Antennebeleid versie juni 2007
Antennebeleid 2007 Gemeente Helmond
1
Antennebeleid versie juni 2007
Inhoudsopgave 0. Samenvatting....................................................................................................................................................... 3 1. Inleiding .......................................................................................................................................................... 4 1.1 Doelstelling en leeswijzer............................................................................................................................ 4 1.2 Soorten antennes en technieken ................................................................................................................. 4 2. Wet- en regelgeving ........................................................................................................................................ 5 2.1 Woningwet ................................................................................................................................................... 5 2.2 Wet op de Ruimtelijke Ordening.............................................................................................................. 5 2.3 Monumentenwet 1988................................................................................................................................. 6 2.4 Wet Milieubeheer........................................................................................................................................ 6 2.5 Telecommunicatiewet ................................................................................................................................. 6 2.6 Welstandsnota ............................................................................................................................................. 6 2.7 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ............................................................................................... 6 3. Het Antenneconvenant .................................................................................................................................... 7 4. Gezondheidsaspecten ...................................................................................................................................... 7 5. Gemeentelijke uitgangspunten ........................................................................................................................ 8 5.1 Stedenbouwkundige inpassing ................................................................................................................... 9 5.1.1 Woongebied ........................................................................................................................................... 9 5.1.2 Bedrijfsterrein ........................................................................................................................................ 9 5.1.3 Sportterrein........................................................................................................................................... 10 5.1.4 Infrastructuur........................................................................................................................................ 10 5.1.5 Landschap ............................................................................................................................................ 10 5.2 Gemeente als privaatrechtelijke partij.................................................................................................... 11 6. Bijlagen ............................................................................................................................................................. 13 6.1 Aanvullende informatiebronnen.............................................................................................................. 13 6.2 Antenneconvenant..................................................................................................................................... 14 6.3 Bouwen binnen radarverstoringsgebied ................................................................................................. 14 6.4 Overzicht randvoorwaarden vergunningverlening (vergunningplichtige antennes) .......................... 15 6.5 Overzichtskaart gebiedstypen.................................................................................................................. 16
2
Antennebeleid versie juni 2007
0. Samenvatting Om een goed zendbereik te garanderen, worden jaarlijks vele antennemasten geplaatst. Naar verwachting worden dat er de komende jaren steeds meer. Dit heeft te maken met de snelle uitbreiding van mobiele toepassingen en het groter worden van de groep gebruikers. Waar mogelijk wordt door de providers natuurlijk gekozen voor een vergunningsvrije oplossing, zoals een kleine antennemast op een hoogspanningsmast of op een hoog gebouw. Dat is echter lang niet altijd mogelijk en dan moet een bouwvergunning aangevraagd worden voor de plaatsing van een vrijstaande mast of nieuw opstelpunt. In het algemeen passen deze aanvragen voor plaatsing niet binnen de bestemmingen en bebouwingsvoorschriften in bestemmingsplannen en is er een vrijstellingsprocedure nodig. De gemeente vindt het belangrijk om deze aanvragen eenduidig en zo efficiënt mogelijk af te handelen en te zorgen voor een goede ruimtelijke inpassing. Om dit mogelijk te maken, is dit beleidskader opgesteld. De gemeentelijke uitgangspunten worden hieronder kort samengevat. Een overzicht met de stedenbouwkundige randvoorwaarden is te vinden in bijlage 6.4. • • • • • • • •
Zoveel mogelijk gebruik maken van site-sharing. Liever een antenne op het dak van een hoog gebouw plaatsen of combineren met een bouwwerk, dan een vrijstaande antenne-installatie (mast). Vrijstaande masten bij voorkeur op bedrijfsterreinen, sportterreinen of in combinatie met de (hoofd)infrastructuur. Geen vrijstaande masten midden in woongebieden, aan de randen alleen op ruime afstand van de dichtstbijzijnde woningen (altijd minimaal de hoogte van de mast als afstand tot woningbouw). Alleen masten in het landschap als dit noodzakelijk is voor de dekking en op geen enkele andere manier opgelost kan worden. Ook op bedrijfsterreinen mogen vrijstaande masten niet ten koste gaan van de omgevingskwaliteit en dienen op ruime afstand van bedrijfsgebouwen te blijven. Masten kunnen op sportterreinen vaak goed worden ingepast met bestaande elementen, zoals verlichtingspalen. Masten mogen bij grote infrastructurele knooppunten worden geplaatst, mits zij zowel ruimtelijk als vanuit verkeersveiligheid goed in te passen zijn.
3
Antennebeleid versie juni 2007
1. Inleiding Mobiel telefoneren en het gebruik van internet zijn niet meer weg te denken uit onze maatschappij. Naast de sociale functie, draagt een mobiele telefoon voor veel mensen bij aan hun veiligheidsgevoel. Ziekenhuizen en andere (zorg)instellingen maken ook massaal gebruik van mobiele oplossingen, bijvoorbeeld om sneller te beschikken over patiënt-onderzoeksgegevens en om te kunnen communiceren tijdens het vervoer van patiënten. Ook door de politie en andere hulpdiensten wordt mobiele communicatie ingezet, bijvoorbeeld om burgers te kunnen waarschuwen bij rampen en calamiteiten. De Nederlandse overheid wil dat haar inwoners de mogelijkheden van draadloze telecommunicatie optimaal kunnen benutten. Om deze communicatie te kunnen faciliteren, is het Nationaal Antennebeleid geformuleerd en zijn afspraken gemaakt met betrokken bedrijven. Het Nationaal Antennebeleid richt zich zowel op het belang van zorgvuldige toetsing aan de eisen van volksgezondheid, leefmilieu en veiligheid als op het belang van een snelle realisatie van nieuwe draadloze infrastructuren. Deze uitgangspunten worden voor Helmond verder uitgewerkt in dit gemeentelijk antennebeleid.
