Akoestische isolatie
Muren uit baksteenmetselwerk
Muren uit baksteenmetselwerk:
akoestische isolatie
1
INHOUD
1
Inleiding
5
2
Geluid
7
2.1 Wat is geluid?
7
2.1.1 Algemeen
2.1.2 Geluidsbron, voortplanting van het geluid,
8
2.1.3 Omzetting van akoestische drukvariaties naar
ontvanger van het geluid
7
geluidsdrukniveaus
2.1.4 Hoe goed horen wij? Hoe reageert een mens op geluid?
9 10
2.2 Soorten geluid en mogelijke wegen voor het geluid
15
2.3 Baksteenwanden en luchtgeluid
17
2.3.1. Geluidsverzwakkingsindex van baksteenwanden
2.3.2. Oorzaken van een verminderde luchtgeluidsisolatie
19
2.3.3. Vermindering van akoestische isolatie door luchtgeluid
van een scheidingswand
17
langs flankerende wegen
2.3.4. Werking van een ontdubbelde wand
22 25
2.4. Geluid in een ruimte
26
2.4.1. Absorptie
26
2.4.2. Nagalmtijd
27
3
Akoestische norm NBN S01-400-1
29
3.1. Regelgeving in België
29
3.2. NBN S01-400-1: «Akoestische criteria voor woongebouwen»
30
3.2.1. Luchtgeluidsisolatie
31
3.2.2. Contactgeluidsisolatie
32
3.2.3. Installatielawaai
33
3.3. Overzicht bestaande normen over akoestiek
november 2008
34
3
1 4
Uitvoering: Belang van detaillering
37
4.1 Hoe akoestische isolatie tegen luchtgeluid verbeteren
37
4.1.1
van een ontdubbelde wand
37
4.1.2. Oplossingen voor rijwoningen
38
4.1.3. Oplossingen voor appartementen
40
4.1.3.1. Appartementen met niet-doorlopende vloerplaten
40
4.1.3.2. Appartementen met doorlopende vloerplaten
42
4
Aandachtspunten bij de uitvoering
4.1.4. Eengezinswoning
43
4.2. Hoe akoestische isolatie tegen contactgeluid verbeteren
43
4.3. Bestek
44
INLEIDING
1
Televisie, muziekinstallatie,... worden steeds krachtiger, home-theaters zitten in de lift, woofers en subwoofers versterken en herversterken het geluid. De geluidsbelasting van onze woningen neemt toe waardoor akoestische isolatie soms op pijnlijke wijze in de belangstelling wordt gebracht. Tegelijk worden terecht hogere eisen gesteld aan woningen. Begrijpen of horen wat je buurman vertelt, wordt niet meer aanvaard.
Deze evolutie maakt dat akoestiek, naast andere gekende thema’s zoals thermische isolatie en stabiliteit, geleidelijk zijn plaats verovert als maatgevend element bij de concipiëring en de oprichting van een gebouw. En terecht zoals blijkt, want vaak zijn de achteraf aangereikte oplossingen in een afgewerkt bouwwerk kostelijk en minder efficiënt. Preventieve maatregelen zoals een doordachte keuze voor een bepaalde lokaalschikking of een bepaald technisch concept, kunnen de bouwheer heel wat moeilijkheden besparen.
In de akoestische norm NBN S01-400-1 worden niet langer louter begrenzingen opgelegd aan de geluidsisolatie van de wand, maar wel, algemener, aan de geluidsisolatie tussen lokalen. De architect zal hiervoor de verantwoordelijkheid dragen. Zoals uit deze brochure zal blijken, is de geluidsisolatie van de wand slechts één onderdeel van de geluidsisolatie tussen lokalen. Geluidslekken, verzwakkingen van de wand, omloopgeluid, flankerend geluid, … zullen op ingrijpende wijze de werkelijke geluidsisolatie bepalen. De geluidsisolatie van de wand alleen wordt slechts de grootst haalbare bovengrens terwijl al de randvoorwaarden het eindresultaat verlagen.
Als fabrikant van bakstenen kunnen wij ons enkel engageren voor de geluidsisolatie van de baksteenwand geconstrueerd volgens de regels der kunst. De randvoorwaarden worden ingegeven door het globaal concept van het gebouw, de keuze van detaillering en de kwaliteit van de uitvoering. Hierin willen wij U bijstaan met een paar eenvoudige ontwerpregels die de voornaamste aandachtspunten in de verf zetten. Het behalen van een goede akoestische isolatie is afhankelijk van veel parameters en voornamelijk van kleine details. Welke baksteen gebruikt wordt, is nog steeds een belangrijk aspect, maar bij het gebruik van een goed akoestisch isolerende steen kan het nog steeds voorkomen dat de akoestische isolatie niet de gewenste kwaliteit bereikt.
Om de eenvoudige ontwerpregels te begrijpen en correct toe te passen is het noodzakelijk te weten hoe geluid ontstaat, welke wegen het kan volgen e.d.. Deze basisbegrippen zullen eerst behandeld worden voordat ingegaan wordt op de akoestische norm en de detaillering van een goed akoestisch ontwerp.
5
1
2 1
geluid
2.1 Wat is geluid? 2.1.1 Algemeen Bouwakoestiek en akoestiek vormen een aparte en moeilijke wetenschap. De hele materie kan uitgelegd worden a.h.v. ingewikkelde wiskunde en fysica. Wat geluid echter is kan eveneens uitgelegd worden met behulp van een eenvoudige vergelijking.
Wanneer bij het rangeren een spoorwagon tegen een stilstaande trein botst dan geeft dit het ontstaan aan een longitudinale schokgolf die zich langzaam door de trein voortplant. Elke wagon geeft de botsing door aan de volgende, soms wordt de laatste wagon afgestoten. Het geluid ontstaat uit eenzelfde longitudinale golf. Ergens in de ruimte wordt een oppervlak, de geluidsbron, aan het trillen gebracht. Telkens het oppervlak naar voor beweegt, worden de luchtdeeltjes voor dit oppervlak samengedrukt, waardoor de luchtdruk lokaal stijgt. Wanneer het oppervlak opnieuw naar achter beweegt, krijgen de luchtdeeltjes meer ruimte waardoor de luchtdruk daalt. Deze wijziging in luchtdruk wordt eenvoudig weergegeven in figuur 1. Al deze trillende luchtdeeltjes die hun beweging aan mekaar overdragen vormen een geluidsgolf.
dichtheidsverdeling bij stilte
dichtheidsverdeling bij zuivere toon Figuur 1: Dichtheidsverdeling bij stilte en bij het ontstaan van een geluid
7
1 2 2.1.2. Geluidsbron, voortplanting van het geluid, ontvanger van het geluid Eenvoudig kan gesteld worden dat op plaatsen waar geluid ontstaat drie componenten aanwezig moeten zijn, namelijk de geluidsbron, de geluidsvoortplanting en het geluid in het ontvangstpunt. Elke component kan gekenmerkt worden met behulp van zijn karakteristieken. De geluidsbron produceert een geluid dat zich zal voortplanten naar de ontvanger. Hoe het geluid zich voortplant kan theoretisch beschreven worden als een golfverschijnsel, maar als bouwers interesseert ons voornamelijk wat horen we, hoe kunnen we dit karakteriseren en hoe inspelen op deze karakteristieken om het geluid eventueel te verminderen.
