Aqua Noord Limburg 1972 - 2009
België - Belgique P.B. - P.P. 3950 BOCHOLT BC 30190
Maandelijks tijdschrift voor aquarium-, terrarium- en vijverliefhebbers
Jaargang 36 nr. 4 - 2009 Verschijnt niet in juli & augustus
www.desiervisoverpelt.be
april
Redactie, verantw. uitgever en verzendingsdienst : A.N.L. p /a Luc Schetz, Dorpsstraat 17/1, 3950 Bocholt http://www.aquanoordlimburg.be
Afgiftekantoor Bocholt P 702030
Aqua Noord-Limburg de vereniging voor alle aquarium-, terrariumen vijverliefhebbers
Café
’t Misverstandt
Wat bieden wij U : ✔ Een eigen tijdschrift (jaarlijks 10 edities) ✔ Het B.B.A.T.-tijdschrift Aquariumwereld
Maandelijks interessante, leerrijke en educatieve bijeenkomsten zoals : ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔
Debatavonden Lezingen Beginnersvergaderingen Knutselvergaderingen voor doe-het-zelvers Dialezingen en videovoordrachten Verrassingsvergaderingen Uitgebreide video- en diatheek Maandelijks een gratis tombola Een aquateam voor praktische bijstand En vooral een gezellige vriendensfeer met veel plezier
Daarbij ook nog : ✔ Diverse uitstappen en trips ✔ Excursies en bezoeken ”achter de schermen”
Alle artikels mogen overgenomen worden mits vermelding van herkomst en auteur. Niets mag echter gewijzigd worden aan de inhoud zonder uitdrukkelijke toestemming van de auteur. Alle artikels en advertenties vallen onder de verantwoordelijkheid van de respectievelijke auteurs of adverteerders.
Dirk Janssen Kraanstraat 10 3900 Overpelt Tel. 011 66 44 59
Ledenvergadering donderdag 30 april ’09 WOORDJE VAN HET BESTUUR
Rondetafelgesprek Tijdens deze vergadering kunnen allerhande problemen of zaken die met onze hobby verband houden besproken worden. Dit keer alles i.v.m. vijvers. Zit je met een bepaald probleem kom dan zeker naar deze vergadering, andere liefhebbers kunnen je probleem misschien oplossen of andere ideeën aanreiken. Best ANL’ers, Je bent zoals steeds welkom in ons lokaal zaal Holheide, Bremstraat 25 - Overpelt. De vergadering start om 20.00 uur. Tot dan, het bestuur
Wij vernamen het overlijden van De heer
Giel Schildermans echtgenoot van mevrouw Helena Van Hertum Geboren te Achel op 18 maart 1934 en zachtjes ingeslapen te Overpelt in het Mariaziekenhuis Noord-Limburg op Witte Donderdag 9 april 2009. Wij wensen Eddy, Ria en de familie veel sterkte in deze moeilijke tijd.
Op zondag 28 juni 2009 is er weer de Zomeractiviteit van BBAT-Limburg. Dit jaar wordt deze aktiviteit georganiseerd door de Zilverhaai van Beringen. Samenkomst vanaf 13u30 in zaal Cor, Pastorijstraat 42, 3582 KoerselBeringen Programma: Wandeling met gidsen langs viskwekerij VandePut in Zonhoven en aansluitend barbecue. Vooraf inschrijven bij Marc. De Federatie BBAT-Limburg geeft ¤ 1.50 bij als subsidie per deelnemer , daarmee word het betrag voor deelname voor volwassenen ¤ 9.00 en voor de kinderen ¤ 7.00.
Aquarium
internet André De Jonghe
oplossing omdat je met plastiek gemakkelijker kunt werken dan met glas. Best is geen al te krachtige pomp te gebruiken, omdat je anders tegendruk krijgt waardoor de pomp vlugger verslijt. Het duurt ongeveer drie weken vooraleer dit filter begint te werken: kristalhelder water en levendiger vissen is het eindresultaat.
Het biologisch droogfilter
Killivissen - Seizoenvissen?
Om onze dieren in optimale conditie te houden zoeken wij naar steeds betere filtermethoden. In de aquariumhandels worden diverse types aangeboden, die alle hun nut hebben, maar de veeleisende aquariaan niet volledig tevreden stellen.
Op een van onze ruilbeurzen arriveerde een Nederlandse kweker, na wat rondzwervingen, behoorlijk laat. Meteen begon hij op zijn tafel plastic zakjes uit te stallen, die elk een koppel killivisjes bleken te bevatten. Grote toeloop en veel vragen. Eén van de vragen die door verschillende aanwezigen werd gesteld was : zijn dit seizoenvisjes? Een goede gelegenheid voor de redactie om nog eens op deze prachtige visjes terug te komen.Killivisjes behoren de orde van de tandkarpers (Cyprinodontiformes). Tot deze orde behoren de zogenaamde levendbarende en eierleggende tandkarpers. Over de eerste groep verscheen een stukje in het vorige nummer van Tropicana-info, ditmaal gaat het over de eierleggende soorten. Tot de familie van de eierleggende tandkarpers of Cyprinodontidae behoren verschillende onderfamilies en geslachten. Voor de aquariaan is vooral de onderfamilie van de Rivulinae belangrijk (voor wie zich andermaal overdonderd voelt door de wetenschappelijke namen: kyprinos is Grieks voor ‘karper’, en odon betekent ‘tand’ in het Grieks. Rivulinae is afgeleid van het Latijnse woord rivus, beek). Bekende Rivulinae zijn de Aphyosemion-, Epiplatys-, Nothobranchius en Roloffiasoorten, die in Afrika leven, de Rivulus- en Cynolebiassoorten uit Amerika en de Aplocheilussoorten uit Zuid-Azië. Vooraleer daar verder op in te gaan, komen we tot de seizoenvissenkwestie. Killivisjes leven in plassen, ondergelopen velden, sloten, waterloopjes. Sommige van die biotopen drogen - in het droge seizoen natuurlijk - uit. Dat geeft aanleiding tot twee levensvormen: de niet-perodieke en de periodieke. De niet-periodieke visjes brengen hun leven door in water dat niet uitdroogt en dat leven ziet er dus hetzelfde uit als dat van andere vissen. In aquaria kunnen sommige soorten tot vijf jaar oud worden. De ‘seizoenvissen’ leven in water dat niet bestendig aanwezig is. Hun eitjes moeten dus een droge periode kunnen overleven, terwijl ze zelf uiteraard omkomen. De eitjes kennen twee rustpauzes: een eerste