1.1 Doelstelling en leeswijzer De doelstellingen voor het gemeentelijk antennebeleid zijn: • Een goede ruimtelijke inpassing van de antennemasten. • Structureren van de bouwvergunningverlening zodat ad hoc besluiten worden voorkomen en de handhaving vereenvoudigd wordt. Naast een toelichting op de technieken (paragraaf 1.2), de wet- en regelgeving (hoofdstuk 2), het convenant (hoofdstuk 3) en gezondheidsaspecten (hoofdstuk 4), staan in deze beleidsnota de ruimtelijke uitgangspunten voor de plaatsing van antennes (hoofdstuk 5).
1.2 Soorten antennes en technieken Het netwerk voor mobiele communicatie bestaat uit antenne-installaties (basisstations). Elk basisstation bestaat uit een techniekkast, kabels en een mast met antennes die kunnen zenden en ontvangen. Naast de hoofdgroep van de mobiele telecommunicatiesystemen, zijn er ook omroepnetwerken en andere netwerken (C2000, bedrijfsnetwerken, radiozendamateurs). De signalen voor de mobiele communicatie worden met lage vermogens uitgezonden met behulp van twee technieken: GSM en UMTS. De basistechnologie is voor alle systemen dezelfde: radiogolven. GSM wordt al jaren gebruikt voor mobiele telefonie en voor sms. Verbeterde technologieën zoals GPRS en UMTS maken het mogelijk om meer en vooral sneller informatie mobiel te versturen. De frequenties voor het uitzenden van GSM- en UMTS-signalen zijn uitgegeven aan de vier operators KPN, Orange, T-Mobile en Vodafone. De omroepnetwerken zenden met hoge vermogens, waardoor er slechts een beperkt aantal antennes nodig zijn. Het zijn radio- en televisiezenders die signalen overbrengen met analoge technieken (AM en FM) en sinds enige tijd ook via digitale radio en televisie (TDAB en TDVB-technieken). C2000 is het netwerk van de hulpdiensten. Deze antennes zenden op hoog vermogen. De gebruikte techniek “TETRA” is de Europese standaard voor mobiele communicatie voor de Openbare Orde en Veiligheidsdiensten. Bij de overige netwerken, die meestal op laag vermogen uitzenden, moet worden gedacht aan luchtvaart, scheepvaart en bedrijfs- en huisnetwerken voor draadloze telefoon-en internetverbindingen. Alle netwerken voor gesloten gebruikersgroepen behoren tot deze categorie.
4
Antennebeleid versie juni 2007
2. Wet- en regelgeving De plaatsing van antenne-installaties valt, afhankelijk van het soort antenne en de locatie van de antenne, onder de Woningwet, Wet Milieubeheer, Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Monumentenwet. Afspraken over de plaatsing van bouwvergunningsvrije antennes zijn vastgelegd in het Antenneconvenant.
2.1 Woningwet In de Woningwet (1 januari 2003, artikel 40) is bepaald dat het verboden is te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van Burgemeester en Wethouders (bouwvergunning). Ook is opgenomen dat voor sommige bouwwerken met een lichte bouwvergunning kan worden volstaan of dat er geen vergunning nodig is (bouwvergunningsvrij). De vergunning heeft betrekking op de installatie waarop de antennes worden bevestigd, niet voor de antennes op zich. In het “Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken”, staan onder meer de voorwaarden om antenne-installaties zonder vergunning of met een lichte bouwvergunning te mogen realiseren (artikel 3, lid 1, onderdelen e en f). De volledige tekst van het besluit is te vinden op www.vrom.nl onder “wetten en regels”. Ten aanzien van antennes is hierin het volgende vastgelegd: Antenne-installaties met een hoogte tot 5 meter zijn, mits ze voldoen aan een aantal andere voorwaarden, vergunningsvrij1. Antenne-installaties tot 5 meter geplaatst in, op of bij een monument of in beschermd stads-/dorpsgezicht en antenne-installaties tot 40 meter zijn lichtbouwvergunningplichtig. Voor antenne-installaties hoger dan 40 meter is een reguliere bouwvergunning vereist. C2000 is het digitale radiocommunicatienetwerk waarvan politie, brandweer, ambulance en marechaussee gezamenlijk gebruik maken. Een C2000-opstelpunt is bouwvergunningsvrij, zonder limitering van hoogte en uiterlijke kenmerken. Het project C2000 is in uitvoering bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het landelijke waarschuwingsstelsel (WAS) bevat sirenes die worden ingezet om de bevolking bij een (dreigende) calamiteit te waarschuwen. De sirenes bevinden zich overal in het land. De installaties bestaan uit ca. 3000 mastopstellingen met een hoogte van 15 of 18 meter en ca. 800 dakopstellingen. Een elektronische sirene ten behoeve van het waarschuwen van de bevolking bij calamiteiten of de dreiging daarvan, almede de bevestigingsconstructie wordt als bouwvergunningsvrij bouwwerk aangemerkt.
