Munyon, Neal Casal, Joseph Parsons, Shane Alexander, Symon Bye (This Picture) en Bill Deasy. Okay, ik kan er een paar vergeten zijn, maar ik weet zeker dat u sommigen van hen al wel kent maar sommige willigt ook weer niet. In het verlengde van bovengenoemde idolen moet u ook meteen de muziekbedenksels van Tom Langford plaatsen. Na de release van Here Comes Memory uit 2005 hing Langford zijn muzikale carrière tijdelijk aan de wilgen. Zijn huwelijk liep op de klippen, een alcohol kater daarna en het overlijden van zijn beste vriend, bassist Wes Wehmiller speelden hem parten. Na achttien maanden hervind de songwriter zich en neemt hij deze prachtige akoestische EP op. Al de vijf naakte liedjes klinken alsof ze volledig zijn georchestreerd terwijl het toch echt alleen maar Langford en zijn gitaar betreft. Langford koos zijn meest favoriete songs die door merg en been gaan. Langford’s broze haarzuivere stem en melodieën stralen eenvoud en warmte uit, zonder dat hij er zich gemakkelijk vanaf maakt. Skin For Skin bijvoorbeeld begint met “Okay, I am back so get train of my track, here some feedback for you” had voor mij al voldoende zeggingskracht om te constateren dat Tom Langford aan zijn weg terug aan het timmeren is. Het maakte mij ook meteen nieuwsgierig naar hoe Langford’s volledige albums dan wel niet geklonken moeten hebben. Helaas hebben we Mercy to Be Found (2003) en Places You Know (2004) niet meer kunnen bemachtigen, maar het in 2005 verschenen Here Comes Memory overtrof mijn aller stoutste verwachtingen. Seth McLain (Meredith Brooks, Los Lobos) past een bijzonder gevarieerde mix toe. Loops en samples sieren soms op zeer gepaste wijze. Dat uit zich met name in Langford’s gedurfde opzwepende versie van Daniel Lanois, Still Learning How To Crowl. Joshua Grange (Gina Villalobos) is verantwoordelijk voor een magistraal stukje Pedal steel werk. De mooi gedoseerde backing vocals, door Sally Dworsky (Dan Bern, A.J. Croce), in o.a. Flood Water en You’re Gonna Make It kwalificeren en acteren op Champions league niveau. De CD wordt opgedragen aan de veel te vroeg, door kanker, overleden bassist Wes Wehmiller. Wehmiller speelt trouwens nog wel op een aantal nummers mee maar Bryan Beller (Steve Vai, Beer For Dolphins) neemt, als bassist, echter het merendeel van de nummers voor zijn rekening. Tom Langford is een grote belofte met veel inhoud, passie en zeggingskracht. Zijn eerlijke folkrock muziek is gericht op een brede bevolkingsgroep die niet moeilijk doet maar gewoon lekker willen genieten van onvermengde eerlijke muziek.
Jan Janssen Artist:
Ian Britt
Album:
One Day
Label:
Independent
zondag 22 april 2007
Ik had er nog niet eerder van gehoord dus leek het mij zinvol even in de curriculum vitae van ene Ian Britt te neuzen. Britt, geboren in Sheffield, UK, dook al op jonge leeftijd de platenkast van zijn vader in trok daar regelmatig LP’s van Paul Simon, Randy Newman, Cream en Jimi Hendrix uit. Luister ik nu naar zijn in al 2005 verschenen CD One Day I dan hoor ik van alles, alles behalve dat. De mooie poprock songs hebben wel een zekere groove die begint met de korte intermezzo Life Ain’t Made. Het daaropvolgende spooky Tanned Teeth verdrinkt zich evenmin in mijn speakers. Meteen word duidelijk dat Brit iets speciaals in zijn mars heeft. Ook het kwispelende Overtone brengt hij naar een zeker en vernuftig climax. Na doortastend doorgegrepen te hebben in de rocker I Wash My Hands piekt hij weer in het sluimerige en ijzersterke Fallen Angel. Dance producers Elliott Ireland laat de muziek en prachtige lijzige stem van deze knaap zweven in Road To Nowhere. In het slotnummer My Wife lijkt een hunkering naar een warme plaats in Britt’s bed. Hij kan niet slapen “All my sheeps have gone”. Al zingende bezint hij zich en realiseert dat zij een bitch is. Toch erg moeilijk te categoriseren deze jonge. Rob Thomas (Matchbox Twenty) of Shawn Mullins heel misschien? Een ding is zeker van deze “nobody sounds like himself” troubadour gaan we meer horen. Ian Britt werk op het moment aan nieuw album, wij houden hem van nu af aan in de gaten en houden u op de hoogte.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 75 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ruthie Foster
Album:
The Phenomenal
Label:
Blue Corn Music
zondag 22 april 2007
Onder het motto hoe klinkt echte R&B soul anno 2007 nemen wij heel subtiel even de nieuwe CD The Phenomenal van Ruthie Foster voor u onder de loep. Southern of Deep Soul lijkt weer helemaal hip te worden. Vooralsnog plukt Joss Stone daar in Nederland de vruchten van. Welnu Ruthie Foster’s stem maar ook de tekstuele inhoud, die ze haar liedje meegeeft, overtreffen mijn stoutste verwachtingen. Was haar voorganger Runaway Soul al van een gloeiend hoog niveau, The Phenomenal doet met een soul ballad, als het door Lucinda Williams geschreven Fruits Of My Labor, daar nog een schepje bovenop. Het roer ten opzichte van Foster’s voorganger gaat overigens niet helemaal om. Foster blijft trouw aan haar Folk en Black Gospel Roots. In Up Above My Head en in de meeslepende titeltrack druipt de lotsverbondenheid af. Muzikaal wordt er heerlijk losjes gemusiceerd de mondharmonica in Mama Said klinkt o zo zwoel. Maar goed de productie was in handen van Malcolm “Papa Mali” Welbourne. Hij en drummer George Sluppick legden de fundering (Lochloosa 2004) waarop JJ Grey & MOFRO nu ook lijkt door te breken. Andere interessante namen die u tegen zult komen zijn die van bassist Glen Fukunaga (Joe Ely, Eliza Gilkyson) en Gurf Morlix (Ray Wylie Hubbard, Troy Campbell). De liefde en passie die Foster etaleert op deze CD is niet alleen hip maar klinkt werkelijk ook fenomenaal. Frits Spits pretendeert dat hij héél veel CD’s onder ogen krijgt en beweert dat hij alles beluisterd. Hij geeft de goede nummers op de albums strepen. Hoe meer strepen, hoe beter het album dus. Ik weet zeker als hij Foster’s nieuwe albumdoor zijn trommelvliezen zou krijgen deze elf vette strepen zou krijgen. Vraag is echter of onze edelachtbare heer Spits deze plaat wel aandrurft.
Jan Janssen Artist:
David Olney
Album:
One Touch Town
Label:
Red Parlor
vrijdag 20 april 2007
David Olney blijft telkens maar weer verrassen. Wie zijn discografie erop naslaat zal dan ook van de ene in de andere verbazing vallen over zijn enorme muzikale diversiteit. Deze in Rhode Island geboren singersongwriter maakte maarliefst zestien albums. Zijn laatste, Migration, dateert alweer uit 2005. Toch lijkt hij nooit weggeweest. Ik persoonlijk een haat liefde verhouding met zijn muziek. Daar zal, na het beluisteren van zijn nieuwe CD One Touch Town, ook geen verandering in komen. Soms spat de emotie en zeggenschap van zijn liedjes. Zijn teksten zijn wederom voorbeeldig eerlijk en oprecht. Maar ik mis de muzikale cohesie in de liedjes. Olney pakt het stevig en soms wat soft aan op deze CD. Met andere woorden, swampige knetterige New Orleans Blues, wordt hier en daar opgeluisterd met sierlijke gepatenteerde Olney luisterliedjes. Soms vraag ik mij ook af hoeveel gewicht Olney zelf in de schaal legt ten aanzien van eindmix en productie van zijn albums. One Touch Town deed hij namelijk samen met Jack Irwin. Olney professionaliteit weegt overall echter zwaarder als ik de Townes van Zandt cover Snake Song en de titeltrack tegen elkaar af zet. See How The Mighty Have Fallen is bijvoorbeeld een juweeltje van een Southern Gospel. De dinosaurus op singer-songwriter gebied schuwt het niet nieuwe wegen te bewandelen. Dat alleen al siert de beste man, maar ik had de grootste moeite om de Olney’s nieuwe CD in One Touch “Down” Town onder de knie te krijgen. Zou het ooit nog goed komen tussen zijn muziek en mij?
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 76 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Dirk Darmsteadter
Album:
Our Favorite City
Label:
Tapete Records
vrijdag 20 april 2007
Hallo mijn naam is Dirk Darmsteadter, ben geboren in het noorden van Duitsland maar groeide op in New Jersey. Zo ongeveer begint het CD profiel van deze sympathieke singer-songwriter. De naam Darmsteadter zal bij de oost Nederlandse muziekliefhebber misschien wel een belletje doen rinkelen. Hij maakte een aantal jaren geleden deel uit van de poprock formatie The Jeremy Days. De band maakte maarliefst acht albums waarbij de megahit Brand New Toy ook de Nederlandse publieke radiostations haalde. Bekijken ik zijn solo productie tot nog toe dan komt ik op vier solo albums. Our Favorite City is naar ik aanneem dus zijn vijfde solo release. Darmsteadter maakt heerlijke luisterrijke liedjes die gaan over het leven van alle dag. De observeringen overspannen een breed scale aan mensen en situaties. Het hunkeren naar materialisme en de individualiserende omgeving worden haarfijn tekstueel blootgelegd. Darmsteadter reisde voor de gelegenheid af naar de kapel geluidstudio van multi-instrumentalist Lee Russel’s in Ringstead, Kettering UK. In tien dagen tijd werden de buitengewoon toegankelijke liedjes als Passing Comet, Comic en The Second Hand Life opgenomen. Darmsteadter moet dit gedaan hebben met een bijzonder prettig onderbuik gevoel. Het plezier bubbelt van de CD en dat terwijl er toch ook donkere momenten zijn. Of Darmsteadter ook het Benelux publiek van s’en stoel krijgt waag ik te betwijfelen. Ik denk dat de Scandinavische landen, Verenigt Koninkrijk of zuid Europa het meest zullen smullen Our Favorite City. Jammer eigenlijk want voor Glen Phillips Toad the Wet Sprocket of Del Amitri fans zou Darmsteadter’s nieuwe plaat vermoedelijk zeer goed te versmaden zijn.
Jan Janssen Artist:
Original motion picture soundtrack Black Snake Moan
Album:
Music from the motion picture Black Snake Moan
Label:
New West Records
vrijdag 20 april 2007
Onder het motto alles is heter dan het zuiden maakte Graig Brewer de film Black Snake Moan. Met Justin Timberlake, Christina Ricci en Samuel L. Jackson in de hoofdrollen ben ik eigenlijk bestwel benieuwd naar het verhaal en beelden die bij de stroperige bluesmuziek horen, die zich op deze soundtrack ontvouwen. Om maar eens een vergelijking te trekken met de zweterige independent film Love Song For Bobby Long, waar Scarlett Johansson, John Travolta en Gabriel Macht de emotionele climax van de film bepaalden, ik proef dezelfde muziek sfeer en emotie. Zoals roots minnend Nederland inmiddels al weet was het voornamelijk Grayson Capps die garen spinde in het kielzog van laats genoemde film. Hollywood icoon Samuel L. Jackson nam voor de gelegenheid zelfs gitaarlessen en bromt, begeleid door de R.L. Burnside crew, op een aantal tracks mee. Verder horen we o.a. The North Mississippi Allstars, Outrageous Cherry, The Black Keys en John Doe in het futuristische The Losing Kind. Is dan de koek al op, zult zich afvragen? Nee. Want ik ben direct opzoek gegaan naar de muziek van de in Senatobia, Mississippi geboren Jessie Mae Hemphill. Haar sublieme uitvoering van Standing In My Doorway Crying, “did make me feel really good”. In mindere mate deed mij ook de uitvoering van Precious Bryant’s Chicken Heads kietelen, maar Jessie Mae stal echt mijn hart. De track is getrokken van haar in 2004 verschenen CD Dare You to Do It Again. Op dit album speelt ze geen gitaar meer omdat ze het jaar daarvoor een herseninfarct haar velde. Maar geloof mij nu maar, als je dit hoort is blues weer helemaal hip. Maar goed we hadden het over Black Snake Moan, zo’n mooie blues verzamelaar is meer uitzondering dan regel in dit genre. Met andere woorden “it’s HOT”.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 77 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Homesick Hank
Album:
Leave It Behind
Label:
Playground Music
dinsdag 10 april 2007
Het uit Denemarken afkomstige Homesick Hank reisde voor de opnamen van Leave It Behind helemaal Kentucky. Niet zonder reden, want wat bij singer-songwriter Kudre Haan op zang, gitaar en mondharmonica in de kop zat, zat niet in s’en kont, zullen we maar zeggen. Hij moest en zou, samen met producer Paul Oldham (broer van Will “Bonnie Prince Billy” Oldham), de CD Leave It Behind, die nu voorligt opnemen. Althans, dat valt op te maken van wat ik zo uit het CD profiel haal. Na een aantal keren de CD beluisterd te hebben vraag ik mij af of men daar wel goed aan gedaan heeft. De band, verder bestaande uit Anders Blomqvist op bas, Jacob Vogel, zang en gitaar, en Ulrik Corlin achter de drumkit, hebben zo te horen muziek inhoud genoeg en Haan’s tekstuele vondsten zijn evenmin erg goed te verschransen. Het lijkt erop dat men zich te veel heeft laten leiden door naam grootheid en te weinig heeft gefocust op eigen kunnen. Leave It Behind dampt voornamelijk Oldham. Nu moet ik eerlijk bekennen dat ik niet bepaald fan ben met het veelal neerslachtige Will Oldham geluid. De spanning, het gevoel en de emotie zijn aanwezig maar de vaart ontbreekt en dat is jammer. Het duurt en duurt maar terwijl actuele songs als White Eye en het afrondende Is This Love? toch wel erg lang op zich laten wachten. Let op, geen slechte CD maar wel eentje die veel tijd vergt om te begrijpen en op te slaan. Zoals gezegd Bonnie “Prince” Billy fans zullen Leave It Behind binnen tikken. De vraag is echter of ze daar nu op zitten te wachten.
Jan Janssen
Artist:
Jane Gillman
Album:
List Of Wishes
Label:
High Road Records
dinsdag 10 april 2007
Daar hebben we weer eens een stem waaraan je, naar mijn mening, behoorlijk moet wennen. De naam van de singer-songwriter is Jane Gillman. Gillman is geboren Washington, DC maar opereert ,volgens mijn, nu vanuit Austin, Taxas? Op haar nieuwe CD List Of Wishes is nagenoeg de complete Austin muzikanten clan te horen. We horen namelijk o.a. Eliza Gilkyson, Riley Osborne en Glenn Fukunaga op bas. Natuurlijk staat dit voor kwaliteit. Hoewel ik nog niet eerder van deze zangeres gehoord had heeft het er toch om gespannen of ik deze CD van de stapel zou halen om te bespreken. Dat komt niet vaak voor kan ik u vertellen. Vooral independent artiesten krijgen normaliter bij mij wat meer krediet, zullen we maar zeggen. Het zoetsappige gevoel dat ik steeds overhield, na het beluisteren van List Of Wishes, konden mij in eerste instantie niet overhalen. Haar website onthulde dat List Of Wishes haar vierde release is. Hoewel ik niet weet hoe de voorgangers klinken vraag ik mij af waarom er niet meer nummers op staan zoals het samen met Gilkyson opgenomen Madonna Of The Trail of het daarop volgende We’re So Close en My Impatient Heart? Deze songs brengen net even iets meer dan de rest op deze plaat. Toch denk ik dat List Of Wishes niet mag ontbreken in de goede Folkrock of Americana platenkast. Na meerdere luisterbeurten overkwam het mij dat de zoetsappigheid plaats maakte voor een bepaalde berustende sfeer. Kaarslicht, warmte, een goed glas wijn, heerlijk doezelig worden en maar wegdromen. Je over geven, dat was het waar ik kennelijk in dat tijdsbeeld aan toe was. Christine Lavin treft Dar Williams, om u toch wat aanknopingspunten mee te geven waaraan ik moest denken bij het luisteren naar Jane Gillman. Het is en blijft echter een overwinning op mijzelf.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 78 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Rachel Harrington
Album:
The Bootlegger's Daughter
Label:
Independent
dinsdag 10 april 2007
Ik weet even niet meer of ik het over dezelfde Rachel Harrington heb waarvan ik drie jaar geleden al een EP heb zitten beluisteren, maar de smiespelende liedjes die op die EP stonden krijgen nu een volwassen vervolg in de vorm van Harrington’s debuutalbum genaamd The Bootlegger's Daughter. Rachel groeide op in Eugene, Oregon met muziek uit pa’s platen collectie. Door haar grote hobby, paardrijden en betrokkenheid bij grote Rodeo evenementen, kwam ze in aanraking met muziek van Hank Williams Sr. en Loretta Lynn. Dat ze zelf vind dat ze ook zingt als Loretta Lynn zette mij echter op het verkeerde been. De kruisbestuiving van Country, Folk en Bluegrass liedje op deze CD hebben wel iets eigentijds, maar ik hoor alles behalve een Loretta Lynn look alike. Dit laatste is niet negatief bedoeld, ik vond het zelfs een overwinning op mijzelf om weer eens een nieuwe stem te horen waaraan ik stevig heb moeten wennen. De charmante dame weet oude muziek tradities te koppelen aan moderne melodielijnen. Daarvoor heeft ze niet de minste muzikanten in de studio weten te lokken. We horen op The Bootlegger's Daughter o.a. Danny Barnes (Tim O'Brien en Dave Alvin), Marty Muse (Dwight Yoakam en Robert Earl Keen), Bob Rice (John Lee Hooker) en Mike Grigoni (Korby Lenker). Haar teksten zijn soms doordacht en beschouwend, maar niet altijd even origineel. Zo hoor ik o.a. in Shoeless Joe Murray Head’s zinsnede Say It Aint So Joe. Wat mij betreft niets mis mee als je daarna het dromerige Up The River of Walk To You voor het voetlicht treedt. Om u toch nog op een goed spoor te zetten van vergelijkbare stemmen en muziek nijg ik meer naar Joan Baez meets Mindy Smith. Het blijft moeilijk in te schatten, zeker is dat American Roots traditionalisten Rachel Harrington’s debuutalbum gemakkelijk versmaden. Deze oude rootsrocker had er eerlijk gezegd wat moeite mee, maar erkent de kwaliteit.
