Bachelorscriptie “Democratische en Autoritaire Staten voor een Leefbare Wereld”
Katja Golodyaeva s1011030
Begeleider: Dr. M.A. de Geus Deelproject: BA Politieke Filosofie Instituut: Politicologie Juni 2013 Universiteit Leiden
Inhoudsopgave Introductie……………………..……………………………………………………...…3 H. 1. Totstandkoming en waarden van liberale democratieën 1.1 Inleiding………………………………………………………………….…6 1.2 Legitimiteit van de macht - Rousseau en Locke…………………….…7 1.3 Eigendom en eigenbelang centraal………………………………….….9 H. 2. Autoritair opkomen voor het milieu 2.1 Inleiding………………………………………………………………..….11 2.2 Autoritair staat……………………………………………………….…..12 2.2.1 Machtenscheiding en rechterlijke macht…………………………...13 2.2.2 Afwezigheid van democratische controle en legitimiteit………....14 2.2.3 Hiërarchie……………………………………………………………...16 2.3 Eigenbelang in ruime zin - Plato en Locke…………………………..18 Conclusie en discussie…………………………..……………………………………22 Literatuur……………………………………………………………………………....25
2
“The spare time of the animal laborans is never spent in anything but consumption, and the more time left to him, the greedier and more craving his appetites. That these appetites become more sophisticated, so that consumption is no longer restricted to the necessities, but on the contrary, mainly concentrates on the superfluities of life, does not change the character of this society, but harbors the grave danger that eventually no object of the world will be safe from consumption and annihilation through consumption” Hannah Arendt (1906-1975) “Human condition” (1958, 133)
“After binding the noble ship-owner hand and foot with drugs or strong drink, or disabling him by some other contrivance, they rule the ship, and apply its contents to their own purposes, and pass their time at sea in drinking and feasting, as you might expect with such a crew. And besides all this, they compliment with the title of ‘able sea-man’, ‘pilot’, ‘skillfull navigator’, any sailor that can second them cleverly in either persuading or forcing the shipowner into installing them in command of the ship, while they condemn as useless everyone whose talents are of a different order, they don’t know that the true pilot must devote his attention to the year and its seasons, to the sky, and the stars, and the winds, and all that concerns his art, if the intends to be really fit to command a ship; and thinking it impossible to acquire and practice, along with the pilot’s art, the art of maintaining the pilot’s authority whether some of the crew like it or not” Plato (ca. 427 – 347 v. Chr.) “Republic” (2011, 105)
3
Introductie Aanleiding “Leraren openen de deur, maar je moet zelf binnengaan” luidt een oud Chinees gezegde. Hetzelfde kan ook gezegd worden over de autoritaire houding van de Chinese overheid ten aanzien van het ecologische beleid in China. De groeiende bevolking en steeds toenemende vraag naar energie heeft de Chinese autoriteiten aan het denken gezet over de toekomstperspectieven van de energievoorziening en de economische groei. Vanwege de forse groeiverwachtingen van de economie heeft de overheid de taak op zich genomen om de bevolking de weg te wijzen naar een duurzame manier van leven. Het grootste dilemma waarmee de Chinese bestuurders te maken krijgen, bestaat in de eerste plaats, uit het behouden van economische groei en, in de tweede plaats, uit tegelijkertijd steeds meer gebruik maken van duurzame technologieën, zodat de schade aan het milieu zo veel mogelijk beperkt wordt (Sinke 2011, 27). China is een van de snelst groeiende economieën ter wereld. De energievoorziening die nodig is om deze groei mogelijk te maken, is voor twee derde afhankelijk van het gebruik van milieuonvriendelijke kolen. Hierdoor heeft China zich ontwikkeld tot het op een na meest vervuilende land ter wereld, na de Verenigde Staten (Bradsher 2010). Ernstige milieuproblemen, waarvan de zich snel ontwikkelende industrie de oorzaak was, leidden ertoe dat de overheid in China heeft besloten tot het nemen van radicale maatregelen om een gezond en leefbaar milieu te behouden. Eén van de beleidsmaatregelen die de Chinese autoriteiten namen, was het bevorderen van de bouw van fabrieken die zonnepanelen produceren. De overheid had de intentie om een snelle industriële transitie te creëren van fossiele brandstoffen naar duurzame energiebronnen, zoals zonne-energie, maar ook water- en windenergie (Sinke 2011, 29). “Regulators have set mandates for power generation companies to use more renewable energy” (Bradsher 2010, 3). Deze ontwikkeling heeft een enorme impact gehad op zowel China zelf, als op de rest van de wereld. De werkgelegenheid in deze branche steeg in China naar 1,12 miljoen banen in 2008
4
en groeide in de daaropvolgende jaren zelfs met 100.000 banen per jaar (Bradsher 2010, 4). De lage arbeidskosten in China hebben geleid tot een uiterst gunstige concurrentiepositie op de wereldmarkt van zonnepanelen. Echter, vooralsnog blijft zonne-energie nog ongeveer tweemaal zo duur als kolenenergie in China (Bradsher 2010). Dit zal binnenkort veranderen, omdat de Chinese overheid door middel van grootschalige subsidies en gebiedende regelgeving het gebruik van duurzame energie probeert te stimuleren. “But much of China’s clean energy success lies in aggressive government policies that help this crucial export industry in ways most other governments do not” (Bradsher 2010, 6). Het neveneffect is dat de productie van zonnepanelen in andere landen stagneert door relatief hogere arbeids- en productiekosten. Het sluiten van meerdere zonnepanelenfabrieken in de Verenigde Staten en Europa heeft zeker een ongunstig effect op de binnenlandse economie en werkgelegenheid, maar dat neemt niet weg dat er nog steeds meer zonnepanelen op de wereldmarkt komen. Daardoor wordt er steeds meer gebruik gemaakt van duurzame energie, wat in het algemeen een positief effect heeft op de wereld doordat de uitputting van de aarde en vervuiling van de natuur wordt beperkt. De autoritaire overheid van China blijft actief bezig om het milieu op lange termijn te beschermen en de klimaatverandering te beperken: “De man die een berg verzet, begint met het wegdragen van kleine steentjes” (Chinees gezegde). Onderwerp De stand van zaken op het gebied van milieuvervuiling in de wereld is zorgwekkend. Natuurrampen, afname van biodiversiteit, nieuwe ziektes, uitputting en overbelasting van de aarde zijn vaak het gevolg van menselijke activiteiten, die op steeds grotere schaal plaatsvinden (Jones en Jacobs 2006, 55). Er zijn dringend maatregelen nodig, zowel door de internationale gemeenschap, als op nationaal niveau. Ongeacht het niveau van het optreden zijn nationale staten nog altijd de belangrijkste actoren. Op dit moment zijn er twee dominante staatsvormen in de wereld, de democratie en het autoritaire regime, met vele variaties daarvan. Ieder van deze staatvormen heeft een zekere invloed op het gedrag en de waarden van hun burgers, die weerspiegeld worden in, onder andere, de bewustheid van milieuproblemen.
5
Burgers in westerse samenlevingen zijn vaak individualistisch; gericht op eigenbelang, individuele rechten en mondigheid (Locke 2012). In autoritaire staten, vooral met een communistische achtergrond, zoals China en Wit-Rusland, wordt er meer nadruk gelegd op de gemeenschap en het algemeen belang, waarbij individuele rechten van mensen stelselmatig niet nageleefd worden. In het licht van het bovenstaande luidt de hoofdvraag van deze scriptie als volgt: welk van de staatregimes, de liberale democratie of de autoritaire staat, is succesvoller bij de aanpak van grootschalige milieuproblemen en waarom? Opbouw Deze scriptie is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 worden de voor- en nadelen van het democratische regime met betrekking tot milieuproblemen uiteengezet. Het belangrijkste voordeel van deze staatsvorm is de legitimiteit van de macht door de soevereiniteit bij het volk te leggen1. De democratische staatvorm gaat doorgaans gepaard met een rechtsstaat, waarin rechten en vrijheden van de burgers beschermd worden. De nadelen van democratische staatvormen schuilen in de normen en waarden die deze staatvorm met zich meebrengt: het individualisme, de eigengerichtheid, de persoonlijke belangen en het streven naar welvaart en groei. Intrinsiek zijn deze waarden niet slecht, maar het lijkt mis te gaan wanneer zij geplaatst worden in het kader van het ecologische vraagstuk. Hoe meer mensen gericht zijn op eigenbelang en welvaart, status en consumptie, des te groter de schade die aan het milieu wordt toegebracht (Byrne en Yun 1999, 496). In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de voordelen van het autoritaire regime bij het beschermen van het milieu. De drie belangrijkste kenmerken van een autoritaire staat kunnen zowel positieve als negatieve effecten hebben op de besluitvorming. Deze effecten worden getoetst met het oog op de aanpak van milieu- en klimaatproblemen. Het belangrijkste voordeel van autoritaire staten is de snelheid van besluitvorming en nadruk op technocratie in specifieke 1
Hier moet een kanttekening geplaatst worden. Aan de term ‘democratie’ wordt vaak een andere invulling gegeven door verschillende filosofen. In deze scriptie wordt onder ‘democratie’ een moderne Westerse democratie verstaan, zoals in de Verenigde Staten of zoals in West Europese landen, of in een staat die een dergelijke staatsvorm hanteert, zoals Japan (Byrne en Yun 1999, 493).
