De kosten van GGO's Gedeeltelijke vertaling van het rapport « Counting the cost of Genetic Engineering » Verantwoordelijke auteur origineel rapport : Edward Hammond - 2010 Terwijl de gentechindustrie genetisch gewijzigde organismen (ggo's) blijft aanprijzen als oplossing voor talloze problemen, wordt de bittere realiteit zichtbaar op onze akkers en op de markt. De verhalen in dit dossier vestigen de aandacht op het economisch en landbouwkundig falen van ggo's en belichten voorbeelden van echte oplossingen die een duurzame landbouw dichterbij kunnen brengen.
Falen van ggo's op het veld Ggo's hebben herhaaldelijk gebrekkige prestaties geleverd op het veld. Sommige mislukkingen houden rechtstreeks verband met de gemodificeerde eigenschap. Dat is bijvoorbeeld het geval bij insect-resistente genetisch gewijzigde gewassen die toch door insecten worden aangetast. Andere zijn minder voorspelbaar. Zo bleken bepaalde ggo's onverwacht erg gevoelig voor hoge temperaturen. Daarnaast is er de impact van het intensief gebruik van enkele basisinputs die essentieel zijn voor de meeste ggo-teelten, herbiciden in het bijzonder. Het opduiken van herbicidetolerante onkruiden dwingt boeren in de VS om weer met de hand te wieden. Gezien de hoge prijs die boeren betalen voor ggo-zaad en voor de overige inputs nodig om ggo's te telen, komen dergelijke hard aan.
Economisch falen Terwijl boeren meermaals werden benadeeld door de hogere zaadprijzen en lagere opbrengsten van ggo's, laten ggo-teelten ook de rest van de landbouwmarkt niet ongemoeid. De sterke publieke afwijzing maakt bijkomende kosten voor de scheiding van ggo's en conventionele gewassen onvermijdelijk. Maar zelfs de beste scheidingssystemen zijn niet 100 procent waterdicht en één enkel geval van ggobesmetting kost de landbouw- en de voedingsindustrie miljoenen dollar.
Oplossingen Ecologische landbouw wordt steeds meer erkend als een oplossing voor de actuele uitdagingen van de mondiale landbouw. Volgens de meest uitgebreide wereldwijde evaluatie van de landbouw, de ‘International Assessment of Agriculture Knowledge, Science and Technology for Development’ (IAASTD), is de ecologische landbouw een essentieel instrument ter 1
ondersteuning van kleinschalige landbouwers (die het overgrote deel van het voedsel op aarde produceren) en om te voorzien in het onderhoud van de toekomstige generaties. Greenpeace voert campagne voor ecologische landbouwmethodes, die een gezonde landbouw en gezond voedsel garanderen voor vandaag en morgen. Ecologische landbouw beschermt de bodem, het water en het klimaat, bevordert de biodiversiteit en verontreinigt het leefmilieu niet met chemische inputs of ggo's.
2
Problemen met genetisch gewijzigde gewassen op het veld Herhaaldelijk hebben ggo-teelten niet het verwachte resultaat opgeleverd en zelfs aanleiding gegeven tot nieuwe landbouwkundige problemen. Commerciële ggo's zijn voor hun goede werking afhankelijk van de consistente expressie van de ingeplante herbicideresistente en/of toxinegenen. Wanneer die genen niet werken als gepland, kan dat leiden tot productieverlies. Ggo-variëteiten hebben blijk gegeven van nieuwe gevoeligheden voor plagen en ziekten, om tot nu toe onbekende redenen. Het genetisch wijzigen van planten om ze bestand te maken tegen insecten, heeft bovendien een impact op de ongediertepopulaties, aangezien het kan leiden tot het opduiken van nieuwe plagen - die een zwaar gebruik van insecticiden vergen. Bt-katoen gevoelig voor warmere dagen Wetenschappers in China hebben aangetoond dat hoge temperaturen kunnen leiden tot problemen met katoenvariëteiten die genetisch gemodificeerd zijn om Bt-toxines (Bacillus thuringiensis) te produceren. Bij onderzoek van berichten over Bt-katoen dat niet in staat bleek om bolworm onder controle te houden, merkten de wetenschappers dat het probleem leek samen te vallen met periodes van hoge temperaturen. Zij formuleerden de hypothese dat hitte de