Armoede & Telecom
VAN UITSLUITING NAAR AANSLUITING “IK BEL DUS IK BEN”
Naar aanleiding van een vierkante tafeldebat rond armoede en telecom (op 7 december 2010) ontstond dit werkdocument. Het bevat enkele vaststellingen, verontwaardigingen en ideeën die ik met de sprekers en deelnemers aan de vierkante tafel aftoetste. Tegelijkertijd is het een work in progress document, de start van een verder en diepgaander denkproces. Waarbij ik me graag laat inspireren door de standpunten, voorstellen en reacties die vanuit diverse hoeken aan bod kunnen komen.
85 miljoen mensen. Nood aan een politieke stormram. Vraag aan 100 Vlamingen wat ze van armoede vinden en minstens 99 van hen zullen je zeggen dat het zo snel mogelijk de wereld uit moet. Fijn dat we het er allemaal over eens zijn. Toch is er voor armoede niet meteen een gevoel van noodzaak, een 'sense of urgency'. 2010 was het Europees jaar ter bestrijding van de armoede en sociale uitsluiting. Een jaar lang stond de armoedeproblematiek volop in de schijnwerpers. Zeer positief. Maar de armoede zal de wereld niet uit zijn bij de jaarwisseling. Ook in 2011 moeten we er voor blijven gaan. Geen ruimte voor de paraplu's der excuses. Zolang armoede in al haar facetten de wereld niet uit is, is het elke dag van elk jaar een dag en jaar ter bestrijding van de armoede en sociale uitsluiting. Vandaag leeft nog steeds 17% van de Europeanen – vijfentachtig miljoen mensen – onder de armoedegrens. Dat is meer dan acht keer de bevolking van België, veertien keer Vlaanderen, vijftig keer de provincie Antwerpen, honderdzeventig keer de stad Antwerpen, meer dan duizend keer Mechelen en tweeduizendhonderdvijfentwintig (2125!) keer Turnhout. In 2000 hadden we in Europa “maar” 16% personen in armoede. Eenzelfde stijging die we zien bij kinderen in armoede: vandaag 20%, in 2006: 19%. In België doen we het overigens niet echt beter: de algemene armoede steeg tussen 2000 en 2008 van 13 naar 15 procent. Op het vlak van kinderen in armoede gingen we van 15 naar 17 procent. In Antwerpen en Brussel ziet het er nog belabberder uit: 1 op 5 Antwerpenaren en 1 op 4 Brusselaars leeft in armoede. Daarenboven heeft België 5% werkende armen. Er moet dus dringend een stormram door de politieke hoofden gaan. We moeten kunnen garanderen dat de kinderen het morgen beter hebben, dan de ouders vandaag.
Armoedebestrijding vraagt om concrete acties. Om handen en voeten. Concrete acties die de kloof kunnen dichten op diverse terreinen tegelijkertijd: wonen, werken, energie, onderwijs, vrije tijd, ... . Maar ook op het vlak van nieuwe geletterdheid, van digitale geletterdheid. Acties die er voor zorgen dat iedereen kan voorzien in zijn basisbehoeften, die kloven dichten en geen nieuwe kraters slaan en die de participatie van elkeen verhogen. Duurzaam. Op lange termijn. De digitale kloof wordt smaller maar dieper. En heeft meerdere dimensies. Velen vragen zich af of het dichten van de digitale kloof nu wel echt een prioriteit moet zijn in het armoedebeleid? Er zijn toch meer urgente katten te geselen in wonen, onderwijs, werk en energie? Maar in een steeds groter gedigitaliseerde wereld met steeds meer en gesofisticeerde digitale media worden minimale ICT-basisvaardigheden een must. Het is een basisbehoefte geworden. Het niet bezitten van die basisvaardigheden werkt ongelijkheid in de hand. Situaties van digitale ongelijkheid hangen nauw samen met situaties van ongelijkheid op andere vlakken. Socioeconomische, culturele en leeftijdsverschillen leggen een hypotheek op de kansen op een veilige, behendige, bewuste en renderende omgang met de media. Vanuit democratisch oogpunt is het wegwerken van de digitale en andere mediakloven essentieel. Dit is een taak voor àlle betrokken partijen (multistakeholder governance): de overheid, het onderwijs, de industrie, de ouders, .... De nieuwe media zijn een vast onderdeel van ons leven geworden. Wij gebruiken de media steeds meer om interactief te zijn met de wereld rondom ons. Via ICT-toepassingen (vooral het internet, mobiele telefonie en sociale netwerksites zoals Facebook) leggen