Arbeidsongevallenrapport 2013 Door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen
Inspectie SZW: J. Hoeben M.C. Smit
2
Voorwoord Voor u ligt het Arbeidsongevallenrapport 2013 van de Inspectie SZW. In het rapport is een analyse gedaan van de door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen over verschillende jaren. Dit rapport en andere bronnen van ongevallengegevens worden gebruikt door de Inspectie SZW in het kader van risico‐analyse.Voor het tot stand komen van het rapport bedanken we Marja Schouten, John Samadhan, Corina Geschiere en Arjan van der Lugt van de afdeling Onderzoek & Analyse van de Inspectie SZW. Daarnaast gaat onze dank uit naar Piet Venema en Ad van Duijn van het Ministerie van SZW, voor hun constructieve suggesties op de concept versie van dit rapport. Tot slot danken we Marga Zuurbier van de Inspectie SZW voor haar waardevolle suggesties. Marlou Smit en Judith Hoeben
3
4
Inhoudsopgave Voorwoord .......................................................................................................................... 3 Inhoudsopgave .................................................................................................................... 5 1 Inleiding ............................................................................................................................ 8 2 Door Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen .................................................... 10 3 Slachtoffers naar kenmerken ......................................................................................... 12 Slachtoffers ................................................................................................................... 12 Leeftijd .......................................................................................................................... 13 Geslacht......................................................................................................................... 17 Arbeidsverband ............................................................................................................. 18 Nationaliteit .................................................................................................................. 20 Beroep ........................................................................................................................... 21 4 Slachtoffers naar economische sectoren ....................................................................... 23 Hoofdsectoren .............................................................................................................. 23 Prioritaire sectoren ....................................................................................................... 26 Sectoren op basis van eerste twee cijfers SBI‐code ..................................................... 27 Sectoren op basis van eerste drie cijfers SBI‐code ....................................................... 29 5 Handhaving .................................................................................................................... 32 Slachtoffers naar overtreding en boeterapport ........................................................... 32 Welke handhavingsinstrumenten zijn ingezet? ............................................................ 33 Welke wetsartikelen zijn overtreden? .......................................................................... 35 6 Locatie, activiteit, voorwerp en letsel ............................................................................ 41 Werklocatie ................................................................................................................... 41 5
Activiteit ........................................................................................................................ 42 Voorwerp ...................................................................................................................... 44 Letsel ............................................................................................................................. 47 7 Ongevalsscenario’s, oorzaken en arbeidsrisico’s ........................................................... 50 Achterliggende oorzaken .............................................................................................. 50 Scenario’s gekoppeld aan risico’s ................................................................................. 52 Contact met vallende objecten – niet van kranen ........................................................ 56 Beknelling tussen verschillende objecten ..................................................................... 61 Val van dak, vloer of platform ....................................................................................... 65 Contact met bewegende delen van een machine ........................................................ 67 Val van ladder of trapje ................................................................................................. 71 8 Samenvatting en conclusies ........................................................................................... 76 Persoonskenmerken ..................................................................................................... 76 Economische sector ...................................................................................................... 77 Handhaving ................................................................................................................... 79 Locatie, activiteit, voorwerp en letsel ........................................................................... 80 Arbeidsrisico’s, ongevalsscenario’s en oorzaken .......................................................... 80 Contact met vallende objecten – niet van kranen .................................................... 82 Beknelling tussen verschillende objecten ................................................................. 83 Val van dak, vloer of platform ................................................................................... 83 Contact met bewegende delen van een machine .................................................... 83 Val van ladder of trapje ............................................................................................. 84 Bijlage ................................................................................................................................ 85 6
Figuur A Slachtoffers van ongevallen per 100.000 arbeidsjaren van werknemers en uitzendkrachten naar leeftijd en sector deel 1 ............................................................. 85 Figuur B Slachtoffers van ongevallen per 100.000 arbeidsjaren van werknemers en uitzendkrachten naar leeftijd en sector deel 2 ............................................................. 86 Tabel I Slachtoffers van arbeidsongevallen in 2009‐2012 (door de Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar verschillende kenmerken .............................. 87 Tabel II Slachtoffers van dodelijke arbeidsongevallen in 2009‐2012 (door de Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar verschillende kenmerken ...................... 91 Tabel III Slachtoffers van arbeidsongevallen in 2009‐2012 (door de Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar tweecijferige SBI ............................................ 95 Tabel IV Slachtoffers van arbeidsongevallen in 2009‐2012 (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar driecijferige SBI‐code .................................. 100 Tabel V Ongevallen naar ongevalslocatie (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers) ....................................................................................................... 113 Tabel VI Voorwerpen bij specifieke fysieke activiteit (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers, in procenten van ongevallen) ............... 115 Tabel VII Ongevalsscenario’s....................................................................................... 117 Tabel VIII ongevallen naar risico, ongevalsscenario en sector (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers)* ............................................................. 121
7
1 Inleiding Dit rapport bevat kerncijfers en analyses van arbeidsongevallen. Het gaat om de arbeidsongevallen die door inspecteurs van de Inspectie SZW zijn onderzocht. Dit rapport en andere bronnen van ongevallengegevens worden gebruikt voor produkten van de Inspectie SZW in het kader van risico‐analyse. In Nederland hadden in 2011 ongeveer 207.000 1 werknemers te maken met een ongeval met lichamelijk en/of geestelijk letsel en verzuim. Dit komt overeen met ongeveer 2.900 ongevallen per 100.000 werknemers 2 . Voor alle ongevallen geldt dat de werkgever het ongevalsrisico, in het kader van de risico‐inventarisatie en –evaluatie, moet evalueren en de risicobeperkende maatregelen moet beschrijven. Arbeidsongevallen die geleid hebben tot de dood, blijvend letsel of ziekenhuisopname zijn meldingsplichtig bij de Inspectie SZW. Ongevallen die op het moment van melding naar verwachting meldingsplichtig zijn, worden onderzocht door de Inspectie SZW, tenzij een andere dienst het onderzoek doet (zoals bij verkeersongevallen). De ongevallen die de Inspectie SZW onderzoekt zijn, gezien de definitie van de meldingsplicht, de ernstiger ongevallen. In hoofdstuk 2 wordt verder ingegaan op de ongevallen die worden onderzocht door de Inspectie SZW en die dus de basis vormen voor de cijfers in dit rapport. In totaal heeft de Inspectie SZW ruim 2.000 ongevallen per jaar onderzocht in de jaren 2010 tot en met 2012. Dit is dus bijna 1% van het totaal aantal arbeidsongevallen met verzuim in Nederland. Indien er bij het onderzoek sprake blijkt te zijn van een causaal verband tussen een overtreding van de arbeidsomstandighedenwet en het ongeval treedt de Inspectie SZW handhavend op. Bij ongeveer zeven op de tien ongevalsonderzoeken handhaaft de Inspectie SZW. Er is informatie over de arbeidsongevallen die de Inspectie SZW onderzoekt opgenomen in het administratieve systeem van de Inspectie. Deze informatie geeft inzicht in de sectoren waar deze ongevallen zich voordoen en in de kenmerken van de slachtoffers. In hoofdstuk 2 wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde definities. In hoofdstuk 3 worden diverse achtergrondkenmerken van slachtoffers beschreven, zoals hun leeftijd en de aard van het arbeidsverband. Hoofdstuk 4 beschrijft de sectoren waarin de arbeidsongevallen zich hebben voorgedaan en hoofdstuk 5 gaat in op de handhaving. De ongevalslocatie, de activiteit, het letsel en het betrokken voorwerp worden besproken 1
Venema, A., Den Besten, H., Klauw, M. van der. en Ybema, J.F. Arbeidsongevallen in Nederland 2011, TNO, 2013, p. 2 (zie www.monitorarbeid.nl/ongevallen). 2 Venema, A., Den Besten, H., Klauw, M. van der. en Ybema, J.F. Arbeidsongevallen in Nederland 2011, TNO, 2013, p. 5.
8
in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 gaat in op arbeidsrisico’s, ongevalsscenario’s en oorzaken van ongevallen. Een samenvatting met conclusies staat in hoofdstuk 8. In de bijlage zijn tabellen opgenomen.
9
2 Door Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op arbeidsongevallen die de Inspectie SZW onderzocht heeft. Verder wordt toegelicht hoe tot de cijfers in dit rapport is gekomen. Volgens artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet is een arbeidsongeval een aan een werknemer 3 in verband met het verrichten van arbeid overkomen ongewilde, plotselinge gebeurtenis, die schade aan de gezondheid tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad en heeft geleid tot ziekteverzuim, of de dood tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad. Meldingsplichtig bij de Inspectie SZW zijn die arbeidsongevallen die geleid hebben tot de dood, blijvend letsel of ziekenhuisopname (artikel 9, eerste lid van de Arbowet). Enkel poliklinische behandeling in het ziekenhuis valt hier niet onder. De Inspectie SZW onderzoekt deze meldingsplichtige arbeidsongevallen. Soms worden arbeidsongevallen onderzocht op basis van artikel 10 van de Arbowet (gevaar voor derden). Bij de intake van een ongevalsmelding wordt beoordeeld of het ongeval door een inspecteur moeten worden onderzocht of niet. In het geval dat een ongeval door een inspecteur moet worden onderzocht, wordt de melding een zaak in het administratieve systeem van de Inspectie SZW en gaat een inspecteur ermee aan de slag. In een deel van deze gevallen blijkt dat in een zaak geen uitgebreid onderzoek nodig is. Een reden voor het niet verder onderzoeken van een ongeval kan zijn dat het geen meldingsplichtig arbeidsongeval volgens de Arbowet blijkt te zijn (bijvoorbeeld als het slachtoffer volgens de Arbowet geen werknemer is of als er geen sprake is van vermoedelijk blijvend letsel of ziekenhuisopname). Daarnaast worden sommige arbeidsongevallen door een andere dienst (verder) onderzocht. De politie onderzoekt bijvoorbeeld arbeidsongevallen op de openbare weg. Ook ongevallen in de mijnbouw en een deel van de arbeidsongevallen in de zeescheepvaart worden niet door de Inspectie SZW onderzocht. Er is sprake van een flinke ondermelding van arbeidsongevallen met ziekenhuisopname 4 . Naar schatting de helft van alle meldingsplichtige ongevallen wordt niet gemeld bij de Inspectie SZW. Het werkelijke aantal meldingsplichtige arbeidsongevallen is dus groter dan uit deze analyse blijkt. Aan de andere kant zijn er in de cijfers van dit rapport ook niet‐meldingsplichtige ongevallen meegenomen waar een inspecteur een geheel of gedeeltelijk onderzoek heeft gedaan. De meeste ongevallen in dit rapport zijn echter wel meldingsplichtige ongevallen, maar het is niet mogelijk om aan te geven hoeveel dit er precies zijn. 3 4
Een zelfstandige zonder personeel die onder gezag werkt, geldt ook als een werknemer. Popma, J. Werkgerelateerde sterfte in Nederland: een verkenning, Amsterdam, FNV, 2005
10
Voor de cijfers in de hoofdstukken 1 tot en met 5 van dit rapport is zoveel mogelijk aangesloten bij een definitie van ongevallen zoals deze in het jaarverslag van de Inspectie SZW is gehanteerd. Er is in eerste instantie uitgegaan van slachtoffers van door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevalszaken, die zijn afgesloten in de periode 2009 tot en met 2012 5 . Zoals hierboven is aangegeven, wordt niet bij alle zaken een uitgebreid ongevalsonderzoek gedaan. De cijfers van hoofdstuk 1 tot en met 5 bevatten ook slachtoffers van ongevallen waar uiteindelijk geen uitgebreid onderzoek nodig bleek te zijn. Een deel van de arbeidsongevallen wordt afgesloten in een ander jaar dan waarin het ongeval heeft plaatsgevonden. Het aantal slachtoffers is de basis voor de aantallen in de tabellen en figuren. Het aantal slachtoffers komt niet overeen met het aantal ongevalszaken. Bij één ongevalszaak kan meer dan één slachtoffer zijn gevallen. Ook komt het voor dat er bij een zaak geen slachtoffergegevens in het administratieve systeem zijn opgenomen. Redenen hiervoor kunnen bijvoorbeeld zijn dat er geen slachtoffers waren of dat het, na het besluit dat verder onderzoek niet noodzakelijk was, niet nodig was de slachtoffergegevens in te vullen. In de hoofdstukken 6 en 7 en de laatste paragrafen van hoofdstuk 3 (over nationaliteit en beroep) zijn ongevallen ingedeeld naar het jaar waarin de ongevallen hebben plaatsgevonden. De reden hiervoor is dat de gegevens die gebruikt zijn voor deze hoofdstukken, beschikbaar zijn voor het jaar waarin het ongeval heeft plaatsgevonden en niet (volledig) voor het jaar waarin de ongevalszaak is afgesloten. De cijfers over 2012 die in de tabellen zijn opgenomen zijn voorlopig; er kunnen nog ongevalsonderzoeken worden afgehandeld die betrekking hebben op ongevallen die in 2012 hebben plaatsgevonden. Niet alle ongevallen die (uiteindelijk) leiden tot een afgesloten zaak hoeven volledig te worden onderzocht, dus niet van al deze ongevallen is de toedracht gestructureerd vastgelegd. Om deze reden kunnen de cijfers in deze hoofdstukken lager uitvallen dan in de eerste hoofdstukken.
5
Preciezer geformuleerd gaat het om in het betreffende jaar afgesloten zaken, waarbij het resultaat van de laatste actie van de Inspectie SZW uit de categorie arbo is òf indien er één of meer overtredingen zijn geconstateerd. Zaken die enkel ‘onverrichter zake’ acties hebben en waarbij ook geen overtreding is geconstateerd, vallen hier niet onder. In de aantallen die gebruikt zijn geldt het laatste jaar van afsluiting, met uitzondering van 2012. Zaken die in december 2012 waren afgesloten, blijven die afsluitdatum houden, ook als ze erna heropend zijn, hetgeen betekent dat er iets meer zaken afsluitjaar 2012 kunnen krijgen dan de jaren 2009, 2010 en 2011. Zaken waarbij geen slachtoffer is geregistreerd, zijn niet meegenomen in dit rapport.
11
3 Slachtoffers naar kenmerken In dit hoofdstuk worden slachtoffers van door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen naar verschillende achtergrondkenmerken weergegeven. Er is uitgegaan van ongevalszaken die de Inspectie SZW in de jaren 2009 tot en met 2012 heeft afgesloten. Niet in alle gevallen heeft een uitgebreid onderzoek plaatsgevonden. In hoofdstuk 2 is toegelicht welke definitie wordt gehanteerd. De ongevallen hebben gedeeltelijk plaatsgevonden in de jaren voor het jaar waarin de zaak werd afgesloten. In dit hoofdstuk wordt eerst gekeken naar alle slachtoffers, vervolgens wordt onderscheid gemaakt naar leeftijd, geslacht, arbeidsverband, nationaliteit en beroep 6 . In tabel I en II in de bijlage staan de cijfers die de basis vormen voor de figuren in dit hoofdstuk.
Slachtoffers In figuur 1 zijn de slachtoffers per jaar weergegeven van de ongevalsonderzoeken die de Inspectie SZW heeft afgesloten in de periode 2009‐2012. In de figuur zijn de dodelijke ongevallen ook apart weergegeven 7 . In 2009 waren er bijvoorbeeld 2402 slachtoffers betrokken bij de ongevalszaken die in dat jaar zijn afgesloten. Van deze slachtoffers zijn er 81 overleden. Voor het jaar 2012 ging het om 2044 slachtoffers, van wie 60 zijn overleden. In 2009 waren er meer ongevalszaken afgesloten dan in de jaren 2010, 2011 en 2012. De daling kan veroorzaakt zijn door een kleiner aantal ongevallen dat heeft plaatsgevonden of dat is gemeld vanaf 2010. De crisis heeft effect op de aantallen omdat de productie minder is, zeker in een sector als de Bouw. Uit een nadere analyse van de bouw 8 bleek dat het absolute aantal ongevallen afnam, maar dat het aantal ongevallen gerelateerd aan de productie in de sector ongeveer gelijk bleef (dus het aantal slachtoffers per miljard euro bleef constant). Het verschil in aantal slachtoffers tussen 2009 en de jaren daarna kan ook (mede) een administratieve oorzaak hebben, bijvoorbeeld de wijze van registreren van ongevallen of het eventueel scherper selecteren door de Inspectie SZW van welke ongevallen onderzocht moeten worden en welke niet. De daling van het aantal (slachtoffers van) ongevallen in 2010 ten opzichte van 2009 is veel sterker dan de daling in werknemers. Overigens hebben niet alle ongevallen die zijn afgesloten in 2009, ook plaatsgevonden in 2009.
6
Voor nationaliteit en beroep is uitgegaan van een afwijkende periode en van het jaar van plaatsvinden van het ongeval. 7 In de hele periode 2009‐2012 waren er 15 slachtoffers die een natuurlijke dood waren gestorven. Deze slachtoffers zijn niet meegenomen in de cijfers van dit hoofdstuk. 8 Arbeidsomstandigheden in de Sector Bouw; Sectorrapportage 2011; Leo de Jong en Annet Geurts.
12
Figuur 1 Slachtoffers naar jaar (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐ 2012)
Leeftijd Bij de Inspectie SZW is de leeftijd van de slachtoffers doorgaans bekend 9 . In figuur 2 zijn alle slachtoffers (dodelijk en niet dodelijk) weergegeven naar leeftijd. Figuur 2 Slachtoffers van ongevallen naar leeftijd (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012)
Het grootste aantal slachtoffers (3.453) betreft mensen van 25 tot en met 44 jaar. Bijna evenveel slachtoffers (3.267) waren 45 tot en met 64 jaar. 35 slachtoffers waren jonger 9
De geboortedatum is niet in alle gevallen geregistreerd. Als bijvoorbeeld al snel duidelijk is dat het ongeval niet verder onderzocht hoeft te worden door de inspecteur, en de geboortedatum was nog niet bekend, dan is het niet meer nodig deze alsnog te achterhalen. Zeer extreme geboortedata zijn op onbekend gezet, hierbij wordt verondersteld dat er een tikfout is gemaakt.
13
dan 15 jaar. Deze kinderen die slachtoffer zijn, waren niet allen werkzaam, maar kunnen bijvoorbeeld ook slachtoffer zijn geworden terwijl ze speelden op de arbeidsplaats. Wanneer de absolute aantallen slachtoffers worden gerelateerd aan het aantal werknemers in die categorie, wordt duidelijk of een bepaalde leeftijdscategorie relatief vaak slachtoffer is van een ongeval. Hierbij is het van belang om de selectie van de slachtoffers die worden meegeteld (in de teller van de breuk) af te stemmen op de definitie van de werknemers (in de noemer van de breuk). Een geschikt en beschikbaar aantal werknemers om de slachtoffers aan te relateren is het arbeidsvolume van werknemers 10 . Het arbeidsvolume is de hoeveelheid arbeid in arbeidsjaren. Het arbeidsvolume telt bijvoorbeeld voltijd en deeltijdbanen naar rato mee (twee halve banen zijn samen een hele). Zelfstandigen vallen hier buiten, uitzendkrachten en stagiairs vallen er wel onder. Van de slachtoffers uit de figuur hiervoor zijn de werknemers en de uitzendkrachten geselecteerd (de derden, zelfstandigen, meewerkende gezinsleden en leerlingen zijn niet geselecteerd, want deze tellen niet mee in het arbeidsvolume van werknemers) en er is een gemiddelde per jaar over de periode 2009‐2012 berekend. Deze gemiddeldes per leeftijdsklasse zijn gerelateerd aan het arbeidsvolume van werknemers. In figuur 3 zijn de slachtoffers voor verschillende leeftijdscategorieën weergegeven per 100.000 arbeidsjaren. Voor werknemers van 25 tot en met 44 jaar is het aantal ongevallen per 100.000 arbeidsjaren kleiner dan voor de andere leeftijdsklassen. Voor de 65‐plussers is deze het grootst. Er werken veel minder mensen van 65 jaar en ouder dan in de jongere leeftijdsgroepen. In absolute zin is het aantal slachtoffers van 65 jaar en ouder veel kleiner dan het aantal slachtoffers in de jongere leeftijdsgroepen, maar per 100.000 arbeidsjaren is dit wel hoger dan bij de mensen jonger dan 65. Het verband tussen het krijgen van een arbeidsongeval en leeftijd lijkt mede afhankelijk te zijn van de definities die worden gekozen. Als de aantallen slachtoffers zouden zijn gerelateerd aan het aantal banen van werknemers (dan telt een deeltijdbaan dus even zwaar als een voltijdbaan) zou een ander beeld te zien zijn, namelijk een waar de werknemers van 45 tot en met 64 jaar relatief het vaakst een arbeidsongeval hebben. Deeltijdbanen komen vaker voor bij jongeren en ouderen. Uit de monitor arbeidsongevallen 2010 11 blijkt dat jongeren niet oververtegenwoordigd zijn bij ongevallen met letsel en verzuim. Er waren in 2011 naar schatting 207.000 ongevallen met letsel en verzuim, dit bevat voornamelijk ongevallen die niet meldingsplichtig waren bij de Inspectie SZW en niet in deze rapportage zijn 10
Dit is beschikbaar via de website van het Centraal Bureau voor de Statistiek (www.cbs.nl).
11
Monitor arbeidsongevallen in Nederland 2010; TNO; 2012
14
opgenomen. 12 Uit de arbeidsongevallenmonitor van TNO blijkt dat bij de jongeren van 15 tot en met 24 jaar het aantal ongevallen met letsel en verzuim is gedaald in de periode 2005‐2010. Een daling doet zich ook voor in de handel en de horeca, waar relatief veel jongeren werken. Uit de monitor arbeidsongevallen in Nederland blijkt ook dat de jongeren wel een grotere kans hebben op een ongeval met behandeling op de spoedeisende eerste hulp afdeling van een ziekenhuis. Ongevallen die vervolgens leiden tot ziekenhuisopname gebeuren juist relatief vaker bij ouderen. Figuur 3 Slachtoffers van ongevallen per 100.000 arbeidsjaren van werknemers en uitzendkrachten naar leeftijd (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, jaargemiddelde, 2009‐2012)
In figuur A en B in de bijlage zijn de ongevallen per 100.000 arbeidsjaren en leeftijd voor verschillende sectoren afgebeeld. De sectoren zijn verdeeld over twee figuren. In figuur A staan de sectoren met de hogere ongevalskansen en in figuur B de sectoren met de lagere ongevalskansen. In deze figuren is te zien dat het patroon uit figuur 3 niet in alle hoofdsectoren te zien is. In de sector waterleidingbedrijven en afvalbeheer, de sector vervoer en opslag en de sector openbaar bestuur is bijvoorbeeld een dalende lijn te zien en hebben de werknemers van 15 tot en met 24 jaar de hoogste kans op een ongeval (per arbeidsjaar). In de gezondheidszorg is een stijgende lijn te zien, waarbij ouderen dus vaker een ongeval hebben dan jongeren. In de industrie is te zien dat de kans op een 12
Venema, A., Den Besten, H., Klauw, M. van der. en Ybema, J.F. Arbeidsongevallen in Nederland 2011, TNO, 2013, p. 2 (zie www.monitorarbeid.nl/ongevallen).
15
ongeval het hoogst is bij de 65 plussers en daarna bij de werknemers van 15 tot en met 24 jaar. In figuur 4 en 5 zijn de dodelijke slachtoffers weergegeven naar leeftijd. In figuur 4 gaat het om de absolute aantallen slachtoffers. In figuur 5 zijn, net als in figuur 3, de aantallen slachtoffers gerelateerd aan het arbeidsvolume. In figuur 5 is een piek te zien bij 65‐plussers. Zij zijn dus relatief vaak het slachtoffer van een dodelijk arbeidsongeval. Het gaat daarentegen wel om een klein deel van het totaal aantal slachtoffers, omdat veel minder mensen van 65 jaar en ouder werken. In absolute zin is het aantal dodelijke slachtoffers van 65 jaar en ouder dus veel kleiner dan het aantal slachtoffers in de jongere leeftijdsgroepen, maar per 100.000 arbeidsjaren is dit wel hoger dan bij de mensen jonger dan 65. Figuur 4 Slachtoffers van dodelijke ongevallen naar leeftijd (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012)
16
Figuur 5 Slachtoffers van dodelijke ongevallen per 100.000 arbeidsjaren van werknemers en uitzendkrachten naar leeftijd (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, jaargemiddelde 2009‐2012)
Geslacht Het overgrote deel (88%) van de slachtoffers van arbeidsongevallen die door de Inspectie SZW zijn onderzocht, is mannelijk. 8% is vrouw en van 4% is het geslacht onbekend. Als het geslacht onbekend is betekent dit dat het niet is geregistreerd in het administratieve systeem van de Inspectie SZW. Bij de dodelijke ongevallen is een nog groter deel man (95%). In de figuren 6 en 7 zijn deze percentages weergegeven. Figuur 6 Slachtoffers van ongevallen naar geslacht (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012)
17
Figuur 7 Slachtoffers van dodelijke ongevallen naar geslacht (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012)
Arbeidsverband Van de slachtoffers van arbeidsongevallen wordt het arbeidsverband geregistreerd. In figuur 8 zijn de resultaten hiervan weergegeven voor alle ongevallen, en apart voor de ongevallen met dodelijke afloop. Het beeld voor de dodelijke ongevallen wijkt niet sterk af van dat van alle ongevallen. Driekwart van alle slachtoffers betreft werknemers. Van de slachtoffers is 15% uitzendkracht. Uitzendkrachten zijn oververtegenwoordigd in de slachtoffers, want ongeveer 2% tot 3% van de werkzame personen (in heel Nederland) is uitzendkracht 13 . Vier procent van alle slachtoffers is zelfstandige, twee procent is leerling/student (bijvoorbeeld leerling in een leerwerkbedrijf of een scholier met een bijbaan) en 1% is als stagiair werkzaam in een bedrijf. Minder dan 1% is meewerkend gezinslid. Twee procent van de slachtoffers zijn derden, deze mensen waren bijvoorbeeld op bezoek bij het bedrijf (klant, werknemer van ander bedrijf, (niet meewerkend) kind van eigenaars en dergelijke). Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven, zijn er ook niet‐meldingsplichtige ongevallen (maar wel door de inspectie (gedeeltelijk) onderzocht) in deze cijfers meegenomen.
13
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (www.cbs.nl).
18
Figuur 8 Slachtoffers van ongevallen naar arbeidsverband (in procenten, door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012)
Als gekeken wordt naar slachtoffers onder uitzendkrachten per 100.000 uitzendkrachten (van 15 tot 65 jaar), blijkt dat ze gemiddeld 7 tot 8 keer vaker slachtoffer zijn dan werknemers. Dit verschil met werknemers is zeer groot. Het kan niet worden uitgesloten dat ingeleende werknemers (bijvoorbeeld via een onderaannemer) in een deel van de gevallen als uitzendkracht geregistreerd staan in het administratieve systeem van de Inspectie SZW, terwijl ze geen contract bij een uitzendbureau hebben. Ook is het een mogelijkheid dat de meldingskans van een ongeval voor uitzendkrachten hoger zou liggen, aangezien er twee werkgevers zijn die het ongeval zouden kunnen melden. Als dit het geval is, zou het werkelijke aantal uitzendkrachten dat slachtoffer is van een ongeval lager zijn. TNO heeft ook gekeken naar ongevalskansen van uitzendkrachten en werknemers, en vindt een veel kleiner verschil tussen beide 14 . TNO gebruikt in de analyse een veel ruimere definitie van arbeidsongevallen dan de definitie die voor deze rapportage van de Inspectie SZW is gebruikt. Ondanks dit grote verschil in definitie, is het aannemelijk dat er wel een verschil in ongevalskans tussen werknemers en uitzendkrachten is, maar dat deze kleiner is dan de gevonden factor 7 tot 8. Het verschil in ongevalskans tussen uitzendkrachten en werknemers roept de vraag op waarom uitzendkrachten relatief vaker slachtoffer kunnen zijn. Een verklaring kan zijn 14
Hooftman, W. en Meer, L. van der; Arbeidsongevallen van uitzendkrachten 2005‐2012, TNO, 2013.
19
dat ze vooral in sectoren werken waar het werk gevaarlijker is. Er is binnen de economische hoofdsectoren gekeken naar het aantal slachtoffers per 100.000 uitzendkrachten en werknemers. Tussen de sectoren zijn verschillen te zien, maar in alle sectoren hebben uitzendkrachten een hogere kans op een ongeval dan werknemers. In sommige sectoren is dit meer dan 7‐8 keer zo veel (het totale verschil in ongevalskans tussen uitzendkrachten en werknemers), en in sommige sectoren minder. De meeste slachtoffers onder de uitzendkrachten vallen in de industrie en de bouw. Meer dan de helft van het totale aantal slachtoffers onder uitzendkrachten valt in deze twee sectoren. Dit geldt echter ook voor werknemersslachtoffers. Binnen deze sectoren hebben uitzendkrachten een ongeveer 6 keer grotere kans op een ongeval dan werknemers. Het is dus in elk geval niet zo dat uitzendkrachten relatief veel vaker in de risicovolle hoofdsectoren, zoals de bouw en de industrie, werken en daardoor vaker een ongeval zouden krijgen. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat uitzendkrachten binnen de sectoren gevaarlijker werk zouden doen. Gegevens over aantallen uitzendkrachten werkzaam in de deelsectoren zijn echter niet beschikbaar, dus deze analyse kan niet voor een gedetailleerdere indeling naar sectoren worden gedaan. Het is ook mogelijk dat uitzendkrachten binnen de (deel)sectoren bijvoorbeeld vaker productiewerk doen dan administratief werk of leidinggevend werk. Een alternatieve verklaring is dat uitzendkrachten minder goed bekend zijn met de veilige manier van werken dan vaste werknemers. Dit zou kunnen komen doordat zij minder ervaring hebben of minder voorlichting en onderricht hebben gehad, omdat zij korter aan het werk zijn bij het betreffende bedrijf. Op basis van gegevens over oorzaken van ongevallen is door ingenieursbureau RPS gekeken of er oorzaken zijn die vaker voorkomen bij uitzendkrachten dan bij werknemers 15 . Er is gekozen voor nadere analyse van een soort ongeval dat relatief vaak voorkomt, namelijk ‘contact met bewegende delen van een machine’. In hoofdstuk 7 komt dit ongevalsscenario aan bod. Daar zal ook aandacht worden besteed aan de oorzaken van ongevallen bij uitzendkrachten en werknemers.
