Louvre Lens Architect: SANAA, Tokio. Tentoonstellingsontwerp: Studio Adrien Gardère. Coconcept, landschapsarchitectuur: mosbach paysagistes. Lichtplanner: Arup, Londen Fotograaf: Iwan Baan Plaats: Lens
Het Département Pas-de-Calais was altijd al bekend om zijn kolenen zware industrie. Door het Louvre Lens is daar nu een attractie bijgekomen die op het eerste oog niet in de omgeving past. Het is een dependance van het Louvre in Parijs en is toch qua concept buitengewoon compact en lijkt daarom niet om zijn grote broer. De architecten van SANAA uit Tokio en de lichtplanners van Arup uit Londen is het gelukt om ervoor te zorgen dat het Louvre Lens een mijlpaal in het wereldwijde museumlandschap is geworden.
Architectuur Film op YouTube bekijken
Lichtconcept Film op YouTube bekijken
Expositiedesign Film op YouTube bekijken
Transparantie de luxe In het Louvre Lens gaan de open architectuur van SANAA, het ruige landschap en het holistische museumconcept een fascinerende dialoog aan. ERCO heeft museumdirecteur Xavier Dectot tentoonstellingsdesigner Adrien Gardère en lichtplanner Jeff Shaw gevraagd naar de achtergronden van het project. Toen het Louvre in december 2012 zijn dependance veraf gelegen van de Parijse hoofdvestiging in het Noord-Franse Lens opende, baarde het culturele project opzien. Om een museum van dit formaat in de structureel zwakke, industriële regio te plannen was een duidelijk signaal om het destijds florerende mijnbouwgebied weer te doen herleven. Het concept schijnt te werken: alleen al in de eerste drie maanden vonden ruim 300.000 bezoekers de weg naar het museum. De reden daarvoor kan zijn buitengewone opzet zijn: in plaats van om het meest beroemde museum ter wereld te kopiëren werd het zowel qua concept als architectonisch doorontwikkeld - als laboratorium van de toekomst voor open, onconventionele tentoonstellingsindelingen. Het essentiële stuk van het museum is Galerie du Temps. Als galerie van de hedendaagse tijd in de letterlijke zin van het woord maakt het geen gebruik van de klassieke indelingen van tentoonstellingen, bijvoorbeeld op basis van regio's, periodes of technieken. „In plaats van ze te scheiden hebben wij deze enkele grote ruimte, waarin de objecten in chronologische volgorde worden geëxposeerd. We beginnen in 3500 v. Chr. met de uitvinding van het schrift tot aan
1850, waarin de collecties van het Louvre eindigen“, legt Xavier Dectot, directeur van het museum, uit. Zijn bedoeling is om tentoonstellingsstukken in een dialoog te plaatsen en op de tijdas te vergelijken in plaats van deze in statische categorieën onder te verdelen. De ruim 200 tentoonstellingsstukken zijn afkomstig uit het Midden-Oosten, Egypte, Griekenland en Rome, de islam en Europa. „De collecties dienen op een andere wijze te worden gepresenteerd om deze met een nieuwe blik te kunnen bekijken“, aldus beschrijft Xavier Dectot het onconventionele concept. „Dat is voor een historicus, voor een museummens, een geweldige mogelijkheid om het eigen standpunt ten aanzien van de dingen te veranderen. Bovendien was ons doel om een nieuw publiek te lokken.“ Dat, benadrukt de directeur, is tegenwoordig één van de grote uitdagingen voor het museum. Dectot is kunsthistoricus: „... omdat ik belangstelling heb voor schoonheid. Ik wilde beter begrijpen, waarom iets als mooi wordt ervaren en waarom mensen in de loop van de geschiedenis verschillende opvattingen over schoonheid hebben.“ Door het presentatieconcept ontstaat een dwarsdoorsnede van hetgeen mensen in de loop van duizenden jaren als mooi hebben ervaren. De toeschouwer heeft de taak om een patroon en tegenstellingen te ontdekken. Het open expositielandschap met zijn bruggen past bij het idee van een Louvre in een voormalige mijnstreek. Het tentoonstellingsdesign Ook het tentoonstellingsdesign in de 125 meter lange en 25 meter brede hoofdhal breekt met gewoontes. In het middelpunt staat: „Het idee om altijd alles open te laten, binnen de architectuur geen ruimte opnieuw te bouwen en voor de objecten onderling een dialoog met 360° mogelijk te maken“, vertelt Adrien Gardère, de verantwoordelijke tentoonstellingsdesigner. „Het eerste doorslaggevende besluit was om geen object aan de muur te hangen, maar het middelpunt van de ruimte te gebruiken. Op die manier kunnen de bezoekers zich verspreiden en overal rondlopen.“ Hetzelfde principe hanteren ook de overlappende platformen en eilandengroepen - geflankeerd door een tijdstraal: „... die het tijdsverloop door de gehele galerie laat meevoelen: soms ligt tussen de stappen 500 jaar en soms slechts 10“, licht Gardère toe. De tentoonstellingsdesigner, de curatoren van het Louvre en de directeur hadden ruim 3 jaar nodig om de geschikte expositiestukken te selecteren. Het resultaat beschrijft de museumdesigner treffend in een enkele zin: „Er is een design – maar dat schept de inhoud niet. De inhoud bepaalt de vormgeving.“ De architectuur Inhoud en vormgeving, binnen en buiten komen onderling ook samen in de architectuur, die de stad, de regio en zijn bewoners