Het biologisch droogfilter bestaat zeker reeds vijftien jaar, maar is nog door velen niet gekend. Dit filter dienen wij echter zelf te vervaardigen. Het systeem is de eenvoud zelf: een bakje dat wij op het dekglas plaatsen, gevuld met argexkorrels, keramische pijpjes of ander filtermateriaal met daarboven perlonwatten of een dunne kwaliteitsmousse. Het water, dat uit de uitlaat komt van een ander filter wordt via een geperforeerde buis naar dit filter gebracht. Door gaatjes in de bodem van het bakje druppelt het water opnieuw in het aquarium. Bij gebruik van dit filtersysteem in mijn tanganyika-aquarium zag ik dat de perlonwatten nog vuil werden, zodat ik kan stellen dat dit filter zowel biologisch als mechanisch werkt. Ik ben er geen voorstander van om rechtstreeks vanuit het aquarium via een dompelpomp het water naar de droogfilter te leiden: de gaatjes van de geperforeerde buis geraken gemakkelijk verstopt en de wat wordt te vlug vuil; beter is te werken in combinatie met een reeds bestaand filter zodat het water reeds over een filtermassa gelopen heeft. Deze filter voegt extra zuurstof toe aan het water, wat de vissen zeker ten goede komt. Om een dergelijk filter te bouwen kan je gebruik maken van een glazen bakje, dat je zelf gelijmd hebt, of een langwerpige plastiek bloembak die je dan op de gewenste hoogte afzaagt. Ik geef de voorkeur aan de laatste
Koen Van Gelder
tot de bodem opdroogt, waarna de ontwikkeling begint, een tweede als het embryo voltooid is, maar er nog geen water is. In een aquarium moeten we dit droogvallen dus wel simuleren om de eitjes tot ontwikkeling te brengen, maar hou de visjes gerust nat en in leven (en vooral niet te warm)! Naast deze twee hoofdvormen bestaan er nog semi-periodieke killi’s, waarvan de eierontwikkeling ononderbroken is als er water is, maar onderbroken als hun plas uitdroogt of waarvan de plas niet volledig uitdroogt en de eitjes in de vochtige bodem blijven. Het populairste geslacht bij de aquariaan zijn de Aphyosemionsoorten uit West-Afrika. De meeste soorten ziijn doorlevende visjes die hun eitjes op planten afzetten. Hiertoe behoren o.m. de A. australe of Kaap Lopez, de A. sjoestedti of blauwe gularis, de A. bivittatum of rode lierstaart, de A. walkeri walkeri of Walkers lierstaart, A. amieti, A. striatum, A. gabuense en een recent in de aquariumwereld verschenen visje, de A. poliaki, waarvan de Bolifamba-visjes op de beurs konden worden aangeschaft. De blauwe gularis is een seizoenvis, die zijn eitjes in de bodem afzet. Daarnaast zijn er semi-seizoenvisjes, die men soms tot een afzonderlijk geslacht rekent (Fundulopanchax), zoals de A. cinnamomeum of kaneelvaandrager, A. filamentosum of draadvaandrager , A. gardneri of staalbauwe vaandrager en A. marmoratum. Ook de Roloffiasoorten komen uit West-Afrika. Ze lijken sterk op de Aphyosemionkilli’s. Er zijn doorlevende soorten, seizoenvissen en semi-seizoenvissen bij. Bekend zijn Gery’s vaandrager (R. geryi), de gouden vaandrager (R. occidentalis), een seizoenvisje, de R. roloffi en de R. liberiensis, een semi-seizoenvis. De Nothobranchiussoorten leven vooral in Oost-Afrika. Zij hebben meestal niet de lange slanke vorm van de vorige soorten. We noemen de N. guentheri, de N. rachovii, de N. korthausae, N. foerschi en de Nothobranchiussoorten van de palmquisti-groep. Het zijn allemaal seizoenvisjes. De Epiplatyssoorten komen dan weer uit West-Afrika. Bekend zijn E. dageti monroviae of dwarbandsnoekje en vooral de E. annulatus of ringsnoekje. Ook dit zijn doorlevende visjes, die dicht bij de oppervlakte leven en hun eitjes op planten afzetten. Verwant met het geslacht Epiplatys, maar afkomstig uit Zuid-Azië, zijn de Aplocheilussoorten. Het zijn doorlevende plantenleggers. De A. lineatus of panchax wordt 10 à 12 cm. groot en is behoorlijk agressief. De A. blocki of dwergpanchax is maar half zo groot. Het geslacht Rivulus is verspreid over het zuiden van Noord-Amerika en heel Midden- en Zuid-Amerika. Enkele soorten: Rivulus cryptocallus, R. cylindraceus of Rivulus van Cuba, Holms’ rivulus, R. holmiae,
en R. harti. Al deze soorten zijn doorlevende plantenleggers. Tot een ander Amerikaans geslacht behoren de Cynolebiassoorten. Deze seizoenvisjes leven in Zuid-Amerika en leggen hun eieren in de bodem. Te vermelden zijn White’s waaiervis of C. whitei, C. melanotaenia, C. alexandri, C. heloplites en de zwarte waaiervis of C. nigripinnis. Binnen dit geslacht komen sterk verschillende vormen voor. De vuistregel is dus: doorlevende visjes zijn plantenleggers, seizoenvisjes leggen hun eitjes af in de bodem. Voor de eerste groep gebruiken kwekers dikwijls moppen in kunstwol waarin de wijfjes hun eitjes afzetten. Die worden dan vaak verzameld om de eitjes tegelijk te laten uitkomen. Daarnaast wordt, wel in Europa en niet in Amerika, een meer natuurlijke methode gebruikt, waarbij men de vissen eitjes laat leggen op fijnbladige planten. Voor de bodemleggers is een turflaag op de bodem vereist, die men dan later een tijd droog houdt. Ook systemen met een paairooster worden gebruikt. De eerste methode werd duidelijk uitgelegd door Eric Van Ginhoven in Aquariumwereld 47, 1994, blz. 184-187. Killikweek is een tak van de aquaristiek met heel fervente aanhangers, eigen verenigingen, internetsites en tentoonstellingen. De echte amateurs willen overigens ook precies weten uit welk watertje hun visje komt – wat ons meestal een zorg zal wezen. Soms is dat een code van een letter en een getal, maar ook de boven genoemde Bolifamba als toevoeging aan de naam van een visje dat op de beurs werd aangeboden wijst op de herkomst.
AQUARIUMPLANTEN ZELF KWEKEN Men koopt een plant ... hij gaat dood ... men koopt een nieuwe ... enz. Nochtans is kweken met aquariumplanten zeker zo boeiend als kweken met vissen en veel gemakkelijker. Als men op een paar punten let, is kweken met aquariumplanten zeer eenvoudig. De meest gekende methode is vermeerderen door "stekken" en "uitlopers". Dit laatste gebeurt meestal al vanzelf in het aquarium, zonder dat men iets hoeft te doen. Een andere methode is kweken in emerse (boven water) cultuur. Inleiding: Kan men alle planten vermeerderen door stekken en/of uitlopers: het antwoord is NEEN. Sommige planten kan men alleen vermeerderen door het uitzaaien van zaad.
