1
BACHELORSCRIPTIE GESCHIEDENIS PROTOCOL 2014-2015 Versie oktober 2014
LEES EERST HET PROTOCOL VOOR START VAN DE BA-SCRIPTIE
1. Definitie van de Bachelorscriptie Definitie: De bachelorscriptie geschiedenis vormt de afsluiting van de bacheloropleiding. Met deze scriptie laat de student zien zelfstandig een historisch probleem te kunnen analyseren en daar een wetenschappelijk verslag over te kunnen schrijven dat in principe publiceerbaar is. De scriptie is de neerslag van een substantiële literatuurstudie. Tevens dient vertrouwdheid te blijken met het gebruik van bronnen en theorievorming in de geschiedwetenschap. 2. Keuze onderwerp en begeleider De student mag zelf een onderwerp bepalen en een begeleider vragen. Maar het is wel verstandig het onderwerp in de eerste plaats te zoeken binnen de periode en/of het thema waarin het kernvak of het 3e jaars onderdeel van de minor is gevolgd, terwijl ook wordt aanbevolen het onderwerp van de scriptie te plaatsen binnen het thema waarin het bronnen en methoden college is gevolgd (GPC, CG, ESG,). Op deze wijze kan de reeds opgedane kennis bij het schrijven van de scriptie optimaal benut worden. 3. Omvang van de scriptie De scriptie omvat 10 ECTS. Een deel hiervan wordt gebruikt voor het inlezen in de context van het onderwerp. Een deel voor het eigenlijke onderzoek in de literatuur, in gedrukte bronnen of in archieven. En ook voor het schrijven en vormgeven van de scriptie moet tijd gereserveerd worden, alsmede voor besprekingen met de scriptiebegeleider, het schrijven van een onderzoekvoorstel en de deelname aan een scriptie-intervisiegroep.
2
Al met al leidt dit tot een scriptie die 9.800 - 12.000 woorden omvat (exclusief noten, bijlagen en literatuur) en die gebaseerd is op circa 1.960 pagina’s literatuur en bronnen. 4. Voorbereiding op de scriptie, scriptie-intervisiecollege en tijdsplanning Met het nadenken over het scriptieonderwerp dient reeds in een vroeg stadium (zie stappenplan op Nestor) te worden begonnen. In dit stadium wordt ook bekeken in hoeverre de beschikbaarheid van secundair materiaal en primair bronnenmateriaal de voorkeur voor een bepaald onderwerp rechtvaardigt. Indien de student zijn gedachten hieromtrent voldoende heeft geconcretiseerd, maakt hij een afspraak met de betreffende docent voor een verkennend gesprek. Na dit eerste gesprek schrijft de student zich in voor de Bachelorscriptie in Progress. Vervolgens schrijft de student zichzelf voor een scriptie-intervisiecollege in op de Nestorcursus van de Bachelorscriptie. In de Nestoromgeving van de intervisiegroep dient de student een scriptie-aanmeldingsformulier in te vullen (met onderwerp en begeleider) en up te loaden via het daarvoor ingerichte postvak. Daarnaast ontwikkelt de student een formeel scriptievoorstel van minimaal één pagina (400 woorden), inhoudende een verantwoording, een op de literatuur gebaseerde probleemomschrijving en een daaruit voortvloeiende scherp afgebakende vraagstelling, een voorlopige hoofdstukindeling met de daarbij behorende deelvragen, een korte weergave van hypotheses, een beknopte bronnen- en literatuurlijst en een tijdpad (met een overzicht van geplande inleverdata van afzonderlijke hoofdstukken en/of van de volledige versie van de scriptie). Dit formele scriptievoorstel dient te worden besproken met de begeleidende docent. Eventuele aanpassingen kunnen verwerkt worden, alvorens de student het scriptievoorstel uploadt op Nestor. De begeleidende docent schrijft een kort commentaar op het (aangepaste) voorstel, dat de student vervolgens doorstuurt naar de tutor van de scriptie, intervisiegroep. 5. De totstandkoming van de scriptie Voor vele van de in deze paragraaf behandelde facetten van de Bachelorscriptie geldt dat de tijdens de studie aangeleerde technieken en methodieken in grote lijnen toepasbaar zijn tijdens het voorwerk en het schrijven van de scriptie. Goede aanwijzingen zijn bijvoorbeeld te vinden in P. de Buck c.s., Zoeken en schrijven. Handleiding bij het maken van een historisch werkstuk (Haarlem 1993, of een latere druk). 5.1. Probleemstelling, bronnen- en literatuuronderzoek Probleemstelling: Essentieel voor elke scriptie is de wijze waarop de probleemstelling en de daarvan afgeleide deelvragen zijn geformuleerd. Het is derhalve van belang hiervoor ruimschoots de tijd te nemen. Immers, een goede probleemstelling, in de vorm van een centrale vraag, kan problemen tijdens onderzoek en schrijven aanmerkelijk reduceren. De vraagstelling dient open te zijn, een analyserend karakter te hebben ("In hoeverre....", "In welke mate...", waarom etc.) en beantwoord te kunnen worden in de vorm van een evaluerende conclusie. De vraagstelling moet een herkenbare thematische afbakening en afbakening in de tijd hebben. Soms kan het van belang zijn ook de theoretische component van de te behandelen problematiek in de vraag te verwerken.
