Archeologisch bureauonderzoek Runde Ruiten Aa 'Het Schot' Ter Apel, gemeente Vlagtwedde (GR)
Archeologisch bureauonderzoek Runde Ruiten Aa 'Het Schot' Ter Apel, gemeente Vlagtwedde (GR)
opdrachtgever datum projectleider projectnummer status ISSN-nummer MUG-publicatie
Eelerwoude 29 juni 2012 mevrouw T.N. Krol MA 91131012 definitief 1875-5313 2012-41
projectnummer 91131012 29 juni 2012
MUG-projectnummer Opdrachtgever MUG-publicatie Bevoegd gezag Beheer en plaats documentatie Onderzoekmeldingsnummer Tekst Redactie Status Autorisatie
91131012 Eelerwoude 2012-41 gemeente Vlagtwedde MUG Ingenieursbureau b.v. 51451 mevrouw T.N. Krol MA mevrouw M. Akharaz-Douma definitief de heer drs. B. Bijl
Uitgegeven door
MUG Ingenieursbureau b.v. Postbus 136 9350 AC Leek 29 juni 2012 1875-5313
Datum ISSN
projectnummer 91131012 29 juni 2012
INHOUDSOPGAVE Samenvatting
1
1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Algemeen Ligging van het onderzoeksgebied Doel van het onderzoek Werkwijze
2 2 2 3 3
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
Resultaten Huidige situatie en aardwetenschappelijke waarden Bekende archeologische waarden en archeologische verwachting Bewoningsgeschiedenis en historische situatie Bouwhistorische waarden Toekomstige situatie Archeologische verwachting en beleid Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel
4 4 6 9 12 12 13 13
3 3.1 3.2
Conclusie en aanbeveling Conclusie Aanbeveling
14 14 14
Literatuurlijst
16
projectnummer 91131012 29 juni 2012 pagina 1 van 16
Samenvatting Aanleiding tot het hier beschreven archeologisch bureauonderzoek zijn de plannen van Waterschap Hunze en Aa’s voor het maken van een aansluiting van de Runde met de Ruiten Aa ter hoogte van Ter Apel. Omdat deze plannen met bodemverstorende ingrepen gepaard gaan, is een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek wordt uitgevoerd conform de Wet op de archeologische monumentenzorg. Eelerwoude heeft MUG Ingenieursbureau, afdeling Archeologie, opdracht gegeven het bureauonderzoek uit te voeren. Uit het bureauonderzoek komt naar voren dat het onderzoeksgebied in een omgeving ligt met lage dekzandruggen met esdorpen en esgehuchten (Mennens-Van Zeist, 2010). Er is sprake van een van zuid naar noord stromend stelsel van rivierdalen, waaronder de Ruiten Aa. In de steentijd (vanaf 12.000-2000 v. Chr.) waren de dekzandgebieden in deze omgeving, en dan met name de hoger gelegen ruggen en koppen langs rivieren, beken en natte laagtes, vaak door de mens bewoond. In de omgeving zijn bewoningssporen aangetroffen uit het mesolithicum en het neolithicum (Mennens-Van Zeist, 2010). Voor deze perioden geldt daarom een hoge verwachting. Vanaf de bronstrijd is het gebied onbewoonbaar wegens veengroei, maar er zijn wel losse vondsten bekend uit deze periode. Vanaf de middeleeuwen wordt het veengebied in deze omgeving ontgonnen en kan weer sprake zijn van bewoning (Mennens-Van Zeist, 2010). Voor het grootste gedeelte van het onderzoeksgebied geldt een hoge verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische resten; hier is een zandrug met podzolbodems aanwezig. Voor de westelijke strook met gooreerdgronden geldt een lage verwachting. Voor de meest westelijke strook met beekeerdgronden geldt een hoge verwachting voor dumpplaatsen (Mennens-Van Zeist, 2010). Wij bevelen aan om door middel van een booronderzoek na te gaan of de bodemopbouw in het onderzoeksgebied intact is en om het archeologische verwachtingsmodel te toetsen en zo nodig aan te vullen. Voor het gebied met beekeerdgronden, waarvoor een hoge verwachting voor dumpplaatsen geldt, wordt een archeologische begeleiding aanbevolen, aangezien booronderzoek niet geschikt is voor het opsporen van dergelijke losse fenomenen. Voorafgaand aan de archeologische begeleiding is een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk. Het onderzoek dient uitgevoerd te worden door een daartoe gecertificeerd bedrijf. Het bovengenoemde betreft een aanbeveling. Het selectiebesluit is te allen tijde voorbehouden aan de 1 bevoegde overheid, in deze gemeente Vlagtwedde.