wij contacten met anderen, zeggen we wie we zijn en wat we doen, leggen en onderhouden we vriendschappen. We participeren, consumeren en communiceren. Wie toegang heeft én wie kan omgaan met de nieuwe media, kan zich persoonlijk ontwikkelen en controle en/of macht verwerven (empowerment). Wie het niet kan, dreigt achterop te raken. Mensen in armoede ervaren het internet – omwille van hun eerder geïsoleerde bestaan – als een bevrijding. Je kan je figuurlijk verplaatsen en brengt de wereld in huis (Ilse Mariën, VUB). De digitale kloof is meer dan de kloof tussen zij die een pc en internet hebben en zij die dat niet hebben. Om deze eerste graad van de digitale kloof (toegang en geen toegang tot ICT) te verkleinen, zijn al veel inspanningen gebeurd. Vooral in het aanbieden van goede en betaalbare computers en internetaansluitingen. Maar ook in het uitbouwen van alternatieven voor pc-gebruik zoals in de school, in bibliotheken en internetcafés. Inspanningen blijven nodig op dit vlak. Want de fysieke toegang tot ICT voor kwetsbare groepen blijft een probleem. Niet alleen de toegang zelf, maar ook de schulden die volgen na de toegang (abonnementskosten, hardwarekosten, ...). Ook de 2de graad van de digitale kloof vraagt onze aandacht: het verschil in gebruiken en hebben van digitale vaardigheden. We moeten oog hebben voor de digitale ongeletterdheid en voor het wegwerken ervan. Via mediageletterheid en digitale geletterdheid moeten we alle mensen, jong en oud, weerbaar maken. Vanuit deze optiek is dit soort geletterdheid een vorm van mensenrechten. En is toegang tot ICT een universele dienstverlening. Net dat is het voor vele groepen nog te weinig. Kwetsbare groepen ervaren drie drempels bij de digitalisering van de maatschappij: in het onderwijs (de bijna verplichting om een pc te hebben en toegang tot ICT, via Smartschool de huistaken en groepswerken via internet laten gebeuren, ...), in tewerkstelling (info over jobs en sollicitaties gebeuren steeds meer digitaal via websites, mail en per sms) en in
informatieverwerving (e-governance, e-banking, belastingbrief online invullen (tax-on-web), betalingen per sms van parkeerautomaten, en de continue online verwijzingen voor meer informatie). Om het mattheuseffect, waarbij kwetsbare groepen in een vicieuze cirkel terechtkomen, te vermijden, zijn acties en initiatieven nodig. Digitale inclusie vereist een brede maatschappelijke aanpak, op verschillende fronten en met oog voor de vele dimensies van bestaande en nieuwe uitsluitingsmechanismen. Het is immers veel doeltreffender om, in plaats van hindernissen weg te werken, de klemtoon te verschuiven naar het realiseren van meerwaarde dankzij ICT-gebruik. (Instituut Samenleving enTechnologie, Digitale inclusie in Vlaanderen, Aanbevelingen, 2010). Een e-inclusief beleid kan zich niet tevreden stellen met het louter aandacht hebben voor het verspreiden van computers en internet. Het e-inclusief beleid dat wij nastreven, moet steeds gepaard gaan met de bestrijding van de bestaande structurele ongelijkheden en mechanismen van sociale uitsluiting. Het is belangrijk om projecten rond digitale geletterdheid te initiëren die nauw aansluiten bij de leefwereld en de dagelijkse realiteit van alle burgers, en van de doelgroep van kwetsbare groepen in het bijzonder. Voor deze groepen zijn lokale initiatieven heel belangrijk (vb succes van Digidak (SPK)). Bij het wegwerken van de digitale ongeletterdheid moeten we de nadruk leggen op sociale en maatschappelijke integratie van alle burgers. Europa werkt in het kader van haar “digitale agenda voor Europa” van de EU 2020-strategie aan zeven kerninitiatieven. Eén daarvan is net de aanpak van de digitale geletterdheid. De Europese Commissie wil een verbetering van de digitale geletterdheid, de digitale vaardigheden en van de digitale inclusie. Zelfverwezenlijking en emancipatie moeten centraal staan in het digitale tijdperk. Iemands achtergrond of vaardigheidsniveau mag er niet de oorzaak van zijn dat de toegang tot het digitale potentieel voor hem blijft gesloten, aldus de Europese Commissie.