Zoals eerder vermeld, zal door een storing de evenwichtsdruk wijzigen en beginnen luchtdeeltjes te trillen. Al deze trillende deeltjes die hun beweging aan elkaar overdragen vormen een geluidsgolf, die gekarakteriseerd wordt door een golflengte, een amplitude en een periode zoals aangegeven in figuur 2.
p
periode T
p
golflengte amplitude
tijd
afstand
Figuur 2: Geluidsgolf met aanduiding van de golflengte, de periode en de amplitude
De sterkte van het geluid wordt bepaald door zijn amplitude, de toonhoogte door zijn frequentie. Amplitude: de maximale drukvariatie van een geluidsgolf. De eenheid is Pa (1 Pa = 1 N/m²). Het oor is gevoelig voor drukvariaties van 2*10-5 Pa (slechts één vijf miljardste van de atmosferische druk!) tot 100 Pa.
Hoe groter de amplitude, des te sterker het geluid.
Frequentie: het aantal drukvariaties van een geluidsgolf in 1 seconde. De eenheid is Hertz. Het menselijk gehoor kan geluidsgolven waarnemen tussen 20 en 20 000 Hz.
Hoe vaker de deeltjes heen en weer bewegen (hoge frequentie), des te hoger de toonhoogte.
8
2 Een geluidsgolf bestaande uit luchtdeeltjes die slechts op één enkele frequentie trillen, wordt gehoord als een zuivere toon. In de praktijk komen zuivere tonen niet vaak voor. We kunnen ons de meeste geluiden wel inbeelden als de som van een groot aantal zuivere tonen die elk één amplitude en één frequentie hebben. Met een frequentie-analyse wordt bepaald op welke manier het geluid verdeeld is over de verschillende frequentiebanden. Vergelijk met zuiver wit zonlicht dat door een prisma zal ontbinden in een spectrum van kleuren (regenboog). Elke kleur staat voor een lichtgolf met een andere frequentie.
2.1.3. Omzetting van akoestische drukvariaties naar geluidsdrukniveaus Omwille van de gevoeligheid van de mens voor sterk uiteenlopende drukvariaties (een bereik van 107, dit gaat van ruisende bomen tot vliegtuiglawaai) werd overgestapt van een lineaire schaal naar een logaritmische, figuur 3.
Pijngrens
Opstijgend straalvliegtuig Pneumatische hamer
Zware vrachtwagen
Kantoor
Bibliotheek
Bladergeritsel Gehoordrempel
Figuur 3: DB-schaal vergeleken met de waarden uitgezet in drukeenheden
9
2 Het geluid wordt bepaald door het geluidsdrukniveau Lp. Lp = 10 log p eff , uitgedrukt in dB p2ref 2
met peff2= gemiddelde drukvariatie van het geluid over een bepaalde meetperiode in Pa pref = referentiegeluidsdruk 2.10-5Pa (komt ongeveer overeen met de laagst hoorbare geluidsdruk bij 1000Hz voor een jonge luisteraar met een onbeschadigd gehoor) Aangezien het geluidsdrukniveau steeds een verhouding is, vormt ze in werkelijkheid een dimensieloos getal. dB is bijgevolg ook geen eenheid en wordt slechts gebruikt, zoals bijvoorbeeld «%», om te verwijzen naar de omzetting in een logaritme.
2.1.4. Hoe goed horen wij? Hoe reageert een mens op geluid? De gevoeligheid van het menselijk gehoor beschikt niet over lineaire eigenschappen. Het gehoor reageert op een logaritmische wijze op veranderingen in geluidssterkte. Dit is ook de reden waarom een logaritmische schaal gekozen werd voor het geluidsdrukniveau Lp.
Een aantal vuistregels geven weer hoe het gehoor reageert op wijzigingen in het geluidsdrukniveau: - een verschil van 1dB (bij 1000Hz) is haast niet hoorbaar - een verschil van 3dB is net merkbaar - een toename van 10dB komt overeen met een verdubbeling van luidheid
Het oor neemt tonen op hoge frequenties beter waar dan tonen op lage frequenties.
10
2 De luidheid van een toon voor het menselijk gehoor blijkt zowel afhankelijk van het geluidsdrukniveau Lp als van de frequentie, figuur 4. Op de verticale as wordt het geluidsdrukniveau uitgedrukt in dB terwijl op de horizontale as de frequentie wordt uitgezet volgens een logaritmische schaal. Deze schaal wordt toegepast om het niet-lineaire karakter van het menselijk gehoor aan te geven. Op deze manier wordt duidelijk dat vb. een verschil in toonhoogte van 100Hz naar 200Hz hetzelfde effect heeft als een verschil van 1000Hz naar 2000Hz.
Geluidsdrukniveau Lp
pijngrens
gehoorgebied van de mens
muziek
spraak
gehoordrempel
Frequentie
Figuur 4: Afhankelijkheid van het menselijk gehoor van zowel Lp als frequentie
11
2 De niet-lineaire gevoeligheid van het oor werd aangetoond door Fletcher en Munson. Aan de hand van een hele reeks testprogramma’s op een groot aantal proefpersonen werden een reeks curven van gelijke luidheid (isofonen) opgesteld voor zuivere tonen in een frequentie/geluidsdrukniveau diagramma, figuur 5. Deze isofonen worden benoemd door de waarde in dB bij 1000Hz en uitgedruk in phon x [dB]. Uit het verloop van de isofonen blijkt het volgende: - Het menselijk gehoor is relatief minder gevoelig voor laagfrequent geluid - De maximale gevoeligheid situeert zich bij 4kHz
Geluidsdrukniveau Lp
- De isofonen boven 1000Hz lopen praktisch parallel
Frequentie Figuur 5: Isofonen van Fletcher en Munson
12
2 Wanneer het aantal geluidsbronnen wijzigt, kan er niet gewoon opgeteld worden aangezien er gerekend wordt met dB (1+1 is niet meer gelijk aan 2). Een verdubbeling van de geluidsintensiteit heeft een stijging van het geluidsniveau van 3 dB tot gevolg. Om het geluidsniveau met 10 dB te doen toenemen, zijn er tienmaal meer bronnen nodig, figuur 6.
x 2
50 dB
+ 3
x 10
50 dB
+ 10
53 dB
60 dB
Figuur 6: Rekenen met dB
13
2 Figuur 7 kan gebruikt worden voor het bepalen van het geluidsdrukniveau veroorzaakt door twee
Lc in dB
bronnen samen.