3
Literatuur- en bronnenonderzoek: Dit onderzoek moet eveneens volgens de tijdens de studie aangeleerde normen worden verricht. De gekozen wijze van onderzoek (methode) wordt van te voren duidelijk verantwoord. Het onderzoek wordt in principe uitgevoerd op basis van secundair materiaal, aangevuld met primair bronnenmateriaal. Het secundaire materiaal omvat literatuur over het te behandelen onderwerp, in de vorm van boeken en artikelen uit wetenschappelijke tijdschriften. De literatuur dient een goede weergave te zijn van de stand van het recente onderzoek op het terrein van het in de scriptie behandelde thema. Onder primaire bronnen worden ondermeer verstaan: (uitgegeven) bronteksten, ooggetuigenverslagen/interviews, oorkonden, briefwisselingen (wel of niet uitgegeven), couranten, rapporten, notulen, jaarverslagen, handelingen, officiële documenten van ministeries, parlementen en (internationale) organisaties, statistieken etc. 5.2. Het schrijfproces Het schrijfproces is een creatief proces dat veel tijd vergt. De student dient tijdens het schrijven in het bijzonder aandacht te besteden aan verantwoording/motivering, inhoud, stijl en taal en compositie/structuur. De scriptie wordt geschreven in de Nederlandse taal. Van een andere taal kan slechts gebruik worden gemaakt na uitdrukkelijke toestemming van de begeleidende docent. Deze toestemming kan worden ingetrokken indien het eerste aangeleverde concept-hoofdstuk linguïstisch van onvoldoende niveau is. Zorgvuldige formuleringen zijn van cruciaal belang. In geval van twijfel verdient het aanbeveling Renkema's Schrijfwijzer. Handboek voor duidelijk taalgebruik (Den Haag, laatste druk) en 'Het groene boekje' (Woordenlijst van de Nederlandse taal, Den Haag, laatste druk) te raadplegen. 5.3. Annotatie en verantwoording Het notenapparaat en de literatuur-/bronnenlijst dienen bij voorkeur te worden weergegeven aan de hand van het ‘systeem Turabian Style’. Zie hiervoor: Kate L. Turabian A Manual for writers of research papers, theses, and dissertations(Chicago: University Press) vanaf editie 7. Alternatief is het eerder gebruikelijke 'systeem van De Buck', vermeld in P. de Buck c.s., Zoeken en schrijven. Handleiding bij het maken van een historisch werkstuk (Haarlem 1993, of een latere druk) hoofdstuk 4, paragraaf 4 en 5 of het ‘systeem Turabian Style’. 5.4. Presentatie Presentatie: De volledige versie van de scriptie wordt aangeboden ter beoordeling aangeboden aan de begeleidend docent. De tweede beoordelaar dient ook een volledige versie te ontvangen. De scriptie wordt op nette wijze in A-4 formaat gepresenteerd. De scriptie bevat een titelpagina met naam, adres, student- en telefoonnummer van de student, alsmede de naam van de begeleidend docent. Er wordt gewerkt met een ruime bladspiegel met brede kantlijnen, getypt in een gangbaar lettertype (Courier 12, Tms Roman 11/12, etc.) op regelafstand 1,5. Behalve van een titelpagina is de scriptie voorzien van een inhoudsopgave, inleiding (met probleemstelling en deelvragen), betoog, conclusie, (eventueel) bijlagen, een grondig notenapparaat en een uitgebreide bronnen- en literatuurlijst. Nadat de volledige versie is besproken met en goedgekeurd door de docent dient een digitaal exemplaar van de scripite in PDF geupload te worden via http://scripties.let.eldoc.ub.rug.nl/UDA/. (zie paragraaf 9).