6
departementen (specialisten voor elke onderwerp dat in de politiek speelt), maar aan de andere kant komt er veel corruptie in autoritaire staten voor. Bovendien is er geen democratische controle en machtenscheiding. Te verwachten valt dat een autoritaire staat potentieel succesvoller is in de aanpak van milieuproblemen dan een liberale democratie. 2 Ondanks deze verwachtingen over een autoritair beleid is een dominante gedachte binnen de politieke filosofie dat de soevereiniteit onvervreemdbaar bij het volk behoort te liggen, omdat er geen legitieme macht kan bestaan zonder dat daartoe toestemming van het volk is gegeven (Locke 2012, 336). Ook dit interessante spanningsveld zal uitvoerig aan de orde komen.
2
Een centraal geleide staat is beter in staat om een beleid te gaan voeren die in een liberale democratie veel kritiek zou opleveren vooral op de aantasting van individuele rechten van de burgers.
7
Hoofdstuk 1. Totstandkoming en Waarden van Liberale Democratieën 1.1 Inleiding De totstandkoming van en de waarden van de Westerse liberale democratieën zullen met het oog op ecologische duurzaamheid, worden bekeken vanuit de theorieën van Locke en Rousseau. Het antwoord op de vraag waarom juist de democratische staatsvorm de meest geschikte vorm zou zijn voor het oplossen van grootschalige milieuproblemen, kan met behulp van de theorie van de Volonté Générale van Rousseau onderbouwd worden. Een van de grootste denkers in de geschiedenis van de politieke filosofie beargumenteert dat de prioriteit bij het volk moet liggen en dat alleen het volk weet wat het algemeen goed is (Rousseau 2011, 373). De Volonté Générale biedt een legitieme basis voor het staatsgezag. Volgens Rousseau heeft de democratie een moreel superieur karakter boven alle andere staatsvormen. In tegenstelling tot Rousseau filosofeert Locke niet zozeer over de democratische staatsvorm, maar over het primaat van het volk, dat in iedere staatsvorm aanwezig moet zijn. De volkssoevereiniteit is volgens Locke datgene wat de politieke macht legitimeert (Locke 2012, 330). Daarnaast moet een staat zijn voornaamste doel dienen, namelijk het beschermen van het leven en eigendom van de burgers (Locke 2012, 322). Wanneer een staat dit niet verwezenlijkt, valt de legitimiteit van de macht weg. Deze twee invloedrijke theorieën van Locke en Rousseau zijn van toepassing op huidige milieuproblemen, vooral met het oog op de verschillende democratische instituten die worden voorgesteld. Het behouden van het milieu is in het algemeen belang en valt derhalve onder de Volonté Générale. Het beschermen van het leven en eigendom wordt zinloos op het moment dat mensen niet in hun primaire behoeftes kunnen voorzien, zoals de behoefte aan drinkbaar water en schone lucht. De aanpak van milieuproblematiek wordt daarmee ook één van de belangrijkste doelen van de staat (Liebell 2011, 221). In dit eerste hoofdstuk wordt eerst de legitimiteit van de macht, waaronder de volkssoevereiniteit, onder de loep genomen. Deze legitimiteit is namelijk datgene wat de democratische staatvormen moreel boven de andere staatsvormen plaatst. Bovendien zorgt dit voor een aanvaardbare besluitvorming, de uitvoer waarvan door de meerderheid wordt
8
gefaciliteerd. Vervolgens worden de theorieën van Locke en Rousseau, toegepast op het oplossen van de huidige milieuproblematiek in moderne liberale democratieën. Tot slot wordt er nader ingegaan op de waarden van een democratische samenleving en de negatieve invloed van sommige van die waarden op het milieu. In dit kader spelen vooral het eigenbelang en het recht op eigendom een centrale rol. 1.2 Legitimiteit van de macht - Rousseau en Locke Van oudsher houden filosofen zich bezig met het vraagstuk van politiek gezag en wat de oorsprong, reikwijdte en het doel daarvan is. Om al deze vragen te kunnen beantwoorden moet er eerst worden vastgesteld hoe macht tot politiek gezag getransformeerd wordt, of met andere woorden: wat legitimeert de macht? De klassieke politieke filosofen van de 17 de en 18de eeuw verklaarden de legitimiteit van de macht aan de hand van het sociaal contract. Dit houdt in dat mensen zich oorspronkelijk in een zogenaamde ‘natuurtoestand’ bevinden, die er overigens bij elke denker anders uitzag. In deze natuurtoestand zijn er geen staten of andere vormen van gezag boven de vrije mens. Nadat er een sociaal contract is gesloten, verlaten mensen de natuurtoestand en dragen zij hun rechten en vrijheden over aan de staat, ofwel de soeverein. De bevoegdheden die een dergelijke soeverein krijgt, zijn derhalve van de natuurlijke rechten van de mensen afkomstig. Dit is een cruciaal element van de klassieke contractdenkers: een legitiem gezag van de staat is van het volk afkomstig, want het volk is soeverein. De notie van volkssoevereiniteit ligt aan de basis van het democratische staatsbestel. JeanJacques Rousseau (1712-1778), was sterk beïnvloed door de Romantiek, een culturele stroming waarin de natuur en de mens centraal stonden. De essentiële aannames van Rousseau zijn onder andere dat de mens van nature goed is en dat de slechtheid van de mens komt door de instituties van de wereld waarin hij leeft (Rousseau 2011, 357). Het dilemma dat Rousseau probeerde op te lossen in zijn Du Contrat Social is om een gemeenschapsvorm te vinden waarin personen en goederen beschermd worden en waar tegelijkertijd elk mens zodanig vrij is dat hij alleen zichzelf hoeft te gehoorzamen. Elk macht die boven de mensen staat en hun zijn wil oplegt, is illegitiem, aldus Rousseau (Rousseau 2011, 371).