2.2 Wet op de Ruimtelijke Ordening Indien plaatsing van een antenne-installatie waarvoor een bouwvergunning nodig is, niet past binnen het geldende bestemmingsplan, kan een vrijstellingsprocedure worden gevolgd. Voor antenneinstallaties binnen de bebouwde kom kan de vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 3 van de WRO worden gevolgd. Voor antenne-installaties buiten de bebouwde kom is een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 of 2 noodzakelijk. In het algemeen passen antenne-installaties niet binnen de bestemmingen en bebouwingsvoorschriften van vigerende bestemmingsplannen. In die gevallen is een vrijstelling van het bestemmingsplan op basis van de WRO nodig (zie ook bijlage 7.4). Per 1 januari 2003 is artikel 20 van het Besluit op de ruimtelijke ordening aangepast. Dit betekent dat voortaan antenne-installaties die licht-bouwvergunningplichtig zijn binnen de bebouwde kom kunnen worden afgedaan met artikel 19.3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Dit betreft dus antenne-installaties tot 40 meter of geplaatst in, op of bij monumenten of in beschermde stads-/dorpsgezichten binnen de bebouwde kom. Voor deze laatste categorie is dan nog wel een monumentenvergunning vereist. In alle andere gevallen (o.a. buiten de bebouwde kom) zal een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 (of lid 2) WRO gevoerd moeten worden. Deze voorwaarden staan beschreven in het Antenneconvenant in het kader van het Nationaal Antennebeleid betreffende vergunningsvrije antenne-installaties voor mobiele communicatie. De meeste antennes van de vijf operators vallen in deze categorie.
1
5
Antennebeleid versie juni 2007
2.3 Monumentenwet 1988 Op grond van artikel 11, tweede lid van de Monumentenwet is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning: • Een beschermd monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen; • Een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. Het plaatsen van een antenne op een monument is daarom (licht) bouwvergunningplichtig. Bij plaatsing van een antenne binnen een beschermd dorps- of stadsgezicht geldt een meldingsplicht, gevolgd door een toets door de Monumentencommissie.
2.4 Wet milieubeheer Antennes vallen alleen onder de Wet milieubeheer indien zij een zendsterkte hebben van meer dan 4 kilowatt. De antennes voor mobiele telecommunicatie (GSM, UMTS) werken op een veel lager vermogen en kunnen dus zonder milieuvergunning worden geplaatst. Antennes van omroepzenders (radio, televisie) of C2000 (hulpdiensten) hebben vaak wel een vermogen hoger dan vier kilowatt. Voor plaatsing van deze antennes moet dan ook een vergunning in het kader van de Wet milieubeheer worden verleend.
2.5 Telecommunicatiewet In de Telecommunicatiewet is het delen van antenne-opstelpunten (site-sharing) verplicht gesteld. De Telecommunicatiewet is van toepassing indien er naast antennes ook kabels aangelegd moeten worden. De wet bevat onder meer de algemene rechten en plichten van lokale overheden en operators in het kader van de telecommunicatie.
2.6 Welstandsnota In de Welstandsnota van Helmond zijn nog geen welstandscriteria ten aanzien van antennemasten opgenomen. Voor vergunningplichtige antennes worden aanvullende welstandseisen opgelegd. Voor vergunningsvrije antennes kunnen volgens het convenant (zie hoofdstuk 3) alleen objectieve eisen gesteld worden aan de kleurstelling van nog op te richten vergunningsvrije antenne-installaties. Alleen de eisen die betrekking hebben op de kleurstelling gelden dus voor zowel vergunningsvrije en vergunningplichtige antennes. Zie ter aanvulling ook de algemene uitgangspunten voor plaatsing bij hoofdstuk 5. De volgende algemene welstandseisen worden in de Welstandsnota opgenomen: • Alle onderdelen moeten in principe een zodanige kleurstelling krijgen dat deze zo veel mogelijk wegvallen tegen de achtergrond. • In specifieke gevallen kan in overleg tussen gemeente en operator worden afgesproken dat de antenne juist een afwijkende kleurstelling zal krijgen. • De constructie moet zodanig worden vormgegeven dat de installatie een zo onopvallend mogelijk silhouet vormt, door o.a. aandacht te besteden aan de vorm en architectuur van het gebouw. • Door site-sharing kan het voorkomen dat er meerdere techniekkasten bij een installatie worden geplaatst. Deze moeten dan dezelfde kleur en bij voorkeur dezelfde buitenmaten hebben. • Bij plaatsing van apparatuurkasten op maaiveld dient beplanting of een andere aantrekkelijke afscherming te worden aangebracht zodat de apparatuur uit het zicht blijft. • Bij voorkeur clustering van de installatie met bestaande elementen op een plat dak of aan een dakopbouw voor klimaatinstallaties of liften. • Plaatsing van een antenne-installatie op of aan een gebouw mag tijdens en na gebruik nooit blijvende schade of zichtbare aanpassingen aan het gebouw veroorzaken.
2.7 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Alle eventueel benodigde verschillende vergunningen worden, na het in werking treden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), afgehandeld via een omgevingsvergunning.
6
Antennebeleid versie juni 2007
3. Het Antenneconvenant Het “Convenant in het kader van het Nationaal Antennebeleid betreffende vergunningsvrije antenneinstallaties voor mobiele communicatie” dd. 27-06-2002 is opgesteld en getekend door de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van VROM (uit naam van de Rijksoverheid), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de vijf grote operators voor mobiele communicatie (toen genaamd: Ben, Dutchtone, KPN Mobile, Vodafone en O2), die zich hebben verenigd in MoNet. In de bijlage is een kopie van het convenant opgenomen. Het Antenneconvenant regelt de voorwaarden voor plaatsing van bouwvergunningsvrije antenneinstallaties voor mobiele telecommunicatie van maximaal vijf meter hoog. Ook is geregeld dat de gemeente bij vergunningsvrije antenne-installaties objectieve eisen mag stellen aan de kleurstelling van de installatie. Deze moeten dan wel worden vastgelegd in de gemeentelijke welstandsnota. Het is vanuit het Antenneconvenant vereist dat de gemeente naar aanleiding van het toezenden van het plaatsingsplan door de operators de algemene visuele inpasbaarheidseisen aan de betrokken operators kenbaar maken. Daarnaast worden in het convenant nog drie onderwerpen behandeld die voor gemeentelijk antennebeleid relevant zijn: • Het plaatsingsplan, waarin alle geplande en bestaande antenne-opstelpunten in de gemeente vermeld staan. • De visuele inpasbaarheid. • De instemmingsprocedure voor bewoners. Deze onderwerpen worden in bijlage 2 verder uitgewerkt.