ΔL = Lp1-Lp2 in dB, met Lp1>Lp2
Figuur 7: Berekenen van geluidsdrukniveau van twee geluidsbronnen samen
Voorbeeld Twee geluidsbronnen met Lp1 = 50 dB, Lp2 = 46 dB Gevraagd: Lptotaal? ΔL = 4 dB; op figuur 7 kan afgelezen worden Lc = 1,5 dB Lp-totaal= Lp1+ Lc = 51.5 dB
14
2 2.2. Soorten geluid en mogelijke wegen voor het geluid Uw buren kunnen verschillende soorten geluid produceren, namelijk luchtgeluid, contactgeluid en installatielawaai. De stembanden van een persoon, luidsprekers, muziekinstrumenten laten de lucht trillen en veroorzaken luchtgeluid. Lopende bovenburen, hamergeklop laten een voorwerp trillen, een wand of vloer die op zijn beurt de lucht laat trillen en een geluidsgolf afstraalt. Dit wordt contactgeluid genoemd. Vaak vindt een combinatie van beiden plaats, bijvoorbeeld een draaiende boormachine die nog niet in de wand zit produceert enkel luchtgeluid. Eens zij in contact komt met de wand wordt zowel luchtgeluid als contactgeluid gehoord.
Installatielawaai (mechanische ventilatie, sanitaire apparaten) kan eveneens hinder veroorzaken. Afhankelijk van het soort geluid worden in de akoestische norm NBN S01-400-1 verschillende eisen gesteld. Luchtgeluid baant zich via verschillende wegen vanuit de woning van uw buur een weg naar de uwe. Het geluid dringt niet enkel via de gemene vloer/ muur (directe geluidstransmissie) door tot in uw huiskamer, slaapkamer, e.a., maar ook via flankerende geluidstransmissie en geluidslekken. Op figuur 8 worden de verschillende wegen aangegeven die het luchtgeluid kan volgen om tot bij U te komen. - Directe transmissieweg Dd - Flankerende transmissiewegen: Ff, Fd en Df
Figuur 8: Mogelijke transmissiewegen voor luchtgeluid
15
2 Wanneer de vier begrenzende wanden van een ondergelegen ruimte doorlopen naar de bovengelegen ruimte, dan kunnen 4 knopen onderscheiden worden met telkens 3 flankerende wegen. Naast de directe geluidstransmissieweg zijn dit dus 12 mogelijke flankerende geluidstransmissiewegen.
In geval van contactgeluid kan eveneens een onderscheid gemaakt worden tussen directe contactgeluidstransmissie en flankerende wegen, figuur 9. - Directe transmissieweg Dd - Flankerende transmissiewegen: Df
Het aantal flankerende wegen is wel geringer dan bij luchtgeluidstransmissie. Er zijn slechts 4 flankerende wegen.
Figuur 9: Mogelijke wegen voor contactgeluid
De directe geluidstransmissie kan ingeperkt worden door het gebruik van een soepele vloerbedekking (vb. een tapijt) of door een akoestisch correct ontworpen en uitgevoerde zwevende vloerconstructie. De geluidstransmissie langs de flankerende wegen zal des te meer zijn naarmate de wanden die in hard contact staan met de vloerplaat lichter zijn.
16
2 2.3. Baksteenwanden en luchtgeluid Vereenvoudigd kan gesteld worden dat de directe geluidstransmissie doorheen een wand kleiner wordt naarmate deze zwaarder is of wanneer gebruik wordt gemaakt van dubbelwandige constructies.
Inderdaad, net zoals het veel makkelijker is een lichte personenwagen aan het schudden te brengen dan een zware tientonner, zal een lichte scheidingswand veel makkelijker trillen door een geluidsgolf. Om hogere geluidsisolaties te behalen moet de wand ontdubbeld worden
2.3.1. Geluidsverzwakkingsindex van baksteenwanden De akoestische efficiëntie van een baksteenwand kan gemeten worden in een akoestisch laboratorium waar de geluidsverzwakkingsindex R kan bepaald worden. Deze eigenschap vertelt ons meer over hoe goed de scheidingswand isoleert.
Voor geluidsmetingen wordt het volledige spectrum opgedeeld in een aantal frequentiebanden. Dit maakt dat ook de geluidsverzwakkingsindex R uitgedrukt wordt per frequentieband1. Een dergelijke aanpak is niet praktisch om wanden onderling te vergelijken. In de norm EN ISO 717 wordt daarom overgestapt naar een ééngetalsaanduiding met aanpassingstermen Rw(C;Ctr). Dit is een gewogen geluidsverzwakkingsindex die betrekking heeft op het volledige spectrum. waarin Rw = gewogen geluidsverzwakkingsindex
C = spectrum aanpassingsterm voor niet-laagfrequente geluidsbronnen,
zoals spelende kinderen, leefactiviteit (spreken, radio, tv,…), snel rijdend verkeer,…
Ctr = (traffic) spectrum aanpassingsterm voor laagfrequente geluidsbronnen,
zoals discotheekmuziek, traag rijdend verkeer,…
1 Voor de indeling van het spectrum in frequentiebanden bestaan er twee hoofdindelingen, namelijk volgens octaafbanden en 1/3 octaafbanden (tertsbanden). Bij musici wordt een octaaf aangeduid als het interval tussen twee tonen waarvoor geldt dat de frequentie van de ene toon precies het dubbele is van de andere toon.
17
2 Gebruiksvoorbeeld: Beglazing type a: Rw (C;Ctr) = 43 (-3;-9) dB Beglazing type b: Rw (C;Ctr) = 41 (-2;-4) dB Beglazing type c: Rw (C;Ctr) = 38 (-1;-3) dB
Globaal scoort type a het best, hoogste Rw. Voor laag frequent geluid, bvb. traag rijdend stadsverkeer, scoort type b het best. Rw + Ctr = 37 dB wat de hoogste waarde is. Voor niet-laag frequent geluid, bvb. naast een autosnelweg, scoort type a het best. Rw + C = 40 dB wat de hoogste waarde is.
18
2 2.3.2. Oorzaken van een verminderde luchtgeluidsisolatie van een scheidingswand Coïncidentie De wand heeft een voorkeursfrequentie waarop hij makkelijk trilt. Wanneer een geluidsgolf de wand laat trillen op deze frequentie, is de geluidsisolatie slecht.
Bij een zware wand in snelbouw doet coïncidentie zich voor in het laag frequent gebied dat vrijwel buiten de gehoorgrens ligt. Bij een lichte wand in metselwerk valt de coïncidentie in het spraakgebied (± 400 Hz). De isolatie tegen
Geluidsisolatie R
spraak is slecht.
Zware buigstijve
blokken bvb. zware snelbouw
Licht, buigslap plaatmateriaal bvb. gipsplaat
Lichte buigstijve blokken bvb. cellenbeton, lichte snelbouw
100 Hz
400 Hz
2500 Hz
Frequentie
Figuur 10: Geluidsisolatie i.f.v. de frequentie
Oplossing bij lichte bouwblokken: Ontdubbeling van de wand. Gebruik wanden met verschillende dikte of verschillend gewicht, zodat de coïncidentiefrequenties van beide spouwbladen niet samenvallen.