resistentie van de Bt-planten tegen insecten vermindert. Om de theorie uit te testen, kweekten deze wetenschappers van de universiteit van Yangzhou ggo-katoen in gecontroleerde omstandigheden. Tijdens sleutelfases in de ontwikkeling van de plant, zoals de bloei, stelden ze de planten bloot aan hoge temperaturen (37°C), zoals die voorkomen in de streken in China waar katoen wordt gekweekt. De planten die waren blootgesteld aan de warmte, produceerden 30 tot 63% minder Bt-toxine, waardoor ze minder resistent waren tegen de rupsen. Controleplanten die niet waren blootgesteld aan de warmte hadden geen last van het probleem. Een herhaling van de experimenten tijdens een tweede jaar leverde vergelijkbare resultaten op (Chen et al, 2005). De wetenschappers weten niet zeker waarom de genetisch gewijzigde katoenvariëteiten op die manier reageren op hoge temperaturen, wat opnieuw bewijst dat er nog onvoldoende inzicht is in de gevolgen van genetische manipulatie. Roundup Ready-gewassen: niet helemaal 'ready' Er zijn steeds meer bewijzen dat warmte- en waterstress een verminderde herbicidetolerantie veroorzaken in glyfosaattolerante ’Roundup Ready'-gewassen (Cerdeira & Duke 2006). Wanneer de tolerantie van de planten vermindert, lopen zij schade op wanneer er Roundup wordt gesproeid om onkruid te bestrijden, met productieverliezen als gevolg. Katoenboeren in Texas melden dat ze met dit probleem geconfronteerd worden en dat Monsanto heeft nagelaten om de boeren hiervoor te waarschuwen. 82 Texaanse boeren hebben Monsanto voor het gerecht gedaagd omwille van bedrieglijke handelspraktijken. Zij beschuldigen het bedrijf van ‘een langdurige misleidingscampagne’ (Musick v. Monsanto Co. 2006).
Volgens de klacht van de Texaanse boeren werd genetisch gemodificeerde katoen die in 2004 en 2005 was geplant beschadigd door glyfosaat: “Zelfs wanneer het [glyfosaat] strikt volgens de aanwijzingen van Monsanto wordt aangebracht, kan aanzienlijke schade ontstaan aan het reproductieve weefsel van de katoenplanten. Dat gebeurt inderdaad vaak. Die schade vermindert in grote mate de katoenopbrengst van planten die voor de rest volledig gezond zijn…” (Musick v. Monsanto Co. 2006). De Texaanse boeren insinueren bovendien dat Monsanto wist dat de katoen zou beschadigd worden door glyfosaat, maar dat het bedrijf dat niet heeft bekendgemaakt.” Wij hebben het gevoel dat Monsanto de hele tijd tegen ons gelogen heeft,” vertelde een boer aan Reuters. Een andere zei dat zijn opbrengst door glyfosaatschade aan zijn Roundup Ready-katoen met bijna 40% was gedaald (Gillam, 2006). Deze zaak is lopende voor de federale rechtbank in Texas. Onvoorziene gevoeligheid voor ziekte en insecten Chinese en Noorse wetenschappers hebben een vergelijking gemaakt van de mate waarin genetisch gemodificeerde en ggo-vrije katoen gevoelig zijn voor infecties door de dodelijke schimmel Fusarium oxysporum. Zij stelden vast dat conventionele Chinese sojavariëteiten beter bestand waren tegen F. oxysporum dan dezelfde variëteiten wanneer die genetisch gemodificeerd waren (Li, 2009). Op dezelfde wijze stelden Zwitserse en Britse wetenschappers vast dat insectresistente genetisch gewijzigde maïsvariëteiten gevoeliger zijn voor de ‘maïsbladluis’ dan de conventionele ouderlijnen (Faria, 2007). Er is nog geen inzicht in de genetische mechanismen van deze gevoeligheden voor ziekte en insecten. Wel is duidelijk dat zij verband houden met de genetische modificatie omdat in beide gevallen de conventionele ouderlijnen van de transgene planten niet dezelfde gevoeligheid vertonen als de ggo-types. Ontstaan van secundaire plagen De belangrijke akkerbouwgewassen worden niet bedreigd door één maar door vele soorten ongedierte. Die bedreigingen zijn ongelijk verdeeld; een soort die in de ene streek een echte plaag vormt, kan elders weinig problemen opleveren en omgekeerd. Genetisch gemodificeerde gewassen bevatten geen complexe transgene eigenschappen