Dit zaad kan alleen gewonnen worden van de plant in een paludarium of in een vochtige ruimte en alleen met de voet in het water of in een vochtige bodem. Men moet sommige van deze planten bestuiven, al dan niet kunstmatig, sommige planten hebben een systeem van zelfbestuiving. Men moet het op deze mannier verkregen zaad dan uitzaaien in zaaibakjes met de juiste grondsamenstelling, de juiste vochtigheid, het juiste licht en de juiste temperatuur en naar mate ze groeien uitplanten in grotere bakken en de waterspiegel langzaam verhogen om aan de onderwatertoestand te wennen, indien ze in het aquarium gezet worden. Planten die alleen uit zaad te winnen zijn, zijn in regel echte moerasplanten. Sommige planten zijn gewoon niet te vermeerderen door de aquariumhouder, dit komt waarschijnlijk omdat we de natuurlijke omstandigheden niet perfect genoeg kunnen nabootsen of benaderen, in ieder geval wie niet waagt, niet wint. Gelukkig bestaan er ook vele planten die wel gemakkelijk te kweken zijn, zodat de keuze nog zeer groot is. Iedere aquariumhouder kan makkelijk zijn plantenbestand op pijl houden door het zelf kweken van zijn planten,meer nog, van sommige soorten moet men emmers vol weggeven of gewoon wegkieperen omdat men er geen blijf mee weet. Stekken: We kunnen zo goed als alle stengelplanten het eenvoudigst vermeerderen door stekken. Elk stengeldeel kan adventief wortels vormen, d.w.z. wortels aan de stengelknopen. Uit elk stengeldeel ontstaat een nieuwe plant. Bij vele soorten zoals waterpest, vederkruid, enz... kan zelfs elk losgeraakt stengelfragment weer uitgroeien. Er kan altijd een nieuwe plant uit ontstaan, als maar één stengelknoop of minstens één stengelknoop aanwezig is. Uit de in de bladoksels aanwezige knoppen groeit dan een nieuwe plant. In het algemeen is het beter stengelgedeelten met elk 4 tot 5 knopen te kiezen. De planten groeien dan sneller en worden forser. We verwijderen het onderste Vallisneria asiatica bladpaar of de onderste bladkrans en steken de stengel in de losse kiezelbodem. Zodra de wortelvorming is begonnen, bij de meeste soorten reeds na enkele dagen, ontstaan ook de zijloten uit de bladoksels. Hebben deze loten een lengte van 5 tot 10 cm bereikt dan kunnen we ze weer afsnijden en afzonderlijk la-ten opgroeien. Uitlopers en dochterplanten: We kunnen zo goed als alle planten die geen stengelplant zijn vermeerderen door uitlopers en dochterplanten. Deze uitlopers krijgen wortels en op hun beurt weer uit-lopers. In de loop van de tijd vormt zich tenslotte een kleine plantengroep, die uit de moederplant en meerdere uitlopers bestaat. Sommige soorten krijgen kleine plantjes in de bladoksels, die nog aan de moederplant wortels krijgen en die we er na ongeveer 10 weken af kunnen
halen. Hoe kunnen we nu cryptocorynen, die geen of slechts weinig uitlopers vormen vermeerderen? Elke wortelstok van een cryptocoryne bevat slapende ogen, dit zijn knoppen in rusttoestand. Om deze te laten uitlopen moeten we alleen maar de wortelstok tussen de ogen doorsnijden en de stukken wortelstok aan het wateroppervlak laten drijven. De lichtprikkel stimuleert de slapende ogen om uit te groeien. Zijn er dan na enige tijd kleine plantjes te zien, dan zetten we de stukken wortelstok weer in de grond. Doen we dit niet, dan blijven de jonge plantjes in de ontwikkeling steken en groeien ze niet verder. Bij de soorten die wel uitlopers vormen kunnen we het ontstaan van uitlopers versnellen, zodra de jonge plantjes een beetje gegroeid zijn en ongeveer 4 tot 5 blaadjes hebben, snij-den we de verbinding met de moederplant door. Nu kunnen we de jonge plantjes laten staan of elders Anubias barteri aanplanten. Kweken in emerse cultuur: Het kweken van aquariumplanten in emerse (moerascultuur - dus boven water) is in tegenstelling tot kweken door middel van zaad, zeer eenvoudig. Emerse cultuur kunnen we zowat overal toepassen, vanop de vensterbank tot in een serre, als we maar voldoende licht en warmte hebben. Wat we verder nodig hebben zijn: kweekbakjes, bloempotjes van aardewerk of plastic (alle maten).Verder nog een grondzeef, mes, schaar, schopje, merkplaatjes, nevelspuit, plastic zakjes, ijzerdraad, enz... Als voedingsbodem nemen we 1/3 deel potgrond (liefst zonder toegevoeging van mest), 1/3 deel gezeefde turf, 1/3 deel rijnzand. Agrexbolletjes en/of potscherven gebruiken we voor drainage. Planten die het zeker zullen doen zijn : Bacopa monnieri, Ludwigia-soorten, Hygrophila-soorten, Heteranthera zosteraefolia, Hottania inflata, Rotala indica, Saururus cernuus, Lobelia cardinalis, Eichhorniasoorten, penningkruid. Er zijn twee werkwijzes: A - planten die we moeten overwennen van aquaria naar open lucht. B - planten die overgewend zijn en die we gaan vermeerderen. Werkwijze A: planten die we moeten overwennen van aquarium naar open lucht. Een plant uit het aquarium halen en in stukken verdelen. Opletten dat we steeds 3 à 5 stengelknopen in zo'n stuk hebben. (fig.1a) Potgrond-turfrijnzandmengsel in een klein bloempotje doen. Een schaaltje eronder met voldoende water zorgt er voor dat de plant steeds voldoende vocht krijgt. Dan het plantje
erin, goed opletten dat er steeds twee stengelknopen in de bodem zitten. Matig aandrukken en het is klaar. Om het uitdrogen te vermijden maken we nu een mini serre rond het bloempotje. (fig. 2) Die kan bestaan uit ijzerdraad (2 a),met een plastic zakje overtrokken (2 b), of uit een grotere plastic zak waarin we alles zetten en welke we opblazen en dichtbinden. Een glazen bokaal of het onderste deel van een plastic fles kan ook al dienst doen. Wanneer we zien dat het plantje aanslaat dan gaan we met grote tussenpozen de luchtvochtigheid rond het plantje verminderen. Dit doen we als volgt: we maken scheuren of openingen in de plastic zak (de eerste keren niet te groot). Telkens we scheuren bijmaken zal de luchtvochtigheid verminderen. We doen dit zolang tot er van de zak niets meer overblijft. Dan zou ons plantje normaal ook niet meer omver mogen vallen, het is nu immers gewend aan de emerse (boven water) omstandigheden. In dit stadium laten we het plantje in het bloempotje staan tot het groot en sterk genoeg is om te stekken en verder uit te planten. Nu onderscheiden we 3 soorten planten die we op verschillende wijze verder kunnen vermeerderen : 1 Door uitlopers of worteling (o.a. leidse plantje). 2 Door stekken af te snijden (o.a. hygrophila, hottania, eichhornia). 3 Door afleggen (o.a. ludwigia, penningkruid, rotala). Werkwijze B: planten die overgewend zijn en die we gaan vermeerderen. 1 Uitlopers: Dit wil zeggen dat deze planten door middel van hun wortels zelf nieuwe planten kunnen voortbrengen. We kennen b.v.b. de echinodorus-soorten, die jonge plantjes geven langs hun uitlopers, in dit geval snijden we gewoon de jonge plantjes af en plaatsen ze elders in het aquarium. Het Leidse plantje geeft in moerascultuur dikke witte wortels, die in onze kweekbak kriskras door elkaar lopen, het zijn deze wortels die we gaan uitgraven om daaruit onze nieuwe plantjes te kweken. Hoe gaat dit nu in zijn werk: In (fig. 3) zien we hoe zo'n wortel verdeeld is in ongeveer gelijke delen. Elk deel heeft een wortelknop. We snijden de wortel in stukjes zoals op de tekening is aan-
