Architecturale sculptuur
Een verkenning van het spectrum tussen beeldhouwkunst en bouwkunst. Beeldende kunst vertoont trekken van architectuur. Het verschil tussen beeldhouwkunst en bouwkunst vervaagt. Het punt is: architectuur raakt mensen.
John Körmeling, Draaiend huis, Tilburg, 2008.
In Holland staat een huis. In Tilburg staat er ook een, en dat draait in de rondte. Rotondekunst. Als je moet wachten voor een stoplicht, moet je er naar kijken, of je wilt of niet. Op het eerste gezicht een gewoon huis, zo uit een rijtje geplukt van jaren‐ zeventig‐doorzonwoningen, van gelige baksteen en onder een zadeldak bedekt met rode pannen. Het bijzondere is, dat het huis op rails staat waarover het langzaam als attractie in een supertrage draaimolen aan het oog voorbij trekt. In enkele jaren tijd is dit Draaiend Huis helemaal ingeburgerd. We zouden het niet meer kunnen missen. Tilburg is sowieso actief in het toepassen van creatieve elementen in de gebouwde omgeving. Rood, groen, blauw en geel tl‐licht is ’s avonds te zien op flatgebouwen, parkeergarages en andere locaties in de stad. En met keramische tegels belegde zitbanken verlevendigen het straatbeeld. Het huis, waarin niemand woont, is bijzonder, een innovatief voorbeeld van kunst in het openbaar gebied, dus van kunst op een voor iedereen zichtbare plek. De bedenker is John Körmeling, beeldend
BertvanderLinden.com |
[email protected]
kunstenaar. Zijn huis is aan te merken als sculptuur, als we dat verstaan als verzamelbegrip voor zowel uitgehouwen beelden, sculptuur in letterlijke zin, als gegoten geassembleerde beelden, zogeheten plastiek. Tegelijk kun je je afvragen of hier toch ook niet sprake is van architectuur. De traditioneel vrij duidelijk te trekken scheidslijn tussen beeldhouwkunst en bouwkunst lijkt te vervagen. Let er op, en je ziet steeds meer architecturale sculptuur. Beeldend kunstenaars maken objecten die door uiterlijke kenmerken het beeld oproepen van architectuur, hetzij door gelijkenis in schaal zoals het huis van Körmeling, of door te werken met verkleiningen zoals Knocking on heaven’s door, de kathedraal van Wim Delvoye, of Het Dorp/Le Village van Gert Robijns. Is er sprake van een trend in de beeldende kunst? Neemt de invloed van architectuur aan betekenis toe? Even terug in de tijd om te zien hoe het allemaal begon. Als het gaat om sculptuur moet worden vastgesteld dat er een hele ontwikkeling is geweest van antieke beelden naar driedimensionaal werk van deze tijd. De Eiffeltoren uit 1889 behoort tot de canon. Maar tot welke canon eigenlijk, die van de architectuur of die van de sculptuur? Ingenieur Gustav Eiffel stond niet bekend als een architect. En wat te denken van de toren die Vladimir Tatlin in 1920 ontwierp als Monument voor de Derde Internationale? Beide torens kunnen als sculpturen worden beschouwd. Traditioneel hoorde een vrijstaand beeldhouwwerk op een sokkel. Ongeveer vijftig jaar geleden kwam het daarvan helemaal los en evolueerde het tot een constructie van elementen, bestaande uit meerdere materialen, een assemblage, of tot een samenbundeling van meerdere voorwerpen in een ruimte verspreid, een installatie of environmental sculpture. Naum Gabo maakte een 26 meter hoge constructivistische sculptuur op de Coolsingel in Rotterdam. Anthony Caro creëerde abstracte sculpturen.
Anthony Caro, Early One Morning, 1962.
2
De schaalvergroting zette door toen kunstenaars als Robert Smithson en Robert Morris de natuur in gingen en grootschalige kunstwerken maakten die als land‐art bekend zijn geworden. Op dit moment is in ons land kunst in de openbare ruimte populair; rotondekunst is daarvan een variant. Wat opvalt, is dat kunstenaars tegenwoordig objecten maken die door hun schaal, materiaalgebruik en industriële constructiewijze de verschijningsvorm hebben van architecturale creaties. Ze staan in een museum, of buiten. In het laatste geval zijn het niet‐mobiele werken en in dat opzicht gelijk aan bouwwerken: architecturale sculptuur. De bakstenen sculpturen van de Deense kunstenaar Per Kirkeby in de beeldentuin van het Kröller‐Müller en in Groningen laten zich niet verslepen.
Per Kirkeby, Baksteensculptuur, Groningen, 1990.