9
De elegante oplossing van het dilemma formuleert Rousseau in één zin: “Een ieder geeft zichzelf aan de gemeenschap qua gemeenschap” (Rousseau 2011, 375). Dit betekent dat er een staat, een ‘artificial man’, door middel van sociaal contract gecreëerd wordt, vergelijkbaar met de moderne rechtspersoon waaraan mensen van vlees en bloed een wil toekennen. De rol van sociaal contract is het uitdrukken van de algemene wil (Volonté Générale), maar niet de uitvoering daarvan. De wetgevende macht neemt de taak op zich om de uiteenlopende willen van het volk te verenigen, terwijl de uitvoerende macht zich bezig houdt met de verwezenlijking van die Volonté Générale. In een democratische staat is het volk tevens de uitvoerder van de algemene wil. De oplossing van het dilemma brengt met zich mee dat iedere persoon twee rollen heeft: die van de medewetgever en die van het object van de uitvoering van de wetten. Dit komt erop neer dat ieder mens beschermd wordt door de wetten en tegelijkertijd zichzelf gehoorzaamt. Hier moet vermeld worden dat de Volonté Générale niet een optelsom is van alle individuele willen, maar een universele wil is die voor iedereen geldt: “There is often a great difference between the will of all and the general will; the latter regards only the common interest, the other regards private interests and is only the sum of particular wills” (Rousseau 2011, 377). Deze Volonté Générale van Rousseau is veel bekritiseerd. Deze Volonté Générale wordt door de meerderheid bepaald, maar hoe komt het volk tot deze Volonté Générale? De Volonté Générale is iets dat ieder rationeel en vrij individu in zich heeft, hoewel Rousseau geen nadere invulling aan deze term geeft. Het is iets dat voor iedereen goed is, waar iedereen het mee eens is, wat iedereen accepteert en waar iedereen naar streeft. Wanneer iemand het niet eens is met de Volonté Générale van de meerderheid, betekent het dat deze persoon niet vrij is om zelfstandig tot de Volonté Generale te komen, en daarom zou hij gedwongen moeten worden om vrij te zijn (Rousseau 2011, 374). Bij het beleid, dat de Volonté Generale beoogt, kunnen diverse aspecten betreffende het inrichten van de samenleving aan bod komen. Verschillende normen en waarden, die vervolgens in de wetgeving van de staat hun uitdrukking vinden, zijn datgene wat het volk belangrijk vindt. In het kader van het onderwerp van dit betoog is het evident dat onafhankelijk van wat Rousseau oorspronkelijk bedoelde met de Volonté Générale, de natuur, het milieu en de leefbare wereld voor alle mensen op aarde belangrijk en onvervangbaar zijn. Het oplossen van ernstige
10
milieuproblematiek kan dientengevolge als algemeen wil, de Volonté Générale, gezien worden en de wetgeving die dit waarborgt zou algemeen geaccepteerd moeten worden. Wanneer het algemeen belang van Rousseau in de zin van milieu- en natuurbehoud gedefinieerd wordt, ontstaat het probleem van de interpersoonlijke relativiteit van de preferenties. Niet voor iedereen staat namelijk het milieu even hoog op de preferentielijst. Het zal ongetwijfeld door de meeste mensen belangrijk gevonden worden, maar bij sommigen staan milieuproblemen nummer één op de lijst van problemen die door de mensheid opgelost moeten worden, en bij veel anderen staat het milieu op de laatste plaats. Vanuit de theorie van Rousseau zou dit probleem opgelost kunnen worden door bij mensen af te dwingen om het algemeen belang voorop te stellen. Sommige denkers, net als de Amerikaanse ecoloog Ophuls, stellen dat mensen geleerd moeten worden om vrij te zijn om de gevolgen van hun egoïstische gedrag en kortetermijndenken te ontwijken (Ophuls 1973, 151). De burgerdeugd betekent voor Rousseau dat burgers getraind moeten worden te redeneren in termen van algemeen belang. Naar het idee van Hardin lijken hier tirannieke trekken in Rousseau’s democratische theorie te schuilen: “Freedom is the recognition of necessity – and it is the role of education to reveal to all the necessity of abandoning the freedom to breed” (Hardin 1968, 147). Op dit gevoelige punt zal in hoofdstuk 2 nader worden ingegaan. 1.3 Eigendom en eigenbelang centraal De waarden van moderne liberale democratieën werden in de 17 de eeuw door John Locke geformuleerd. Dat zijn vooral individuele rechten, waardenpluralisme, vrijheid en gelijkheid van alle mensen voor de wet. De negatieve bijeffecten hiervan zijn overmatige autonomie van de mens en “treatment of nature as an object for human use rather than a subject with intrinsic rights” (Liebell 2011, 210-211). Autonomie wordt als een negatief effect gezien, omdat mensen onafhankelijk van anderen handelen, zonder hun belangen in afweging te nemen. De grote nadruk op individualisme en materiële welvaart is een vruchtbare grond voor kritiek op het liberalisme. Wanneer voor ieder persoon zijn eigenbelang voorop staat, wordt het problematisch om gezamenlijk gebruik te maken van gemeenschappelijke hulpbronnen van de aarde, vooral in een situatie van schaarste (Ophuls 1973, 149). Op het moment dat recht op eigendom absoluut is en er geen controle bestaat op het verwerven en het gebruik van
11
eigendom, ontstaan er schadelijke gevolgen voor de natuur op de korte termijn en ernstige consequenties voor de mensheid op de lange termijn (Ophuls 1973, 147). Hierbij kan gedacht worden aan het afnemen van de biodiversiteit en het verdwijnen van hele ecosystemen. Een centrale rol bij de individuele rechten en het nastreven van eigenbelang speelt het eigendomsrecht. Dit is een absoluut3 en exclusief recht op een goed dat de eigenaar de vrijheid geeft om over dit goed te beschikken. Er zijn verschillende manieren om eigendom te verwerven. John Locke stelt het eigendomsrecht voorop. Volgens hem zorgt het eigendomsrecht voor het overleven van de mens en de mensheid en dat is wat de natuurwet beoogt (Locke 2012, 300). Hier doelde Locke vooral op het overvloedige land in NoordAmerika, dat door de Engelse kolonisten werd verdeeld. Door het land te cultiveren, of met andere woorden door zijn arbeid te mengen met de natuur, had de mens het recht om zich de vruchten van zijn arbeid toe te eigenen (Locke 2012, 288). Een probleem met deze theorie is dat het begrip ‘arbeid’ zeer rekbaar is wanneer het op andere vormen van eigendom dan grond of land wordt toegepast. Op het moment dat de eigendomstheorie van Locke wordt toegepast op de common goods, goederen die van iedereen en van niemand zijn, waar iedereen vrij gebruik van kan maken en waarop niemand een eigendomsclaim heeft, ontstaat er schaarste en dreiging van vernietiging van deze common goods (Hardin 1968, 137). Treffende voorbeelden van deze dynamiek zijn de vispopulatie, bossen en schoon drinkwater. Locke erkent dit probleem en stelt daarom dat iedereen zich in principe zoveel eigendom mag toeëigenen als hij zelf nodig heeft voor eigen gebruik (Locke 2012, 294). Meer nemen dan je kunt benutten betekent, volgens Locke, de beroving van de rest van de mensheid, omdat niemand meer gebruik kan maken van dezelfde goederen. Door meer vis te vangen dan je zelf kunt consumeren, zodat een deel bederft, kunnen andere mensen die vis niet vangen en lijden daardoor honger. Echter met de uitvinding van geld wordt het niet langer zinloos om zoveel mogelijk producten te verwerven, aangezien handelen en accumulatie van eigendom mogelijk worden. Dit biedt een mogelijkheid om zoveel mogelijk uit de natuur te halen en zo rijk mogelijk te worden. Deze uitbuiting van de natuur is 3
Met “absoluut” wordt bedoeld dat dit recht kan worden gehandhaafd jegens iedereen. “Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben” Artikel 5:1 Burgerlijk Wetboek.
12
het gevolg van een viertal toonaangevende principes van het Lockeaanse liberalisme, die door groene filosofen, zoals De Geus, worden bekritiseerd: “individualism, the preservation of the property rights, the right to dominate over nature and the right to economic growth and development” (De Geus 2003, 36). Deze kritiek raakt de kern van de politieke filosofie: hoe kunnen de belangen van de gemeenschap verdedigd worden, wanneer de individuen, die deze gemeenschap vormen, zich egoïstisch, hebzuchtig, gierig en hebberig opstellen (Ophuls 1973, 151)? In een staat die zich op de korte termijn door de begeertes van de mens laat leiden, lijkt het onmogelijk om een beleid te voeren dat in de toekomst positieve effecten voor het milieu beoogt. Een dergelijk beleid eist offers, zoals zuinig omgaan met natuurlijke hulpbronnen, minder consumptie en minder vervuiling van de natuur. Dit is evenwel niet voordelig voor de ontwikkeling van de industrie en voor de vrijemarkteconomie. De liberale staten respecteren de individuele rechten van hun burgers en houden zich afstandelijkheid ten opzichte van hun leven. Door dit laissez faire-idee (letterlijk “het laten gaan”) wordt winstbejag gefaciliteerd. In termen van de Lockeaanse theorie heeft de staat geen regulerende functie, maar alleen een beschermende. De staat heeft niet de bevoegdheden om te ver in het privéleven van mensen te interveniëren (bijvoorbeeld door inkomens te herverdelen), want dat zou een schending van de individuele rechten betekenen. Om die reden houdt een liberale staat zich afzijdig van het privédomein en volgt de democratische staat de directe preferenties van zijn burgers. Een liberale democratie combineert deze kenmerken in zich. Volgens groene filosofen zouden de belangrijkste principes van liberale democratieën als volgt moeten zijn “individuality, the protection of liberty of thought, expression and action, the moral obligation to live in harmony with nature, and a general right to human improvement and progress” (De Geus 2003, 36). Hoe kunnen deze uitgangspunten echter verwezenlijkt worden in staten waarin eigenbelang en individuele rechten altijd voorop staan? Hoe kan het probleem van individueel belang versus algemeen belang worden opgelost zonder de legitimiteit van het gezag van de staat in gevaar te brengen? Is het mogelijk om de legitimiteit van de macht te verenigen met een sturend en controlerend staatsoptreden? Het mogelijke antwoord op deze vragen zal in hoofdstuk 2 besproken worden.