gegeven. Al deze stukjes gaan we nu in het water van een bestaand aquarium gooien. We zullen zien dat na verloop van tijd aan deze wortelstukjes zich kleine groene puntjes gaan vormen. Dat zijn nl. onze nieuwe plantjes. Deze laten we doorgroeien tot ze een lengte bereikt hebben van zo'n 1,5 tot 2 cm. Nu is het moment gekomen om uit te planten. We nemen best een bakje van 10 cm hoogte, gevuld met bladgrond. De plantjes planten we uit op 9 cm van elkaar, zodanig dat ze voldoende ruimte hebben om uit te groeien. We vergeten ook niet de plantjes in het begin af te dekken met plastiek, tegen het uitdrogen. Als ze de gewenste hoogte hebben bereikt kunnen we ze uitplanten in het aquarium. We kweken deze leidse plantjes op in moerascultuur omdat ze dan sneller groeien dan onder water. 2 Stekken: We nemen een gezonde moederplant, goed ontwikkeld en met veel zijscheuten. We snijden de zijscheuten af tot op één na. We maken kleinebloempotjes klaar, 1 scheut per potje. (fig. 4) De potjes vullen we met een mengsel van potgrond, turf en rijnzand (verhouding 1/3) en daarin steken we nu onze stek. Let op, 2 stengelknopen onder het zand steken. De eerste maal overvloedig gieten, daarna ervoor zorgen dat de grond vochtig blijft. Dan weer de plantjes afdekken met een miniserre. Eenvoudiger is het nog wanneer we een oud aquarium bezitten. Daarin zetten we alle bloempotjes naast elkaar, een laagje water op de bodem en afdekken met een dekruit,opletten dat de plantjes niet kunnen verbranden door de grote hitte. Wanneer nu de plantjes genoeg wortels bezitten dan kunnen we ze overplanten in hun definitieve kweekbak. 3 Afleggen: Het afleggen is ook een veelgebruikte mannier van vermenigvuldigen,we zien dit bij planten zoals ludwigia, bacopa, rotala, enz.. Ze kruipen over de grond en zullen meestal spontaan op elke knoop wortels vormen die zich in de grond zullen vastzetten. We kunnen de planten ook helpen door de stengel ergens in het midden zelf in de grond te duwen en vast te zetten door middel van een haakje (5c). Om nu de plant te stimuleren om in de hoogte te gaan groeien, snijden we de kop van de plant af (5b). De plant zal nieuwe scheuten (als die er al niet zijn) recht omhoog gaan vormen (5a). Als deze stengels lang genoeg zijn kunnen we ze overplanten in het aquarium. De fase van het afdekken
met plastic kunnen we bij deze mannier van vermeerderen vergeten, immers de jonge planten blijven steeds nog in contact met de moederplant. Besluit: Gewapend met deze handleiding kan je de gok ook eens wagen om zelf je planten te gaan kweken. Krijg je tegenslag, probeer opnieuw !!. En ... denk eraan, planten zijn duur in de winkel, je doet dus veel profijt, want vertrekkende van 1 plant zal je er na verloop van tijd veel zelf gekweekt hebben, bovendien heb je het trotse gevoel van zelf gekweekte planten in je aquarium te hebben. In hun thuisland, waar onze aquariumplanten leven zijn ze net als bij ons de distel ... nl. onkruid. En ... onkruid vergaat niet.
Zout als medicijn: Zout heeft geen antibacteriële werking omdat de meeste bacteriën veel hogere zoutconcentraties kunnen verdragen dan cichliden. Een geleidelijke verhoging van het zoutgehalte zal deze vissen eerder doden dan de bacteriën. Zout kan ook een positief effect hebben. De reden daarvoor is gelegen in de osmotische regulatie van zoetwatervissen. Alle cellen van vissen bevatten 0.6 - 0.9 % zout, hetgeen betekent dat de cellen van zoetwatervissen meer zout bevatten dan het omringende water. Omdat het systeem streeft naar een evenwichtige toestand, proberen de zouten het lichaam te verlaten, terwijl het water probeert daarin door te dringen. Het is voor het water echter gemakkelijker om in het lichaam door te dringen dan het voor de zouten is om datzelfde lichaam te verlaten. Om die reden moeten zoetwatervissen het overtollige water zien kwijt te raken, een proces dat veel energie vergt. In een stressvolle situatie heeft het lichaam echter alle beschikbare energie nodig om mogelijke besmettingen af te weren. Zonder goed functionerende osmotische regulatie zal de vis sterven, omdat hij dat systeem niet tijdelijk buiten werking kan stellen wanneer hij zijn energie voor andere doeleinden nodig heeft. Voeg je dus zout toe aan het aquariumwater, dan worden de verschillen in de zoutconcentraties binnen en buiten het vissenlichaam geringer, waardoor de vis minder energie nodig heeft om zijn osmotische regulatie gaande te houden. De daardoor vrijgekomen energie kan het dier vervolgens gebruiken om de slechte bacteriën en flagellaten te bestrijden. Onder bepaalde voorwaarden kan zout dus een gewelddadige invloed hebben op de gezondheid van vissen. Het is natuurlijk nadelig om te veel zout toe te voegen en om die reden is het raadzaam
om het zoutgehalte nooit op te voeren tot boven 0.4 %. Een veiligere en effectievere concentratie ligt bij ongeveer 0.2 %. Komt neer op 200 gramzout per 100 liter water. Vergeet niet het water gedeeltelijk te verversen voordat je het zout toevoegt.
PVC-buizen project: Mijn cichliden vooral mijn Frontosa’s hebben behoefte aan flinke holen waar ze zich lekker in kunnen terug trekken. Maar ik heb altijd moeite gehad om flinke holen te maken van steen (keien) ben altijd bang dat ze instorten en om de stenen aan elkaar te kitten vind ik ook maar zonde. Dus ben ik eens gaan kijken bij een bouwmarkt voor flinke pvc buizen. Heb 9 buizen van verschillende maten en vormen gekocht. Het was de bedoeling dat ik over
de pvc-buis een lading stenen kon leggen om de grijze kleur te camoufleren maar dat was niet zo geslaagd want alle stenen gleden er na een tijdje weer vanaf. Ik had nog van het merk Bison siliconenkit speciaal voor aquaria staan met de bedoeling om steentjes op de buis te plakken, maar hoe doe je dat nou zo natuurlijk mogelijk zonder dat het heel erg op gaat vallen ?? Ik heb toen maar een mengsel gemaakt van diverse kleuren aquarium grind en een klein beetje zilverzand. Toen heb ik heel de pvc buis ingesmeerd met siliconenkit en toen steeds een hand steentjes gepakt en dat er stevig op gedrukt om het zo natuurlijk mogelijk eruit te laten zien. Het is wel aan te raden om latex handschoenen te dragen want het is erg plakkerig werk. De buizen hebben 2 dagen gedroogd en toen heb ik ze nog een paar dagen in een emmer met zout gezet om zo de schadelijke stoffen (weet niet of ze erin zitten maar voor de zekerheid) eruit te halen. Ik ben best tevreden met het resultaat maar misschien kan het nog beter.