1
Gemeente Vlagtwedde, mevrouw M. Sullner (Postbus 14, 9550 AA SELLINGEN, tel. (0599) 32 02 20)
projectnummer 91131012 29 juni 2012 pagina 2 van 16
1
Inleiding
1.1
Algemeen Aanleiding tot het hier beschreven archeologisch bureauonderzoek zijn de plannen van Waterschap Hunze en Aa’s voor het maken van een aansluiting van de Runde met de Ruiten Aa ter hoogte van Ter Apel. Omdat deze plannen met bodemverstorende ingrepen gepaard gaan, is een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek wordt uitgevoerd conform de Wet op de archeologische monumentenzorg. Eelerwoude heeft MUG Ingenieursbureau, afdeling Archeologie, opdracht gegeven het bureauonderzoek uit te voeren. Het onderzoek is uitgevoerd conform de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2. Tabel 1.1 Overzicht van de objectgegevens Objectgegevens Provincie Gemeente Plaats Toponiem Kaartblad Coördinaten
Grondsoort Geomorfologie
Grondwatertrap
1.2
Groningen Vlagtwedde Ter Apel Runde, Ruiten Aa, Het Schot 18A 268586/543758 NW 269443/543795 NO 269146/543442 ZO 268676/543397 ZW zand vlakte van ten dele verspoelde dekzanden/dalvormige laagte, zonder veen V/VI
Ligging van het onderzoeksgebied Het onderzoeksgebied ligt tussen de Oosterkade in het westen, de Wonderwereld in het noorden en de Steenweg in het oosten, op de overgang van de Runde naar de Ruiten Aa (zie afbeelding 1). De totale oppervlakte is circa 4,5 ha.
projectnummer 91131012 29 juni 2012 pagina 3 van 16
Afbeelding 1. Uitsnede van de topografische kaart van het onderzoeksgebied (met een rood kader aangegeven) (bron: Kadata)
1.3
Doel van het onderzoek Het bureauonderzoek heeft als doel inzicht te krijgen in de bekende en de te verwachten archeologische waarden van het plangebied. Aan de hand van deze informatie wordt een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Voor het bureauonderzoek dienen de volgende vragen te worden beantwoord. Vraag 1. Wat is de archeologische verwachting van het gebied buiten de reeds bekende AMK-terreinen (indien mogelijk gespecificeerd naar aard, vindplaatsen en perioden)? Vraag 2. Zijn er binnen de verwachtingszones specifieke aandachtslocaties aan te geven (zandkoppen of -ruggen, veentjes, historische bebouwing en infrastructuur)? Vraag 3. Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen in het plan-/onderzoeksgebied? Vraag 4. Welk vervolgonderzoek is nodig om de door het bureauonderzoek in beeld gebrachte specifieke archeologische verwachting te toetsen?
1.4
Werkwijze In het bureauonderzoek worden het huidige grondgebruik beschreven, de historische situatie en mogelijke verstoringen alsmede de bekende archeologische en aardwetenschappelijke waarden. Hiertoe worden onder andere topografische kaarten gebruikt, de plannen en gegevens van de opdrachtgever, luchtfoto’s en, indien aanwezig, gegevens van milieukundig onderzoek. Een beschrijving van de historische situatie is gebaseerd op historisch topografisch kaartmateriaal, zoals kadastrale kaarten en de website van Wat was waar (http://ngz.watwaswaar.nl). Voor de bekende bodemkundige en geologische waarden wordt gebruikgemaakt van bodemkaarten en geomorfologische kaarten. De archeologische waarden zijn gebaseerd op de gegevens in Archis (digitale database van de Nederlandse archeologie van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE)), waar de archeologische monumentenkaart deel van uitmaakt. Indien mogelijk, wordt tevens teruggegrepen op gegevens van eerder in de directe omgeving uitgevoerd onderzoek. Met behulp van deze gegevens wordt een gespecificeerde verwachting voor het onderzoeksgebied opgesteld.