13
Hoofdstuk 2. Autoritair opkomen voor het milieu 2.1 Inleiding Bij de uiteenzetting van de voor- en nadelen van autoritaire staten met het oog op ecologische duurzaamheid zal voornamelijk gebruik worden gemaakt van de theorieën van John Locke en Thomas Hobbes. Ook de theorie van Plato biedt een aantal interessante argumenten die het optreden van de autoritaire staat om de vrijheden van de burgers te beperken kunnen rechtvaardigen. De voordelen van een autoritaire staatsvorm met betrekking tot het aanpakken van milieuproblematiek zijn de daadkracht en snelheid van top-down-besluitvorming. Verder kan het uitsluiten van het bedrijfsleven en non-gouvernementele organisaties (NGO’s) van het besluitvormingsproces een positieve invloed hebben op het doorvoeren van een milieubewust beleid (Gilley 2012, 288). Het uitsluiten van deelbelangen die zich veelal op de kortetermijneffecten richten, maakt het namelijk mogelijk om het milieubeleid op de lange termijn effectief te maken. Ook de sterkere focus op het algemeen belang zorgt ervoor dat ecologische vraagstukken vaker op de politieke agenda kunnen komen te staan en voldoende aandacht genieten. De reden waarom deze voordelen in de praktijk in vele autoritaire staten nog niet zichtbaar zijn is dat de macht regelmatig misbruikt wordt door de autoriteiten voor hun eigenbelang. Dit is en blijft een van de meest zwakke punten van autoritaire staten. De nadelen van autoritaire staten schuilen vooral in de praktische uitwerking van procedures die inherent verbonden zijn aan autoritaire regimes, met name in de uitvoerende fase. Hierbij moet gedacht worden aan de fragmentatie van de macht door de vele lokale besturen en corrupte bureaucraten (Marks 2010, 972). In landen als China staat de centrale overheid erg ver van de lokale besturen, wat ertoe leidt dat de besluiten en regelgeving die van boven komen niet goed worden nageleefd. Ook schiet de legitimiteit van de macht in vele gevallen tekort. De rechten en vrijheden van burgers worden in sommige autoritaire staten schandeloos geschonden en, zoals hierboven is vermeld, de staatsmacht wordt vaak misbruikt voor privédoeleinden van de bestuurders, waardoor alsnog geen doeltreffende besluiten worden genomen.
14
In dit hoofdstuk zal eerst worden ingegaan op de drie belangrijkste kenmerken van een autoritaire staat en hun positieve en negatieve aspecten. Vervolgens wordt de huidige milieuproblematiek in autoritaire staten geanalyseerd vanuit de theorieën van Hobbes en Locke. Tot slot wordt er een poging gedaan om de liberale waarden van moderne democratieën te verenigen met een aantal positieve aspecten van autoritaire politiek systemen. 2.2. Autoritaire staat Een autoritaire staat wordt in dit betoog als de tegenovergestelde staatsvorm van een democratie gezien. De voornaamste kenmerken van een autoritaire staat zijn de afwezigheid van
machtenscheiding,
afwezigheid
van
de
democratische
controle
over
de
machtsuitoefening, en besluitvorming die op een hiërarchische manier plaatsvindt. Ook de legitimiteit van de macht is vaak een probleem voor autoritaire leiders, omdat zij vaak niet door de meerderheid gekozen zijn, maar door bijvoorbeeld een staatsgreep aan de macht zijn gekomen. Daarom moeten deze leiders andere middelen aanwenden om hun beleid af te dwingen: “Leaders rely on control of three key resources: the military, patronage and the media” (Hague en Harrop 2010, 101). 2.2.1. Machtenscheiding en rechterlijke macht De machtenscheiding geldt als een essentieel kenmerk van een rechtsstaat waar de rechten van het individu gewaarborgd zijn. In een autoritaire staat ligt alle macht in handen van één persoon of een kleine groep. Daartegenover bestaat in een liberale democratische rechtsstaat een machtenscheiding volgens de Trias Politica-leer. Dit houdt in dat er drie functies aan de staat worden toegekend: wetten maken, deze wetten uitvoeren en recht spreken. Deze functies worden aan drie machten toebedeeld, respectievelijk de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht, aldus Montesquieu. Dit is belangrijk om de tirannie van één macht te voorkomen. Deze drie machten zijn onderling gescheiden en houden controle en toezicht op elkaar. John Locke stelt in zijn theorie dat de drie machten niet gelijk zijn, maar dat de wetgevende macht, die het primaat van het volk vertegenwoordigt, hiërarchisch boven de andere machten staat. Er kan derhalve in beginsel niet tegen de wil van het volk gehandeld worden, aldus
15
Locke (Locke 2012, 271). De rechterlijke functie van de staat valt onder de uitvoerende macht, omdat het fundamentele doel van de staat is om de conflicten tussen burgers onderling en de staat te beslechten door middel van onafhankelijke rechters. De bedoeling van de scheiding der machten is dat er geen misbruik van bevoegdheden kan worden gemaakt. Dit kan in de Lockeaanse theorie feitelijk niet voorkomen, omdat de soevereiniteit bij het volk blijft, ongeacht de staatsvorm, en de individuele rechten en vrijheden de tirannie van de meerderheid helpen te voorkomen (Locke 2012, 375). Het is de bedoeling van de scheiding der machten dat er een onafhankelijke en onpartijdige rechter staat tussen de overheid en de individuele burger. In staten met autoritaire regimes functioneert de rechterlijke macht vaak ondermaats: “The judiciary is very weak, underresourced, sometimes corrupt, and often decides in favor of its financial supporter, the local government” (Marks 2010, 983). Hierdoor worden niet alleen individuele rechten en vrijheden van de burgers fundamenteel geschonden, maar ook het beleid van de centrale overheid wordt niet effectief uitgevoerd. In een Lockeaanse staat daarentegen moet de rechter de vrijheid genieten om de gecodificeerde wetten van de wetgever buiten toepassing te verklaren wanneer deze in strijd zijn met de menselijke moraal en waardigheid (Locke 2012, 375). Volgens Locke moet iedereen de wetten van de staat gehoorzamen, maar wanneer die wetten onrechtvaardig zijn of de rechten van het individu schenden, dient de rechter de natuurwet toe te passen (Locke 2012, 374). Dat houdt in dat de rechter het beschermen van de mens en de mensheid als uitgangspunt moet nemen (Goodin 1990, 440). Op het moment dat de individuele rechten in strijd komen met de rechten van de maatschappij, moet de rechter een zorgvuldige belangenafweging maken om te beslissen welk van de rechten voor gaat. Daarom is de taak van een onafhankelijke rechter cruciaal in een staat die zowel de rechten van het individu als de rechten van de gemeenschap wenst te respecteren. Uit het bovenstaande kan worden afgeleid dat wanneer de rechter de rechten en vrijheden van het individu toetst aan de geschreven milieuwetten, hij geneigd zal zijn om het primaat bij het beschermen van milieu en natuur te leggen, omdat dit ten goede van zowel één persoon als de hele mensheid komt. Met andere woorden, wanneer er een conflict ontstaat tussen individuele belang van de burger en het algemeen belang van de gemeenschap in het kader van het milieubescherming, zal de rechter over het algemeen aan het laatste prioriteit geven. Op vergelijkbare wijze mag volgens Locke bijvoorbeeld het huis van één individuele persoon
16