4. Gezondheidsaspecten Er is de laatste jaren veel te doen geweest over de gezondheidsaspecten van GSM- en vooral UMTSsignalen. De nadruk ligt op de bescherming van de bevolking tegen eventuele nadelige gevolgen van elektromagnetische velden. In de wet zijn hiervoor maximale blootstellingslimieten vastgelegd, die de veiligheid waarborgen. Nederland heeft, net als de meeste landen van de Europese Unie, de strenge blootstellingslimieten van de ICNIRP (International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection) overgenomen. Daarnaast is een zorgvuldige en actieve informatieverstrekking van belang bij het plaatsen van antennemasten. Er zijn inmiddels zo’n 2500 onderzoeken verricht naar het effect van radiogolven op de gezondheid. Hieruit blijkt dat er geen reden is voor bezorgdheid over nadelige effecten van radiogolven op de gezondheid2. Uit jurisprudentie blijkt tot nog toe dat aanvragen om vrijstelling en bouwvergunning voor antennemasten niet op gezondheidsapecten mogen worden beoordeeld.
De Gezondheidsraad is een onafhankelijk adviesorgaan van de Nederlandse regering. Met betrekking tot UMTS is op 6 juli 2006 het resultaat van het onderzoek door de Universiteit van Zurich gepubliceerd. Onderzocht is of UMTS velden effecten hebben op het welbevinden (bv. hoofdpijn, moeheid, duizeligheid) en cognitieve functies (bv. reactiesnelheid, korte termijngeheugen). De conclusie van dit onderzoek is dat er geen aanwijzingen zijn dat er op korte termijn sprake is van dergelijke gezondheidseffecten. Op basis van dit onderzoek kunnen echter geen conclusies worden getrokken ten aanzien van de lange termijn effecten. 2
7
Antennebeleid versie juni 2007
5. Gemeentelijke uitgangspunten Daar waar vergunningsvrije oplossingen te realiseren zijn, zoals bijvoorbeeld op hoogspanningsmasten, lichtmasten, silo’s en hoge gebouwen of andere hoge bouwwerken, zullen de operators vanzelfsprekend gebruik maken van deze mogelijkheden. Voor die locaties waar een nieuwe mast of opstelpunt dient te worden opgericht is het zaak om ervoor te zorgen dat deze zo goed mogelijk in de omgeving wordt ingepast. In hoeverre een mast in zijn omgeving is in te passen zal sterk afhangen van de omgevingsfactoren en de exacte locatie van de mast Algemene eisen: • Operators moeten daar waar mogelijk zoveel mogelijk gebruik maken van elkaars masten (sitesharing). Als er een nieuwe mast wordt geplaatst, dan moet deze hiervoor geschikt zijn. • De plaatsing op bestaande zendmasten of andere bestaande bouwwerken zoals hoogspanningsmasten, windturbines, lichtmasten en verkeersportalen heeft nadrukkelijk de voorkeur. Bij een aanvraag voor een bouwvergunning moet de operator aannemelijk maken dat het niet mogelijk is de antenne op een gebouw of bestaande antenne-installatie te plaatsen. • Ter voorkoming van onevenredige landschappelijke/ruimtelijke verstoring, bestaat de voorkeur voor plaatsing van enkele hogere masten boven meerdere lagere masten; technisch noodzakelijke afwijkingen van deze voorkeur moeten voldoende worden gemotiveerd. • Er mag geen bezwaar zijn vanuit de verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen. • Er mag geen sprake zijn van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. • Plaatsing van een antenne-installatie op of aan een gebouw mag tijdens en na gebruik nooit blijvende schade of zichtbare aanpassingen aan het gebouw veroorzaken. • De antenne-installaties, evenals de bijbehorende technische installaties en de bedrading, moeten door middel van zorgvuldige materiaal- en kleurkeuze in de omgeving worden ingepast. Bebouwde kom Binnen de bebouwde kom is het realiseren van antenne-installaties op maaiveldniveau in woongebieden uit het oogpunt van woongenot over het algemeen stedenbouwkundig zeer gevoelig. Het plaatsen van antenne-installaties op bedrijfsterreinen en sportterreinen en langs de hoofdinfrastructuur ligt gezien het overwegend functionele karakter stedenbouwkundig minder gevoelig, behoudens daar waar sprake is van (bedrijfs)woningen. Speciale aandacht gaat hierbij uit naar de ruimtelijke kwaliteit van zichtlocaties. Zowel vanuit stedenbouwkundig oogpunt als vanuit een effectief zendbereik zal ervoor gekozen worden antenne-installaties op hoge gebouwen aan te brengen. Landelijk Gebied Het plaatsen van antenne-installaties in het buitengebied ligt vanuit landschappelijk oogpunt doorgaans gevoelig. Vanuit deze landschappelijke beleving is een situering van masten bij al gebouwde of gerealiseerde elementen in het gebied het meest gewenst. Bijvoorbeeld plaatsing langs grote verkeerswegen, bij voorkeur bij parkeerplaatsen, pompstations, knooppunten, viaducten, bedrijfsterreinen, sportterreinen en horecagelegenheden. Ook in combinatie met hoogspanningsmasten of bij agrarische bedrijfscentra is plaatsing te overwegen. Uiteraard wordt gestreefd naar een zo gunstig mogelijk landschappelijke inpassing en mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden in de directe omgeving. Antenne-installaties dienen op zo´n manier en op zo´n locatie gerealiseerd te worden dat ze zo min mogelijk verstoring van de horizon opleveren.