projectnummer 91131012 29 juni 2012 pagina 4 van 16
2 2.1
Resultaten Huidige situatie en aardwetenschappelijke waarden Op basis van de bodemkaart (zie afbeelding 2) ligt het onderzoeksgebied grotendeels in een gebied met veldpodzolgronden (code Hn21, roze). Het uiterste zuidoostelijke puntje en een strook in het westen bestaan uit gooreerdgronden (code pZn21-V, geel) en de meest westelijke strook uit beekeerdgronden (fpZg23-V, geel).
Afbeelding 2. Het onderzoeksgebied op de bodemkaart (aangegeven met het rode kader) (bron: Archis2, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
Een podzolbodem bestaat uit verschillende horizonten (zie afbeelding 3): - A-horizont: humeuze bovenlaag; - E-horizont: uitspoelingshorizont (uitspoeling van humus en mineralen); - B-horizont: inspoelingshorizont (inspoeling van humus en mineralen); - C-horizont: oorspronkelijke moedermateriaal (zand). Een podzolbodem vormt zich in de top van het pleistocene dekzandpakket. Het dekzand wordt gerekend tot de Boxtel Formatie, Laagpakket van Wierden (Berendsen, 2008). De aanwezigheid van een podzolbodem duidt erop dat de bodem in het gebied lange tijd met rust is gelaten. Ook duidt het op gunstige omstandigheden voor bewoning in het verleden. De top van het dekzand, waarin zich de podzolbodem heeft gevormd, betreft de laag waarin sporen van de prehistorische mens aanwezig kunnen zijn. Indien in het onderzoeksgebied daadwerkelijk een podzolbodem aanwezig blijkt te zijn en die (deels) intact is, kunnen eventueel aanwezige archeologische sporen/vondsten ook (deels) intact zijn.
projectnummer 91131012 29 juni 2012 pagina 5 van 16
Afbeelding 3. Schematische weergave van een podzolbodem Eerdgronden worden gekenmerkt door de aanwezigheid van een donkere, mineraalrijke laag van minimaal 15 cm dikte (Berendsen, 2005a). Beekeerdgronden vormen zich in lagere delen van het dekzandlandschap. Met betrekking tot de gooreerdgronden komt deze benaming van de term ‘goren’, die slaat op moerassige beekdalen (Berendsen, 2005b). Geomorfologisch gezien (zie afbeelding 4) ligt het grootste deel van het onderzoeksgebied op een vlakte van ten dele verspoelde dekzanden (code 2M9). Het meest westelijke deel ligt in een dalvormige laagte zonder veen (code 2R2).
Afbeelding 4. Het onderzoeksgebied op de geomorfologische kaart (aangegeven met het rode kader) (bron: Archis2, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
projectnummer 91131012 29 juni 2012 pagina 6 van 16
Op een uitsnede van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) (zie afbeelding 5) is te zien dat door het centrum van het onderzoeksgebied een wat hogere rug loopt (het oranjegele gebied). Deze rug ligt op een hoogte van circa 16 tot 21 m+NAP; de omgeving ligt op een hoogte van rond de 10 tot 13 m+NAP.