afgebrand worden om de hele wijk (algemeen belang) daarmee te redden (Locke 2012, 375). Uiteindelijk is het aan de rechter om zorgvuldig de belangen af te wegen en te beslissen welke belangen in een bepaalde situatie zwaarder wegen. 2.2.2. Afwezigheid van democratische controle en legitimiteit Na de scheiding der machten besproken te hebben, belanden we bij het tweede kenmerk van de autoritaire staat, namelijk de afwezigheid van democratische controle over hogere beleidsvoerders. Dit kan zowel positief als negatief voor autoritaire leiders uitpakken. Aan de ene kant ondermijnt het de legitimiteit van de macht wanneer het volk niet geraadpleegd wordt over het gevoerde beleid. Op het moment dat de burgers het niet eens zijn met het ingestelde regime en wanneer zij geen andere optie zien dan te gehoorzamen uit angst voor sancties, werken zij niet vrijwillig mee en dit is ongunstig voor de doeltreffendheid van het gevoerde beleid. Ten gevolge hiervan wordt het beleid ineffectief doorgevoerd en zijn de autoritaire leiders genoodzaakt om andere middelen in te zetten om hun beleid te implementeren, bijvoorbeeld met behulp van militaire kracht (Wright 2000, 101): “When a regime’s claim to legitimacy – to have a right to rule – is accepted by its subjects or citizens, they feel duty-bound to obey the regime’s rules and commands” (Wright 2000, 100). Aan de andere kant kan de afwezigheid van democratische controle en de mogelijkheid voor de burgers om hun stem te laten horen en gehoord worden, voor de beleidsmakers de weg vrij maken om onafhankelijk en ongestoord te handelen, bijvoorbeeld in het belang van het milieu en duurzaamheid. Autoritaire leiders proberen in veel gevallen op verschillende manieren hun onwettelijkheid te maskeren door bijvoorbeeld schijnverkiezingen te houden. Zelfs in de staten waarvan de ideologie ondemocratisch was, zoals Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie, werden schijnverkiezingen gehouden. Dit deden de autoriteiten om zichzelf naar buiten toe te presenteren als ‘legitieme leiders’ en om te laten zien dat hun regime op de keuze van het volk of de algemene wil gebaseerd was, of in ieder geval een democratische basis had. In deze regimes werd de macht ook vaak misbruikt voor de privédoeleinden van de leiders en daarom moesten zij hun uiterste best doen om de burgers ervan te overtuigen dat hun beleid het enige juiste was. Wanneer overtuigen niet voldoende was, kon er altijd nog gebruik worden gemaakt van dwang en geweld.
17
Wanneer een autoritair gezag wel ten behoeve van het algemeen belang dient, maar wanneer veel mensen het niet met het beleid eens zijn, omdat bijvoorbeeld hun kortetermijnbelangen in het geding komen, kan de machthebber, door het begrip ‘legitimiteit’ te vernauwen, wel degelijke maatregelen nemen ter bescherming van het algemeen belang op de lange termijn (Locke 2012, 377). In de moderne maatschappij wordt op sommige beleidsgebieden niet altijd legitiem gehandeld vanuit het standpunt dat er een goedkeuring van het volk moet zijn. In bijvoorbeeld het leger, het onderwijs of de gezondheidszorg wordt niet gevraagd wat de soldaten, scholieren of patiënten de beste beleidsstrategie of het meest geschikte plan van aanpak vinden. De leiding wordt toevertrouwd aan een kleine groep van deskundige, getrainde specialisten, die eventueel in overleg met elkaar het beste beleid voor iedereen kunnen formuleren. Doorgaans hebben deze mensen autoriteit en twijfelt niemand aan hun legitimiteit. De legitimiteit van het gezag op basis van ‘kennis en kunde’ kan in een autoritaire staat ingezet worden om de technocratische besluitvorming te bevorderen. Een ander voorbeeld van legitieme autoritaire macht is te vinden in het oude Griekenland en in Rome. Ten tijde van een democratisch bestuur was er de mogelijkheid om bij een acute noodtoestand, zoals in tijden van een oorlog, voor een bepaalde periode een despoot aan te stellen die binnen het rechtssysteem de macht overnam en in het belang van de gemeenschap handelde (Cliteur en Ellian 2011, 309). Op die manier trachtte men de effectiviteit en efficiëntie van de besluitvorming te vergroten. Belangrijk in dit verband is dat de zogenaamde despoot in het belang van het volk diende te handelden en niet in zijn eigenbelang. In het laatste geval plaatste hij zich buiten het rechtssysteem en werd hij een tiran (Cliteur en Ellian 2011, 311). De persoon die zich buiten het rechtssysteem bevond mocht door iedereen worden vermoord, wat uiteindelijk met keizer Caesar ook is gebeurd. Hoewel het bestaan van een autoriteit belangrijk is, moet het belang van de participatie van de burgers niet onderschat worden. Friedman (2008, 358) is ervan overtuigd dat “the only reason a social change law gets enforced is because citizens become engaged in making the change themselves”. Deze participatie vindt op twee dimensies plaats, namelijk de wetgevende en uitvoerende (Gilley 2012, 289). Actieve burgers zijn in de eerste dimensie een last voor autoritaire leiders en dit soort hinder proberen zij zoveel mogelijk te vermijden.
18
In de andere, uitvoerende dimensie, zijn actieve burgers juist een gunstig factor voor het doorvoeren van beleid. In de moderne autoritaire staten zijn burgers echter vaak niet actief op beide dimensies. Dit is niet verwonderlijk, omdat zij het gevoerde beleid niet als legitiem ervaren en het daarnaast ook niet gunstig voor zichzelf vinden. Met het oog op ecologisch duurzaam beleid vormen niet-actieve burgers een ernstig probleem, omdat veel milieuproblemen door de consumptie en productie door de burgers worden veroorzaakt. Daarentegen beargumenteert Gilley: “Authoritarian environmentalism’s merits are its ability to produce a rapid, centralised response to severe environmental threats, and to mobilise state social actors” (Gilley 2012, 300). Gezien er in de praktijk een keuze tussen twee kwaden gemaakt moet worden, of niet-actieve burgers op beiden dimensies in een autoritaire staat of een liberale democratie met actieve burgers die in eigenbelang handelen, zou naar mijn mening, de voorkeur naar de eerste optie moeten uitgaan. Dit heeft te maken met de eerste dimensie die de richting aangeeft voor de tweede dimensie: in de autoritaire staat zorgen de niet-actieve burgers slechts voor de vertroebeling van de beleidsuitvoering, terwijl in een liberale democratie wordt niet eens tot een milieuvriendelijke beleid gekomen. 2.2.3. Hiërarchie Het laatste typerende kenmerk van een autoritaire staat is de hiërarchische structuur van de overheid en het top-down-besluitvormingsproces. Er zijn verschillende manieren waarop een autoritair staat bestuurd kan worden, bijvoorbeeld door een despoot, monarch, politieke partij, president, militaire krachten of religieuze leiders (Hague en Harrop 2010, 102): “The result is that the ruling ideas are, as Marx asserted, the ideas of the ruling class” (Sandbach 1980, 223). Dit kan in de praktijk zowel een positief als negatief effect hebben op de genomen besluiten. Aan de ene kant ligt in veel situaties bij autoritaire staten de nadruk op technocratie en deskundigheid (Friedman 2008, 370). Aan het hoofd van ministeries en departementen worden deskundigen aangesteld die verstand van zaken hebben, onder andere op het gebied van milieu en natuur. Dit heeft een positief effect op de doeltreffendheid van de besluiten en maatregelen. De leiders van de staat worden op deze wijze ook van alle benodigde informatie voorzien. Hoewel in democratische staten ook regelmatig gebruik wordt gemaakt van de opinies van deskundigen, heeft dit minder effect op het besluitvormingsproces. Er bestaat
19