Nationaliteit In tabel 1 is de nationaliteit weergegeven van slachtoffers van ongevallen die vanaf 2004 tot en met 2009 hebben plaatsgevonden en die zijn onderzocht door de Inspectie SZW (voorheen de Arbeidsinspectie). Over de jaren 2009‐2012 zijn geen cijfers beschikbaar over nationaliteit van de slachtoffers. De cijfers zijn afkomstig uit een analyse gemaakt
15
RPS, Factsheet ongevallen met uitzendkrachten, januari 2012
20
door RPS met gegevens van het Storybuilder model (Analyse ongevallen in alle sectoren, 1 juli 2013, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM13.00113.R03). Bijna acht op de tien slachtoffers heeft de Nederlandse nationaliteit. Krap drie procent heeft de Duitse nationaliteit. Ruim twee procent heeft de Poolse nationaliteit en 1,3% de Turkse. De andere nationaliteiten in de tabel komen bij minder dan 1% van de slachtoffers voor. Van tien procent van de slachtoffers is de nationaliteit onbekend. Tabel 1 Top tien nationaliteiten slachtoffers arbeidsongevallen (2004‐2009, ongevallen onderzocht door de Inspectie SZW) Nationaliteit % van de slachtoffers Nederlandse 78,9 Duitsland 2,6 Poolse 2,3 Turkse 1,3 Belgische 0,8 Marokkaanse 0,7 Portugese 0,5 Britse 0,3 Irakese 0,1 Spaanse 0,1 Overig 2,1 Onbekend 10,2 Totaal 100 Bron: Analyse ongevallen in alle sectoren, 1 juli 2013, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM13.00113.R03
Beroep In tabel 2 zijn de twintig meest voorkomende beroepen weergegeven van slachtoffers van arbeidsongevallen die vanaf 1998 tot en met 2009 hebben plaatsgevonden en die zijn onderzocht door de Inspectie SZW (voorheen de Arbeidsinspectie). De cijfers zijn afkomstig uit een analyse gemaakt met gegevens van het Storybuilder model (Analyse ongevallen in alle sectoren, 1 juli 2013, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM13.00113.R03). Het gaat om de beroepen die door de inspecteurs van de Inspectie SZW zijn ingevuld in het administratieve systeem van de Inspectie. Beroep is in een vrij tekstveld ingevuld. Er was dus geen sprake van een lijst met beroepen waaruit gekozen kon worden. Dit betekent dat voor hetzelfde beroep de ene inspecteur een andere naam zou kunnen kiezen dan een andere inspecteur. 21
Tabel 2 Top 20 beroepen slachtoffers arbeidsongevallen 1998‐2009 (door de Inspectie SZW onderzochte ongevallen) Beroep % van de slachtoffers Medewerker productie Timmerman Monteur Chauffeur Medewerker Operator Medewerker magazijn Medewerker algemeen Elektromonteur Schilder Voorman Onderhoudsmonteur Uitzendkracht Metaalbewerker/lasser Schoonmaker Constructiebankwerker Chauffeur vrachtwagen Dakdekker Metselaar Chauffeur vorkheftruck Onbekend Overige beroepen Totaal
7 6 6 4 4 3 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 6 45 100
Bron: Analyse ongevallen in alle sectoren, 1 juli 2013, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM13.00113.R03
Medewerker productie staat bovenaan in de top 20. Zeven procent van de slachtoffers is medewerker productie. Vier procent is chauffeur. Daarnaast is 1% chauffeur vrachtwagen en 1% chauffeur vorkheftruck. Zes procent is timmerman en eveneens 6% is monteur. Twee procent van de slachtoffers is elektromonteur. Daarnaast is voor 1% van de slachtoffers aangegeven dat hij of zij een onderhoudsmonteur is. Eveneens voor 1% van de slachtoffers is als beroep ‘uitzendkracht’ ingevuld. Dit betekent niet dat onder de andere slachtoffers geen uitzendkrachten voorkomen. Bijna de helft (45%) van de slachtoffers heeft een beroep dat niet in de top 20 voorkomt. 22
4 Slachtoffers naar economische sectoren Dit hoofdstuk gaat over de slachtoffers van ongevallen in verschillende sectoren. Voor de sectoren worden aantallen slachtoffers per 100.000 banen van werknemers 16 berekend, om in beeld te krijgen welke sectoren per 100.000 werknemers veel ongevallen hebben. Van de vestigingen van bedrijven waar ongevallen zijn onderzocht is de sector bekend. Dit is gebaseerd op de SBI‐code van deze vestigingen 17 . De SBI‐code is een codering die de Kamer van Koophandel en het Centraal Bureau voor de Statistiek hanteren voor de indeling van bedrijven naar economische activiteit. Op basis van de SBI‐code kunnen bedrijven in verschillende mate van detail worden ingedeeld. In deze paragraaf worden de gegevens over slachtoffers op de volgende manieren naar sectoren ingedeeld: • Hoofdsectoren; • Sectoren zoals deze door de Inspectie SZW worden gehanteerd bij de sectoraanpakken op arbeidsomstandigheden (’prioritaire sectoren’); • Sectoren op basis van de eerste twee cijfers van de SBI‐code; • Sectoren op basis van de eerste drie cijfers van de SBI‐code.
Hoofdsectoren In tabel 3 zijn de slachtoffers (inclusief de dodelijke slachtoffers) voor de periode 2009‐ 2012 weergegeven naar hoofdsectoren. In tabel I in de bijlage staat de procentuele verdeling van slachtoffers over de verschillende hoofdsectoren. In tabel II in de bijlage staan cijfers over de dodelijke slachtoffers naar hoofdsectoren. In de laatste kolom van tabel 3 is het gemiddelde aantal slachtoffers per 100.000 banen weergegeven. Hiervoor is het gemiddeld aantal slachtoffers van ongevalszaken die in de periode 2009‐2012 zijn afgesloten, gerelateerd aan het aantal banen van werknemers per december 2009 18 . 16
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek
17
Het gaat om de sbi‐code zoals deze in april 2013 in het administratieve systeem van de Inspectie SZW is opgenomen. Dit kan in een deel van de gevallen afwijken van de sbi‐code van een bedrijf op het moment dat het ongeval plaatsvond. 18 Er is gekozen voor banen van werknemers per december 2009 als maat voor de omvang van de sectoren, omdat er ook naar gedetailleerdere indeling van sectoren gegevens over het aantal banen per december 2009 beschikbaar is. Verderop in het hoofdstuk wordt gebruik gemaakt van deze gedetailleerdere indeling in sectoren. Niet alle slachtoffers zijn werknemers. Sectoren waar, in vergelijking met andere sectoren, relatief veel niet‐werknemers in werkzaam zijn, kunnen met deze berekeningswijze een hogere ongevalsfrequentie krijgen. Hetzelfde geldt voor sectoren die zijn gegroeid vanaf 2010, deze groei is dan niet meegenomen in de noemer (banen van werknemers per december 2009) en wel in de teller (aangezien ook slachtoffers in 2010, 2011 en 2012 zijn meegenomen).
23
Hiervoor wordt verder het begrip ongevalsfrequentie gebruikt. Alle sectoren bij elkaar genomen geeft dit een totale ongevalsfrequentie van door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen van 28 per 100.000 banen. Hierbij is het van belang in gedachten te houden dat slechts een klein deel van de arbeidsongevallen door de Inspectie hoeft te worden onderzocht. Tabel 3 Slachtoffers van ongevallen naar hoofdsectoren (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012) Gemiddeld 2009‐2012 per 100.000 Hoofdsector 2009 2010 2011 2012 banen* banen A Landbouw, bosbouw en visserij 75 68 63 73 95.700 73 B Delfstoffenwinning 1 2 1 4 7.600 26 C Industrie 698 571 606 595 771.200 80 D Energievoorziening 9 4 5 6 22.000 27 E Waterleidingbedrijven en afvalbeheer 55 41 57 53 37.400 138 F Bouwnijverheid 616 489 486 473 370.400 139 G Handel 288 244 247 230 1.259.300 20 H Vervoer en opslag 176 217 193 182 374.800 51 I Horeca 28 28 36 34 308.900 10 J Informatie en communicatie 5 3 2 3 224.100 1 K Financiële dienstverlening 46 25 32 34 342.400 10 L Verhuur en handel van onroerend goed 11 11 12 12 71.000 16 M Specialistische zakelijke diensten 66 57 69 69 494.000 13 N Verhuur en overige zakelijke diensten 84 102 94 93 819.000 11 O Openbaar bestuur en overheidsdiensten 69 62 45 53 518.000 11 P Onderwijs 51 29 27 24 523.900 6 Q Gezondheids‐ en welzijnszorg 70 75 60 57 1.270.300 5 R Cultuur, sport en recreatie 28 20 23 23 130.200 18 S Overige dienstverlening 11 15 17 13 147.900 9 Sector onbekend 15 12 7 13 0 0 Totaal 2.402 2.075 2.082 2.044 7.788.600 28 Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW en gegevens van het CBS, beide bewerkt door de Inspectie SZW * De banen zijn per december 2009
24
Er zijn flinke verschillen in absolute en relatieve aantallen ongevallen tussen de sectoren. Als gekeken wordt naar de sectoren met de meeste ongevallen, dan blijkt dat 29% van de ongevallen in de industrie plaatsvond (op basis van in 2009‐2012 afgesloten ongevalszaken). Een kwart van de ongevallen vond plaats in de bouwnijverheid, 12% in de handel en 9% in de sector vervoer en opslag (zie tabel I in de bijlage). Als gekeken wordt naar de ongevalsfrequentie per 100.000 banen van werknemers, blijkt dat de hoofdsectoren waterleidingbedrijven en afvalbeheer en bouwnijverheid de hoogste ongevalsfrequentie per 100.000 banen van werknemers hebben, namelijk 138 en 139 (zie tabel 3). De industrie staat met 80 ongevallen per 100.000 banen op de derde plaats. Bij diverse sectoren (zoals de industrie, de bouw en de handel) is het absolute aantal slachtoffers van ongevallen in 2009 een stuk hoger dan in 2010. In deze sectoren is het aantal ongevallen in de periode 2009‐2012 gedaald, waarbij het grootste deel van de daling plaatsvond in 2010 (ten opzichte van 2009). Informatie over aantallen werknemers in de jaren 2009‐2012 in deze sectoren laat niet een daling van dezelfde omvang zien in 2010 ten opzichte van 2009. In de sector vervoer en opslag is een piek in de ongevallen te zien bij 2010. 2009 ligt zelfs op een lager niveau dan 2012. Overigens hebben niet alle ongevallen van in 2009 afgesloten ongevalszaken ook in 2009 plaatsgevonden. De daling van het aantal slachtoffers van (afgesloten) ongevalszaken in 2010 ten opzichte van 2009 (die zich in de twee jaren erna niet of veel minder voordoet) doet vermoeden dat hier (ook) administratieve oorzaken een rol spelen, waardoor de Inspectie SZW in 2010 minder afgesloten ongevalszaken heeft dan in 2009. Het vergelijken van aantallen ongevallen in een sector door de jaren heen kan inzicht geven in welke sectoren de ongevalskansen afnemen, gelijk blijven of juist toenemen. Hierbij is het van belang om tegelijk ook te kijken naar het aantal werkenden in de sectoren, want als er minder mensen werken in een sector en het aantal ongevallen neemt af, hoeft dit geen goed nieuws te zijn. Het berekenen van ongevalskansen per jaar wordt bemoeilijkt doordat in een jaar afgesloten ongevalsonderzoeken niet allemaal betrekking hebben op ongevallen die in datzelfde jaar hebben plaatsgevonden. Daarnaast speelt, zoals hiervoor genoemd, dat er een vrij grote daling van het aantal afgesloten zaken is in 2010, ten opzichte van 2009, waardoor het vermoeden ontstaat dat een administratieve oorzaak mede ten grondslag ligt aan deze daling. Om deze redenen is gekeken naar de ontwikkeling in de ongevallen die zijn afgesloten in de periode 2010‐2012 en is deze vergeleken met de ontwikkeling in het aantal werknemers, het aantal banen van werknemers en het aantal werkzame personen (dit is inclusief zelfstandigen) in de periode 2009‐2011 (2012 was nog niet bekend op het moment dat deze analyse werd gedaan). Het valt bijvoorbeeld op dat in de industrie de 25
ongevallen met 4% zijn gestegen, terwijl het aantal werkzame personen (en het aantal banen van werknemers) is afgenomen met een kleine 4%. In de bouw zijn de ongevallen met 3% afgenomen, en is het aantal werkzame personen met 4% afgenomen en het aantal banen van werknemers met een kleine 6%. In de handel zijn de ongevallen in 2012 met 6% afgenomen ten opzichte van 2010, terwijl het aantal werkzame personen in de handel in 2009 tot en met 2011 is toegenomen met 1%.
Prioritaire sectoren Sectoren worden geprioriteerd op basis van informatie over de arbeidsomstandigheden in een sector. Het gaat dan om gezond én veilig werken. Daarbij wordt niet alleen naar ongevallen in de sector gekeken, maar ook naar ziekteverzuim en dergelijke. In tabel 4 zijn slachtoffers van ongevallen weergegeven naar de sectorindeling die in de huidige arbo‐sectoraanpakken wordt gehanteerd. Tabel 4 Slachtoffers naar prioritaire sectoren arbeidsomstandigheden (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012) Gemiddeld 2009‐2012 per Sector 2009 2010 2011 2012 banen* 100.000 banen ACKR 62 49 63 85 135.900 47 Afval en milieu dienstverlening 55 41 57 53 37.400 138 Bouw algemeen 546 416 411 404 314.100 141 Bouw GWW 80 83 83 77 64.500 125 Gezondheidszorg 70 77 61 57 1.296.200 5 Hout, timmer en bouwmaterialen 96 111 89 91 74.400 130 Landbouw 75 65 61 72 93.300 73 Metaal 397 290 339 305 364.400 91 Mobiliteit 26 27 22 27 115.800 22 Onderwijs 51 29 27 24 523.900 6 Openbaar bestuur 69 62 45 53 518.000 11 Sociale werkvoorziening 23 27 17 19 113.200 19 Transport en logistiek 176 217 193 182 374.800 51 Voeding en genot 195 120 147 150 198.600 77 Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW en gegevens van het CBS, beide bewerkt door de Inspectie SZW * De banen zijn per december 2009
De sectoren afval en milieudienstverlening en bouw algemeen hebben het hoogste gemiddelde aantal ongevallen per 100.000 banen van werknemers, namelijk 138 en 141. 26
De sectoren bouw (grond, weg en waterbouw) en hout, timmer en bouwmaterialen hebben per 100.000 banen ook relatief veel ongevallen (namelijk 125 en 130). In de sectoren bouw algemeen en metaal komen de hoogste absolute aantallen slachtoffers voor. In de sectoren gezondheidszorg, onderwijs en openbaar bestuur komen relatief weinig (meldingsplichtige) ongevallen voor. Als uit de tabel blijkt dat in een sector relatief weinig (door de Inspectie SZW onderzochte) ongevallen plaatsvinden, kan niet direct de conclusie worden getrokken dat deze sector ten onrechte geprioriteerd zou zijn, omdat bij het vaststellen van de prioritaire sectoren ook naar andere indicatoren dan arbeidsongevallen is gekeken.
Sectoren op basis van eerste twee cijfers SBI‐code In tabel 5 zijn, op basis van de eerste twee cijfers van de SBI‐code, de 15 sectoren met het hoogste gemiddelde jaarlijks aantal ongevallen per 100.000 banen van werknemers weergegeven. In de bijlage (tabel III) staan alle sectoren op basis van de eerste twee cijfers van de SBI‐code. In de laatste kolom van tabel 5 (dit geldt ook voor bijlagetabel III) is aangegeven of de sector onderdeel is van een prioritaire sector 19 . Als er in de kolom ‘sector prioritair?’ staat dat de sector deels prioritair is, dan betekent dit dat een deel van deze sector onderdeel uitmaakt van een prioritaire sector en een ander deel niet. In tabel 5 is te zien dat de sector sanering en overig afvalbeheer (SBI 39) het hoogste gemiddelde aantal slachtoffers van ongevallen per 100.000 banen van werknemers heeft, namelijk 662. In absolute zin waren er gemiddeld 11 slachtoffers per jaar. 1% van alle slachtoffers in de periode 2009‐2012 is gevallen in deze sector. De sector algemene burgerlijke en utiliteitsbouw en projectontwikkeling (SBI 41) staat op de tweede plaats met 179 ongevallen per 100.000 banen van werknemers. Deze sector is veel groter dan de sector sanering en overig afvalbeheer en het absolute aantal ongevallen dat in de sector algemene burgerlijke en utiliteitsbouw en projectontwikkeling voorkomt is met gemiddeld 199 per jaar veel hoger dan bij de sector sanering en overig afvalbeheer. Een van de zaken die opvallen in tabel 5 en de bijlagetabel is dat er grote verschillen zijn tussen sectoren in het aantal ongevallen per 100.000 werknemers. Hierbij speelt ook een rol dat er kleine sectoren zijn met een in absolute zin klein aantal ongevallen in de periode 2009‐2012, maar een hoge score op het gemiddelde aantal (slachtoffers van) ongevallen per 100.000 banen van werknemers. In een andere periode, waarin er misschien door toeval minder ongevallen gebeuren, zou de sector ineens veel lager scoren. 19
Een sector die in de huidige sectoraanpakken voor arbeidsomstandigheden als prioritair wordt beschouwd.
27
Tabel 5 Top 15 sectoren (op basis van eerste twee cijfers van de SBI‐code) met hoogste ongevalsfrequentie per 100.000 banen (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012) Totaal Totaal Gemid‐ aantal aantal % deld per 2009‐ 2009‐ aantal 100.000 aantal sector Sector (2 cijferige SBI) 2012 2012 per jaar banen banen* prioritair? 39 Sanering en overig afvalbeheer 45 1% 11 662 1.700 geheel 41 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw en projectontwikkeling 794 9% 199 179 111.100 geheel 23 Vervaardiging van overige niet‐ metaalhoudende minerale producten 178 2% 45 173 25.700 geheel 24 Vervaardiging van metalen in primaire vorm 136 2% 34 164 20.700 geheel 16 Primaire houtbewerking en vervaardiging van artikelen van hout, kurk 100 1% 25 163 15.300 geheel 25 Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en apparaten) 518 6% 130 158 81.900 geheel 38 Afvalinzameling en ‐ behandeling; voorbereiding tot recycling 145 2% 36 139 26.100 geheel 43 Gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw 1.038 12% 260 127 204.600 geheel 30 Vervaardiging van overige transportmiddelen 77 1% 19 113 17.000 geheel niet 17 Vervaardiging van papier, karton en papier‐ en kartonwaren 78 1% 20 110 17.800 prioritair 42 Grond‐, water‐ en wegenbouw (geen grondverzet) 232 3% 58 106 54.700 geheel 52 Opslag en dienstverlening voor vervoer 312 4% 78 105 74.000 geheel 15 Vervaardiging van leer, niet lederwaren en schoenen 7 0% 2 103 1.700 prioritair 08 Winning van delfstoffen (geen niet olie en gas) 7 0% 2 92 1.900 prioritair 33 Reparatie en installatie van machines en apparaten 135 2% 34 91 36.900 deels Totaal (alle sectoren in NL) 8.603 100% 2.151 28 7.788.600 Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW en gegevens van het CBS, beide bewerkt door de Inspectie SZW * De banen zijn per december 2009
28
Wat verder opvalt, is dat bijna alle sectoren uit de top 15 in tabel 5 in de huidige sectoraanpakken voor arbeidsomstandigheden als prioritair worden beschouwd. Drie sectoren zijn dat niet, namelijk vervaardiging van papier, karton en papier‐ en kartonwaren (SBI 17), vervaardiging van leer, lederwaren en schoenen (SBI 15) en winning van delfstoffen (SBI 08, geen olie en gas). Bij de laatste twee gaat het om kleinere sectoren met gemiddeld twee slachtoffers van ongevallen per jaar. De sector vervaardiging van papier, karton en papier‐ en kartonwaren heeft meer werknemers en gemiddeld 20 ongevallen per jaar. Het aantal ongevallen is echter zoals eerder vermeld niet de enige basis om een sector als prioritair aan te wijzen. Er zijn ook sectoren met een groot absoluut aantal ongevallen, zonder dat deze per 100.000 banen van werknemers in de top 15 van tabel 5 terecht komen. In tabel III in de bijlage staan de absolute aantallen van alle sectoren op basis van een indeling van de eerste twee cijfers van de SBI‐code. De vervaardiging van voedingsmiddelen (SBI 10) heeft met gemiddeld 106 ongevallen in de periode 2009‐2012 een vrij hoog aantal ongevallen. Ook het aantal ongevallen per 100.000 banen van werknemers scoort vrij hoog (91) maar komt net niet in de top 15 terecht. De sector groothandel en handelsbemiddeling (SBI 46) heeft gemiddeld 180 slachtoffers per jaar. Het is een grote sector, waardoor deze er niet uitspringt wanneer we kijken naar sectoren met een hoge ongevalsfrequentie per 100.000 banen van werknemers.
Sectoren op basis van eerste drie cijfers SBI‐code In tabel 6 is de top 25 van sectoren op basis van de eerste drie cijfers van de SBI‐code weergegeven. Dit geeft een meer gedetailleerd beeld dan tabel 5, waar het gaat om sectoren op basis van de eerste twee cijfers van de SBI‐code. In bijlagetabel IV zijn alle sectoren naar de eerste drie cijfers van de SBI‐code weergegeven. Bovenaan in tabel 6 staat sanering en overig afvalbeheer (SBI 390). Deze sector komt overeen met de sector die bovenaan staat in tabel 5. Op de tweede plaats staat een kleine sector (300 banen), namelijk vervaardiging van rollend spoor‐ en tramwegmaterieel (SBI 302). Net als bij tabel 5 is te zien dat er grote verschillen zijn in ongevalsfrequentie tussen sectoren. Wat in tabel 6 vaker voorkomt dan in tabel 5, is dat een vrij kleine sector hoog scoort met enkele ongevallen. Op basis van een indeling in driecijferige SBI‐code zijn er meer kleine sectoren dan op basis van een indeling in tweecijferige SBI‐code. Een kleine sector die in dit overzicht hoog scoort, zou in de komende jaren met enkele ongevallen minder veel lager kunnen uitkomen. Net als bij tabel 5 zijn de meeste sectoren uit de top 25 in tabel 6 onderdeel van een prioritaire sector. Opvallend is dat de sector vervaardiging van papierpulp, papier en karton (SBI 29
171) in de huidige sectoraanpakken voor arbeidsomstandigheden niet prioritair is, maar wel relatief veel ongevallen kent. Tabel 6 Top 25 sectoren (op basis van eerste drie cijfers SBI‐code) met hoogste ongevalsfrequentie per 100.000 banen (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012) Totaal Totaal Aantal aantal % Gem. per 2009‐ 2009‐ aantal 100.000 Aantal Sector (3 cijferige SBI) 2012 2012 per jaar banen banen* 390 Sanering en overig afvalbeheer 45 1% 11 662 1.700 302 Vervaardiging van rollend spoor‐ en tramwegmaterieel 6 0% 2 500 300 383 Voorbereiding tot recycling 43 1% 11 316 3.400 242 Vervaardiging van stalen buizen, pijpen, holle profielen en fittings daarvoor 11 0% 3 275 1.000 431 Slopen van bouwwerken, grondverzet en proefboren 129 2% 32 271 11.900 439 Dakbouw en overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw 329 4% 82 260 31.600 245 Gieten van metalen 32 0% 8 250 3.200 253 Vervaardiging van stoomketels (geen ketels voor centrale verwarming) 3 0% 1 250 300 272 Vervaardiging van batterijen en accumulatoren 1 0% 0 250 100 171 Vervaardiging van papierpulp, papier en karton 39 1% 10 238 4.100 236 Vervaardiging van producten van beton, gips en cement 115 1% 29 232 12.400 233 Vervaardiging van keramische producten voor de bouw 23 0% 6 213 2.700 382 Behandeling van afval 45 1% 11 197 5.700 101 Slachterijen en vleesverwerking 114 1% 29 194 14.700 412 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw 758 9% 190 181 104.700 256 Oppervlaktebehandeling en bekleding van metaal; algemene metaalbewerking 132 2% 33 172 19.200 161 Primaire houtbewerking en verduurzamen van hout 10 0% 3 167 1.500 202 Vervaardiging van verdelgingsmiddelen en overige landbouwchemicaliën 2 0% 1 167 300
30
sector prioritair ? geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel niet prioritair geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel
Sector (3 cijferige SBI) 251 Vervaardiging van metalen producten voor de bouw 162 Vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk (geen m.. 255 Smeden, persen, stampen en profielwalsen van metaal; poedermetallurgie 259 Vervaardiging van overige producten van metaal 521 Opslag 152 Vervaardiging van schoenen 252 Vervaardiging van reservoirs van metaal en van ketels en radiatoren voor CV Totaal
Totaal aantal 2009‐ 2012
Totaal % Gem. 2009‐ aantal 2012 per jaar
Aantal per 100.000 Aantal banen banen*
230
3%
58
163
35.300 geheel
89
1%
22
161
13.800 geheel
52
1%
13
159
8.200 geheel
68 82
1% 1%
17 21
150 147
4
0%
1
143
11.300 geheel 13.900 geheel niet 700 prioritair
21 8.603
0% 100%
5 2.151
142 3.700 geheel 28 7.788.600 nvt
Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW en gegevens van het CBS, beide bewerkt door de Inspectie SZW * De banen zijn per december 2009. Sectoren waarvan het aantal banen niet bekend is komen niet in deze sortering.
31
sector prioritair ?
5 Handhaving Wanneer een inspecteur van de Inspectie SZW een arbeidsongeval onderzoekt, kan hij (of zij) handhaven als er een overtreding is geconstateerd. Niet bij alle afgesloten ongevalszaken heeft een (volledig) ongevalsonderzoek plaatsgevonden, omdat het ongeval bijvoorbeeld niet meldingsplichtig blijkt of omdat een andere dienst het onderzoek op zich neemt (bijvoorbeeld de politie bij een verkeersongeval).
Slachtoffers naar overtreding en boeterapport In de figuren 9 en 10 is voor de verschillende jaren weergegeven of er overtredingen zijn geconstateerd en of er een boeterapport is opgemaakt. In figuur 9 is dit weergegeven in aantallen (slachtoffers van) ongevalszaken en in figuur 10 staat de procentuele verdeling. In 2012 is bij 67% van de (slachtoffers van) ongevalszaken een overtreding geconstateerd en is bij 58% een boeterapport opgemaakt. In tabel I en II in de bijlage staan alle precieze aantallen en percentages. Figuur 9 Slachtoffers naar al dan niet boeterapport en overtreding in de zaak (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012)
Uit figuur 9 blijkt dat het aantal slachtoffers waarbij in de zaak een overtreding is geconstateerd, in 2010 lager was dan in de andere jaren. Het aantal zonder overtreding daalt geleidelijk. Het percentage ongevalsslachtoffers waarbij een overtreding is geconstateerd stijgt vanaf 2010 (figuur 10). Het al dan niet opmaken van een boeterapport laat een vergelijkbaar beeld zien, alleen ligt het aandeel en aantal met boeterapport lager dan het aantal en aandeel met overtreding. Dit ligt voor de hand, 32
omdat er altijd als er een boeterapport is opgemaakt een overtreding moet zijn geweest, terwijl dit omgekeerd niet het geval hoeft te zijn. Figuur 10 Slachtoffers naar al dan niet boeterapport en overtreding in de zaak (in procenten, door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012)
Welke handhavingsinstrumenten zijn ingezet? In tabel 7 is weergegeven hoeveel handhavingsinstrumenten van welke zwaarte zijn ingezet in de periode 2009‐2012 (op basis van in die jaren afgesloten ongevalsonderzoeken). In een ongevalsonderzoek kunnen, indien aanwezig, meerdere overtredingen worden geconstateerd. Per overtreding wordt een instrument geregistreerd, maar het is bijvoorbeeld wel mogelijk dat verschillende overtredingen in hetzelfde ongevallenboeterapport aan de orde komen. Tabel 7 Handhavingsinstrumenten naar zwaarte en jaar (2009‐2012, afgesloten ongevalszaken) 2009 2010 2011 2012 Totaal Licht 0% 1% 0% 0% 0% Middelzwaar 27% 31% 28% 27% 28% Zwaar 73% 68% 72% 73% 72% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% Totaal aantal instrumenten 2.306 1.917 2.114 2.189 8.526 Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW, bewerkt door de Inspectie SZW
33
Uit tabel 7 blijkt dat ruim zeven op de tien instrumenten die zijn ingezet, zwaar zijn. Bijna drie op de tien is middelzwaar. Lichte handhavingsinstrumenten komen vrijwel niet voor bij de ongevalsonderzoeken. In tabel 8 zijn de ingezette handhavingsinstrumenten weergegeven naar soort en zwaarte. Uit de tabel blijkt dat het boeterapport ongevallen veruit het vaakst voorkomt: 58% van de ingezette instrumenten was een boeterapport ongevallen. Een boeterapport ongevallen wordt ingezet wanneer is vastgesteld dat een overtreding een causale relatie met het ongeval heeft. Bij 4.943 overtredingen is een boeterapport ongevallen ingezet. Dit betekent niet dat er ook 4.943 boeterapporten ongevallen zijn gemaakt. In een ongevalsonderzoek wordt er maar één boeterapport ongevallen opgemaakt en hierin kunnen verscheidene overtredingen staan. Het komt ook voor dat er een overtreding wordt geconstateerd die geen causaal verband heeft met het ongeval. Dit is bij 20% van de overtredingen het geval (‘ONG Causaliteit onbekend’ in tabel 8). Doorgaans is in deze gevallen een ongevallenmaatregelenbrief gestuurd. Het komt daarnaast ook voor dat de overtreding – die geen causaal verband houdt met het ongeval – al tijdens de inspectie is opgeheven, waarna geen ongevallenmaatregelenbrief is gestuurd. In totaal bijna 7% van de instrumenten betreft een stillegging, al dan niet in combinatie met een boete of procesverbaal. 1,3% van de instrumenten is een eis Arbo. Voorafgaand aan het stellen van een eis Arbo, wordt doorgaans een (schriftelijke) kennisgeving eis gesteld (1% van de instrumenten). In een deel van de gevallen kan de werkgever tijdens de inspectie mondeling worden geïnformeerd over het voornemen tot het stellen van een eis. In deze gevallen is de schriftelijke kennisgeving eis niet nodig. Om deze reden komt de eis Arbo vaker voor dan de kennisgeving eis Arbo. Wat ook voorkomt is dat na de kennisgeving eis de werkgever de overtreding oplost, waarna het stellen van de eis niet langer nodig is. Als de werkgever zijn/haar zienswijze (na het ontvangen van de kennisgeving eis) inbrengt kan deze er ook toe leiden dat de eis niet langer gesteld wordt. Boetes aan de werknemer komen weinig voor: 0,1% van de instrumenten betreft een boete aan een werknemer (7 gevallen).
