area under the receiver operating characteristic curve blanco anamnese anamnese die geen gegevens heeft opgeleverd die relevant voor de diagnostiek zijn; syn. blanco voorgeschiedenis. familieanamnese ziektegegevens omtrent de familieleden van de pa‐ tiënt, o.a. van belang bij familiaire en erfelijke ziekten; vermeldt o.a. of in de familie ziekteverschijnselen als die v.d. patiënt voorkomen; kan behulpzaam zijn bij diagnosticeren van bep. familiair voorko‐ mende ziekten (‘familieanamnese is positief voor coronairlijden’) en/ of bij vaststelling v.d. erfelijkheid daarvan; syn. medische familiege‐ schiedenis. heteroanamnese voorgeschiedenis van een ziekte zoals deze is te construeren uit mededelingen van andere personen dan de patiënt zelf (familie enz.); syn. alloanamnese; zie ook anamnese. psychosociale anamnese anamnese m.b.t. psychische en sociale as‐ pecten; syn. sociale anamnese. speciële anamnese anamnese die is gericht op verheldering van de klacht(en) en/of de verschijnselen in verband waarmee de patiënt de arts consulteert; syn. huidige anamnese. tractusanamnese anamnese waarbij ‘screenend’ door de arts wordt nagegaan hoe de belangrijkste onderdelen en orgaansystemen (‘trac‐ tussen’) van het lichaam functioneren. anamnestisch behorend tot, afkomstig van, m.b.t. de anamnese; vb. anamnestische gegevens. ANCOVA variantieanalyse waarbij voor covariaten wordt gecorrigeerd; specifiek type van ANOVA; term is samentrekking van ‘ANOVA’ (= variantieanalyse) en ‘covariaat’; zie ook analyse | variantie~. MANCOVA meervoudige variantieanalyse waarbij rekening is ge‐ houden met covariabelen; betreft subvorm van ANOVA; syn. meer‐ voudige covariabele variantieanalyse; zie ook variantieanalyse | meer‐ voudige ~. ANOVA zie analyse | variantie~. anticiperende gezondheidszorg zie gezondheidszorg | anticiperende ~. apex [L, Lat. mv. apices, Ned. mv. apexen; Lat. gen. apicis] punt, top, spits. a‐posteriorikans zie kans | a‐posteriori~. a‐priorikans zie kans | a‐priori~. area under the receiver operating characteristic curve, area under the ROC cur‐ ve (AUC) [E] 1 maat voor de predictieve validiteit van een meetinstru‐ ment, hiermee wordt de accuratesse van een meetinstrument weer‐ gegeven, deze heeft een waarde tussen 0 en 1; een AUC van 1 duidt 7
A
arm op een perfecte accuratesse van een test die alle zieken kan identifice‐ ren zonder fout‐positieven; de waarde 0,5 is een onbruikbare test, die evenveel terecht‐positieven als fout‐positieven detecteert; waarden onder de 0,5 kunnen bruikbaar zijn als men de interpretatie van de uitkomst omkeert; zie ook receiver operating characteristic; 2 FARMA‐ COL. oppervlakte onder plasmaconcentratie‐tijdcurve als maat voor totale expositie aan een geneesmiddel.