Architectuur en sculptuur zijn nooit twee gescheiden werelden geweest. Parallellen waren er altijd al. Van huis uit richten ze zich allebei op het scheppen van driedimensionale vormen. Zouden gotische kathedralen, bij uitstek een van de hoogtepunten van architectuur, in wezen niet net zo goed gezien kunnen worden als formidabele sculpturen? Architectuur mag dan wel doorgaan als de moeder der kunsten – voor Michelangelo was architectuur de hoogste vorm van kunst – , maar historisch gezien zijn er veel raakvlakken tussen beide disciplines. Aangevuld met de schilderkunst vindt tijdens de barok zelfs een vergaande integratie plaats tussen een bouwwerk en zijn aankleding. Het Gesamtkunstwerk is het culminatiepunt van de verstrengeling tussen architect, beeldhouwer en schilder. Architectuur is te definiëren als de kunst van het scheppen van ruimtevormen en het omvatten en overdekken hiervan. In de loop van de geschiedenis zijn bij het maken van ruimtelijke vormen vaste patronen gehanteerd. Met hout en steen vormde de bouwer lange tijd hoofdzakelijk rechte hoeken. Van niet te onderschatten belang is dat met de komst van allerlei nieuwe bouwmaterialen – natuurlijke, synthetische en duurzame – een sterk
3
uitgebreide vormentaal zijn intrede heeft gedaan. Blob‐architectuur, gekenmerkt door langs digitale weg ontworpen vloeiende gebogen lijnen, is een van de laatste trends. De oervorm van bouwen, het stapelen van elementen, lijkt soms ver weg geraakt. Het resultaat van de niet meer aan een vaste vorm gebonden architectuur is dat deze op het punt van materiaalgebruik en vormgeving opschuift in de richting van sculptuur. Het Tilburgse huis is nog als huis herkenbaar, maar er worden anno 2011 gebouwen ontworpen die qua vormgeving zodanig afwijken van bekende concepten dat ze aan de vrije hand van een beeldhouwer lijken te zijn ontsproten, alsof het autonome kunstwerken zijn, niet in de eerste plaats ontworpen met het oog op een bepaald gebruik, maar puur voor het design. Hun vormentaal staat soms ver af van de klassieke rechthoekige bouwvorm als hoofdmassa; ze refereert aan abstracte sculptuur, niet decoratief, maar expressionistisch. Toparchitecten willen vaak meer dan simpelweg een gebouw neerzetten. De vormenrijkdom van eigentijdse architectuur geeft gebouwen het aanzien van sculpturen. Een kijkje op de lijst van recente projecten op architectenweb.nl brengt aardig in beeld welke verrassende gebouwen er in Nederland worden gebouwd. Sculpturale architectuur is het resultaat. De nieuwe mbo‐in Venray doet denken aan genoemd werk van Caro, maar ook aan de verschillende Follies van Bernhard Tschumi.
BRT Architecten, Gilde Opleidingen, Venray, 2010. Bernhard Tschumi, Follie, Parijs, 1982.
Afgezien van kunstwerken in de weg‐ en waterbouw – denk aan de bruggen van Santiago Calatrava of aan het langste bouwwerk van Nederland, de geluidswal langs de vernieuwde A2 bij Utrecht – kan worden vastgesteld dat het tussengebied tussen architectuur en sculptuur zich uitbreidt. Beeldend kunstenaars en architecten die zich aan de experimentele kant van de kunstwereld bevinden baseren hun werk op uitgebreide studie. Architecten gaan door met het oprekken van hun werk tot sculptuur; zij zijn erop uit kunst te produceren. Körmelings Happy Street op de Expo 2010 in Peking is niet zomaar architectuur, maar belevenisarchitectuur. De zich als architect afficherende Lars Spuybroek combineert met zijn bureau NOX nadrukkelijk architectuur met kunst. Hij vindt dat architectuur, reagerend op minimalistische architectuur, een gevoel moet oproepen en mensen moet raken. Dat is precies wat de beeldhouwer‐kunstenaar ook beoogt. Een ander interessant internationaal initiatief is het concept voor de Solar Decathlon, afkomstig uit de Verenigde Staten. Sinds 2002 wordt in Washington DC tweejaarlijks een Solar Decathlon georganiseerd, een competitie met als doel energiezuinige gebouwen te ontwerpen. De Spaanse overheid organiseert sinds 2010 de Europese versie.
4
Institute for Advanced Architecture of Catalonia, Fab Lab House, 2010 (inzending voor Solar Decathlon 2010).
Volgend jaar doet ook de TU Delft mee met een eigen ontwerp. De studenten aan de TU hebben een draaiend huis (!) ontworpen voor de Solar Decathlon 2012‐ competitie. Het huis drijft op het water, draait mee met de zon en wekt zonne‐energie op.
Studenten TU Delft, ReVolt House, ontwerp 2010.