34
Tabel 8 Ingezette handhavingsinstrumenten naar soort en zwaarte (2009‐2012, afgesloten ongevalsonderzoeken) Soort instrument* Aantal % Zwaarte Boeterapport ONG 4.943 58 Zwaar ONG Causaliteit onbekend (vaak ongevallenmaatregelenbrief) 1.701 20 Middelzwaar Waarschuwing Arbo 495 5,8 Middelzwaar Stillegging zonder boete 292 3,4 Zwaar Proces‐verbaal 288 3,4 Zwaar Stillegging+Boeterap ONG 259 3 Zwaar Boeterapport 206 2,4 Zwaar Eis Arbo 109 1,3 Middelzwaar Kennisgeving Eis Arbo 84 1 Middelzwaar ONG Maatreg brief+OBR 28 0,3 Zwaar Stimulering 28 0,3 Licht Stillegging+PV 27 0,3 Zwaar Stillegging+Boeterapport 20 0,2 Zwaar ONG Maatreg brf+PV** 15 0,2 Zwaar Waarschuwing WaW 15 0,2 Middelzwaar Boeterapport Werknemer 7 0,1 Zwaar Boeterapport ATW 2 0 Zwaar Proces‐verbaal WaW 2 0 Zwaar Proces‐verbaal ATW 2 0 Zwaar Proces‐verbaal BMW 1 0 Zwaar StakenArbeid+PV ATW 1 0 Zwaar Waarschuwing 2e fase 1 0 Middelzwaar Totaal 8.526 100 Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW, bewerkt door de Inspectie SZW * ONG = ongevallen, PV = proces‐verbaal, OBR=ongevallenboeterapport WaW = Warenwet, ATW = Arbeidstijdenwet, BMW= Bestrijdingsmiddelenwet ** Dit instrument is nog als zodanig geregistreerd bij wat oudere ongevalsonderzoeken uit de periode. In deze gevallen is er zowel een ongevallenmaatregelenbrief gestuurd als een proces‐verbaal. Inmiddels wordt dit anders geregistreerd, namelijk alleen een PV als de overtredingen die in de ongevallenmaatregelenbrief stonden zijn opgenomen in het PV en dus een causaal verband met het ongeval hebben. Als er geen causaal verband was voor een deel van de overtredingen uit de ongevallenmaatregelenbrief en er is ook een PV gestuurd, dan zouden deze overtredingen met het instrument ‘ONG Causaliteit onbekend’ worden geregistreerd.
Welke wetsartikelen zijn overtreden? In tabel 9 zijn de wetsartikelen die zijn overtreden weergegeven voor de periode 2009 tot en met 2012. 35
Tabel 9 Overtredingen naar wetsartikel (afgesloten ongevalsonderzoeken 2009‐2012) Wetsartikel* B3017 Voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen B3016 Voorkomen valgevaar B7007 Veiligheidsvoorzieningen i.v.m. bewegende delen van arbeidsmiddelen B7004 Deugdelijkheid arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen B7005 Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen B7003 Geschiktheid arbeidsmiddelen B3002 Algemene vereisten inrichting arbeidsplaatsen B7023a Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van ladders en trappen B7017c Gebruik mobiele arbeidsmiddelen W05 Inventarisatie en evaluatie van risico's W09 Melding ongevallen W08 Voorlichting en onderricht B4006 Gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie W10 Voorkomen van gevaar voor derden B8003 Beschikbaarheid en gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen B7018 Hijs‐ en hefwerktuigen B3005 Elektrotechnische en bedieningswerkzaamheden B7004a Keuringen (arbeidsmiddelen) B7020 Hijs‐ en hefgereedschap B7018a Hijs‐ en hefwerktuigen voor niet‐geleide lasten B3003 Stabiliteit en stevigheid arbeidsplaatsen W32 Begaan arbomisdrijf door werkgever
% 13 10
% cumulatief 13 23
Aantal 984 762
9
33
712
8
41
624
8 7 5
48 55 60
570 494 407
4 4 3 3 3
64 68 71 74 77
307 276 245 231 224
2 2
79 81
131 124
2 1 1 1 1 1 1 1
82 83 84 85 86 87 88 89
114 99 79 77 69 59 56 51
B8001 Algemene vereisten persoonlijk beschermingsmiddel B3028 Stabiliteit en stevigheid (aanvullende voorschriften bouwplaatsen) B3014 Verbindingswegen overig Totaal
1
89
50
1 1 10 100
90 90 100 100
46 40 724 7.555
Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW, bewerkt door de Inspectie SZW * Een wetsartikel beginnend met een ‘B’ duidt op een artikel uit het Arbeidsomstandighedenbesluit. Een wetsartikelnummer beginnend met een ‘W’ betreft een artikel uit de Arbeidsomstandighedenwet.
36
De wetsartikelen zijn weergegeven in volgorde van de mate waarin deze zijn geconstateerd bij het ongevalsonderzoek in de periode 2009‐2012. Iedere overtreding binnen een ongevalsonderzoek telt mee en als er op hetzelfde wetsartikel eventueel twee verschillende overtredingen zijn geconstateerd (bijvoorbeeld voor lid 1 van een wetsartikel of voor lid 2 van een artikel) tellen deze dus beide mee voor de tabel. De wetsartikelen die worden overtreden en de mate waarin dit voorkomt zijn vrij stabiel in de periode 2009‐2012. De overtreding die het vaakst (13%) is geconstateerd bij ongevalsonderzoek heeft betrekking op het voorkomen van gevaar van bewegende voorwerpen in art 3.17 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Het voorkomen van valgevaar in artikel 3.16 van het Arbeidsomstandighedenbesluit staat met 10% van de overtredingen op de tweede plaats. Op de derde tot en met de zesde plaats staan overtredingen die betrekking hebben op arbeidsmiddelen. Meer dan de helft (55%) van de geconstateerde overtredingen heeft betrekking op een wetsartikel uit deze top 6. In tabel 10 is de top 3 van overtreden wetsartikelen voor verschillende sectoren weergegeven. Tussen de sectoren zijn verschillen en overeenkomsten te zien. In de landbouw, bosbouw en visserij komt overtreding van artikel 7.5 van het Arbeidsomstandighedenbesluit het vaakst voor. Dit artikel heeft betrekking op montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen. In de industrie gaat het het vaakst mis met de veiligheidsvoorzieningen in verband met bewegende delen van arbeidsmiddelen (artikel 7.7 Arbeidsomstandighedenbesluit). In de sector waterleidingbedrijven en afvalbeheer en in de bouwnijverheid staan overtredingen van artikel 3.16 van het Arbeidsomstandighedenbesluit op de eerste plaats. Dit artikel gaat over het voorkómen van valgevaar. Ook bij de verhuur en handel van onroerend goed staat valgevaar bovenaan bij de handhaving tijdens ongevalsonderzoek. Bij diverse dienstverleningssectoren staat dit wetsartikel over het voorkómen van valgevaar op de derde plaats (financiële dienstverlening, specialistische zakelijke dienstverlening, verhuur en overige zakelijke diensten en overige dienstverlening). Handhaving op het voorkómen van gevaar door bewegende voorwerpen (artikel 3.17) komt in de handel, vervoer en opslag, financiële dienstverlening, de specialistische zakelijke dienstverlening, het openbaar bestuur en overheidsdiensten en de sector cultuur, sport en recreatie het vaakst voor. In de horeca en de gezondheids‐ en welzijnszorg is het vaakst gehandhaafd op algemene vereisten inrichting arbeidsplaatsen (artikel 3.2 Arbeidsomstandighedenbesluit). In de horeca en in de cultuur, sport en recreatie staat handhaven op de risico‐inventarisatie en evaluatie (art 5 van de Arbowet) in de top 3, in de andere sectoren niet. In de horeca komt, in tegenstelling tot andere sectoren, 37
handhaving op het niet of niet tijdig melden van meldingsplichtige arbeidsongevallen voor in de top 3.
38
Tabel 10 Top drie overtreden wetsartikelen naar hoofdsector (afgesloten ongevalsonderzoeken 2009‐2012)
sectoren A Landbouw, bosbouw en visserij C Industrie
E Waterleidingbedrij‐ ven en afvalbeheer F Bouwnijverheid
G Handel
H Vervoer en opslag
I Horeca
1 B7005 Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen B7007 Veiligheidsvoorzieningen i.v.m. bewegende delen van arbeidsmiddelen B3016 Voorkomen valgevaar
2 B7007 Veiligheidsvoorzieningen i.v.m. bewegende delen van arbeidsmiddelen B3017 Voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen
B3016 Voorkomen valgevaar
B3017 Voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen
B3017 Voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen
B3017 Voorkomen gevaar van B7007 Veiligheidsvoorzieningen bewegende voorwerpen i.v.m. bewegende delen van arbeidsmiddelen B3017 Voorkomen gevaar van B7017c Gebruik mobiele bewegende voorwerpen arbeidsmiddelen
K Financiële dienstverlening
B3002 Algemene vereisten inrichting arbeidsplaatsen B3017 Voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen
3 B3017 Voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen B7005 Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen B7005 Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen B7004 Deugdelijkheid arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen B7005 Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen B7004 Deugdelijkheid arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen W09 Melding ongevallen
W05 Inventarisatie en evaluatie van risico's B7004 Deugdelijkheid B3016 Voorkomen valgevaar arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen
Top 3 in % van alle feiten in de sector
Totaal aantal feiten in de sector
30
252
43
2504
42
215
47
1840
32
918
36
508
31
96
30
150
sectoren L Verhuur en handel van onroerend goed M Specialistische zakelijke diensten
1 B3016 Voorkomen valgevaar
2 B3005 Elektrotechnische en bedieningswerkzaamheden B3017 Voorkomen gevaar van B7007 Veiligheidsvoorzieningen bewegende voorwerpen i.v.m. bewegende delen van arbeidsmiddelen N Verhuur en overige B7004 Deugdelijkheid B3017 Voorkomen gevaar van zakelijke diensten arbeidsmiddelen en ongewilde bewegende voorwerpen gebeurtenissen O Openbaar bestuur B3017 Voorkomen gevaar van B7003 Geschiktheid en overheidsdiensten bewegende voorwerpen arbeidsmiddelen P Onderwijs B7007 Veiligheidsvoorzieningen B7023a Specifieke bepalingen i.v.m. bewegende delen van betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen ladders en trappen Q Gezondheids‐ en B3002 Algemene vereisten B7003 Geschiktheid welzijnszorg inrichting arbeidsplaatsen arbeidsmiddelen R Cultuur, sport en B3017 Voorkomen gevaar van B3002 Algemene vereisten recreatie bewegende voorwerpen inrichting arbeidsplaatsen S Overige B7005 Montage, demontage, B7003 Geschiktheid dienstverlening onderhoud, reparatie en reiniging arbeidsmiddelen van arbeidsmiddelen Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW, bewerkt door de Inspectie SZW
3 B7003 Geschiktheid arbeidsmiddelen B3016 Voorkomen valgevaar
Top 3 in % van alle feiten in de sector
Totaal aantal feiten in de sector
36
31
33
211
30
289
31
134
27
107
35
142
25
72
48
40
B3016 Voorkomen valgevaar
B3002 Algemene vereisten inrichting arbeidsplaatsen B3002 Algemene vereisten inrichting arbeidsplaatsen W08 Voorlichting en onderricht W05 Inventarisatie en evaluatie van risico's B3016 Voorkomen valgevaar
40
6 Locatie, activiteit, voorwerp en letsel In dit hoofdstuk, hoofdstuk 7 en de laatste paragrafen van hoofdstuk 3 zijn ongevallen – in tegenstelling tot de hoofdstukken 1 tot en met 5 – ingedeeld naar het jaar waarin de ongevallen hebben plaatsgevonden. Niet voor alle ongevalszaken zijn de kenmerken die in dit hoofdstuk aan bod komen, vastgelegd. Dit gebeurt in beginsel voor de ongevalszaken waarbij de toedracht volledig is onderzocht. Bovendien zijn de gegevens die gebruikt zijn voor deze hoofdstukken enkel beschikbaar voor het jaar waarin het ongeval heeft plaatsgevonden en niet (volledig) voor de in een jaar afgesloten ongevalszaken. De cijfers over 2012 die in de tabellen zijn opgenomen zijn voorlopig; er kunnen nog ongevalsonderzoeken worden afgehandeld die betrekking hebben op ongevallen die in 2012 hebben plaatsgevonden. In voorliggend hoofdstuk wordt als eerste ingegaan op de soort werklocatie waar ongevallen zich voordoen. Vervolgens komt in de tweede paragraaf de specifieke fysieke activiteit aan bod en deze wordt gerelateerd aan het soort werk en de locatie. Hierdoor ontstaat een beeld van tijdens welke activiteiten en op welke soorten werklocaties de ongevallen plaatsvinden. In de derde paragraaf komen de voorwerpen aan bod die bij de fysieke activiteit van de slachtoffers betrokken waren. Het letsel van de slachtoffers komt in de vierde paragraaf aan bod.
Werklocatie In tabel 11 is, voor de ongevallen die hebben plaatsgevonden in 2012, weergegeven op welke soort werkplaats de ongevallen hebben plaatsgevonden. Het gaat om de werkplek, de werkruimte of de algemene omgeving waar de ongevallen zich hebben voorgedaan. In tabel V in de bijlage zijn de ongevallen naar een gedetailleerde onderverdeling van ongevalslocaties weergegeven. In tabel 11 is te zien dat de meeste ongevallen (45%) op een industrielocatie plaatsvinden. Hieronder vallen productieruimtes en fabrieken (27%, zie tabel V in de bijlage), maar ook reparatiewerkplaatsen (5%) en ruimtes die in hoofdzaak bedoeld zijn voor opslag, laden en/of lossen (10%). Een kwart van de ongevallen heeft plaatsgevonden op een bouwplaats, bouwwerk, steengroeve of bovengrondse mijn. Het gaat dan voor het grootste deel om bouwplaatsen van gebouwen in aanbouw (12%) of bouwplaatsen van gebouwen die verbouwd of gerenoveerd worden (10%). Zes procent vond plaats op een locatie in de tertiaire sector. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om kantoren (ook van overheidsdiensten), scholen, crèches, winkels en restaurants. Ongeveer één op de twintig ongevallen vond plaats op een locatie voor de landbouw, veeteelt, visteelt of in bosgebied. Drie procent vond plaats in de openbare ruimte en twee procent in een zorginstelling. Voor deze twee categorieën is het van belang in
gedachten te houden dat in deze tabel alleen arbeidsongevallen worden opgenomen die door de Inspectie SZW zijn onderzocht. Ongevallen met patiënten (bijvoorbeeld in zorginstellingen) zijn geen arbeidsongevallen en verkeersongevallen (dit zijn arbeidsongevallen als ze onder werktijd plaatsvinden) worden door de politie onderzocht. Twee procent van de ongevallen vond plaats te water, voornamelijk op een rivier of een meer of in een haven (zie tabel V in de bijlage). Hier speelt dat arbeidsongevallen op zee niet door de Inspectie SZW worden onderzocht. Negen procent van de ongevallen vond plaats op andere locaties dan in de tabel opgenomen. Tabel 11 Plaats ongeval (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers, n=1491) Locatie % ongevallen Industrielocatie 45 Bouwplaats, bouwwerk, steengroeve, bovengrondse mijn 25 Locatie in de tertiaire sector, kantoor, ontspanning, diversen 6 Locatie voor landbouw, veeteelt, visteelt, bosgebied 5 Openbare ruimte 3 Zorginstellingen 2 Woningen 2 Te water ‐ excl. Bouwplaatsen 2 In de lucht, op hoogte ‐ excl. Bouwplaatsen 1 Ruimte voor sportbeoefening 1 Onder overdruk ‐ excl. Bouwplaatsen 0 Ondergronds ‐ excl. Bouwplaatsen 0 Overige plaatsen 9 Totaal 100 Bron: Inspectie SZW
Activiteit In tabel 12 zijn de ongevallen in 2012 weergegeven naar de specifieke fysieke activiteit vlak voordat het ongeval plaatsvond. Bij ruim één op de vijf (21%) ongevallen was het slachtoffer een machine aan het bedienen toen het ongeval plaatsvond. Bij bijna één op de vijf ongevallen was het slachtoffer aan het bewegen vlak voor het ongeval. Het kan dan gaan om lopen of rennen, achteruit stappen, ergens naar binnen gaan, maar ook om bewegingen zonder zich te verplaatsen. Het manipuleren van voorwerpen speelde bij 14% van de ongevallen. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om voorwerpen vasthouden of vastpakken, voorwerpen vastmaken of wegwerpen, openen of sluiten van verpakkingen of een lade opentrekken. Bij 13% van de ongevallen was het slachtoffer 42
aan het werken met handgereedschap. Voorbeelden hiervan zijn graven, boren, lassen, solderen, maaien, schuren en zagen. Als een activiteit vaker voorkomt bij slachtoffers dan een andere activiteit betekent dit nog niet dat de eerste activiteit riskanter is. Het is goed mogelijk dat de ene activiteit in het algemeen veel vaker voorkomt dan de andere activiteit en dat er daarom meer slachtoffers bij vallen. Tabel 12 Ongevallen naar fysieke activiteit vlak voor het ongeval (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers, n=1490) Activiteit % ongevallen Bedienen van machines 21 Bewegen 19 Manipuleren van voorwerpen 14 Werken met handgereedschap 13 Handmatig verplaatsen 10 Besturen van of zich bevinden in/op een vervoer‐ of transportmiddel 8 Aanwezig zijn (passief) 6 Overige 9 Totaal 100 Bron: Inspectie SZW
In tabel 13 zijn de ongevallen naar zowel soort locatie als naar specifieke fysieke activiteit weergegeven. In de tabel zijn percentages opgenomen, en alles is berekend in procenten van alle onderzochte ongevallen die in 2012 hebben plaatsgevonden en waarvoor deze informatie bekend was (namelijk 1.490). De percentages in het witte gedeelte van de tabel tellen dus op tot 100%. Aangezien het grootste deel van de ongevallen op industrielocaties of op bouwplaatsen/bouwwerken plaatsvond, bevinden de hoogste percentages zich ook in deze rijen van de tabel. In de tabel is te zien dat 15% van alle ongevallen in 2012 plaatsvond tijdens het bedienen van een machine op een industrielocatie. Een reparatiewerkplaats en ruimtes voor laden en lossen horen ook tot de industrielocaties. 6% van de ongevallen vond plaats tijdens het manipuleren van voorwerpen op een industrielocatie. Eveneens 6% van de ongevallen vond plaats tijdens het werken met handgereedschap op een bouwplaats of bouwwerk. Tijdens het bewegen op een bouwplaats/bouwwerk vond ook 6% van de ongevallen plaats. Tijdens het besturen van of zich bevinden op transportmiddelen op industrielocaties (inclusief ruimtes voor laden en lossen) vond 5% van de ongevallen plaats. Eveneens 5% van de ongevallen vond plaats tijdens het zich bewegen op een industrielocatie. 43
99 Overige specifieke fysieke activiteiten, niet in deze lijst vermeld
Totaal
6%
4%
5% 2%
4%
45%
0%
4%
3%
6% 1%
2%
25%
0% 8%
0% 14%
0% 1% 1% 10% 19% 6%
0% 9%
5% 100%
70 Aanwezig zijn/ passief)
50 Handmatig verplaatsen ‐ niet gespecificeerd
5%
60 Bewegen
40 Manipuleren van voorwerpen ‐ niet gespecificeerd
Locatie Industrielocatie 15% 4% Bouwplaats, bouwwerk, steengroeve, bovengrondse mijn 2% 6% Locatie voor landbouw, veeteelt, visteelt, bosgebied/ 1% 1% Totaal 21% 13%
30 Besturen van of zich bevinden in/op een vervoer‐ of transportmiddel
20 Werken met handgereedschap
10 Bedienen van machines
Tabel 13 Ongevallen naar locatie (alleen de top 3) en specifieke fysieke activiteit (voorlopige cijfers 2012, n=1490)* Fysieke activiteit
Bron: Inspectie SZW
Voorwerp In tabel 14 is de top 15 van voorwerpen die betrokken waren bij de fysieke activiteit van het slachtoffer ten tijde van het ongeval weergegeven. Dit hoeft niet het voorwerp te zijn waardoor het slachtoffer gewond is geraakt. Een gedetailleerde tabel staat in de bijlage (tabel VI). Bij 11% van de ongevallen was het slachtoffer bezig met een ladder, trapje of rolsteiger. Heftrucks en overige transportwagens werden bij 9% van de ongevallen door de slachtoffers gebruikt. Bij 5% ging het om voertuigen over land. Vaste of mobiele kranen, lieren, loopkatten of hijsblokken waren bij 5% van de ongevallen betrokken bij de fysieke activiteit van het slachtoffer ten tijde van het ongeval. Ook 5% van de ongevallen vond plaats terwijl het slachtoffer bezig was met een bewerkingsmachine.
44
Tabel 14 Top 15 voorwerpen bij activiteit (in procenten van onderzochte ongevallen plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers, n=1491)* % Voorwerp ongevallen Ladders, trapjes, rolsteigers 11 Heftrucks en overige transportwagens (incl. rolcontainers) 9 Voertuigen over land 5 Vaste of mobiele kranen, lieren, loopkatten, hijsblokken 5 Bewerkingsmachines (zagen, snijden, wassen, drogen, schilderen, printen, oppervlaktebew.) 5 Bouwmaterialen, groot en klein: prefab elementen, bekisting, balken, baksteen, dakpannen, e.d. 4 Handgereedschap, gemechaniseerd 3 Handgereedschap, niet gemechaniseerd 3 Verplaatsbare containers, stellingen, hulpmiddelen 3 Steigers en overige tijdelijke constructies 3 Daken, vaste trappen, platforms 3 Vaste transportbanden, materialen en systemen voor continutransport 3 Machines voor vormen ‐ persen, pletten, vouwen, injecteren, extrusie 2 Machines voor conditioneren, verpakken (vullen, etiketteren, sluiten) en overige machines 2 Overige voorwerpen 47 Bron: Inspectie SZW * Percentages tellen op tot meer dan 100%, omdat er bij één ongeval meer dan één voorwerp bij de activiteit betrokken kan zijn
Ongevallen terwijl het slachtoffer met een ladder, trapje of rolsteiger werkte, komen relatief vaak voor in de bouwnijverheid (19%). Ongevallen waarbij het slachtoffer met een heftruck of andere transportwagen werkte, komen relatief vaak voor in de sector vervoer en opslag (27%), maar ook relatief vaak in de landbouw (12%). Ongevallen met voertuigen over land komen relatief vaak voor in de sector vervoer en opslag (23%), maar ook relatief vaak in de landbouw (12%) en de sector water en afvalbeheer (12%). In tabel 15 zijn de voorwerpen weergegeven die betrokken waren bij ongevallen in de periode 1998 t/m 2009. De indeling van deze voorwerpen wijkt af van die in de tabel hiervoor. Voor tabel 14 is gekeken naar het voorwerp dat bij de specifieke fysieke activiteit van het slachtoffer betrokken was. Voor tabel 15 verschilt de rol van het voorwerp al naar gelang het soort ongeval. Als een slachtoffer is geraakt door een vallend voorwerp, gaat het daarom. Bij een val van een hoogte is het een specificatie van de hoogte (ladder, steiger, dak, etc.). Bij machines is het de machine waar het 45
slachtoffer mee werkt. Bij een aanrijding het voertuig. Ook verschilt de wijze van dataverzamelen, want de gegevens over 2012 uit tabel 14 zijn door inspecteurs ingevoerd in een digitale vragenlijst en de gegevens in tabel 15 zijn tot stand gekomen door dossieronderzoek van de ongevals(boete)rapporten van inspecteurs. Uit tabel 15 blijkt dat er veel ongevallen zijn met verplaatsbare ladders en trapjes (8%) en vorkheftrucks (eveneens 8%). Tabel 15 Meest voorkomende voorwerpen bij ongevallen 1998‐2009, n=23.030 Voorwerpen en arbeidsmiddelen
% ongevallen*
Constructies, bovengrondse oppervlakken, beweegbaar (incl. steigers, beweegbare ladders, gondel, hefplatform) Verplaatsbare ladder, trapje Rolsteiger Verplaatsbare transportsystemen, transportwagentjes (al dan niet gemotoriseerd) Lastentransportinstallatie zonder heffen Vorkheftrucks Bovengrondse delen van gebouwen, vast (dakconstructies, terrassen, openingen, trappen, laadbordessen) Trappen Dak, terras, glasdak, dakconstructie Bouwmaterialen, groot en klein: prefab elementen, bekisting, balken, baksteen, dakpannen, e.d. Grove bouwmaterialen Prefab elementen (deuren, wanden, ramen, e.d.) Bekistingswanden, bekistingen Liggers, balken Vaste of mobiele kranen, op voertuigen gemonteerd, loopkranen, materieel voor hijsen van hangende lasten Kranen, loopkranen Vracht‐ en personenliften, hefinstallaties Goederenlift Hefinstallatie voor personen (gondel, hefplatform, enz.) Zware voertuigen: vrachtwagens voor zware lasten, bussen en touringcars (personenvervoer) Vrachtwagens met aanhanger, opleggers ‐ zware lasten Bewerkingsmachines (zagen) Cirkelzaag Installaties voor heffen, vastmaken en grijpen, en diverse transportmiddelen (incl. stroppen, haken, takels, enz.)
10% 8% 2% 9% 1% 8% 7% 1% 5% 6% 5% 1% 1% 2% 6% 4% 4% 1% 1% 4% 2% 4% 1% 4%
46
Voorwerpen en arbeidsmiddelen
% ongevallen*
Kettingen, staalkabels, touwen, stroppen, bindriemen, spanners Balanceerinrichtingen, grijpers, elektromagneten, zuignappen
2% 1%
Systemen voor opslag, transport, containers – verplaatsbaar Vaste transportbanden, materialen en systemen voor continutransport Elementen van gebouwen, constructies (deuren, muren, wanden, glaspuien, ramen, e.d.) en obstakels die als zodanig bedoeld zijn Wanden, muren Constructies, bovengrondse oppervlakken, tijdelijk (incl. tijdelijke steigers, harnas, bootsmansstoeltje) Steigers (m.u.v. rolsteigers) Lasten ‐ hangend aan hefinstallatie of kraan Machines voor vormen, persen, pletten Samenstellende delen en onderdelen van machines, voertuigen Chassis, carter Diverse verpakkingen, klein en middelgroot, verplaatsbaar (laadbakken, verschillende soorten bakken, flessen, kisten, brandblussers, enz.) Bewerkingsmachines (schaven, frezen, vlakslijpen, slijpen, polijsten, draaien, boren) Machines voor conditioneren, verpakken (vullen, etiketteren, sluiten, enz.) Machines voor vormen ‐ kalanderen, lamineren, machines met rollen (incl. voor papierfabricage) Distributiesystemen voor materialen, aanvoer, leidingen ‐ vast Bewerkingsmachines ‐ voor snijden, splijten, knabbelen (incl. decoupeerpers, schaar, afsnijden) Draagbare of verplaatsbare machines voor ontgraven en grondbewerking ‐ mijnbouw, steen/zandgroeven en machines voor de bouw Grondverzetmaterieel
3% 3% 3% 1% 2% 2% 2% 2% 2% 2% 2% 2% 2% 2% 2% 2% 2%
Bron: Analyse ongevallen in alle sectoren, 1 juli 2013, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM13.00113.R03 * Percentages tellen op tot meer dan 100%, omdat er bij één ongeval meer dan één voorwerp/arbeidsmiddel betrokken kan zijn.
