Juridische analyse van de specifieke werkloosheidsregels van toepassing op kunstenaars en de interpretatie daarvan in de infobrief artiesten van 19.12.2011 van de RVA. Artikel 10 MB 26.11.1991: “de regel van het cachet” Als algemeen principe geldt dat de toelaatbaarheid tot de werkloosheidsuitkering – naast enige andere voorwaarden - is gekoppeld aan een aantal gepresteerde dagen arbeid als werknemer binnen een bepaalde referteperiode. In beginsel moet het vereiste aantal dagen daadwerkelijk zijn gepresteerd. Voor sommige kunstenaars geldt een bijzondere regeling om het aantal dagen te berekenen (de zgn. „cachetregel‟). Bij toepassing van deze regel baseert de RVA zich op het brutoloon om het vereiste aantal arbeidsdagen te berekenen. Het aantal daadwerkelijk gepresteerde dagen is daarbij irrelevant. Op wie is deze specifieke berekeningswijze van toepassing? Er gelden volgens de infobrief 3 cumulatieve voorwaarden: Het moet gaan om: -
artistieke prestaties als schouwspelartiest of muzikant met een betaling per prestatie
Artikel 10 MB spreekt van de artiest-muzikant en de artiest van het spektakelbedrijf. Deze bepaling wordt bijgevolg enkel toegepast op kunstenaars die: vergoed worden per prestatie (= afwezigheid van rechtstreeks verband tussen het aantal arbeidsuren en de vergoeding) bv. een muzikant ontvangt een cachet van 500 euro per concert. Zijn overeenkomst omvat 2 optredens en 2 verplichte repetities. Het bedrag dat hij ontvangt is niet gebonden aan zijn arbeidstijd. -
- artistieke arbeid verrichten als schouwspelartiest of muzikant De specifieke berekeningswijze is bijgevolg niet van toepassing op personen die geen artistieke arbeid verrichten (techniekers, …) en artiesten, die geen schouwspelartiest zijn.
_________________________________________________________________________________________________ KUNSTENLOKET VZW
1
Wat betekent dit voor scheppende kunstenaars? : De specifieke berekeningswijze kan toegepast worden op de prestaties van scheppende kunstenaars die in het spektakelbedrijf werken met arbeidsovereenkomsten op dezelfde wijze als de uitvoerende kunstenaar die betaald wordt per prestatie. Bv. een decorbouwer, die voor een theater werkt en betaald wordt per prestatie. Scheppende kunstenaars, die een werk verkopen en de verkoopprijs via een SBK omzetten in een loon met RSZ-bijdragen worden expliciet uitgesloten. Evenals scheppende kunstenaars actief in andere sectoren dan deze van het spektakelbedrijf. Dit op basis van de formulering in artikel 10 MB. Deze interpretatie is niet nieuw, maar werd voorheen in sommige regio‟s ruimer toegepast.
_________________________________________________________________________________________________ KUNSTENLOKET VZW
2
Artikel 116, §5 K.B. 25.11.1991: “Neutralisatie van de vergoedingsperiodes” Deze specifieke regeling bestaat uit een behoud van een percentage van toegekende werkloosheidsuitkeringen. Op wie is het voordeel van toepassing? De wetsbepaling viseert “de werknemer (…) die uitsluitend tewerkgesteld is met overeenkomsten van zeer korte duur.” RVA interpreteert deze bepaling als volgt: Er gelden volgens de infobrief 4 cumulatieve voorwaarden: Het moet gaan om: 1. 2. 3. 4.
werknemers tewerkgesteld in de sector van het spektakelbedrijf als artiest of technicus als loontrekkende met overeenkomsten van korte duur (< 3 maanden) in hun hoofdberoep
1. RVA identificeert de sector van het spektakelbedrijf als dé sector waar tewerkstellingen met een duur korter dan 3 maanden de regel zijn Er wordt gesteld: “het betreft vooral tewerkstellingen die vallen onder het paritair comité nr. 303 (filmbedrijf), 304 (spektakelbedrijf) of 227 (audiovisuele sector)” Wanneer een kunstenaar werkt via een SBK zal hij moeten bewijzen dat hij effectief in deze sector heeft gewerkt. 2. m.b.t. de tweede voorwaarde wordt gesteld dat het voornamelijk gaat om uitvoerende kunstenaars en op sommige technici in de sector van het spektakelbedrijf. Prestaties van korte duur in andere sectoren dan de artistieke sector worden expliciet uitgesloten, evenals artiesten, die geen artiesten van het spektakelbedrijf zijn. 3. Het kan gaan om overeenkomsten van bepaalde duur van korter dan 3 maanden of om prestaties vergoed met een taakloon. 4. Het voordeel is niet van toepassing op werknemers van wie de activiteit in de sector van het spektakelbedrijf slechts bijkomstig is. Om deze voorwaarde te beoordelen wordt onder meer rekening gehouden met de opleiding, het beroepsverleden en de andere tewerkstellingen.