namelijk minder kans in een liberale democratie dat er naar een deskundige wordt geluisterd, omdat het eigenbelang voor iedereen een grotere rol speelt. Het verschil tussen het nastreven van eigenbelang in een autoritair staat en in een democratische staat is dat in het eerste geval het gezien wordt het als misbruik van de macht en dus als iets illegitiems. Een democratische staat daarentegen faciliteert het nastreven van eigenbelang. Winstbejag en kortetermijndenken zijn niet alleen legitiem, maar worden bevordert door de staat ten behoeven van individuele rechten en vrijheden. De legitimiteit van het nastreven van het eigenbelang in een democratie leidt er vaak toe dat parlementsleden over het algemeen minder bereid zijn om de maatregelen te nemen die nadelig zouden blijken voor hun achterban, zoals een belastingverhoging of het instellen van quota’s. De negatieve kant van het top-down-besluitvormingsproces is het grote gevaar van tunnelvisie. Dit betekent dat wanneer er een belangrijke beslissing genomen moet worden de belangenafweging van de besluitvormers tekortschiet door onwil of onwetendheid. Besluitvormers willen niet naar andere alternatieven kijken, simpelweg omdat zij er maar één als de juiste zien. Kritische geluiden worden dan onderdrukt en zelfs de projecten, waarvan evident is dat die zullen falen, worden doorgezet. Het is ook vaak onmogelijk om alles centraal te plannen en berekenen. Vaak is het effectiever om bepaalde taken af te stoten en bij NGO’s en particulieren neer te leggen. Het principe van subsidiariteit kan op sommige gebieden zorgen voor een optimale aanwending van resources. De productiemiddelen, zoals kapitaal en kennis, worden niet ingezet voor commerciële doeleinden zoals in de vrijemarkteconomie, maar voor de doelen die de overheid stelt, bijvoorbeeld herbebossing of het schoonmaken van natuurgebieden. Het eigenbelang en het streven naar economische groei is ook in zekere mate aanwezig in de staten met een autoritair bestuur. In vele staten met een socialistische inslag wordt gezorgd voor de materiële welvaart van de burgers, maar dit hoeft niet per se ten koste van de natuur en het milieu te gaan (Sandbach 1980, 198): “Different types of socialist organisation have had varying success in ensuring that industrial advance is compatible with conservation and environmental protection. Obsession with economic growth per se led in many respects to a neglect of environmental conditions” (Sandbach 1980, 183). Daarom is het van belang dat de overheid de kans krijgt om een balans te kunnen vinden om de economische groei (eventueel
20
in mindere mate) te handhaven, en tegelijkertijd een effectief milieuvriendelijk beleid te voeren. Dit zou natuurlijk mogelijk zijn in een staat die de keuze tussen deze twee alternatieven heeft. Een liberale democratie zou namelijk vrijwel nooit vrijwillig tot de tweede optie komen. Tot slot, moet hier nog opgemerkt worden dat de daadkracht een van de meest grote voordelen van de autoritaire staat is. Thomas Friedman (2008) analyseert in zijn boek vooren nadelen van een autoritaire staat ten opzichte van een liberale democratie en komt tot deze conclusie: “ the ability of China’s current generations of leaders to cut through all their legacy industries, all the pleading special interests, all the bureaucratic obstacles, all the worries of a voter backlash, and simply order top-down the sweeping changes in prices, regulations, standards, education, and infrastructure that reflect China’s longterm strategic national interests – [are] changes that would normally take Western democracies years or decades to debate and implement “ (Friedman 2008, 372). De drie belangrijkste kenmerken van een autoritaire staat, de afwezigheid van een democratische controle en machtenscheiding, hiërarchie in de besluitvorming en uitvoering van beleid, mits in het kader van algemeen belang, vormen de ideale conditie voor en succesvolle aanpak van de grootschalige milieuproblemen. 2.3. Eigenbelang in ruime zin - Hobbes en Locke In The Republic maakt Plato de vergelijking van de staat met een schip. Er is een deskundige en wijze stuurman nodig om het schip door alle gevaren van de zee te leiden, net als een wijze bestuurder voor de staat en zijn burgers. Niet iedereen beschikt over de benodigde vaardigheden en vaak zijn mensen te veel bezig met hun primitieve behoeftes om over de langetermijngevolgen van hun gedrag na te denken: “…the true pilot must devote his attention to the year and its seasons, to the sky, and the stars, and the winds, and all that concerns his art, if he intends to be really fit to command a ship” (Plato 2011, 105). Met het oog op het algemeen belang en op de lange termijn, is het van vitaal belang dat een capabel en competent persoon, het schip zal besturen (Plato 2011, 105).
21
De theorie van Thomas Hobbes (1588-1679) biedt een genuanceerdere visie op het aanstellen van een deskundige ‘stuurman’. Er kan naar het idee van Hardin een parallel worden getrokken tussen Hobbes’ natuurtoestand en de huidige milieucrisis. De schaarste van natuurlijke hulpbronnen leidt tot strijd, wat op zijn beurt, net als Hardin (1973) stelt, tot gevolg heeft dat deze hulpbronnen in versneld tempo worden opgemaakt. In de natuurtoestand van Hobbes heerst er anarchie in de wereld en moet eenieder voor zich vechten: het is oorlog van allen tegen allen (Hobbes 2011, 293). In theorie, om een einde te maken aan een verschrikkelijk bestaan in een natuurtoestand sluiten mensen een sociaal contract en stellen een soeverein in. De soeverein, of de staat, krijgt de rechten van de burgers overgedragen om de permanente oorlog te voorkomen en de controle te houden over eigendom en schaarse goederen. Ophuls formuleert dit op de volgende wijze: “Resources that are scantier than human wants have to be allocated by governments, for otherwise, naked conflict would result” (Ophuls 1973, 142). Deze situatie is voor een groot deel vergelijkbaar met de milieucrisis van nu. De mensheid maakt gebruik van de hulpbronnen van de aarde zonder controle of toezicht, en dit leidt tot chaos en vernieling. Doordat mens wordt geleid door eigenbelang en winstbejag, die de moderne liberale democratieën mogelijk maken, is controle van buitenaf nodig, die toezicht op schaarse goederen zal houden. Op het eerste gezicht lijkt dit een geschikte taak voor de staat. Er ontstaat echter een probleem van legitimiteit. Overtreedt de staat in een dergelijke situatie niet de bevoegdheden die het van zijn burgers heeft gekregen door middel van een sociaal contract? Het verschaffen van bescherming en veiligheid, voornamelijk het doelen van de staat, moet breed gezien worden. Deze bescherming en veiligheid heeft niet alleen betrekking op de relaties tussen burgers onderling of op de relaties van de burgers tot buitenstaanders. Volgens Ophuls dient de staat te zorgen dat het leven van zijn burgers in ruime zin veilig wordt gesteld, zoals voorzien in een leefbaar milieu en controle daarover (Ophuls 1973, 136). Dit doel van de staat in ruime zin wordt ook door Locke verdedigd. Al is de natuurtoestand van Locke minder ellendig dan die van Hobbes, mensen houden behoefte om die te verlaten ter bescherming van het eigendom en eigen leven. In de natuurtoestand van Locke, in tegenstelling van die van Hobbes, hebben mensen rechten en plichten. De natuurwet, de
22