Louis en Anne-Mie Dirkx-Fuchs Pseudoxiphophorus bimaculatus
ANL’S VERGADERLOKAAL
WOENSDAG GESLOTEN Bremstraat 25 - 3900 Overpelt
Tel. 011 64 38 24
BISTRO Betaalbare Kwaliteitsmeubelen
Verzekeringen
Tonny Van Otterdijk n.v. Ven 10 3930 Hamont-Achel Tel. 011 64 19 95
[email protected]
• Salons • Eetkamers • Slaapkamers • Seniorkamers • Slaapkomfort • Relaxen
DORPSSTRAAT 188 3900 OVERPELT Tel. 011 64 17 80 Fax 011 66 62 54
Corridor Lekkere koffie, ’n frisse pint, allerlei gerechten uit eigen keuken en heerlijk Mövenpick-ijs ’t zou straf zijn, als ge bij Corry en Jaak uw goesting niet vindt. Rodenrijt 123, 3930 Achel-Statie Tel. 011 806 222 Fietsroutenetwerk knooppunt 218
Donderdag gesloten.
INTERNE AGENDA 2009 Internet Do 15 januari
Discussieavond + bespreking bestuurszaken
Do 29 januari
Clubuitstap Oud Dommelhof
Do 12 februari
Discussieavond + bespreking bestuurszaken
Do 26 februari
Rondetafelgesprek
Do 12 maart Do 26 maart
Discussieavond + bespreking bestuurszaken Bespreking Limburgse Huiskeuring 2008
Do 9 april
Discussieavond + bespreking bestuurszaken
Do 30 april
Vijvers
Do 14 mei Do 28 mei
Discussieavond + bespreking bestuurszaken Planten
Do 11 juni Do 25 juni
Discussieavond + bespreking bestuurszaken Filmavond
juli/augustus
vakantie
Do 10 september Do 24 september
Discussieavond + bespreking bestuurszaken Levendbarende / voer
Do 8 oktober Do 29 oktober
Discussieavond + bespreking bestuurszaken Rondetafelgesprek
Do 12 november Do 27 november
Discussieavond + bespreking bestuurszaken Filmavond + programma 2010
Do 17 december
Discussieavond + bespreking bestuurszaken Foto’s uit de oude doos (Jos Houben)
Terrarium Uromastyx (Doornstaart agame) Alle (onder)soorten komen voor in woestijnachtige gebieden van NoordAfrika en het midden-Oosten tot aan India. Over de meeste soorten en ondersoorten is weinig bekend. Gelukkig komt er steeds meer beeldmateriaal over Uromastyx (onder)soorten tot onze beschikking. De lichaamsbouw van alle (onder)soorten komt vrij veel met elkaar overeen. De kop is schildpadachtig , met verticale oorspleten. De voorpoten zijn fors met stevige graafklauwen. De staart is dik, met in ringen geplaatste schubben (stekels). soms zijn de schubben groot en scherp, zoals bij de Uromastyx acanthinura en Uromastyx thomasi. Het geslacht Uromastyx dankt aan zijn staart ook de Nederlandse naam Doornstaart agame. Uromastyx verdedigen hun hol tegen vijanden, door met de staart krachtig heen en weer te slaan. De Uromastyx acanthinura acanthinura is zelfs in staat met de staart een mensenhand tot bloedens toe te verwonden.Er zijn op dit moment 16 ondersoort bekend. Deze 16 soorten worden onderverdeeld in 6 subgroepen op basis van uiterlijke/morfologische kenmerken. De meest Oostelijk voorkomende soort (U. hardwickii) wordt gezien als de oorspronkelijke soort. U. asmussi en U. loricata wordt beschouwd als tussenvorm tussen de oorspronkelijke U. hardwickii en de 13 overige soorten op het Arabisch schiereiland en Noord Afrika. Binnen het geslacht Uromastyx komen nog al wat kleurvariëteiten voor. Er zijn ondersoorten die donker gekleurd zijn zoals: Uromastyx aegyptia aegyptia, Uromastyx aegyptia microlepis, Uromastyx hardwickii, Uromastyx acanthinura acanthinura (uit Tunesië) en Uromastyx princeps. Er zijn ook (onder)soorten met prachtige kleuren zoals: Uromastyx acanthinura acanthinura (buiten Tunesië), Uromastyx benti, Uromastyx ocellata ornata
en Urmastyx thomasi. De lengte die een volwassen Uromastyx kan bereiken verschilt nog al per (onder)soort. De meeste (onder)soorten worden ongeveer zo’n 30 à 50 cm lang. Maar er zijn uitschieters naar boven en naar onder. Zo bereikt een volwassen Uromastyx aegyptia aegyptia makkelijk zo’n 80 cm. Er zijn zelfs mensen die beweren een dier van meer dan een meter te hebben gezien. In tegenstelling tot de Uromastyx aegyptia aegyptia staat de Uromastyx macfadyeni, met zijn lengte van ronde de 22 cm. Uromastyx zijn uitgesproken dagdieren. Ze slapen vaak in holen of spleten in de grond of rotsen. Van een aantal soorten is bekend dat ze diepe holen graven. De dieren uit het geslacht Uromastyx eten over het algemeen plantaardig voedsel, maar insecten en zelfs ontlasting van grotere dieren worden ook wel gegeten. Jonge dieren eten meer insecten. Overzicht ondersoorten Leiolepis U. hardwickii U. asmussi, U. loricata U. thomasi, U. princeps U. benti, U. ocellata U. macfadyeni, U. ornata U. aegyptia, U. leptieni, U. Occidentalis U. alfredschmidti, U. geyri U. dispar, U. acanthinura Natuurlijk biotoop Het verspreidingsgebied omvat Noord en West Afrika, het Arabisch schiereiland en het midden Oosten tot aan India. De Uromastyx leeft in rotswoestijngebieden. Dit zijn gebieden met een zekere mate van harde zanderige rots en steenachtige ondergrond. In deze gebieden is vegetatie nauwelijks aanwezig. Deze gebieden hebben een hoge temperatuur en een lage luchtvochtigheid. Brachypelma Albopilosa Uromastyx beschikken over speciale aanpassingen om de extreme omstandigheden waaronder ze leven het hoofd te bieden. ze kunnen een temperatuur van ongeveer 47°C verdragen. Als het echter te warm wordt, kruipen ze weg in hun holen. Ook voor de koude woestijn-nachten biedt het hol bescherming. Uromastyx leven vaak in groepen samen, maar enkele (onder)soorten vertonen een solitair karakter. Van een aantal soorten is bekend dat zij een winterrust houden. Tijdens de wintermaanden eten de dieren niet en vertonen ze zich alleen buiten het hol op warmere dagen. Wan-
neer de temperatuur overdag weer boven de 25°C komt beginnen zij weer te eten. Huisvesting Voor de ondersoorten met een gemiddelde lengte t/m +/-40cm is een verblijf van 100 x 80cm minimaal. Als uiterste is voor U. aegyptia een minimale oppervlakte van 200 x 100cm nodig. Vooral de diepte van de bak lijken de dieren erg prettig te vinden. Uromastyx zijn stressgevoelig. Door een behoorlijke diepte in het verblijf te creeren hebben de dieren het idee dat ze van het “gevaar” (lees: de ruiten) weg kunnen vluchten. De hoogte van de bak is voor Uromastyx minder van belang. De dieren leven voornamelijk op de bodem. Een hoogte van 60cm is in de meeste gevallen voldoende. Gezien het feit dat doornstaartagamen tamelijk actieve dieren zijn is het van belang dat het terrarium waarin men ze wil houden ruim is. Door bijvoorbeeld de achterwand beklimbaar te maken en/of door het aanbrengen van een of meerdere plateaus kan het leefoppervlak groter gemaakt worden. Een achterwand kan vrij eenvoudig geconstrueerd worden met piepschuim of purschuim dat ingesmeerd/overgoten Phyllium wordt met bijv. tegellijm. siccifolium Als bodemsubstraat voor een (vrouw) doornstaartagamenterrarium kan, goed gedroogd, speelzand gebruikt worden. Echter, een bak vol zand is niet voldoende. Het verdient de voorkeur om wat flinke objecten als rotsen en stronken op de bodem van het verblijf te plaatsen. Deze objecten kunnen als schuilplaats dienen. Daarnaast zullen de objecten het zicht door de bak beperken zodat dieren zich enigszins kunnen terugtrekken van andere dieren in de bak. Maak met de stenen en/of stronken een soort muurtjes en holen. Let wel op dat alles goed verankerd is want doornstaartagamen zijn sterke dieren met een gezonde dosis sloopzucht. Hou er bij de inrichting rekening mee dat er voor elk aanwezig dier een schuilplaats gecreëerd wordt. Meerdere exemplaren gebruiken soms dezelfde schuilplaats, dus zorg er dan voor dat deze groot genoeg is.