19
2 Resonantie Wanneer twee wandelementen tegenover mekaar staan gedragen zij zich voor bepaalde frequenties als een massa-veer-massa. Bij een geluidsgolf op de resonantiefrequentie van het systeem wordt de trilling van de eerste wand versterkt doorgegeven door de tweede wand.
Deze resonantiefrequentie wordt berekend voor een gemene muur in snelbouwmetselwerk: tweemaal snelbouwmetselwerk van 14 cm dikte (88% steenoppervlak – ρ = 1200 kg/m³, 12% voegoppervlak – ρ = 1900 kg/m³), bepleistering van 1 cm met massadichtheid 1300 kg/m³ en een luchtspouw van 6 cm.
massa1 = massa2 = (0,88 * 1200 + 0,12 * 1900) * 0,14 + 1300 * 0,01 = 193 kg/m² 75 fresonantie = dikte luchtspouw
√
√(
1
1 75 + = massa massa 0,06
)√
√(
1
1 + 193 193
)
= 31 Hz
Deze waarde valt buiten het hoorbare gebied. Conclusie: Resonantie vormt geen probleem voor een gemene muur uit 2 spouwbladen in baksteenmetselwerk.
20
2 Een zwakker element in de wand Vaak wordt een baksteenwand onderbroken door een deur of vensteropening. Deze elementen hebben meestal een mindere geluidsisolatie die de totale geluidsisolatie van de wand sterk zal benadelen. De geluidsisolatie van een volledige wand wordt bepaald door de zwakste schakel van deze wand.
De geluidsisolatie Rw van de volledige wand wordt berekend:
Tweezijdig bepleisterde wand in baksteenmetselwerk van 14 cm dikte met lengte 4 m en hoogte 2,5 m, met Rwwand 49 dB. Deur met breedte 85 cm en hoogte 2 m, met Rwdeur 20 dB.
Oppervlakte deur Sdeur: 0,85 x 2 = 1,7 m² Oppervlakte wand Swand: 4 x 2,5 – 1,7 = 8,3 m² Volledige oppervlakte Stot: 4 x 2,5 = 10 m²
Rtotaal =
− 10 log
− Rwand /10 ⎛S 10 wand + ⎜ ⎝ S tot
S deur 10 S tot
− Rdeur /10
⎞ ⎛ 8, 3 10 −49 /10 = − 10 log + ⎜ ⎟ ⎝ 10 ⎠
1, 7 10 10
−20 /10
⎞ ⎟= 27,7dB ⎠
Van de oorspronkelijke geluidsisolatie van de wand zonder deuropening blijft weinig over.
21
2 2.3.3. Vermindering van akoestische isolatie door luchtgeluid langs flankerende wegen Luchtgeluid langs flankerende wanden Naast de scheidingswand tussen de vertrekken dragen ook alle andere wanden bij tot de geluidsoverbrenging. Deze flankerende wanden/vloeren in het zendlokaal worden eveneens in trilling gebracht door de geluidsgolven en geven deze trillingen door aan de wanden in het ontvanglokaal.
Oplossingen: –
Goede luchtgeluidsisolatie van de flankerende wanden zelf: deze wanden zijn moeilijker in trilling te brengen
–
Loskoppelen van de flankerende wanden. De geluidstrillingen kunnen op deze manier niet doorgegeven worden.
zend
ontvang direct
flankerend
Figuur 11: Loskoppelen van flankerende wanden
22
2 –
Een belangrijke verbindingsdemping voorzien aan het knooppunt van scheidingswand en flankerende wand. De verbindingsdemping is een maat voor de demping van het geluid aan de kruising van wanden, afhankelijk van het gewicht van de wanden. Een trillende zware wand kan een lichte wand makkelijk laten meetrillen. Omgekeerd brengt een trillende wand een zware wand slechts moeizaam in trilling. Op figuur 12 wordt een schatting aangegeven van de isolatievermindering door flankerend geluid afhankelijk van het gewicht van de wanden:
m”1 = m”2 ➔
m”1 ≈ 1,5 m”2 ➔
m”1 ≈ 1,7 m”2 ➔
vermindering 2 à 3 dB
vermindering 5 à 6 dB
vermindering > 10 dB
Figuur 12: Isolatievermindering door flankerend geluid afhankelijk van gewicht van de wanden
23
2 Omloopgeluid Het geluid kan zich langs naastliggende ruimten voortplanten indien de isolatie tot deze naastliggende ruimten onvoldoende is. Het komt erop aan bij het concept deze
ontvang
zend
wegen te herkennen. Op deze manier wordt een voldoende geluidsisolatie met de naastliggende ruimte voorzien.
Figuur 13: Omloopgeluid
Een aantal voorbeelden van dergelijke ruimten zijn de volgende:
24
–
Spouw tussen het dakbeschot en de pannen
–
Vals plafond in contact met twee naastliggende vertrekken
–
Lift- of leidingkokers die grenzen aan verschillende vertrekken
–
Gang of trappenhuis met (akoestisch zwakkere) deuren als verbinding tussen de lokalen
–
Geluid via de buitenomgeving of luchtspouw, door rolluikkasten, ramen en ventilatieroosters,...
2 2.3.4. Werking van een ontdubbelde wand Een ontdubbelde wand, figuur 14, bestaande uit twee spouwbladen in snelbouw, geeft een hogere geluidsisolatie dan een enkele wand met dubbele wanddikte. Belangrijk hierbij is de spouwbreedte. Deze zal een invloed hebben op de resonantiefrequentie van de ontdubbelde wand.
massa massa Figuur 14: Ontdubbelde scheidingswand in baksteenmetselwerk
Vanaf de resonantiefrequentie (zie 2.3.2 resonantie) tot aan een bepaalde frequentie, afhankelijk van de spouwbreedte van de wand, gaat het geluid door de wand volgens het massa-veer-massa principe. Bij deze frequenties neemt de geluidsisolatie snel toe (veel sneller dan bij een enkele wand met verdubbeld gewicht).
De wisselende over- en onderdrukken in de spouw geven de trilling door. Bij nog hogere frequenties bewegen de wanden onafhankelijk van mekaar, de luchtspouw vormt een bufferlokaal tussen beide vertrekken. Dit wordt het drie-kamer-model genoemd, figuur 15.
Massa-veermassamodel
Massa-wet-model
3-kamer-model
/oc
taa
f)
ling
/oc
taa
f
ng elli
hel
) (1 (m 2
h
Coïncidentiedip (bij 2 gelijke wanden, anders minder merkbaar)
18
dB
)+R R(m 1
B 2d
Met absorptievulling
Zon
der
a
awe Mass
rp bso
tiev
ulli
ng
ctaa per o t 6 dB
f
6 dB Massa-veer-massaresonantiefreq. fr
Figuur 15: Geluidsisolatie i.f.v. de frequentie
25
2 2.4. Geluid in een ruimte 2.4.1. Absorptie In een lege ruimte blijft geluid naklinken gedurende een bepaalde periode waardoor de verstaanbaarheid afneemt (cocktail-effect). De oorzaak ligt bij het gebrek aan absorptie.