Jan Janssen
Artist:
Texum
Album:
Different Strokes For Different Folks
Label:
Rootsy.nu
dinsdag 10 april 2007
Er is nog niet veel bekend over de uit Oppdal, centraal Noorwegen afkomstige formatie Texum. Lijkt mij handig om u eerst maar eens even voorstellen aan; Bård Sande (vocals en gitaar), Dag Håvimb (gitaar en vocals), Øyvind Storli Hoel (bas en vocals), Unni Norbeck (keysboard en vocals), Halvor Mjøen (drums) en Einar Lian (pedal en lap steel giraat en vocals). Different Strokes For Different Folks heet hun debuutalbum en werd door de band zelf geproduceerd. Sande en Håvimb zijn, zoals het zich laat aanhoren, de muzikale breinen en hebben voor de mix en mastering van dit album mensen als Chris Shepard (Wilco, Elvis Costello, Smashing Pumpkins), en Danny Leake (Stevie Wonder, Tom Waits) weten te strikken. Wat dan overblijft is een geniale mix van Americana, rock, soul en blues uitgevoerd in een warme en buitengewone sfeervolle omgeving. In nummers als 17th Of May, Guitars & Heart en Old Letters is ook nog plaatsgemaakt voor de talentvolle Noorweegse liedjesschrijfster en loepzuiver zingende Marthe Valle. Bård Sande’s stem vertoond veel Ryan Adams gelijkheid maar doordat de muziek zich meer Deacon Blue, Prefab Sprout en Richmond Fontaine achtig gedraagt ontstaat er toch een geheel eigen ambiance. Die eigengereidheid hoor je in de rockende meezinger The Last Farmer. Volgens mij een werelds droom debuutalbum van een veelbelovende band waarvan wij, volgens mij, nog veel van zullen horen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 79 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Thomas Dybdahl
Album:
Science
Label:
Bertus Distributie
dinsdag 10 april 2007
Het kan raar lopen in muziekwereld. Check out de Noorse singer-songwriter Thomas Dybdahl. De beste man is in eigen land razend populair maar genoot pas een beetje “Europese” erkenning toen het Duitse Glitterhouse Records zijn CD's That Great October Sound en Stray Dogs in 2003 uitbracht. Via het distributiebedrijf Munich Records sijpelde zijn enorme muzikale talenten ook door in het Nederlands undergroundcircuit. Toen de banden met Glitterhouse bekoelde werd het een tijdje beangstigend stil rondom Dybdahl. Pas in mei 2006 dook, via het Bertus Benelux distributiekanaal, het al in 2004 uitgebrachte One Day You´ll Dance For Me, New York City op in Nederland. Via ditzelfde kanaal is er nu Science. Net als bij de voorganger lopen de tien tracks naadloos in elkaar over. Zijn melancholische en doorgaans romantische zang gesmiespel is dit keer erg moeilijk te verstaan. De muzikale overpeinzingen zijn echter weer werelds. Mooie songs als No One Would Ever Know en This Year springen er met kop en kont bovenuit. Een echte luister plaat dus absoluut niet geschikt voor in de auto, heb ik inmiddels al ondervonden. Voor je het weet ontrekt de muziek je aandacht en boem is Ho. Gevolg € 350 schade en 10% no cleam kwijt. Of ik Dybdahl hier helemaal verantwoordelijk was laat ik maar in het midden, maar feit blijft Dybdahl’s muziek moet je echt beleven. Thomas Dybdahl is een "groot independent" artiest die op eigen houtje draagvlak heeft weten te creëren bij een groot deel van het Nederlandse publiek. De fans zullen Science weer knuffelen of Dybdahl in staat zal zijn met deze plaat nieuwe luisteraars aan zich te binnen, waag ik echter te betwijfelen.
Jan Janssen Artist:
Al DeLoner
Album:
Flora In The Darkroom
Label:
Playground Music
zondag 1 april 2007
Volgens mij heb ik nu naar één van de meest vergeten CD van het vorig jaar zitten luisteren. Na het uiteenvallen van de majesteitelijke melancholische rockband Midnight Choir deed multi-instrumentalist Al DeLoner een stapje terug. Nou ja, stapje terug hij was regelmatig van de partij als The Walkabouts, Chris & Carla en Nikki Sudden aan het sleutelen gingen. Al DeLoner lanceerde in 2002 ook een niet opgemerkt debuutalbum dat de naam The Mess Age Is Joy meekreeg. Flora In The Dark Room is de opvolger daarvan en krijgt, wat mij betreft, nu als de prijs van het beste CD artwork van dit jaar. Ongelofelijk goed verzorgd CD omhulsel, waarvoor ene Gerd Mackenson en Dr. Jörk Rothamel verantwoordelijk voor zijn geweest. Muzikaal zit het ook helemaal snor. DeLoner en Ringo Fire produceerden een kraakhelder klinkende CD die nog net even iets spannender aandoet als Midnight Choir dat al deed. Op de CD horen we o.a. ook Adam Sky (aka. Adamski), Joseph Parsons en Nikki Sudden. DeLoner nam net voordat Sudden “his final trip” ondernam naar Amerika een duet met hem op. De track Wake Me Up is niet het sterkste nummer op deze CD maar het gaat wel door merg en been als je, de in maart vorig jaar veel te vroeg overleden net geen vijftig geworden, Nikki Sudden hoort zingen. Kortom, Al DeLoner maakt Champions League kwaliteitsmuziek, die tegenwoordig uitsluiten uit Scandinavië lijkt voort te komen, helemaal waar. Luister naar Frankie & Lou waarin een Duitse journalist DeLoner verklapt dat hij Lou Reed ooit eens “Blow Job” gaf. DeLoner nam dit nummer op aan de keukentafel en hoopt nu dat zijn held Lou Reed over de nodige humor beschikt. Ik kan zo nog wel even doorgaan maar ik zou zeggen luister zelf maar naar Al DeLoner’s Flora In The Dark Room. Ik garandeer u een wereldgoal.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 80 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Billy Coulter
Album:
Billy Coulter
Label:
Continental Record Services
zondag 1 april 2007
Dat American Rock ‘n’ Roll niet gecompliceerd hoeft te klinken bewijst Billy Coulter op zijn ongetitelde debuutalbum. Wij kregen onlangs een exemplaar in onze handen gedrukt. Tot mijn stomme verbazing moest ik constateren dat het al meer dan twee jaar oud was. Niet echt iets dus om nu bij onder de aandacht te brengen, dacht ik in eerste instantie. Toen ik echter het schijfje in mijn CD speler schoof en de opener In Your Dreams hoorde had ik meteen zoiets van; deze laat ik dus echt niet verpieteren. De rhythm en aantekende groove van de liedjes die Coulter laat horen op deze CD roept bij mij sterke associaties op met een John Mellencamp of James McMurtry. De uit Washington DC afkomstige Roots rocker liep tijdens zijn vakantie in Mexico producer Steve Thoma (Fleetwood Mac, Glenn Frey) tegen het lijf. Samen met ook nog eens Paul McCartney drummer Denny Seiwell werden de messen geslepen om dit debuutalbum een feit te maken. En eerlijk gezegd het resultaat mag er wezen. De twaalf pakkende songs, allen geschreven door Coulter, stemmen mij vrolijk. Vooral het naar Todd Thibaud lonkende One More Try en Aurora spatten erg plezierig uit mij luidsprekers. De volumeknop moet, wat mij betreft, echt een tandje omhoog wil het fraai Hip hoppende Being Human tot zijn recht komen. Een alles behalve grensverleggend product, als ik het zo mag uitdrukken. Maar er is ruim voldoende muzikaal variatie aanwezig om de volle speeltijd te fascineren.
Jan Janssen Artist:
David Munyon
Album:
Too Cool - Hymns From Ozark via Adelaide Street
Label:
Mobile Home Records
zondag 1 april 2007
Na het indrukwekkende, aan de befaamde Abbey Road gelegen Studio 2, opgenomen Song For Danko komt David Munyon met zijn dertiende release genaamd Too Cool “Hymns From Ozark via Adelaide Street”. Met de komst van het in de UK gestationeerde Mobile Home Records is het gelukkig een stuk eenvoudiger geworden om aan Munyon’s CD’s te bemachtigen. Het is eigenlijk wel grappig allemaal, laat nu net de opnamen van deze CD hebben plaatsgevonden in David’s eigen Mobile Home in Tao Place, Alabama. Samen met producer Ken Thomaston werden de ruw gepolsterde opnamen bijgeschaafd. We horen dit keer wederom een David Munyon die weergaloze teksten uit zijn mouw schut. De melancholische en poëtische inhoud daarvan kan zich moeiteloos meten met veteranen als Townes van Zandt of een Woody Guthrie. Laats genoemde mannen hebben in het verleden echter meer geluk gehad dan Munyon. Zij konden zich immers gemakkelijk veroorloven een LP te orchestreren met een volledige bandbezetting. Munyon heeft humor en noemt zijn band op Too Cool “Drum Machine”. David Munyon horen we dit keer ook niet op een akoestische gitaar tokkelen. Deze heeft dit keer plaatsgemaakt voor een elektrische Fender. Het gitaarspel is, zoals we van Munyon gewend zijn, eenvoudig en niet altijd even zuiver, maar de melodieën, hese stem en de poëtische tekstvondsten schallen opnieuw briljant. Tijdens zijn live optreden op het Roots @ Roepaen Festival, vorig jaar, ging bij iemand in de kapel de GSM af. Munyon wilde net beginnen met het liedje Hare Krishna Blues. “voor vanavond doop ik dit liedje om in cell phone Blues. Ik heb er trouwens een liedje over geschreven”, glimlachte Munyon de kapel in. You Can Use The Phone is nu definitief vereeuwigt op Too Cool. De fraaie liefdesverklaring aan het adres van zijn verre liefde (zijn eigen Dixie) ontroerd en doet mij beseffen dat je niet bang hoeft te zijn in het uitspreken van je ware emoties. Munyon bewijst op deze CD naar mijn smaak ook dat hij gevoel heeft hoe hij akoestisch (dit keer elektrisch dus) zou willen klinken als hij een band om zich heen zou kunnen vormen. Terwijl op het moment half Nederland de verbitterende teksten en muziek van Lucinda Williams achterna holt, zou Lucinda bestwel zo positief en meeslepend willen klinken als Munyon dit nu doet in het sluitstuk I Want Your Love. David Munyon fans mogen deze CD dus weer niet missen. Manschappen die geconfronteerd willen worden met een icoon op singer-songwriter gebied kunnen Too Cool “Hymns From Ozark via Adelaide Street” zo laten overschepen. Binnen vier dagen ligt hij op uw deurmat garandeert via Mobile Home Records.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 81 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Lucero
Album:
Rebels, Rogues & Sworn Brothers
Label:
Liberty Lament
zondag 1 april 2007
Soms snap ik er geen bal van. Neem nu de Alt Country punkrock formatie Lucero, afkomstig uit Memphis, Tennessee. Ik had nog nooit eerder van deze band gehoord, blijken die knakkers de afgelopen zes jaar maarliefst vijf albums op de markt gebracht te hebben. Rebels, Rogues & Sworn Brothers is hun zesde CD en is in feite al een paar maanden oud als ik thuis deze bespreking in elkaar knutsel. In het CD profiel las ik dat men heftig is beïnvloed door Bruce Springsteen. Als ik u nu vertel dat Springsteen best wel weer eens een keertje zo zou willen klingen, als Lucero op hun nieuwe album nu doet, kan ik dan ophouden met het schrijven van deze bespreking? Het klinkt allemaal zo direct en op de man gespeeld wat ik nu schrijf maar eerlijkheid gebied te zeggen dat alles wat ik hoor op deze plaat is recht voor de raap Rock ‘n’ Roll. Lekker slonzig als Slobberbone, Southern deep als Drive-By Truckers en zo strak als White Cowbell Oklahoma. Ja, ja dit komt zomaar uit mijn mouw rollen. Ik hoor duidelijk ook de hand van producer David Lowery (Cracker, Camper van Beethoven). Daarbij komt nog dat deze Twang stoompot muziek vlijmscherp wordt ondertiteld door de soms poëtische en hartstochtelijk teksten van songsmid Ben Nichols. Nichols kom je overigens ook op sommige North Mississippi Allstars albums tegen, dit feit alleen al zegt eigenlijk al genoeg. Rebels, Rogues & Sworn Brothers is een plaat voor mensen die over de nodige zelfbeheersing beschikken. Probeer maar eens een minuut niet aan een indrukwekkende luchtgitaarsolo te denken bij nummers als San Francisco, The Mountain, The Weight Of Guilt en She’s Just That Kind of Girl. Lucero klinkt dus echt pas frustrerend als je in de file staat. Jammer dat wij u zo laat informeren over ze geweldige dampende Roots rock plaat afkomstig van een paar heldere sterren.
Jan Janssen
Artist:
Pontus Snibb
Album:
Admiral Street Recordings
Label:
Rootsy.nu
zondag 1 april 2007
Al eens van de uit Zweden afkomstige Pontus Snibb gehoord? Nee? Ik tot voorkort ook niet. Na even wat Googelen leerde ik dat deze nog jonge Scandinaviër al meer dan vijf albums achter zijn naam heeft staan. Eind jaren negentig maakte hij samen met de band Mescaleros zijn eerste CD. De veelzijde singersongwriter maakte een paar geleden zijn solo debuut met de CD Lost & Found. Nu komt Snibb met The Admiral Street Recordings. De muzikale kameleon rockt als de klere op deze plaat. Niet dat de vonken er vanaf vliegen maar wel van ready, steady and go, als u begrijpt wat ik bedoel. Rust momenten worden precies op de juiste momenten ingeplugd. Deze gast trekt de neus ook niet op voor een stevig potje Country rock. Samen met niemand minder dan Jason Ringenberg blaast hij stoom af in het kokende So The Story Goes. Pontus Snibb’s stem heeft iets weg van onze eigen J.W. Roy, dat vooral duidelijk wordt in het liedje What I Am Gonna Do. De fantasieën van deze Zweed kent geen grenzen als ik het funky The Low Won’t Let Her Go hoor langskomen. The Admiral Street Recordings klinkt zo divers dat ik niet zeker weet waar ik het als geheel moet plaatsen. Kijk ik op het luistergenot terug dan komt ik maar tot een conclusie, Pontus Snibb is zeer talentvol en is niet van plan concessie te doen aan een of nadere muziekstijl of stroming. Dat alleen al zou reden genoeg moeten zijn om u als muziekontdekker en kenner mee te liften met Snibb’s unieke bedenksels.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 82 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Derek Lee Bronston
Album:
Empty River
Label:
Independent
dinsdag 20 maart 2007
Het Amerikaanse label Shut Eye Records levert de laatste tijd zeer interessante releases af. Ik schut er even een paar uit de mauw voor u. Wat dacht u van de Alt Country plaat van het vorig jaar van The Wrinkle Neck Mules genaamd Pull the Brake? Of de prachtige CD’s van Hooverville “Follow That Trail Of Dust Back Home” en niet te vergeten het ongetitelde album van Ten Mile Tide? Nu is het de beurt aan ene Derek Lee Bronston. Zijn debuut CD heet Empty River. Deze is afgeladen met zeer toegankelijke en beschouwende liedjes die bovendien buitengewoon worden bedekt met Bronston’s humeurige gruizige stemgeluid. De uit Detroit afkomstige singer-songwriter liet deze CD overigens produceren door Dennis Martin (Mark Anthony Jones, Melody). Hierdoor ontstaat een warme soulvolle folk-rock sound die bij tijd en wijle doet denken aan Townes Van Zandt of Gram Parsons. Die maatstaaf gaat Bronston trouwens ook gemakkelijk af in de enige cover op dit album, die afkomstig is van de hand van Townes Van Zandt zelf, genaamd No Place To Fall. Wat u er ook van mag vinden, Bronston klagende zang voert altijd de boventoon en dat is, wat mij betreft, dan ook de valkuil van deze CD. Je moet daar namelijk echt van houden. Gelukkig zorgt ene Melissa Greener hier en daar voor verfrissende vocale afwisseling in Bronston’s eerlijke en soms zeer diepe autobiografische liedjes. Een droomdebuut van Derek Lee Bronston.