8
Antennebeleid versie juni 2007
5.1 Stedenbouwkundige inpassing Om een kader te scheppen waarmee bouwvergunningen voor de plaatsing van antennemasten snel en efficiënt kunnen worden afgehandeld, worden in deze paragraaf de ruimtelijke uitgangspunten uitgewerkt die bij het verlenen van de bouwvergunning en de daarvoor benodigde vrijstelling van het bestemmingsplan worden gehanteerd. Voor de duidelijkheid worden de volgende type gebieden onderscheiden (zie ook bijlage 6.4): Woongebied. Bedrijfsterrein. Sportterrein. Infrastructuur. Landschap. Zoals hiervoor reeds is geschetst, is een onderscheid te maken tussen gebieden met een hoge en een lage stedenbouwkundige gevoeligheid. Bepalend is de inbreuk op het woongenot en landschapswaarden. Niet alleen binnen een type gebied wordt een belangenafweging gemaakt op grond van specifieke randvoorwaarden maar ook tussen de gebieden met een hoge en lage gevoeligheid. Daarbij dient het plaatsen van antenne-installaties binnen gebieden met een hoge gevoeligheid zoveel mogelijk te worden vermeden. Daar tegenover staat dat de randvoorwaarden in gebieden met een lage gevoeligheid soepeler zijn.
5.1.1 Woongebied (gevoeligheid hoog) Algemeen uitgangspunt is om het aantal vrijstaande masten in woongebieden zoveel mogelijk te beperken. In woonstraten en open locaties midden in de wijk mogen geen vrijstaande masten worden gerealiseerd. Bij plaatsing op daken moet rekening worden gehouden met het zicht vanaf de straat, bijvoorbeeld bij pleinen dus ruime afstand vanaf de dakrand. Antennes die hoger zijn dan 40 meter worden in woongebieden niet toegestaan. Voorkeursvolgorde: 1. Plaatsing van antennes op daken van niet woongebouwen. 2. Plaatsing op woongebouwen. 3. Vrijstaande antenne-installaties. Als alleen een vrijstaande mast mogelijk is, kunnen locaties aan de rand van de woongebieden zeer kritisch worden bekeken. Hierbij moeten de volgende afstanden worden toegepast. Een antennemast tot 25 meter moet op minimaal 25 meter afstand van de dichtstbijzijnde woonbebouwing worden gerealiseerd. Voor antennes tussen 25 en 40 meter geldt een minimale afstand van 50 meter tot woningbouw. Tot overige bebouwing in de woonomgeving geldt in principe een minimale afstand van 25 meter. Er moet minimaal 15 meter afstand worden gehouden tot de openbare weg.
5.1.2 Bedrijfsterrein (gevoeligheid laag) De verstoring van de uitstraling van een bedrijfsterrein door een antennemast is bij zorgvuldige plaatsing minimaal. Bij plaatsing op daken moet een ruime afstand tot de dakrand aangehouden worden, zodat de mast(en) vanuit de openbare ruimte zo min mogelijk te zien is(zijn). Er moet aansluiting worden gezocht bij de hoogte van bestaande gebouwen en bouwwerken, zoals reclamemasten en hoogspanningsmasten. Voorkeursvolgorde: 1. Plaatsing van antennes op daken van gebouwen. 2. Gecombineerd met bouwwerken, zoals reclamemasten en hoogspanningsmasten. 3. Vrijstaande antenne-installaties. Voor vrijstaande antenne-installaties moet een minimale afstand tot (bedrijfs)woningen aangehouden worden van 25 meter voor antenne-installaties tot 40 meter hoogte. Voor eventuele andere functies in de bedrijfsomgeving (restaurant, kinderopvang) kunnen, indien er sprake is van een kwetsbare bestemming, door de gemeente hogere eisen worden gesteld. Voor hogere antennes moet per geval worden bekeken of plaatsing kan worden toegestaan.
9
Antennebeleid versie juni 2007
5.1.3 Sportterrein (gevoeligheid laag) Op sportterreinen kunnen (vrijstaande) antenne-installaties worden gerealiseerd. Deze moeten zoveel mogelijk worden gecombineerd met elementen met een gelijke uitstraling, zoals hoge lichtmasten. Voorkeursvolgorde: 1. Plaatsing van antennes op daken van gebouwen. 2. Gecombineerd met bouwwerken, zoals hoge lichtmasten. 3. Vrijstaande antenne-installaties.
5.1.4 Infrastructuur (gevoeligheid laag) Langs hoofdinfrastructuur dient zo veel mogelijk gebruik te worden gemaakt van bestaande hoge gebouwen en bouwwerken. Als zorgvuldige inpassing mogelijk is en de verkeersveiligheid gegarandeerd is, kunnen antenne-installaties rond lokale verkeersknooppunten worden toegestaan. Overigens is er vanuit Rijkswaterstaat een beperking gelegd op het bouwen rond snelwegen. Er dient een zone van 50 meter vrij van bebouwing te blijven. Tussen de 50 en 75 meter is er sprake van een overlegzone. Voorkeursvolgorde: 1. Plaatsing van antennes op daken van (hoge) gebouwen. 2. Gecombineerd met bouwwerken, zoals reclame- en hoogspanningsmasten. 3. Vrijstaande antenne-installaties bij parkings, pompstations, knooppunten en infrastructurele voorzieningen zoals viaducten en bruggen.