Afbeelding 5. Het onderzoeksgebied op de AHN, globaal aangegeven met het rode kader (aan de rechterzijde is de AHN-kaart niet volledig) (bron: AHN)
2.2
Bekende archeologische waarden en archeologische verwachting In deze paragraaf worden de bekende archeologische waarden in het onderzoeksgebied en de directe omgeving besproken (zie afbeelding 6). Een overzicht van de archeologische perioden is in tabel 2.1 weergegeven. Uit het onderzoeksgebied zelf zijn geen archeologische waarden bekend. De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) is niet echt betrouwbaar voor het Gronings grondgebied (Mennens-Van Zeist, 2010) en daarom niet weergegeven. Op basis van een eerder uitgevoerd grootschalig bureauonderzoek (Mennens-Van Zeist, 2010) heeft de strook in het westen van het onderzoeksgebied, waar gooreerdgronden aanwezig zijn, een lage verwachting voor het aantreffen van archeologische waarden. De podzolbodems en beekeergronden krijgen een hoge verwachting (zie afbeelding 7 voor de verwachtingskaart). Op basis van de bodemkundige gegevens geldt deze hoge verwachtingswaarde ook voor het deel van het onderzoeksgebied dat buiten het genoemde bureauonderzoek valt. Voor het gebied met beekeerdgronden (de meest westelijke strook van het huidige onderzoeksgebied) geldt een hoge verwachting voor het aantreffen van dumpplaatsen (zie afbeelding 7) (Mennens-Van Zeist, 2010). Specifiek voor de onderzoekslocatie zelf is nog niet eerder archeologisch onderzoek uitgevoerd. Wel maakt het grootste deel van de onderzoekslocatie deel uit van het gebied dat is onderzocht in het kader van het bovengenoemde grootschalig bureauonderzoek (onderzoeksmeldingsnummer 43841, Mennens-Van Zeist,
projectnummer 91131012 29 juni 2012 pagina 7 van 16
2010). Alleen het gedeelte van het onderzoeksgebied ten oosten van de Schotslaan valt niet binnen het genoemde bureauonderzoek. Het middeleeuwse klooster Ter Apel wordt in dit bureauonderzoek besproken (hieronder worden de gegevens uit Archis omtrent het klooster besproken). Het klooster is gesticht in 1465 en bezat in de omgeving van Ter Apel veel kloostergoederen. Op de binnenplaats van het e e klooster werd een boerderij uit de 12 of 13 eeuw gevonden (Mennens-Van Zeist, 2010). Verder wordt in dit bureauonderzoek ingegaan op onder meer bekende archeologische waarden, bewoningsgeschiedenis en bodemkundige gegevens van het onderzoeksgebied. In onderhavig onderzoek worden deze gegevens specifiek voor het huidige onderzoeksgebied behandeld. Hieronder volgen de bekende archeologische gegevens uit de directe omgeving (circa 500 m) van het huidige onderzoeksgebied.
- AMK-nummer 7417 is een terrein van hoge archeologische waarde. Dit betreft het laatmiddeleeuwse klooster Ter Apel. Op het AMK-terrein zijn resten aanwezig van een klooster uit de late middeleeuwen, die bij een proefsleuvenonderzoek zijn onderzocht (onderzoeksmeldingsnummer 2133). In 1216 werd hier een kapel gesticht, die uitgroeide tot een klooster. In 1400 werd het klooster echter verplaatst naar Scharmer. In 1464 werd op het terrein een nieuw klooster gesticht. De westvleugel van het klooster is verdwenen en in 1834 werd de bovenverdieping gesloopt. De rest van het klooster, inclusief de kerk, staat nog overeind en is gerestaureerd (onder meer Datema, 2007, en Boersma, 1966a). Op dit AMK-terrein zijn waarnemingen 18475, 22121, 39931, 39934, 138862 en 138863 gedaan. Het betreft een vondst van een hielbijl uit de bronstijd, enkele grondsporen uit de nieuwe tijd (carré en greppel) en resten van een middeleeuws poortgebouw met vondsten van onder meer aardewerk (Boersma, 1966b). Verder het kloostercomplex zelf. De kloosterkerk wordt nog gebruikt en de resten van de kloostervleugels zijn in 1931-1933 gerestaureerd (Schutter, 1965; Boersma, 1966a). Ten slotte zijn bij een booronderzoek (onderzoeksmeldingsnummer 3161) scherven middeleeuws kogelpotaardewerk en roodbakkend aardewerk uit de nieuwe tijd aangetroffen en zijn ten oosten van het klooster baksteenresten aangetroffen. Op dezelfde locatie is een weerstandsonderzoek uitgevoerd (onderzoeksmeldingsnummer 3161), maar hierbij zijn geen indicaties aangetroffen dat funderingsresten aanwezig zijn (Kempen en Kattenberg, 2000).