4
6. Begeleiding De begeleiding tijdens de Bachelorscriptie is in beginsel onder te verdelen in vier fasen. 1. In de voorbereidende fase wordt de scriptieopzet met de docent besproken (zie paragraaf 4); 2. Tijdens de twee tussentijdse besprekingen wordt de uitwerking verder besproken (bijvoorbeeld methode van onderzoek, wijze van analyseren) en worden, indien noodzakelijk, onderzoeksopzet en probleemstelling bijgesteld. (In deze periode wordt tevens een scriptie-intervisiegroep gevolgd) 3. Tenslotte wordt een proefversie van de scriptie door de docent gelezen en van commentaar voorzien. 4. De herschreven en definitieve versie wordt door de docent opnieuw gelezen, van commentaar voorzien en beoordeeld middels een beoordelingsformulier. Uiteindelijk gaat de definitieve versie tevens naar een tweede beoordelaar, die een apart beoordelingsformulier invuldinvult. In totaal staan 5 contactmomenten per student gereserveerd. Naast deze contactmomenten met de begeleider volgt de student ook nog de bijeenkomsten van de scriptie-intervisie groep. Aan het einde van deze bijeenkomsten krijgt de student van de eerste begeleider en de betreffende groepsdocent de goedkeuring om door te gaan. De docent dient regelmatig op de hoogte gehouden te worden van de voortgang van de scriptie. Overigens is het van belang te beseffen dat een docent meer taken heeft dan alleen de scriptiebegeleiding en daarom niet altijd meteen opgezonden stukken kan lezen. Docenten zijn soms ook voor korte of langere tijd afwezig uit Groningen vanwege congresbezoek, onderzoek of vakantie. Informeert u hier tijdig naar, bij voorkeur voorafgaand aan de vaststelling van het tijdpad (zie paragraaf 4). De RUG biedt een cursus "Scriptie ondersteuningsgroep" en een cursus “Academische schrijfvaardigheid” aan voor studenten die problemen hebben met de planning en discipline, het onderzoek voor en het schrijven van hun scriptie. Voor meer informatie over deze cursussen kan men terecht bij de studieadviseurs of de afdeling Studenten Service Centrum van de RUG, tel. 363 8066, website www.rug.nl/ssc. Bij de studieadviseur kan tevens informatie worden ingewonnen over de planning van het scriptie-onderdeel in het totale studieprogramma. 7. Beoordeling en puntenhonorering De wijze van beoordeling van de scriptie is vastgelegd in een toetsprotocol dat door de examencommissie is vastgelegd. Ten aanzien van de beoordeling gelden de criteria die aan bod komen in het voorgeschreven beoordelingsformulier (bijlage 1). In alle gevallen zijn de kwaliteit en relevantie van de inhoudelijke (eigen) analyse en theoretische onderbouwing van doorslaggevende invloed op het uiteindelijke resultaat. Zowel de eerste begeleider als de door de Examencommissie aangewezen tweede beoordelaar vullen ieder een apart beoordelingsformulier in. Bij onenigheid in de becijfering tussen beide docenten, zullen
5
ze in een gezamenlijk overleg tot een eensluidend cijfer moeten komen, wat ze in het kort in een rapport moeten verantwoorden. Mocht er geen overeenstemming zijn, dan wordt de scriptie voorgelegd aan een derde beoordelaar, aan te wijzen door de Examencommissie. In geval de beoordelaars besluiten de scriptie met een 6 te honoreren, dan zal deze scriptie aan de Examencommissie voorgelegd worden. Deze zal nagaan of aan het werkstuk werkelijk een voldoende kan worden toegekend. Deze laatste regeling geldt in elk geval tot 1 januari 2015. De scriptie wordt gewaardeerd met 10 ECTS. De student ontvangt het tentamenbewijs voor de scriptie na inlevering en beoordeling van de eindversie. Daarnaast ontvangt de student een ingevuld exemplaar van het beoordelingsformulier (bijlage 1). 8. Rechten en plichten van de student