Ondertussen zien we beeldend kunstenaars die zich, al dan niet in multidisciplinair verband met designers en landschapsarchitecten, ontpoppen als architect. Sommigen zijn ook als zodanig opgeleid. Het lijkt alsof de architectuur beeldend kunstenaars de weg wijst. Een van hen is Oscar Lourens. Hij leidt zijn objecten af van beton‐casco’s van huizen in aanbouw die hij gezien heeft in Griekenland. Frank Havermans is een andere kunstenaar die in het gebied tussen architectuur en sculptuur opereert. Hij bouwt – met toepassing van het cradle‐to‐ cradle‐principe – van sloophout installaties als een boomhut, een tweemansbioscoop en een studieruimte. Kenmerkend voor deze objecten is dat ze heel duidelijk laten zien
5
hoe ze geconstrueerd zijn; je kunt precies zien hoe hij zijn objecten heeft gebouwd. Zijn puur ambachtelijke werk benadert de architectuur misschien nog wel het meest. Hij hecht eraan dat zijn boomhut niet slechts esthetisch wordt gewaardeerd, maar echt wordt gebruikt om in te overnachten. Ook in groepsverband zoeken professionals vanuit verschillende richtingen elkaar op. Cascolab is een Nederlandse stichting die een platform biedt aan kunstenaars en ontwerpers die binnen hun werk meerdere disciplines koppelen en zich begeven op het grensgebied van beeldende en toegepaste kunst.
Oscar Lourens, Stavros, 2009. Frank Havermans, Boomhut, 2006.
Vanuit de beeldende kunst ontstaan vreemde, exotische, en in sommige gevallen spectaculaire bouwsels met gigantische afmetingen. De enormiteit van zulke objecten kan iets verklaren. Het is bekend dat de mens behoefte heeft aan grootse vertoningen, aan theater, aan monumentaliteit. Een spectaculaire vuurwerkshow wordt niet voor niets ephemeral architecture genoemd. Schaal, hoogte en omvang, of de kracht van eenvoud, spelen daarbij een belangrijke rol. Grote objecten hebben een zeggingskracht die emotie teweeg brengt. Een kunstenaar die hierop speculeert, is Anish Kapoor. Hij ontwierp Orbit, een toren van 115 meter die in 2012 een plaats krijgt bij het Olympisch Stadion in Londen. Het wonderlijke van schaal is, zo beweert Kapoor, dat je die als mens moet ondergaan en beleven. Het lijkt hem te gaan lukken ons te verbazen. En hiermee komt hij dan tegemoet aan het monumentale dat ons in architecturale sculptuur aanspreekt; het gaat om iets wat je nog nooit eerder hebt gezien.
6
Anish Kapoor, ArcelorMittal Orbit, links op de foto, in aanbouw, gereed in 2012.
De belevenis die architectuur oproept is het speciale ingrediënt dat de beeldend kunstenaar toepast om zijn werk te doen aanslaan. Architectuur spreekt de mens aan. Het zegt hem wat. Hij snapt het. Zolang hij al bezig is zijn bestaan vorm te geven, omringt hij zich met een gebouwde omgeving. Dat we bijnamen geven aan gebouwen zegt genoeg. Het fundamentele onderscheid tussen sculptuur en architectuur blijft daarin gelegen dat architectuur gericht is op nuttig, dagelijks gebruik. De architect ontwerpt een gebouw met het oog op bepaalde menselijke activiteiten. Architectuur moet een adequate ruimte scheppen, heeft iets noodzakelijks. Woningen, kantoren, sportcomplexen, musea en brandweerkazernes, dit type bouwwerken heeft een duidelijke functie. Echte architectuur kan geen fictie zijn, sculptuur wel. De beeldend kunstenaar is meer autonoom dan de architect. Hij is in staat, minder gehinderd door de eisen van een opdrachtgever, de mogelijkheden van zijn medium tot het uiterste te verkennen. Maar beeldende kunstobjecten worden in tegenstelling tot producten van architectuur niet gemaakt voor dagelijks gebruik, al houden sommige ludieke creaties zoals die van Joep van Lieshout wel de schijn op. Het primaire doel van sculptuur is dat je die beleeft door die te aanschouwen. De beeldhouwer is vrijer, niet gehinderd door eisen van een opdrachtgever. Hij maakt autonome kunst. Sculptuur speelt echter wel leentjebuur bij architectuur, ze adapteert en transformeert bouwkundige modellen. Architecturale sculptuur is een vorm van kunst die mensen open stelt voor nieuwe dingen en ervaringen, die dubbelzinnigheden en ongerijmdheden laat zien, die je anders laat kijken dan je gewend bent en de ogen opent voor wat niet direct in het eigen schema past. De beleving van wat je ziet blijft echter iets individueels. Of een werk associaties oproept en zo ja welke is vooraf niet vast te stellen, ongeacht wat de maker ervan bedoeld heeft. Wat voor de een vrijblijvend werk is, heeft voor de ander misschien een diepere betekenislaag. Maar voor iedereen die het wil zien is zichtbaar dat beeldend werk sterk architecturaal
7
geïnspireerd is, terwijl nieuwe gebouwen ogen als moderne beeldhouwwerken. Architecturale sculptuur heeft zich gevestigd.
8