Jan Janssen Artist:
The John Butler Trio
Album:
Grand National
Label:
Universal
dinsdag 20 maart 2007
Nog niet uit in Nederland maar dat zal waarschijnlijk niet lang op zich laten wachten. Grand National, volgens mij Butlers zesde full album release, komt alvast eind deze maand in zijn thuisland Australië, Nieuw Zeeland en Amerika uit. Wij van het Real Roots Café mochten een voorproefje nemen. Ik kan u nu al verklappen dat dit de grootste muzikale ommezwaai is die The John Butler Trio ooit heeft gemaakt heeft. Zelden heb ik Bulter zo positief en fris gehoord. Veel vlotte pakkende melodieën die je heupen in ieder geval flink doen wiegen. De heerlijke draaikonterij in nummers als Fire In The Sky, Funky Tonight en de in Australië al tot single verheven Better Than klinken onweerstaanbaar verfrissend. Normaliter stelt Butler onrechtvaardigheid vingerwijzend aan de kaak. Nu ontpopt hij zich, in sommige songs, als een echte romanticus en bruggenbouwer tussen het goed en het kwaad. Toch blijft hij halsstarrig trouw aan zijn eigen concept en dat terwijl Grand National gecoproduceerd werd door Mario Caldato Jr. (Beastie Boys, Beck en Jack Johnson). Uiteraard zijn ook Butler’s vaste maatjes Shannon Birchall (bas) en Michael Barker (drums en percussion) weer van de partij. Maar zoals gezegd Grand National klinkt breed en goed georchestreerd. Money Mark (keyboards) percussionist Ray Pereira, Jazz pianist Jex Saarelaht, de soul sisters Vika en Linda Bull, Nicky Bomba en Michael Caruana dragen allen zo hun steentjes daaraan bij. Ik vraag mij steeds vaker af waarom John Butler vorige albums in Nederland zo hopeloos ondersneeuwden. Ik denk toch zeker te weet dat Butler’s muziek erg goed in de smaak zou vallen bij een breed poprock publiek. Met een beetje lef had de heer Smeets = John Butler over laten overvliegen voor PinkPop. Ik denk namelijk dat dit trio de hele huidige PinkPop line-up aan gort zou spelen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 83 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Silos
Album:
This Highway Is A Circle
Label:
Blue Rose Records
dinsdag 20 maart 2007
We make rock ‘n’ roll and we like to play it loud, dat was de boodschap die Walter Salas-Humara ons meegaf toen hij en zijn band The Silos er op los begonnen te poeierden in Jeugdcentrum KARO in Wesel, Duitsland vorig jaar. Dat wat ik daar in levende lijve ondervond staat nu perfect geregistreerd op de nieuwe live CD/DVD This Highway Is A Circle. The Silos, verder bestaande uit drummer Konrad Meissner en Drew Glackin (Tandy) op bas klinken heftig. Soms wat te, maar nooit overkill. De middentonen komen goed door en komen liedjes als I Won You Won en People Are Right erg goed uit de verf. De zang van Walter SalasHumara is goed verstaanbaar en blijft de hele show goed overeind. Als ik de DVD erop nasla ben ik nog steeds erg onder de indruk van Walter Salas-Humara’s gitaarspel. Ongelofelijk wat komt daar een bak geluid uit zeg. Ik kan hier geen genoeg van krijgen. Wat een indrukwekkende live show registratie die bovendien maar weer eens aantoont dat pure rock ‘n’ roll hard en zuiver moet klinken. Precies zoals dit vroeger altijd op LP’s stond afgedrukt “Please play this record on high volume”. The Silos beheersen dit laatste als geen ander.
Jan Janssen
Artist:
Endrick Brothers
Album:
Attraction Versus Love
Label:
Hypertension Music
dinsdag 20 maart 2007
The Endrick Brothers zijn om te beginnen geen broers van elkaar. De band bestaat namelijk uit singersongwriter Niall Holmes, Yorick Cormack (gitaar en vocals), Martin Kelly (gitaar), Kenny McGregor (bas) en Matthew Lancaster op drums. Een beetje verstaander weet dan meteen dat we hier te maken met een Schotse formatie die, wat mij betreft, Amerikaanser klinkt dan menig Amerikaanse band uit the States dit pleegt te doen. Ik hoor dan ook niet veel nieuws wat dat betreft. Er wordt vrolijk op het beste van wat R.E.M. ooit maakte voortgeborduurd en dat is zeer zeker niet negatief bedoeld. Dit komt wellicht omdat ik Niall Holmes stem veel weg vind hebben van Michael Stipe. Daarmee raak ik dan ook meteen de spijker op s’en kop. Ik vind namelijk dat The Endrick Brothers ook erg goed excelleren in het alternatieve rockgenre dat zich in de jaren tachtig zo goed manifesteerde met o.a. The Pixies, Pearl Jam, Nirvana en Smashing Pumpkins. De schotten, volgens mij vernoemt naar een historisch Engels motorfietsen merk, presteren op hoogniveau op hun nieuwe CD Attraction Versus Love. De opvolger van het twee jaar geleden verschenen debuutalbum Built To Last bevat 12 tintelende songs die stuk voor stuk sterk uit de verf komen. Met name de opener Thorns On Every Rose, die men samen met niemand minder dan Ryan Adams pende, zou met een beetje geluk de komende tijd ook radio 3 luisteraars kunnen bereiken. Positieve klankkleuren waarmee u luisterrijk het voorjaar 2007 ik kunt.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 84 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Grainne Ryan
Album:
All The Money
Label:
Independent
dinsdag 20 maart 2007
Een aantal maanden geleden berichten wij u al over een in opkomstzijnde CD van ene Grainne Ryan. Wij werden toen getipt door onze grote vriend van de Ron’s Alt Country website. Vorige maand viel Grainne Ryan’s nieuwe CD/EP, amper dertig minuten, All The Money bij ons op de deurmat. Ryan komt uit Ontario maar er stroomt hoorbaar ook zuid Iers bloed in haar aderen. Buiten haar uitmuntende singer-songwriter gave weet deze Canadese ook hoe je een verfkwast moet hanteren. Een kort bezoekje aan haar website levert in ieder geval een paar fraaie door haarzelf geschilderde avant-garde portretten op. De artistieke gave zit haar in het bloed en zo treffen we deze ook aan op de cover van haar debuut CD All The Money. Ryan’s muziek is echter alles behalve avant-garde. De liedjes liggen lekker in het gehoor maar van bewandelen van nieuwe paden is geen sprake. Ergens bivakerend tussen Sarah Harmer en Jennie Stearns geeft Rayn toch ook haar eigen draai aan het folk rock genre. De zeer herkenbare teksten over omgeving, mens en natuur hebben zo hun kronkels. Zo schijnen Elvis en Kurt (Cobain) samen in vakantiehuisje zouden logeren. “If that’s the case I might as well track them down and we’ll delve to the centre of the earth”, zingt ze in het speelse Tree Frog. De interessante line-up van haar begeleidende band mag ook niet vergeten worden. Met o.a. Drew Glackin (Silos, Tandy) op Pedal steel, Chris Brown (Driveway, Jason Darling) op Rhodes en Hammond, Jason Mercer (Ron Sexsmith) op bas en Banjo, breekt de band potten op deze plaat. Mooi plaat van Grainne Ryan dat eigenlijk maar één minpuntje ken, hij is te kort. Maar goed, waarschijnlijk hierdoor kent All The Money niet één zwak moment. Okay dus!
Jan Janssen Artist:
The Secret Combination
Album:
In The Heartland
Label:
Independent
donderdag 15 maart 2007
Als ik nieuwe Nederlandse bandjes live aan het werk zie dan krijg ik vaak de indruk dat men op het podium denkt dat men nog steeds in de opnamestudio aan het zwoegen is. Het musiceren staat voorop en het aanwezige publiek lijkt meestal een bijzaak. Ik verwijs dan altijd graag naar oude rock dinosaurussen in het vak zoals o.a. Herman Brood en Golden Earring. Sinds het Roots @ Roepaen festival voeg ik daar ook graag Ad Vanderveen & The O’Neils aan toe. Toch een mooi bruggetje geslagen naar de nieuwe CD van de Nederlandse gelegenheidsformatie The Secret Combination. Hun derde nieuwe CD heet In the Heartland. Wat Ad Vanderveen is en betekent voor zijn O’Neils betekent Jeff Mitchell volgens mij ook voor The Secret Combination. Deze zeer creatieve singer-songwriter is wat dat betreft ook geen nieuweling in het vak. Tijdens opnamesessies liep hij een verscheidenheid aan zeer potige Nederlandse muziekanten tegen het lijf. Wilmer Wolf op gitaar, Robin van Vliet op toetsen, René van Barneveld, elektrische en Slide gitaar, Chip Visser op bas, Johan Jansen op pedal steel en Toni Peroni achter de drumkit hebben zo hun sporen al verdiend in de Nederlandse muziekgeschiedenis. Muzikaal hebben we het over een band die zich heeft laten inspireren door Crosby, Stills, Nash & Young, Poco, Bread en America. Qua stemgeluid hoor je echter Neil Young. Niets mis mee want Mitchell doet er zijn eigen ding mee, weliswaar tekstueel soms wat clichématig maar toch krachtig genoeg om te boeiend. Veel genot beleef ik bij de wat heavy uitgevoerde song zoals het liedje Need To Be Around. Die track klinkt zo rootsy soulvol als het maar kan. Dit komt mede door gospelachtige zang van de dames Farida Merville en Marion Reingoud. Ook het genotvol uitgesponnen spannende Lethal Love is zeer goed te pruimen. Terugkomend op wat ik vaak constateer op live podia van Nederlandse bandjes. Ik heb razend benieuwd hoe de zevenman formatie The Secret Combination zich live etaleert. De ervaring en uitstraling is hoorbaar aanwezig, blijft over het levende bewijs. De CD In the Heartland beloofd in ieder geval alleen maar goeds.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 85 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Mark Wise
Album:
Leaving L.A.
Label:
Independent
donderdag 15 maart 2007
Mark Wise uit Californië, behoort tot de groep van (voor mij) anoniem gebleven countryartiesten. Met zijn grijze, gegroefde hoofd en - voor zover ik kon nagaan - pas met zijn tweede album Leaving L.A., is hij een laatbloeier te noemen. Opgebloeid kan misschien ook, sinds hij in het schone Zwitserland vertoefd en daar met de Zwitser, gitaar- dobrospeler en zijn producer Andi Gisler samenwerkt. Hoe het ook zij, Mark Wise heeft een alleszins genietbare plaat gemaakt. Soms laat hij zich horen als een pittige countryrocker, dan weer als een gevoelige singer/songwriter, waarbij zijn teksten uiteraard zijn opgeborreld uit zijn persoonlijke pieken en dalen. Wise heeft hetzelfde zachte soulgeluid in zijn stem als Eric Clapton. Die stem gedijt overigens prima in de smaakvolle semi-akoestische begeleiding van zijn band. Mooiste nummers: When Love Says Adios, High Plains Oklahoma, Freezing Wind en Sallisaw. Met het slotnummer Till It’s Over geeft Wise wat al te veel toe aan zijn Zwitserleven gevoel. Een muzikale non-avonturier, maar wel een pretentieloze en authentieke liedjesschrijver.
Huub Thomassen Artist:
Rickie Lee Jones
Album:
The Sermon On Exposition Boulevard
Label:
New West Records
donderdag 15 maart 2007
Rickie Lee Jones geboren op 8 november 1954 in Chicago. Groeide op in een lower middleclass, hillbilly hippy cultuur, die haar vervolgens door heel Amerika sleurde. In Europa kennen we haar voornamelijk van haar vaste Top 2000 klassieker Chuck E's in Love uit 1979. Daarna maakte ze nog 13 zeer inspirerende albums waarvan ik mij Flying Cowboys uit 1989 nog goed kan herinneren. Dit album maakte Jones namelijk samen met Steely Dan voorman Walter Becker. De twee experimenteerde er vrolijk op los en peperde dit album in met een samenraapsel van pop, country en reggae extracten, dat pas een aantal jaren later echt gewaardeerd zou worden. Van waar zo’n uitgebreid overzicht van een zo’n groot artieste, hoor ik u vragen? Heel simpel wie bovenstaande snapt weet nu ook meteen hoe haar nieuwe CD The Sermon On Exposition Boulevard klinkt. Iets meer techno natuurlijk maar gewoon dat niveau. Niet slechter dus dan wat ze al eens niet beter heeft gedaan dus. Zo; denk daar maar eens over na, zou ik zeggen! Voor nieuwkomers het volgende. Stop Suzanne Vega, Norah Jones en Tori Amos een paar dagen in één studio en je krijgt volgens mij de perfecte mix van deze mengelmoes plaat. De iet wat chaotische onsamenhangende klanken op The Sermon On Exposition Boulevard maken mij onrustig. Dat kan volgens mij niet de bedoeling zijn geweest van deze meesteres in singer-songwriter wereld. Jammer want ik had gehoopt dat deze vleermuis mij zou verrassen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 86 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Biber Herrmann
Album:
Rainbow Walker
Label:
Wonderland Records
zaterdag 10 maart 2007
Biber-Herrmann zat vorig jaar naast David Munyon op het Roots @ Roepaen kapelpodium en sloten samen, op zeer gepaste en indrukwekkende wijze, het unieke Festival af. Al zeg ik het zelf, het tienjarige bestaan van het Real Roots Café had niet beter afgesloten kunnen worden. Matthias “Biber” Herrmann, zoals hij voluit heet, kreeg in de Nederlandse pers lovende kritieken over de manier hoe hij Munyon’s optreden extra kleur gaf. Biber-Herrmann komt nu met zijn tweede nieuwe CD genaamd Rainbow Walker. Biber is, getuigen zijn debuut release uit 1999 Temporarily Blue, een folk bluesman. Toch verschuilt zich achter deze zeer bescheiden overkomende muzikant een getalenteerde, veelzijdige, welsprekende, liedjesdichter en zanger. Buiten enkele, overigens zeer origineel uitgevoerde, covers van o.a. John Hurt, Robert Johnson en John Hiatt springen de zelfgeschreven nummers met vlag en wimpel boven de rest uit. Ik kreeg kippenvel bij het luisteren naar No One Else Does. Ik hoor daarbij toch verdorie Mark Knopfler zingen en spelen in hoogtij dagen. Natuurlijk ontbreekt ook een duet met David Munyon niet. Op het einde van het liedje You Can’t Catch Me (Chuck Berry) begint Munyon met “let’s put the level on this guitar Biber, and let’s try this one”. I Will Find You word in een complete wonderschoon bandgeluid georchestreerd. Zo hebben we David Munyon allang niet meer gehoord, kan u vertellen. Biber-Herrmann schreef het liedje Man From Mississippi samen met producer Jens-Peter Abele. Zijn verslag over hoe hij de muziek van zijn idool (David Munyon) heeft leren kennen en hoe hij zijn eerste akkoorden speelde op grootvaders (Edward’s) oude gitaar, onderstrepen, voor mij althans, dat Biber-Herrmann een dijk van een CD heeft gemaakt. Rainbow Walker is een absolute aanrader voor mensen die van muzikale inhoud houden, zonder enige toeters en bellen.
Jan Janssen
Artist:
The Jack Hills
Album:
The Jack Hills
Label:
Independent
zaterdag 10 maart 2007
The Jack Hills is een, rond zanger en liedjesschrijver Wijbrand Oppermann, opgericht Utrechts bandje. Dit debuut op het eveneens nieuwe Utrechtse label, bevat tien pop & folk- country liedjes die je op zijn hoogst als kleine miniatuurtjes zou kunnen kwalificeren. Waarmee eigenlijk al iets te veel eer wordt gegund aan het resultaat, want over de hele linie genomen is dit een heus dreutelalbum. De opener Travel With Me Stranger is, door de inzet van teruggehouden trompetjes en de achtergrondzang van Marijn Wijnland, nog enigszins spannend. Doch vanaf dan kabbelt en kabbelt het voort en valt er slechts zelden enige rimpeling in het vlakke geluidsbeeld waar te nemen, zoals in You Make Feel Like I Belong en Ask For Me, waarin respectievelijk een strijkje en een accordeon zijn te horen. Nog niet genoemd is dan nog Wybrand’s stem die praktisch geen enkele dynamiek bezit, maar wel het klankbeeld bepaalt omdat zijn begeleiders hem in alles keurig volgen. Oké het zijn kleine miniatuurtjes, maar helaas van een laag soortelijk gewicht.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 87 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Lantana
Album:
Unbridled
Label:
Independent
zaterdag 10 maart 2007
Lantana is een meidentrio uit Dallas, Texas dat in Amerika met hun debuut CD Unbridled, volgens ingewijden, hoge ogen zal gooien. Vergelijkingen met The Dixie Chicks zijn niet van de lucht, maar of dat te rechtvaardigen is valt te betwijfelen. Dat daar bijna niet aan te ontkomen is, is wel te begrijpen, want de overeenkomsten dringen zich - oppervlakkige gezien - wel degelijk op. De sexy gestileerde outfit en de identieke blij zwoele oogopslag van de dames zijn daaraan het meest debet en natuurlijk ook de country & western die als basis fungeert voor de liedjes. Daarmee houdt het dan wel op. Immers in de muzikale uitwerking slaat het drietal geregeld zijsporen in van pop, rhythm & blues en rock. Dat geeft een divers geheel, maar in dit geval ontbeert het tegelijkertijd aan emotionele diepgang. De dertien nummers, met slechts ééntje van henzelf, (The Juice Ain’t Worth The Squeeze), worden prima (samen) gezongen, spelen de veelkoppige studiobegeleiders feilloos én risicoloos. Niettegenstaande dit behoorlijk gelikte eindresultaat, heeft Unbridled een prettig luisterkarakter, dat komt door het hoge alle -13 - goed – gehalte. Dat maakt hun muziek buitengewoon geschikt voor onderweg, als achtergrond of op (country) feestjes. Samengevatte karakteristieken: Unbridled is hitgevoelig, draaibaar, dansbaar en verkoopbaar, in het bijzonder voor de Amerikaanse (FM) markt. In Nederland zal Lantana, naar verwachting, tussen wal en schip vallen. Te licht voor de serieuze liefhebber, te serieus voor de radio van de lichte muziek.
Huub Thomassen
Artist:
Neko Case
Album:
Live From Austin Texas
Label:
New West Records
zaterdag 10 maart 2007
In 2003 was Neko Case aan de beurt om een live tv - optreden te verzorgen voor het Austin City Limits programma. Bijgestaan door onder meer vriendin en zangeres Kelly Hogan speelt Neko Case acht eigen liedjes en zes covers in een akoestische setting. Haar aanpak raakt de randen van het countrygenre, want ik denk bij Case onwillekeurig aan de new wave stroming van de jaren tachtig. Dat komt vooral door haar ijle stem die nou niet direct als een warme deken over je heen valt, waardoor haar nummers steevast wat afstandelijk en verstandelijk overkomen. Maar er zijn uitzonderingen, zoals in de covers Hex en In California die samen met Hogan naar fraaie hoogte worden gezongen. Ook haar eigen Wayfaring Stranger en het jodelende Furnace Room Lullaby, bezitten evergreenpotentie. Maar al met al is dat toch te weinig om de cd geregeld aan de speler toe te vertrouwen.