De student heeft recht op scriptiebegeleiding zoals omschreven in paragraaf 6. De student heeft daarnaast de plicht op juiste, d.w.z. zelfstandige, wijze informatie te verzamelen en conform de regels en gebruiken van de RUG een Bachelorscriptie te schrijven. Fraude en plagiaat (waaronder het indienen van eerder bij andere vakken beoordeeld eigen werk) worden zwaar bestraft, omdat het te allen tijde duidelijk dient te zijn dat de student in alle opzichten de feitelijke auteur is van het werkstuk. Ook gebrekkige of onnauwkeurige bronvermeldingen en (opzettelijk) foutieve verwijzingen worden de student daarom aangerekend. De Bachelorscriptie dient de vrucht te zijn van een onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Het overschrijven of te nadrukkelijk parafraseren van geraadpleegde stukken tekst is daarmee uitdrukkelijk in strijd. De docent heeft het recht inzage te krijgen in de geraadpleegde literatuur en bronnen en de student dient deze stukken desgewenst aan de docent te overleggen. Ten aanzien van het auteursrecht geldt dat er gedeelde rechten bestaan: zowel de docent als de student heeft het auteursrecht over de Bachelorscriptie. Dit betekent dat er geen publicatie kan plaatsvinden zonder elkaars toestemming. 9. Archiveren en openbaarheid De student is verplicht een digitaal exemplaar in PDF van zijn/haar afstudeerwerkstuk na beoordeling te uploaden via http://scripties.let.eldoc.ub.rug.nl/UDA/, anders kan de bul niet worden aangemaakt. 10. Stappenplan en procedure Bachelorscriptie Zie Nestorpagina Geschiedenis, Brochures, BA 3 en afstuderen 11. Aanvraag en procedure Bachelorexamen •
De Bachelorbul wordt altijd gedateerd op de datum van het laatst geregisteerde resultaat op PROgress. Deze datum is de officiële afstudeerdatum.
•
De Bachelor buluitreiking vindt twee keer per jaar plaats in de maanden
6
november/december en juni/juli. De student ontvangt hiervoor een uitnodiging van het Bureau Student Zaken van de Faculteit. •
Het is verplicht ruim (zie tijdpad in bijlage) voor je geplande afstudeerdatum een afspraak te maken met de studieadviseur om te controleren of je daadwerkelijk alle onderdelen van de Bachelor hebt afgerond/gaat afronden en voldoende punten hebt behaald/gaat behalen. Dit om onaangename verrassingen te voorkomen.
•
Het is verplicht om je Bachelorexamen aan te vragen, uiterlijk drie maanden voor de beoogde afstudeerdatum. Dit gaat via de website van Bureau Studentenzaken van de Faculteit der Letteren, www.rug.nl/let/bsz .
•
Je dient een exemplaar van de scriptie in PDF te uploaden nadat het resultaat van het eindwerkstuk is geregistreerd in Progress via http://scripties.let.eldoc.ub.rug.nl/UDA/ ter archivering. Het spreekt voor zich dat de scriptiebegeleider eveneens een (gecorrigeerd) exemplaar van de scriptie dient te ontvangen.
•
Aan het eind van elke maand stelt de Examencommissie van de opleiding Geschiedenis vast welke kandidaten in de afgelopen maand voldaan hebben aan de eisen van het Bachelorexamen. De datum van afstuderen op de bul is echter zoals gemeld de datum van registratie van het laatste resultaat.