Letsel De Inspectie SZW onderzoekt meldingsplichtige ongevallen, dus ongevallen met de dood, ziekenhuisopname of blijvend letsel als gevolg. Dit betekent dat ongevallen met lichter letsel niet in deze cijfers terechtkomen. In hoofdstuk 2 van dit rapport is ingegaan op de soorten ongevallen die door de Inspectie SZW worden onderzocht. 47
In tabel 16 is het soort letsel weergegeven van ongevallen die hebben plaatsgevonden in 2012. Botbreuken kwamen het vaakst voor in 2012 (49%), gevolgd door wonden en oppervlakkige letsels (22%). Verlies van ledematen speelt bij 17% van de ongevallen. Tabel 16 Soort letsel (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers, n=1491) Soort letsel % ongevallen* Botbreuken 49 Wonden en oppervlakkige letsels 22 Traumatische amputaties (verlies van ledematen) 17 Schuddingen en inwendige letsels 13 Ontwrichtingen, verstuikingen en verrekkingen 10 Verbrandingen, brandplekken en bevriezing 5 Multipele letsels 2 Vergiftigingen en infecties 1 Verdrinking en verstikking 1 Shock 0 Effecten van lawaai, trillingen en druk 0 Effecten van extreme temperaturen, licht en straling 0 Andere, niet onder andere punten opgenomen gespecificeerde letsels 3 Soort letsel onbekend of niet gespecificeerd 5 Bron: Inspectie SZW * Percentages tellen op tot meer dan 100% omdat er meer dan één soort letsel per slachtoffer kan zijn
In tabel 17 zijn de gewonde lichaamsdelen van slachtoffers van ongevallen die plaatsgevonden hebben in 2012 weergegeven. In de meeste gevallen (42%) waren de bovenste ledematen gewond. Bij ruim een kwart van de ongevallen raakten de onderste ledematen gewond en bij één op de vijf het hoofd.
48
Tabel 17 Verwond deel van het lichaam (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers, n=1491) Verwond lichaamsdeel % ongevallen Bovenste ledematen 42 Onderste ledematen 28 Hoofd 20 Romp en organen 12 Rug, inclusief ruggengraat en rugwervels 10 Hals, inclusief ruggengraat en halswervels 3 Gehele lichaam en diverse plaatsen 2 Andere hierboven niet genoemde delen van het lichaam verwond 2 Verwond deel van het lichaam onbekend 1 Bron: Inspectie SZW * Percentages tellen op tot meer dan 100% omdat er meer dan één verwond lichaamsdeel per slachtoffer kan zijn. In een deel van de gevallen is dit onder ‘gehele lichaam en diverse plaatsen’ opgenomen en in andere gevallen zijn er meerdere antwoorden aangekruist.
49
7 Ongevalsscenario’s, oorzaken en arbeidsrisico’s In dit hoofdstuk zijn ongevallen – net als in hoofdstuk 6 en de laatste paragrafen van hoofdstuk 3 – ingedeeld naar het jaar waarin de ongevallen hebben plaatsgevonden. De reden hiervoor is dat de gegevens die gebruikt zijn voor deze hoofdstukken, beschikbaar zijn voor het jaar waarin het ongeval heeft plaatsgevonden en niet (volledig) voor het jaar waarin de ongevalszaak is afgesloten. De cijfers over 2012 die in de tabellen zijn opgenomen zijn voorlopig; er kunnen nog ongevalsonderzoeken worden afgehandeld die betrekking hebben op ongevallen die in 2012 hebben plaatsgevonden. Een andere reden waarom deze cijfers niet te vergelijken zijn met de cijfers uit de hoofdstukken 1 tot en met 5 is dat een aantal van de ongevallen niet volledig wordt onderzocht. Het gaat dan wel om afgesloten zaken, maar het scenario is niet (volledig) bekend. De cijfers in dit hoofdstuk zullen dus lager uitvallen. In voorliggend hoofdstuk wordt de link gelegd tussen de risico’s waar de Inspectie SZW toezicht op houdt en de verschillende ongevalsscenario’s. Een beschrijving van de verschillende scenario’s staat in tabel VII in de bijlage. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de oorzaken die aan ongevallen ten grondslag liggen. Ingenieursbureau RPS heeft op basis van ongevallengegevens van de Inspectie SZW over de periode 1998‐2009 ongevalsanalyses uitgevoerd aan de hand van het model Storybuilder. Informatie uit factsheets en detailanalyses van RPS wordt gebruikt om dieper op de ongevallen in te gaan. Veel van deze factsheets zijn te vinden op www.rivm.nl.
Achterliggende oorzaken In het Storybuilder model worden verschillende soorten oorzaken in kaart gebracht. Er is bijvoorbeeld gekeken welke barrière faalde. Dat wil zeggen welke barrière ontbreekt, niet goed functioneert of niet op de goede manier is gebruikt. Het kan daarbij gaan om een voorwerp of apparaat dat bijvoorbeeld niet goed functioneert of ontbreekt, om een eigenschap ervan of om de conditie waarin het voorwerp of apparaat verkeert. Daarnaast kunnen ook de kennis en kunde van een medewerker (falende) barrières zijn. Falende barrières verschillen tussen ongevalsscenario’s. Falende taken en managementfactoren hebben voor alle ongevalsscenario’s dezelfde categorieën. Om deze reden kan een totaalbeeld van de achterliggende oorzaken worden gegeven. In figuur 11 zijn de falende taken bij ongevallen in de periode 1998 t/m 2009 weergegeven. In een ongeval hebben één of meer barrières gefaald. Een barrière is een technisch systeem om ongevallen te voorkomen of de gevolgen daarvan te beperken. Per barrière is er een falende taak, die betrekking heeft op die barrière. 30% van de falende taken heeft te maken met het niet verschaffen door de organisatie van een barrière. Niet verschaffen betekent dat de barrière niet bestaat, niet goed is ontworpen, 50
ontbreekt, of niet voldoende of niet gemakkelijk beschikbaar is. In bijna de helft van de gevallen (47%) heeft de barrière gefaald door het (onjuist/niet) gebruik(en) van de barrière door de werknemer. Dit houdt in dat de barrière niet, verkeerd of maar gedeeltelijk wordt gebruikt. Het is ook een 'gebruikersfout' als een gebruiker kiest voor een andere barrière dan degene die beschikbaar is. Figuur 11 Falende taken binnen barrières (in percentage van falende taken, gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 t/m 2009, n=42.598)
Bron: Analyse ongevallen in alle sectoren, 1 juli 2013, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM13.00113.R03
Naast falende taken kan de oorzaak van een ongeval ook gelegen zijn in falende management factoren. Deze staan in tabel 18. Ook hiervoor geldt dat er in één ongeval meer dan één managementfactor kan falen. De managementfactor die het vaakst (27%) faalt is onvoldoende motivatie/alertheid (op mogelijke gevaren, veiligheidsbewustzijn). 14% van de falende managementfactoren heeft betrekking op het materieel/de arbeidsmiddelen en 12% van de falende managementfactoren heeft betrekking op plannen en procedures. Op de vierde plaats van falende managementfactoren staat competentie (11%). Het gaat dan om de kennis, ervaring en vaardigheden van de personen die de taak moeten uitvoeren. Zes procent van de falende managementfactoren heeft betrekking op tegenstrijdige belangen. Het gaat dan om de organisatorische afweging tussen veiligheid en andere zaken. Waar een individuele werknemer in de afweging tussen veiligheid en productie bijvoorbeeld voor productie kiest, valt dit onder motivatie/ alertheid. 51
Tabel 18: Management factoren binnen barrières (in percentage van managementfactoren, gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 t/m 2009, n=55.071) Management factor % ongevallen Motivatie/ alertheid (alertheid op de mogelijke gevaren, 27 veiligheidsbewustzijn) Materieel/ arbeidsmiddelen (arbeidsmiddelen van geschikte kwaliteit) 14 Plannen en procedures (plannen, procedures, werkinstructies, RIE’s*) 12 Competentie (kennis, ervaring, vaardigheden) 11 Tegenstrijdige belangen (productie/economie versus veiligheid, werkdruk) 6 Communicatie/ samenwerking (overleg, overdracht van relevante informatie) 6 Ergonomie (ontwerp/interface arbeidsmiddel, lay‐out werkplek)/ MMI 5 Beschikbaarheid (voldoende personeel) 1 Onbekend 17 Totaal 100 Bron: Analyse ongevallen in alle sectoren, 1 juli 2013, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM13.00113.R03 * RIE = Risico‐inventarisatie en ‐evaluatie
Scenario’s gekoppeld aan risico’s De scenario’s van de onderzochte ongevallen die zijn afgerond in 2012 (voorlopige cijfers) zijn ingedeeld naar de risico‐indeling zoals deze bij de risicoanalyse van de Inspectie SZW gehanteerd wordt (zie tabel 19). De risico’s die leiden tot de meeste ongevallen zijn contact met een bewegend object (30% van alle onderzochte ongevallen die hebben plaatsgevonden in 2012), val van hoogte (20%), contact met bewegende delen van een machine (15%) en vallen (niet van hoogte) (15%). Daarnaast zijn risico’s die, in mindere mate, tot ongevallen hebben geleid overig contact met objecten, onbedoeld fysiek contact met een dier, explosie of brand, elektrocutie, verdrinking, werken onder overdruk, dynamische belasting en overige gevaarlijke stoffen. Van 2% van de ongevallen in 2012 is het scenario (en dus het risico waaraan het gekoppeld kan worden) onbekend.
52
Tabel 19 Ongevallen naar risico en ongevalsscenario (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers, n=1491) Risico verbijzonderd naar ongevalsscenario % Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/val van hoogte Val van steiger Val van dak, vloer of platform Val van hoogte door een gat Val van een bewegend platform Val van een stilstaand voertuig Val van hoogte ‐ overig Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/aanrijdgevaar Aanrijding (van een voetganger) Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/overig contact met een object/contact met bewegend object Contact met vallende objecten van kranen Contact met vallende objecten‐niet van kranen Contact met wegschietend/wegvliegende objecten Geraakt door rollende of glijdende objecten Contact met object dat wordt gedragen/gebruikt Contact met hangende en/of zwaaiende objecten Beknelling tussen verschillende objecten Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/overig contact met een object/contact met bewegende delen van een machine Contact met bewegende delen van een machine Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/overig contact met een object/vallen (niet van hoogte) Val van ladder of trapje Val op gelijke hoogte Vallen van trap of helling In/op bewegend voertuig met verlies van controle Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/overig contact met een object/overig contact met objecten Tegen iets aanstoten Bedolven onder een massa Contact met heet oppervlak Contact met handgereedschap Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een dier Ongeval met een dier Onveiligheid op de werkplek/explosie of brand Brand
20
4
30
3 7 1 1 2 5 4 3 9 4 2 2 2 7
15
15
15
9 3 1 2
6
1 1 1 3
0,3
1
0,3 0,4
53
%
Risico verbijzonderd naar ongevalsscenario % % Explosie 1 Onveiligheid op de werkplek/elektrocutie 2 Contact met elektriciteit 2 Onveiligheid op de werkplek/verdrinking 0,1 Verdrinking 0,1 Ongezonde fysische werkomgeving/werken onder overdruk 0,1 Te snelle (de)compressie) 0,1 Fysieke overbelasting/dynamische belasting 1 Extreme belasting van lichaamsdelen 1 Gezondheidsschade door blootstelling aan gevaarlijke stoffen/overige gevaarlijke 3 stoffen Uitstroming gevaarlijke stof uit open vat/omhulsel 1 Contact met gevaarlijke stoffen zonder uitstroming 1 Contact met gevaarlijke stoffen door uitstroming uit normaal gesloten vat 1 Slachtoffer van menselijke agressie 1 Scenario onbekend 2 2 Totaal (in %) 100 100 Totaal aantal 1.491 1.491 Bron: Inspectie SZW
Van de risico’s die leiden tot de meeste ongevallen (contact met een bewegend object, val van hoogte, contact met bewegende delen van een machine en vallen (niet van hoogte)) worden de meest voorkomende ongevalsscenario’s besproken (zie figuur 12). Er wordt in de volgende paragrafen ook ingegaan op oorzaken van de ongevallen. Uit figuur 12 is af te lezen dat binnen het risico contact met een bewegend object (30% van de ongevallen) de scenario’s contact met vallende objecten (niet van kranen) en beknelling tussen verschillende objecten het vaakst voorkomen (respectievelijk 9% en 7%). Bij het risico val van hoogte (20%) is in de meeste gevallen sprake van het scenario val van dak, vloer of platform (7% van het totaal aantal ongevallen). Binnen het risico contact met bewegende delen van een machine (15%) komt enkel het ongevalsscenario contact met bewegende delen van een machine voor. Wanneer sprake is van het risico vallen (niet van hoogte) (15%) komt het scenario val van ladder of trapje het vaakst voor (9% van het totaal aantal ongevallen).
54
Figuur 12 Meest voorkomende risico’s bij ongevallen met bijbehorende ongevalsscenario’s in percentage van totaal aantal ongevallen (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers)
Bron: Inspectie SZW
Informatie over falende barrières, oorzaken en activiteiten is gehaald uit factsheets die gemaakt zijn door RPS op basis van het model Storybuilder en betreft de jaren 1998 t/m 2009 20 . Veel van deze factsheets zijn te vinden op www.rivm.nl. In de bijlage (tabel VIII) is een tabel opgenomen met daarin per ongevalsscenario weergegeven hoeveel procent van de ongevallen in welke sector heeft plaatsgevonden. Voor de scenario’s die in de rest van dit hoofdstuk worden beschreven, worden de sectoren waar deze scenario’s het meest voorkomen genoemd.
20
Het jaar 2004 is soms wel, niet of gedeeltelijk meegenomen in de cijfers. De gegevensverzameling voor 2004 heeft in een later stadium plaatsgevonden dan die van de andere jaren
55
Contact met vallende objecten – niet van kranen Binnen het risico contact met een bewegend object komt het scenario contact met vallende objecten (niet van kranen) het vaakst voor. 9% van het totaal aantal ongevallen valt onder dit scenario (zie figuur 13). Figuur 13 Voorkomende ongevalsscenario’s binnen risico contact met een bewegend object in procenten van het totaal aantal ongevallen (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers)
Bron: Inspectie SZW
Ongevallen met vallende objecten‐niet van kranen, komen het vaakst voor in de Waterleidingbedrijven en afvalbeheer (17%), gevolgd door de Handel (11%), Industrie, Gezondheids‐ en welzijnszorg (beide 10%) en de sector Vervoer en opslag (9%). In tabel 20 zijn de activiteiten van de slachtoffers van ongevallen door contact met vallende objecten weergegeven. 56
Tabel 20 Activiteit slachtoffers voor contact met vallende objecten‐niet van kranen (in procenten van slachtoffers, gebaseerd op ongevallen 1998 t/m 2009*, n=2298) Activiteit 21 % slachtoffers Gerelateerd aan slachtoffer Slachtoffer wordt actief betrokken bij de handeling met het object 44 Slachtoffer actief betrokken maar houdt het object niet (meer) vast 32 26 Slachtoffer houdt het object vast Slachtoffer niet betrokken bij de activiteit 20 12 Oprapen van gezaagde/gesneden voorwerpen Andere werkzaamheden op dezelfde locatie 11 Gerelateerd aan vallend object Transporteren/verplaatsen 25 Laden/lossen 15 Bouw/sloop (object gerelateerd) 11 10 Activiteit geen verband met vallend voorwerp Bron: detailanalyse Storybuilder scenario contact met vallend object‐niet van kranen, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004
44% van de slachtoffers van een ongeval door contact met objecten – niet van kranen wordt actief betrokken bij de handeling met het object en 32% wordt wel actief betrokken maar houdt het object niet (meer) vast. Waarschijnlijk is er sprake van overlap tussen beide activiteiten: slachtoffers die in de eerste categorie vallen kunnen ook in de tweede categorie vallen. Hetzelfde geldt voor de derde categorie waarin het slachtoffer het object vasthoudt (26%). In 20% van de gevallen is het slachtoffer niet betrokken bij de activiteit. Het vallende object dat het ongeval veroorzaakt, wordt bij een kwart van de ongevallen getransporteerd of verplaatst. Bij 15% van de ongevallen gaat het om laden/lossen van het vallende object en bij 11% om bouw/sloop activiteiten. 10% van de slachtoffers die worden getroffen door een arbeidsongeval zijn met een activiteit bezig die geen verband houdt met het vallende object. In tabel 21 staat de top 5 van objecten betrokken bij dit scenario. Bij bijna een derde (31%) van de ongevallen zijn de vallende objecten bouwmaterialen. Andere vallende objecten die tot een ongeval hebben geleid zijn delen van gebouwen (9%), heftrucks en overige transportwagens (6%), hulpmiddelen voor opslag en stellingen/pallets (5%) en verplaatsbare transportsystemen en transportwagens (5%). 21
De opsomming in deze tabel is niet uitputtend. Enkel de activiteiten die het vaakst voorkomen zijn erin opgenomen.
57
Tabel 21 Top 5 vallende objecten bij ongevalsscenario contact met vallende objecten – niet van kranen (in percentages, gebaseerd op ongevallen 1998 t/m 2009*, n=2201) Vallend object % ongevallen Bouwmaterialen 31 Delen van gebouwen – elementen (deuren, muren, wanden, glaspuien, ramen) 9 Heftrucks en overige transportwagens (incl. rolcontainers) 6 Hulpmiddelen voor opslag, stellingen, palletstellingen, pallets 5 Verplaatsbare transportsystemen, transportwagens 5 Bron: factsheet Storybuilder scenario contact met vallend object‐niet van kranen, RPS, januari 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van het jaar 2004
De top 5 beroepen 22 van slachtoffers van ongevallen door contact met een vallend object – niet van kranen bestaat uit chauffeurs (8%), monteurs (7%), timmermannen (7%), medewerkers (6%) en productiemedewerkers (5%). In tabel 22 zijn de falende barrières voor ongevallen binnen dit scenario weergegeven. Bij ongevallen met vallende objecten – niet van kranen is in 35% van de gevallen sprake van de verbinding/grip en/of verankering die faalt. Andere falende barrières zijn bescherming tegen externe krachtuitoefening/aanstoting en stabiliteit ondergrond/opstelplaats (beide 19%). Bij 18% van de ongevallen faalde de beheersing van de interne stabiliteit en 15% van de ongevallen kon plaatsvinden doordat de gevarenzone is betreden.
22
Het gaat om de beroepen die door de inspecteurs van de Inspectie SZW zijn ingevuld in het administratieve systeem van de Inspectie. Beroep is in een vrij tekstveld ingevuld. Er was dus geen sprake van een lijst met beroepen waaruit gekozen kon worden. Dit betekent dat voor hetzelfde beroep de ene inspecteur een andere naam zou kunnen kiezen dan een andere inspecteur.
58
Tabel 22 Falende barrières voor contact met vallende objecten – niet van kranen (in percentages, gebaseerd op ongevallen 1998 t/m 2009*, n=2230) Barrière omschrijving % ongevallen** Verbinding/grip en/of verankering faalt 35 Falende stabiliteit ondergrond/opstelplaats 19 Falende bescherming tegen externe krachtuitoefening/aanstoting 19 Falende beheersing van de interne stabiliteit 18 Falen door betreden van de gevarenzone 15 Sterkte/conditie faalt 8 Geen adequate persoonlijke beschermingsmiddelen 5 Falende bedrijfshulpverlening 2 Object valt in verkeerde richting 2 Verkeerde timing van de val/gooi 2 Falende bescherming tegen vallende objecten: geen interceptie 2 Bron: detailanalyse Storybuilder scenario contact met vallend object‐niet van kranen, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004 ** De percentages in deze tabel tellen niet op tot 100%, omdat per ongeval meerdere barrières kunnen hebben gefaald.
In tabel 23 zijn de falende taken voor de falende barrières weergegeven. Wanneer de verbinding/grip en/of verankering heeft gefaald, is dit in bijna de helft (48%) van de ongevallen te wijten aan het gebruik ervan (de barrière wordt niet, verkeerd of maar gedeeltelijk gebruikt). Het is ook een 'gebruikersfout' als een gebruiker kiest voor een andere barrière dan degene die beschikbaar is). In ongeveer een kwart (26%) van de gevallen is het falen van de verbinding/grip en/of verankering te wijten aan het verschaffen (de barrière bestaat niet, is niet goed ontworpen, ontbreekt, of is niet voldoende of niet gemakkelijk beschikbaar als men deze wil gebruiken). 59% van de ongevallen waarbij de bescherming tegen externe krachtuitoefening/aanstoting faalt, heeft kunnen gebeuren door de wijze van gebruiken van deze barrière. Voor de falende barrière stabiliteit ondergrond/opstelplaats is het percentage dat faalt door het gebruik 50%. Opvallend is dat wanneer de sterkte/conditie faalt dit in evenveel gevallen te maken heeft met het gebruik als met het onderhoud ervan (beide 31%). Ander opvallend punt is dat de barrière adequate persoonlijke beschermingsmiddelen vaker faalt door het gebruik (45%) dan door (niet) verschaffen (37%).
59
Bron: detailanalyse Storybuilder scenario contact met vallend object‐niet van kranen, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004 ** Niet alle rijen met percentages in bovenstaande tabel tellen op tot 100% doordat het gaat om afgeronde percentages.
Voor de top 3 falende barrières voor vallende objecten‐niet van kranen zijn de incident factoren benoemd. Bij één ongeval kunnen verscheidene van deze incident factoren spelen. Bij ongeveer een kwart van de ongevallen waarbij de verbinding/grip en/of verankering heeft gefaald, was de bevestiging/verankering niet aanwezig (26%) en bij 24% was de bevestiging/verankering verwijderd voor het voorwerp stabiel was. In 12% van de gevallen ging het om een verkeerde bevestiging/verankering en in eveneens 12% van de gevallen ging het om verkeerd gebruiken van bevestigingsmaterieel. Bij een falende stabiliteit van de ondergrond/opstelplaats speelt bij een derde van de ongevallen verkeerde plaatsing van het object een rol. Andere incident factoren zijn ondergrond/ondersteuning beweegt/trilt (23%), ongelijke vloer/gaten in de vloer/objecten op de vloer (21%) en oppervlak biedt niet genoeg stabiliteit (19%). Voor de derde falende barrière (bescherming tegen externe krachtuitoefening/aanstoting) geldt dat in 38% van de gevallen de krachtuitoefening uitgevoerd werd door een 60
Totaal**
Onbekend
Toezien op
Onderhouden
Gebruiken
Verschaffen
Tabel 23 Falende taak per falende barrière voor contact met vallende objecten‐niet van kranen (in procenten van falende barrière, gebaseerd op ongevallen 1998 t/m 2009*) Barrière omschrijving Verbinding/grip en/of verankering faalt (n=780) 26% 48% 15% 5% 7% Falende stabiliteit ondergrond/opstelplaats (n=430) 29% 50% 10% 5% 6% Falende bescherming tegen externe krachtuitoefening/aanstoting (n=420) 21% 59% 6% 9% 6% Falende beheersing van de interne stabiliteit (n=393) 26% 47% 11% 6% 10% Falen door betreden van de gevarenzone (n=328) 30% 52% 2% 9% 7% Sterkte/conditie faalt (n=189) 22% 31% 31% 12% 5% Geen adequate persoonlijke beschermingsmiddelen (n=118) 37% 45% 3% 8% 8% Falende bedrijfshulpverlening (n=54) 56% 17% ‐ 7% 20% Object valt in verkeerde richting (n=50) 14% 54% 2% 12% 18% Verkeerde timing van de val/gooi (n=45) 13% 58% 2% 13% 11% Falende bescherming tegen vallende objecten: geen interceptie (n=40) 50% 33% 15% ‐ 3%
100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
machine. In 36% van de gevallen gaat het om kracht uitgevoerd door een persoon, waardoor de barrière bescherming tegen externe krachtuitoefening/aanstoting faalt.
Beknelling tussen verschillende objecten Het ongevalsscenario beknelling tussen verschillende objecten komt, na contact met vallende objecten (niet van kranen), het vaakst voor bij het arbeidsrisico contact met een bewegend object (7% van het totaal aantal ongevallen, zie figuur 14). Figuur 14 Voorkomende ongevalsscenario’s binnen risico contact met een bewegend object in procenten van totaal aantal ongevallen (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers)
Bron: Inspectie SZW
Kenmerkend bij het scenario beknelling tussen verschillende objecten is het bekneld raken tussen een machine of onderdeel daarvan, en een constructief deel van een ander object, gebouw (zoals een muur) of een andere machine. Bijvoorbeeld het bekneld raken in een liftschacht onder de lift of tussen een op rails bewegende machine en de 61
muur. Daarnaast betreft het ook het bekneld raken tussen een last en iets anders. Het gaat hier niet om een beknelling tussen iets wat handmatig wordt gedragen, gehanteerd of gebruikt. Ongevallen waarbij sprake is van beknelling tussen verschillende objecten vinden het vaakst plaats in de sector Landbouw, bosbouw en visserij (14%), gevolgd door Vervoer en opslag (12%) en Industrie (9%). In tabel 24 is de top 5 van meest voorkomende objecten bij dit ongevalsscenario weergegeven. Heftrucks en overige transportwagens (incl. rolcontainers) komen met 14% het vaakst voor. Bij één op de tien ongevallen zijn kranen, lieren, loopkatten of hijsblokken betrokken. Bij eveneens 10% van de ongevallen gaat het om hijs‐ en bevestigingsmiddelen, onderdelen van kranen. Tabel 24 Top 5 objecten betrokken bij scenario beknelling tussen verschillende objecten (in procenten van deze ongevallen in de periode 1998 t/m 2009*, n=903) Object % ongevallen Heftrucks en overige transportwagens (incl. rolcontainers) 14 Kranen, lieren, loopkatten, hijsblokken 10 Hijs ‐ en bevestigingsmiddelen, onderdelen van kranen 10 Chassis, carter, cabine 9 Liften, hefinstallaties 7 Bron: factsheet Storybuilder scenario beknelling tussen verschillende objecten, RPS, januari 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van het jaar 2004
In tabel 25 zijn de activiteiten weergegeven van slachtoffers die bekneld raakten tussen verschillende objecten. Een derde van de slachtoffers was bezig met het hanteren van lading. 17% was bezig met het bedienen van een machine en 13% met het vastmaken, losmaken of begeleiden van lasten. Meer dan een tiende (12%) was bezig met onderhoudsgerelateerde activiteiten. Bij 6% was het slachtoffer bezig met het vrijmaken, deblokkeren of opheffen van een storing aan een machine. De top 5 van beroepen van slachtoffers bij dit scenario bestaat uit chauffeurs (8%), productiemedewerkers (8%), monteurs (7%), operators (3%) en algemeen medewerkers (3%).
62
Tabel 25 Activiteiten slachtoffers voor scenario beknelling tussen verschillende objecten (in procenten van slachtoffers, gebaseerd op ongevallen 1998 t/m 2009*, n=921) Activiteit % slachtoffers Hanteren van lading 33 Bedienen van een machine 17 Vastmaken, losmaken, begeleiden van lasten 13 Onderhoud gerelateerde activiteiten 12 Erbij of er tussen staan 9 Gebruiken van deuren, luiken 8 Horizontaal verplaatsen van (grote/ zware) objecten 6 Vrijmaken, deblokkeren, opheffen van een storing aan een machine 6 Constructie, installatie en sloop 5 Afstellen, bijstellen of verwisselen van gereedschap(onderdelen) 5 Sluiten van een deur 4 Vast ‐ of losmaken van touwen, kabels, trossen, kettingen 4 Berijden van materieel/ voertuigen 4 Schoonmaken/ opruimen van apparatuur 3 Openen van een deur 3 Verticale verplaatsing van persoon 2 Lopen 2 Onbekende activiteit 2 Inspecteren 2 Overige werkzaamheden op plaatsen met beknellinggevaar 18 Bron: detailanalyse Storybuilder scenario beknelling tussen verschillende objecten, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004
In tabel 26 staan de falende barrières bij het ongevalsscenario beknelling tussen verschillende objecten. In de tabel is te zien dat in ruim acht op de tien gevallen de positie van lichaamsdelen faalde. In een derde van de gevallen faalde de rijvaardigheid of bedieningsvaardigheid. In tabel 27 is per falende barrière aangegeven welke taken faalden. Opvallend is dat als er sprake was van onvoldoende beveiliging tegen onbedoeld opstarten van de machine, dit in 55% van de gevallen een gebruiksfout was. Een falende conditie of staat van de machine heeft in een minderheid van de gevallen (28%) te maken met het onderhoud. Meestal (56%) is het verschaffen de falende taak.
63
Tabel 26 Falende barrières bij ongevalsscenario beknelling tussen verschillende objecten (in percentage van ongevallen, 1998 t/m 2009*, n=917) Falende barrière % ongevallen Falende positie van lichaam(sdelen) 82 Falende rijvaardigheid/ bedieningsvaardigheid ‐ bedieningsfout 32 Handmatige bedieningsfout/ hantering van objecten 25 Falende positie object(en) 24 Onvoldoende beveiligd tegen onbedoeld opstarten van de machine 22 Falende conditie/ staat van de machine 18 Falen noodstopactie 6 Falende keuze van het gereedschap/ arbeidsmiddel 5 Falende bedrijfshulpverlening 5 Bron: detailanalyse Storybuilder scenario beknelling tussen verschillende objecten, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004
Onbekend
Toezien op
Onderhouden
Gebruiken
Verschaffen
Tabel 27 Falende barrières naar falende taak voor scenario beknelling tussen verschillende objecten (in % van falende barrières, gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 t/m 2009*) Barrière omschrijving Falende positie van lichaam(sdelen) (n=748) 10% 77% 2% 1% 11% Falende rijvaardigheid/ bedieningsvaardigheid ‐ bedieningsfout (n=290) 10% 79% 1% 3% 7% Handmatige bedieningsfout/ hantering van objecten (n=233) 5% 89% 1% 1% 3% Falende positie object(en) (n=223) 26% 32% 18% 1% 23% Onvoldoende beveiligd tegen onbedoeld opstarten van de machine (n=200) 25% 55% 6% 5% 10% Falende conditie/ staat van de machine (n=165) 56% 8% 28% 2% 5% Falen noodstopactie (n=53) 23% 32% 4% 2% 40% Falende keuze van het gereedschap/ arbeidsmiddel (n=49) 31% 57% ‐ 6% 6% Falende bedrijfshulpverlening (n=42) 36% 19% 2% ‐ 43% Bron: detailanalyse Storybuilder scenario beknelling tussen verschillende objecten, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW *Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004 ** Niet alle rijen met percentages in bovenstaande tabel tellen op tot 100% doordat het gaat om afgeronde percentages.