Huub Thomassen Artist:
Strange Rebel Frequency
Album:
House Of Four And Hearts
Label:
Independent
zaterdag 10 maart 2007
Strange Rebel Frequency is een gezelschap dat zich vrij recent oprichtte in Californië en met House Of Four Hearts debuteert. Met een dergelijke groepsnaam verwacht je geen licht verteerbare nummertjes en dat blijkt ook zo. In een traag tempo brengen de vijf leden - in een nagenoeg akoestische setting - tot op het bot gestripte liedjes, waarbij telkens vooral Mark Lanegan en soms Chris en Carla (Walkabouts) als referentiepunt te binnen schieten, maar bij lange na niet die klasse in huis hebben. Neerslachtig, onheilspellend en zeer monotoon deze slow core CD van ruim veertig minuten. Kort en goed: ze bezorgen je sterke weerzin en erger: verveling. Tenzij je verknipte regels als “Where are all the suicide girls now” wel komisch vindt.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 88 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Yayhoos
Album:
Put The Hammer Down
Label:
Evangeline
zaterdag 10 maart 2007
The Yayhoos is het typische schoolvoorbeeld van hoe een Amerikaanse barband klinkt. De rumoerig band bestaat o.a. uit Dan Baird (ex-The Georgia Satellites) en Eric 'Roscoe' Ambel (ex-Joan Jett & The Blackhaearts en The Del Lords). Niet de minste pretletter rockers al u het mij vraagt. Met verder Terry Anderson op drums en Keith Christopher op bas kwam vorig jaar hun nieuwe album Put The Hammer Down al in Amerika op de markt. De opvolger het in 2000 verschenen debuutalbum Fear Not the Obvious is nu dus ook via Evangeline Records ook in Europa. De gelegenheid formatie herhaal op deze plaat de stunt dat ze toen ook uithaalde. Toen schoof men namelijk een met spierballen rock gevulde cover van ABBA’s Dancing Queen onder de deur door. Nu moet het liedje Love Train van The O’Jays er ongelofelijk strak aangeloven. Moet eerlijk bekennen hij zit lekker. We echter goed luistert hoort niets nieuws onder de zon het is doodgewone doorsnee Rock ‘n’ Roll die een plaatselijk band in uw regio ook zou kunnen maken. Ik las in het CD profiel dat men de muziek van The Yayhoos graag zou willen kwalificeren ergens tussen The Rolling Stones en The Small Faces. Welnu, vaak ben ik heb niet eens met die voorgeschotelde hints, maar deze keer kom ik er echt niet onderuit het eens te zijn met die veronderstelling. Maar goed het is en blijft plezierige Rock ‘n’ Roll die waarschijnlijk live nog beter klinkt als op CD. Tip: probeer eens, via Glitterhouse Records mail order only op het Internet, aan de serie Go To Blazes CD’s te komen. Dan weet je meteen hoe het ook kan. Eric 'Roscoe' Ambel produceerde namelijk de meeste Go To Blazes CD’s.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 89 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Washington
Album:
Astral Sky
Label:
Glitterhouse Records
donderdag 1 maart 2007
Daar is hij dan, de langverwachte opvolger van het al geprezen debuutalbum A New Order Rising van de uit Noorwegen afkomstige alternatieve rock formatie Washington. Astral Sky, opnieuw verschenen op het evenzo vermakelijke Glitterhouse Records label in Duitsland. Het nog piep jong ogende trio, gemiddelde leeftijd amper 23 jaar, zetelt in het kleine visserstadje Tromsø. Daar is het zes maanden per jaar donker, ijzig, nat en koud. De donkere melancholische en sferische klanken die Washington liet horen op A New Order Rising schetsten naar mijn mening een beeld hoe dat aanvoelt. Daarin is naar mijn beste weten geen verandering in gekomen. Op Astral Sky heeft dat specifieke geluid, voor een groot deel, toch plaatsgemaakt voor een duidelijk meer up-tempo sound. Dit komt, naar mijn bescheiden mening, doordat de band dit keer bijgestaan wordt door een aantal zeer interessante, zeer geslepen muzikanten. Zo horen we buiten Rune Simonsen (zang en gitaar), Esko Pedersen (drums) en Andreas Høyer (bas) o.a. ook Håvard Stangnes op gitaar en lap-steel, op backing vocals horen we Frithjof Jacobsen (Biff Malibu en Gluecifer), op Congas treffen we Danny Young (Gluecifer) aan en achter orgel zit Christer Knutsen (Cato Salsa of Cato Salsa Experience). Een positief album dus dat direct uitblinkt in zijn heerlijke aanstekende melodieën en prachtige zang van liedjesschrijver Rune Simonsen. Jim Morrison en The Doors zijn nooit ver weg. Dat uit zich met name in de live kraker van het afgelopen jaar genaamd Vaults en prijsnummer op Astral Sky genaamd Oh My. De geweldige Jiddische klanken in Aftermath bewijzen de buitenproportionele flexibiliteit van deze groep jonge honden. Het karakter en de uitzonderlijke eigenschappen van Washington wordt daarna nog eens stevig onderstreept in het slotstukken Each And Every One en I Lost My Way. De genotkriebels lopen werkelijk bij mij over de rug. Een meesterlijke gezelschap, met een juweel van een CD waar veel potentie in zit, om maar even over de zeggingskracht te zwijgen. Here it is, the long awaiting new album and continuator of debut successor A New Order Rising of the Norwegian alternative rock band called Washington. Astral Sky appears again on the also entertaining German Glitterhouse Records label. The youngsters, average age of only 24 years old, are coming from a small fisherman village Tromsø. Imagine, it’s more than six month a year dark, wet and ice-cold out there. The dark magnificent melancholic and spherical sound that Washington produced on A New Order Rising did draw, to me, a perfect picture how this must feel. As far I know nothing has changed out there. Nevertheless on Astral Sky Washington moved that sound into a more up-tempo one. If you ask me the course of that is mainly because they orchestrated this album with a lot of very interesting cool sharpened musicians. Besides the band itself consisting Rune Simonsen (vocals and guitar), Esko Pedersen (drums) and Andreas Høyer (bass) we here also Håvard Stangnes on guitar and lap-steel, on backing vocals we hear Frithjof Jacobsen (Biff Malibu en Gluecifer), on Congas place Danny Young (Gluecifer) and behind organ we see Cato Thomassen (Cato Salsa of Cato Salsa Experience). A positive album that hits you from the start on with marvelous catchy melodies and outstanding vocal work of Rune Simonsen. Jim Morrison and the sound of the Doors are never to faraway. That expresses itself when I hear the live header from last year Vaults and price breaker on Astral Sky called Oh My. The Yiddish sound wave in Aftermath proves the outsideproportional, flexibility of this group of young dogs. The character and exceptional properties of Washington are finally underlined in the closing tracks Each And Every One and I Lost My Way. Man, the enjoyment warmth tickles on my back. A masterly well balanced band that made a jewel CD with a lot of potential and meaning power. Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 90 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Avalene
Album:
Demo
Label:
Independent
donderdag 1 maart 2007
Op vrijdag 16 februari 2007 maakte ondergetekende deel uit van de jury voor de finale van het Gelders Singer-Songwriter Festival. Mogen wij u even voorstellen aan de winnares Avalene? Achter deze naam gaat de zeer talentvolle zesentwintigjarige Evelien Scheers schuil. Mijn juryrapport zag er als volgt uit. “Meteen is te horen dat Avalene over een buitengewoon stembereik geschikt. Er zit diepgang en emotie in haar teksten en liedjes die ze dan ook daadwerkelijk beleeft. Dat komt haar iet wat verlegen uitstraling alleen maar ten goede. De liedjes hebben een duidelijke kop en staart. Het kleurrijke pallet van haar composities passen bij haar warme imago. De goede timing maken het geheel tot een krachtige live show.” The day after, toch maar effe naar haar studio CD Demo gaan luisteren om te bezien of we het goed gehoord hebben. Conclusie? Bovenstaande blijft piekfijn overeind. Bovendien heeft Avalene zich op deze CD weten te omringen door een paar zeer geraffineerde muzikanten. Gitarist Alwin Zwaan, Bauke Bakker op drums en Constantijn van der Heijden op contrabas laten Avalene teksten en stem het werk doen en voelen haarfijn aan waneer ze doel kunnen treffen. De behoorlijk, in Antwerpen opgenomen nummers, goed geproduceerde CD bevat erg sterke tracks. Persoonlijk vind ik de nummers Misery, With Me (dat ze tijdens de finale met een beat in the box uitvoerde) en het jazzy Dancing On The Sidewalk ver boven gemiddeld uitkomen. De CD is overigens zelf bekostigd en is rechtstreeks te bestellen via www.avalene.nl
Jan Janssen
Artist:
John Mellencamp
Album:
Freedom's Road
Label:
Universal
donderdag 1 maart 2007
Als een gerenommeerd artiest een CD uitbrengt dan zijn popcritici meestal snel geneigd de artistieke vondsten daarvan genadeloos neer te sabelen. Natuurlijk zijn de verwachtingen hooggespannen maar om nu iedere keer een stok op te zoeken om hem of haar te beschadigen lijkt mij wat vergezocht. Neem nu de nieuwe van John Mellencamp Freedom’s Road. Iedereen weet zo langzamerhand wel dat de hoogtijdagen van zijn eerdere releases Scarecrow, The Lonesome Jubilee en Human Wheels nagenoeg on-evenaarbaar zijn. Toch moeten we ons daarbij wel bedenken dat die tijd veertien tot twintig jaar terug ligt. Werden we toen niet veel meer blootgesteld aan Amerikaanse rootsmuziek? Ik denk het eerlijk gezegd wel. Eerlijkheid gebied te zeggen dat ik bij de eerste luisterbeurt ook niet van mijn stoel veerde van enthousiasme. Freedom’s Road heeft tijd nodig en rockt daarna pas door zijn simpelheid. Klinkt gek maar toch voel ik het zo. Dit levert zo zijn speciale momenten op. Luister maar eens naar de prachtige gastbijdrage van Joan Baez in het vingerwijzende Jim Crow of het patriottische, aan autofabrikant Chevrolet versleten, Our Country. Mellencamp doet eigenlijk precies dat waar hij goed in is zonder ook maar een moment te vernieuwen. Enerzijds siert dit deze kunstenaar anderzijds zal Freedom’s Road voor midlife fans alleen maar hunkering ontstaan naar “the good old days”. Maar goed die zijn voorbij, een nieuwe generatie rootsmuziek liefhebbers kunnen wat mij betreft zorgeloos en blind instappen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 91 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Jeff Talmadge
Album:
At Least That Much Was True
Label:
Corazong Records
donderdag 1 maart 2007
Vier jaar geleden maakte Nederland voor het eerst kennis met de uit Texas afkomstige singer-songwriter Jeff Talmadge. Zijn Corazong Records debuut Gravity, Grace And The Moon kreeg lovende kritieken en met de opvolger daarvan Blissville was het niet anders gesteld. Toch krijg ik het gevoel dat lovende woorden alleen niet echt helpen een artiest als Talmadge aan de man te brengen. Bij kenners wereldberoemd maar hoe zit het met de rest? Mogelijkheid nummer drie ligt nu voor het inkoppen. Hij heet At Least That Much Was True. De toch groots opgezette schaar aan muzikanten, waaronder Lloyd Maines, Bradley Kopp (Joe Ely) en John Gardner (Wayne Warner), toont in ieder gaval meteen aan dat het muzikaal helemaal snor zit. De heerlijke laidback sound, die vooral heel sfeervol aanvoelt, worden geniaal bezongen met een onderhand gepatenteerd Talmadge stemvolume. Man het luister zo lekker weg in nummers als Let Her Go, Austin When It Rains en Because Of You. Allemaal hartverscheurend, wat mij betreft. Jeff Talmadge is een multi getalenteerde late bloomer die ik moeiteloos wil vergelijken met gesettelde coryfeeën als Guy Clark, Jerry Jeff Walker of een Steve Young. Echt weer eens een echte storyteller die boeit en die verdiend om gehoord te worden.
Jan Janssen Artist:
Lucinda Williams
Album:
West
Label:
Lost Highway
donderdag 1 maart 2007
De dood is altijd al een inspiratiebron gebleken bij de doorgewinterde singer-songwriter. Vooral als geliefden, dicht in de buurt, wegvallen besteden sommige van hen daar wel een heel album aan. De dood en de liefde staan wat dat betreft wel heel dicht bij elkaar, als ik de nieuwe CD West van Lucinda Williams goed heb beluisterd. Nu moet ik toegeven Williams heeft nooit moeilijke onderwerpen geschuwd. Op haar voorgaande CD’s. Op successor Car Wheels On A Gravel Road, Essence en World Without Tears, van alweer vier jaar geleden, draaide ze er de hand niet voor om, om onderwerpen als, hartstocht, verlies, smart etc. aan te roeren. Dat levert dan ook vaak Lucinda’s meest sterke kant op, namelijk die van haar prachtig uitgesponnen countryrock ballades. De dood van haar moeder wordt dan ook voor een groots en bijzonder aangrijpend verwerkt op haar nieuwe album. Met uitzondering van nummers als Unsuffer Me, Come On en de iet wat vervelende rap Wrap My Head Around That staat ook West daar bol val. Wederom geen slecht album van deze toch wel stemmige icoon in rootsmuziek wereld. Maar hoezeer ik ook Lucinda Williams bewonder om haar geweldige zeggingskracht de CD West schommelde, zonder dat ik het in de gaten had, zo maar een paar keer aan mij voorbij. U weet wel, je luistert met aandacht en dan ineens is de CD afgelopen. Was de afleiding op het mooie Braziliaanse strand zo groot? Nee dus, ook thuisgekomen pakte Williams nieuwe CD mij niet echt. Het spijt me verschrikkelijk maar ik ben nu eenmaal geen kuddedier. Daarmee wil ik niet wil zeggen dat Lucinda Williams nieuwe album momenteel flink aan ons wordt opgedrongen of zo, maar ze is inmiddels wel iemand waarover men, in Nederland althans, maar moeilijk minder durft te schrijven. Geen slechte CD dus maar ook weer geen langspeler die volgend jaar in de boeken zal gaan als ultieme klassieker. Nee, de piek is en blijft voor mij nog altijd voorbehouden aan Car Wheels On A Gravel Road uit 1998.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 92 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Romi Mayes
Album:
Sweet Somethin' Steady
Label:
Independent
donderdag 1 maart 2007
Hebben we hier te maken met het antwoord op American Roots Music diva’s allá Mary Gauthier, Lucinda Williams of Iris DeMent? Ik waag mij eraan. Romi Mayes “nieuwe” CD Sweet Somethin´Steady steekt in ieder geval naar de kroon. Subtiel en fladderend doet ze dat wat bovengenoemde Diva’s, mijns inziens, een beetje vergeten zijn mee te nemen toen ze hun laatste releases opnamen. De eerlijke, gedreven liedjes op deze CD verklappen dat we hier te maken hebben met een keihard werkende independent artieste die er niet voor schuwt af te zakken naar het levenstumult in café’s en nachtclubs. Ze komt uit Winnipeg, Manitoba, Canada en beklom het podium al op jonge leeftijd. “Iedereen was doodstil als ik een paar nummers op de planken bracht. Daarna was het alleen maar gejuich. Onderweg naar huis dacht ik altijd, dit is wat ik wil doen voor de rest van mijn leven” schrijft ze in haar autobiografie. Zo gezegd zo gedaan, maar het leven “on the road” is hard en meedogenloos. Dat hoor je met name in haar gruizige stem, die op het einde van deze CD zelfs een beetje naar de late jaren van Big Mama Thornton neigt. Dat nu juist Texaan Gurf Morlix, Mayes nieuwe album produceerde kan volgend mij ook al geen toeval zijn. De Morlix invloeden zijn waarneembaar maar worden, gelukkig genoeg, wat ingekrompen uitgedrukt op deze plaat. Verder horen we o.a. ook Chris Carmichael (kennen we die niet van Allison Moorer’s laatste CD Getting Somewhere?) op gitaar en drums Dan Walsh (Fred Eaglesmith) op Dobro en Scott Nolan op bas. Sweet Somethin´Steady zag vorig jaar het daglicht al. Toch denk ik dat Mayes, juist met deze CD, tot één van de grote ontdekking van dit jaar zou kunnen behoren.
Jan Janssen Artist:
Nathan Hamilton
Album:
Six Black Birds
Label:
Lucky Dice Music
zaterdag 24 februari 2007
De vorige, erg aanstekelijke CD Live At John T Floore Countrystore, van de Texaan Nathan Hamilton, kreeg terecht vele positieve reacties. Stevige met country versneden rock, was daarop te beluisteren en dat bleek, met behulp van zijn machtige begeleidingsband No Deal, een sterkte bod. Desondanks laat Hamilton op Six Black Birds een ander geluid horen, dat niet direct de handen op elkaar zal brengen. Wie dan afhaakt heeft te weinig geduld geoefend en laat een parel door de vingers glippen. Pas na vele draairondes komt de schoonheid van de tien liedjes naar boven drijven. Wat is er veranderd op Six Black Birds ten opzichte van de voorganger? De belangrijkste elementen: geen recht toe recht aan countryrockbenadering, een grotere diversiteit aan liedjes en het totaal geluid is donker rockgekleurd. Om dat alles te bereiken mocht alleen de ijzersterke gitarist Billy Brent Malkus, van zijn thans opgedoekte band No Deal, blijven en voegde Hamilton met smaak geluidssnufjes toe aan de basisinstrumentatie van gitaar, bas en drums. Daarbij zijn de songteksten wat ondoorgrondelijk geworden en zingt Hamilton ingehouden, bij het desolate af. Gitarist Malkus leeft zich in de temporijke nummers daarentegen flink uit met zijn nerveuze, grimmige, overstuurde spel, wat een fijn contrast vormt met - vooral - het viertal zielrakende ballades. Hamilton heeft zich met Six Black Birds geëvolueerd tot een veelzijdige muzikant met grote zeggingskracht. Dat lukt artiesten, op het overvolle speelveld van de betere muziek, niet zo vaak.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 93 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
David Childers And The Modern Don Juans
Album:
Burning In Hell
Label:
Little King Records
vrijdag 23 februari 2007
David Childers is strafpleiter van beroep die vakmatig vaak in de gevangenis belandt. Net als op zijn vorige cd Jailhouse Religion, is die duistere omgeving opnieuw een belangrijke inspiratiebron voor opvolger Burning In Hell geweest. Childers vrolijkt ons op met songtitels waar je niet omheen kunt, zoals Mama (was a devil out of hell), Your Crime, The Living And The Dead en natuurlijk het titelnummer. Schrijven en zingen over moordenaars, slachtoffers, gladjanussen, slapjanussen, onmacht en onrechtvaardigheid is zijn lust en zijn leven. Wanneer advocaatje spelen hem net zo goed afgaat als muziek erover maken, dan wil je dat ie in beide rollen altijd voor je optreedt. Want David Childers heeft met Burning In Hell een op de zelfkant van het leven gebaseerd rock & country album gemaakt, dat zowel de ruwe bolster als de blanke pit in hem aan bod laat komen. Stoere, rauwe, zweterige furieuze, rock & roll- nummers, variëren prachtig met gevoelige snaren rakende rootsballads zoals In The Early Morning, Little Summertime Girl en A Good Man For The Night. Zijn begeleidingsband The Modern Juans met hun kruidige, kundige spel en Childers intense voordracht zorgen zonder twijfel voor een overtuigend en samenhangend eindresultaat. Voor diegenen die verlangen naar een combinatie van Billy Joe Shaver en Steve Earle, is David Childers misschien wel dé perfecte kruisbestuiving.