Zwart op wit. Eurostat (2008-2009) stelt vast dat slechts 75% van de Vlaamse huishoudens over een computer beschikt en 73% over een internetaansluiting 1,9 miljoen Belgen hebben nog nooit een pc gebruikt, 2,6 miljoen Belgen hebben nog nooit gesurft. 40% van hen is werkzoekend, twee derde is 55+-er. Van de Vlaamse werkzoekenden maakt slechts 51% wekelijks gebruik van het internet, terwijl dit in Nederland voor 95% van de werkzoekenden geldt. De laatste jaren is er een lichte stijging vast te stellen, maar in vergelijking met andere Europese landen blijft de internetpenetratie in Vlaanderen laag. In Nederland bijvoorbeeld bedraagt de verspreidingsgraad 90%! Daarenboven is er bij mensen met een laag inkomen geen stijging in het bezit van internet vastgesteld. Een van de redenen hiervoor kan de hoge kostprijs van een internetverbinding in België zijn. Deze is tot drie maal hoger dan in Nederland. Zeker voor mensen die het financieel minder breed hebben, blijft dit prijskaartje te hoog.
Over motivatie en digitale vaardigheden zijn er nauwelijks cijfers beschikbaar. Enkel een enquête van Statbel (2007) geeft wel een beeld van de redenen waarom jongeren geen gebruik maken van internet: kostprijs (50% van de jonge niet-gebruikers), niet nuttig (33%) en niet beschikken over de nodige digitale vaardigheden (33%). Door het dure mobiel internet zijn jonge Belgen (tussen 16 en 25 jaar) een pak minder actief op sociale netwerken dan hun leeftijdsgenoten elders in Europa. Enkel Roemenië, Ierland en Letland doen het slechter (Statbel 2010). Een OASeS-studie (2007) “Aan de onderkant van de technologische samenleving” in opdracht van het Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek (viWTA), nu IST, beschrijft dat mensen in armoede minder nut zien in de aanschaf van een pc, de druk vooral vanuit onderwijs voelen, zeggen kennis en kunde ter zake te missen, en technologie als eerder negatief te ervaren. Tot slot voelen ze het eerder aan als een strijd dan als een bevrijding. Uit een Microsoft-studie naar aanleiding van de Europese week van de e-vaardigheden tenslotte blijkt bovendien dat binnen 5 jaar 90% van de Belgische jobs informaticakennis zal vereisen, wat impliceert dat elk cv pc-vaardigheden als basiscompetentie zal moeten bevatten om kans te maken op een job. In tegenstelling tot wat vaak verondersteld wordt is deze basiscompetentie – door de stijgende automatisatie - zeker zo vaak vereist bij laaggeschoolde jobs als bij hoger geschoolde jobs.