Een deel van de geluidsgolven in een lokaal wordt steeds geabsorbeerd door de wanden, meubilair, tapijt, … een tweede deel wordt teruggekaatst naar de ruimte en een kleiner deel gaat door de wand. In een ruimte met weinig absorptie zal veel van het invallend geluid weerkaatsen en blijven nagalmen.
In formule:
Iinval
Iinval
= invallend geluidsvermogen
Ireflect = reflecterend geluidsvermogen Idoorgang = doorgelaten geluidsvermogen Iabsorptie = geabsorbeerd geluidsvermogen
Idoorgang Ireflect
Iinval = Ireflect + Idoorgang + Iabsorptie
De absorptiecoëfficiënt α staat voor de niet-gereflecteerde geluidsenergie of Idoorgang + Iabsorptie α= Iinval
Figuur 16: Invallend geluid
De absorptiecoëfficiënt α is een dimensieloos getal tussen 0 en 1, afhankelijk van de richting en de frequentie van de geluidsgolf en de aard van het constructiemateriaal. α = 0 betekent dat alle geluiden worden gereflecteerd, (bijvoorbeeld op glad beton of een staalplaat) α = 1 betekent dat alle geluiden worden geabsorbeerd of doorgelaten (bijvoorbeeld een open raam)
26
2 Geluidsabsorptiecoëfficiënt α
Frequentie [Hz]
250
500
1000
2000
Zichtbaar baksteenmetselwerk
0,03
0,03
0,04
0,05
Pleisterwerk, beton
0,01
0,02
0,02
0,03
Tapijt rechtstreeks op dekvloer
0,02
0,04
0,15
0,35
Kurk, hout, linoleum op dekvloer
0,02
0,03
0,03
0,04
Gordijnen
0,1
0,25
0,3
0,35
Zittend persoon (m2/persoon)
0,4
0,6
0,75
0,85
Gesloten vensterraam
0,04
0,03
0,02
0,02
1
1
1
1
Open vensterraam (= maximum)
Tabel 1: Geluidsabsorptiecoëfficiënt α voor verschillende materialen
Een absorberende wand kan ook door geperforeerde bakstenen te vermetsen met de perforaties in het zichtvlak. Andere mogelijkheid is om de bakstenen te vermetsen met open stootvoegen. Achter de absorberende wand in metselwerk, wordt een mat minerale wol of een luchtspouw voorzien. De aangegeven waarden in tabel 1 voor de absorptiecoëfficiënt zijn richtwaarden.
2.4.2. Nagalmtijd De nagalmtijd is maatgevend voor de tijd gedurende dewelke geluid nagalmt in een ruimte. 1 V uitgedrukt in seconden. T= 6A waarin V = volume van de ruimte, in m3
A = totale absorptie van de ruimte, in m2
De totale absorptie A is de som van alle wand- en vloeroppervlakken vermenigvuldigd met hun absorptiecoëfficient α. A = α1S1 + α2S2 + … = ΣαiSi, uitgedrukt in m2 open raam equivalent.
27
2
AKOESTISCHE NORM NBN S01-400-1
3
3.1. Regelgeving in België Over het onderwerp akoestische isolatie bestaat in ons land geen wet of decreet dat minimale eisen oplegt. Hier geldt de rechtspraak die stelt dat een gebouw moet opgericht worden volgens de «regels van de kunst». Wat die «regels van de kunst» juist inhouden, staat beschreven in de Belgische norm NBN S01-400-1: 2008: ‘Akoestische criteria voor woongebouwen’. Deze Belgische norm geeft het kwaliteitsniveau aan dat normaal of standaard verwacht mag worden in een hedendaags bouwwerk. Deze norm dient als basis voor het oordeel van de rechter bij eventuele betwistingen.
De norm NBN S01-400-1: 2008 vervangt de NBN S01-400, die al dateert uit 1977. Een aanpassing van de oude norm was noodzakelijk omwille van de volgende redenen.
De aanbevelingen in de oude norm zijn gebaseerd op testresultaten van de jaren zestig en begin zeventig. Sinds deze vroege tijden zijn de geluidsbronnen, zowel binnen als buiten drastisch veranderd waaraan de aanbevelingen in de norm niet waren aangepast.
Eveneens werden op Europees niveau nieuwe normen ontwikkeld, EN 717-1 en 2. In deze Europese normen wordt de geluidsisolatie van een wand weergegeven met behulp van een ééngetalsaanduiding Rw(C; Ctr). Door gebruik van deze Rw wordt een wand in heel Europa op dezelfde manier beschreven. Door deze nieuwe manier van werken vormden de Belgische categorieën (Ia, Ib, IIa, IIb, IIIa, IIIb, Iva en IVb), gedefiniëerd in de norm van 1977, een obstakel voor het vrij verkeer van goederen.
29
3 3.2. NBN S01-400-1: ‘Akoestische criteria voor woongebouwen’ Vergeet de Belgische categoriëen (Ia, Ib, IIa, IIb, IIIa, IIIb, Iva en IVb), gedefinieerd in de oude Belgische norm NBN S01-400. De nieuwe norm is zodanig opgesteld dat hij volledig in harmonie is met de bestaande Europese normen (EN ISO 140-serie, EN ISO 717-serie en EN 12354-serie).
De norm maakt een onderscheid tussen twee prestatieniveaus: de vereisten voor een normaal akoestisch comfort en de vereisten voor een verhoogd akoestisch comfort bij een normale lucht- en contactgeluidsbelasting. De twee prestatieniveaus zijn gelinkt aan kosten en akoestisch comfort. De vereisten voor een normaal akoestisch comfort zijn een compromis tussen de bouwkost en akoestisch comfort. Dit prestatieniveau beoogt om 70% van de gebruikers tevreden te stellen met de geluidsisolatie. De vereisten voor een verhoogd akoestisch comfort zijn erop gericht om 90% van de gebruikers tevreden te stellen.
De norm bepaalt de vereiste akoestische criteria voor het afgewerkte gebouw voor het bekomen van één van de prestatieniveaus. De gestelde eisen hebben betrekking op het totale ontwerp van het afgewerkte gebouw en trachten niet meer bouwelementen in categoriën in te delen zoals de oude norm. De opgestelde eisen in de nieuwe norm vormen de uitgangspunten bij het uitwerken van een ontwerp. Zij spelen dus een rol in het ontwerp, de detaillering, de uitvoeringswijzen en de materiaalkeuze.