Huub Thomassen Artist:
Spicewood Seven
Album:
Kakistocracy
Label:
Austin Records Inc.
vrijdag 23 februari 2007
De naam van de CD is ontleend aan het Griekse ‘Kakistos’ dat ‘The Worst To Rule’ betekent, zo verneem ik op de achterzijde van het CD – doosje. Niet zo maar bedacht, gezien de gespannen (politieke) lading waarmee de zeventien nummers zijn omgeven. De kernleden van Spicewood Seven, Luke Powers en Tommy Spurlock, vonden het de allerhoogste tijd de oorlogzuchtige Mr. President Bush eens flink de oren te wassen. Niet dat het de schietgrage Texaanse cowboy ook maar ene bal kan schelen, maar iemand moet het doen en zo’n ouderwetse tiradeplaat zal deze heren in elk geval (voor even) hebben opgelucht. Zeventien messcherpe liedjes schreven ze over Bush’ Verenigde Staten (van ontbinding), met vanzelfsprekend de oorlog in Irak als brandpunt. De teksten daarover staan stijf van niet mis te verstane verwijzingen: Iraque Soldier Blues, Going Down The Road To Bagdad, Mr. President, Halfmast, America What’s Happenend To You, et cetera. Hun furieuze uitingen van woede en onmacht zijn echt en eerlijk en dat laat een sympathieke indruk achter. Dat ze daarbij hun felle aanklacht in krachtige gevarieerde rootsy rocksongs hebben ondergebracht (van ballades tot ballentempo), maakt het bovendien tot een lekkere luisterervaring. Hulptroepen, onder meer met Garth Hudson (die zich met begrafenismuziek op orgel mocht manifesteren) en de duetten met Rosie Flores, droegen bij tot dit bitter ernstige resultaat.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 94 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
JJ Grey & MOFRO
Album:
Country Chetto
Label:
Alligator Records
dinsdag 20 februari 2007
Dat de R&B, Blues Soul getinte muziek van MOFRO duidelijk Southern American invloeden vertoont, konden we al horen op hun twee CD Lochloosa (Glitterhouse Records). Vorig jaar deden ze heel even Nederland aan en stonden ze op ons eigen Roots @ Roepaen Festival. Met veel trots kunnen wij u melden dat de opvolger van het drie jaar geleden verschenen prachtige album nu in de schappen staat. Dit keer onder de naam JJ Grey & MOFRO klinkt de nieuwe CD Country Chetto nog soulvoller als de band ooit tevoren deed. JJ Grey schreef wederom alle liedjes en zijn stem raakt je daar waar je het niet voor mogelijk houd. JJ Grey heeft van zijn ouders geleerd om iets te verdienen en het niets te verspillen, te respecteren en om dankbaar te zijn in wat je hebt, althans dat valt op te maken uit door hemzelf geschreven woorden in het inlay van de CD. In alle, maar dan ook werkelijk alle, liedjes hoor je dit terug. Soms messcherp zwaaiend naar de maatschappij dan weer zelfbespiegelend. My culture, life and love is here in this Country Chetto, citeren we hem maar even. Hij heeft het volgens mij over Jacksonville, Florida de plaats waar hij geboren en getogen is. Het heeft dan ook geen enkele zin om met u de nummer door te spitten want deze plaat klopt in alles wat hij aan sound bites verspreid. Eerlijk gezegd had ik dit ook niet anders verwacht, gezien de spetterende live optredens die heren op het Orange Blossom Special en Roots @ Roepaen festivals gaven. De geweldige productie was weer in handen van Dan Prothero. Hij mixte het bandgeluid, bestaande uit Daryl Hance (gitaar), Adam Scone (orgel/bas) en George Sluppick (drums), de blazersessie, strijkpartijen en vrouwelijke en family backing vocals naar een duidelijk hoger plan. Zo hoog zelfs dat ik denk dat JJ Grey & MOFRO met de release van Country Chetto een groot Nederlands publiek zal aanspreken. Het beste in het genre van het moment. Nu maar hopen dat Hilversum dit eindelijk ook eens inziet.
Jan Janssen
Artist:
Johnny Cash
Album:
Live From Austin Texas
Label:
New West Records
dinsdag 20 februari 2007
Dit optreden van Johnny Cash voor het televisieprogramma Austin City Limits, vond plaats op 3 januari 1987 om precies te zijn. Het zou dan nog een jaartje of zeven duren, eer Rick Rubin zich over Cash ontfermde en een geweldige vernieuwende impuls aan Cash’ muzikale herfst zou geven met diens American Recordings. Vanaf dat moment werd ik opslag een liefhebber van dié Johnny Cash. Op de prachtige (intussen) vijfdelige CD-serie is zijn voordracht intens, fragiel en door het leven getekend. Daarmee schudde hij de stoere veren van de country & westernartiest van zich af en verliet hij ook dat typische Cash- songritme dat mij nooit zo kon bekoren. Op deze cd horen we Cash natuurlijk nog in zijn oude vertrouwde vocale en ritmische doen, af en toe samen het podium delend met zijn vrouw June Carter. Ze brengen dertien nummers, van eigen of andermans hand, waaronder Ring Of Fire (met Mexicaans klinkende trompetbegeleiding), Folsom Prison Blues, I Walk The Line, Long Black Veil, Sam Stone, Ghost Riders In The Sky en Sunday Mornin’ Comin’ Down. Voor een beetje kenner zijn dat allemaal countryklassiekers, die door Cash’ begeleidingsband uiteraard bekwaam, maar ook een beetje saai worden gespeeld. Meer spanning had geen kwaad gekund, maar dat maakte hij later - dankzij Rubin - meer dan goed. Buiten dat, Cash mag in de bijzondere Austin City Limits reeks (voer voor verzamelaars?)in geen geval ontbreken. Cash en Carter verblijven al een jaartje of wat in de eeuwige jachtvelden, maar laten nog geregeld van zich horen. Dan ben je misschien wel groter dan het leven zelf.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 95 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Bowmans
Album:
Far From Home
Label:
Independent
dinsdag 20 februari 2007
De zusjes Claire en Sarah Bowman vormen – min of meer sinds hun geboorte - de kern van “The Bowmans”. “Far from Home” is hun eerste CD waarin deze jarenlange samenzang wordt vastgelegd. De invloeden die voortkomen uit hun muziek zijn zeer veelzijdig. Het zou te kort door de bocht zijn door te stellen dat we hier te maken hebben met zomaar een folk-act. Eerste albums willen nog wel eens gebukt gaan onder een karig aanvangsbudget, waardoor productie en instrumentatie wat armoedig kunnen overkomen. Niks van dat alles. Het betreffen twee uitermate getalenteerde meiden, die niet alleen fantastisch kunnen zingen, maar daarnaast ook nog eens heerlijke muzikale werkjes kunnen maken. Veel expressie waarvan de basis weliswaar akoestisch is, maar af en toe scherpe accenten gelegd worden. Invloeden uit de folk, pop, klassiek en vaudeville geven een gezond stuk allure die naar meer smaakt. Hun tourschema voor de komende periode kent al evenveel klinkende namen; Pittsburgh, Columbus, Baton Rouge, Asheville, Charlotte, Richmond, Montpelier, New York, en tenslotte het Friese Oenkerk. “Ga ’t horen, ga ’t zien!” Een veelbelovend duo waarvan de muziek liefhebber zeker nog meer zal gaan horen !
Rein van den Berg
Artist:
Pat Johnson
Album:
Pitchin' Day
Label:
Independent
vrijdag 16 februari 2007
Please don’t copy this CD” staat angstvallig geschreven op de achterzijde van deze CD. Ik denk dat voor deze onafhankelijke artiesten inderdaad heel kwetsbaar zijn, en iedere cent van harte kunnen gebruiken. Deze uit het landelijke Ontario afkomstige singer songwriter beschrijft in “Broken Tooth” haarfijn de dunne lijn tussen “succes en verhongeren”. (Inderdaad soms moet je jezelf wel eens manoeuvreren in situaties waar je eigenlijk niet wenst, maar noodzakelijk doet om het hoofd boven water te houden.) Toch verwacht ik niet dat Pat Johnson zichzelf te veel hoeft te vernederen om zijn product te kunnen slijten, want hij schrijft alleraardigste songs die balanceren op de lijn tussen folk en blues. Leuke onderhoudende, soms komische nummers. De muziek is non-pretentieus en gevarieerd, niet een topper volgens de laatste commerciële maatstaven, maar zeer zeker een uitgesproken sympathiek resultaat. Please don't copy this CD' is conscientiously written on the backside of this CD. Indeed I think that these independent artists are very vulnerable and can use every penny they can get. This singer-songwriter from the rural Ontario (Ca) describes in 'Broken Tooth' in great detail the thin line between success and starve to death (indeed sometimes one has to bring himself in situations one does not like at all, but as a must to keep one's head above water). And yet I don't expect that Pat Johnson will have to humiliate himself too much to sell his product, because he writes nice songs, which are balancing on the line between folk and blues. Pleasant, entertaining, sometimes funny songs.. The music is non- pretentious and varied; however not resulting in a topper as to the latest commercial standard, but for sure in an utmost sympathetic result. Rein van den Berg for www.realrootscafe.com (translation: Yvonne Böhm) Rein van den Berg
woensdag 13 juni 2012
Pagina 96 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
David Vidal
Album:
Everybody Loves Me But You…
Label:
Swamp Boy Records
donderdag 15 februari 2007
Dat David Vidal binnen de spanbreedte van het lowbudget circuit werkt is onmiddellijk duidelijk. Het hoesje van “Everybody Loves me bu you…” is geprint op eenvoudig papier in spaarzaam zwart/wit. Daarnaast is er verdomd weinig achtergrondmateriaal op het Internet de vinden over deze man met dezelfde verweerde kop als Calvin Russell. Deze CD dateert alweer van 1999, en na beluistering kom ik tot de conclusie dat een vergelijking met de zo-even genoemde Russell verder gaat dan een oppervlakkige. Ook Vidal vindt zijn inspiratie in de desolate landschappen van het zuidwesten van Amerika. Vidal’s reislustige verleden heeft alle eigenschappen van een Nomade. Zijn zoektocht langs de onwillekeurige aangeboorde bronnen van inkomsten brengen hem op de weg van eenzaamheid, hoop en humor. Muziek is dan een zeer gewenste kompaan. Hij heeft jaren verdienstelijk gitaar en mondharmonica gespeelt bij getalenteerde lui als Gene Clark, Joe Walsh & Vince Gill. Daarnaast heeft hij bijgedragen aan de geweldige CD van Laura Creamer; “West of Detroit”. Zijn stem en slide zijn zeer interessant te noemen, sfeervol en ontspannen, en terdege doorleefd. Denk dat de snelste manier om kennis te maken met zijn muziek zal zijn via zijn MySpace pagina. Beetje Dylan, beetje Cooder, beetje Russell & een beetje JJ Cale, maar vooral veel karakter.
Rein van den Berg Artist:
James Velvet
Album:
Just Plain Jane And Other Modest Propsals
Label:
Independent
donderdag 15 februari 2007
James Velvet loopt al enige tijd mee in de muziekbusiness; “he has been around!” zoals ze dan zeggen. Zijn meest recente resultaat bestaat uit vriendelijk klinkende akoestische nummers die gefabriceerd zijn rondom zijn aangename stem en ritmische gitaarspel. De muziek is, weliswaar niet zeer diepgravend, maar zeker onderhoudend. Gelukkig hoeft niet iedere muzikale uiting te getuigen van scherpte, en (over)drive, een onderhoudend, relativerend product kan echter minstens zo aangenaam zijn. Technisch wordt deze synthese van gitaar, banjo, dobro en mandoline uiterst fijntjes neergezet. Geen snelstomende rivier met plotselinge watervallen en deining, maar een heerlijk kabbelend beekje die flaneert tussen folk en pop.
Rein van den Berg
woensdag 13 juni 2012
Pagina 97 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Otis Taylor
Album:
Definition Of A Circle
Label:
Telarc
donderdag 15 februari 2007
Wie de levensloop van de in Chicago geboren en getogen achtenvijftigjarige Otis Taylor er op naslaat zal moeten toegeven dat het “ het ultieme” blues muzikanten verhaal is. Nadat zijn oom vermoord werd verhuisde de familie Taylor naar Denver, Colorado. Daar leerde tiener Otis het geluid van Etta James en de banjo country blues van Mississippi John Hurt, Junior Wells en Muddy Waters kennen. Deze voortreffelijke folk country blues met een Appalachian inslag vertaalde Taylor naar zijn eigen gepatenteerde geluid. Dat openbaarde zich al onmiddellijk in 2000 toen hij zijn solo debuut When Negroes Walked The Earth in de schappen liet zetten. Daarna verhapstukte de ware blues trance liefhebbers zijn platen als zoete broodjes. White African (2001), Respect The Dead (2001) Truth Is Not Fiction (2003) Double V (2004) en zijn laatste CD Below The Fold uit 2005 kenden allen zo hun hoogte en dieptepunten. Otis Taylor laat nu zijn zevende album aantekenden. Definition Of The Circle heet de CD. Taylor wordt opnieuw bijgestaan door piekfijne muzikanten die absoluut weten wat er van hun verwacht wordt. Taylor is namelijk een eigenzinnige man die hoge eisen stelt aan zijn crew. Zo horen we dochter Cassie Taylor op bas en een paar verrassende bijdrages van niemand minder dan Gary Moore op lead gitaar. Observator Taylor zag de beelden over de day after Orkaan Katrina. Een Afrikaanse Amerikaan uit het noorden vroeg zich af wie hem zo komen helpen. Taylor zet dit om in het prachtige uitgesponnen The Wore Blue. Cassie Taylor en organist Brian Juan doen de rampspoet van Katrina werkelijk vervagen. Wederom speelt dochter Cassie, nu vocaal, samen met Ron Miles op cornet een hoofdrol. Het subtiele Few Feet Away is een magistrale slaapzang van een vader tot zijn kind. Dat sommige besluiten grote gevolgen kunnen hebben en sommige niet bevestigt Otis Taylor in het aantekenende Love And Hesitation. De gecertificeerde blues trance die Otis Taylor op deze CD laat horen zou wel eens door een groter publiek ontdekt kunnen worden als zijn voorgangers. Lounge, Jazz, Hip en Trip Hop liefhebber zouden wat mij betreft zo kunnen opstappen. Geniale tijdloze plaat waarvan ik zeer hoge verwachtingen heb.
Jan Janssen
Artist:
Sally Spring
Album:
Mockingbird
Label:
Sniffinpup Records
donderdag 15 februari 2007
De kracht van Sally’s muziek wordt primair ontleent aan haar ingetogen stemgeluid. Gene Parsons uit zich in lyrische bewoordingen over Sally en haar stem op de binnenzijde van de hoes. Hij was 30 jaren geleden onder de indruk, en vindt dat sindsdien haar talent alleen maar gegroeid is. Zelf had ik nog nooit van Sally gehoord, maar ga voor 100% mee met conclusie van deze ex-Byrd en ex Flying Burrito Brother. Haar karaktervolle sound is overduidelijk aanwezig. Daarnaast bieden de teksten diepte die je van een ervaren vrouw mag verwachten. Bij deze tijdloze muziek is leeftijd overigens allesbehalve een discussiepunt. Op Mockingbird wordt een schitterend album uitgewerkt met vakkundige hulp van diverse ambachtslui zoals: Gene Parsons, Thad Cockrell, Chris Stamey, Ted Lyons (producer & levenspartner), Caitlin Cary, Marshall Crenshaw en Tift Merritt. Wellicht conventioneel, maar meer eigentijds dan een retro-geluid. De meeste liedjes zijn van Mrs. Spring zelf, met als opvallendste uitzondering “Hickory Wind” van Gram Parsons. Mooi volwassen geluid waar met plezier aan gewerkt is, en waar ik met plezier naar heb mogen luisteren.