•
Studenten die stoppen met studeren na het behalen van de Bachelorbul dienen zelf hun studiefinanciering stop te zetten bij DUO. Denk ook aan het inleveren van je ovjaarkaart binnen 5 werkdagen na de afstudeerdatum en eventuele restitutie van het collegegeld (via de University Student Desk in het Academiegebouw). Ga je na de Bachelor verder met een (aansluitende) Masteropleiding, dan hoef je niets te melden bij DUO en loopt je studiefinanciering gewoon door.
12. Overzicht relevante instanties en personen Voor aanvullende vragen kun je terecht bij de volgende instanties en personen: • •
• • •
•
Bureau Student Zaken, hal 1ste verdieping (ma-vr tussen 11.00 - 16.00 uur). University Student Desk (voorheen Centrale Studentenbalie), Academiegebouw, ma-vr tussen 12.00-16.00 uur, tel. 363 8004, telefonisch bereikbaar van 10.00-16.00 uur. Let op aangepaste openingstijden in de zomer- & kerstvakantie. Secretariaat Geschiedenis, kamer 511 (ma-vr tussen 12.00 - 16.00 uur), tel. 363 8986. Onderwijsadministratie Geschiedenis (mw. Charlene Croes), kamer 511 (ma-vrij van 12.00-16.00 uur), tel. 3635994. Studieadviseur Geschiedenis (Erika Kastelein, Dorien Daling, Bob van der Borg, kamer 1315.501). Afspraak maken via secretariaat Geschiedenis, tel. 050-363 8986). Mail:
[email protected] Examencommissie van de opleiding Geschiedenis (
[email protected])
7
Bijlage 1 Beoordelingsformulier Bachelorscriptie Geschiedenis, Faculteit der letteren, Rijksuniversiteit Groningen, versie 30 januari 2014 Datum: Naam student: Studentnummer: Titel werkstuk: Naam eerste begeleider/ tweede beoordelaar Eindresultaat: Opleiding programma 1. Probleem- en vraagstelling
[Cijfer afgerond op 0,5] Bachelor Geschiedenis
Onvoldoende
Voldoende 5,5-6,5
Ruim volddoende 7-7,5
Goed 8-8,5
Ruim volddoende
Goed
Excellent 9-10
Is de probleemstelling/probleemveld van het werkstuk duidelijk weergegeven? Mondt de probleemstelling uit in een duidelijke vraagstelling? Houdt de auteur zich in de scriptie aan de geformuleerde vragen? Onderbouwing beoordeling [voor 2e beoordelaar niet vereist, tenzij onvoldoende]:
2. Historiografische inbedding van het onderzoek Onvoldoende
Voldoende
Is de vraagstelling ingebed in de bestaande historiografie (de status questionis) rond het probleemveld? Geeft de auteur er blijk van goed op de hoogte te zijn van de literatuur over het onderwerp, en is deze in staat daar kritisch op te reflecteren? Wordt behalve in de verantwoording ook in de rest van de scriptie op adequate wijze aan de literatuur gerefereerd? Onderbouwing beoordeling [voor 2e beoordelaar niet vereist, tenzij onvoldoende]:
Excellent
8
3. Methodologie en uitvoering onderzoek Onvoldoende
Voldoende
Ruim volddoende
Goed
Ruim volddoende
Goed
Ruim volddoende
Goed
Excellent
Is de gekozen werkwijze/methodologie goed verantwoord? Zijn kernbegrippen duidelijk gedefinieerd en geoperationaliseerd? Zijn de gekozen methoden en technieken van onderzoek adequaat gezien de probleem- en vraagstelling? Zijn de beoogde methoden en technieken correct toegepast bij de analyse van de bronnen? Is de bestaande literatuur over het onderwerp goed verwerkt? Onderbouwing beoordeling [voor 2e beoordelaar niet vereist, tenzij onvoldoende]:
4. Argumentatie/betoog en structuur/compositie Onvoldoende
Voldoende
Excellent
Is het betoog goed opgebouwd en is de structuur helder en passend bij de vraagstelling? Is de argumentatie consistent en overtuigend? Volgen de conclusies uit het gepresenteerde materiaal en beantwoorden zij de gestelde vragen? Onderbouwing beoordeling [voor 2e beoordelaar niet vereist, tenzij onvoldoende]:
5. Controleerbaarheid, annotatie, vormgeving en leesbaarheid OnvolVoldoende doende Presenteert de auteur het materiaal zodanig dat het onderzoek controleerbaar is? Zijn de noten en verwijzingen duidelijk en
Excellent
9
geredigeerd volgens vaste conventies? Is de scriptie goed vormgegeven en ziet hij er verzorgd uit? Is sprake van correct en verzorgd taalgebruik in de scriptie? Heeft de auteur zich gehouden aan de voorgeschreven lengte van de scriptie? Onderbouwing beoordeling [voor 2e beoordelaar niet vereist, tenzij onvoldoende]:
6. Proces [Niet door de tweede beoordelaar!!!] Onvoldoende
Voldoende
Wat was de mate van zelfstandigheid / zelfwerkzaamheid / persoonlijke inbreng? Hoe was de tijdsplanning gedurende het onderzoeks- en schrijfproces?