Van uitsluiting naar aansluiting: kennen, begrijpen en maken. Het dichten van de digitale kloof vertrekt daarom ook idealiter vanuit een aansluitingsgedachte in plaats van vanuit het courante kloof- of uitsluitingsdenken. Digitale inclusie versus digitale kloof. Digitale inclusie wil sociale uitsluiting als gevolg van de opmars van ICT en telecom beperken en wegwerken. Er wordt daarbij erkend dat deze sociale uitsluiting door ongelijkheden op het vlak van toegang, gebruik, motivatie en/of vaardigheden wordt veroorzaakt. De aansluiting (letterlijk en figuurlijk), een digitaal inclusiebeleid, is gericht op het toegankelijk maken van ICT en dit zowel in materiële als in immateriële zin. Zowel op het hebben als op het kunnen (blijven) gebruiken. En op het beschikken over de vereiste generieke telecomvaardigheden, met inbegrip van reken-, schrijf- en taalvaardigheden. Via een goede digitale geletterdheid moeten de gebruikers op een zinvolle manier leren omgaan met deze digitale media. In een studie van de VUB (2010) omschrijft men het zo: de burgers moeten de media leren kennen. Dit betekent dat ze fysieke toegang moeten hebben, technische kennis verwerven en weten welk gebruik van welke knop welke reactie brengt en op die manier vaardigheden ontwikkelen. Burgers moeten de media leren begrijpen: er kritisch mee leren omgaan, de informatie die ze zoeken en vinden effectief leren gebruiken, meer stilstaan bij hun privacy: wat kan men online zetten en welke risico's kunnen daaraan zijn verbonden, ... . Tot slot moeten de burgers de media kunnen maken: zelf actief zijn op het internet bijvoorbeeld om zichzelf verder te kunnen ontplooien. Iedereen moet dus kunnen aansluiten en genieten van de voordelen van een digitale
maatschappij. Zo zal de Europese Commissie bijvoorbeeld nagaan hoe de vraag naar basistelecomdiensten op de huidige concurrerende markten het best kan worden ingevuld, welke plaats universele dienstverlening moet innemen in de inspanningen om bijvoorbeeld breedband voor iedereen toegankelijk te maken en waar de financiering van deze universele dienstverlening vandaan moet komen. Daarnaast wil de Europese Commissie dat tegen 2020 heel Europa verbonden is met het internet. Omdat de hoge kosten de reden zijn om geen internetverbinding in huis te halen, wil de Europese Commissie concurrentieverhogende maatregelen invoeren om de kostprijs te laten zakken. Tegen 2011 worden lidstaten verplicht de langetermijnbeleidslijnen inzake e-vaardigheden en digitale geletterdheid ten uitvoer te leggen en in dat verband stimulansen en prikkels voor KMO's en achtergestelde groepen ter beschikking te stellen.
Mensen in armoede lopen (er) in. Geen nieuwe kraters slaan. Hoe kunnen we vermijden dat “uw correspondent uw oproep voor lange tijd niet kan beantwoorden”? Een digitaal inclusiebeleid moet erover waken dat de aansluitingsacties niet ten koste gaan van de stijging van de schuldenberg. Dat mensen niet onnodig lang aan een contact vast hangen die te duur is of totaal niet past bij hun ICT-verbruik. Dat er geen nieuwe kraters worden gevormd bij het dichten van de kloof. Zeker als we weten dat steeds meer mensen in schulden verzeild geraken door de factuur van hun gsm, telefoon, internet en/of digitale televisie. Bij het Vlaams Centrum Schuldbemiddeling steeg in 2009 het aantal telecomdossiers op één jaar tijd met liefst tweederde, van 21% aandeel in de schuldbemiddelingsdossiers tot 34%. Of hoe mee willen en mee moeten, kan leiden tot nog meer schulden. Zo ontving de Ombudsdienst telecom in 2009 voor het derde opeenvolgende jaar een record aantal klachten met betrekking tot betalende sms-diensten. In de klachten stelt de Ombudsdienst regelmatig vast dat operatoren van hun sterke positie tegenover de eindgebruiker gebruik of misbruik maken (Uit het Jaarverslag 2009, Ombudsdienst Telecom). En als er nu ook de optie bestaat om het verlenen van leningen in de toekomst te conditioneren aan openstaande gsm-facturen, is het alle hens aan dek. Want niet zelden worden de schulden mee veroorzaakt door een cocktail van onder meer misleidende verkoops- en reclamepraktijken, het ontbreken van een schriftelijk contract, onredelijk zware sancties bij wanbetaling en agressieve invorderingspraktjken, snel schermen met de zwarte lijst van Preventel, koppelverkoop, ... Telecomoperatoren lappen bovendien vaak zelf de regels aan hun laars, maar als een klant niet in orde is, zijn de sancties die operatoren opleggen onredelijk zwaar en vinden er schaamteloze invorderingen plaats. (bron: Vlaams Centrum Schuldbemiddeling, Dossier Telecom: mistoestanden en oplossingen).