Rein van den Berg
woensdag 13 juni 2012
Pagina 98 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Terry Lee Hale
Album:
Shotgun Pillowcase
Label:
Borderdreams
donderdag 15 februari 2007
Twee jaar geleden trakteerde de tegenwoordig in Bourg & Bresse, valkbij Lyon, Frankrijk bivakkerende Texaan Terry Lee Hale ons op een door hemzelf geproduceerde negende soloalbum Celebration What For. Hale veranderde in die tijd van platenstal. Het Duitse Glitterhouse Records ging andere muzikale wateren ontdekken en dumpte nagenoeg alle Roots acts. Het ander Duitse label Blue Rose Records ontving Hale echter met open armen. Toch heeft de laatstgenoemde release kennelijk niet gebracht wat men er van verwacht had. De zeer gewaardeerde singer-songwriter zat namelijk zonder label, and that suck’s, hoor ik de ietwat excentrieke kunstenaar denken. In december 2005 reisde Terry Lee Hale af naar Ljubljana in Slovenië om samen met niemand minder dan Chris Eckman (The Walkabouts) in diens Zuma privé studio te duiken. Het resultaat is een ongelofelijk gevarieerd muziekspektakelstuk dat de naam Shotgun Pillowcase heeft meegekregen. Dit album is daarna bovendien ook nog eens gemixt door Tucker Martine die u zult kennen van ondermeer Jesse Sykes, Laura Viers, Jim White en The Long Winters. Hale kreeg een pistool als geschenk van een Vietnam veteraan toen hij Austin, Texas verliet om naar Michigan te vertrekken. Hij verstopte het moordtuig enige tijd onder de zitting van zijn Maroon colored 1967 Malibu. Later zou hij het wapentuig gebruiken als aanbetaling voor de aanschaf van een Ford 250 pick-up truck. In het liedje Cable Ballad Blues wordt dit geniaal muzikaal en tekstueel uiteengezet. De scala aan geluid op deze CD is totaal iets on Terry Lee Hale’s. Big Sigh bijvoorbeeld had zo een gedachtespinsel van Chuck Prophet kunnen zijn. Het is een geniale sound wave die de meeste hedendaagse popmuziek doet verbleken. Het leunt verdorie tegen het Lounge genre aan, bedenk ik mij nu ineens! Terry Lee Hale is weer helemaal terug. Deze heerlijke CD mag niet in uw platenkast ontbreken.
Jan Janssen
Artist:
The Possum Trot Orchestra
Album:
Harbor Road
Label:
Independent
donderdag 15 februari 2007
Wat hebben een schilderen, gitaarbouwer en hoogleraar met elkaar gemeen? Nee? Vooruit dan maar voor de draad ermee. Creatieve intelligente muzikaliteit. Anders gezegd, wie anders zou er überhaupt in staat zijn geweest een bandnaam te verzinnen die luistert naar de prachtige naam The Possom Trot Orchestra. Twee jaar geleden verraste John Minton, Susan en Rob Suraci al met een titelloos album. Nu zijn ze terug met hun tweede CD Harbor Road. Dave Kartholl op mandoline lijkt aan bovengenoemd trio standaard toegevoegd te zijn. Ook bij dit gezelschap geld dat men de rijke Amerikaanse folk traditie een warm hart toedraagt. Een typische CD die, wat mij betreft, niet mag ontbreken de platenkasten van de echte Nederlandse American roots music liefhebber. Er wordt gegrossierd in mooie warme melodieuze close harmony vocals liedjes keurig gemixt en geproduceerd in en soft pop ambiance. Dat maakt het allemaal heerlijk aangenaam om naar te luisteren. Met name nummers als The House That We Can't Buy, dat jonge folkloristen zeer zeker zal aanspreken, The Devil At The Card Party, Buckeystown en sluitstuk Wonderful, dat zo uit de pen van Christin McVie zou kunnen komen, spreken erg tot de verbeelding. Harbor Road is een tactvolle CD die niets nieuws laat horen, waarom zouden ze ook, maar weldegelijk zeer stilistisch gemaakt is.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 99 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Bob Stark
Album:
Life On A Postcard
Label:
Carltunes Recordings
dinsdag 6 februari 2007
Dankzij ex muziekvrienden – mensen van onschatbare en eigenzinnige waarde, maar helaas uit mijn nabijheid vertrokken om een vage droom te verwezenlijken - ben ik vertrouwd geraakt met het singersongwriter genre, en dan met name de performers die Canada rijk was en is. Via kronkelige vertakkingen, dus los van de geeffende en voorgekauwde Nederlandse muziekpaden, kwam ik uit bij performer songwriter Bob Stark. Bob heeft al een aantal zeer aangename solo albums gemaakt in de afgelopen jaren, en heeft daar sinds 2006 “Life on a Postcard” aan toegevoegd. Bijna meteen word ik opnieuw gegrepen door de eerlijke eenvoud in “That’s just the way it is”; Maybe we wouldn’t cry if we were made of Stones. But we’re made of flesh and blood.” Bob draagt dit nummer op aan de soldaten (en hun geliefden) die als geen ander de warmte en het opkomen van de ochtendzon begrijpen. De teneur van het album is melangolisch getint, en datgene wordt verder vormgegeven door de jarenlange ervaring. Bob accepteerd de condities die het leven hem schenkt, en haalt zijn voldoending uit bescheiden daagelijkse dingen. De op folk gebaseerde muziek is helder, onderhoudend en avontuurlijk te noemen. Tekstueel put hij uit eigen ervaringen, jeugdherinneringen, relaties, de tijd die voorbijtrekt en meer van dergelijke licht filosofisch materiaal. Puntgaf gedragen door zijn warme stem, aangevuld met knappe achtergrond vocalen van ondermeer Christine Duncan. De muzikale omlijsting is summier, maar maatwerk. Perfect voorbeeld hiervan is het “Pastoriaanse” baswerk in “Passion’s Ruin”.Ter illustratie van “Life on a Postcard” een quote van Dorothy Parker “Lips that taste of tears, they say, are the best for kissing”.Deze vooralsnog laatste van Bob Stark heeft alle ingredienten van een persoonlijke en warme groet.
Rein van den Berg
Artist:
Orange Blossom Special 10
Album:
It's Your Universe
Label:
Glitterhouse Records
maandag 5 februari 2007
Net zoals PinkPop in Nederland is, was het Orange Blossom Festival onlosmakelijk verbonden met de pinksterdagen. Al negen jaar vindt dit unieke muziekspektakel plaats in de achtertuin van de Duitse platenmaatschappij Glitterhouse Records in Beverungen. Uitgerekend de tiende editie werd losgekoppeld van de pinksterdagen. Reden, het Duitse muziekprogramma RockPalast wilde 10 jaar Orange Blossom vangen in beeld. Vier aaneengesloten dagen dubbel en dwars genieten is nu fantastisch in beeld en geluid vast gelegd op twee zeer indrukwekkende DVD’s. De nog piepjong ogende gasten, uit de CitySlang Records stal, de Britse formatie (Oxford, Engeland) GoldRush wordt strak in beeld gehouden, terwijl ze af en toe ongecoördineerd over het podium flitsen. Toverde het uit Toronto, Ontario afkomstige mega ensemble The Broken Social Scène niet al een enorm kleurpallet aan muziek te voorschijn nu wordt het perfect ik beeld gebracht. Verder verrassende mooie beelden van het uit Jacksonville, Florida afkomstige MOFRO. De R&B en Blues Soul getinte muziek slaat tijdens hun Duitsland debuutoptreden in als een bom. Speciaal door één van de hoofd sponsoren van het festival “Jack Wolfskin” overgevlogen waren The Walkabouts. De ervaren rotten laten er geen twijfel over bestaan dat zij de hoofdact zijn van de tiende editie van het Orange Blossom Festival. Het beeld en geluid staat als een huis terwijl The Walkabouts rocken al nooit tevoren. Wat een dijk van een stem heeft die Rune Simonsen van de uit Noorwegen afkomstige formatie Washington toch. De jonge gasten worden door het massale applaus dusdanig in verlegenheid gebracht dat ze het heel even emotioneel te kwaad kregen. Ook dat moment wordt aangrijpend in beeld gebracht door de mensen van het WDR RockPalast team. De dubbel DVD’s laten de kijker echt proeven van de unieke sfeer die er, ondanks het zeer slechte, jaarlijks tijdens dit festival rondhangt. Het is een werkelijk hartveroverend document dat u vooral doet genieten van Major artiesten die we jammer genoeg niet of nauwelijks zien op Nederlandse podia. Wij kijken in elk geval al uit naar het pinksterweekeinde van vrijdag 25 tot en met zondag 27 mei 2007.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 100 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Bob Frank & John Murry
Album:
World Without End
Label:
Independent
vrijdag 2 februari 2007
Bob Frank timmert al geruime tijd aan de weg en heeft met de aanmerkelijke jongere John Murry een gelegenheidsalbum gefabriceerd. Hun macabere fascinatie heeft in de vorm van “world without end” een serie moorddadige verhalen opgeleverd. Ze hebben hun inspiratie op - waar gebeurde - historische krantartikelen losgelaten en daar hun excellente doodgravermuziek bij gevormd. Op het eerst oog niet echt vrolijke thema’s dus, maar wel herkenbaar, want dood, zelfmoord en moordslag zijn terugkerende elementen bij veel artiesten die verwantschap hebben met de grens tussen Noord en Zuid Amerika. Denk ter illustratie hierbij aan Los Lobos, Johnny Dowd, Ronny Elliott, Jon Langford of Michael Hall. Vele “smakelijke” verhalen dus, maar ook “breakfast with whores and whiskey” eveneens een niet een alledaagse combinatie. Schitterend beeldend tekstgebruik voorzien van een donker stemgeluid. Het eindresultaat is –ondanks de gevarieerde kerkhofscenario’s - een uiterst boeiend geheel geworden. Bij deze markante productie is de ijzingwekkende instrumentatie veelzeggend; cello, zingende zaag, viool en accordeon leggen het accent precies goed. Dit illustere duo heeft zijn best gedaan, en zal hiermee een breed publiek weten te boeien. Wie weet is het de kapstok tot overig werk van Bob Frank, want CD Baby heeft nog een paar titels op de plank liggen.
Rein van den Berg Artist:
Justin Rutledge
Album:
The Devil on a Bench in Stanley Park
Label:
Six Shooter Records
vrijdag 2 februari 2007
Justin Rutledge’s opvolger van het volprezen “No Never Alone” is uit. Om een bespreking simpel te houden: “Schitterend!” Sterker nog, er is weinig wat mij aan dit tweede album niet bevalt. Wie weet zou je als vorm van kritiek kunnen uiten dat de sound minder ruw en vet is vergeleken met zijn debuut CD, maar dat zou te eenvoudig zijn. Er is merkbaar met man en macht gezwoegd aan dit tot in de puntjes toe uitgewerkte album. Strak stilistisch hoeswerk, mooie uitgebalanceerde melodieën, vol, dynamisch, knap uitgebalanceerd, maar toch een gevarieerde eenheid, en nergens overdadig geproduceerd. Eigenlijk is “The Devil” het derde album van Rutledge, want het project waarmee hij redelijk druk geweest is staat bekend onder de werktitel “In the Fall”. Niet helemaal tevreden met het verloop van dit project, heeft Justin tussentijds op de rem getrapt. Tijdelijk, want het album zal ongetwijfeld op een later tijdstip naar de oppervlakte komen zweven. Door het schrijven van een aantal nieuwe songs kwam vooralsnog eerst de geboorte van dit meer dan voortreffelijke “tussendoortje”.Stanley Park is een enorm park te Vancouver, gelegen aan de kust van British Columbia, Canada. Justin Rutledge is afkomstig van Toronto - Canada’s grootste stad - een stad waar iemand als Neil Young geboren is. Ongetwijfeld was deze laatste zin overbodig, maar na beluistering proef je wel degelijk een overeenkomst, al was het maar het schitterende mondharmonica of gitaarspel in “This is War”. “Schitterend!”
Rein van den Berg
Artist:
Charlie Sohmer
Album:
Dying To Have A Good Time
Label:
Independent
donderdag 1 februari 2007
De nieuwe Charlie Sohmer klinkt mij traditioneler in de oren dan de voorgangers. Het experiment wordt wat meer geschuwd. Niet dat ‘Casual Rake’ en ‘The kiss before the calm’ in de categorie experimenteel vallen, maar binnen het genre probeert Charlie Sohmer wel van alles uit. Op ‘Dying to have a good time’, hoor je verschillende genres langskomen: Blue grass, Gospel, Cajun…. In ‘Reached after gold’ meen ik zelfs Leonard Cohen te horen. ‘Take my possessions’ is een prachtige gospel, die over vijftig jaar waarschijnlijk als traditional in de boeken staat. And ‘Lean in a little closer’ is een typische Hank Williams, maar dan zonder de jodel. Charlie speelt met zijn ‘Jazzed up hoodlums’ de sterren van de hemel. Het stemgeluid van Charlie is zeer sfeervol, maar blijft wat achter bij de rest. Charlie Sohmer hoort wat mij betreft thuis in het rijtje geniale oude rotten die zich niets aantrekken van trends en hypes en gewoon mooie muziek blijven maken.
Serge Epskamp woensdag 13 juni 2012
Pagina 101 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Chris & Carla
Album:
Fly High Brave Dreamers
Label:
Glitterhouse Records
donderdag 1 februari 2007
Tijdens het zeiknatte Orange Blossom Festival 2006 waren wij getuigen van een daverend live optreden van The Walkabouts in Beverungen, Duitsland. Met Setting The Woods On Fire (1995) als hoogtepunt lijken echter de hoogtijdagen, van deze in 1984 opgerichte band afkomstig uit Seattle, geteld te zijn in Nederland. De band leden doen zo af en toe ook hun eigen ding in side projects als The Transmissionary Six, The Bambi Molesters of onlangs nog in The Strange. Oprichters Chris Eckman en Carla Torgerson doen dat natuurlijk ook. En dat leverde in het verleden al een aantal spannende albums op. Shelter For An Evening (1993), Life Full Of Holes (1995) en Swinger 500 (1998) hebben allen zo hun eigen aura en gaafheid. Voor mij ligt nu hun nieuwe CD Fly High Brave Dreamers. Sneeuwden soms de sublieme vocale kwaliteiten van zangeres en liedjesschrijfster Carla Torgerson een beetje onder op de Walkabouts ablums, op deze nieuwe plaat kruipt ze letterlijk en figuurlijk onder mijn huid. Een waar genot aan kippenvel gevoel dus. Ook Eckman doet van zich spreken. Hij gaat productietechnisch met de tijd mee en noemt de muziek op deze CD een mix van “folktronica”. Met andere woorden, Laptop fashion muziek waar hij loops, samples en andere moderne geluiden met ons op de loop gaat. Overigens, nergens hinderlijk en overdone aanwezig. En dat komt mede doordat Chris & Carla op Fly High Brave Dreamers bijgestaan worden door Al DeLoner (ex-Midnight Choir) op piano en Jason Victor (Steve Wynn & The Miracle Three en Willard Grant Conspiracy) op elektrische gitaar. De vreugde lacht mij toe in nummers als At the Twilight's Last Gleaming, Long Slow River Whatever It takes en de Roepaen doorgalmende titeltrack. Hoogwaardig typische Chris & Carla groei CD, dat maar weer eens aangeeft dat het lang niet gedaan is met de muzikale bokkensprongen van dit bijzondere eigentijdse duo.
Jan Janssen
Artist:
DownPilot
Album:
Like You Believe It
Label:
Tapete Records
donderdag 1 februari 2007
Down Pilot uit Seattle klinkt als een groepsnaam, maar feitelijk gaat alleen singer - songswriter en multiinstrumentalist Paul Hiraga (toetsen, gitaar, bas) erachter schuil. Oké, producer en medemuzikant Tucker Martine (o.a. Laura Viers en The Long Winters) is eveneens actief en werd een deel van deze tweede cd ‘Like You Believe It’ ingespeeld en opgenomen in Hamburg, met behulp van ene Lars Plogschties en vriend Terry de Castro, bassist in The Wedding Present. Te horen zijn tien songs die zich niet makkelijk laten vangen in een kernachtige omschrijving. Het geluid is zweverig, dromerig en doemerig. Claustrofobisch en hypnotiserend met daarin de trage en introverte zang van Paul Hiraga als middelpunt. Het luistert als filmmuziek die je meevoert naar stille, oneindige vlaktes, op voorwaarde dat het lukt je open te stellen voor bijvoorbeeld de verstilde pianoklanken in het nummer Mars And The Moon of de psychedelische rockriff in Jumpstart. Is dat niet het geval dan slepen de liedjes zich vermoeid naar het einde, zonder dat de luisteraar daar waarschijnlijk nog erg in heeft, want die is allang in een diepe snurk gesukkeld. Conclusie: in allebei de gevallen heeft Like You Believe It best een relaxte uitwerking. Eigenlijk.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 102 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Jon Pousette Dart
Album:
Heart & Soul
Label:
Independent
donderdag 1 februari 2007
Jon Pousette-Dart liep ik vier jaar geleden tegen het lijf in De Katoenclub in Arnhem. Het ongeplande live concert sprak mij zeer aan en ik verwende mijzelf spontaan met een gesigneerd exemplaar van PousetteDart's I'm the Man for You. Gelukkig als ik toen was ben ik hem daarna toch snel vergeten. Vorig jaar al verscheen Heart & Soul. De man die in Amerika vooral in verband wordt gebracht met reclame commercials voor Texaco, Diet Coke, Burger King en AT&T verrast mij wederom met deze langspeler. Deze uitstekend zelf geproduceerde plaat klinkt heerlijk zwoel. Doordat Pousette-Dart een veelgevraagde sessiemuzikant is in onder andere bands als The Byrds, Eagles of Little Feat weet hij natuurlijk als geen ander hoe het allemaal moet klinken. Soms klinkt het toch wat te gelikt en uitgekauwd. Niet echt een probleem want de meer dan een uur durende CD bevat meer dan voldoende variatie wat vooral in Shake Me en het instrumentale Happy Trails erg goed tot uiting komt.
Jan Janssen Artist:
Richmond Fontaine
Album:
Thirteen Cities
Label:
Décor Records
donderdag 1 februari 2007
Hoewel de twee jaar geleden verschenen CD van Richmond Fontaine, genaamd The Fitzgerald, een duidelijk soberder en melancholische inslag meekreeg dan de voorgangers, werd juist dit album in Nederland op handen gedragen. Dit gegeven, kiest de band dit keer op hun nieuwe album Thirteen Cities toch voor een andere koers. Er zit duidelijk meer vaart in de melodieën. Dat openbaart zich met name als de intro The Border achter de rug is. Moving Back Home heeft een typische Calexico kick. Met de lange DJ plagende titel “$87 And A Guilty Conscience That Gets Worse The Longer I Go” hoor ik The Jayhawks in betere tijden. Het blijft up-tempo in weer z’on lange titel “I fell Into Painting Houses In Phoenix, Arizona”. De broeierige hitte blaakt van dit nummer. Links af bij Apache Junction op naar Tortilla Flat en de Apache Trail op, daar doet mij daarop volgende instrumentale nummer El Tiradito en Ghost I Became aan denken. Liedjesschrijver van Richmond Fontaine Willy Vlautin maakte een aantal jaren geleden zijn schrijvers debuut met het boek The Motel Life. Het slopende verhaal over de gebroeders Frank en Jerry Lee, zit wat mij betreft treffelijk opgesloten in het hit gevoelige Capsized. Mooie typerende Richmond Fontaine plaat die volgens mijn niet alleen Alt Country minnend Nederland op s’en kop zal zetten.