hoogste wet die er is volgens Locke, kent mensen het recht van zelfbehoud en zelfbescherming toe. Mensen moeten echter niet alleen aan hun eigen bescherming denken, maar óók aan de ‘preservation of Mankind’ (Locke 2012, 271). Door het oprichten van de politieke gemeenschap worden de rechten van individuen overgedragen aan de staat. Belangrijk is dat er niet meer rechten overgedragen kunnen worden dan dat mensen al in de natuurtoestand hebben. Dit is een essentieel punt in Locke’s theorie waarmee vele liberalen proberen de macht van de staat te beperken. De staat mag namelijk niet de vrijheid en rechten van mensen schenden door vergaande regels in te stellen en herverdeling van de welvaart na te streven. Vele kritische filosofen vinden dan ook dat Locke’s theorie in strijd is met brede natuurbescherming en welvaart in ruimere zin, doordat hij zich concentreert op de individuele rechten en de welvaart in enge zin (Liebell 2011, 214): “For green critics of Locke, individual self-interest leads to the waste of common resources, the destruction of air and water commons, and the degradation of the natural environment for future generations” (Liebell 2011, 211). De groene critici van Locke hebben echter maar deels gelijk. Locke stelt essentiële voorwaarden aan het proces van verwerven van eigendon. In zijn proviso stelt de filosoof dat er ‘enough and as good’ resources over moeten blijven voor de rest van de mensheid. In geval van schaarste beperkt dit proviso het gebruik van schaarse goederen. Verder wordt in de theorie van Locke beperking van ‘verspilling’ opgenomen. Mensen mogen slechts zoveel eigendon verwerven als ze voor hun eigen gebruik nodig hebben. Meer appels plukken dan je zelf kunt opeten wordt gezien als het ontnemen van deze appels van de anderen die ze later geplukt zouden kunnen hebben (Locke 2012, 295). Deze proviso’s gelden echter louter voor de natuurtoestand. Het doel van de staat is, zoals hierboven al is vermeld, het beschermen van het eigendom. Het hoeft in dit kader echter niet alleen over de fysieke eigendommen te gaan. Liebell stelt: “[it is] important to understand physical property rights in the full context of Locke’s political theory. The end of government is the good of the community: the protection of the life, liberty and estate of the individuals” (Liebell 2012, 221). Het voorzien in primaire behoeftes, zoals schone lucht en voldoende drinkwater, kan in dit licht gezien worden als de belangrijkste verantwoordelijkheid van de staat. De wetgeving die in moderne staten nodig is om het milieu te beschermen wordt gezien als vergaand, en in
23
sommige landen, zoals de Verenigde Staten, als een ‘aantasting’ van het recht op eigendom. Gezien de enorme stijging van de kosten die het gevolg zouden zijn van een zuinige omgang met de natuur of het verbieden en matigen van gebruikmaking van schaarse goederen, is het niet vreemd dat zulke liberale staten als de Verenigde Staten afzien van dergelijke ingrijpende maatregelen. Wanneer de meerderheid van de bevolking deze maatregelen niet belangrijk genoeg vindt, mag de staat niet het eigendom van de burgers wegnemen (belastinggeld), aldus de klassieke liberale theorie. Het argument van het schenden van eigendomsrecht kan echter weerlegd worden door de definitie van eigendom zelf. Volgens Locke is een individu het eigendom van zichzelf (Locke 2012, 287). Het lichaam en het leven zijn eigendom van de persoon zelf. Zelfmoord is volgens Locke in strijd met de natuurwet en daarom mag niemand zichzelf schade toebrengen. Wanneer mensen een staat oprichten, dragen ze hun rechten op zelfbescherming over aan de staat. Op deze manier kan naar mijn idee beredeneerd worden dat wanneer de staat maatregelen moet nemen om het milieu te beschermen (milieubelastingen, quota’s, etc.), die stroken met het individueel belang, hij in het algemeen belang handelt en derhalve in het belang van iedere individuele burger (Goodin 1990, 441). Mensen zijn vaak verblind door eigenbelang en daarom is er een staat nodig die mensen op de algemeen belang wijst. Een Lockeaanse staat heeft maar een beperkt aantal bevoegdheden ten opzichte van haar onderdanen. Deze betreffen voornamelijk het beslechten van onderlinge geschillen en de bescherming tegen de van buiten af komende gevaren. Hobbes laat de soeverein veel verder gaan dan alleen het beschermen van ‘life, liberty and estate’ (Locke 2012, 271). In Hobbes’ theorie geniet de uitvoerende macht veel meer bevoegdheden, zolang het leven in een staat beter is dan daarbuiten. Deze ruime bevoegdheden maken het mogelijk voor de staat om ook het beschermen van het milieu onder zijn taken te nemen en niet alleen degene wat direct te maken heeft met het beschermen van het leven en eigendom van de burgers. Naast een positieve uitwerking van deze ruimere opvatting van het doel van de staat zou dit tevens de oorzaak kunnen zijn van de schending van individuele natuurrechten en misbruik van de macht. In een Lockeaanse staat daarentegen worden de natuurrechten van individuen beschermd en daarom wordt Locke de vader van de rechtsstaat genoemd. Het bredere doel van de staat kan gecombineerd worden met de bescherming van de vrijheden van de burgers.
24
De rechtsstaat waarin niet alleen conflicten tussen mensen beslecht worden door de staat, maar waar ook de conflicten tussen personen en de staat aan een onafhankelijke rechter voorgelegd kunnen worden, maakt het mogelijk om het belang van afzonderlijk individu te verenigen met het belang van een gemeenschap. Concluderend kan er gesteld worden dat om grootschalige milieuproblemen succesvol aan te kunne pakken er een vernauwing van de volkssoevereiniteit nodig is en een verbreding van de doel van de staat. Dit betekent dat de staat niet alleen voor directe bescherming van zijn burgers moet zorgen, maar ook op lange termijn en in meerder aspecten van hun leven. De vernauwde begrip van volkssoevereiniteit, waarbij burgers maar beperkt deel kunnen nemen in het besluitvormingsproces, wordt gecompenseerd door deze bredere doel van de staat. Het verenigen van eigenbelang met algemeen belang is alleen mogelijk wanneer de staat ertoe bevoegdheid heeft.
25
Conclusie en discussie In deze scriptie is geprobeerd om een antwoord te formuleren op de vraag: welk van de staatregimes, de liberale democratie of de autoritaire staat, is succesvoller bij de aanpak van grootschalige milieuproblemen en waarom? Vanuit verschillende politiek-filosofische theorieën is in deze scriptie gekeken welke vorm van staatsinrichting het meest geschikt is voor een effectieve aanpak van grootschalige milieuproblemen. De twee dominante staatsvormen, moderne liberale democratie en een autoritair staat, werden uitvoering behandeld in het licht van voor- en nadelen ten aanzien van aanpak van de milieuproblemen. Het blijkt dat klassieke filosofen allang een oplossing voor de aanpak van ecologische problemen hadden, nog zelfs voordat deze problemen daadwerkelijk zijn opgetreden. De huidige ecologische crisis zou als een natuurtoestand, zoals beschreven door de verschillende sociale contractdenkers, beschouwd kunnen worden. Vooral in de theorieën van Thomas Hobbes en John Locke is het doel van de staat het cruciale element voor de legitimatie van het gezag. Het gezag is legitiem zolang het de volkssoevereiniteit als basis heeft en het algemeen belang dient. Het beschermen van het leven van zowel individuen als de gehele mensheid ziet Locke als het primaire doel van de staat. Naast directe dreigingen bestaan er indirecte gevaren voor het leven van de mens en de mensheid, zoals natuurrampen, klimaatveranderingen en milieuproblemen die grotendeels door de mens veroorzaakt worden. Om die reden is het van groot belang dat de staat maatregelen neemt niet alleen ter bescherming van het leven en eigendom in enge zin, maar ook ter bescherming van natuur en milieu. De individuele belangen en vrijheden, waar Locke bijzonder veel nadruk op legt, moet dan in ruime zin beschouwd worden. Het onderscheid tussen eigen- en algemeen belang is altijd essentieel geweest voor de politieke filosofen die de ideale staatsvorm probeerden te vinden. Wanneer de autoriteit ondergeschikt wordt aan zijn passies en ambities, handelt deze volgens Locke (2012) in zijn eigenbelang en kunnen de gevolgen van zijn handelingen op lange termijn niet worden overzien. Dit leidt tot een illegitieme macht die niet langer als legitiem gezag bestempeld kan worden. Het algemeen belang is daarentegen een algemeen goed dat alle mensen universeel belangrijk zouden moeten achten en wat ieder rationeel denkend individu in principe zou kunnen inzien (Rousseau 2011, 373).