Schuilplaatsen kunnen o.a. gemaakt worden van stukken kunststof buis welke ingegraven worden, gestapelde stenen (pas op voor instortgevaar), grote stronken, maar ook een onder het terrarium aangebrachte schuilkist/lade behoort tot de mogelijkheden. Belangrijk is dat elke schuilplaats voor de verzorger bereikbaar en controleerbaar is. De temperatuur mag vooral ‘s zomers behoorlijk oplopen. Voor U. acanthinura kan bovenstaande klimaat tabel gebruikt worden. Voor andere ondersoorten kan het klimaat behoorlijk verschillen! Onder de warmtelampen moet de temperatuur oplopen van 55°C tot maximaal 65°C. Een goed heet “zonpunt” is zeer belangrijk voor de algehele gezondheid van Uromastyx. ’s Winters mag de temperatuur in het verblijf zakken tot rond de 15°C. Uromatyx zijn zonminnende hagedissen. Het is daarom zeer belangrijk om naast de warmtelampen voldoende verlichting aan te brengen. De verlichting kan bestaan uit (true-light)TL-lampen die een hoge lichtintensiteit opleveren. Naast voldoende verlichting en verwarming is het zeer aan te bevelen om Uromastyx voldoende UVB straling te bieden. In grotere verblijven kan voor de Osram Ultravitalux of Megaray lampen worden gekozen. In kleinere verblijven van bijvoorbeeld nakweek kan een UVB spaarlamp van Arcadia worden geplaatst. Het mag voor zich spreken dat de luchtvochtigheid in een terrarium voor deze hagedissen meestal laag is. Dit hangt uiteraard van de soort die er in leeft. Hoe dan ook, een of twee keer per week wat water sproeien in het terrarium kan geen kwaad. Tijdens de vervelling kan dit zelfs wenselijk zijn. Een van de schuilplaatsen kan ook licht-vochtig gehouden worden, zodat de dieren, wanneer ze daar behoefte aan hebben, zich daar kunnen terugtrekken. In de natuur brengen doornstaartagamen meer dan de helft van de tijd door in (zelfgegraven) holen. Hierin is de lucht en de grond in het algemeen licht-vochtig. Voortplanting Voor de voortplanting is een winterrust van ca. 3 maanden noodzakelijk. Aan de verschillende seizoenen dient de daglengte te worden aangepast; ‘s zomers ca. 14 uur licht, ‘s winters ca 10 uur licht. De temperatuur van het verblijf daalt dan enigszins mee. Er kan worden gekozen om de warmtelampen een aantal weken uit te laten zodat de temperatuur van het verblijf terugzakt naar kamertemperatuur. De dieren eten gedurende de winterrust niet.
De paring vindt plaats als de winterrust achter de rug is. Het vrouwtje laat door op de rug te gaan liggen blijken dat ze (nog) niet bereid is tot paren. Voor het leggen van eieren is een vochtige laag zand van ca. 15 cm diepte noodzakelijk. Creeer hiervoor een soort schuilplaats die voor de verzorger goed toegankelijk blijft. Over de voortplanting van de Uromastyx acanthinura is vrij veel bekend. Ook in Nederland zijn er sinds 1990 regelmatig jongen geboren. Paring bij een koppel U. geyri In de afgelopen jaren zijn er nog enkele (onder)soorten Uromastyx aangeboden via de dierenhandel. Het ging dan voornamelijk om Uromastyx acanthinura, Uromastyx aegyptia, en Uromastyx ornata. Recentelijk werd door een grove misvatting bij het Ministerie de slecht lokaal voorkomende Uromastyx dispar Maliensis aangeboden in de handel.
Voedsel Het grootste deel van het natuurlijke voedsel van de doornstaartagame bestaat uit plantaardig materiaal en een klein gedeelte bestaat uit dierlijk materiaal. Bij jonge dieren ligt de hoeveelheid dierlijke kost wat hoger. Bij onderzochte populaties werden zo´n zeventig verschillende plantensoorten gevonden die als voedsel dienden. Het grootste deel hiervan bestond uit soorten uit de volgende plantenfamilies: - Asterácae (Samengesteldbloemigen) - Apiáceae (Schermbloemigen) - Poáceae (Grassen). Het plantaardige voedsel bestaat uit zaden, bloemen, jonge spruiten, knoppen en bladeren. Als dierlijk voedsel vond men vnl. kevers en sprinkhanen. Tevens werd er zand en kleine steentjes in de faeces aangetroffen. Het zand zal wel onbedoeld met het voedsel naar binnen gaan en de steentjes dienen vermoedelijk als hulpmiddel om de plantaardige kost fijn te malen in de maag.
In gevangenschap kan het voedsel bestaan uit diverse soorten groente en fruit, zoals andijvie, ijsbergsla, koolsoorten, tomaat, appel en peen aangevuld met vitaminen-, mineralen-, en kalkpreparaten zoals Carmix, Sporavit of Gistocal en Calciumlactaat. Drie maal in de week voederen is voldoende. Jonge dieren dienen iedere dag gevoerd te worden. Sporadisch dient dierlijk voedsel in de vorm van bij voorkeur sprink-hanen maar anders krekels of wasmotten (wederom bestrooit met vitaminen-, mineralen- en kalkpreparaten) te worden verstrekt. Jonge dieren mogen wat vaker dierlijk voedsel. In het drinkwater dient kalk in de vorm van calciumlactaat (melkzure kalk) te worden opgelost. Het drinkwater moet elke dag worden ververst.