30
3 3.2.1. Luchtgeluidsisolatie Met betrekking tot luchtgeluidsisolatie worden eisen gesteld aan de parameter DnT,w (het gewogen gestandaardiseerde geluidsdrukniveauverschil tussen twee ruimten). Een geluid dat zich verspreidt van ruimte 1 naar ruimte 2 kan naast directe transmissie doorheen de scheidingsmuur ook andere wegen volgen. Dit heeft als gevolg dat de isolatie tussen de twee lokalen lager ligt dan de luchtgeluidsisolatie van de scheidingswand. Om de invloed van deze andere wegen in rekening te brengen wordt gewerkt met een in situ gemeten parameter DnT,w. Deze parameter is een goede benadering van de comfort ervaring van de bewoner van de ruimte. De eisen gesteld aan DnT,w worden weergegeven in tabel 2. Aangezien de parameter DnT,w aangeeft hoe sterk het geluid gereduceerd wordt, is het belangrijk dat deze parameter zo groot mogelijk is.
ZENDRUIMTE buiten de woning
ONTVANGSTRUIMTE binnen de woning
normaal akoestisch comfort
verhoogd akoestisch comfort
Elke ruimte
Elke ruimte uitgezonderd een technische ruimte of inkomhal
DnT,w ≥ 54 dB
DnT,w ≥ 58 dB
Elke ruimte van een nieuwbouw rijwoning
Elke ruimte van een nieuwbouw rijwoning uitgezonderd een technische ruimte
DnT,w ≥ 58 dB
DnT,w ≥62 dB
ZENDRUIMTE binnen de woning
ONTVANGSTRUIMTE binnen de woning
normaal akoestisch comfort
verhoogd akoestisch comfort
DnT,w ≥ 35 dB
DnT,w ≥ 43 dB
Slaapkamer, keuken, woonkamer en badSlaapkamer, studeerkamer (die niet alleen ruimte toebehoort aan de slaapkamer/ontvangstruimte)
Tabel 2: Eisen met betrekking tot de luchtgeluidsisolatie tussen twee ruimten
31
3 3.2.2. Contactgeluidsisolatie Met betrekking tot contactgeluidsisolatie worden eisen gesteld aan de parameter L’nT,w (gewogen gestandariseerde contactgeluidsdrukniveau in situ). De contactgeluidsisolatie tussen twee bovenliggende vertrekken wordt bepaald door het geluidsdrukniveau te meten in het onderste vertrek, wanneer in het bovenste lokaal op de grond wordt gehamerd met een genormaliseerd klopapparaat. Deze gemeten waarde dient aangepast te worden met een correctiefactor ter inrekening van de invloed van absorptie in het ontvangstlokaal. Om te kunnen spreken over het volledige spectrum en niet over één frequentieband wordt overgestapt naar de ééngetalsaanduiding L’nT,w. De eisen gesteld aan L’nT,w worden weergegeven in tabel 3. In tegenstelling tot de karakteristiek DnT,w duidt de parameter L’nT,w geen verschil in geluidsdrukniveau aan, maar het geluidsdrukniveau in een bepaalde ruimte. Om een goed akoestisch comfort te bekomen dient deze parameter dus zo klein mogelijk te zijn.
ZENDRUIMTE buiten de woning
ONTVANGSTRUIMTE binnen de woning
normaal akoestisch comfort
verhoogd akoestisch comfort
Elke ruimte
Elke ruimte uitgezonderd een technische ruimte of inkomhal
L’nT,w ≤ 58 dB
L’nT,w ≤ 50 dB
Elke ruimte uitgezonderd een slaapkamer
Slaapkamer
L’nT,w ≤ 54 dB
L’nT,w ≤ 50 dB
normaal akoestisch comfort
verhoogd akoestisch comfort
I
L’nT,w ≤ 58 dB
ZENDRUIMTE binnen de woning Slaapkamer, keuken, woonkamer en badkamer (die niet alleen toebehoort aan de slaapkamer/ontvangstruimte)
ONTVANGSTRUIMTE binnen de woning
Slaapkamer, studeerruimte
Tabel 3: Eisen met betrekking tot de contactgeluidsisolatie tussen twee ruimten
32
3 3.2.3. Installatielawaai Aangezien de laatste jaren meer en meer toestellen in onze woningen verschijnen wordt het eveneens belangrijk aandacht te schenken aan installatielawaai. Met betrekking tot installatielawaai worden eisen gesteld aan de parameter LAinstal,nT. Deze parameter wordt afgeleid uit de meetresultaten gemeten volgens de procedures beschreven in de norm NBN EN ISO 10052:2005. De eisen gesteld aan LAinstal,nT worden weergegeven in tabel 4. Analoog als bij contactgeluidsisolatie wordt hier gesproken over een geluidsdrukniveau in een ruimte en moet deze parameter dus zo klein mogelijk zijn.
normaal akoestisch comfort LAinstal.nT
verhoogd akoestisch comfort LAinstal.nT
Badkamer / WC
Mechanische ventilatie Sanitaire apparaten
≤ 35 dB ≤ 65 dB
≤ 30 dB ≤ 60 dB
Keuken
Mechanische ventilatie Dampkap
≤ 35 dB ≤ 60 dB
≤ 30 dB ≤ 40 dB
Woonkamer
Mechanische ventilatie
≤ 30 dB
≤ 27 dB
Slaapkamer
Mechanische ventilatie
≤ 27 dB
≤ 25 dB
Technische ruimten met installaties voor minder dan 10 woningen
≤ 75 dB
≤ 75 dB
Technische ruimten met installaties voor meer dan 10 woningen
≤ 85 dB
≤ 85 dB
Tabel 4: Eisen met betrekking tot het installatielawaai in verschillende ruimten
33
3 3.3. Overzicht bestaande normen over akoestiek Naast deze nieuwe norm bestaan over het onderwerp akoestiek tientallen normen. De voornaamste normen worden hieronder opgesomd in tabel 5:
Ontwerpnormen
NBN S01-400-1
Akoestische criteria voor woongebouwen
NBN EN ISO 717-1
Geluidsleer – Bepaling van de geluidsisolatie in gebouwen en van gebouwdelen – Deel 1: Luchtgeluidsisolatie
NBN EN ISO 717-2
Geluidsleer – Bepaling van de geluidsisolatie in gebouwen en van gebouwdelen – Deel 2: Klopgeluidsisolatie
NBN EN 12354-1
Bouwakoestiek – Schatting van de geluidsgedraging van gebouwen van uit de bouwdeelgedraging – Deel 1: Luchtgeluidswering tussen vertrekken
NBN EN 12354-2
Geluidsleer – Schatting van de geluidsgedraging van gebouwen uit de bouwdeelgedraging – Deel 2: Klopgeluidswering tussen vertrekken
NBN EN 12354-3
Geluidsleer – Schatting van de geluidsgedraging van gebouwen uit de bouwdeelgedraging – Deel 3: Luchtgeluidswering tegen buitenlawaai
NBN EN 12354-4
Bouwgeluidsleer – Schatting van de geluidsgedraging van gebouwen vanuit de bouwdeelgedraging – Deel 4: Overdracht van binnengeluid naar buiten
NBN EN 12354-6
Bouwakoestiek – Schatting van de geluidsgedraging van gebouwen uit de bouwdeelgedraging – Deel 6: Geluidsabsorptie in gesloten ruimten
NBN EN ISO 11654
Geluidsleer – Geluidsdempers voor gebruik in gebouwen – Eéngetalsaanduiding voor de geluidsopslorping