64
Totaal**
100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
Voor de top 3 falende barrières zijn de incident factoren beschreven. Binnen de barrière falende positie van lichaamsdelen, speelt bij ruim een vijfde (22%) dat de persoon de gevarenzone in gaat om iets te corrigeren. Als de rijvaardigheid/bedieningsvaardigheid faalde ging het bij een derde van de gevallen om geen of onvoldoende visueel contact. Andere aspecten die spelen bij falende rijvaardigheid/bedieningsvaardigheid zijn bijvoorbeeld onbedoelde bediening (16%) of concentratieverlies of afleiding (10%).
Val van dak, vloer of platform Binnen het arbeidsrisico val van hoogte (20% van het totaal aantal ongevallen) is het meest voorkomende ongevalsscenario (7% van het totaal aantal ongevallen) een val van dak, vloer of platform (zie figuur 15). Figuur 15 Voorkomende ongevalsscenario’s binnen risico val van hoogte in procenten van totaal aantal ongevallen (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers)
Bron: Inspectie SZW
De top 3 sectoren waar ongevallen met het scenario val van dak, vloer of platform het vaakst voorkomen ziet er als volgt uit: 1. Bouwnijverheid (13%), 2. Waterleidingbedrijven en afvalbeheer (10%), 3. Landbouw, bosbouw en visserij (8%). 65
Bij twee op de vijf ongevallen (40%) valt het slachtoffer van een dak en bij bijna twee op de vijf (36%) ongevallen van een (verdiepings)vloer. Vallen van een werkplatform komt met 20% minder vaak voor. Van de slachtoffers is de top 5 van meest voorkomende beroepen als volgt: 16% was timmerman, 7% monteur, 6% dakdekker, 5% medewerker en 3% asbestsaneerder. In tabel 28 is weergegeven welke barrières faalden bij de ongevallen met het scenario val van dak, vloer of platform. Bij één ongeval kunnen meerdere barrières falen. Bij bijna de helft van de ongevallen (45%) faalde de randbeveiliging. In bijna een derde (30%) van de gevallen faalde de valbeveiliging. Van falende vaardigheid van het slachtoffer (evenwicht) is bij 29% van de ongevallen sprake. Tabel 28 Falende barrières voor val van dak, (verdiepings)vloer of platform (in procenten van ongevallen in de periode 1998 t/m 2009*, n=1759) Barrière omschrijving % ongevallen** Falende randbeveiliging 45 Falen valbeveiliging 30 Falende vaardigheid (evenwicht) 29 Belasting van oppervlak dat daar niet voor is bedoeld 22 Falende staat/ conditie (van dak, werkplatform, vloer) 15 Falende bedrijfshulpverlening 2 Bron: detailanalyse Storybuilder scenario val van dak, vloer of platform, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004 ** De percentages in deze tabel tellen niet op tot 100%, omdat per ongeval meerdere barrières kunnen hebben gefaald.
In tabel 29 is voor alle falende barrières weergegeven welke taken faalden. Wanneer de randbeveiliging faalde is deze in 71% van de gevallen niet verschaft. Bij falende valbeveiliging is dit iets minder, namelijk 53%. Bij valbeveiliging speelt vaker dan bij randbeveiliging dat deze niet (goed) is gebruikt (32% en 9%).
66
5% 15% 3%
2% 2% 9%
44% 67%
19% 19%
20% ‐
9% ‐
8% 100% 14% 100% 7% 100% 100% 7% 14% 100%
Bron: detailanalyse Storybuilder scenario val van dak, vloer of platform, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004 ** Niet alle rijen met percentages in bovenstaande tabel tellen op tot 100% doordat het gaat om afgeronde percentages.
Voor de top 3 falende barrières zijn de incident factoren beschreven. Bij falende randbeveiliging speelt vaak dat de randbeveiliging niet aanwezig is (60%), incompleet of onvoldoende is (21%) of verwijderd danwel onklaar gemaakt is (15%). Bij het falen van de valbeveiliging is in de meeste gevallen (71%) geen persoonlijke valbeveiliging gebruikt en/of is er geen collectieve valbeveiliging gebruikt (45%). Bij het falen van de vaardigheid was vaak sprake van uitglijden, struikelen of aanstoten (44%), een balans beïnvloedende activiteit (26%) en/of een externe kracht (19%).
Contact met bewegende delen van een machine Zoals al beschreven, is in 2012 bij 15% van de ongevallen sprake geweest van het scenario contact met bewegende delen van een machine. Bij dit scenario gaat het om een vast opgestelde machine, inclusief bijvoorbeeld mobiele zaagtafels. De top 3 sectoren waar ongevallen door contact met bewegende delen van een machine voorkomen zijn de Industrie (27%), Landbouw, bosbouw en visserij (20%) en de sector Specialistische zakelijke diensten (19%). Ook in de sector Handel en de sector Verhuur en overige zakelijke diensten komen ongevallen met dit scenario voor (respectievelijk 16% en 10%). In tabel 30 is het percentage slachtoffers per activiteit binnen dit scenario weergegeven. 67
Totaal**
32% 52% 49%
Onbekend
Onderhouden
53% 17% 32%
Toezien op
Gebruiken
Falen valbeveiliging (n=531) Falende vaardigheid (evenwicht) (n=505) Belasting van oppervlak dat daar niet voor is bedoeld (n=390) Falende staat/ conditie (van dak, werkplatform, vloer) (n=270) Falende bedrijfshulpverlening (n=42)
Verschaffen
Tabel 29 Falende barrières naar falende taak voor val van dak, (verdiepings)vloer of platform (in procenten van falende barrières, gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 t/m 2009*) Falende barrière omschrijving Falende randbeveiliging (n=797) 71% 9% 13% 1% 6% 100%
Tabel 30 Activiteit slachtoffers voor contact met bewegende delen van een machine (in procenten van slachtoffers, gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 t/m 2009*, n=4771) Activiteit % slachtoffers Bedienen van een machine 58 Vrijmaken, losmaken, deblokkeren van een machine 16 Schoonmaken van een machine 11 Onderhouden of modificeren van een machine 9 Voorbij lopen/erbij staan 4 Overig 1 Onbekende activiteit 1 Bron: detailanalyse Storybuilder scenario contact met bewegende delen van een machine, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004
Veruit het grootste percentage slachtoffers is gevallen bij het bedienen van een machine (18% bij het invoeren in een machine, 14% bij het bijstellen (goed leggen) of weghalen van een product, 7% bij het testen, afstellen, tunen of controleren en 2% bij het opstarten/afsluiten van een machine). Ook bij het vrijmaken, losmaken, deblokkeren (16%), bij het schoonmaken (16%) en bij het onderhouden of modificeren van een machine (11%) hebben arbeidsongevallen plaatsgevonden. Zoals uit tabel 31 is af te lezen heeft 16% van de ongevallen plaatsgevonden met een zaagmachine, 11% met transportbanden en 10% met machines voor persen. 9% van de ongevallen met bewegende delen van een machine vindt plaats met draaibanken, frees‐ en boormachines en een even groot percentage met doseer‐ en vulmachines. Tabel 31 Top 5 machines betrokken bij ongevallen met contact met bewegende delen van een machine (in procenten van ongevallen, in de periode 1998 t/m 2009*, n=4691) Machine % ongevallen Zaagmachines 16 Transportbanden 11 Persen 10 Draaibanken, frees‐ en boormachines 9 Doseer‐ en vulmachines 9 Bron: factsheet Storybuilder scenario contact met bewegende delen van een machine, RPS, januari 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van het jaar 2004
68
Slachtoffers van ongevallen met bewegende delen van een machine waren productiemedewerker (18%), operator (10%), (algemeen) medewerker, timmerman en monteur (alle 6%). Ongevallen kunnen gebeuren doordat een of meer barrières falen. In tabel 32 zijn deze falende barrières voor het ongevalsscenario contact met bewegende delen van een machine weergegeven. Tabel 32 Falende barrières voor ongevalsscenario contact met bewegende delen van een machine (in procenten van ongevallen, gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 t/m 2009*, n=4768) Barrière omschrijving % ongevallen** Falen fysieke afscherming 94 Falen lichaamscontrole of bewustzijn van gevaarzone 52 Gevaarzone is (bewust) genegeerd 21 Falende bedieningsvaardigheid – bedieningsfout 17 Falen noodstopvoorziening 12 Onvoldoende beveiligd tegen ongewenst opstarten van de machine 9 Falende bedrijfshulpverlening 4 Falen van de staat/conditie van de machine 2 Bron: detailanalyse Storybuilder scenario contact met bewegende delen van een machine, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004 ** De percentages in deze tabel tellen niet op tot 100%, omdat per ongeval meerdere barrières kunnen hebben gefaald.
Bij bijna alle ongevallen was sprake van falen van fysieke afscherming (94%) 23 . Het gaat daarbij om ‘het fysiek afschermen van de gevaarzone (afscherming van bewegende delen van machines, randbeveiliging)’. In 52% van de ongevallen was (ook) sprake van falen van lichaamscontrole (‘de fysieke vaardigheid bij het verplaatsen en/of gebruiken van arbeidsmiddelen’) of bewustzijn van de gevaarzone. Het (bewust) negeren van de gevaarzone is bij 21% van de ongevallen een falende barrière geweest. In tabel 33 is af te lezen dat wanneer sprake was van falen van fysieke afscherming dit in de meeste gevallen (47%) te maken had met het verschaffen ervan. 23
Overigens faalt de fysieke afscherming in bijna alle gevallen, omdat bij het maken van de ongevalsmodellen is afgesproken dat contact met bewegende delen van een machine alleen kan plaatsvinden als de fysieke afscherming faalt.
69
Totaal**
Onbekend
Toezien op
Onderhouden
Gebruiken
Verschaffen
Tabel 33 Falende barrières naar falende taak voor contact met bewegende delen van een machine (in % van falende barrières, gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 t/m 2009*) Barrière omschrijving Falen fysieke afscherming (n=4479) 47% 28% 9% 6% 10% 100% Falen lichaamscontrole of bewustzijn van gevaarzone 14% 73% 2% 5% 6% 100% (n=2458) Gevaarzone is (bewust) genegeerd (n=986) 1% 87% 3% 8% 2% 100% Falende bedieningsvaardigheid – bedieningsfout (n=790) 9% 80% 2% 6% 4% 100% Falen noodstopvoorziening (n=565) 43% 23% 5% 3% 26% 100% Onvoldoende beveiligd tegen ongewenst opstarten van 17% 68% 6% 5% 4% 100% de machine (n=414) Falende bedrijfshulpverlening (n=213) 62% 15% 1% 0% 21% 100% Falen van de staat/conditie van de machine (n=108) 19% 25% 38% 13% 6% 100% Bron: detailanalyse Storybuilder scenario contact met bewegende delen van een machine, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004 ** Niet alle rijen met percentages in bovenstaande tabel tellen op tot 100% doordat het gaat om afgeronde percentages.
Opvallend is dat de falende barrière ‘onvoldoende beveiligd tegen ongewenst opstarten van de machine’ in 68% van de gevallen te maken heeft met het gebruik en slechts in 17% met verschaffen. Voor falende bedrijfshulpverlening geldt het tegenovergestelde: deze bestaat vaak niet of is niet voldoende of niet gemakkelijk beschikbaar (62%). Voor de top 3 falende barrières zijn de incident factoren benoemd. Bij 43% van de ongevallen waarbij sprake was van falen van de fysieke afscherming was de afscherming onvoldoende. In 28% van de gevallen is de afscherming niet verschaft. Ook situaties waarin de fysieke afscherming is verwijderd of gedeactiveerd komen voor (16%). Nadere analyse van ongevallen waarbij sprake is van falen van de lichaamscontrole of bewustzijn van de gevaarzone wijst uit dat in 14% van de gevallen sprake was van uitglijden of struikelen, in 10% van afleiding en bij 9% ging het om kleding of haar dat verstrikt raakt. Bij het (bewust) negeren van de gevaarzone zijn er minder incident factoren onderscheiden. Bij 3% van de ongevallen is de medewerker naar binnen getrokken door een doekje/lap stof en bij 1% was sprake van uitglijden of struikelen. 70
Voor het scenario contact met bewegende delen van een machine zijn door ingenieursbureau RPS de oorzaken van deze ongevallen bij uitzendkrachten vergeleken met de oorzaken van deze ongevallen bij werknemers 24 . Dit is relevant, omdat in hoofdstuk 3 bleek dat uitzendkrachten (volgens de cijfers van de Inspectie SZW, in hoofdstuk 3 is een aantal nuanceringen bij deze cijfers genoemd) relatief vaker dan werknemers een arbeidsongeval krijgen. Ten opzichte van ongevallen bij werknemers, is een groter deel van deze machineongevallen bij uitzendkrachten mede het gevolg van kennis en vaardigheden. Ook blijkt dat bij ongevallen met uitzendkrachten iets vaker speelt dat een veiligheidsbarrière niet is verschaft door de organisatie. Echter, gezien het verschil in ongevalskans komen allerlei oorzaken vaker voor bij uitzendkrachten dan bij werknemers. Er is niet één oorzaak die er sterk uitspringt. Met de beschikbare gegevens zijn de verklaringen nog niet goed te onderbouwen.
Val van ladder of trapje Het risico vallen (niet van hoogte) speelt in 15% van de arbeidsongevallen. Het grootste deel van deze ongevallen (9% van het totaal aantal ongevallen) betreft het scenario val van ladder of trapje (zie figuur 16). De meeste ongevallen waarbij het slachtoffer valt van een ladder of trapje vinden plaats in de Verhuur en overige zakelijke diensten (14%), Bouwnijverheid (13%) en Vervoer en opslag (9%).
24
RPS, Factsheet ongevallen met uitzendkrachten, januari 2013 (www.rivm.nl). Deze factsheet is gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 tot en met 2009.
71
Figuur 16 Voorkomende ongevalsscenario’s binnen risico vallen (niet van hoogte) in procenten van totaal aantal ongevallen (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers)
Bron: Inspectie SZW
Binnen het scenario val van ladder of trapje zijn de meest voorkomende activiteiten hanteren van objecten (19% (de‐)installeren/repareren, 11% constructie‐ /bouwgerelateerde werkzaamheden) en klimmen/afdalen op een ladder (zie tabel 34). In 18% van de gevallen werd gewerkt met handgereedschap. Bij 11% van de ongevallen was de activiteit klimmen/afdelen met iets in de hand en bij eveneens 11% was het slachtoffer aan het schoonmaken/schilderen. De top 3 van ladders waarmee het ongeval plaatsvond zijn mobiele ladders (71% van totaal aantal ongevallen binnen dit scenario), A‐ladder of keukentrap (19%) en vaste ladders (6%).
72
Tabel 34 Activiteit slachtoffers voor val van ladder of trapje (in procenten van slachtoffers, gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 t/m 2009*, n=1884) Activiteit 25 % slachtoffers Hanteren van objecten 31 Klimmen/afdalen op een ladder 31 Werken met handgereedschap 18 Klimmen/afdalen met iets in de hand 11 Schoonmaken/schilderen 11 Overige specifieke fysieke activiteiten 6 Onbekende activiteit 3 Bron: detailanalyse Storybuilder scenario val van ladder of trapje, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004
In 12% van de gevallen is het slachtoffer van een val van ladder of trapje monteur, 10% is timmerman, 5% schilder, 4% elektromonteur en ook 4% glazenwasser. Tabel 35 geeft de falende barrières weer. Tabel 35 Falende barrières voor ongevalsscenario val van ladder of trapje (in procenten van ongevallen, gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 t/m 2009*, n=1879) Barrière omschrijving % ongevallen** Verkeerde plaatsing arbeidsmiddel 45 Falende vaardigheid (lichaamsbeheersing, evenwicht) 33 Substandaard conditie of soort materieel 23 Verkeerde positie van persoon op ladder/ trapje 9 Gevaarlijke opstelplaats 4 Falende bedrijfshulpverlening 4 Falende conditie van steloppervlak/ ondersteuning(sconstructie) 3 Geen geschikte valbeveiliging 2 Falende (lichamelijke) gesteldheid van persoon 2 Bron: detailanalyse Storybuilder scenario val van ladder of trapje, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004 ** De percentages in deze tabel tellen niet op tot 100%, omdat per ongeval meerdere barrières kunnen hebben gefaald.
25
De opsomming in deze tabel is niet uitputtend. Enkel de activiteiten die het vaakst voorkomen zijn erin opgenomen.
73
Onbekend
Toezien op
Onderhouden
Gebruiken
Verschaffen
Tabel 36 Falende taken per falende barrière voor val van ladder/trapje (in procenten van falende barrières, gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 t/m 2009*) Falende barrière omschrijving Verkeerde plaatsing arbeidsmiddel (n=846) 33% 47% 2% 7% 11% Falende vaardigheid (lichaamsbeheersing, evenwicht) (n=623) 17% 52% 3% 2% 26% Substandaard conditie of soort materieel (n=424) 56% 16% 17% 8% 3% Verkeerde positie van persoon op ladder/ trapje (n=163) 17% 69% ‐ 4% 10% Gevaarlijke opstelplaats (n=76) 47% 33% 3% 5% 12% Falende bedrijfshulpverlening (n=73) 34% 5% ‐ 1% 59% Falende conditie van steloppervlak/ ondersteuning(sconstructie) (n=65) 58% 18% 6% 9% 8% Geen geschikte valbeveiliging (n=45) 9% 22% ‐ 69% Falende (lichamelijke) gesteldheid van persoon (n=33) 15% 30% ‐ 9% 45% Bron: detailanalyse Storybuilder scenario val van ladder of trapje, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004 ** Niet alle rijen met percentages in bovenstaande tabel tellen op tot 100% doordat het gaat om afgeronde percentages.
Voor de top 3 falende barrières zijn de incident factoren benoemd. Bij verkeerde plaatsing van het arbeidsmiddel gaat het er vaak (39%) om dat het oppervlak nat of glad is. Ook speelt geregeld (19%) dat het arbeidsmiddel niet of onvoldoende is beveiligd 74
Totaal**
Bij bijna de helft van de ongevallen waarbij iemand van een ladder of trapje valt was het arbeidsmiddel verkeerd geplaatst (45%). Bij één op de drie speelde falende vaardigheid (lichaamsbeheersing of evenwicht). Bij bijna een kwart (23%) was de conditie van het materieel of het soort materieel niet goed (genoeg). In tabel 36 is per falende barrière weergegeven welke taken hoe vaak faalden. Bij ongevallen waarbij sprake was van verkeerde plaatsing van het arbeidsmiddel lag dit in bijna de helft van de gevallen (47%) aan het gebruik ervan en bij een derde aan het verschaffen ervan. Bij falende vaardigheid gaat het meestal (52%) om het gebruiken en bij de conditie of het soort materieel om het verschaffen. Onderhoud speelt niet vaak een rol bij ongevallen waarbij het slachtoffer van een ladder/trapje valt. Onderhoud speelt het meest bij substandaard conditie of soort materieel.
100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
tegen wegschuiven. In 18% van de gevallen is sprake van een ongeschikte vorm of conditie van het oppervlak. Bij de falende vaardigheid speelt vaak (25%) dat het slachtoffer uit balans raakte doordat er kracht werd uitgeoefend op het slachtoffer of op het arbeidsmiddel (ladder/trapje). Bij materieel dat van substandaard conditie is speelt vaak dat de conditie van de antislip niet in orde is (42%). Ook speelt geregeld (30%) dat de ladder of het trapje de verkeerde afmeting heeft of van het verkeerde type is.
75
8 Samenvatting en conclusies Arbeidsongevallen die geleid hebben tot de dood, blijvend letsel of ziekenhuisopname zijn meldingsplichtig bij de Inspectie SZW. De Arbeidsomstandighedenwet definieert een arbeidsongeval als een aan een werknemer 26 in verband met het verrichten van arbeid overkomen ongewilde, plotselinge gebeurtenis, die schade aan de gezondheid tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad en heeft geleid tot ziekteverzuim, of de dood tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad. Ongevallen die op het moment van melding naar verwachting meldingsplichtig zijn, worden onderzocht door de Inspectie SZW. Uitzondering hierop vormen arbeidsongevallen die door een andere dienst worden onderzocht, zoals verkeersongevallen. Ook onderzoekt de Inspectie SZW soms arbeidsongevallen die niet meldingsplichtig zijn, op basis van artikel 10 van de Arbeidsomstandighedenwet. Veel arbeidsongevallen zijn niet meldingsplichtig. In Nederland hadden in 2011 ongeveer 207.000 werknemers te maken met een ongeval met lichamelijk en/of geestelijk letsel en verzuim. Dit komt overeen met ongeveer 2.900 ongevallen per 100.000 werknemers. In de periode 2009‐2012 zijn jaarlijks tussen de 60 en 81 ongevalsonderzoeken van dodelijke arbeidsongevallen afgerond. In totaal zijn in die jaren tussen de 2.044 en 2.402 ongevalsonderzoeken afgerond.
Persoonskenmerken Driekwart van alle slachtoffers (van ongevalsonderzoeken die in 2009 tot en met 2012 zijn afgerond) betreft werknemers. 15% van de slachtoffers is als uitzendkracht geregistreerd in het administratieve systeem van de Inspectie SZW. Uitzendkrachten lijken daarmee oververtegenwoordigd in de slachtoffers, want ongeveer 2% tot 3% van de werkzame personen is uitzendkracht. 4% van alle slachtoffers zijn zelfstandigen. De meeste slachtoffers vallen in de leeftijdscategorie 25 tot en met 44 jaar, gevolgd door de leeftijdscategorie 45 tot en met 64 jaar. Als het aantal slachtoffers in de verschillende leeftijdscategorieën wordt weergegeven naar aantal slachtoffers per 100.000 arbeidsjaren van werknemers (en uitzendkrachten) blijkt dat mensen van 25 tot en met 44 jaar het minst vaak slachtoffer worden. Het soort werk dat mensen in de verschillende leeftijdsgroepen uitoefenen kan verschillen. In het rapport zijn de 26
De Arbowet kent een definitie van een werknemers. Hieruit volgt onder andere dat een zelfstandige zonder personeel die onder gezag werkt, ook als een werknemer geldt.
76
ongevalsfrequenties per leeftijdscategorie voor economische hoofdsectoren berekend en dan blijkt dat niet in alle sectoren hetzelfde patroon te zien is. Het overgrote deel van de slachtoffers is man. Hier speelt mee dat mannen vaker in sectoren werken waar veel ongevallen plaatsvinden en daardoor vaker risicovol werk verrichten.
Economische sector Er zijn flinke verschillen tussen economische sectoren in aantallen ongevallen. Er kan gekeken worden welke sectoren de hoogste aantallen ongevallen hebben. Ook kan gekeken worden naar de sectoren met de hoogste aantallen ongevallen per 100.000 banen van werknemers. Als gekeken wordt naar de sectoren met de meeste ongevallen, dan blijkt dat 29% van de ongevallen in de Industrie plaatsvond (op basis van in 2009‐2012 afgesloten ongevalszaken). Een kwart van de ongevallen vond plaats in de Bouwnijverheid, 12% in de Handel en 9% in de sector Vervoer en opslag (zie figuur 17). Figuur 17 Slachtoffers van arbeidsongevallen naar hoofdsectoren (top 4) in procenten (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012)
Als gekeken wordt naar de ongevalsfrequentie per 100.000 banen van werknemers, blijkt dat de hoofdsectoren Waterleidingbedrijven en afvalbeheer en Bouwnijverheid de 77
hoogste ongevalsfrequentie per 100.000 banen van werknemers hebben. Industrie staat op de derde plaats (zie figuur 18). Figuur 18 Slachtoffers van ongevallen naar hoofdsectoren, gemiddeld aantal in 2009‐2012 per 100.000 banen (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken)
Als niet naar hoofdsectoren wordt gekeken, maar naar specifiekere sectoren op basis van de eerste twee cijfers van de SBI‐code van bedrijven, dan blijkt dat de sector Sanering en overig afvalbeheer veruit de hoogste ongevalskans heeft. Van de vijftien sectoren die op basis van de eerste twee cijfers van hun SBI‐code de hoogste ongevalsfrequentie hebben, waren er 12 die in de huidige sectoraanpakken voor arbeidsomstandigheden – die de Inspectie SZW hanteert – prioriteit kregen. Drie kregen geen prioriteit, maar scoren wel hoog op de ongevallen. De grootste sector hiervan is de Vervaardiging van papier, karton en papier‐ en kartonwaren. De twee andere sectoren zijn vrij kleine sectoren, met 1.700 en 1800 banen, waarbij de ongevalsfrequentie aan een grotere toevalsfluctuatie onderhevig kan zijn. Mogelijk scoren deze voor een andere periode veel lager, door toeval. De keuze voor de prioritering van sectoren heeft niet 78
alleen op basis van informatie over onveilig werken plaatsgevonden. Ongezond werk dat leidt tot ziekte speelt bijvoorbeeld ook een rol. Het vergelijken van aantallen ongevallen in een sector door de jaren heen kan inzicht geven in sectoren waar de ongevalskansen afnemen, gelijk blijven of juist toenemen. Hierbij is het van belang om tegelijk ook te kijken naar het aantal werkenden in de sectoren. Als het aantal ongevallen in een sector afneemt en er tegelijkertijd een daling is in het aantal mensen dat werkt in die sector, hoeft dit niet te betekenen dat de kans op een ongeval ook is afgenomen. Het berekenen van ongevalskansen per jaar wordt bemoeilijkt doordat in een jaar afgesloten ongevalsonderzoeken niet allemaal betrekking hebben op ongevallen die in datzelfde jaar hebben plaatsgevonden. Ook vermoeden we dat er een administratieve oorzaak is voor de daling van de ongevallen in de sectoren in 2010 ten opzichte van 2009. Om deze redenen is gekeken naar de globale ontwikkeling in de ongevallen die zijn afgesloten in de periode 2010‐2012, en is deze vergeleken met de ontwikkeling in het aantal werknemers, het aantal banen van werknemers en het aantal werkzame personen (dit is inclusief zelfstandigen) in de periode 2009‐2011 (2012 was nog niet bekend op het moment dat deze analyse werd gedaan). In de Industrie is het aantal slachtoffers van ongevallen met 4% gestegen, terwijl het aantal werkzame personen (en het aantal banen van werknemers) is afgenomen met een kleine 4%. In de Bouw zijn de ongevallen met 3% afgenomen en is het aantal werkzame personen met 4% afgenomen en het aantal banen van werknemers met een kleine 6%. In de Handel zijn de ongevallen in 2012 met 6% afgenomen ten opzichte van 2010, terwijl het aantal werkzame personen in de Handel in 2009 tot en met 2011 is toegenomen met 1%.
Handhaving In 2012 is bij 67% van de (slachtoffers van) afgesloten ongevalszaken een overtreding geconstateerd en is bij 58% een boeterapport opgemaakt. Het percentage ongevalsslachtoffers waarbij een overtreding is geconstateerd stijgt vanaf 2009. Het al dan niet opmaken van een boeterapport laat een vergelijkbaar beeld zien. Een boeterapport ongevallen wordt ingezet wanneer is vastgesteld dat een overtreding een causale relatie met het ongeval heeft. In de periode 2009‐2012 zijn vooral zware handhavingsinstrumenten ingezet, voornamelijk het boeterapport ongevallen maar in een veel kleiner aantal gevallen ook processen verbaal en stilleggingen. De wetsartikelen die worden overtreden en de mate waarin dit voorkomt, zijn vrij stabiel in de periode 2009‐2012. De overtreding die het vaakst (13%) is geconstateerd bij ongevalsonderzoek heeft betrekking op het voorkómen van gevaar van bewegende 79
voorwerpen in art 3.17 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Het voorkómen van valgevaar in artikel 3.16 van het Arbeidsomstandighedenbesluit staat met 10% van de overtredingen op de tweede plaats. Op de derde tot en met de zesde plaats staan overtredingen die betrekking hebben op arbeidsmiddelen. Meer dan de helft (55%) van de geconstateerde overtredingen heeft betrekking op een wetsartikel uit deze top 6.
Locatie, activiteit, voorwerp en letsel De meeste ongevallen (45%) vinden plaats op een industrielocatie. Hieronder vallen productieruimtes en fabrieken (27%), maar ook reparatiewerkplaatsen (5%) en ruimtes die voornamelijk bedoeld zijn voor opslag, laden en/of lossen (10%). Op een bouwplaats, bouwwerk, steengroeve of bovengrondse mijn heeft een kwart van de ongevallen plaatsgevonden. Dit zijn voornamelijk bouwplaatsen van gebouwen in aanbouw of bouwplaatsen van gebouwen die verbouwd of gerenoveerd worden. Bij ruim één op de vijf ongevallen was het slachtoffer een machine aan het bedienen toen het ongeval plaatsvond. Bij 11% van de ongevallen was het slachtoffer bezig met een ladder, trapje of rolsteiger. Bij 9% van de ongevallen gebruikte het slachtoffer heftrucks en overige transportwagens en bij 5% ging het om voertuigen over land. Bij eveneens 5% waren vaste of mobiele kranen, lieren, loopkatten of hijsblokken betrokken bij de fysieke activiteit van het slachtoffer voor het ongeval. Ook 5% van de ongevallen vond plaats terwijl het slachtoffer bezig was met een bewerkingsmachine. Ongevallen terwijl het slachtoffer met een ladder, trapje of rolsteiger werkte, komen relatief vaak voor in de Bouwnijverheid (19%). Ongevallen waarbij het slachtoffer met een heftruck of andere transportwagen werkte, komen relatief vaak voor in de sector Vervoer en opslag (27%), maar ook relatief vaak in de Landbouw, bosbouw en visserij (12%). Ongevallen met voertuigen over land komen relatief vaak voor in de sector Vervoer en opslag (23%), maar ook relatief vaak in de Landbouw, bosbouw en visserij (12%) en de sector Waterleidingbedrijven en afvalbeheer (12%). In 2012 kwamen botbreuken als gevolg van het ongeval het vaakst voor (49%), gevolgd door wonden en oppervlakkige letsels (22%). Verlies van ledematen speelt bij 17% van de ongevallen. Relevant bij het letsel is dat juist de ernstiger arbeidsongevallen in deze cijfers terecht komen omdat de Inspectie SZW deze onderzoekt.