- AMK-nummer 8953 is een terrein van archeologische waarde. Het betreft de grotendeels afgegraven Vossenberg. Hier zijn in het verleden vondsten aangetroffen uit het neolithicum (waarnemingsnummer 40825), waaronder een depotvondst van bijlen die zijn aangetroffen in een venige laagte (Groenendijk, 1985).
- Ten noorden van het onderzoeksgebied liggen waarnemingsnummer 37462 en 39932. Waarneming 37462 betreft metaaldetectorvondsten van munten uit de late middeleeuwen (Groenendijk, 1995). Waarneming 39932 is de vondst van een neolithisch vuurstenen bijltje.
- Ten noordoosten van het onderzoeksgebied liggen waarnemingen 18481 en 18482. Het betreffen twee bijlen uit het neolithicum en de bronstijd.
- Ten noorden van het onderzoeksgebied liggen twee onderzoeksmeldingen. Nummer 2555 betreft een onderzoek bij de bouw van een nieuwe vleugel van het museum Klooster Ter Apel. Hierover zijn geen nadere gegevens in Archis bekend. Nummer 18499 betreft een bureauonderzoek. Binnen het terrein ligt een historische dijk en uit de omgeving zijn diverse vondsten bekend. Op basis van dit onderzoek wordt een booronderzoek geadviseerd (Schrijer, 2006).
projectnummer 91131012 29 juni 2012 pagina 8 van 16
Afbeelding 6. Uitsnede uit Archis van het onderzoeksgebied (aangegeven met het rode kader) met de AMK-terreinen, waarnemingen, vondstmeldingen en onderzoeksmeldingen (bron: Archis 2, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
Afbeelding 7. Het onderzoeksgebied op een uitsnede van de verwachtingskaart uit het eerder uitgevoerde bureauonderzoek (aangegeven met het rode kader) (bron: Mennens-Van Zeist, 2010) Legenda gebieden: - roze: een hoge verwachting - groen: een lage verwachting - gearceerd: beekdal met een hoge verwachting voor het aantreffen van dumpplaatsen - wit: valt buiten het onderzoek.
projectnummer 91131012 29 juni 2012 pagina 9 van 16
Tabel 2.1 Vereenvoudigde archeologische tijdsschaal (naar Brandt et al., 1992) Periode Datering Paleolithicum tot 8800 voor Chr. Mesolithicum 8800 - 4900 voor Chr. Neolithicum 5300 - 2000 voor Chr. Bronstijd 2000 - 800 voor Chr. IJzertijd 800 - 12 voor Chr. Romeinse tijd 12 voor Chr. - 450 na Chr. Vroege middeleeuwen 450 - 1050 na Chr. Late middeleeuwen 1050 - 1500 na Chr. Nieuwe tijd 1500 - heden
2.3
Bewoningsgeschiedenis en historische situatie De algemene bewoningsgeschiedenis van Ter Apel is bekend uit het reeds uitgevoerde bureauonderzoek ‘Ter Apel Dorp’ (Mennens-Van Zeist, 2010). Ter Apel ligt in een gebied met lage dekzandruggen met esdorpen en esgehuchten. Het ligt in een afwisselend landschap, met een van zuid naar noord stromend stelsel van rivierdalen, waaronder de Ruiten Aa. In de steentijd (vanaf 12.000-2000 v. Chr.) waren de dekzandgebieden van Westerwolde, en dan met name de hoger gelegen ruggen en koppen langs rivieren, beken en natte laagtes, vaak door de mens bewoond. In de omgeving zijn bewoningssporen aangetroffen uit het mesolithicum en het neolithicum. Vanaf de bronstijd (circa 2000 v. Chr.) werden veel dekzandgebieden te nat voor bewoning en was sprake van veengroei, waarbij met name de lagere delen van het landschap met een veenpakket werden overdekt. Uit de bronstijd zijn wel