5.1.5 Landschap (gevoeligheid hoog) In landschappen, zoals structurele groenzones, natuurgebieden, gebieden met landschappelijke waarden en langs recreatieve routes, worden geen antennes toegestaan. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld ten behoeve van de dekking van omliggende woongebieden, wordt de plaatsing van een mast toegestaan. Dit alleen indien er geen enkele andere mogelijkheid is om antennes op aanwezige bebouwing te bevestigen. Hierbij wordt de deskundigheid van de gemeentelijke landschapsarchitect ingeroepen voor zorgvuldige inpassing.
10
Antennebeleid versie juni 2007
5.2 Gemeente als privaatrechtelijke partij Wanneer een operator op gemeentegrond een antennemast, techniekkasten of andere roerende of onroerende zaken wil plaatsen, dienen er naast de eventuele publiekrechtelijke bouwvergunning één of meerdere privaatrechtelijke overeenkomsten te worden aangegaan. De operator die een antennemast op gemeentegrond wil plaatsen, krijgt te maken met de volgende privaatrechtelijke aspecten: 1. voor het gebruik van de grond behoeft de operator een gebruiksrecht (bijvoorbeeld huurrecht); 2. voor het hebben van een mast of techniekkasten of andere onroerende zaken op gemeentegrond, zal een recht van opstal gevestigd moeten worden; 3. voor het mogen gaan van de openbare weg naar de locatie over gemeentegrond is een recht van overpad nodig; 4. voor het mogen leggen van leidingen naar de locatie door gemeentegrond zal het recht van kabellegging moeten worden verkregen. Het verlenen van de vier hierboven besproken rechten kan in één overeenkomst vastgelegd worden. Voor het daadwerkelijk vestigen van de verschillende rechten is overschrijving van een akte in de daarvoor bestemde openbare registers noodzakelijk. Ofwel, de overeenkomst waarin de rechten zijn verleend zal bij een notaris moeten passeren. Ad 1. Het gebruik van gemeentegrond door de operator voor het plaatsen, hebben en onderhouden van de locatie, kan geregeld worden met een persoonlijk recht van huur of een van het recht van opstal afgeleid zakelijk gebruiksrecht. Voorkeur heeft het gebruik van de grond op basis van een zakelijk gebruiksrecht dat is afgeleid van een recht van opstal of een ander zakelijk gebruiksrecht. Met een huurovereenkomst kan namelijk niet voorkomen worden dat de gemeente als eigenaar van de grond door natrekking ook eigenaar van de op deze grond geplaatste mast of techniekkasten wordt. Ad 2. Met het vestigen van een recht van opstal wordt het voor de operator mogelijk om in of op gemeentegrond een mast en/of techniekkasten in eigendom te hebben. Door gebruik te maken van het recht van opstal blijft de gemeente eigenaar van de grond, maar is geen eigenaar van de door een operator op de grond geplaatste masten, techniekkasten of andere onroerende zaken worden. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente aansprakelijk gesteld kan worden. Ad 3. De operator zal ook vanaf de openbare weg bij de locatie moeten komen. Als hiervoor over gemeentegrond moet worden gegaan, kan ten behoeve van de operator een zakelijk recht van overpad worden gevestigd. Dit recht wordt als erfdienstbaarheid gevestigd, waarbij de grond waarvoor de operator het gebruiksrecht heeft als heersend erf wordt aangemerkt en de gemeentegrond waarover de operator moet gaan om bij de locatie te komen als dienend erf wordt aangemerkt. Ad 4. Voor het leggen van kabels vanaf een bestaand kabelnet door grond van de gemeente naar de installatie van de operator, zal een recht van kabellegging moeten worden verstrekt aan de operator. Dit recht wordt ook als erfdienstbaarheid ten behoeve van de operator gevestigd. Praktijksituaties In de praktijk komen de volgende situaties vaak voor: 1. de operator wil een antenne aan een bestaande hoogspanningsmast bevestigen en wil een technische kast met een omheining onder de hoogspanningsmast op grond van de gemeente plaatsen; 2. de operator wil een geheel nieuwe mast met technische kast en omheining op grond van de gemeente plaatsen; 3. de operator wil een mastje of antenne met technische kast op een bestaand gebouw plaatsen. In situatie 1 en 2 dienen de vier hierboven genoemde rechten verleend te worden. Het recht van opstal heeft bij 1 uitsluitend betrekking op de technische kast met omheining en bij 2 zowel op de mast als de technische kast en omheining. Bij situatie 3 moet onderscheid gemaakt worden tussen een gebouw waarvan de gemeente eigenaar is en een gebouw waarvan de gemeente geen eigenaar is. Als de gemeente eigenaar is, dan zullen de genoemde rechten onder 1 en 2 gevestigd moeten worden en soms ook het recht genoemd onder 4. Als de gemeente geen eigenaar is van het gebouw, dan is er geen sprake privaatrechtelijke belangen of bevoegdheden en worden er geen rechten verleend.