Vijverpraatje internet
Water in de tuin De Jonghe André Een vijver kiest u qua vorm, grootte en beplanting zodanig dat hij een verrijking van uw tuin wordt en geen afbreuk doet aan het geheel. Is de tuin te klein voor een vijver of beschikt u enkel over een balkon dan kunt u een mini-watertuin aanleggen waarvoor u een doormidden gezaagde ton kan gebruiken, wat een zeer decoratief effect geeft. Het is wel noodzakelijk dat u eerst de halve ton waterdicht maakt met rubberfolie of polyester. Voor grotere vijvers kunt u gebruik maken van verschillende materialen : a) vijver van beton Vroeger werden meestal vijvers aangelegd in beton , waarvoor echter voldoende materiaalkennis vereist was . De bodem moet minstens 15 cm dik zijn en bestaat uit een grondlaag van mortel (1/3 cement + 2/3 zand waaraan men een flinke scheut compactuna toevoegt) en keien , die men door elkaar mengt. Daarbovenop komt een tweede laag mortel, verstevigd met kippengaas. De zijwanden zijn bij voorkeur minstens 5 cm dik. Als de vijver af is laat men hem, naargelang de weersomstandigheden , een week tot 14 dagen uitdrogen. Pas dan kan de vijver gevuld en op eventuele lekkages gecontroleerd worden. Dit water wordt na een tiental dagen verwijderd omdat het gifstoffen afkomstig van het beton kan bevatten. Nu kan de vijver definitief gevuld worden. Voldoende waterplanten worden geplaatst en de eventuele filterinstallatie in werking gesteld. Pas na twee weken mogen de vissen m de vijver gezet worden. Dit geldt voor alle vijvertypes. b) vijver van polyester . Dit materiaal is ideaal maar bij de verwerking dient men voorzichtig te zijn. Polyester kan maar verwerkt worden bij een temperatuur vanaf 15 ° C. De te bewerken ondergrond moet droog zijn en ook tijdens de bewerking droog blijven. Gebruik handschoenen bij het verwerken van de polyester en bescherm uw ogen en mond tijdens het schuren van de vijver. Een polyester vijver is zeer degelijk en kan in iedere gewenste vorm aangelegd worden. Wortels van planten of muizen kunnen dit materiaal niet be-
schadigen. c) vijver van folie . Het best schaft u zich rubberfolie van l mm dikte aan. Meestal wordt door de fabrikant een garantie van 20 tot 30 jaar gegeven. Deze folie is UV-bestendig en zou niet kunnen beschadigd worden door wortels van planten. Bij het uitgraven van de vijver dienen alle scherpe voorwerpen verwijderd te worden. Een beschermingsmat is hier zeker geen overbodige luxe. Probeer de plooien zoveel mogelijk glad te strijken en vouw de hoeken strak in. De folie laat zich beter hanteren bij hogere buitentemperatuur d) voorgevormde vijvers . Kant-en-klare kunststofvijvers zijn haast in alle vormen en maten te koop. De meeste vijvers hebben verschillende dieptes, zodat de waterplanten op de juiste diepte kunnen worden geplaatst. Deze vijvers zijn niet goedkoop, maar praktisch onverwoestbaar en vrij gemakkelijk te plaatsen Een vijver legt men het best centraal in de tuin aan op een zonnige plek ; de zonnestralen zorgen er immers voor dat de zuurstofplanten goed kunnen groeien. Het diepste punt zou minstens 80 cm moeten bedragen . Als randafwerking gebruikt u best natuurstenen. Om tijdens de winter vorstschade te voorkomen is het aangewezen de vijverwanden schuin naar boven af te werken. Tevens kan het plaatsen van een luchtsteentje met luchtpomp voorkomen dat uw vijver volledig dichtvriest. Er bestaan drie types van vijvers 1) de plantenvijver. Hier staan de planten centraal . Diverse water- en moerasplanten worden op verschillende dieptes geplaatst en zorgen voor een vlotte overgang tussen tuin en vijver . Als we waterlelies willen houden dan plaatsen we die liefst op minimum 80 cm diepte in grote manden die we verzwaren met keien . 2) de plantenvijver met een zeer beperkt aantal geselecteerde vissen . Hier ligt de klemtoon nog op de planten, maar een aantal vissen (goudwindes en goudvissen) worden aan de vijver toegevoegd . 3) de visvijver. In de meeste gevallen worden kois gehouden. Aangezien deze vissen het water sterk vervuilen is een filter en UV-unit aan te raden. Eén koi per kubiek meter water is het maximum. Aangezien deze vissen planteneters zijn en de bodem omwoelen zijn waterplanten hier overbodig. Een heldere en gezonde vijver is niet enkel voor ‘specialisten’ weggelegd Als men bepaalde regels in acht neemt kan men dit ook gemakkelijk zelf
realiseren. Zuurstofplanten zijn een noodzaak. Om het water helder te houden heeft men vijf bosjes zuurstofplanten per kubieke meter nodig. Waterranonkel, fonteinkruid, waterpest en gedoornd hoornblad zijn de bekendste zuurstofleveranciers. Indien mogelijk ent u de vijver met water uit een reeds goed functionerende vijver. Bacterial toevoegen is zeker aan te raden. De vijver wordt het best aangelegd in de maanden juli en augustus omdat er dan voldoende waterplanten voorhanden zijn. In het voorjaar komen de planten meestal uit serres en zijn minder sterk. Voor een koivijver is het aan te raden een tweede vijver of een beekloop aan te leggen. Deze dient beplant te worden met sterk voedseleisende moerasplanten (bv. riet en lisdodde). Het water wordt door een dompelpomp uit de vijver gepompt naar het verst verwijderde punt in de beekloop of moerasvijver en stroomt dan langzaam naar de oorspronkelijk vijver terug. De moerasfilter wordt gevuld met grind en/of grof zand. Volgens collega-aquariaan en vijverliefhebber Rik Vanhoenacker bestaat er nog een uitstekend flltersysteem, nl. de wilgenfilter: één of twee forse wilgentakken van ongeveer een meter lang worden voor de helft in het water gelegd. Na enkele weken vormen zich onder het water knobbeltjes. Dan ontwikkelen zich rode worteltjes, die uitgroeien tot een dicht wortelgestel, dat mettertijd veel voedsel uit het water haalt. Bij een kleine vijver ziet u na een drietal weken reeds het effect van de wilgenfilter, bjj een grotere vijver dient het wortelbestand nog wat uit te groeien. De vissen Welke vissen u neemt hangt uiteraard af van uw persoonlijke smaak. Er worden veel soorten aangeboden, maar niet alle aangeboden vissen zijn even geschikt. Goudwinden zijn sterke vissen die best in een schooltje gehouden worden. Na verloop van jaren kunnen ze in grote vijvers wel 35 cm worden. Deze dieren woelen niet in de bodem en laten planten met rust. Goudvissen zijn de best gekende vijverbewoners en worden ook beter in groepjes gehouden. Van deze dieren bestaan er veel varianten: Amerikaanse komeetstaarten en Japanse shubunki’s met of zonder sluierstaart zijn wel de bekendste. Kois zijn prachtige vissen, die zeer groot kunnen worden. De vijver moet vrij diep zijn (minimum l m). Aan kois kan men veel plezier beleven omdat deze prachtig gekleurde vissen handtam worden en zich zelfs laten aaien . Let bij de aankoop van de vissen goed op voor eventuele ziekten. Vissen met samengeknepen vinnen of gaten in het lichaam, schaft u zich beter niet aan. Dode vissen in de bak is ook een slecht teken. Regelmatig krijgen vijverliefhebbers het bezoek van een reiger. Deze vogel is een uitstekende visser die in korte tijd uw visbestand kan uitdunnen. Rei-
gers uit kunststof als afschrikking of het plaatsen van struikeldraden schijnen niet te helpen. Schuilplaatsen creëren zoals een brugje of voldoende waterplanten zijn mogelijkheden. Rolkeien aan de rand van de vijver bieden een goede oplossing, aangezien de reiger niet houdt van een oneffen terrein.