In die zin stelde ik in juli 2010 een vraag aan de Europese Commissie, waarin ik een pleidooi hield
voor transparante en gestandaardiseerde energie- en telecomfacturen. Op basis van een heldere factuur met dito voorwaarden zou de consument veel gemakkelijk kunnen inschatten of zijn abonnement wel aansluit bij zijn werkelijke noden. Bovendien geeft dit de mogelijkheid om op basis van een zo'n overzichtelijke en gestandaardiseerde factuur de markt te verkennen op zoek naar meer voordelige voorwaarden. Zo pleitte ik ook voor het vermelden van een einddatum op de factuur. Ook al valt zowel de facturatie als het ontwerp van facturen voor het grootste deel onder nationale voorschriften, toch heeft de Commissie voor de sectoren gas en elektriciteit al op verschillende manieren geprobeerd de kwaliteit en de transparantie van facturen te verbeteren. Voorwaarden die perfect transponeerbaar zijn naar de telecomsector.
Sociaal tarief, universele dienst en minimumaanbod. De Wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie stelt dat elke operator van vaste en mobiele telefonie en de doorverkopers van vaste en mobiele telefoniediensten aan sommige categorieën van begunstigden specifieke tariefvoorwaarden moet aanbieden. De begunstigden en inkomensplafonds zijn voorzien in de wet. Bijna elke provider biedt, wat sociaal tarief betreft, bijvoorbeeld een korting van 12 euro aan op de factuur of het abonnement, de korting op herlaadkaarten bedraagt 3,10 euro belkrediet. Volgens mensen in armoede zijn de voorwaarden om van dit sociaal tarief te kunnen genieten zeer strikt, waardoor een groot deel van de kansarmere groepen er niet van kan genieten. Omdat dit sociaal tarief in centen en niet in procenten wordt toegekend, krijgt de korting minder waarde door prijsaanpassingen en indexatie (Test-aankoop 2008). Qua internet heeft het sociaal tarief vaak betrekking op traag inbelinternet, terwijl veel applicaties enkel mits breedband te gebruiken zijn. Nochtans is België voorstander van breedband als universele dienst. In die zin heeft David Geerts (sp.a) in maart 2008 een wetsvoorstel ingediend om de universele dienstverlening uit te breiden naar breedband. Zo zou elke Belg kwalitatief en snel internet ter beschikking hebben en zouden er tegelijkertijd sociale tarieven mogelijk worden. De vorige regering was echter weinig ambitieus op dit vlak. Europa heeft in september van dit jaar een richtlijn uitgevaardigd die zegt dat telecom voor iedereen beschikbaar moet zijn, hoewel er nog onduidelijkheid is over wat “beschikbaar” en “universele dienst” inhoudt. Volgens de Europese Commissie is een snelle breedband de zuurstof die van essentieel belang is voor de welvaart en het welzijn van Europa. Er werd opgelegd dat iedereen tegen 2013 toegang tot breedband moet hebben en tegen 2020 toegang tot high speed internet. Nadelig is dat het wordt overgelaten aan de lidstaten om te bepalen op welke wijze dit aanbod moet worden gefinancierd. David Geerts hoopt nu dat de Belgische regering een voortrekkersrol kan spelen bij het dichten van de digitale kloof. Hij wijst op de vele nieuwe jobs die kunnen worden gecreëerd. Daarom dient hij zijn wetsvoorstel opnieuw in, om de Europese wens van breedbandinternet voor iedereen te realiseren via de opname in de universele dienstverlening. In één pakket met sociaal tarief, minimumlevering en het plan voor het opkrikken van de e-vaardigheden. Voor elke universele dienst zoals gas, water en elektriciteit moet aan de consument een
minimumlevering kunnen worden gegarandeerd. Als telecom een basisrecht is, want een voorwaarde om volwaardig te kunnen deelnemen aan de gedigitaliseerde samenleving, moet ook hier een minimumaanbod worden geleverd. Het minimumaanbod kan via sociale maatregelen mensen beschermen tegen uitsluiting.