erbij betrekt. „Alleen het model van SANAA hield rekening met het park waarin we zijn en deze sfeer van openheid voor een gemakkelijke toegang die wij het museum wilden geven“, vertelt Dectot enthousiast. „Met deze zeer sobere, zeer platte gebouwen die eenvoudig toegankelijk zijn, hebben ze dit idee verwezenlijkt.“ Terwijl vergelijkbare museumgebouwen voor de opwaardering van locaties (Guggenheim Museum) vaak met solitaire, monumentale architectuur de aandacht trekken, presenteert het nieuwe Louvre zich terughoudend en open. Op fijngevoelige wijze gaat het met licht doorstroomde gebouw van staal, glas en beton op het twee hectare grote terrein een dialoog aan met zijn omgeving. Ontworpen door het Japanse architectenbureau Sanaa in samenwerking met de New Yorkse Studio Imrey Culper, ligt het op een braakliggende kolenontginningslocatie. Het gebouw met één verdieping is harmonieus geïntegreerd in het landschapspark dat door Catherine Mosbach werd vormgegeven. De entree, een transparante, glazen kubus, toont reeds de nabijheid en openheid, waarmee het museum zich aan de burgers wil presenteren. De ommanteling van de andere delen van het gebouw met geanodiseerd, geborsteld aluminium weerspiegelt de omgeving op vervloeiende wijze. Het lichtconcept In de museumvormgeving wordt veel nadruk op licht gelegd - een combinatie van dag- en kunstlicht dat via het lichtvoetig aandoende plafond wordt gestuurd. „Het lichtconcept is gebaseerd op SANAA's architectonische concept met zenitaal daglicht“, verklaart Gardère. „De tijden zijn voorbij waarin een zwart juwelenkastje door een lichtstraal werd verlicht, die op het geïsoleerde, zwevende object in het donker was gericht.“ Het is veel belangrijker om de objecten door daglicht met de ruimte te laten versmelten. Jeff Shaw, de verantwoordelijke lichtdesigner van Arup, voeg eraan toe: „Mensen houden van daglicht. Ze houden van de verbinding met buiten en voelen zich goed bij daglicht. De lichtkleur is perfect, zijn eigenschappen voor kleurweergave laten alle kleuren van het kunstobject goed uitkomen.“ Een constructie die op die wijze met licht is doorstroomd, vereist ondersteuning door kunstlicht. „Daglicht is zeer gevarieerd“, legt Jeff Shaw uit. „Op één dag kan het verschil van donker tot en met 100.000 lux op een zomerdag voldoende zijn. Het licht varieert al gauw tussen 20.000 en 50.000, wanneer het bewolkt wordt.“ De ontwerpers van Arup moesten deze uitdaging overwinnen. Daarvoor werd een systeem ontwikkeld dat het daglicht, afhankelijk van de behoefte, door LED-verlichting ondersteunt en door lamellengordijnen bovendien voorkomt dat er te veel zonnestraling is - altijd met het doel om een gelijkmatig lichtniveau te bereiken. Daarnaast varieert de lichtkleur afhankelijk van de expositie en de
architectonische omgeving. „Achterhalen welke vereiste lichttemperatuur het beste is, was veel werk“, aldus Adrien Gardère. Door de inzet van dag- en LED-licht kunnen bovendien ook energie en kosten worden bespaard en nieuwe, precies passende besturingsmogelijkheden worden gegenereerd. „Dit besturingssysteem is op een geweldige manier aangepast aan ons museum. Het is volledig rondom onze collectie ontworpen en biedt ons de mogelijkheid om spanningsrails in te zetten“, vertelt Vincent Fourmestraux verheugd, manager operations en instandhouding in het Louvre. „In eerste instantie is de instelling van dit systeem zeer tijdrovend. Dezelfde verlichtingsconfiguraties kunnen bij toekomstige, speciale exposities echter gewoon opnieuw worden gebruikt.“ De talloze voordelen van de LED's komen in dit project duidelijk naar voren. Doordat ze zonder verlies van lichtkwaliteit dimbaar zijn, zonder storende artefacten uitkomen en door hun scherpe rand duidelijke accentueringen mogelijk maken, bieden ze een harmonieuze aanvulling op het daglicht. Door hun geringe maat en de sobere, door de techniek bepaalde vormgeving voldoen de LEDarmaturen van ERCO ook officieel aan het elegante architectuurconcept van het Louvre Lens. Voor Jeff Shaw staat een lichttechnische omwenteling in de musea voor de deur: „Volgens mij zullen de meeste grote musea LED's nu serieus overwegen.“ De bezoeker zal daarvan weinig merken. Want voor Shaw is: „... het eigenlijke doel van de lichtdesigner om een lichtconcept te scheppen, waarbij niemand het over verlichting heeft. Bezoekers komen gewoon, genieten van de locatie, doen precies wat ze willen en gaan vervolgens naar huis.“