Arbeidsrisico’s, ongevalsscenario’s en oorzaken In het rapport is de link gelegd tussen de risico’s waar de Inspectie SZW toezicht op houdt en de verschillende ongevalsscenario’s. Daarnaast is ingegaan op de oorzaken die aan ongevallen ten grondslag liggen. Veel van deze informatie (in elk geval alle informatie over de oorzaken van de ongevallen) is gebaseerd op factsheets en analyses 80
van ingenieursbureau RPS op basis van het Storybuilder model. Deze analyses hadden vaak betrekking op de periode 1998 tot en met 2009. In het Storybuilder model worden verschillende soorten oorzaken in kaart gebracht. Er worden bijvoorbeeld falende barrières benoemd. Falende barrières kunnen verschillen tussen ongevalsscenario’s. Een falende barrière wil zeggen dat de barrière ontbreekt, niet goed functioneert of niet op de goede manier is gebruikt. Falende taken en managementfactoren hebben voor alle ongevalsscenario’s dezelfde categorieën. Vaak is een achterliggende oorzaak van het falen van een barrière het (onjuist/niet) gebruik(en) ervan door de werknemer. Dit houdt in dat de barrière niet, verkeerd of maar gedeeltelijk wordt gebruikt. Naast falende taken kan de oorzaak van een ongeval ook gelegen zijn in falende management‐ factoren. De managementfactor die het vaakst faalt, is onvoldoende motivatie/alertheid (op mogelijke gevaren, veiligheidsbewustzijn). In figuur 17 op de volgende pagina staan de vier de vier arbeidsrisico’s die leiden tot de meeste ongevallen. Vervolgens zijn de ongevalsscenario’s, die bij deze vier arbeidsrisico’s horen, weergegeven. De lengte van de staafjes geeft aan hoeveel procent van de ongevallen in 2012 dit scenario hebben.
81
Figuur 17 Meest voorkomende risico’s bij ongevallen met bijbehorende ongevalsscenario’s in percentage van totaal aantal ongevallen (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers)
Bron: Inspectie SZW
Contact met vallende objecten – niet van kranen Vaak zijn slachtoffers van een ongeval door contact met objecten – niet van kranen actief betrokken bij de handeling met het object. In een derde van de gevallen zijn ze wel actief betrokken, maar houden ze het object niet (meer) vast. Bouwmaterialen zijn bij bijna een derde van de ongevallen de vallende objecten. In 35% van de gevallen is sprake van falende verbinding/grip en/of verankering. Wanneer de verbinding/grip en/of verankering heeft gefaald, is dit in bijna de helft van de ongevallen door onjuist gebruik ervan en in ongeveer een kwart aan het verschaffen (de barrière bestaat niet, is niet goed ontworpen, ontbreekt, of is niet voldoende of niet gemakkelijk beschikbaar als men deze wil gebruiken). Bij ongeveer een kwart van de ongevallen waarbij de verbinding/grip en/of verankering heeft gefaald, was de bevestiging/verankering niet aanwezig of was de bevestiging/verankering verwijderd voor het voorwerp stabiel was. Opvallend is dat wanneer de sterkte/conditie faalt dit in evenveel gevallen te maken heeft met het gebruik als met het onderhoud ervan. Ander opvallend punt is dat de 82
barrière adequate persoonlijke beschermingsmiddelen vaker faalt door het gebruik dan door (niet) verschaffen.
Beknelling tussen verschillende objecten Het ongevalsscenario beknelling tussen verschillende objecten komt, na contact met vallende objecten (niet van kranen), het vaakst voor bij het arbeidsrisico contact met bewegend object. Het gaat vaak om beknellingsongevallen met heftrucks en overige transportwagens (incl. rolcontainers). Een derde van de slachtoffers hanteerde lading. 17% was bezig met het bedienen van een machine. In ruim acht op de tien gevallen faalde de positie van lichaamsdelen. Hier speelt bij een vijfde van de gevallen dat de persoon de gevarenzone in gaat om iets te corrigeren. Een andere falende barrière is de rijvaardigheid of bedieningsvaardigheid. Hierbij ging het bij een derde van de gevallen om geen of onvoldoende visueel contact. Als er sprake was van onvoldoende beveiliging tegen onbedoeld opstarten van de machine, was dit in veel gevallen een gebruiksfout. Een falende conditie of staat van de machine heeft in een minderheid van de gevallen (28%) te maken met het onderhoud. Meestal is het verschaffen de falende taak.
Val van dak, vloer of platform Vallen van hoogte gaat vaak om een val van een dak, vloer of platform. In bijna de helft van deze ongevallen faalde de randbeveiliging. In bijna een derde faalde de valbeveiliging. Van falende vaardigheid van het slachtoffer (evenwicht) is bij ongeveer drie op de tien ongevallen sprake. Wanneer de randbeveiliging faalde is deze in 71% van de gevallen niet verschaft. Bij falende valbeveiliging is dit iets minder, namelijk 53%. Bij valbeveiliging speelt vaker dan bij randbeveiliging dat deze niet (goed) is gebruikt (32% en 9%).
Contact met bewegende delen van een machine Bij dit scenario (15% van het totaal aantal ongevallen) gaat het om een vast opgestelde machine. Veruit het grootste percentage slachtoffers is gevallen bij het bedienen van een machine. Ook bij het vrijmaken, losmaken, deblokkeren, bij het schoonmaken en bij het onderhouden of modificeren van een machine hebben arbeidsongevallen plaatsgevonden. Als een bepaalde activiteit vaker voorkomt dan een andere activiteit betekent dit nog niet dat de eerste activiteit riskanter is. Het is goed mogelijk dat de ene activiteit veel vaker voorkomt dan de andere activiteit en dat er daarom meer slachtoffers bij vallen. 83
De top drie van machines bij dit scenario is: zaagmachines, transportbanden en machines voor persen. Bij bijna alle ongevallen was sprake van falen van de barrière fysieke afscherming (94%) 27 . Deze fysieke afscherming werd vaak niet verschaft. In veel ongevallen was (ook) sprake van falen van lichaamscontrole of bewustzijn van de gevaarzone. Bij het falen van de lichaamscontrole of bewustzijn van de gevaarzone kan het bijvoorbeeld gaan om uitglijden of struikelen, afleiding of kleding of haar dat verstrikt raakt. In 21% van de gevallen werd de gevarenzone (bewust) genegeerd. Opvallend is dat de falende barrière ‘onvoldoende beveiligd tegen ongewenst opstarten van de machine’ in 68% van de gevallen te maken heeft met het gebruik en slechts in 17% met verschaffen. Voor falende bedrijfshulpverlening geldt het tegenovergestelde: de bedrijfshulpverlening bestaat vaak niet of is niet voldoende of niet gemakkelijk beschikbaar.
Val van ladder of trapje 9% van het totaal aantal ongevallen betreft het scenario val van ladder of trapje. Binnen dit scenario zijn de meest voorkomende activiteiten hanteren van objecten en klimmen/afdalen op een ladder. De top 3 van ladders waarmee het ongeval plaatsvond bestaat uit mobiele ladders, A‐ladder of keukentrap en vaste ladders. In bijna de helft van de ongevallen waarbij iemand van een ladder of trapje valt was het arbeidsmiddel verkeerd geplaatst. Het oppervlak wasvaak nat of glad. Ook speelde dat het arbeidsmiddel onvoldoende was beveiligd tegen wegschuiven of dat het oppervlak een ongeschikte vorm of conditie had. Falende vaardigheid, zoals lichaamsbeheersing of evenwicht, speelde bij één op de drie ongevallen. Het slachtoffer raakte bijvoorbeeld uit balans doordat er kracht werd uitgeoefend op het slachtoffer of op de ladder/het trapje. Bij bijna een kwart was de conditie van het materieel of het soort materieel niet goed (genoeg). Vaak was de antislip niet in orde, had de ladder/het trapje de verkeerde afmeting of was deze van het verkeerde type.
27
Overigens faalt de fysieke afscherming in bijna alle gevallen, omdat bij het maken van de ongevalsmodellen op een gegeven moment is afgesproken dat contact met bewegende delen van een machine alleen kan plaatsvinden als de fysieke afscherming faalt.
84
Bijlage Figuur A Slachtoffers van ongevallen per 100.000 arbeidsjaren van werknemers en uitzendkrachten naar leeftijd en sector deel 1 (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, jaargemiddelde 2009‐2012)*
*alleen sectoren waar in de periode 2009‐2012 ten minste 100 slachtoffers zijn geweest zijn meegenomen in de figuur. Een deel van de sectoren (ook meer dan 100 slachtoffers) staan in de figuurop de volgende pagina.
85
Figuur B Slachtoffers van ongevallen per 100.000 arbeidsjaren van werknemers en uitzendkrachten naar leeftijd en sector deel 2 (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, jaargemiddelde 2009‐2012)*
*alleen sectoren waar in de periode 2009‐2012 ten minste 100 slachtoffers zijn geweest zijn meegenomen in de figuur. Een deel van de sectoren is opgenomen in de figuur op de vorige pagina.
86
Tabel I Slachtoffers van arbeidsongevallen in 2009‐2012 (door de Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar verschillende kenmerken 2009
Totaal Geslacht Arbeidsverband boeterapport? overtredingen? leeftijd
Totaal M V onbekend werknemer stagiair uitzendkracht leerling/student zelfstandige derde meewerkend gezinslid anders/onbekend nee ja nee ja 1 t/m 14 15 t/m 24 25 t/m 44 45 t/m 64 65 en ouder
2010
Aantal %
2011
Aantal %
2.402 2.168 184 50
100% 90% 8% 2%
1.754 27 383 51 88 47 3 49 1.207 1.195 970 1.432 14 330 1.032 917 23
73% 1% 16% 2% 4% 2% 0% 2% 50% 50% 40% 60% 1% 14% 43% 38% 1%
2012
Aantal %
Aantal %
2.075 100% 1.785 86% 177 9% 113 5%
2.082 1.801 170 111
100% 87% 8% 5%
1.577 27 288 33 76 32 6 36 1.127 948 902 1.173 9 285 854 774 23
1.534 20 322 27 66 48 14 51 974 1.108 728 1.354 2 305 792 778 23
74% 1% 16% 1% 3% 2% 1% 2% 47% 53% 35% 65% 0% 15% 38% 37% 1%
76% 1% 14% 2% 4% 2% 0% 2% 54% 46% 44% 57% 0% 14% 41% 37% 1%
Totaal
Banen/ gemiddeld arbeids‐ volume**
Aantal %
per jaar*
gemiddeld per 100.000 banen/ arbeidsvolume
2.044 100% 1.801 88% 166 8% 77 4%
8.603 100% 7.555 88% 697 8% 351 4%
2.151 1.889 174 88
7.788.600 4.217.000 3.644.000
28 45 5
1.517 18 313 27 78 37 7 47 863 1.181 680 1.364 10 276 775 798 22
6.382 92 1.306 138 308 164 30 183 4.171 4.432 3.280 5.323 35 1.196 3.453 3.267 91
1.596 23 327 35 77 41 8 46 1.043 1.108 820 1.331 9 299 863 817 23
7.861.000
20
166.000
197
1.328.000
6
710.000 2.863.000 2.264.000 32.000
36 28 34 41
74% 1% 15% 1% 4% 2% 0% 2% 42% 58% 33% 67% 1% 14% 38% 39% 1%
74% 1% 15% 2% 4% 2% 0% 2% 49% 52% 38% 62% 0% 14% 40% 38% 1%
87
2009
prioritaire sector
Onbekend Aardolie, chemie, kunststof en rubber (ACKR) Afval en milieu dienstverlening Bouw algemeen Bouw GWW Gezondheidszorg Hout, timmer en bouwmaterialen Landbouw Metaal Mobiliteit Onderwijs Openbaar bestuur Sociale werkvoorziening Transport en logistiek Voeding en genot Geen prioritaire sector Onbekend A Landbouw, bosbouw en visserij
hoofdsector
2010
Aantal %
2011
Aantal %
2012
Aantal %
Banen/ gemiddeld arbeids‐ volume**
Totaal
Aantal %
per jaar*
Aantal %
gemiddeld per 100.000 banen/ arbeidsvolume
86
4%
130
6%
182
9%
163
8%
561
7%
140
62
3%
49
2%
63
3%
85
4%
259
3%
64
135.900
47
55 546 80 70
2% 23% 3% 3%
41 416 83 77
2% 20% 4% 4%
57 411 83 61
3% 20% 4% 3%
53 3% 404 20% 77 4% 57 3%
206 1.777 323 265
2% 21% 4% 3%
52 444 81 66
37.400 314.100 64.500 1.296.200
138 141 125 5
96 75 397 26 51 69
4% 3% 17% 1% 2% 3%
111 65 290 27 29 62
5% 3% 14% 1% 1% 3%
89 61 339 22 27 45
4% 3% 16% 1% 1% 2%
91 5% 72 4% 305 15% 27 1% 24 1% 53 3%
387 273 1.331 102 131 229
5% 3% 16% 1% 2% 3%
97 68 333 26 33 57
74.400 93.300 364.400 115.800 523.900 518.000
130 73 91 22 6 11
23 176 195
1% 7% 8%
27 217 120
1% 11% 6%
17 193 147
1% 9% 7%
1% 9% 7%
86 768 612
1% 9% 7%
22 192 153
113.200 374.800 198.600
19 51 77
481 15
20% 1%
461 12
22% 1%
466 7
22% 0%
445 22% 13 1%
1.853 47
22% 1%
430 12
75
3%
68
3%
63
3%
279
3%
70
95.700
73
19 182 150
73
4%
88
2009
B Delfstoffenwinning C Industrie D Energievoorziening E Waterleidingbedrijven en afvalbeheer F Bouwnijverheid G Handel H Vervoer en opslag I Horeca J Informatie en communicatie K Financiële dienstverlening L Verhuur en handel van onroerend goed M Specialistische zakelijke diensten N Verhuur en overige zakelijke diensten O Openbaar bestuur en overheidsdiensten P Onderwijs Q Gezondheids‐ en welzijnszorg
2010
Aantal %
2011
Aantal %
Aantal %
2012
Aantal %
Totaal
Banen/ gemiddeld arbeids‐ volume**
Aantal %
per jaar*
gemiddeld per 100.000 banen/ arbeidsvolume
1 698 9
0% 29% 0%
2 571 4
0% 28% 0%
1 606 5
0% 29% 0%
4 0% 595 29% 6 0%
8 2.470 24
0% 29% 0%
2 618 6
7.600 771.200 22.000
26 80 27
55 616 288 176 28
2% 26% 12% 7% 1%
41 489 244 217 28
2% 24% 12% 11% 1%
57 486 247 193 36
3% 23% 12% 9% 2%
53 3% 473 23% 230 11% 182 9% 34 2%
206 2.064 1.009 768 126
2% 24% 12% 9% 2%
52 516 252 192 32
37.400 370.400 1.259.300 374.800 308.900
138 139 20 51 10
5
0%
3
0%
2
0%
3
0%
13
0%
3
224.100
1
46
2%
25
1%
32
2%
34
2%
137
2%
34
342.400
10
11
1%
11
1%
12
1%
12
1%
46
1%
12
71.000
16
66
3%
57
3%
69
3%
69
3%
261
3%
65
494.000
13
84
4%
102
5%
94
5%
93
5%
373
4%
93
819.000
11
69 51
3% 2%
62 29
3% 1%
45 27
2% 1%
53 24
3% 1%
229 131
3% 2%
57 33
518.000 523.900
11 6
70
3%
75
4%
60
3%
57
3%
262
3%
66
1.270.300
5
89
2009
R Cultuur, sport en recreatie S Overige dienstverlening
2010
Aantal %
2011
Aantal %
2012
Aantal %
Aantal %
Totaal
Banen/ gemiddeld arbeids‐ volume**
Aantal %
per jaar*
gemiddeld per 100.000 banen/ arbeidsvolume
28
1%
20
1%
23
1%
23
1%
94
1%
24
130.200
18
11
1%
15
1%
17
1%
13
1%
56
1%
14
147.900
9
De aantallen slachtoffers zijn gebaseerd op een bewerking van gegevens uit het administratieve systeem van de Inspectie SZW. In hoofdstuk 2 is de definitie toegelicht. * Het gemiddelde per jaar is berekend over de periode 2009‐2012. Bij de prioritaire sector ACKR is dit gemiddelde exclusief het deel van ACKR waarvoor geen banengegevens zijn. **Voor sectoren zijn aantallen banen van werknemers per december 2009 gebruikt. Voor leeftijd is het arbeidsvolume van werknemers in 2010 gebruikt. Voor uitzendkrachten is het aantal uitzendkrachten in de werkzame beroepsbevolking in 2010 gebruikt. Deze gegevens zijn alle afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek. *** De getallen bij leeftijd in deze kolom zijn alleen gebaseerd op de slachtoffers die werknemer en uitzendkracht zijn.
90
Tabel II Slachtoffers van dodelijke arbeidsongevallen in 2009‐2012 (door de Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar verschillende kenmerken 2009
Totaal Geslacht Arbeidsverband boeterapport? overtredingen? leeftijd
Totaal M V onbekend werknemer stagiair uitzendkracht leerling/student zelfstandige derde meewerkend gezinslid anders/onbekend nee Ja nee Ja 1 t/m 14 15 t/m 24 25 t/m 44 45 t/m 64 65 en ouder
2010
2011
2012
Aantal %
Aantal %
Aantal %
81 79 1 1
100% 98% 1% 1%
76 70 5 1
100% 92% 7% 1%
61 58 3 0
100% 95% 5% 0%
53 0 11 1 7 5 0 4 47 34 31 50 2 7 32 33 3
65% 0% 14% 1% 9% 6% 0% 5% 58% 42% 38% 62% 3% 9% 40% 41% 4%
49 1 7 1 8 6 2 2 47 29 24 52 0 10 30 26 6
65% 1% 9% 1% 11% 8% 3% 3% 62% 38% 32% 68% 0% 13% 40% 34% 8%
41 0 7 0 5 3 2 3 34 27 19 42 1 6 21 23 5
67% 0% 12% 0% 8% 5% 3% 5% 56% 44% 31% 69% 2% 10% 34% 38% 8%
Banen/ gemiddeld arbeids‐ gemiddeld volume** per 100.000 Banen/ per jaar* arbeidsvolume
Totaal
Aantal %
Aantal %
60 100% 58 97% 2 3% 0 0%
278 265 11 2
100% 95% 4% 1%
45 0 6 2 3 1 2 1 36 24 15 45 1 11 19 22 2
188 1 31 4 23 15 6 10 164 114 89 189 4 34 102 104 16
68% 0% 11% 1% 8% 5% 2% 4% 59% 41% 32% 68% 1% 12% 37% 37% 6%
75% 0% 10% 3% 5% 2% 3% 2% 60% 40% 25% 75% 2% 18% 32% 37% 3%
70 7.788.600 66 4217000 3 3644000 1 47 7861000
0,9 1,6 0,1 0,6
0 166.000 8 1 6 1.328.000 4 2 3 41 29 22 47 1 9 710.000 26 2.863.000 26 2.264.000 4 32.000
4,7 0,4
1 0,7 1 5,5
91
2009
Prioritaire sector
onbekend Aardolie, chemie, kunststof en rubber (ACKR) Afval en milieu dienstverlening Bouw algemeen Bouw GWW Gezondheidszorg Hout, timmer en bouwmaterialen Landbouw Metaal Mobiliteit Openbaar bestuur Sociale werkvoorziening Transport en logistiek Voeding en genot Geen prioritaire sector Onbekend A Landbouw, bosbouw en visserij C Industrie
hoofdsector
2010
Aantal %
2011
Aantal %
2012
Aantal %
Banen/ gemiddeld arbeids‐ gemiddeld volume** per 100.000 Banen/ per jaar* arbeidsvolume
Totaal
Aantal %
Aantal %
4
5%
4
5%
5
8%
5
8%
18
7%
5
6
7%
1
1%
2
3%
0
0%
9
3%
2
3 13 3 3
4% 16% 4% 4%
0 22 2 1
0% 29% 3% 1%
3 12 4 0
5% 20% 7% 0%
4 15 2 0
7% 25% 3% 0%
10 62 11 4
4% 22% 4% 1%
4 6 7 2 5
5% 7% 9% 3% 6%
3 5 7 1 1
4% 7% 9% 1% 1%
2 6 5 2 2
3% 10% 8% 3% 3%
6 3 5 0 2
10% 5% 8% 0% 3%
15 20 24 5 10
5% 7% 9% 2% 4%
4 5 6 1 3
74.400 93.300 364.400 115.800 518.000
5 5 2 1 0
0 8 5
0% 10% 6%
1 16 2
1% 21% 3%
1 10 4
2% 16% 7%
0 6 3
0% 10% 5%
2 40 14
1% 14% 5%
1 10 4
113.200 374.800 198.600
0 3 2
16 1
20% 1%
14 0
18% 0%
8 0
13% 0%
14 0
23% 0%
52 1
19% 0%
12 0
0
6 24
7% 30%
5 13
7% 17%
6 15
10% 25%
4 14
7% 23%
21 66
8% 24%
5 17
95.700 771.200
135.900
2
3 37.400 16 314.100 3 64.500 1 1.296.200
7 5 4 0
5 2
92
D Energievoorziening E Waterleidingbedrijven en afvalbeheer F Bouwnijverheid G Handel H Vervoer en opslag I Horeca K Financiële dienstverlening L Verhuur en handel van onroerend goed M Specialistische zakelijke diensten N Verhuur en overige zakelijke diensten O Openbaar bestuur en overheidsdiensten Q Gezondheids‐ en welzijnszorg R Cultuur, sport en recreatie S Overige dienstverlening
Banen/ 2009 2010 2011 2012 Totaal gemiddeld arbeids‐ gemiddeld volume** per 100.000 Banen/ Aantal % Aantal % Aantal % Aantal % Aantal % per jaar* arbeidsvolume 1 1% 0 0% 0 0% 0 0% 1 0% 0 22.000 1
3 15 6 8 1
4% 19% 7% 10% 1%
0 24 8 16 2
0% 32% 11% 21% 3%
3 16 3 10 0
5% 26% 5% 16% 0%
4 17 5 6 1
7% 28% 8% 10% 2%
10 72 22 40 4
4% 26% 8% 14% 1%
3 37.400 18 370.400 6 1.259.300 10 374.800 1 308.900
7 5 0 3 0
2
3%
1
1%
0
0%
4
7%
7
3%
2
342.400
1
1
1%
1
1%
1
2%
1
2%
4
1%
1
71.000
1
1
1%
0
0%
1
2%
1
2%
3
1%
1
494.000
0
3
4%
3
4%
3
5%
1
2%
10
4%
3
819.000
0
5
6%
1
1%
2
3%
2
3%
10
4%
3
518.000
0
3
4%
1
1%
0
0%
0
0%
4
1%
1 1.270.300
0
0
0%
1
1%
1
2%
0
0%
2
1%
1
130.200
0
1
1%
0
0%
0
0%
0
0%
1
0%
0
147.900
0
De aantallen slachtoffers zijn gebaseerd op een bewerking van gegevens uit het administratieve systeem van de Inspectie SZW. In hoofdstuk 2 is de definitie toegelicht.
93
* Het gemiddelde per jaar is berekend over de periode 2009‐2012. Bij de prioritaire sector ACKR is dit gemiddelde exclusief het deel van ACKR waarvoor geen banengegevens zijn **voor sectoren zijn aantallen banen van werknemers per december 2009 gebruikt. Voor leeftijd is het arbeidsvolume van werknemers in 2010 gebruikt. Voor uitzendkrachten is het aantal uitzendkrachten in de werkzame beroepsbevolking in 2010 gebruikt. Deze gegevens zijn allen afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek. *** De getallen bij leeftijd in deze kolom zijn alleen gebaseerd op de slachtoffers die werknemer en uitzendkracht zijn.
94
Tabel III Slachtoffers van arbeidsongevallen in 2009‐2012 (door de Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar tweecijferige SBI
2009 2010 2011 2012 Totaal %
Totaal 2.402 2.075 2.082 2.044 8.603 100% 01 Landbouw, jacht en dienstverlening voor de landbouw en jacht 75 65 61 72 273 3% 02 Bosbouw, exploitatie van bossen en dienstverlening voor de bosbouw 0 3 1 0 4 0% 03 Visserij en kweken van vis en schaaldieren 0 0 1 1 2 0% 08 Winning van delfstoffen (geen olie en gas) 1 2 1 3 7 0% 09 Dienstverlening voor de winning van delfstoffen 0 0 0 1 1 0% 10 Vervaardiging van voedingsmiddelen 135 86 94 109 424 5% 11 Vervaardiging van dranken 6 3 5 5 19 0% 12 Vervaardiging van tabaksproducten 1 1 1 1 4 0% 13 Vervaardiging van textiel 9 10 9 5 33 0% 14 Vervaardiging van kleding 2 0 1 0 3 0% 15 Vervaardiging van leer, lederwaren en schoenen 4 2 0 1 7 0% 16 Primaire houtbewerking en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, 20 35 21 24 100 1% 17 Vervaardiging van papier, karton en papier‐ en kartonwaren 15 18 25 20 78 1% 18 Drukkerijen, reproductie van opgenomen media 9 18 12 9 48 1% 19 Vervaardiging van cokesovenproducten en aardolieverwerking 2 2 0 3 7 0% 20 Vervaardiging van chemische producten 24 15 26 23 88 1% 21 Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen en producten 4 3 5 13 25 0%
per 100 Gemiddeld duizend Banen per jaar banen 2.151
sector prioritair?
28 7.788.600
68
73
93.300
geheel
1
77
1.300
niet
1
45
1.100
niet
2
92
1.900
niet
0
10
2.600
niet
106 5
91 72
116.900 6.600
geheel geheel
1 8 1
31 78 33
3.200 10.600 2.300
geheel niet niet
2
103
1.700
niet
25
163
15.300
geheel
20
110
17.800
niet
12
40
29.900
niet
2
30
5.900
geheel
22
49
44.500
geheel
6
38
16.600
geheel
22 Vervaardiging van producten van rubber en kunststof 23 Vervaardiging van overige niet‐metaalhoudende minerale producten 24 Vervaardiging van metalen in primaire vorm 25 Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en apparaten) 26 Vervaardiging van computers en van elektronische en optische apparatuur 27 Vervaardiging van elektrische apparatuur 28 Vervaardiging van overige machines en apparaten 29 Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers 30 Vervaardiging van overige transportmiddelen 31 Vervaardiging van meubels 32 Vervaardiging van overige goederen 33 Reparatie en installatie van machines en apparaten 35 Energiebedrijven 36 Winning en distributie van water 37 Afvalwaterinzameling en ‐ behandeling 38 Afvalinzameling en ‐ behandeling; voorbereiding tot recycling 39 Sanering en overig afvalbeheer 41 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw en projectontwikkeling 42 Grond‐, water‐ en wegenbouw (geen grondverzet)
per 100 Gemiddeld duizend Banen per jaar banen
2009 2010 2011 2012 Totaal %
23
19
25
37
104
1%
26
88
29.600
geheel
47
46
39
46
178
2%
45
173
25.700
geheel
27
31
36
42
136
2%
34
164
20.700
geheel
166
105
127
120
518
6%
130
158
81.900
geheel
8
6
7
6
27
0%
7
26
26.200
geheel
7
11
10
14
42
1%
11
49
21.300
geheel
58
49
59
33
199
2%
50
68
72.800
geheel
23
14
13
15
65
1%
16
81
20.000
geheel
26 12
21 14
18 17
12 8
77 51
1% 1%
19 13
113 65
17.000 19.500
geheel geheel
26
35
21
20
102
1%
26
20
128.300
deels
44 9
27 4
35 5
29 6
135 24
2% 0%
34 6
91 27
36.900 22.000
deels niet
1
1
1
0
3
0%
1
14
5.200
geheel
4
3
3
3
13
0%
3
74
4.400
geheel
41
27
39
38
145
2%
36
139
26.100
geheel
9
10
14
12
45
1%
11
662
1.700
geheel
247
186
188
173
794
9%
199
179
111.100
geheel
54
54
63
61
232
3%
58
106
54.700
geheel
96
sector prioritair?