A
area under the receiver operating characteristic (roc) curve (auc) y-as: sensitiviteit (% terecht-positieven; tpf = true positive fraction) x-as: 1 – specificiteit (% fout-positieven; fpf = false positive fraction) strict threshold = strenge drempelwaarde moderate threshold = gemiddelde drempelwaarde lax threshold = losse drempelwaarde arm 1 elk van de bovenste ledematen bij de mens, reikend van de schouder tot aan het polsgewricht; in bredere zin met inbegrip van de hand; syn. brachium [L]; 2 deel van een (wetenschapp., epidemiol. 8
attack rate enz.) onderzoek. ARR zie risicoreductie | absolute ~. artsencompliantie zie compliantie | artsen~. aselect zie select | a~. aselecteren [werkw.] zie randomiseren. aselecte steekproef zie steekproef | aselecte ~. assessment [E, ‘schatting’, ‘taxatie’, ‘beoordeling’] het systematisch ver‐ zamelen, ordenen en interpreteren van informatie over een persoon en zijn situatie met het oog op een eventuele behandeling; omvat meer dan het verzamelen van ziektesymptomen. health‐technology assessment (HTA) [E, ‘beoordeling van gezond‐ heidstechnologie’] onderzoek naar een medische voorziening waarbij naast de effectiviteit ook andere aspecten, zoals economische, soci‐ aalculturele, juridische en ethische, in de evaluatie worden betrok‐ ken; de methodologie van HTA‐onderzoek spitst zich toe op de inte‐ gratie van deze aspecten; zie ook medical‐technology ~. ! termen me‐ dical‐technology assessment (MTA) en health‐technology assessment (HTA) worden door elkaar gebruikt. medical‐technology assessment (MTA) [E] evaluatie van een medi‐ sche voorziening waarbij naast de effectiviteit andere aspecten, zoals organisatorische, economische, sociaalculturele, juridische en ethi‐ sche aspecten worden betrokken; ook onderzoek dat uitdrukkelijk is gericht op kwaliteit van leven wordt tot MTA‐onderzoek gerekend; zie ook health‐technology ~. ! medical‐technology assessment (MTA) en health‐technology assessment (HTA) worden door elkaar gebruikt. technology assessment [E] zie health‐technology ~. assessment bias [E] zie bias | assessment ~. associatie 1 samenhang tussen twee of meer kenmerken in een popula‐ tie; bep. symptomen komen vaker samen voor dan op grond van pre‐ valentie van de afz. afwijking kan worden verwacht en zonder dat de oorzaak hiervan bekend is; vb. VATER‐associatie, geassocieerde ziekten (samengaande/samenhangende ziekten), Clostridium diffici‐ le‐geassocieerde diarree; zie ook correlatie; 2 verband tussen twee of meer reeksen waarnemingen of gegevens; vb. associatie tussen lengte en gewicht; 3 PSYCHOL. koppeling (in onderling verband brengen), bijv. van symptomen of denkbeelden. at random zie random | at ~. at risk [E] zie risico | at risk. attack rate [E, ‘aanvalssnelheid’] cumulatieve incidentie of percentage 9
A
attributief risico
A
zieken over een bepaalde periode; wordt in het bijzonder gebruikt bij epidemieën; vb. infectiepercentage; syn. case rate; zie ook incidentie | cumulatieve ~. attributief risico zie risico | attributief ~. AUC zie area under the receiver operating characteristic curve. audit [E, uitspr. ò‐dit] toetsing (als vorm van kwaliteitsbewaking); kan betrekking hebben op zowel interne toetsing (binnen de eigen instel‐ ling of beroepsgroep) als externe toetsing (beoordeling van buitenaf); zie ook intercollegiale toetsing. medical audit [E] methode waarmee op basis van expliciete criteria, bijvoorbeeld ontleend aan (‘evidence‐based’) richtlijnen, het zorg‐ proces wordt geanalyseerd, beoordeeld en verbeterd; biedt professio‐ nals gestructureerde en systematische feedback over de feitelijk ver‐ leende zorg; zie ook intercollegiale toetsing, review | peer ~. auditstudie onderzoek waarin het beoordelen van de kwaliteit van zorg met behulp van criteria in een specifieke setting centraal staat; zie ook audit. autocorrelatie zie correlatie | auto~.