_________________________________________________________________________________________________ KUNSTENLOKET VZW
3
Wat betekent dit voor scheppende kunstenaars?: RVA sluit scheppende kunstenaars van dit voordeel uit, tenzij zij in het spektakelbedrijf werken met overeenkomsten van korte duur op dezelfde wijze als de uitvoerende kunstenaar. Bv. illustrator, die werkt in de audiovisuele sector, voor het ontwerp van animaties en tewerkgesteld is met overeenkomsten van korte duur. RVA stelt in de infobrief dat het voordeel niet van toepassing is op scheppende kunstenaars aangezien: 1. scheppende activiteiten doorgaans geen activiteiten zijn van zeer korte duur 2. een scheppend kunstenaar in hoofdberoep niet gerechtigd is op werkloosheidsuitkering (artikel 74bis K.B. 25.11.1991) 3. de scheppend kunstenaar in bijberoep zijn beschikbaarheid niet mag beperken tot de artistieke arbeidsmarkt (artikel 31, lid 3 van het M.B. van 26.11.1991) argument 2.: Artikel 74bis van het K.B. van 25.11.1991 stelt dat artistieke prestaties kunnen worden uitgeoefend terwijl men een uitkering geniet op voorwaarde dat dit wordt aangegeven op het moment van de uitkeringsaanvraag of op het moment dat men de activiteit aanvangt. Deze artistieke activiteit dient op de controlekaart te worden vermeld en men verliest zijn uitkering wanneer het gaat om dagen waarop volgende prestaties worden verricht: 1° de aanwezigheid van de kunstenaar bij een publieke tentoonstelling van zijn artistieke creaties, indien deze aanwezigheid vereist is op grond van een overeenkomst met een derde die de creatie commercialiseert of indien het een tentoonstelling betreft in lokalen die bestemd zijn voor verkoop van dergelijke creaties en de kunstenaar zelf instaat voor de verkoop; 2° de activiteit van de kunstenaar op de dagen van de opname van audiovisuele werken of op de dagen waarop hij prestaties verricht tegen betaling van een loon; 3° een artistieke prestatie in het kader van een arbeidsovereenkomst of een statutaire tewerkstelling.
_________________________________________________________________________________________________ KUNSTENLOKET VZW
4
§4 van dit artikel stelt: “Het recht op uitkeringen wordt ontzegd, zelfs voor de dagen waarop de werkloze geen activiteit verricht, indien de activiteit van scheppend kunstenaar ingevolge het bedrag van de inkomsten of het aantal arbeidsuren het karakter heeft van een hoofdberoep.” Een scheppend kunstenaar kan volgens de interpretatie van RVA niet genieten van de voordeelregel op basis van dit artikel omdat een uitkeringsgerechtigd scheppend kunstenaar nooit zijn activiteit als hoofdberoep zal kunnen uitoefenen en een uitkering behouden, terwijl RVA als voorwaarde voor de toepassing van artikel 116,§5 stelt dat het artistieke niet bijkomstig mag zijn. Het al dan niet bijkomstig karakter van de activiteit inschatten behoort tot de beoordelingsbevoegdheid van de directeur van het werkloosheidsbureau. Hij houdt daarbij rekening met de gegenereerde inkomsten en met de tijd die aan deze activiteit wordt besteed. Deze bepaling werd voorheen niet op deze manier toegepast, maar wordt in de laatste infobrief duidelijk naar voor geschoven als argument om scheppende kunstenaars uit te sluiten van de voordeelregeling en van de werkloosheidsuitkering in het algemeen. RVA: “Dit vanuit de idee dat prestaties van scheppende kunstenaars niet duidelijk op de kalender gesitueerd worden. De creatie en realisatie van een kunstwerk kunnen gespreid zijn over een langere periode en pas veel later aanleiding geven tot een inkomen. Tiijdens deze realisatieperiode cumuleert een scheppend kunstenaar arbeid met een vervangingsinkomen. Wij een activiteit cumuleert met uitkeringen is niet vrijgesteld van de andere verplichtingen van een uitkeringsgerechtigde werkloze (nl. beschikbaar blijven op de arbeidsmarkt, ingeschreven blijven als werkzoekende, werk zoeken,…). Deze verplichtingen zijn onverenigbaar met een activiteit in hoofdberoep.”
_________________________________________________________________________________________________ KUNSTENLOKET VZW
5
argument 3: Artikel 31, lid 3 M.B. 26.11.1991: “beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt” RVA haalt als argument in de infobrief aan dat scheppende kunstenaars in bijberoep hun beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt niet mogen beperken tot de artistieke arbeidsmarkt. Artikel 31 stelt: “Een aangeboden dienstbetrekking in een ander beroep dan dat van kunstenaar wordt als niet passend beschouwd voor de werknemer die tijdens de 18 maanden die het aanbod voorafgaan, ten minste 156 arbeidsdagen in de zin van artikel 37 van het Koninklijk Besluit ingevolge artistieke activiteiten aantoont. Voor de beoordeling van het passend karakter van de dienstbetrekking in een ander beroep dan dat van kunstenaar wordt rekening gehouden met de intellectuele ontwikkeling en met de lichaamsgeschiktheid van de kunstenaar, alsmede met het risico dat de vaardigheid vereist voor het uitoefenen van zijn beroep van kunstenaar, zou kunnen afnemen. In afwijking van het eerste lid wordt een dienstbetrekking in een ander beroep dan dat van kunstenaar als passend beschouwd voor de werknemer wiens beroep van kunstenaar slechts een bijberoep is in vergelijking met een ander beroep.” De laatste paragraaf van dit artikel maakt geen expliciet onderscheid tussen scheppende en uitvoerende kunstenaars. RVA redeneert echter dat aangezien een scheppend kunstenaar zijn activiteit volgens artikel 74bis, §4 niet naast de uitkering kan uitoefenen als hoofdberoep dit steeds een bijberoep blijft, zolang hij een uitkering geniet, en bijgevolg zijn beschikbaarheid niet kan beperken tot de artistieke sector.
De infobrief artiesten van de RVA vindt u terug op onze website onder: documenten – documenten van de overheid _________________________________________________________________________________________________ KUNSTENLOKET VZW
6
_________________________________________________________________________________________________ KUNSTENLOKET VZW
7