vondsten bekend, maar waarschijnlijk was er alleen sprake van mensen die door het gebied trokken of er offers brachten. In de middeleeuwen werd het Westerwoldse veengebied in ontginning genomen en werden de eerste esdorpen gesticht. Op de kadastrale kaart van 1811-1832 (zie afbeelding 8) bestaat het onderzoeksgebied van west naar oost uit hooiland, bouwland, bos en weiland. Er is geen bebouwing aangegeven. Er zijn nog weinig perceelgrenzen aangegeven. De beek de Runde heeft op deze kaart een nog natuurlijke loop. Op de kaarten vanaf rond 1900 (zie afbeelding 9) is dit niet meer het geval en is de beek rechtgetrokken. De loop van de Runde krijgt in de huidige plannen weer een natuurlijker ogende vorm (zie paragraaf 2.5). Op de kaart van rond 1900 (zie afbeelding 9) is het beeld qua landgebruik vergelijkbaar. De verdeling in landgebruik is iets veranderd, maar globaal hetzelfde. Op deze kaart is te zien dat de verkaveling in het onderzoeksgebied en omgeving vooral noord-zuid gericht is. Ten westen van de Runde ligt deze schuin, noordoost-zuidwest gericht. Inmiddels is ook het Ter Apelkanaal gegraven en hierlangs is sprake van een bewoningslint. Tot en met de kaart van 1959 blijft de situatie vrijwel hetzelfde. Tussen 1959 en 1965 is een aantal percelen samengevoegd tot grotere percelen (zie afbeelding 10). Vervolgens is tot 1993 de situatie hetzelfde gebleven (Topografische Dienst Nederland, 1998). Tussen 1993-1998 en nu zijn in het centrale deel van het onderzoeksgebied enkele percelen met bebouwing aangelegd (zie afbeelding 11).
projectnummer 91131012 29 juni 2012 pagina 10 van 16
Afbeelding 8. Het onderzoeksgebied op een bewerking van de kadastrale minuut van 1811-1832 (globaal aangegeven met het rode kader), waarbij het landgebruik is aangegeven en de perceelindeling (bron: Hisgis)
projectnummer 91131012 29 juni 2012 pagina 11 van 16
Afbeelding 9. Het onderzoeksgebied op de Bonnekaart van rond 1900 (aangegeven met een rood kader) (bron: Archis2, Rijsdienst voor Cultureel Erfgoed)
Afbeelding 10. Het onderzoeksgebied op een uitsnede van de kaart uit 1965 (aangegeven met een rood kader) (bron: watwaswaar.nl)
projectnummer 91131012 29 juni 2012 pagina 12 van 16
Afbeelding 11. Het onderzoeksgebied op een recente luchtfoto (aangegeven met een rood kader) (bron: Google Maps)
2.4
Bouwhistorische waarden Ten behoeve van het bepalen van de aanwezigheid van ondergrondse bouwhistorische waarden is de Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH) geraadpleegd. Hierin worden geen specifieke bijzonderheden voor het onderzoeksgebied aangegeven.
2.5
Toekomstige situatie In het onderzoeksgebied zal een aansluiting van de Runde met de Ruiten Aa ter hoogte van Ter Apel worden gecreëerd (zie afbeelding 12 voor de geplande ingrepen). Hierbij worden nieuwe sloten gegraven, met duikers en stuwen. De totale lengte van het tracé is circa 1100 m, de totale oppervlakte van het plangebied circa 4,5 ha.
Afbeelding 12. Een visualisatie van de geplande ingrepen (bron: opdrachtgever)
projectnummer 91131012 29 juni 2012 pagina 13 van 16
2.6
Archeologische verwachting en beleid Gemeente Vlagtwedde beschikt niet over een eigen archeologische beleidsadvieskaart.