Ruim volddoende
Goed
Excellent
Onderbouwing beoordeling:
Recapitulatie beoordeling in deelcijfers NB: Geen van de deelcijfers 1 tot en met 5 mag lager zijn dan 5,5!! 1 2 3 4 CIJFER Weging 25% 20% 25% 20% EINDCIJFER: Algemeen oordeel (inclusief toelichting eindcijfer):
Handtekening beoordelaar:
5
6
5%
5%
10
Bijlage 2
Eindkwalificaties Bachelorscriptie [zie ook bijlage OER 2014-2015]
Uit de Bachelorscriptie blijkt dat de student kan bogen op een aantoonba(a)r(e) •
•
•
Vermogen tot het schrijven, presenteren en verdedigen van een onderzoeksverslag met gebruikmaking van de juiste vakterminologie met constante aandacht voor stijl en argumentatie, volgens de eisen die daaraan binnen de historische wetenschappen worden gesteld; Vermogen op basis van de uitkomsten van eigen historisch onderzoek van beperkte tot redelijke omvang goed onderbouwde conclusies te rapporteren in werkstukken en Bachelorscriptie conform de conventies van de historische wetenschappen; Vermogen om op betrouwbare en accurate wijze, en met correct taalgebruik, te communiceren in woord en geschrift over resultaten binnen de historische wetenschappen voor een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
Daarnaast blijkt ook in enige mate uit de Bachelorscriptie, dat de student kan bogen op een aantoonba(a)r(e) •
•
•
• • •
•
Kennis van en inzicht in de voornaamste actuele en historiografische ontwikkelingen in de historische wetenschappen op het gebied van thematiek, theorie en methoden; Vermogen tot zelfstandig, efficiënt en effectief verzamelen, selecteren en ordenen van historische literatuur en bronnen, met gebruikmaking van relevante bibliografische en digitale zoekvaardigheden; Vermogen om heldere, relevante en empirisch toetsbare en/of goed beantwoordbare onderzoeksvragen te formuleren met inachtneming van de bestaande historiografie (status questionis); Vermogen tot kritische analyse van historisch-wetenschappelijke teksten en (tekstuele, visuele, materiële, audiovisuele en kwantitatieve) bronnen; Vermogen historische en interdisciplinaire onderzoeksmethoden en theorieën toe te passen om te komen tot een gedegen analyse van historische vraagstukken; Vermogen om op de contextualiteit van de eigen maatschappelijke en wetenschappelijke oordeelsvorming en historische interpretaties, en die van anderen, te reflecteren; Vermogen het voorlopige en complexe karakter van historisch wetenschappelijke
11
• •
kennis en onderzoek naar waarde te schatten; Vermogen actief deel te nemen aan maatschappelijke en wetenschappelijke discussies met respect voor opvattingen en gevoelens van anderen; Vermogen een eigen leerbehoefte ten aanzien van actuele en nieuwe onderwerpen te identificeren en deze ter hand te nemen, waarbij gebruik wordt gemaakt van relevant onderzoek en de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van de historische wetenschappen.