Besluit: ik bel dus ik ben 85 miljoen armen in Europa, 20% van de Antwerpenaren die in armoede leven, 5% werkende armen in België, een schandalig hoog aantal kinderen in armoede, ... een tijdbom die je niet wil liggen tikken hebben in je samenleving. En toch heerst er bij beleidsmakers weinig sense of urgency voor concrete en grootschalige aansluitingsacties. Veel verklaringen en verontwaardiging, dat wel. Maar daden blijven uit. De armoedeproblematiek is multidimensioneel. In zowat alle domeinen van het leven - van wonen, over werken en onderwijs tot gezondheid - zijn er nog vele kloven te dichten om te vermijden dat er diepere kraters ontstaan. Zo ook op het vlak van de digitale kloof en van de digitale geletterdheid. We kunnen er bij de start van 2011 niet om heen dat telecom een universele dienst is die een wezenlijk onderdeel van ons leven is geworden. Zo wordt de top-10 van noodzakelijke (levens-) behoeften bij jongeren bijna uitsluitend gevormd door telecomtoepassingen. Jongeren die over geen of slechts een beperkt telecomaanbod beschikken, geven de kostprijs (50%) en het gebrek aan digitale vaardigheden (33%) als oorzaak aan. Als we weten dat 1,9 miljoen (1.900.000) van de Belgen geen pc heeft en 2,6 miljoen (2.6000.000) aangeeft nog nooit te hebben gesurft, en rekening houdend met de te hoge kostprijs van internet in België, is er nog veel werk aan de winkel. Daarenboven geven mensen in armoede aan dat ze vooral vanuit onderwijs de druk voelen om digitaal mee te zijn. Niet verwonderlijk trouwens dat onderwijs zoveel nadruk legt op digitale geletterdheid: binnen 5 jaar verwacht 90% van de jobs (en ook deze voor lager opgeleiden) ICTvaardigheden als basiscompetentie. Om nog maar te zwijgen over de enorme sociale impact van “mee zijn”. En toch... De digitale kloof lijkt te dichten, ze wordt smaller. Meer en meer mensen beschikken over internet en telecom. De primaire digitale kloof tussen hebben en niet-hebben in letterlijke zin wordt dus langzaam maar zeker kleiner. Maar ze wordt paradoxaal ook dieper. Zowel op het vlak van e-vaardigheden, als op het vlak van schulden. Het aantal telecomdossiers binnen de schuldbemiddelingsdossiers bijvoorbeeld steeg het laatste jaar exponentieel. Om de diepere digitale kloof (zowel in materiële als in immateriële zin) te dichten, willen we een inclusief beleid voeren. Een beleid gebaseerd op aansluiting, letterlijk en figuurlijk. De optimale bescherming van de consument, met bijzondere aandacht voor de schuldenprobematiek, moet daarbij centraal staan. We benaderen de digitale geletterdheid ook vanuit inclusie. Onze rode draad daarbij is: wat goed is voor iedereen, moet ook goed zijn voor mensen in armoede.
In concreto zijn onze voorstellen: •
•
Telecom en internet zijn een basisrecht, waarbij wordt voorzien in een wettelijke minimumlevering (binnen de universele dienstverplichting), met inbegrip van: ◦ een sociaal tarief dat echt sociaal is: inkomensgerelateerd en in percenten ◦ een consumentenbescherming die effectief is (met transparante en bruikbare telecomfacturen, een bescherming van de klant bij het afsluiten van contracten en een consumentenakkoord/gedragscode voor abonnementen in de telecomsector naar analogie met de energiesector) ◦ het opkrikken van de e-vaardigheden van iedereen. Via Wifi-delen wordt in Antwerpen een web gevormd dat effectief wijd en werelds is. Een “lokale” minimumlevering avant la lettre via een internetverbinding die voor iedereen beschikbaar is.