43 Gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw 45 Handel in en reparatie van auto's, motorfietsen en aanhangers 46 Groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto's en motorfietsen) 47 Detailhandel (niet in auto's) 49 Vervoer over land 50 Vervoer over water 51 Luchtvaart 52 Opslag en dienstverlening voor vervoer 53 Post en koeriers 55 Logiesverstrekking 56 Eet‐ en drinkgelegenheden 58 Uitgeverijen 59 Productie en distributie van films en televisieprogramma´s; geluidsopnamen 60 Verzorgen en uitzenden van radio‐ en televisieprogramma's 61 Telecommunicatie 62 Dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatietechnologie 63 Dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie 64 Financiële instellingen (geen verzekeringen en pensioenfondsen) 66 Overige financiële dienstverlening 68 Verhuur van en handel in onroerend goed 69 Rechtskundige dienstverlening, accountancy, belastingadvisering en administratie
per 100 Gemiddeld duizend Banen per jaar banen
2009 2010 2011 2012 Totaal %
315
249
235
239 1.038 12%
26
27
22
27
102
216 46 87 8 6
168 49 103 8 5
178 47 93 13 4
159 44 87 11 3
66 9 11 17 0
90 11 7 21 1
79 4 6 30 0
1
2
0 1
260
127
204.600
geheel
1%
26
22
115.800
geheel
721 186 370 40 18
8% 2% 4% 1% 0%
180 47 93 10 5
40 7 50 68 17
445.700 697.800 184.500 14.700 25.900
deels deels geheel geheel geheel
77 4 9 25 0
312 28 33 93 1
4% 0% 0% 1% 0%
78 7 8 23 0
105 9 13 9 1
74.000 75.700 62.200 246.700 31.500
geheel geheel niet niet niet
0
0
3
0%
1
6
12.500
niet
0 0
1 0
1 1
2 2
0% 0%
1 1
6 1
8.200 34.600
niet niet
2
0
1
1
4
0%
1
1
130.500
niet
1
0
0
0
1
0%
0
4
6.800
niet
38
24
29
33
124
1%
31
14
215.500
niet
8
1
3
1
13
0%
3
6
52.500
niet
11
11
12
12
46
1%
12
16
71.000
niet
1
2
9
5
17
0%
4
3
128.600
niet
97
sector prioritair?
70 Holdings (geen financiële), concerndiensten binnen eigen concern en ma 71 Architecten, ingenieursbureaus e.d. 72 Speur‐ en ontwikkelingswerk 73 Reclame en marktonderzoek 74 Industrieel ontwerp en vormgeving, fotografie, vertaalbureaus 75 Veterinaire dienstverlening 77 Verhuur van roerende goederen 78 Arbeidsbemiddeling, uitzendbureaus en personeelsbeheer 79 Reisbureaus, reisorganisatie en –info 80 Beveiliging en opsporing 81 Facility management, reiniging en landschapsverzorging 82 Overige zakelijke dienstverlening 84 Openbaar bestuur en overheidsdiensten 85 Onderwijs 86 Gezondheidszorg 87 Verpleging, verzorging en begeleiding met overnachting 88 Maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting 90 Kunst 91 Bibliotheken, musea en natuurbehoud 92 Loterijen en kansspelen 93 Sport en recreatie 94 Ideële, belangen‐, hobbyverenigingen 95 Reparatie van computers en consumentenartikelen
per 100 Gemiddeld duizend Banen per jaar banen
2009 2010 2011 2012 Totaal %
19
20
13
10
62
1%
16
10
152.900
niet
36 4 5
26 7 1
31 7 6
36 4 8
129 22 20
2% 0% 0%
32 6 5
31 16 11
105.300 34.400 44.300
niet niet niet
1 0
0 1
3 0
5 1
9 2
0% 0%
2 1
10 8
22.500 6.000
niet niet
13
15
21
14
63
1%
16
62
25.500
niet
14
18
10
12
54
1%
14
2
543.300
niet
1 5
1 3
0 8
0 6
2 22
0% 0%
1 6
2 15
20.500 36.000
niet niet
45
59
47
51
202
2%
51
32
158.100
deels
6
6
8
10
30
0%
8
21
35.600
niet
69 51 27
62 29 29
45 27 24
53 24 25
229 131 105
3% 2% 1%
57 33 26
11 6 5
518.000 523.900 500.000
geheel geheel geheel
25
31
26
22
104
1%
26
6
423.700
geheel
18 6
15 2
10 2
10 2
53 12
1% 0%
13 3
4 11
346.600 26.600
geheel niet
5 0 17
5 1 12
6 1 14
4 0 17
20 2 60
0% 0% 1%
5 1 15
21 6 21
23.400 8.600 71.600
niet niet niet
4
11
5
6
26
0%
7
8
84.300
niet
2
0
1
1
4
0%
1
17
5.900
niet
98
sector prioritair?
96 Wellness en overige dienstverlening; uitvaartbranche Onbekend
per 100 Gemiddeld duizend Banen per jaar banen
2009 2010 2011 2012 Totaal %
5 15
4 12
11 7
6 13
26 47
0% 1%
7 12
11 x
57.700 0
De aantallen slachtoffers zijn gebaseerd op een bewerking van gegevens uit het administratieve systeem van de Inspectie SZW. In hoofdstuk 2 is de definitie toegelicht. De gegevens over de banen betreffen banen van werknemers per december 2009 en zijn afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek
99
sector prioritair?
niet nvt
Tabel IV Slachtoffers van arbeidsongevallen in 2009‐2012 (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar driecijferige SBI‐code Totaal 01 Landbouw, jacht en dienstverlening voor de landbouw en jacht 011 Teelt van eenjarige gewassen 012 Teelt van meerjarige gewassen 013 Teelt van sierplanten 014 Fokken en houden van dieren 015 Akker‐ en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren 016 Dienstverlening voor de landbouw; behandeling van gewassen en zaden na de oogst 017 Jacht 021 Bosbouw 031 Visserij 032 Kweken van vis en schaaldieren 081 Winning van zand, grind en klei 089 Winning van overige delfstoffen 091 Dienstverlening voor de winning van aardolie en aardgas 101 Slachterijen en vleesverwerking 102 Visverwerking 103 Verwerking van aardappels, groente en fruit 104 Vervaardiging van plantaardige en dierlijke oliën en vetten 105 Vervaardiging van zuivelproducten 106 Vervaardiging van meel
Gemid‐ Per 100 sector To‐ deld duizend priori‐ 2009 2010 2011 2012 taal % per jaar banen Banen* tair? 2.402 2.075 2.082 2.044 8.603 100% 2.151 28 7.788.600 nvt
0 23
0 24
0 16
1 25
1 88
0% 1%
0 22
‐ 60
0 nvt 36.800 geheel
2 18 7
4 10 7
1 16 11
3 11 11
10 55 36
0% 1% 0%
3 14 9
83 66 76
3.000 geheel 20.900 geheel 11.900 geheel
3
3
2
2
10
0%
3
‐
x geheel
22 0 0 0
16 1 3 0
15 0 1 1
19 0 0 0
72 1 4 1
1% 0% 0% 0%
18 0 1 0
96 ‐ 83 31
18.800 geheel x geheel 1.200 niet 800 niet
0
0
0
1
1
0%
0
63
400
niet
1
2
1
2
6
0%
2
‐
x
niet
0
0
0
1
1
0%
0
‐
x
niet
0
0
0
1
1
0%
0
‐
x
niet
33 3
28 0
25 1
28 3
114 7
1% 0%
29 2
194 55
14.700 geheel 3.200 geheel
17
7
9
14
47
1%
12
131
9.000 geheel
1
0
3
1
5
0%
1
46
2.700 geheel
16 6
7 3
9 1
3 5
35 15
0% 0%
9 4
73 110
12.000 geheel 3.400 geheel
100
107 Vervaardiging van brood, banketbakkerswerk en deegwaren 108 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 109 Vervaardiging van diervoeders 110 Vervaardiging van dranken 120 Vervaardiging van tabaksproducten 131 Bewerken en spinnen van textielvezels 132 Weven van textiel 133 Textielveredeling 139 Vervaardiging van overige textielproducten 141 Vervaardiging van kleding (geen bontkleding) 151 Looien en bewerken van leer; vervaardiging van koffers, tassen, zadel 152 Vervaardiging van schoenen 16 Primaire houtbewerking en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk (geen meubels) 161 Primaire houtbewerking en verduurzamen van hout 162 Vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk (geen meubels) 171 Vervaardiging van papierpulp, papier en karton 172 Vervaardiging van papier‐ en kartonwaren 181 Drukkerijen en dienstverlening voor drukkerijen 19 Vervaardiging van cokesovenproducten en aardolieverwerking 192 Aardolieverwerking 201 Vervaardiging van chemische basisproducten, kunstmeststoffen
To‐ 2009 2010 2011 2012 taal
Gemid‐ Per 100 deld duizend per jaar banen Banen*
%
25
18
21
35
99
1%
25
61
40.800 geheel
28 6 6
18 5 3
20 5 5
15 5 5
81 21 19
1% 0% 0%
20 5 5
85 71 72
23.800 geheel 7.400 geheel 6.600 geheel
1
1
1
1
4
0%
1
31
3.200 geheel
0 1 0
0 2 2
1 0 3
0 0 0
1 3 5
0% 0% 0%
0 1 1
125 63 89
200 1.200 1.400
niet niet niet
8
6
5
5
24
0%
6
77
7.800
niet
2
0
1
0
3
0%
1
34
2.200
niet
2 2
1 1
0 0
0 1
3 4
0% 0%
1 1
75 143
1.000 700
niet niet
1
0
0
0
1
0%
0
‐
x geheel
2
3
3
2
10
0%
3
167
1.500 geheel
17
32
18
22
89
1%
22
161
13.800 geheel
6
9
14
10
39
1%
10
238
4.100
niet
9
9
11
10
39
1%
10
71
13.700
niet
9
18
12
9
48
1%
12
41
29.200
niet
1 1
0 2
0 0
0 3
1 6
0% 0%
0 2
‐ 25
‐ geheel 5.900 geheel
18
7
18
11
54
1%
14
52
26.100 geheel
101
sector priori‐ tair?
en stikst….. 202 Vervaardiging van verdelgingsmiddelen en overige landbouwchemicaliën 203 Vervaardiging van verf, vernis e.d., drukinkt en mastiek 204 Vervaardiging van zeep, wasmiddelen, poets‐ en reinigingsmiddelen, parfums en cosmetica 205 Vervaardiging van overige chemische producten 206 Vervaardiging van synthetische en kunstmatige vezels 211 Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen 212 Vervaardiging van farmaceutische producten (geen grondstoffen) 221 Vervaardiging van producten van rubber 222 Vervaardiging van producten van kunststof 231 Vervaardiging van glas en glaswerk 232 Vervaardiging van vuurvaste keramische producten 233 Vervaardiging van keramische producten voor de bouw 234 Vervaardiging van overige keramische producten 235 Vervaardiging van cement, kalk en gips 236 Vervaardiging van producten van beton, gips en cement 237 Natuursteenbewerking 239 Vervaardiging van overige niet‐metaalhoudende minerale producten
To‐ 2009 2010 2011 2012 taal
Gemid‐ Per 100 deld duizend per jaar banen Banen*
%
1
0
0
1
2
0%
1
167
300 geheel
1
3
1
1
6
0%
2
27
5.500 geheel
2
3
2
0
7
0%
2
‐
x geheel
2
1
5
9
17
0%
4
62
6.900 geheel
0
1
0
1
2
0%
1
‐
x geheel
0
1
0
0
1
0%
0
83
300 geheel
4
2
5
13
24
0%
6
37
16.300 geheel
4
2
2
4
12
0%
3
‐
x geheel
19
17
23
33
92
1%
23
‐
x geheel
1
9
6
4
20
0%
5
94
5.300 geheel
0
1
0
0
1
0%
0
83
300 geheel
5
5
7
6
23
0%
6
213
2.700 geheel
0
0
1
0
1
0%
0
‐
x geheel
0
0
1
0
1
0%
0
‐
x geheel
34 2
28 1
22 1
31 1
115 5
1% 0%
29 1
232 74
12.400 geheel 1.700 geheel
5
2
1
4
12
0%
3
‐
x geheel
102
sector priori‐ tair?
241 Vervaardiging van ijzer en staal en van ferrolegeringen 242 Vervaardiging van stalen buizen, pijpen, holle profielen en fittings daarvoor 243 Overige eerste verwerking van staal 244 Vervaardiging van edelmetalen en overige non‐ ferrometalen 245 Gieten van metalen 25 Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en apparaten) 251 Vervaardiging van metalen producten voor de bouw 252 Vervaardiging van reservoirs van metaal en van ketels en radiatoren voor CV 253 Vervaardiging van stoomketels (geen ketels voor centrale verwarming) 255 Smeden, persen, stampen en profielwalsen van metaal; poedermetallurgie 256 Oppervlaktebehandeling en bekleding van metaal; algemene metaalbewerking 257 Vervaardiging van scharen, messen en bestek, hang‐ en sluitwerk en gereedschap 259 Vervaardiging van overige producten van metaal 261 Vervaardiging van elektronische componenten en printplaten 262 Vervaardiging van computers en randapparatuur 263 Vervaardiging van communicatieapparatuur
To‐ 2009 2010 2011 2012 taal
Gemid‐ Per 100 deld duizend per jaar banen Banen*
%
8
13
12
14
47
1%
12
‐
x geheel
0
4
3
4
11
0%
3
275
1.000 geheel
2
0
1
4
7
0%
2
‐
x geheel
12 5
4 10
13 7
10 10
39 32
1% 0%
10 8
‐ 250
x geheel 3.200 geheel
1
0
0
0
1
0%
0
‐
‐ geheel
77
48
51
54
230
3%
58
163
35.300 geheel
6
5
4
6
21
0%
5
142
3.700 geheel
2
0
0
1
3
0%
1
250
300 geheel
18
10
12
12
52
1%
13
159
8.200 geheel
44
28
33
27
132
2%
33
172
19.200 geheel
3
1
2
5
11
0%
3
‐
x geheel
15
13
25
15
68
1%
17
150
11.300 geheel
1
0
1
1
3
0%
1
10
7.600 geheel
0
1
0
0
1
0%
0
42
600 geheel
0
0
2
1
3
0%
1
50
1.500 geheel
103
sector priori‐ tair?
265 Vervaardiging van meet‐, regel‐, navigatie‐ en controleapparatuur en uurwerken 266 Vervaardiging van bestralingsapparatuur en van elektromedische en elektroth. apparatuur 267 Vervaardiging van optische instrumenten en apparatuur 268 Vervaardiging van informatiedragers 271 Vervaardiging van elektromotoren, elektrische generatoren en transform 272 Vervaardiging van batterijen en accumulatoren 273 Vervaardiging van elektrische en elektronische kabels en van schakelaars, stekkers e.d. 274 Vervaardiging van elektrische lampen en verlichtingsapparaten 275 Vervaardiging van huishoudapparaten 279 Vervaardiging van overige elektrische apparatuur 281 Vervaardiging van motoren, turbines, pompen, compressoren, appendages 282 Vervaardiging van overige machines en apparaten voor algemeen gebruik 283 Vervaardiging van machines en werktuigen voor de land‐ en bosbouw 284 Vervaardiging van gereedschapswerktuigen 289 Vervaardiging van overige machines, apparaten en werktuigen voor specifieke doeleinden 291 Vervaardiging van auto's
To‐ 2009 2010 2011 2012 taal
Gemid‐ Per 100 deld duizend per jaar banen Banen*
%
4
4
3
2
13
0%
3
34
9.600 geheel
1
1
0
1
3
0%
1
‐
x geheel
1
0
1
1
3
0%
1
75
1.000 geheel
1
0
0
0
1
0%
0
125
200 geheel
1
3
3
2
9
0%
2
39
5.800 geheel
0
0
1
0
1
0%
0
250
100 geheel
2
1
4
2
9
0%
2
73
3.100 geheel
2
3
0
2
7
0%
2
29
6.100 geheel
1
1
1
5
8
0%
2
71
2.800 geheel
1
3
1
3
8
0%
2
59
3.400 geheel
15
8
12
6
41
1%
10
81
12.700 geheel
25
25
26
14
90
1%
23
73
31.000 geheel
5
8
7
4
24
0%
6
91
6.600 geheel
2
0
3
2
7
0%
2
92
1.900 geheel
11 9
8 4
11 4
7 4
37 21
0% 0%
9 5
45 62
20.700 geheel 8.500 geheel
104
sector priori‐ tair?
292 Carrosseriebouw; vervaardiging van aanhangwagens en opleggers 293 Vervaardiging van onderdelen en toebehoren voor auto's 301 Scheepsbouw 302 Vervaardiging van rollend spoor‐ en tramwegmaterieel 303 Vervaardiging van vliegtuigen en onderdelen daarvoor 309 Vervaardiging van transportmiddelen n.e.g. 310 Vervaardiging van meubels 323 Vervaardiging van sportartikelen 324 Vervaardiging van speelgoed en spellen 325 Vervaardiging van medische instrumenten en hulpmiddelen 329 Vervaardiging van overige goederen 331 Reparatie van producten van metaal, machines en apparatuur 332 Installatie van industriële machines en apparatuur 351 Productie van elektriciteit; transmissie en distributie van elektriciteit en aardgas 360 Winning en distributie van water 370 Afvalwaterinzameling en ‐ behandeling 38 Afvalinzameling en ‐ behandeling; voorbereiding tot recycling 381 Inzameling van afval 382 Behandeling van afval 383 Voorbereiding tot recycling 390 Sanering en overig afvalbeheer
To‐ 2009 2010 2011 2012 taal
Gemid‐ Per 100 deld duizend per jaar banen Banen*
%
8
5
4
7
24
0%
6
88
6.800 geheel
6 21
5 16
5 11
4 10
20 58
0% 1%
5 15
106 132
4.700 geheel 11.000 geheel
1
1
3
1
6
0%
2
500
300 geheel
4
0
3
1
8
0%
2
59
3.400 geheel
0 12
4 14
1 17
0 8
5 51
0% 1%
1 13
52 65
2.400 geheel 19.500 geheel
2
0
0
0
2
0%
1
56
900 geheel
0
1
1
0
2
0%
1
71
700 geheel
0
2
1
1
4
0%
1
9
10.800
niet
24
32
19
19
94
1%
24
20
114.800
deels
33
23
24
23
103
1%
26
93
27.700
deels
11
4
11
6
32
0%
8
88
9.100
niet
9
4
5
6
24
0%
6
27
22.000
niet
1
1
1
0
3
0%
1
14
5.200 geheel
4
3
3
3
13
0%
3
74
4.400 geheel
0 19 10 12
0 9 7 11
1 11 18 9
0 17 10 11
1 56 45 43
0% 1% 1% 1%
0 14 11 11
‐ 82 197 316
9
10
14
12
45
1%
11
662
‐ 17.000 5.700 3.400
geheel geheel geheel geheel
1.700 geheel
105
sector priori‐ tair?
41 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw en projectontwikkeling 411 Projectontwikkeling 412 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw 42 Grond‐, water‐ en wegenbouw (geen grondverzet) 421 Bouw van wegen, spoorwegen en kunstwerken 422 Leggen van kabels en buizen 429 Bouw van overige civieltechnische werken 43 Gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw 431 Slopen van bouwwerken, grondverzet en proefboren 432 Bouwinstallatie 433 Afwerking van gebouwen 439 Dakbouw en overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw 45 Handel in en reparatie van auto's, motorfietsen en aanhangers 451 Handel in auto's en aanhangers, eventueel gecombineerd met reparatie 452 Gespecialiseerde reparatie van auto's 453 Handel in auto‐onderdelen en ‐accessoires 454 Handel in en reparatie van motorfietsen en onderdelen daarvan 46 Groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto's en motorfietsen) 461 Handelsbemiddeling 462 Groothandel in landbouwproducten en levende dieren
To‐ 2009 2010 2011 2012 taal
Gemid‐ Per 100 deld duizend per jaar banen Banen*
%
7 3
4 7
1 2
2 10
14 22
0% 0%
4 6
‐ 85
‐ geheel 6.500 geheel
237
175
185
161
758
9%
190
181
104.700 geheel
0
1
0
0
1
0%
0
‐
‐ geheel
32 18
39 10
42 15
47 11
160 54
2% 1%
40 14
125 0
32.100 geheel x geheel
4
4
6
3
17
0%
4
66
6.400 geheel
0
1
1
2
4
0%
1
‐
‐ geheel
42 106 68
36 78 57
24 90 52
27 68 57
129 342 234
2% 4% 3%
32 86 59
271 73 135
11.900 geheel 117.800 geheel 43.300 geheel
99
77
68
85
329
4%
82
260
31.600 geheel
0
0
1
0
1
0%
0
‐
‐ geheel
17
17
13
13
60
1%
15
19
78.800 geheel
8
4
5
9
26
0%
7
34
19.300 geheel
1
5
3
5
14
0%
4
23
15.400 geheel
0
1
0
0
1
0%
0
11
2.200 geheel
0 5
0 5
0 2
1 6
1 18
0% 0%
0 5
‐ ‐
‐ x
nvt deels
18
14
8
8
48
1%
12
40
29.900
niet
106
sector priori‐ tair?
463 Groothandel in voedings‐ en genotmiddelen 464 Groothandel in consumentenartikelen (non‐food) 465 Groothandel in ICT‐ apparatuur 466 Groothandel in machines, apparaten en toebehoren voor industrie en handel 467 Overige gespecialiseerde groothandel 469 Niet‐gespecialiseerde groothandel 471 Supermarkten, warenhuizen en dergelijke winkels met een algemeen assortiment 472 Gespecialiseerde winkels in voedings‐ en genotmiddelen 473 Benzinestations 474 Winkels in consumenten‐ elektronica 475 Winkels in overige huishoudelijke artikelen 476 Winkels in lectuur, sport‐, kampeer‐ en recreatie‐artikelen 477 Winkels in overige artikelen 478 Markthandel 479 Detailhandel niet via winkel of markt 49 Vervoer over land 491 Personenvervoer per spoor (geen tram of metro) 492 Goederenvervoer per spoor 493 Personenvervoer over de weg 494 Goederenvervoer over de weg 50 Vervoer over water 501 Zee‐ en kustvaart (passagiersvaart en veerdiensten) 502 Zee‐ en kustvaart (vracht‐, tank‐ en sleepvaart)
To‐ 2009 2010 2011 2012 taal
Gemid‐ Per 100 deld duizend per jaar banen Banen*
%
52
29
47
35
163
2%
41
58
70.700 geheel
13
19
15
8
55
1%
14
13
102.900
deels
4
5
7
1
17
0%
4
8
54.000
niet
52
31
44
42
169
2%
42
53
80.200 geheel
71
62
51
57
241
3%
60
73
82.300
deels
1
3
4
1
9
0%
2
‐
x
niet
11
13
14
11
49
1%
12
4
276.400
niet
2 0
3 2
2 1
5 0
12 3
0% 0%
3 1
7 5
42.000 14.200
niet niet
1
0
3
1
5
0%
1
7
18.600
niet
19
13
18
14
64
1%
16
19
82.600
niet
1 11 0
3 11 1
2 6 0
1 11 0
7 39 1
0% 1% 0%
2 10 0
5 5 3
33.600 212.200 8.000
niet deels niet
1 0
3 0
1 1
1 1
6 2
0% 0%
2 1
14 ‐
10.400 ‐
niet nvt
1 1 9 76 0
1 1 8 93 1
1 0 5 86 1
0 1 3 82 0
3 3 25 337 2
0% 0% 0% 4% 0%
1 1 6 84 1
‐ ‐ ‐ 78 ‐
x x x 107.500 ‐
geheel geheel geheel geheel geheel
2
0
1
2
5
0%
1
74
1.700 geheel
0
0
0
1
1
0%
0
5
5.400 geheel
107
sector priori‐ tair?
503 Binnenvaart (passagiersvaart en veerdiensten) 504 Binnenvaart (vracht‐, tank‐ en sleepvaart) 51 Luchtvaart 511 Personenvervoer door de lucht 512 Goederenvervoer door de lucht 52 Opslag en dienstverlening voor vervoer 521 Opslag 522 Dienstverlening voor vervoer 531 Nationale post met universele dienstverplichting 532 Post zonder universele dienstverplichting en koeriers 551 Hotels e.d. 552 Verhuur van vakantiehuisjes en appartementen; jeugdherbergen en vakan 553 Kampeerterreinen 559 Overige logiesverstrekking 561 Restaurants, cafetaria's e.d. 562 Kantines en catering 563 Cafés 581 Uitgeverijen van boeken, tijdschriften e.d. 591 Productie en distributie van films en televisieprogramma's 592 Maken en uitgeven van geluidsopnamen 601 Radio‐omroepen 611 Draadgebonden telecommunicatie 619 Overige telecommunicatie 620 Dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatietechnologie 631 Gegevensverwerking, webhosting en aanverwante
To‐ 2009 2010 2011 2012 taal
Gemid‐ Per 100 deld duizend per jaar banen Banen*
%
3
1
0
0
4
0%
1
48
2.100 geheel
3 0
6 1
11 0
8 0
28 1
0% 0%
7 0
127 ‐
5.500 geheel ‐ geheel
5
2
4
3
14
0%
4
‐
x geheel
1
2
0
0
3
0%
1
‐
x geheel
0 23 43
0 22 68
1 20 58
0 17 60
1 82 229
0% 1% 3%
0 21 57
‐ 147 95
‐ geheel 13.900 geheel 60.100 geheel
8
3
2
1
14
0%
4
‐
x geheel
1 6
8 3
2 5
3 7
14 21
0% 0%
4 5
23 11
15.300 geheel 47.500 niet
4 1 0 12 3 2
4 0 0 9 7 5
1 0 0 19 7 4
0 1 1 15 4 6
9 2 1 55 21 17
0% 0% 0% 1% 0% 0%
2 1 0 14 5 4
21 12 ‐ 9 15 8
10.700 4.100 ‐ 158.200 36.100 52.400
niet niet niet niet niet niet
0
1
0
0
1
0%
0
1
31.500
niet
0
2
0
0
2
0%
1
4
11.600
niet
1 0
0 0
0 1
0 1
1 2
0% 0%
0 1
28 12
900 4.100
niet niet
0 1
0 0
0 0
1 0
1 1
0% 0%
0 0
1 3
25.200 8.100
niet niet
2
0
1
1
4
0%
1
1
130.500
niet
1
0
0
0
1
0%
0
4
6.200
niet
108
sector priori‐ tair?
activiteiten; webportal 641 Geldscheppende financiële instellingen 642 Financiële holdings 643 Beleggingsinstellingen 649 Kredietverstrekking en overige financiële intermediatie 661 Financiële bemiddeling, advisering e.d. (niet voor verzekeringen en pe 662 Dienstverlening op het gebied van verzekeringen en pensioenfondsen 663 Vermogensbeheer 681 Handel in eigen onroerend goed 682 Verhuur van onroerend goed 683 Bemiddeling in en beheer van onroerend 691 Rechtskundige dienstverlening 692 Accountancy, belastingadvisering en administratie 701 Holdings (geen financiële) en concerndiensten binnen eigen concern 702 Advisering op het gebied van management en bedrijfsvoering 711 Architecten, ingenieurs en technisch ontwerp en advies 712 Keuring en controle 721 Natuurwetenschappelijk speur‐ en ontwikkelingswerk 731 Reclamebureaus en handel in advertentieruimte en ‐tijd 741 Industrieel ontwerp en vormgeving 749 Overige specialistische zakelijke dienstverlening 750 Veterinaire dienstverlening 771 Verhuur en lease van auto's
To‐ 2009 2010 2011 2012 taal
Gemid‐ Per 100 deld duizend per jaar banen Banen*
%
0 33 3
0 22 2
1 26 2
1 28 3
2 109 10
0% 1% 0%
1 27 3
0 31 24
110.500 87.400 10.400
niet niet niet
2
0
0
1
3
0%
1
11
7.100
niet
4
0
1
1
6
0%
2
8
18.700
niet
0 4
0 1
2 0
0 0
2 5
0% 0%
1 1
1 ‐
33.800 0
niet niet
8 3
0 9
7 2
2 9
17 23
0% 0%
4 6
69 13
6.200 43.200
niet niet
0 1
2 1
3 0
1 0
6 2
0% 0%
2 1
7 1
21.700 43.100
niet niet
0
1
9
5
15
0%
4
4
85.500
niet
9
17
8
5
39
1%
10
13
73.600
niet
10
3
5
5
23
0%
6
7
79.300
niet
32 4
25 1
29 2
34 2
120 9
1% 0%
30 2
33 16
90.900 14.400
niet niet
4
7
7
4
22
0%
6
18
31.200
niet
5
1
6
8
20
0%
5
17
29.300
niet
0
0
1
3
4
0%
1
33
3.000
niet
1 0 0
0 1 3
2 0 3
2 1 3
5 2 9
0% 0% 0%
1 1 2
8 8 36
15.800 6.000 6.200
niet niet niet
109
sector priori‐ tair?