10
bejaard
B
B
basaal reproductiegetal gemiddeld aantal secundaire gevallen van de in‐ fecties die één besmette persoon binnen een bepaalde tijd in een vol‐ ledig onbeschermde populatie kan veroorzaken. baselinerisico zie risk | baselinerisico. basisgezondheidszorg zie gezondheidszorg | basis~. bayesiaanse statistiek (Thomas Bayes (1702‐1761), Britse wiskundige) zie statistiek | bayesiaanse ~. bayestheorema (Thomas Bayes (1702‐1761), Britse wiskundige) [uitspr. bééjes...] formule waarmee in onderzoek voorwaardelijke kansen kunnen worden berekend, bijv. de voorspellende waarde van een po‐ sitieve of negatieve testuitslag op basis van de sensitiviteit en specifi‐ citeit van een diagnostische test; syn. theorema van Bayes; zie ook kans | voorwaardelijke ~, sensitiviteit, specificiteit, statistiek | bayesi‐ aanse ~. before‐after trial [E] zie trial | before‐after ~. begripsvaliditeit zie validiteit | begrips~. behandeling het ontvangen van geneeskundige verzorging; syn. thera‐ pie. epidemiologische medebehandeling zie zekerheids~. zekerheidsbehandeling SOC GENEESK. behandeling van individuen die een risico van een aandoening hebben gelopen nog voordat deze aandoening is aangetoond; wordt toegepast bij bron‐ en contactop‐ sporing; syn. epidemiologische medebehandeling; zie ook bron‐ en contactopsporing. behandelprotocol zie protocol | behandel~. behandelstandaard zie standaard. bejaard algemene benaming voor de ‘oudere, gepensioneerde mens’, 65 jaar en ouder; in strikte zin toegepast voor de leeftijdsgroep 65‐80 jaar; zie ook hoog~, peuter, puberteit, adolescentie, senium. ! in alg., niet‐med. taalgebruik door sommigen ervaren als denigrerend; vgl. ‘seniordeelnemer’ en ‘bejaarde deelnemer’. 11
belangenconflict
B
hoogbejaard benaming voor de leeftijd van 80 jaar en hoger, ter on‐ derscheiding van ‘bejaard’ (65‐80 jaar); zie ook kleuter, adolescent, bejaard, senium. belangenconflict noemer (bijv. kopje in gedrukte tekst) waaronder au‐ teurs van een (medisch‐wetenschappelijke) publicatie melding ma‐ ken van de persoonlijke financiële of andere belangen die de resulta‐ ten of de interpretatie van hun studie eventueel hebben kunnen beïn‐ vloeden; syn. belangenverstrengeling, conflict of interest. benchmark getal dat een hoog prestatieniveau aangeeft; betreft niet een theoretisch prestatieniveau, maar een niveau dat in de praktijk ge‐ haald is; zie ook benchmarking. benchmarking het vergelijken van gelijksoortige organisaties (bijv. zie‐ kenhuizen, zorgverzekeraars) of praktijksituaties waarbij het meten van prestaties centraal staat; zie ook benchmark. beschrijvend onderzoek zie onderzoek | beschrijvend ~. beslisboom stroomdiagram waarin de diagnostische of therapeutische mogelijkheden van een klinisch probleem en de daarmee samenhan‐ gende kansen en beslissingen op logische wijze en in chronologische volgorde zijn gerangschikt en waarin de verschillende mogelijke uit‐ komsten worden weergegeven; een b. geeft, i.t.t een algoritme, uit‐ sluitsel over de te verkiezen strategie bij gegeven kansen en uitkom‐ sten; zie ook beslisknoop, analyse | beslissings~, snoeien, algoritme. beslisknoop keuzemoment in een beslisboom; bijv. bloeddruk >120/95? indien ‘ja’: behandelen; indien ‘nee’: niet behandelen; zie ook beslis‐ boom, kansknoop. besliskunde de leer van de systematische onderbouwing van klinische beslissingen door het vooraf expliciteren van keuzes, kansen en uit‐ komsten die met de besluitvorming samenhangen. klinische besliskunde wetenschappelijke discipline die zich bezig‐ houdt met expliciteren en rationaliseren van medische besluitvor‐ mingsprocessen door de prognostische en therapeutische mogelijk‐ heden zo goed mogelijk in kaart te brengen en tegen elkaar af te we‐ gen. beslissingsanalyse zie analyse | beslissings~. beslissingsondersteunend systeem zie expertsysteem. bèta (β) 1 tweede letter van het Griekse alfabet; 2 de kans die nog net acceptabel wordt geacht om een in werkelijkheid aanwezig effect over het hoofd te zien (kans op een fout‐negatieve testuitslag); 1 mi‐ nus bèta (1‐β) = de kans om een bestaand effect te ontdekken, ofte‐ 12