Lisdodde als oeverplant Lisdodde kan je gemakkelijk herkennen aan de typische rietsigaren: verdikkingen op de uiteinden van de stengels. Samen met riet vormt lisdodde een natuurlijk oeververdediging bij meren en plassen. Wil je hem in je vijver aanplanten, dan kies je best dwerglisdodde. Zuiverende oeverplant Lisdodde is een oeverplant met kruipende wortelstokken en lange bladeren. De plant biedt heel wat voordelen: • •
• •
Lisdodde zuivert het water. Hij vervoert zuurstof naar de wortels. In het aeroob of zuurstofrijk water rond de wortels, nemen heel wat bacteriën een vaste plaats in. Ze breken fosfaten, nitraten en nitrieten af in het water. Veel slootdieren zoeken een veilige schuilplaats tussen de wortels van lisdodde. Heel wat insecten en spinnen overwinteren in de holle stengels van lisdodde.
Bloei van lisdodde De verschillende soorten lisdodde bloeien van mei tot september. Aan de kolf verschijnen dan zowel mannelijke als vrouwelijke bloempjes. De mannelijke aar zit bovenaan en de vrouwelijke aar onderaan, al dan niet met een spatie, afhankelijk van de variant. Je kan deze bloeiwijze op aren vergelijken met die van maïs: je ziet een vlezige hoofdas met daarrond zittende, ongesteelde bloemen.
verschillen. Wij werpen een blik op de meest voorkomende soorten: • Grote lisdodde (Typha latifolia) • Deze lisdodde groeit van nature langs oevers in ondiep water. Je herkent hem aan de bruine rietsigaren waarop de mannelijke en vrouwelijke bloemen zich gescheiden bevinden zonder tussenruimte. Verder heeft deze variant brede bladeren: tot zo’n vier centimeter. Qua hoogte bereikt de plant gemakkelijk 2,5 meter. • Kleine lisdodde (Typha angustifolia) • Deze kleine variant leeft bij voorkeur in dieper water. Andere verschillen ten opzichte van grote lisdodde, zijn de slanke bladeren die slechts half zo breed zijn, en de ietwat groenachtige rietsigaren. Tussen de mannelijke en vrouwelijke bloempjes op de kolf zit er een spatie van een twee- à vijftal centimeter. Klein kan je hem niet echt noemen, want uiteindelijk groeit hij nog altijd uit tot 2 meter. • Dwerglisdodde (Typha minima) • Wel heel wat kleiner is de dwerglisdodde met een maximum hoogte van een halve meter. De grasachtige bladeren zijn heel erg smal en de sigaren zijn kleiner en ronder dan die van de bovenstaande soorten. Opgelet: woekerende plant Lisdodden zijn agressieve groeiers, althans de grote en de kleine lisdodde. Ze zaaien zich sterk uit en woekeren. Met hun wortels groeien ze al snel door vijverfolie heen, met alle gevolgen vandien. Daarom is het aangeraden om enkel de dwerglisdodde in een tuinvijver met folie aan te planten. Zelfs in kleine vijvers zal deze de folie niet beschadigen. Kleine lisdodde kan je eventueel ook in middelgrote of grote vijvers met een kunstmatige bodem planten, maar dan heb je wel speciale bakken nodig. Plant grote lisdodde enkel aan in vijvers met een natuurlijke bodem die voldoende diep en groot is. Zo niet, dan kunnen ze zonder al te veel moeite het hele wateroppervlak innemen, waardoor er amper nog water zichtbaar is. Lisdodde aanplanten Lisdodde plant je als oeverplant vanzelfsprekend in een nat milieu, dat zuur of lichtzuur is. De plant doet het goed in zon of halfschaduw. Maak je geen zorgen over de koude wintermaanden, want de soorten die we hierboven besproken hebben, zijn winterhard.
In het begin zijn de bloemen van de lisdodde lichtbruin van kleur. Vervolgens komen er bruine, chocoladekleurige zaadhoofden aan: de rietsigaren.
Zowel grote lisdodde als dwerglisdodde moet je aanplanten op een diepte van 5 à 30 centimeter. Kleine lisdodde mag dieper aangeplant worden, tot op 50 centimeter onder het wateroppervlak.
Soorten lisdoddeLisdodde bestaat in een vijftiental soorten zonder erg grote
Vermeerdering van lisdodde door zaaien of scheuren.
Het bestuur
LIM B EURS 2009 Een organisatie van BBAT-LIMBURG
ZONDAG 5 JULI 2009 RUILEN - KOPEN - VERKOPEN VAN VISSEN, PLANTEN, TERRARIUMDIEREN EN MATERIALEN VOOR AQUARIUM, TERRARIUM EN TUINVIJVER INSTITUUT DON BOSCO Don Boscostraat Houthalen-Helchteren (België) van 10.00 tot 16.00 uur INFO e-mail:
[email protected] www.limbeurs.be Tel. +32 (0)11 27 10 80 Organisatie B.B.A.T. Limburg
Secretaris - Penningmeester Marc Mentens, Korte Vrenenstraat 3, 3900 Overpelt Tel. 011 66 71 87 GSM 0485 46 02 87
[email protected]
Redacteur Luc Schetz, Dorpsstraat 17/1, 3950 Bocholt Tel. 089 46 28 78 GSM 0477 45 48 26
[email protected]
Raadslid Jaak Van Bree, Thomas Watsonlaan 99, 3930 Hamont-Achel Tel. 011 64 17 90
[email protected]
Raadslid Rob Buntinx, Bosstraat 14, 3930 Hamont-Achel Tel. 011 62 19 61 GSM 0476 52 79 06
Raadslid Rob Slenders, Achel-Statie 22, 3930 Hamont-Achel GSM 0479 64 89 77
[email protected]
Erevoorzitter Willy Dilissen
Rekeningnummer A.N.L. 001-3284041-85 http://www.aquanoordlimburg.be