34
3 Proefnormen
NBN EN ISO 140-1 +
Geluidsleer – Meting van geluidswering in gebouwen en bouwdelen –
addendum
Deel 1: Eisen voor laboratoriummeetruimten met onderdrukte zijdelingse
overdracht
NBN EN ISO 140-3 +
Geluidsleer – Meting van geluidswering in gebouwen en bouwdelen –
addendum
Deel 3: Laboratoriummeting van luchtgeluidswering van bouwdelen
NBN EN ISO 140-4
Geluidsleer – Meting van geluidswering in gebouwen en bouwdelen – Deel 4: Veldmeting van luchtgeluidswering tussen ruimten
NBN EN ISO 140-5
Geluidsleer – Meting van geluidswering in gebouwen en bouwdelen – Deel 5: Veldmeting van luchtgeluidswering van geveldelen en gevels
NBN EN ISO 140-6
Geluidsleer – Meting van geluidswering in gebouwen en bouwdelen – Deel 6: Laboratoriummeting van de contactgeluidswering van vloeren
NBN EN ISO 140-7
Geluidsleer – Meting van geluidswering in gebouwen en bouwdelen – Deel 7: Veldmeting van contactgeluidswering van vloeren
NBN EN ISO 140-8
Geluidsleer – Meting van geluidswering in gebouwen en bouwdelen – Deel 8: Laboratoriummetingen van de verzwakking van het overgedragen kloplawaai door vloerbekledingen op een zware standaardvloer
NBN EN ISO 140-12
Geluidsleer – Meting van geluidswering in gebouwen en bouwdelen – Deel 12: Meting van luchtgeluidswering van vertrek tot vertrek en klopgeluidswering van een verhoogde vloer
NBN EN ISO 140-14
Geluidsleer – Meting van geluidswering in gebouwen en bouwdelen – Deel 14: Richtlijnen voor bijzondere praktijksituaties
NBN ISO 3382
Geluidsleer – Meten van nagalmtijd in gehoorzalen
NBN EN ISO 354
Geluidsleer – Meten van de geluidsabsorptie in een nagalmkamer
Tabel 5: Bestaande normen over akoestiek
35
3
UITVOERING: BELANG VAN DETAILLERING
4
Inspelend op de goede eigenschappen van de verschillende materialen en een goed ontwerp met correcte detaillering kan met baksteen eenvoudig een oplossing aangeboden worden voor het verhoogd comfort, dat een goede isolatie biedt tegen zowel lucht-als contactgeluid. Dit kan zelfs bereikt worden met een beperkte meerkost.
Zoals eerder vermeld is een dubbelwandige constructie nodig om te voldoen aan de geldende akoestische eisen. Eerst worden een aantal algemene aandachtspunten aangegeven waaraan een ontdubbelde wand moet voldoen. Daarna wordt meer specifiek ingegaan op de oplossingen voor appartementen en rijwoningen om te voldoen aan een verhoogd akoestisch comfort.
4.1. Hoe akoestische isolatie tegen luchtgeluid verbeteren? 4.1.1. Aandachtspunten bij de uitvoering van een ontdubbelde wand –
Aangezien alle verbindingen geluidstrillingen doorgeven, moeten tussen beide deelwanden van een ontdubbelde constructie harde contacten vermeden worden. De isolatie wordt voornamelijk toegepast om beide delen van de ontdubbelde wand van elkaar te scheiden.
–
Vermijden van geluidslekken. Een aantal voorbeelden van gevoelige punten zijn:
• Aansluiting van doorgaande buizen (verwarming, water, …) • Elektriciteitsleidingen, tegenover elkaar geplaatste wandcontactdozen, … • Ingebouwde uitrustingen in de wand: luidsprekers, verlichting, … • Niet-luchtdicht uitgevoerd metselwerk. Een natte binnenbepleistering sluit dit risico uit. –
Spouwbreedte van 4 à 6 cm is aangeraden. Met deze dikte worden mortelbaarden vermeden. Mortelbaarden kunnen eveneens uitgesloten worden door de spouw op te vullen met een slap isolatiemateriaal zoals minerale wol. Om klankkasteffecten te vermijden wordt de spouw opgevuld met een akoestisch absorberend isolatiemateriaal zoals minerale wol.
37
4 4.1.2. Oplossingen voor rijwoningen In het geval van rijwoningen hebben we vooral aandacht voor de geluidsisolatie naar de naastgelegen woning. De geluidsisolatie binnen de eigen woning wordt beschouwd als minder belangrijk. Er wordt vanuit gegaan dat overdreven lawaai van huisgenoten meer verdragen wordt dan dat van buren.
Om te voldoen aan de akoestische norm is voor een rijwoning het gebruik van een ankerloze spouwmuurconstructie als scheidingswand aangewezen. Wanneer deze constructie wordt uitgevoerd volgens de volgende bouwrichtlijnen kan een goede akoestische isolatie bereikt worden:
–
Ter beperking van lawaaioverlast naar de buren toe bestaat de oplossing uit het gebruik van een ontdubbelde muur. Zoals eerder aangegeven is het hierbij uiterst belangrijk om harde contacten tussen beide deelmuren te vermijden. De minste contactbrug via spouwhaken, een lokale mortelbrug,… zorgt voor een terugval van de geluidsisolatie met ongeveer 10 dB. De breedte van de spouw dient minstens 4 cm te zijn. Om contactbruggen te vermijden, wordt de spouw best gevuld met een zacht absorberend materiaal (vb. minerale wol). Wanneer gebruik gemaakt wordt van een stijve thermische plaat, is het aangeraden om een extra luchtspouw te voorzien. De breedte van de spouw dient aangepast te worden in functie van het gebruikte steentype. Voor stenen met een densiteit van 850 kg/m³ zal een spouwbreedte van 5/6 cm + minerale wol voorzien worden. Wanneer de stenen een densiteit van 1050 kg/m³ hebben zal een spouwbreedte van 3/4cm en minerale wol voorzien worden.
38
4 –
Ter hoogte van de funderingen is het onmogelijk om een hard contact tussen de beide deelwanden te vermijden. Om zo weinig mogelijk van de akoestisch dubbele wandwerking te verliezen zijn 3 opties mogelijk zoals aangegeven op de figuren: • Een verdiepte gemeenschappelijke fundering (zie figuur 17a) • Een gemeenschappelijke fundering met ontkoppelde betonplaat, (zie figuur 17b) • Een doorlopende funderingsplaat met plaatsing van de baksteenwanden op een geschikte elastische laag (zie figuur 17c)
–
Figuur 17a
Figuur 17b
Figuur 17c
De vloerplaten dragen steeds in de wanden. Ook hier moet extra aandacht besteed worden aan het voorkomen van harde contacten.