Jan Janssen
Artist:
Spencer Dickinson
Album:
The Man Who Lives For Love
Label:
Yep Roc Records
donderdag 1 februari 2007
Wie zijn Spencer Dickinson? Spencer is Jon Spencer van diens Blues Explosion en Dickinson Cody en Luther van The Mississippi All Stars. Opgenomen in de thuisstudio van legendarische papa Jim Dickinson, die vanzelfsprekend ook de productieleider was van The Man Who Lives For Love. Wie Jon Spencer als medemuzikant in zijn directe nabijheid toelaat, is allesbehalve uit op een gelikt eindresultaat, maar wel naar muzikaal avontuur, gekte en andere rariteiten. Als bron hiervoor werd de Memphisblues gebruikt, die een behoorlijk ruwe behandeling krijgt met de pikdonkere sound, oerschreeuwen, hallucinerende geluiden en ongestructureerde collages van een vaak primitief geluid. Wie het lukt om, na deze 19 nummers tellende geluidsjungle van soul, punk, rock, blues, rap, bliepjes en weet ik niet al wat voor effecten, blij overeind te blijven is gehypnotiseerd of lichtelijk gedrogeerd. Stuffmuziek is dit, zoals dat vroeger werd genoemd. Muziek die soms een echt liedje laat horen, zoals in Away Baby of in het titelnummer, maar meestal kronkelend een weg zoekt door je hersenen. Laat je (niet) gek maken.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 103 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Stef White & Kersten de Ligny
Album:
Stef White & Kersten de Ligny
Label:
Inbetweens Records
donderdag 1 februari 2007
Wat is dit een prachtig album van Stef White en Kersten de Ligny. De liedjes stralen een enorme kracht en rust uit. Geweldige liedjesschrijvers en prachtige muzikanten. Van de stemmen van beiden krijg ik kippenvel en in de harmonieën hou ik het bijna niet droog. De sfeer waarin dit album is opgenomen moet ook erg ontspannen zijn geweest en de mixage van Ankie Keultjes klopt op alle fronten. Laten we Martin van Helden niet vergeten, want deze had net zo goed in de bandnaam opgenomen kunnen worden. Zijn slide spel is erg bepalend voor het geluid en hij nam ook nog wat schrijfwerk voor zijn rekening. Al gebruiken de songwriters een typerend idioom, toch wordt de cd niet eentonig; er is voldoende variatie. De cover ‘Brand New Companion’ van Townes Van Zandt welke als afsluiter op het titelloze album staat vindt ik persoonlijk iets minder en had er van mij afgemogen. Ondanks dit minpuntje heb ik volgens mij wel duidelijk gemaakt dat iedereen dit Nederlandse product moet gaan luisteren!
Serge Epskamp Artist:
The Brandos
Album:
Over The Border
Label:
Blue Rose Records
maandag 15 januari 2007
Als er een band is die voldoet aan de Real Roots Café definitie van American Roots Music zijn het de uit Brooklyn New York afkomstige roots-rock formatie The Brandos. De Roots van de beste noord Amerikaanse rockmuziek komt voort uit de rijke traditie van de Folk, Blues en Countrymuziek. Bij iedere aangespoelde immigrantengolf verfijnden de virtuozen onder hen dit multiculturele geluid. Dave Kincaid en Ernie Mendillo zijn virtuozen en richten de band in 1985 op en konden toen niet vermoeden dat ze nu als één van de beste Creedence Clearwater Revival look a likes door het leven zouden gaan. Met deze door popcritici opgelegde boodschap ben ik het altijd maar voor een deel eens geweest. De Irish folk rock elementen die The Brandos altijd geraffineerd implementeren in hun muziek is werkelijk van een uitmuntende buitencategorie. Ook op hun gloed nieuwe album genaamd Over The Border flikken ze dat kunstje. In het opbouwende liedje The Triangle Fire scheuren ze de track met gitaren en Uilleann Pipes naar een ultiem climax. In de traditional Merrily Kissed The Quaker/The New York Volunteer bijvoorbeeld doen ze dit weer op een zeer authentieke folkloristische wijze. Hier hoor ik het unieke Brandos geluid waar CCR toch echt een puntje aan kan zuigen. Als je dan denk “okay ik ben helemaal overtuigd van deze aanzuigende eigentijdse ritmiek van 80’s en 90’s rock ‘n’ roll” komen het pakkende Let It Go en Guantanamera nog even om de hoek kijken. Met een oprecht kippenvel gevoel sluiten The Brandos, met deze door Jose Fernandez Diaz geschreven klassieker, waardig af. The Brandos zijn weer helemaal terug.
Jan Janssen
Artist:
Albert & Gage
Album:
Cry Love
Label:
MoonHouse Records
zondag 7 januari 2007
Christine Albert en Chris Gage zijn behalve echtpaar ook nog eens een muzikaal duo. Kan me voorstellen dat een dergelijk zakelijke verbintenis extra spanning binnen je relatie geeft. Aangezien ze met overtuiging “de liefde” bezingen concludeer ik dat deze extra druk slechts verhelderend werkt, of ze zijn simpelweg succesvol. Dat laatste kan ik me ook prima voorstellen. “Cry Love” bestaat uit 12 country georiënteerde songs vermengd met diverse afwisselingen richting folk, swing en bluegrass. De openingstrack “Comin’ Home” met de klassieke zinsnede “leave the light on” is een sterke opener, en deze kwaliteit schuilt in de meerderheid van de eigen tracks. Ietwat behoudend wellicht voor zij die “the true grit” zoeken, maar er wordt op deze plaat prima gemusiceerd en gezongen. Erg mooie uitvoering van John Hiatt’s “Cry Love”, en ook Mickey Newbury wordt terecht gecoverd.
Rein van den Berg
woensdag 13 juni 2012
Pagina 104 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Georgie Jessup
Album:
Woman In a Man's Suit
Label:
Independent
zondag 7 januari 2007
Vrouw in mannenkleding is een CD waarbij ik me afvraag waarop de muziek geïnspireerd is. Georgie Jessup de muziek op dit album zwalken met dusdanige stijlvormen dat je van de variatie duizelig wordt. Het is geen country, geen blues, zelfs geen pop, meer alsof het de soundtrack is van een matige Amerikaanse slapstick waarbij Burt Reynolds een hoofdrol heeft mogen vertolken. Op bepaalde gitaar “licks” na, heb ik weinig verheffends kunnen ontdekken. Een vrouw gekleed als man biedt mijns inziens perspectieven, maar een vrouw die daarbij klinkt als een man, dan geef ik simpelweg niet thuis. Voor de liefhebbers kan ik aanraden mijn kritiek te verifiëren via de audio-files beschikbaar bij CD Baby. Hier klopt weinig van, laat deze muziek alstublieft in Amerika blijven, of verder.
Rein van den Berg Artist:
Chris Allen
Album:
Goodbye Girl And The Big Apple Circus
Label:
Rosa Records
zaterdag 6 januari 2007
Dat er een jonge generatie singer-songwriters staat te trappelen om eindelijk eens de kans te krijgen gehoord te worden in Nederland, weten de meeste verknokte muziekliefhebbers wel. Neem nu Chris Allen. Deze jongengast verruilde een aantal jaren geleden zijn solo carrière in en zette samen met Kevin Grasha de uit Cleveland afkomstige countryrock formatie Rosavelt op. Ik denk dan meteen, met groot plezier overigens, terug aan die kletsnatte november zaterdagavond 2004 in Jeugdcentrum KARO in Wesel, Duitsland. Ik heb het even voor u opgezocht ik schreef toen “Rosavelt kicked some ass and I did like it”. Meer kan ik er toen niet van maken. Chris Allen is nu weer solo te horen op zijn piksplinter nieuwe CD Goodbye Girl And The Big Apple Circus. Solo moet u maar onmiddellijk met een korreltje zout nemen. Op dit album zijn onder andere ook Rosavelt oudgediende Keith Hanna op Hammond C-3 en de boomlange Doug McKean op bas te horen. Samen met laatst genoemde en drummer Miles Loretta schreef Allen zelfs het lekker lome liedje Guilty Heart. Chris Allen’s muzikale escapades op deze solo plaat zijn het beste te vergelijken met de sound van Cracker. Bovendien heeft Allen ook die gedreven geknepen stem die de Cracker zanger en liedjesschrijven David Lowery ook heeft. De productie van Goodbye Girl And The Big Apple Circus was weer in vertrouwde handen van Don Dixon en dat is goed te horen in de ongecompliceerde afsluiter van dit album Trouble Drunk Parade. Chris Allen solo ding is erg goed te pruimen en verzacht het lange wachten hierop.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 105 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Jack Harris
Album:
Broken Yellow
Label:
Independent
zaterdag 6 januari 2007
Via de mailing van Eric Taylor’s homepage werd ik attent gemaakt op Eric’s productionele bijdrage aan het debuut van ene Jack Harris. Vanwege Eric’s eigen schitterende en sobere producties en voornamelijk zijn laatste “The Great Divide” was mijn nieuwsgierigheid rap gemaakt. Ik was indertijd ook al aangenaam geïmponeerd door Eric’s artistieke bemoeienissen met Denice Franke’s beide albums. Eric’s levenspartner, Susan Lindfors, bracht mij in contact met Jack Harris nog voordat de CD gereed was. Tot mijn verbazing was er geen directe muzikale band met Texas, maar met Oxford te Wales - alwaar Jack literatuur studeert. Bij beluistering werd ik echter onmiddellijk geconfronteerd –en eveneens geïmponeerd – door zeer universele muziek. Muziek waar je stil van wordt. De 12 songs van deze zeer jonge, maar formidabele singersongwriter zijn van een ongekende puurheid. De nummers zijn opgenomen in de “Red Kite Studios”, waar eerder dit jaar de voortreffelijke Kreg Viesselman ook al zijn toevlucht had gevonden. Wat gebeurt er toch allemaal in deze wereld van muziek? Grenzeloze ontwikkelingen? Klinkt mij perfect in de oren! Grondlegger van “Waterbug” records Andrew Calhoun is eveneens overduidelijk. Deze jongen is een natuurlijke poëet, en bezit een formidabele muzikale drive. Echte passie hoor je uit duizenden: A.J. Roach heeft het, Anais Mitchell heeft het, en Jack Harris heeft het eveneens. De muziek is volwassen, emotioneel, uitermate gepassioneerd, zeer rijk. Niet alleen qua zang, maar ook qua gitaarspel. De overige instrumentatie is zeer sober, maar verzorgd tot in de puntjes. Wonderschoon debuut van een ongekend niveau. Ik zou het liever willen denken in plaats van schrijven, maar deze “nieuwkomer” drukt zeer veel albums moeiteloos in de schaduw.
Rein van den Berg Artist:
Sandy Dillon
Album:
Pull The Strings
Label:
One Little Indian
zaterdag 6 januari 2007
De naam Sandy Dillon was al vaker opgevallen, maar tot “Pull The Strings” was ik eigenlijk nooit in de gelegenheid geraakt iets van haar te beluisteren. Dat soort zaken gebeuren nu eenmaal. Bij de beluistering van de opener en titeltrack was ik in eerste instantie beslist niet van plan deze CD bespreking af te ronden. Ik schrok me werkelijk rot, de zooi die over me heen werd gegoten was te verschrikkelijk om aan te horen. Het geproduceerde geluid leek een samensmelting van Captain Beefheart en Tom Waits, maar dan in de gedaante van een vleesgeworden beerput. Een ongelofelijke ongecontroleerde chaos alsof het een lieve lust is. Ik heb immense respect voor zowel Beefheart als Waits, maar van deze uitingsvorm veerde ik werkelijk een meter overeind. Ik las later in de achtergrondliteratuur dat haar echtgenoot recent was overleden, en dat bij de totstandkoming van dit album zij zelf herstellende was van baarmoederhalskanker en een ziekenhuisbacterie genaamd MRSA. Veel emotioneel spul dus, en daarom allesbehalve gemakkelijk in het gehoor liggend uitvoeringen. Niet een CD die ik vaak in gezelschap zal gaan spelen, maar uitermate intrigerend is het zeker. Zelf zou ik Dillon’s muziek niet zo snel op deze site zoeken, “real” is het wel. Eenmaal van de schrik bekomen blijkt het geheel toch alleszins zeer aangrijpend, zeer indrukwekkend, “mooi” zou ik ander omschrijven. Dynamiek en geladenheid krijgen bij Sandy Dillon een vernieuwde dimensie.
Rein van den Berg
woensdag 13 juni 2012
Pagina 106 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Redlands Palomino Co.
Album:
Take Me Home
Label:
Laughing Outlaw Records
zaterdag 6 januari 2007
De uit Londen afkomstige “Alt Country” formatie The Redland Palomino CO liggen op schema zullen we maar zeggen. Take Me Home heet de opvolger van het bekbrekende juweeltje By The Time You Hear This... We'll be Gone uit 2004. Dat album werd overigens door niemand minder dan Brian O'Shaughnessy (Primal Scream) geproduceerd. Wij waren twee jaar geleden wat sceptisch over die plaat want de Pedal Steel van David Rothon vonden wij veel te nadrukkelijk aanwezig in de doorgaans luchtige liedjes van de band. Op Take Me Home is daar duidelijk minder sprake van. Goed voor mij maar ik denk ook voor u. De melodieën hellen, wat meer naar poprock dan naar Alt Country. Dit laatste is vooral goed hoorbaar in de prachtig georchestreerde titeltrack. De stem van Alex Elton-Wall komt nog steeds wat geforceerd over maar daar staat weer tegenover dat de vocals met Hannah Elton-Wall weer klinkt als een sirene. Dit is misschien ook wel meteen de reden waarom mijn voorkeur naar liedjes als Burning It Down, het prachtig gezongen Harbour Lights en prijsbreker Don’t Know Why uitgaan. Gina Villalobos horen we op de weer met Pedal Steel volgegoten heftige country rocker She Is Yours. The Redland Palomino CO hebben een piekfijn plaatje gemaakt dat een duidelijk een breder publiek zal aanspreken dan uitsluitend de traditionele Alt Country liefhebber. Al hoewel? The Jayhawks en The Byrds zijn nooit ver weg.
Jan Janssen Artist:
Theo Massop
Album:
Choices
Label:
Moonshadow Music
zaterdag 6 januari 2007
Theo Massop is een aan de westkust van Canada bivakkerende singer-songwriter die eind jaren negentig, samen met zijn maatje Dennis Olsen, nog deel uitmaakte van de in Canada populaire countryrock band Gypsy Heart. Hoewel Massop's roots in Oostenrijk liggen liet hij in 2000 zijn debuutalbum Voyager in de schappen zetten. Dat leverde hem in Canada maarliefst drie hitnoteringen op. Een internationale carrière zat er tot dusver voor hem echter niet in. Maar daar zou, met de release van zijn nieuwe CD Choices, wel eens verandering in kunnen komen. Massop's zangklank heeft zo af en toe iets weg van Mark Knopler. Ook zijn muziek heeft een hoog Water Of Love gehalte. Zijn teksten gaan over het normale hedendaagse leven met hier en daar een wat spirituele inslag. De duidelijke folk rock invloeden laten echter niet iets nieuws horen. Daarmee wil ik beslist niet zeggen dat het allemaal oubollig klinkt, het is gewoon al eens een keer gedaan. Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom ik Theo Massop een gezegende toekomst toedicht. De erg toegankelijke songs zoals Hummingbird, In My Dream en Dragon Chains zullen het bij een breed publiek erg goed doen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 107 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
J. Tex & The Volunteers
Album:
Lost Between Clouds Of Tumbleweed & Space
Label:
Independent
woensdag 3 januari 2007
J. Tex is zijn artiestennaam, maar deze Amerikaanse - Deen v.v. kwam als Jens Einer Sorensen in Detroit ter wereld. Hij groeide op in Kopenhagen om op zijn twintigste voor vijf jaar over achterafwegen van het Zuiden van zijn geboorteland te zwerven. De titel van zijn debuut -cd ‘Lost Between Clouds Of Tumbleweed & Space’ is de logische vlag op de gemixte lading van country – en folkmuziek. Elk van de veertien liedjes is een klein reisverslag van ontmoetingen, observaties en sfeertekeningen. Het zijn akoestische inkijkjes met fijne tempowisselingen die, door de warme arrangementen, een intieme, dromerige sfeer scheppen. J. Tex heeft met zijn Volenteers ( Fank B. Jensen op bas, banjo, melodica; Jens B Jones op drums; Peter Knudsen en Joel Pedersen op gitaar) begeleiders in huis die uitstekend raad weten met dit genre, waarbij vooral de voortreffelijke meerstemmige achtergrondzang opvalt. J. Tex, die zelf voor de productie zorgde, is uitgerust met een stem die bij de soort hoort: op knauwende, klagende en verlangende wijze vertolkt hij diens verscheidene gemoedsrusten. En dat geeft zat hoogtepunten, zoals kwetsbaarheid in Sometimes I Feel Like An Angel, droefgeestigheid in Tennessee en beklemming in Left With Someone Dear. Wie van liedjes in mineur houdt, die niettemin een prettig gevoel achterlaten, is deze cd een aan te bevelen aanschaf.