26
De toestand van de natuur en het milieu zou een dergelijk algemeen belang van de tegenwoordige mens moeten zijn. Tenslotte is iedereen van het milieu afhankelijk en kan niemand zonder schoon water, frisse lucht en gezond voedsel. Het is uiteindelijk in het belang van iedereen om de natuur te bewaren, het is feitelijk de Volonté Générale. Het punt is alleen dat dit belang in de praktijk niet altijd boven de individuele eigenbelang gaat. Daarom zouden burgers geleerd moeten worden om meer in termen van algemeen belang te redeneren (Rousseau 2011, 374). De moderne liberale democratieën genieten een hogere legitimiteit van de macht omdat het besluitvormingsproces op de wil van het volk wordt gebaseerd. Het probleem van deze staatsvorm is echter dat de burgers vaak door eigenbelang en kortetermijnbegeertes worden gedreven. Een democratisch staatsbestel, waar het volk het voor het zeggen heeft, maakt de weg vrij voor egoïsme en hebberigheid van de mens. Een vorm van externe controle lijkt nodig om de schadelijke gevolgen van dergelijk gedrag te voorkomen. Deze externe controle kan verwezenlijkt worden door een autoritair geleide staat. De autoritaire staten kenmerken zich door hun daadkracht en slagvaardigheid van optreden. Als er eenmaal een bevel van boven komt, dan zal dit uit angst voor sancties worden uitgevoerd, ook al heeft het volk er geen primair belang bij om dit te doen. In democratische samenlevingen vindt veel meer discussie binnen de politiek plaats, wat veel tijd kost: tijd die er vaak in crisissituaties niet is (Friedman 2008, 372). Het politieke debat vertraagt weliswaar het besluitvormingsproces, maar zorgt er wel voor dat beslissingen van meerdere kanten worden onderzocht en belangen worden afgewogen. Er is geen absolute zekerheid voor de juistheid van een beslissing, maar de kansen daarop zijn wel aanzienlijk groter wanneer een dergelijk besluit op basis van een democratisch debat wordt genomen, dan wanneer slechts één kleine groep politieke leiders het voor het zeggen heeft, waardoor het gevaar op tunnelvisie ontstaat. Concluderend kan er gesteld worden dat beide staatsvormen hun eigen voor- en nadelen kennen. Daarom is het geen optie om één van deze staatsvormen boven de andere te verkiezen en te beweren dat met een dergelijke staatsinrichting de milieuproblemen snel en effectief opgelost kunnen worden. Een combinatie van de sterke kanten van zowel de liberale democratie, namelijk de volkssoevereiniteit, en een autoritaire staat, met name de nadruk op
27
het algemeen belang, daadkracht en slagvaardigheid, zou een mogelijke oplossing kunnen bieden. In zijn theorie verenigt John Locke het primaat van het volk met de mogelijkheid van de uitvoerende macht om in noodsituaties onafhankelijk van de kortetermijnbegeertes van het volk op te treden. Deze gecombineerde aanpak lijkt het meest effectief met het oog op de ernstige en grootschalige ecologische problemen van tegenwoordig. Een Lockeaanse staat vormt een model van een regime die de strijd tussen eigenbelang en algemeen belang oplost en tegelijkertijd een mogelijke optie biedt voor de aanpak van milieuproblemen. Wanneer aan deze Lockeaanse staat de belangrijkste kenmerken van autoritaire staat worden toegevoegd, in het kader van algemeen belang, wordt een milieuvriendelijke beleidsvorming- en uitvoering mogelijk. Een combinatie van afwezigheid van de machtenscheiding tussen wetgevende en uitvoerende machten, maar een onafhankelijke rechterlijke macht en een hiërarchische besluitvorming met de nadruk op algemeen belang zorgen ervoor dat milieumaatregelen niet lijden onder eigenbelang van de burgers van een liberale democratie en tegelijkertijd worden de burgers beschermd tegen de willekeur van de machtshebbers. Korte discussie De aanpak van milieuproblemen is een belangrijke taak van de staat, maar voor de aanpak van dit type grootschalige problemen is de samenwerking tussen meerdere staten vereist, vooral wanneer het niet alleen om rampen en noodtoestanden gaat, maar over geleidelijke en onomkeerbare klimaatverandering. In dit verband stelt Ophuls: “Because of the tragedy of the commons, environmental problems cannot be solved by cooperation between individual states in a world of scarcity, and the rationale for world government with major coercive powers is overwhelming, raising the most fundamental of all political questions: Who should rule, and how?” (Ophuls 1973, 228). Om de aarde leefbaar te houden is er een nauwere samenwerking tussen landen, zowel democratische als autoritaire, vereist. Op het internationaal niveau speelt zich hetzelfde probleem af als op het nationaal niveau. Namelijk de macht moet op lagere niveau’s erkend worden als een legitiem om beleid te kunnen doorvoeren dat misschien niet in het eigenbelang van dat lagere niveau is, maar die wel als uitermate belangrijk voor de mensheid kan worden
28
gezien. Op nationaal niveau moet de macht door het volk erkend worden en op het internationale door de staten, die als afzonderlijke individuen in de internationale gemeenschap acteren. Een relevant onderwerp voor verdere analyse is de internationale aanpak van milieuproblemen. De echte anarchie heerst namelijk in de internationale wereld. Er is geen overkoepelende wetgever en niemand kan bepaalde wetten afdwingen of de overtreders berechten. Er zijn pogingen gedaan door de internationale gemeenschap om gezaghebbende organen in te stellen, zoals de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of het Internationale Gerechtshof. Deze organen baseren zich op democratische principes maar hebben vaak onvoldoende macht en reikwijdte om de benodigde maatregelen te nemen en de staten tot gehoorzaamheid te dwingen (Congleton 1992, 421). Zou de theorie van John Locke over de natuurtoestand en de prerogatief van de uitvoerende macht wellicht op de internationale relaties toegepast kunnen worden? In hoeverre is het mogelijk dat de staten bereid zijn één soeverein aan te stellen met het oog op het behoud van een schone en leefbare wereld?
29
Literatuur Arendt, Hannah. 1985. The Human Condition. Chicago: The University of Chicago Press. Bradsher, K. 2010. “China Leading Global Race to Make Clean Energy.” The New York Times. http://www.nytimes.com/2010/01/31/business/energyenvironment/31renew.html?em=&pagewanted=all. Geraadpleegd op 15 mei 2013. Bradsher, K. 2010. “On Clean Energy, China Skirts Rules.” The New York Times. http://www.nytimes.com/2010/09/09/business/global/09trade.html?pagewanted=all. Geraadlpeegd op 15 mei 2013. Clarke, L. 1988. “Politics and Bias in Risk Assessment.” The Social Science Journal 25: 155165. Cliteur, P. en Ellian, A. 2011. Encyclopedie van de rechtswetenschap I: Grondslagen. Deventer: Kluwer. Congleton, R. 1992. “Political Institutions and Pollution Control.” The Review of Economics and Statistics 74 (Augustus): 412-421. Dale, J. 2010. “Climate Change, Responsibility, and Justice”. Sci Eng Ethics16:431–445. Daly, H. en Bluestone, B. 1973. Toward a steady-state economy. San Francisco: Freeman and Company. Friedman, T. 2009. Hot, Flat, and Crowded. New York: Farrar, Straus and Giroux Gilly, B. 2012. “Authoritarian Environmentalism and China’s Response to Climate Change.” Environmental Politics 21 (Maart): 287-307. Goodin, R. 1990. “International Ethics and the Environmental Crisis.” Ethics and International Affairs 4: 91- 105. Jones, P. en Jacobs, R. 2006. Terra Incognita. Gent: Academia Press. Hague, R. en Harrop, M. 2010. Comparative Government and Politics. Palgrave Macmillan. Hardin, G. 1973. “The Tragedy of Commons.” In Toward a Syeady State Economy, eds. Daly H. San Francisco: Freeman, 133-148. Hobbes, T. 2011. “Leviathan.” In Political Philosophy: the Essential Texts. Eds. Steven M. Cahn. New York: Oxford University Press. Liebell, S. 2011. “The Text and Context of “Enough and as Good”: John Locke as the Founadion of an Environmental liberalism”. Polity 43 (April): 210-241. Locke, J. 2012. Two Treatises of Gvernment. New York: Cambridge University Press.
30
Mill, J. 1976. On Liberty. Harmondsworth: Penguin Books. Plato, 1973. “The Republic.” In Political Philosophy: the Essential Texts. Eds. Steven M. Cahn. New York: Oxford University Press. Rousseau, J. 2011. “Of the Social Contract.” In Political Philosophy: the Essential Texts. Eds. Steven M. Cahn. New York: Oxford University Press. Sandbach, F. 1980. Environment, Ideology and Policy. Basic Blackwell: Oxford. Sinke, W. 2011. “De stille revolutie: zone-energie op weg naar grootschalig gebruik.” Internationale spectator 65 (Januari): 27-35. Winslow, M. 2007. “Is Democracy Good for the Environment?” Journal of Environmental Planning and Management 48, Issue 5, 771-783.
31