2.7
Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Uit het bureauonderzoek komt naar voren dat het onderzoeksgebied in een omgeving ligt met lage dekzandruggen met esdorpen en esgehuchten (Mennens-Van Zeist, 2010). Er is sprake van een van zuid naar noord stromend stelsel van rivierdalen, waaronder de Ruiten Aa. In de steentijd (vanaf 12.000-2000 v. Chr.) waren de dekzandgebieden in deze omgeving, en dan met name de hoger gelegen ruggen en koppen langs rivieren, beken en natte laagtes, vaak door de mens bewoond. In de omgeving zijn bewoningssporen aangetroffen uit het mesolithicum en neolithicum (Mennens-Van Zeist, 2010). Voor deze perioden geldt daarom een hoge verwachting. Vanaf de bronstrijd is het gebied onbewoonbaar wegens veengroei, maar er zijn van deze periode wel losse vondsten bekend. Vanaf de middeleeuwen wordt het veengebied in deze omgeving ontgonnen en kan weer sprake zijn van bewoning (Mennens-Van Zeist, 2010). Op basis van het eerder uitgevoerde grootschalige bureauonderzoek ‘Ter Apel Dorp’ (Mennens-Van Zeist, 2010) en een extrapolatie hiervan geldt een hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische waarden voor het grootste gedeelte van het onderzoeksgebied. Voor de gooreerdgronden in het westen van het onderzoeksgebied geldt een lage verwachting. Voor de beekeerdgronden in het uiterste westen van het onderzoeksgebied geldt een hoge verwachtingswaarde voor het aantreffen van dumpplaatsen (Mennens-Van Zeist, 2010) (zie paragraaf 2.2 voor een uitgebreide beschrijving). Waar in de huidige situatie bebouwing aanwezig is, kan deze de bodem verstoord hebben en rond het Ter Apelkanaal kan de bodem verstoord zijn door de aanleg hiervan. In de rest van het onderzoeksgebied zijn geen grote bodemverstorende ingrepen bekend. Wel kan het agrarische gebruik van het onderzoeksgebied tot verstoring hebben geleid.
projectnummer 91131012 29 juni 2012 pagina 14 van 16
3 3.1
Conclusie en aanbeveling Conclusie De vragen uit de inleiding kunnen als volgt beantwoord worden: Vraag 1. Wat is de archeologische verwachting van het gebied buiten de reeds bekende AMK-terreinen (indien mogelijk gespecificeerd naar aard, vindplaatsen en perioden)? Er kunnen vooral vondsten uit de perioden mesolithicum, neolithicum, middeleeuwen en nieuwe tijd worden verwacht, en losse vondsten uit de bronstijd. Vraag 2. Zijn er binnen de verwachtingszones specifieke aandachtslocaties aan te geven (zandkoppen of -ruggen, veentjes, historische bebouwing en infrastructuur)? Voor het grootste gedeelte van het onderzoeksgebied geldt een hoge verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische resten. Hier is een zandrug met podzolbodems aanwezig. Voor de westelijke strook met gooreerdgronden geldt een lage verwachting. Voor de meest westelijke strook met beekeerdgronden geldt een hoge verwachting voor dumpplaatsen. Vraag 3. Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen in het plan-/onderzoeksgebied? Er kunnen bodemverstoringen zijn opgetreden ter plaatse van de huidige bewoning, het Ter Apelkanaal en door het agrarische gebruik van het gebied. Grote bodemverstoringen zijn voor het grootste gedeelte van het onderzoeksgebied niet bekend. Vraag 4. Welk vervolgonderzoek is nodig om de door het bureauonderzoek in beeld gebrachte specifieke archeologische verwachting te toetsen? Om vast te stellen of de bodem intact is en om de archeologische verwachting te toetsten, is een booronderzoek noodzakelijk. Voor het opsporen van losse vondsten en dumpplaatsen is een booronderzoek echter niet geschikt. Voor de westelijke strook met beekeerdgronden, waar een hoge verwachting voor het aantreffen van dumpplaatsen geldt, is daarom een archeologische begeleiding meer geschikt.