In het Europees parlement volg ik de voorstellen van de commissie op de voet. Zowel als het gaat over de aankondigingen van de commissie inzake breedband als basisrecht, als universele dienstverlening (met minimumlevering), als over de concurrentieverhogende maatregelen die moeten worden genomen zodat de torenhoge kostprijs van internet kan zakken. Ook op het vlak van consumentenbescherming moet Europa het voortouw blijven nemen. Ik zal daarom blijven hameren op transparante en bruikbare telecomfacturen. Ook zal ik via schriftelijke vragen en parlementaire discussies de digitale agenda op de agenda houden, zodat deze op korte termijn kan worden opgezet in concrete en zichtbare acties in de lidstaten. Waardoor alle consumenten en mensen in armoede in het bijzonder kunnen aansluiten en genieten van de voordelen van onze digitale samenleving.
Concreet 1) Wifi-delen in Antwerpen. Het wereldwijde web is minder wijd en minder werelds dan het pretendeert te zijn. Ondanks richtlijnen dat telecom voor iedereen beschikbaar moet zijn, en dat breedband een universele, een basisdienst is, dat iedereen tegen 2013 toegang tot breedband moet hebben en tegen 2020 toegang tot snel internet, zijn er nog steeds te veel have nots en te weinig toegankelijke en verspreide hotspots. Free internet zou de digitale kloof fors kunnen dichten. Waarom – in afwachting van een minimale levering - geen Antwerps netwerk installeren van stadsdiensten en burgers die hun eigen draadloos netwerk delen met de buurt? Bij Wifi-delen zend je twee signalen uit, een intern en een extern. Het ene signaal blijft beschermd, het andere maak je toegankelijk voor het publiek. Via dit systeem kan iedereen gebruik maken van de free Wifi, in tegenstelling tot de meeste hotspots die enkel toegankelijk zijn voor gebruikers van dezelfde provider. Het zal vooral van belang zijn om bij prioriteit het Wifi-delen ingang te doen vinden in de e-zwakkere buurten van Antwerpen. De gedeelde Wifi's zouden dan met een bordje aan de gevel kunnen kenbaar worden gemaakt.
2) Een wettelijk voorziene minimumlevering. Voor elke universele dienst zoals gas, water en elektriciteit moet aan de consument een minimumlevering kunnen worden gegarandeerd. Als ook telecom een basisrecht is, want voorwaarde om volwaardig te kunnen deelnemen aan de
gedigitaliseerde samenleving, moet ook hier een minimumaanbod worden geleverd. De minimumlevering kan via sociale maatregelen mensen beschermen tegen uitsluiting. Europa heeft in september 2010 een richtlijn uitgevaardigd die zegt dat telecom voor iedereen beschikbaar moet zijn, hoewel er nog onduidelijkheid is over wat “beschikbaar” en “universele dienst” inhoudt. Volgens de Europese Commissie is een snelle breedband de zuurstof die van essentieel belang is voor de welvaart en het welzijn van Europa. Tegen 2013 zou iedereen toegang tot breedband moet hebben en tegen 2020 toegang tot supersnel internet. Nadelig is dat het wordt overgelaten aan de lidstaten op welke wijze dit aanbod moet worden gefinancierd. De federale regering meent alvast voorstander te zijn van breedband als universele dienst, als een basisrecht. In die zin heeft David Geerts (sp.a) in maart 2008 een wetsvoorstel ingediend om de universele dienstverlening uit te breiden naar breedband. Zo zou elke Belg kwalitatief en snel internet ter beschikking hebben en zouden er tegelijkertijd sociale tarieven mogelijk kunnen worden. De vorige regering was echter weinig ambitieus op dit vlak. David Geerts hoopt dat de Belgische regering een voortrekkersrol zal spelen bij het dichten van de digitale kloof. Hij wijst op de vele nieuwe jobs die kunnen worden gecreëerd. Daarom dient hij zijn wetsvoorstel opnieuw in , om de Europese wens van breedbandinternet voor iedereen te realiseren via opname in de universele dienstverlening. In één pakket met sociaal tarief, minimumlevering en het plan voor het opkrikken van de e-vaardigheden.