772 Verhuur van consumentenartikelen 773 Verhuur en lease van machines en werktuigen en van overige goederen 774 Lease van niet‐financiële immateriële activa 781 Arbeidsbemiddeling 782 Uitzendbureaus, uitleenbureaus en banenpools 791 Reisbemiddeling en reisorganisatie 799 Informatieverstrekking op het gebied van toerisme en reserveringsbureaus 80 Beveiliging en opsporing 801 Particuliere beveiliging 802 Beveiliging via beveiligingssystemen 812 Reiniging 813 Landschapsverzorging 821 Brede administratieve en secretariële dienstverlening 822 Callcenters 823 Organiseren van congressen en beurzen 829 Overige zakelijke dienstverlening n.e.g. 841 Openbaar bestuur 842 Overheidsdiensten 85 Onderwijs 852 Primair en speciaal onderwijs 853 Voortgezet onderwijs 854 Tertiair onderwijs 855 Overig onderwijs 856 Dienstverlening voor het onderwijs 86 Gezondheidszorg 861 Ziekenhuizen 862 Medische en tandheelkundige
To‐ 2009 2010 2011 2012 taal
Gemid‐ Per 100 deld duizend per jaar banen Banen*
%
3
3
9
1
16
0%
4
53
7.500
niet
10
8
9
7
34
0%
9
87
9.800
niet
0 6
1 3
0 3
3 1
4 13
0% 0%
1 3
53 17
1.900 19.500
niet niet
8
15
7
11
41
1%
10
2
483.100
niet
0
1
0
0
1
0%
0
1
17.600
niet
1 1 4
0 0 2
0 0 8
0 0 5
1 1 19
0% 0% 0%
0 0 5
9 ‐ 16
2.900 ‐ 29.800
niet niet niet
0 29 16
1 45 14
0 34 13
1 40 11
2 148 54
0% 2% 1%
1 37 14
9 26 ‐
5.800 141.700 x
niet deels niet
0 0
1 0
0 1
0 0
1 1
0% 0%
0 0
6 2
4.100 11.700
niet niet
0
0
0
3
3
0%
1
23
3.300
niet
6 30 39 1 12 23 10 5
5 25 37 2 4 8 7 6
7 21 24 1 8 11 3 4
7 25 28 0 5 14 2 2
25 101 128 4 29 56 22 17
0% 1% 2% 0% 0% 1% 0% 0%
6 25 32 1 7 14 6 4
38 8 ‐ ‐ 4 8 5 9
16.600 312.700 x #N/B 194.900 179.500 100.500 46.200
niet geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel
0 0 19 2
2 2 14 0
0 0 19 1
1 1 17 2
3 3 69 5
0% 0% 1% 0%
1 1 17 1
27 ‐ 5 2
2.800 ‐ 358.800 59.700
geheel geheel geheel geheel
110
sector priori‐ tair?
praktijken 869 Paramedische praktijken en overige gezondsheidszorg zonder overnachtin 87 Verpleging, verzorging en begeleiding met overnachting 871 Verpleeghuizen 872 Huizen en dagverblijven voor verstandelijk gehandicapten en psychiatrische clienten 873 Huizen en dagverblijven voor niet‐verstandelijk gehandicapten en verzo 879 Jeugdzorg en maatschappelijke opvang met overnachting 881 Maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting gericht op ouderen en gehandicapten 889 Maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting niet specifiek gericht op ouderen en gehandicapten 900 Kunst 910 Culturele uitleencentra, openbare archieven, musea, dieren‐ en planten 920 Loterijen en kansspelen 931 Sport 932 Overige recreatie 941 Bedrijfs‐, werkgevers‐ en beroepsorganisaties 949 Levensbeschouwelijke en politieke organisaties, belangen‐ en ideële org. en hobbyclubs 951 Reparatie van computers en communicatieapparatuur 952 Reparatie van consumentenartikelen (geen computers,
To‐ 2009 2010 2011 2012 taal
Gemid‐ Per 100 deld duizend per jaar banen Banen*
%
6
13
4
5
28
0%
7
9
81.500 geheel
1 5
0 4
0 2
0 4
1 15
0% 0%
0 4
‐ 3
‐ geheel 131.200 geheel
10
14
15
15
54
1%
14
10
138.500 geheel
4
5
4
2
15
0%
4
3
122.400 geheel
5
8
5
1
19
0%
5
15
31.700 geheel
8
6
5
2
21
0%
5
3
167.800 geheel
10 6
9 2
5 2
8 2
32 12
0% 0%
8 3
4 11
178.800 geheel 26.600 niet
5 0 13 4
5 1 7 5
6 1 10 4
4 0 7 10
20 2 37 23
0% 0% 0% 0%
5 1 9 6
21 ‐ 15 53
23.400 x 60.700 10.800
niet niet niet niet
0
1
0
0
1
0%
0
2
10.400
niet
4
10
5
6
25
0%
6
9
70.300
niet
1
0
0
0
1
0%
0
16
1.600
niet
1
0
1
1
3
0%
1
18
4.200
niet
111
sector priori‐ tair?
communicatieapparatuur, auto’s, motorfietsen) 960 Wellness en overige dienstverlening; uitvaartbranche onbekend
To‐ 2009 2010 2011 2012 taal
5 15
4 12
11 7
6 13
26 47
Gemid‐ Per 100 deld duizend per jaar banen Banen*
%
0% 1%
7 12
11 ‐
57.700 ‐
De aantallen slachtoffers zijn gebaseerd op een bewerking van gegevens uit het administratieve systeem van de Inspectie SZW. In hoofdstuk 2 is de definitie toegelicht. De gegevens over de banen betreffen banen van werknemers per december 2009 en zijn afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek NB Soms staat er een tweecijferige SBI‐code in de tabel. In deze gevallen was er van de vestiging waar het ongeval plaatsvond geen driecijferige sbicode bekend. Er zijn voor deze rijen in de tabel geen ongevallen per 100.000 banen berekend. * Voor sommige driecijferige sbicodes is het aantal banen niet bekend. Er staan dan een ‘x’.
112
sector priori‐ tair?
niet nvt
Tabel V Ongevallen naar ongevalslocatie (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers) Ongevalslocatie Industrielocatie Productieruimte, fabriek, atelier Onderhoudsruimte, reparatiewerkplaats In hoofdzaak voor opslag, laden, lossen bedoelde ruimte Overige plaatsen, behorend tot groep 010, hierboven niet vermeld Bouwplaats, bouwwerk, steengroeve, bovengrondse mijn Bouwplaats ‐ gebouw in aanbouw Bouwplaats ‐ sloop, renovatie, onderhoud van een gebouw Steengroeve, bovengrondse mijn, afgraving, greppel (inclusief bovengrondse mijnen en steengroeven in exploitatie) Bouwplaats ‐ ondergronds Bouwplaats ‐ op het water Bouwplaats ‐ onder overdruk Overige plaatsen, behorend tot groep 020, hierboven niet vermeld Locatie voor landbouw, veeteelt, visteelt, bosgebied Locatie voor veeteelt Locatie voor landbouw ‐ bodemgewassen Locatie voor landbouw ‐ bomen en struiken Bosgebied Locatie voor visteelt, visserij, aquacultuur (niet op een boot) Tuin, park, bloemenpark, wildpark Overige plaatsen, behorend tot groep 030, hierboven niet vermeld Locatie in de tertiaire sector, kantoor, ontspanning, diversen Kantoor, vergaderzaal, bibliotheek enz. Onderwijsinstelling, school, universiteit, crèche, kinderdagverblijf Verkoopruimte, klein of groot (inclusief straatverkoop) Restaurant, ruimte voor ontspanning of onderdak (incl. museum, theater, stadion, kermis enz.) Overige plaatsen, behorend tot groep 040, hierboven niet vermeld Zorginstellingen Openbare ruimte Permanent toegankelijke ruimte voor personenverkeer (toegangs‐ en verkeerswegen, parkeerplaatsen,wachtkamers van sta Vervoermiddel ‐ over land: weg, spoor ‐ particulier of openbaar (ongeacht de aard: trein, bus, auto enz.) Bij openbare ruimten horende, alleen voor bevoegden toegankelijke zones: spoorlijnen, platforms van Overige plaatsen, behorend tot groep 060, hierboven niet vermeld
Aantal
%
674 396 76 147 55 372 181 154
45 27 5 10 4 25 12 10
5 4 4 0 24 70 10 21 5 6 0 11 17 94 10 12 17 20 35 30 49
0 0 0 0 2 5 1 1 0 0 0 1 1 6 1 1 1 1 2 2 3
25
2
9
1
6 9
0 1
113
Ongevalslocatie Woningen Particuliere woning Gemeenschappelijke gedeelten, bijgebouwen, aangrenzende particuliere tuin Overige plaatsen, behorend tot groep 070, hierboven niet vermeld Ruimte voor sportbeoefening Buitenshuis ‐ sportterrein, buitenbad, skipiste Overige plaatsen, behorend tot groep 080, hierboven niet vermeld In de lucht, op hoogte ‐ excl. bouwplaatsen Op hoogte ‐ op een vaste ondergrond (dak, terras enz.) Op hoogte ‐ mast, zwevend platform In de lucht ‐ aan boord van een vliegtuig enz. Overige plaatsen, behorend tot groep 090, excl. bouwplaatsen, hierboven niet vermeld Ondergronds ‐ excl. bouwplaatsen Te water ‐ excl. bouwplaatsen Zee of oceaan ‐ aan boord van enig vaartuig, platform, ponton enz. Meer, rivier, haven ‐ aan boord van enig vaartuig, platform, ponton enz. Overige plaatsen, behorend tot groep 110, excl. bouwplaatsen, hierboven niet vermeld Onder overdruk ‐ excl. bouwplaatsen Onder overdruk ‐ onder water (duiken enz.) Onder overdruk ‐ caisson Overige plaatsen, behorend tot groep 120, excl. bouwplaatsen, hierboven niet vermeld Overig Totaal
Aantal
%
24 19 3 2 10 1 9 12 8 3 0 1 0 24 1 22 1 1 1 0 0 131
2 1 0 0 1 0 1 1 1 0 0 0 0 2 0 1 0 0 0 0 0 9
1.491
100
114
Tabel VI Voorwerpen bij specifieke fysieke activiteit (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers, in procenten van ongevallen) Voorwerp
%
%
Constructies incl. ladders Deuren, muren, ramen, etc. Vloeren, gaten, grondvlakken Daken, vaste trappen, platforms Platforms, bruggen, kades Ladders, trapjes, rolsteigers Steigers en overige tijdelijke constructies Uitgravingen, putten, kelders Overige constructies Constructies onbekend Distributie&transmis.syst Vaste distributiesystemen voor stoffen (leidingen, slangen, appendages) Verplaatsbare distributiesyst. voor stoffen (leidingen, slangen, appendages) Rioleringen, drainagesystemen Motoren, systemen voor transmissie en opslag van energie Elektrische circuits en netwerken Systemen voor transmissie en opslag van energie, overige Distributiesystemen onbekend Gereedschappen&materieel Handgereedschap, niet gemechaniseerd Overig handgereedschap, niet gemechaniseerd Handgereedschap, gemechaniseerd Overig handgereedschap, gemechaniseerd Materieel voor boren, heien, grondwerkzaamheden Overig verplaatsbaar materieel voor de bouw & infra Verplaatsbaar materieel voor grondbewerking ‐ landbouw Verplaatsbare machines voor vloerenreiniging, veeg‐ schrobmachines Gereedschappen en materieel onbekend Vaste machines Voorbewerkingsmachines (breken, vermalen, filteren, scheiden, mengen) Machines voor chemische procedés (reactoren) of koude‐warmteprocedés (ovens, boilers) Machines voor vormen ‐ persen, pletten, vouwen, injecteren, extrusie Machines voor vormen ‐ kalanderen, lamineren, trekbanken, draaibanken Bewerkingsmachines (schaven, frezen, vlakslijpen, slijpen, polijsten, draaien, boren) Bewerkingsmachines (zagen, snijden, wassen, drogen, schilderen, printen, oppervlaktebew.) Machines voor assembleren (lassen, lijmen, spijkeren, schroeven, klinken, naaien, nieten, etc Machines voor conditioneren, verpakken (vullen, etiketteren, sluiten) en overige machines
20
0,6 1,1 2,6 0,9 10,7 3,0 0,1 1,6 0,1 0,7 0,1 0,0 0,5 0,4 0,0 0,1 3,2 1,7 3,4 0,4 0,5 0,9 0,5 0,1 0,1 1,4 0,5 2,5 0,8 2,1 4,6 0,9 2,5
2
11
15
115
Voorwerp Vaste machines onbekend Transport en opslag Vaste transportbanden, materialen en systemen voor continutransport Liften, hefinstallaties Vaste of mobiele kranen, lieren, loopkatten, hijsblokken Heftrucks en overige transportwagens (incl. rolcontainers) Hijs‐ en transportmiddelen Vaste systemen voor opslag, transport, containers Verplaatsbare containers, stellingen, hulpmiddelen Diverse verpakkingen ‐ verplaatsbaar Transport en overslag onbekend Vervoer Voertuigen over land Railvoertuigen Vaartuigen en vliegtuigen Vervoer onbekend Materialen, stoffen Bouwmaterialen, groot en klein: prefab elementen, bekisting, balken, baksteen, dakpannen, e.d. Samenstellende delen en onderdelen van machines, voertuigen Bewerkte stukken, elementen van werktuigen, deeltjes, splinters, assemblage‐elementen Producten Lasten Chemische stoffen, explosieven, radioactieve stoffen, biologische stoffen ‐ Bulkafval en overige materialen, objecten, producten, onderdelen Materialen stoffen onbekend Overig Veiligheidssystemen en veiligheidsuitrusting Kantooruitrusting, persoonlijke uitrusting, huishoudelijke apparaten Levende organismen Fysische verschijnselen en natuurlijke elementen Overige voorwerpen of objecten, niet elders vermeld Overig onbekend
% 23
6
12
17
% 0,3 2,6 1,7 4,6 8,8 1,6 0,5 3,2 0,7 0,2 5,0 0,3 0,5 0,0 4,2 1,1 2,0 1,3 2,3 1,0 0,3 0,1 1,5 0,9 1,5 0,5 12,7 0,1
116
Tabel VII Ongevalsscenario’s
Scenario Val van ladder of trapje
Beschrijving De centrale gebeurtenis betreft de val van (mobiele of vaste) ladders of trapjes, inclusief touwladders. Exclusief geïntegreerde treden of sporten zoals deze op voertuigen of machines aanwezig zijn. Val van steiger Heeft betrekking op vallen van mobiele of vaste steigers. Hefsteigers vallen hier niet onder (zie Val van een bewegend platform). Inclusief instortende steigers met slachtoffer erop en kamersteigers. Val van dak, vloer of platform De hoogte van de verdiepingsvloer, dak, niet mobiele (werk)vloer of platform is het sleutelwoord en de centrale gebeurtenis is de val. Beweegbare platforms zijn hier uitgesloten. Betreft zowel het vallen door iets heen als vallen over de rand. Het slachtoffer valt over een verticale afstand (er is dus sprake van een duidelijk hoogteverschil). Inclusief instortende constructies en platforms (met uitzondering van steigers en ladders) en instortende gebouwen, waar de persoon valt met het instorten. Val van hoogte door een gat in Inclusief vallen van een rand op de begane grond bijvoorbeeld een kanaal, een de grond bouwput, etc. waar de wanden verticaal zijn. Het gat moet diep en breed genoeg zijn om 'ruimte' te geven voor een val. Diep genoeg kan al zo diep zijn als beenlengte. Een val in een liftschacht zal worden beschouwd als een Val van dak, vloer of platform. Ook vallen door/van een verdiepingsvloer naar een lager niveau wordt gecategoriseerd als Val van dak, vloer of platform. Val van een bewegend De centrale gebeurtenis is het moment dat het contact is verloren met het platform beweegbare platform. Het slachtoffer hoeft niet de grond te raken ‐ valbeveiliging kan dat voorkomen ‐ om in aanmerking te komen voor dit scenario. Val van een stilstaand voertuig valt hier niet onder, tenzij de val van een beweegbare laadvloer/ klep/ lift is. Ongevallen in/op bewegende voertuigen vallen onder het scenario In/op bewegend voertuig met verlies van controle, zelfs als het voertuig zelf valt. Val van een stilstaand voertuig Het voertuig staat stil. Val van een voertuig met een (verticaal) beweegbaar platform zoals een hoogwerker is scenario Val van een bewegend platform. Als het voertuig zelf stil staat maar er onderdelen bewegen, zoals op een vuilniswagen, en er valt iemand van af, dan valt dit onder dit scenario. Val van hoogte ‐ onbeschermd Dit betreft vallen van overige objecten. In principe objecten die niet ontworpen zijn om op te klimmen, en waar men dan ook niet of niet onbeveiligd/ ongezekerd op mag klimmen. Voorbeelden zijn het beklimmen van een machine, een tafel, een stelling, een installatieonderdeel (buis, pijp), etc. Een bijzonder geval is het vallen van objecten die wel bedoeld zijn om op te klimmen zoals sporttoestellen. Deze vallen ook binnen dit scenario (tenzij er sprake is van een val en geen bewuste sprong; zie in dat geval het scenario Extreme belasting van lichaamsdelen). Val op gelijke hoogte Het struikelen of uitglijden met een val op (min of meer) gelijke hoogte. Vallen van trap of helling Val van een vaste of verrijdbare trap (zoals een vliegtuigtrap).
117
Scenario Beschrijving Aanrijding (van een Aanrijding van een slachtoffer wat zich buiten het voertuig bevindt (meestal een voetganger) door een voertuig voetganger). Voertuig kan ook een mobiele kraan zijn. Exclusief geraakt worden door een stationaire maar zwaaiend voertuig (bijvoorbeeld een draaiende graafmachine: zie Contact met hangende en/of zwaaiende objecten). Contact met vallende objecten Iemand wordt geraakt door een vallende last, een omvallende kraan of van een ‐ van kranen/ hijswerktuigen kraan vallende onderdelen. Inclusief omvallende objecten die geraakt zijn door een kraan of de last daarvan (m.u.v. val van een aangestoten ladder of steiger: zie resp. Val van ladder of trapje en Val van steiger). Als het slachtoffer zich op een omvallende kraan bevindt: zie scenario In/op bewegend voertuig met verlies van controle. Contact met vallende objecten Geraakt door een vallend object, of een omvallend/ instortend object, ook als ‐ niet van kranen/ het slachtoffer zich daarop bevindt (tenzij sprake is van een voertuig: zie In/op hijswerktuigen bewegend voertuig met verlies van controle). Contact met wegschietend(e) Contact met een wegvliegend of wegspringend object, onderdeel of deeltjes. of wegvliegend(e) object(en) Ten gevolge van mechanische impact (zoals splinters bij hameren), druk of spanning (zoals een veer), het uiteenspatten van iets, of ten gevolge van andere energiebronnen (weggooien, wegblazen, wegschieten, etc.). Geraakt door rollend of Het object wat het slachtoffer raakt rolt of schuift over de grond (voorbeelden glijdend object zijn rolcontainers, schuivende containers, etc.). Contact met object dat wordt Het voorwerp wordt handmatig gehanteerd en/of verplaatst, waarbij gedragen of gebruikt verwonding plaatsvindt door/ tijdens het hanteren. Bijvoorbeeld door dat er iets scharniert, de vingers ergens klem komen te zitten (zoals een deur of een klaptafel, etc.) Kan ook ten gevolge van het hanteren door iemand anders. Ook indien het contact met handgereedschap is, tenzij de verwonding plaatsvindt doordat het slachtoffer zelf het handgereedschap hanteert (zie scenario Contact met handgereedschap) of omdat de verwonding opzettelijk is (zie Fysiek contact met menselijke agressor). Contact met handgereedschap Het handgereedschap wordt door het slachtoffer zelf gehanteerd. Kan gaan om aangedreven handgereedschap (slijptollen, hoge drukreinigers, lasers, branders lasapparaten) of niet aangedreven handgereedschap (messen, hamers, beitels, etc.). Contact met bewegende delen Hierbij gaat het om een vast opgestelde machine, inclusief bijvoorbeeld mobiele van een machine zaagtafels. Contact met hangende en/of Hierbij hangt het object waardoor het slachtoffer wordt geraakt aan zwaaiende objecten bijvoorbeeld een kraan of is er sprake van een rondzwaaiend onderdeel (graafarm) of een door de wind openvliegende deur. Beknelling tussen een machine Kenmerkend is hier het bekneld raken tussen een machine of onderdeel en een ander object daarvan en een constructief deel van een ander object, gebouw (zoals een muur) of een andere machine. Bijvoorbeeld het bekneld raken in een liftschacht onder de lift, of tussen een op rails bewegende machine en de muur. Inclusief het bekneld raken tussen een last en iets anders. Als het gaat om een beknelling tussen iets wat handmatig wordt gedragen, gehanteerd, gebruikt (zoals een gewone deur): zie Contact met object dat wordt gedragen of gebruikt).
118
Scenario Tegen iets aanstoten
Beschrijving Tegen iets aanlopen, aanstoten, ergens langs strijken (scherp iets). Het gaat om onbedoeld contact. Bedolven onder een massa Bedolven raken onder aarde, deeltjes uit een silo, waardoor men verstikt of door de impact van de bulk massa wordt verdrukt. Bijvoorbeeld het ineenstorten van een te steil gegraven geul. In/ op bewegend voertuig met Het slachtoffer bevindt zich (deels) op het voertuig zelf en crasht dan, valt verlies van controle omlaag of om, of men valt uit het rijdende voertuig (zoals door te vroeg uitstappen bij een nog doorrijdende heftruck). Contact met elektriciteit Er gaat een stroom door het lichaam van het slachtoffer, ofwel men wordt geraakt door de ontlading/ vlamboog bij kortsluiting of doorslag. Contact met heet oppervlak of Direct contact met hete oppervlakken, onderdelen of door hittestraling of direct open vlammen vlamcontact (niet door brand). Uitstroming gevaarlijke stof uit Contact met een gevaarlijke stof afkomstig uit een open insluitsysteem open vat of insluitsysteem (verpakking, vat, drum, fles, tank, container, etc.). Bijvoorbeeld door lekkage, opspatten, overlopen, laten vallen, etc. Betreft acute toxiciteit of corrosiviteit/ bijtende stoffen, of hete vloeistoffen (water, olie) of biologische agentia. Hieronder verstaan we niet de gevolgen door ontsteking van ontvlambare stoffen (zie Brand of Explosie). Contact met gevaarlijke stof Het contact vindt plaats zonder dat er een ongewenste uitstroming aan vooraf zonder uitstroming gaat. Bijvoorbeeld door het rechtstreeks toepassen/ blootsgesteld zijn aan bijtende of giftige stoffen (door inademing, oog‐/ huidcontact, inslikken, etc.). Contact met gevaarlijke stof door uitstroming uit een normaal gesloten vat of omhulsel
Brand
Fysiek contact met menselijke agressor Fysiek contact met een dier
Contact met schadelijke atmosfeer in besloten ruimte
Contact met een gevaarlijke stof afkomstig uit een normaal gesloten insluitsysteem (verpakking, leiding, vat, bus, drum, fles, tank, container, etc.). Bijvoorbeeld door lekkage, breuk, catastrofaal falen, etc. Betreft acute toxiciteit of corrosiviteit/ bijtende stoffen, of hete vloeistoffen (water, olie) of biologische agentia. Hieronder verstaan we niet de gevolgen door ontsteking van ontvlambare stoffen (zie Brand of Explosie). Er kan dan sprake zijn van een dominoscenario. Er is dan sprake van een abnormale situatie (dus geen normaal brandende oven). Kan een dominoscenario opleveren (bijvoorbeeld val uit raam na wegvluchten voor brand). Het gaat om het fysieke contact door het opzettelijk toebrengen van letsel door een ander (al dan niet toerekeningsvatbaar) persoon. Bijvoorbeeld door bijten, steken, schoppen slaan, schieten, ergens tussen pletten, etc. Het gaat hier om letsel ten gevolge van het fysieke contact door het gedrag van een dier. Voorbeelden zijn omgeduwd worden door een koe, vallen van een paard, bekneld raken tussen een stier en een hek, aangevallen worden door een leeuw of een nest wespen, etc. Bij dit scenario gaat het om een slachtoffer dat in een besloten ruimte in contact komt met een schadelijke atmosfeer. De gevaren die schade veroorzaken zijn inherent aan de beslotenheid van de ruimte en de condities er binnen (koude, warmte, inademing schadelijke atmosfeer/zuurstoftekort). Bij direct contact met een gevaarlijke stof welke niet direct is gerelateerd aan de
119
Scenario
Beschrijving beslotenheid van de ruimte, zie Contact met gevaarlijke stof zonder uitstroming.
Contact met schadelijke Wanneer contact met een schadelijke stof/atmosfeer plaatsvindt via de atmosfeer via ademapparatuur ademapparatuur (bijvoorbeeld verkeerde samenstelling van de ademlucht of verontreinigde ademlucht). Verdrinking Verdrinking ten gevolge van onderdompeling in water (of een andere vloeistof). De aanwezigheid in het water kan onbedoeld zijn (ten gevolge van een ander scenario) maar ook bewust (zoals tijdens training of recreatieve activiteiten met het personeel). Te snelle (de)compressie Overdruk of onderdruk treedt op bij te snelle afdaling, respectievelijk te snelle stijging in het water en/of onjuist gebruik of falen van decompressietank bij duiken, of bij een verkeerde samenstelling van de ademlucht in combinatie met het duikschema, mogelijk gerelateerd aan de fysieke gesteldheid van de duiker zelf. Extreme belasting van Hierbij gaat het om ongecontroleerde bewegingen zoals verstappen, verkeerd lichaamsdelen afspringen, teveel kracht zetten, zich verdraaien, verrekken, etc. Het gaat hierbij om een effect dat optreedt ten gevolge van een plotselinge gebeurtenis en dus niet om langdurige blootstelling bij lichaamsbelasting (dat zou een arbeidshygiënisch aspect zijn en geen ongeval). Explosie Gaat om zowel chemische explosies (zoals damp of gaswolkexplosies en explosies van explosieven) als om fysische explosies. De schadelijke energie komt vrij in de vorm van drukgolven, rondschietende fragmenten of explosieve verbranding (deflagratie, vuurbal).
120
A Landbouw, bosbouw en visserij
C Industrie
E Waterleidingbedrijven en afvalbeheer
F Bouwnijverheid
G Handel
H Vervoer en opslag
M Specialistische zakelijke diensten
N Verhuur en overige zakelijke diensten
O Openbaar bestuur en overheidsdiensten
Q Gezondheids‐ en welzijnszorg
Totaal
Tabel VIII ongevallen naar risico, ongevalsscenario en sector (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers)*
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/val van hoogte Val van steiger Val van dak, vloer of platform Val van hoogte door een gat Val van een bewegend platform Val van een stilstaand voertuig Val van hoogte ‐ overig Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/aanrijdgevaar Aanrijding (van een voetganger) Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/overig contact met een object/contact met bewegend object Contact met vallende objecten van kranen Contact met vallende objecten‐niet van kranen Contact met wegschietend/wegvliegende objecten Geraakt door rollende of glijdende objecten Contact met object dat wordt gedragen/gebruiikt
0 8 2 2 6 2
1 4 1 1 1 3
2 10 2 2 5 10
10 13 2 1 1 5
2 7 1 1 3 5
0 3 1 1 9 4
0 7 0 0 0 14
3 7 0 3 3 7
0 0 0 3 3 8
7 0 3 0 0 7
3 7 1 1 2 5
6
3
2
3
6
12
5
3
5
0
4
2 2 2 2 0
4 10 4 3 3
12 17 5 5 0
3 9 4 1 1
3 11 5 4 5
3 9 4 6 0
2 7 5 2 0
0 7 2 0 2
0 5 10 3 3
0 10 0 0 0
3 9 4 2 2
121
C Industrie
F Bouwnijverheid
G Handel
H Vervoer en opslag
M Specialistische zakelijke diensten
N Verhuur en overige zakelijke diensten
O Openbaar bestuur en overheidsdiensten
Q Gezondheids‐ en welzijnszorg
Totaal
E Waterleidingbedrijven en afvalbeheer
A Landbouw, bosbouw en visserij
Contact met hangende en/of zwaaiende objecten Beknelling tussen verschilende objecten Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/overig contact met een object/contact met bewegende delen van een machine Contact met bewegende delen van een machine Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/overig contact met een object/vallen (niet van hoogte) Val van ladder of trapje Val op gelijke hoogte Vallen van trap of helling In/ op bewegend voertuig met verlies van controle Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/overig contact met een object/overig contact met objecten Tegen iets aanstoten Bedolven onder een massa Contact met heet oppervlak Contact met handgereedschap Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een dier Ongeval met een dier Onveiligheid op de werkplek/explosie of brand Brand Explosie
0 14
2 9
0 7
3 6
1 4
4 12
7 0
3 0
8 0
0 3
2 7
20
27
2
6
16
6
19
10
5
7
15
8 6 2 2
6 3 1 1
5 0 0 5
13 0 1 1
8 4 1 3
9 2 0 8
2 9 2 0
14 3 3 3
3 10 5 0
7 0 3 0
9 3 1 2
0 0 0 8
1 0 0 3
0 2 1 3
2 1 1 2
4 0 0 1
5 0 0 5
5 2 2 5
3 0 3 8
0 0 0 0
1 1 1 3
2
0
0
0
0
0
0
5
0
0
0 0
0 0
0 0 0 5 0 0 0
0 1
1 1
0 0
0 0
0 0
0 3
0 0
0 1
122
G Handel
H Vervoer en opslag
M Specialistische zakelijke diensten
N Verhuur en overige zakelijke diensten
O Openbaar bestuur en overheidsdiensten
Q Gezondheids‐ en welzijnszorg
Totaal
E Waterleidingbedrijven en afvalbeheer
5
1
1
2
2
0
0
2
0
0
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
3
0
0
0
0
0
5
2
5
7
1
0 0 2
1 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 2
0 3 3
0 0 0
0 0 3
1 1 1
0 2
0 2
0 2
0 2
0 2
0 0
0 2
3 0
30 13
1 2
100 463
100 42
100 350
100 181
100 127
100 43
100 59
100 39
100 30
100 1491
C Industrie
F Bouwnijverheid
Totaal (in %) Totaal aantal
A Landbouw, bosbouw en visserij
Onveiligheid op de werkplek/elektrocutie Contact met elektriciteit Onveiligheid op de werkplek/verdrinking Verdrinking Ongezonde fysische werkomgeving/werken onder overdruk Te snelle (de)compressie) Fysieke overbelasting/dynamische belasting Extreme belasting van lichaamsdelen Gezondheidsschade door blootstelling aan gevaarlijke stoffen/overige gevaarlijke stoffen Uitstroming gevaarlijke stof uit open vat/omhulsel Contact met gevaarlijke stoffen zonder uitstroming Contact met gevaarlijke stoffen door uitstroming uit normaal gesloten vat Psychisch‐sociale en cognitieve overbelasting/ ongewenst gedrag/agressie en intimidatie Slachtoffer van menselijke agressie Scenario onbekend
0
1
0
0
0
0
2
0
0 0 2
1 1 3
0 0 100 50
0 0 0 0
* Sectoren met minder dan 30 ongevallen zijn niet opgenomen in de tabel
123