–
Dak (zie figuur 17d)
• De voeg tussen de dakspanten en de muur in baksteen moet zorgvuldig afgewerkt worden. • Tussen de spanten moet het isolatiemateriaal zorgvuldig geplaatst worden
39
4 Figuur 17d Figuur 17: Bouwrichtlijnen voor de geluidsisolatie tussen rijwoningen
4.1.3. Oplossingen voor appartementen Wanneer gebouwd wordt volgens een aantal richtlijnen voldoen bakstenen scheidingsmuren in appartementen eveneens aan de eisen in de nieuwe akoestische norm. De detaillering is verschillend afhankelijk of de vloerplaten in de appartementen al dan niet doorlopen.
4.1.3.1. Appartementen met niet-doorlopende vloerplaten In een appartementsgebouw moet zowel de horizontale als de verticale akoestische isolatie uitstekend zijn. Het akoestisch comfort van de naaste buren kan, net zoals in een rijwoning, verzekerd worden door het gebruik van de ankerloze bakstenen spouwmuur.
Om de boven- en onderburen lawaaioverlast te besparen, is het noodzakelijk om de volgende bouwrichtlijnen bijkomend in gedachten te hebben: –
Gebruik een afdoende dikke dragende vloerplaat (>500kg/m²) en een goede zwevende vloerconstructie met een karakteristiek van LnT<50dB. Ook op het gelijkvloers dient een zwevende vloer aangebracht te worden.
40
4 –
De flankerende geluidstransmissie wordt opgevangen door het plaatsen van specifieke trillingsdempende stroken (zie 1 op figuur 18) over het volledige plan van het appartement (dus niet alleen ter hoogte van de gemene muur zoals bij rijwoningen). In feite wordt net boven de vloerplaat een trillingssnede aangebracht die elke flankerende geluidstransmissie tegenhoudt.
Het trillingsdempende materiaal, ‘de elastische laag’, heeft een dikte van ongeveer 15 mm en zakt in tot 10mm zodra er een halve wandhoogte bovenop wordt geplaatst. Het gebruik van dit materiaal heeft geen negatieve gevolgen voor de stabiliteit van het gebouw.
–
Een belangrijk aandachtspunt is de randcontactstrook, die doorgetrokken moet worden tot de vloerplaat, detail a op figuur 18. Bij voorkeur wordt het materiaal zelfs lichtjes opgeplooid tot het een overlap heeft met de vloerplaat. Want elke trillingskortsluiting kan het positieve effect van de trillingsdempende laag teniet doen.
Figuur 18: Bouwrichtlijnen voor de geluidsisolatie tussen appartementen met niet-doorlopende vloerplaten
41
4 4.1.3.2. Appartementen met doorlopende vloerplaten Om in het comfort van de buren in een appartement met doorlopende vloerplaten te voorzien, dienen naast het gebruik van een ankerloze spouwmuur de volgende richtlijnen opgevolgd te worden: –
Gebruik een afdoende dikke dragende vloerplaat (> 500kg/m²) en een goede zwevende vloerconstructie met een karakteristiek van LnT<50dB. Ook op de gelijkvloerse verdieping moet een zwevende vloer aangebracht worden.
–
Opdat de doorlopende vloerplaten de werking van de dubbelwandige constructie niet zouden verstoren, moet de structurele koppeling via deze betonplaten vermeden worden. Hiervoor moeten elastische strips geplaatst worden tussen de baksteenwanden en de vloerplaten en dit zowel boven- als onderaan. Op deze manier ontstaat een horizontale trillingssnede boven en onder de vloerplaat, zie 1 op figuur 19.
–
Net als bij de appartementen met niet-doorlopende vloerplaten dient aandacht besteed te worden aan de randcontactstrook (detail a op figuur 19).
–
Ook onder de vloerplaat dient de trillingsdempende strip volledig ontkoppeld te worden van de muren. Het pleisterwerk moet er doorsneden worden tot tegen de trillingsdempende strip. Dit dient met de grootste zorg te gebeuren. Een verkeerde uitvoering kan tot een vemindering van de horizontale geluidsisolatie met meer dan 10 dB leiden.
Figuur 19: Bouwrichtlijnen voor de geluidsisolatie tussen appartementen met doorlopende vloerplaten:
42
4 4.1.4. Eengezinswoning In een vrijstaande eengezinswoning is akoestiek vaak geen discussiepunt binnen de woning. Wel is het belangrijk een goede bescherming te bieden tegen de geluidsproductie van buiten. –
plaatsing van geluidsgevoelige ruimten aan de geluidsluwe zijde
–
beperking van de glasoppervlakte aan de geluidsbelaste gevel
–
bij voorkeur geen balkon (-deuren) in de geluidsbelaste gevel
–
gebruik van een ventilatie die akoestische geïsoleerd is
–
een slaapkamer onder een hellend dak vraagt om extra maatregelen en is uitvoeringsgevoelig
4.2. Hoe de akoestische isolatie tegen contactgeluid verbeteren? Zoals eerder aangegeven kan de directe geluidstransmissie verbeterd worden door gebruik te maken van een soepele vloerbedekking of door een akoestisch correct ontworpen en uitgevoerde zwevende vloerconstructie. Om de flankerende transmissie uit te sluiten is het noodzakelijk om elk contact tussen deze zwevende vloer en de dragende constructie te vermijden. Onder de zwevende vloer moet een elastische laag aangebracht worden.
Aandachtspunten bij de uitvoering: –
De trillingsdempende laag onder een zwevende dekvloer mag niet te stijf zijn. (geen harde isolatie, maar wel daartoe voorziene minerale wol)
–
Geen contactbruggen tussen de zwevende dekvloer en de dragende structuur: • Buisleidingen mogen de zwevende dekvloer niet verbinden met de structuur; • Plinten onderaan de wanden vormen geen contact met de zwevende dekvloer; • Randisolatie wordt geplaatst tussen de wand en de zwevende dekvloer.
–
Ook wanneer het onderliggende vertrek geen ruimte is met menselijke activiteiten, moet contactgeluidsisolatie voorzien worden.
43
4 4.3. Bestek Wanneer akoestische eisen worden gesteld aan een wand uit baksteenmetselwerk, gebeurt dit door een waarde op te geven voor: – Rw de geluidsisolatie van de wand, in dB – ρ de massadichtheid van de steen en mortel, in kg/m3
Hieronder wordt een beknopt overzicht gegeven van de verschillende relevante grootheden.
Symbool
Definitie
R w
Gewogen ééngetalsaanduiding voor de luchtgeluidsisolatie bepaald in een laboratorium (EN ISO 717-1)
DnT,w
Gewogen ééngetalsaanduiding voor de luchtgeluidsisolatie gemeten in een gebouw (EN ISO 717-1)
L’nT,w
Gewogen gestandaardiseerde contactgeluidsdrukniveau gemeten in situ (EN ISO 717-2)
Tabel 6: Beknopt overzicht relevante grootheden i.v.m. akoestiek
44
Notities
Notities
Notities
Notities
Belgische Baksteenfederatie Kartuizersstraat 19 bus 19 - 1000 Brussel tel.
00 32 (0)2 511 25 81
fax.
00 32 (0)2 513 26 40
w w w. b a k s t e e n . b e