Huub Thomassen Artist:
Jackie Morris
Album:
Where The Legends Grow Like Weeds
Label:
Button Box Records
woensdag 3 januari 2007
Op de hoes staan de grassen op de voorgrond van Jackie Morris’ solo debuut, en overschaduwen bijna de bescheiden aanwezigheid van de artieste zelf. Diezelfde zachtheid zorgt waarschijnlijk voor de mate van gedrevenheid waarnaar ik op zoek ben wanneer ik een chemische reactie wens te ervaren tussen muzikant en luisteraar. De 12 liedjes (met een gemiddelde duur van ongeveer 4 minuten elk) zijn allerminst slecht te noemen, maar zijn qua toonzetting afkomstig van een klassieke country/folk stijl welke al weer geruime tijd achter ons ligt. Haar prima articulerende stem genereert eveneens een dergelijk retrogeluid, waarbij David West (instrumentalist van Kate Wolf’s band) op zeer prettige wijze zo’n beetje alles beroert wat snaren heeft. Leuk, maar van een wereld die “verleden tijd” heet. (En niet alles uit het verleden is helaas de moeite van het opgraven waard) Wrong place, wrong time.
Rein van den Berg Artist:
Maplewood
Album:
Maplewood
Label:
Tapete Records
woensdag 3 januari 2007
Hoewel Maplewood uit New York komt, zijn hun liedjes nergens door de hectische sfeer van deze metropool beïnvloed. Met hun buitgewoon harmonieuze, zijdeachtige geluid op dit titelloze debuut, ben je eerder geneigd dit kwartet te plaatsen in de zonnige surfoorden van Californië. De dertien liedjes zijn doortrokken van countrypop en softe folkrock, die je laten onderuitzakken vanwege de landerige sfeer. De band heeft met Steve Koester, Mark Rozzo op gitaar en toetsen en Craig Schoen op gitaar en bas - drie componisten in huis die bovendien, samen met drummer Ira Elliot, ieder nummer van sterke harmonievocalen voorzien. Referenties liggen er, met name uit de jaren zeventig, voor het oprapen: Bread, America, late Byrds, Beach Boys, Moody Blues. Ondanks dit ouderwetse, weinig spannende en misschien wel kitscherige concept, dalen de harmonieën als een zomerbries op je neer. Vooral in de wintertijd heeft deze trage hangmatmuziek een warme uitstraling, waardoor het verlangen naar de zomer alleen maar groter wordt. Suggestief plaatje.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 108 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ray Mason Band
Album:
Don't Mess With Our Routine
Label:
Hi -N -Dry Recordings
woensdag 3 januari 2007
Onlangs nog als wederhelft van The Lonesome Brothers een CD afleverend, is er nu met Don’t Mess With Our Routine alweer een volgende soloproductie van Ray Mason. Een outputspurtje als je bedenkt dat Mason in zijn veertigjarige muzikantenbestaan pas elf albums solo of met anderen heeft gemaakt. Een oudgediende die ook op deze cd geen enkele muzikale verrassing laat horen en gewoon doorgaat met zijn manier van ‘muzikaal’ ademen. In de elf nummers hoor je een doorgewinterde muzikant met veel liefde voor de muziek: integer, gedegen en nergens franje. Dat siert hem, maar wil nog niet zeggen dat zijn op rock, met een flinke scheut swing/jazz en soul, gebaseerde liedjes een spannende luisterervaring is. De opener Don’t Turn Me Down klinkt door de inzet van soulblazers nog als veelbelovend. En ook het titelnummer plus het humorvolle Monkey In A Convent kunnen er goed mee door. Zijn stem en arrangementen roepen sporadisch zelfs The Band in me op, maar zijn jazzyachtige aanpak in een aantal nummers doet deze herinnering snel vervagen. Weliswaar niet pakkend allemaal, maar wel bij vlagen vermakelijk, deze ouderwets – naar jaren zeventig klinkende rock & soul.
Huub Thomassen
Artist:
Robert Love
Album:
Ghost Flight
Label:
One Little Indian
woensdag 3 januari 2007
Robert Love’s “Ghost Flight” lijkt wel een verzameling aan muziekstijlen, waarbij de mix zich overigens beperkt tot folk, country, blues en een aantal creatieve alternatieve vormen. Het nadeel hierbij vormt ook meteen mijn bezwaar bij dit album, want enigszins stuurloos komt het album als zodanig over. Ik mis een gezonde eenheid. De nummers zijn (op een enkele uitzondering als “Pirate Radio Station”) allesbehalve slecht te noemen. Het enige, maar enge, gevoel bekruipt mij steeds, waarbij ik twijfel aan de originaliteit. Is het echt of slechts een knappe persiflage op ene Dr. John, Johnny Cash of Tom Waits. Sommige Britse bands maken muziek waarin ik mijzelf niet altijd kan vinden. Hun act is teveel in scène gezet, en mist een duidelijke mate aan authenticiteit. Aan de andere kant blijven deze zelfde achterlijke Britten me wel degelijk verrassen. Ze werpen zich in principe op zo genoemde serieuze muziek, terwijl de cover een soort Billy Idol toont, dat matched gewoon niet. Robert Love is één van de mannen van Alabama 3, een uit London afkomstige band, maar dan eentje met “Southern” aspiraties - vandaar hun naam. Terwijl ik aanvankelijk moeite had deze “act” serieus te nemen, moet ik bekennen dat zich binnen deze CD zondermeer kwaliteiten schuilen. Leuk, maar hinkend op 2 gedachten. De meeste individuele nummers zijn leuk te noemen, als geheel kwalificeert het product zich als “markant”.
Rein van den Berg
woensdag 13 juni 2012
Pagina 109 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Brett Dennen
Album:
So Much More
Label:
Dualtone
dinsdag 2 januari 2007
Hoewel niet iedereen het mij eens zal zijn leveren de jaaroverzichten, zeg maar de top 10 lijstjes van het Real Roots Cafe, ieder jaar weer iets bijzonders op. Zo ook dit jaar dus. Neem nu de nieuwe CD So Much More van de uit Oakdale, Californië afkomstige singer-songwriter Brett Dennen. Real Roots Cafe lezeres Holly Moors (Moors Magazine) zette dat ding op nummer 1. Het is een soort van positieve intuïtie van mij om dan maar eens meteen te gaan snuffelen. Net als soortgenoot Joe Purdy, dit een paar jaar geleden deed, sloegen de doorgaans folkie, soul jazzy en blues gekleurde liedjes, die ik tegen kwam op Dennen’s CD, bij mij in als een bom. Deze nog jong ogende rakker staat aan de vooravond van een enorme doorbraak. Waar moet ik aan denken als in naar Dennen luister? James Morrison, Jack Johnson, James Blunt en Daniel Powter borrelen in eerste instantie bij mij op. Toch is er nog iets anders aan de hand. Dennen invloeden grijpen namelijk ook terug naar niet allerdaagse vondsten van mensen als Paul Simon of de ongekroonde keizerin van de bluesmuziek uit de jaren twintig Bessie Smith. Deze enorme muzikale tijdsoverspanning is op zijn minst bijzonder te noemen. Het vrolijke The One Who Loves You The Most kan zo de hitlijsten in, terwijl daarin toch een gecamoufleerde tekst in schuil gaat. Minder hitgevoelig maar wel een stuk duidelijker wordt hij in het daarop volgende I Asked When. De hedendaagse Amerikaanse tegenstellingen worden messcherpe aan de kaak gesteld. “Politician lie”, vertel mij wat! Dennen’s So Much More maakt op mij de indruk een lang leven beschoren te zijn. De toekomst ziet er voor Brett Dennen rooskleurig uit, hopelijk dan voor een nog breder publiek beschikbaar.
Jan Janssen Artist:
Korby Lenker
Album:
King Of Hearts
Label:
Blue Light Records
dinsdag 2 januari 2007
Over hoe jonge gasten het punk rock genre de rug toekeren en in plaats daarvan zich bekeren in het singersongwriter circuit hebben wij al vaker bericht. Korby Lenker is in feite zo iemand. Hij maakte tot dusver drie solo albums en dook in 2005 ineens op in verschillende jaaroverzichtlijsten met zijn CD Bellingham. Dit Country Folk en Bluegrass georiënteerde album viel zelf bij het Real Roots Café in de smaak. Als niet traditionalist bekend staande schrijven ben ik erg in mijn nopjes over Lenker's nieuwe album genaamd King Of Hearts. Lenker vaart een duidelijk meer Pop en Rock koers terwijl hij zich tegelijkertijd ook in erg originele eigentijdse wateren voortbeweegt. De magnifieke melodieuze opener Bored en het liedje Billygoat zijn daar een paar treffende voorbeelden van. De sfeervolle songs als Wandered Out Too Far, No Don't Know en Angel Of Mercy dragen allen een moderne melancholische klank mee die sterk doen denken aan mensen als Richard Buckner en Joe Henry. Korby Lenker's King Of Hearts is een mooi en erg precies geproduceerd album die enerzijds nieuwe takpunten laat ontspringen maar anderzijds een perfecte affiniteit heeft met good old times Gram Parsons meesterwerken.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 110 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
NQ Arbuckle
Album:
The Last Supper In A Cheap Town
Label:
Six Shooter Records
dinsdag 2 januari 2007
Een paar jaar geleden al maakte Nederland kennis met het de Canadese platenstal Six Shooter. Via Bertus Benelux verschenen ineens CD’s van Luke Doucet, Veal, Elliot Brood en Christine Fellows. Zo verscheen er ook het debuut album van NQ Arbuckle genaamd Hanging The Battle-Scarred Pinata. Neville Quinian Arbuckle, zoals deze singer-songwriter door het dagelijks leven wandelt, komt nu, na vier jaar doodse stilte, met de opvolger daarvan genaamd The Last Supper In A Cheap Town. Ook dit album is weer kundig geproduceerd door Luke Doucet. Wat meteen in de opener Sure Friends en prijsnummer op deze CD Cheap Town opvalt is dat de composities duidelijk meer smuk hebben. De lekker ruige stem van Arbuckle komt wel héél erg goed uit de verf bij nummers als You Look Like a Wreck, Creaky Old Chair en het ook evenzo overtuigende Walls Are So Thin. Terwijl Tom Waits, Orphans in Nederland, naar mijn bescheiden mening volledig onterecht, de hemel in geprezen wordt denk ik dat juist deze mensen eens aandachtig moeten gaan luisteren naar NQ Arbuckle’s plaat The Last Supper In A Cheap Town. Deze mannen en vrouwen wil ik echter wel even waarschuwen. Deze CD verscheen al eind 2005 maar door een communicatie storing in de Real Roots Cafe CD review database schoot NQ Arbuckle’s CD door onze vingers vorig jaar.
Jan Janssen Artist:
Frank Carlier
Album:
Americana 101
Label:
Independent
maandag 1 januari 2007
Met een CD titel als Americana 101 wil Frank Callier blijkbaar er geen enkele twijfel over laten bestaan in welk muziekgenre hij zich ophoudt, al weet ik nog steeds niet precies waar het begrip Americana voor staat. Is het, het componeren van liedjes die nadrukkelijk gaan over het (over)leven, over ervaringen en observaties van het kleine en het grote en zich vaak afspeelt op het platteland ver weg van de bewoonde wereld. Of is het toch de liedjes waarin een zweem van romantiek, weemoed en droefgeestigheid zit opgesloten. Zoiets zal het zijn, al kun je dat ook gewoon folkmuziek blijven noemen. Hoe het ook zij, Americana 101 staat bol van verhalen over Calliers’s jeugdervaringen, het harde bestaan, onrecht, misstanden, verlies, eenzaamheid, God en de duivel. Gelukkig klinkt door dit alles ook hoop en verlossing door, waardoor het allemaal niet nog zeurderiger of nog erger, deprimerend wordt. Dertien composities van eigen hand, zelf voorzien van de instrumentale vormgeving (gitaren, mandoline, banjo, harmonica, lap steel en nog meer) die goed past bij zijn gruizige c.q. neuzelende stem. Hulp heeft hij ook nog ingehuurd van een strijkkwartet, een pianist, drummer en achtergrondzangeres. In weerwil van al deze inspanningen echter, vind ik dat de CD lijdt aan eenvormigheid en gauw verveelt. Afleiding is er nog wel even te vinden in de prachtig vormgegeven digipack en inlegvel, die mooie kiekjes van voorbije tijden herbergt. De luisterconcentratie is dan al lang verdwenen.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 111 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Gert Vlok Nel
Album:
Beaufort-Wes se Beautiful Woorde
Label:
Munich Records
maandag 1 januari 2007
Gert Vlok Nel (Beaufort-Wes, 1963) is een Zuid-Afrikaans dichter en zanger. Nederland, en met name Munich Records platenbaas Ben Mathijssen was diep onder de indruk van Walter Stokman’s documentaire van Beautiful in Beaufort-Wes, die ergens in het voorjaar van 2006 werd uitgezonden door de NPS. Men was er in ieder geval als de kippen bij om CD/DVD Beaufort-Wes se beautiful woorde in Nederland op de mark te smijten. Lovende kritieken en één indrukwekkende column, van Martin Bril, in de Volkskrant hebben ertoe geleid dat Gert Vlok Nel in Nederland inmiddels wereld beroemd is. Vele duizenden CD’s vlogen al over de toonbank en toch kwam de CD/DVD niet één keer voor op de jaaroverzicht lijsten van 2006. Hoe kan dat, vroeg ik mij tussen kerst en oud en nieuw af? Luisteren en nog eens luisteren doen mij vermoeden dat de gesproken taal, een combinatie van Afrikaans en Engels, daar wel eens de oorzaak van zouden kunnen zijn. Met het CD boekje in de hand heb ik Vlok Nel’s betoverende dichtenbundel, gehuld in een sobere muzikale schors, kunnen ontcijferen. Geen gemakkelijke job dus, je moet er dus echt tijd voor uittrekken om goed te begrijpen waar het allemaal omgaat. Een paradox wat mij betreft. Enerzijds omdat sommige muzikale producten al door de landelijke media afgeschoten worden voordat men er überhaupt echt van heeft kunnen proeven. Anderzijds komt deze magische poëet zo uit het niets en gooit, overigens terecht, hoge ogen terwijl je daar toch flink voor moet gaan zitten. Het zal allemaal wel aan mij liggen! Ik zie vooral de simpele eenvoud waarin de liedjes van Vlok Nel zich gedragen. Niets mis mee natuurlijk, maar om nu vergelijkingen te trekken met Bob Dylan, Townes van Zandt of zelfs Tom Waits gaat bij mij er niet in. De DVD is echt het toetje. Stokman weet soberheid, geluk liefde zalig samen te smeden met prachtige figuren en landschappen.
Jan Janssen
Artist:
Laurie Lewis & The Right Hands
Album:
The Golden West
Label:
Hightone Records
maandag 1 januari 2007
Laurie Lewis heeft al een redelijk aantal albums op haar naam staan als soloartieste. Bij deze productie staat zij minder centraal, en gaat ze meer op in het collectief. De overige musici,“the Right Hands”, bestaan uit: Tom Rozum (primair mandoline - maar ook fiddle of gitaar), Todd Phillips (bas, maar eveneens getalenteerd mandolinespeler), Craig Smith (banjo) en Scott Huffman (gitaar). De 5 hadden een vakantiehuisje gehuurd in de zomer van vorig jaar te Arlington – Washington. Denk dat de foto’s op het hoeswerk eveneens in die bosrijke omgeving zijn genomen. Ach, de namen van de voorgenoemde artiesten zou al voldoende moeten zijn voor de goede verstaander. Bluegrass muziek in zijn subtielste vorm. Deze samenstelling heeft in drie dagen tijd een aantal schitterende nummers ingespeeld. Een aantal van eigen hand, maar ook een aantal klassiekers, bijvoorbeeld het titelnummer “the Golden West”(Bill Monroe), “99 Year Blues” (Jimmie Rodgers), “Live Forever” (Billy Joe Shaver) & “Bury me in Bluegrass” (Kate Campbell). Kristal heldere akoestische klanken door echte muzikanten in een sobere verpakking, maar pakkend is het wel. Geen nare pretenties, hier wordt gewoon vakkundig een zeer mooi en integer product neergezet.
Rein van den Berg
woensdag 13 juni 2012
Pagina 112 van 113
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Orbo & The Longshots
Album:
Genuine Handmade Rock 'n' Roll
Label:
Independent
maandag 1 januari 2007
Zelden werd ik tijdens het beluisteren van een CD openingstrack zo gefopt als dit mij onlangs overkwam bij de tweede CD van de uit Noorwegen afkomstige Blues Alt Country formatie Orbo & The Longshots. De rockabilly opener Dead Man Walking is, wat mij betreft, het minst aansprekende liedje op dit prachtige album. Na die verwarring wordt het alleen maar beter en beter wat ik hoor. Afgelopen winter verruilde het gezelschap de ijzige kou in Noorwegen tegen de Indian summer temperaturen van Memphis en Nashville, Tennessee. Daar nam men de nagenoeg live ingespeelde liedjes op die nu staan op Genuine Handmade Rock 'n' Roll. De eigentijdse maar tegelijkertijd ook tijdloze muziek van deze in 2000 opgerichte band doet denken aan een mix van Steve Earle licks met de nodige Greg Trooper soul. De nog maar vierentwintigjarige Ole Reinert Berg-Olsen, alias Orbo richte zes jaar geleden de band op een schreef de meeste liedjes op dit album. Ze klinken lekker catchy en creëren ook bijzondere John Mellenkamp ambiance. Orbo schreef en zingt samen met Kevin Welch de echte binnenkomer van dit album My Widow. Mark Knopfler's tweede gitarist Mike Henderson draagt hoorbaar zijn steentje bij in het onheilspellende LoveDog. Dit zijn zomaar een paar namen die u ongetwijfeld aan zullen spreken, maar er is meer. Wat dacht u van de prima tweede strot van percussioniste Ina Yumyr? Ook de prima kunsten van B3 Hammond goochelaar Reidar F. Opdal en bassist Chris Holm mogen niet ontbreken als er toch complimenten uitgedeeld worden. Absolute prijsbreker van dit album kom ik tegen op track nummer negen. Coming Down is het schoolvoorbeeld hoe Alt. Country Powerpop moet klinken. De multimedia CD bevat bovendien ook nog eens drie bonus video’s van My Widow, komt ie weer Dead Man Walking en de rockumentary Tennessee Sessions. Geweldig positief en verzorgd album als je de opener skipt tenminste.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 113 van 113