3.2
Aanbeveling Voor het gebied met een hoge archeologische verwachting (de zandrug met podzolbodems) bevelen wij aan om door middel van een booronderzoek na te gaan of de bodemopbouw in het onderzoeksgebied intact is en om het archeologische verwachtingsmodel te toetsen en zo nodig aan te vullen. De archeologisch verwachting kan op deze wijze worden getoetst. Voor het gebied met een lage archeologische verwachting (de westelijke strook met de gooreerdgronden) wordt geen verder archeologisch onderzoek aanbevolen. Voor het gebied met beekeerdgronden, waar een hoge verwachting voor dumpplaatsen geldt, wordt een archeologische begeleiding aanbevolen. De genoemde advieszones zijn weergegeven op afbeelding 13. Voorafgaand aan de archeologische begeleiding is een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk. Het onderzoek dient uitgevoerd te worden door een daartoe gecertificeerd bedrijf. Het bovengenoemde betreft een aanbeveling. Het selectiebesluit is te allen tijde voorbehouden aan de 2 bevoegde overheid, in deze gemeente Vlagtwedde.
2
Gemeente Vlagtwedde, mevrouw M. Sullner (Postbus 14, 9550 AA SELLINGEN, tel. (0599) 32 02 20)
projectnummer 91131012 29 juni 2012 pagina 15 van 16
Afbeelding 13. De advieszones voor booronderzoek, archeologisch begeleiding en voor geen vervolgonderzoek (bewerking van de bodemkaart: Archis2 Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
projectnummer 91131012 29 juni 2012 pagina 16 van 16
Literatuurlijst Geraadpleegde literatuur Ten behoeve van het onderzoek is de volgende literatuur geraadpleegd: - Berendsen, H.J.A. 2005a. Landschap in delen. Assen. - Berendsen, H.J.A. 2005b. Landschappelijk Nederland. Assen. - Berendsen, H.J.A. 2008. De vorming van het land. Assen; - Boersma, J.W. 1966a. Klooster Ter Apel. In: Nieuwsbulletin van de Koninklijke Oudheidkundige Bond. - Boersma, J.W. 1966b. Ter Apel, gem. Vlachtwedde kol. *73 en *74. In: Nieuwsbulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond. - Brandt, R.W. et al. (red). 1992. Archis, Archeologisch basisregister, versie 1.0. Amersfoort. - Datema, R.R. 2007. Inspectierapport archeologische monumenten op terreinen van Staatsbosbeheer Regio Noord, Friesland en Groningen. In: Rapport Stichting Archeologische Monumentenwacht Nederland. - Groenendijk, H.A. 1985. In: Herinrichting oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkolonien. Rapport archeologie voor het deelgebied Westerwolde. - Groenendijk, H.A. 1995. Niemandsland Ter Apel? p. 219 (noot 25). In: Boersma, J.W.&C.J.A. Jorg. Ere-saluut. Opstellen voor mr. G. Overdiep. REGIO-Projekt Groningen. - Kempen, P.A.M.M. van & A.E. Kattenberg. 2000. RAAP-briefrapport 2000-431/MW. Regionaal Archeologisch Archiverings Project, Amsterdam. - Mennens-Van Zeist, A. 2010. Ter Apel dorp, gemeente Vlagtwedde. Een archeologisch bureauonderzoek. Libau, Groningen. - Schutter, M.R. G.N. 1965. De broeders van het heilige kruis of kruisheren. In: Kloosters in stad en lande, gids voor de kloosterkaart in het klooster Ter Apel. - Schrijer, E. 2006. Een Archeologisch Bureauonderzoek voor de Jachthaven in Ter Apel, Gemeente Vlagtwedde (Gr.). De Steekproef rapport 2006-03/20. De Steekproef, Zuidhorn. - Topografische Dienst Nederland, 1998. Grote Topografische Atlas Nederland. Deel 2 Noord-Nederland. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, Groningen. Overige bronnen Daarnaast is gebruik gemaakt van de volgende bronnen (websites geraadpleegd op 13 april 2012): - Kadata (https://kadata.kadaster.nl/); - Archis2 : Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (http://archis2.archis.nl); - Actueel Hoogtebestand Nederland (http://www.ahn.nl); - HisGis (http://www.hisgis.nl/); - Watwaswaar (http://www.watwaswaar.nl); - Google Maps (http://maps.google.nl); - KICH (http://www.kich.nl); - gegevens opdrachtgever.