11
Antennebeleid versie juni 2007
Prijzen Om aan te sluiten bij het beleidsuitgangspunt dat er zoveel mogelijk site-sharing moet plaatsvinden wordt er, wanneer een operator een nieuwe mast met technische kast en omheining op gemeentegrond wil plaatsen, één prijs gerekend als vergoeding voor het gebruiksrecht, onafhankelijk van het aantal operators dat van de mast gebruik maakt. Deze prijs wordt door het gemeentebestuur bepaald, uitgaande van het gebruiksrecht voor 1000 m2 gemeentegrond. Dit bedrag zal vervolgens jaarlijks worden geïndexeerd. Ook wordt door het gemeentebestuur een prijs vastgesteld voor het gebruik van gemeentegrond in de situatie dat een operator een antenne aan een bestaande hoogspanningsmast bevestigd en een technische kast en omheining op gemeentegrond plaatst. Tenslotte wordt een prijs vastgesteld voor het gebruik door operators voor het plaatsen van masten of antennes op gebouwen waarvan de gemeente eigenaar is. Bij site-sharing komt het voor dat een operator op gemeentegrond een nieuwe mast geeft geplaatst, waarbij ten behoeve van deze operator door de gemeente verschillende rechten zijn verleend, en dat een tweede en volgende operator ook gebruik willen maken van deze mast. Ten behoeve van de tweede en volgende operator zal opnieuw een recht van opstal voor de te plaatsen technische kast gevestigd moeten worden. Ook zullen zowel een gebruiksrecht als een recht van overpad ten behoeve van de tweede en volgende operator gevestigd moeten worden. Afhankelijk van het al dan niet medegebruiken van de al aanwezige kabels kan het bovendien nodig zijn een recht van kabellegging te verlenen.
12
Antennebeleid versie juni 2007
6. Bijlagen 6.1 Aanvullende informatiebronnen Er zijn veel partijen betrokken bij het antennebeleid. Iedere partij heeft een eigen rol en eigen verantwoordelijkheden. •
•
•
• • •
•
•
Het Ministerie van Economische Zaken faciliteert de aanleg van mobiele netwerken en houdt toezicht op de veiligheidsaspecten van eindapparatuur van mobiele communicatie. Het ministerie is verantwoordelijk voor het stimuleren van de economische positie van Nederland in het algemeen en in het bijzonder op ICT gebied. Info: www.minez.nl Het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is verantwoordelijk voor het landelijke beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening en het milieubeheer. Daaruit vloeit voort dat VROM wet- en regelgeving opstelt (zoals de Woningwet en de Wet Milieubeheer), waaraan in beginsel ook het plaatsen van antennes onderworpen is. www.minvrom.nl Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is verantwoordelijk voor de arbeidsomstandigheden van beroepsgroepen die met en rond antennes werken. Rond antennes dienen zo nodig veiligheidszones in acht te worden genomen in overeenstemming met de aanbevelingen van de European Telecommunications Standards (ETSI). Info: www.szw.nl De Gezondheidsraad is een onafhankelijk orgaan dat de rijksoverheid adviseert over de stand van de wetenschap op het gebied van de volksgezondheid. www.gezondheidsraad.nl De Vereniging van Nederlandse Gemeenten is belangenbehartiger en adviesorgaan voor gemeenten, die op hun beurt vergunningen verlenen en overleggen met mobiele operators over de locaties van antennes. www.vng.nl De mobiele netwerkoperators KPN, Orange, T-Mobile, Vodafone, verenigd in MoNet, zijn verantwoordelijk voor de aanleg en het beheer van mobiele netwerken, volgens de geldende weten regelgeving en het Antenneconvenant. MoNet richt zich onder meer op voorlichting en belangenbehartiging. Zo ondersteunt MoNet huiseigenaren bij het verzorgen van voorlichting aan bewoners over de plaatsing van een antenne-installatie op een woongebouw. MoNet overlegt ook met de landelijke en gemeentelijke overheid over de plaatsing van antenne installaties. www.monet-info.nl Om een gecoördineerd beleid met een verenigde inzet van alle vereiste expertise ter hand te kunnen nemen heeft de regering een permanent herkenbaar uitvoeringsorgaan opgericht. Het Antennebureau is het overheidsloket voor informatie en voorlichting over antennes. Het takenpakket is in eerste instantie gericht op het faciliteren en informeren van medeoverheden en burgers, het ondersteunen van de medeoverheden door het geven van technische adviezen en het beheren en verspreiden van informatie ten behoeve van beleidsvorming. www.antennebureau.nl Het Agentschap Telecom beheert het radiofrequentiespectrum in Nederland en controleert veldsterktes van antennes via metingen. www.agentschaptelecom.nl
13
Antennebeleid versie juni 2007