3) Sociaal tarief. Ondanks de wettelijke bepaling kunnen nog te weinig mensen genieten van een sociaal tarief. Je moet als het ware over alle zonden van Israël beschikken om er gebruik van te kunnen maken. Daarnaast tekenen vele mensen contracten die niet beantwoorden aan hun effectieve behoeften, zodat de korting via het sociaal tarief slechts een druppel op de hete plaat van de torenhoge factuur is. Bovendien werkt het huidige sociaal tarief met centen, zodat de korting niet beschermd is tegen indexaties en prijsstijgingen. Het sociaal tarief moet volgens ons in procenten zijn: automatisch en inkomensgerelateerd. Dit kan een garantie betekenen voor een telecomaanbod dat echt op maat van de klant is afgestemd. De realisatie van een breedband voor iedereen moet van meet af aan een sociaal tarief inhouden. Ook de bepaling van een vaste minimumlevering aan snelle breedband en een performant plan voor het opkrikken van de e-vaardigheden moeten onderdeel zijn van een globaal plan.
4) Consumentenbescherming. Niet zelden worden telecomschulden mee veroorzaakt door een cocktail van onder meer misleidende verkoops- en reclamepraktijken, het ontbreken van een schriftelijk contract, onredelijk zware sancties bij wanbetaling en agressieve invorderingspraktjken, snel schermen met de zwarte lijst van Preventel, koppelverkoop, ... (bron: Vlaams Centrum Schuldbemiddeling, Dossier Telecom: mistoestanden en oplossingen). In die zin stelde ik in juli 2010 een vraag aan de Europese Commissie, waarin ik een pleidooi hield voor transparante en gestandaardiseerde energie- en telecomfacturen. Op basis van een heldere factuur met dito voorwaarden zou de consument veel gemakkelijker kunnen inschatten of zijn abonnement wel aansluit bij zijn werkelijke noden. Bovendien geeft dit de mogelijk om op basis van zo'n overzichtelijke en gestandaardiseerde factuur de markt te verkennen op zoek naar meer
voordelige voorwaarden. Zo pleitte ik ook voor het vermelden van een einddatum op de factuur. Ook al valt zowel de facturatie als het ontwerp van facturen voor het grootste deel onder nationale voorschriften, toch heeft de Commissie voor de sectoren gas en elektriciteit al op verschillende manieren geprobeerd de kwaliteit en de transparantie van facturen te verbeteren. Voorwaarden die perfect transponeerbaar zijn naar de telecomsector. Een andere vorm van consumentenbescherming vinden we in de restrictie die zou moeten worden opgelegd op bijvoorbeeld de verkoop van goedkope gsm's met dure abonnementen. En waarom zouden we wanbetalers niet kunnen verplichten over te stappen op pre-paid kaarten in plaats van ze nu met torenhoge, vaak onbetaalbare boetes te belasten. Er is een duidelijke vraag vanuit ervaringsdeskundigen en schuldbemiddeling naar een beperking van de contractduur en een betere bescherming bij de aankoop en het afsluiten van een contract.
5) Het opkrikken van de e-vaardigheden. Vanuit de Europese digitale agenda worden de lidstaten tegen 2011 – vandaag dus - verplicht de langetermijnbeleidslijnen inzake e-vaardigheden en digitale geletterdheid uit te voeren en in dat verband stimulansen en prikkels voor KMO's en achtergestelde groepen ter beschikking te stellen. Tot op vandaag hebben we in ons land weinig gezien van deze e-vaardigheden-agenda, ondanks de vermelding in het digitaalplan van de federale regering: “België digitaal hart van Europa”. Als we niet snel uit de startblokken schieten, hebben we op korte termijn een hele meute topcardiologen nodig om het infarct te stoppen.
Kathleen Van Brempt Antwerpen, januari 2011 Opinie naar aanleiding van de Vierkante Tafel Armoede & Telecom van 07/12/10.