6.2 Antenneconvenant Plaatsingsplan Ieder jaar wordt door MoNet een plaatsingsplan toegestuurd per gemeente. Dit plan bestaat uit een plattegrond van de gemeente met daarop alle bestaande en geplande antenne-opstelpunten specifiek aangegeven. Met behulp van cirkels worden bovendien zoekgebieden voor opstelpunten aangemerkt, waarbinnen een opstelpunt moet worden gevonden. In een tekstuele toelichting worden per antenneopstelpunt technische en ruimtelijke specificaties gegeven. Hoewel de regels van het convenant alleen vergunningsvrije antenne-installaties betreffen, zijn voor de volledigheid ook vergunningplichtige antenne-installaties in het plaatsingsplan opgenomen. Het plaatsingsplan wordt ter informatie toegezonden en de gemeente mag aangeven dat ze het plan wil bespreken, bijvoorbeeld als ze een locatievoorstel wil doen voor invulling van een op de kaart aangeduid zoekgebied. Rondom het plaatsingsplan is een strikte procedure met beperkte reactietermijnen opgesteld, die in de bijlage als stappenplan in hoofdlijnen is weergegeven. Na een eventueel gesprek of als de reactietermijn is verlopen, verstuurd MoNet een brief met de mededeling dat zij het plaatsingsplan gedurende 1 jaar als vaststaand beschouwen. De gemeente hoeft niet in te stemmen met het plaatsingsplan en het plan heeft geen enkele status voor vergunningverlening. Er mogen geen antennes worden geplaatst (ook niet vergunningsvrij) als die niet op het plaatsingsplan staan aangegeven. Een tussentijdse wijziging van het plaatsingsplan kan op 2 manieren plaatsvinden: • Een aanvulling op het bestaande plan, als het aantal toe te voegen antennes minder dan 10% is van het totale aantal bestaande antennes van de betrokken operator. • Een gewijzigd gezamenlijk plaatsingsplan in alle andere gevallen. Het plaatsingsplan is een vertrouwelijk document. Het mag door de gemeente wel ter inzage worden gelegd, maar mag niet worden verveelvoudigd of aan derden worden meegegeven. Visuele inpasbaarheid In het convenant is geregeld dat gemeenten onder het motto van “visuele inpasbaarheid” een beperkt aantal objectieve eisen mag stellen aan de kleurstelling van nog op te richten vergunningsvrije antenne-installaties. Deze eisen moeten wel worden opgenomen in de gemeentelijke welstandsnota. Voor vergunningplichtige antennes kunnen daarnaast aanvullende welstandseisen worden opgelegd. Instemmingsprocedure Onderdeel van het convenant is het instemmingsrecht van bewoners. Deze regeling betreft met name huurders. Nadat de eigenaar van een woongebouw toestemming heeft verleend voor het plaatsen van een antenne-installatie op of aan het woongebouw, moet door eigenaar en operators gezamenlijk een instemmingsronde voor bewoners worden georganiseerd. De procedure hiervoor is opgenomen in het convenant. Tenzij meer dan 50% van het totaal aantal bewoners zich in deze enquête tegen de plaatsing van de antenne uitspreekt, mag de antenne worden geplaatst. Deze procedure is een privaatrechtelijke kwestie tussen bewoners, eigenaar van het gebouw en de operator. De gemeente is hierin geen partij en heeft dus ook geen controlerende rol. Als een antenne zonder instemmingsronde (huurwoningen) of toestemming van de vereniging van eigenaren (koopwoningen) op een woongebouw wordt geplaatst, kunnen bewoners via de rechter verwijdering van de antenne eisen.
6.3 Bouwen binnen radarverstoringsgebied Helmond ligt binnen het radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel. Dit houdt in dat aanvragen voor de plaatsing van antennemasten die hoger zijn dan 65 meter boven NAP, individueel getoetst moeten worden door het Ministerie van Defensie.
14
Antennebeleid versie juni 2007
6.4 Overzicht randvoorwaarden vergunningverlening (vergunningplichtige antennes) stedenbouwkundige randvoorwaarden type gebied / (gevoeligheid) voorwaarden met voorkeursvolgorde
woongebied (hoog)
bedrijfsterrein (laag)
sportterrein (laag)
Infrastructuur (laag)
landschap (hoog)
1) nee, tenzij noodzakelijk voor de dekking 2) op daken van nietwoongebouwen 3) op daken van woongebouwen 4) vrijstaand aan de rand van woongebied
1) op daken van nietwoongebouwen 2) combinatie met bouwwerken-geen gebouwen zijnde, zoals reclamemasten 3) vrijstaand
1) op daken van nietwoongebouwen 2) combinatie met bouwwerken-geen gebouwen zijnde 3) vrijstaand
1) op daken van (hoge) gebouwen 2) combinatie met bouwwerken-geen gebouwen zijnde 3) vrijstaand bij parkings, pompstations, knooppunten en infra-kunstwerken zoals viaducten en bruggen
1) nee, tenzij noodzakelijk voor de dekking 2) plaatsing bij hoge uitzondering na positief advies van de gemeentelijke landschapsdeskundige
algemene voorwaarden • site-sharing
● niet in woonstraten en op open locaties binnen de wijk ● bij plaatsing op daken rekening houden met vrij zicht vanaf de straat ● ruime afstand tot woonbebouwing min. 25m (mast tot 25m) en min. 50m (mast 25-40m)
● afstand vrijstaande mast tot (bedrijfs)woning min. 25m bij antenneinstallaties tot 40m hoog ● afstand tot andere functies en antenneinstallaties hoger dan 40m wordt per geval beoordeeld
● afstand vrijstaande ● afstand vrijstaande mast mast tot woning min. 25m tot woning min. 25m ● langs snelweg zone van 50m langs infrastructuur vrij van bebouwing en overlegzone van 50 tot 75m uit de weg
● afstand vrijstaande mast tot woning min. 25m
juridische randvoorwaarden bij strijdigheid met het bestemmingsplan
ligging binnen bebouwde kom
hoogte installatie < 5m bouwvergunningsvrij, onder voorwaarden Bblb3 bouwwerken (nooit vergunningsvrij bij monument)
hoogte installatie 5 - 40m hoogte installatie > 40m bouwvergunningplicht + vrijstelling art. 19.3 bouwvergunningplicht + vrijstelling art. 19.1 of WRO 19.2 WRO > 65m +NAP toets radarverstoring
ligging buiten bebouwde kom
bouwvergunningsvrij, onder voorwaarden Bblb bouwwerken (nooit vergunningsvrij bij monument)
bouwvergunningplicht + vrijstelling art. 19.1 bouwvergunningplicht + vrijstelling art. 19.1 of of 19.2 WRO 19.2 WRO > 65m +NAP toets radarverstoring
3
Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken
15
Antennebeleid versie juni 2007
6.5 Overzichtskaart gebiedstypen
juni 2007
16