waarmee planten kunnen reageren op veranderingen in dreigende ongedierteplagen of kunnen weerstaan aan allerlei verschillende vijanden. Zo is Bt-katoen die bepaalde rupsen (Helicopvera) doodt in Colombia bezweken voor een verwante soort schadelijke rupsen (Spodoptera) (Lopez Gonzales, 2008). Dus zelfs wanneer het lukt om de geviseerde plaag te bestrijden, kunnen andere soorten ongedierte (‘secundaire plagen’ genoemd) opduiken als een belangrijker bedreiging voor de planten, waardoor productieverlies optreedt en het gebruik van bijkomende pesticiden nodig is. Zo is Bt-katoen bedoeld om bestand te zijn tegen de bolworm en de behoefte aan pesticiden bij de bestrijding ervan in te perken. Maar onderzoekers hebben vastgesteld dat
Chinese boeren evenveel pesticiden op Bt-variëteiten spuiten als op conventionele soorten. De boeren zijn hiertoe aangezet omdat steeds meer secundaire plagen opduiken waarop de Bt-toxines geen greep hebben. Door de kosten voor de bijkomende sproeibeurten is de Bt-katoen in de vijf onderzochte provincies minder rendabel dan zijn conventionele tegenhanger: “De economische voordelen die de gebruikers van Btkatoenzaad in 1999-2001 kenden, waren tegen 2004 grotendeels verdwenen omwille van de snel toenemende druk vanwege secundaire plagen.” (Wang, 2008).
Bronnen: Cerdeira AL en Duke SO (2006). The Current Status and Environmental Impacts of Glyphosate-Resistant Crops: A Review. J. Environ. Qual. 35:1633–1658. Chen D, Ye G, Yang C, Chen Y en Wu Y. (2005). The effect of high temperature on the insecticidal properties of Bt cotton. Environmental and Experimental Botany 53: 333–342. Faria C et al. (2007). High Susceptibility of Bt Maize to Aphids Enhances the Performance of Parasitoids of Leptidopteran Pests. PLoS ONE (2)7: e600, juli 2007. Gilliam, C (2006). US: Cotton Farmers sue Monsanto, Bayer, and Delta & Pine for crop loss. Reuters, 24 februari 2006. Khan M, Quade P en Murray D (2007). Reduced rate of chemical plus additive - an effective IPM tool for managing mirids, Creontiades spp. in Australian cotton in Goodell PB en Ellsworth PC (2008). Second International Lygus Symposium. Journal of Insect Science 8:49. Li X (2009). The effect of root exudates from two transgenic insect-resistant cotton lines on the growth of Fusarium oxysporum. Transgenic Res. Epub 25 april 2009. Lopez Gonzales E (2008). El fracaso del algodón tansgénico en el campo Colombiano, Grupo Semillas. http://www.semillas.org.co/sitio.shtml?apc=c1a1--&x=20155139g Monsanto (2009). Update on Pollination Variations in Three White Maize Hybrids in South Africa (news release), 7 mei 2009.
Musick v. Monsanto Co. (2006). Plaintiff’s Original Class Action Complaint. US District Court for the Eastern District of Texas. Wang S, Just D en Pinstrup-Andersen P (2008). Bt-cotton and secondary pests, Int. J. Biotechnology 10: 113-121.
Herbicideresistentie dwingt boeren om manueel te wieden Na jarenlang intensief gebruik van het herbicide glyfosaat op ‘Roundup Ready‘ genetisch gemodificeerde gewassen in de VS, beginnen onkruiden resistentie tegen de chemische stof te ontwikkelen. Het snel uitbreidende probleem toont dat vertrouwen op genetisch gewijzigde herbicidetolerante gewassen een kortzichtige strategie is die uiteindelijk leidt tot moeilijker te bestrijden onkruiden. “Volgens
mij vormt dit een grotere bedreiging voor onze manier van landbouw bedrijven dan alles wat ik ooit heb gezien in de meer dan dertig jaar dat ik werkzaam ben in de landbouw." - Ken Smith, wetenschapper gespecialiseerd in onkruid aan de universiteit van Arkansas, 2009
'Het meest problematische onkruid voor katoen’ Tweehuizige amarant (Amaranthus palmeri) is een lastig onkruid dat sinds kort bestand is geworden tegen glyfosaat en zich snel verspreidt in het zuiden en de Midwest van de VS. De plant vormt er een ware plaag op akkers met Roundup Ready-katoen, -soja en -maïs. Onkruidspecialisten maken zich zorgen en waarschuwen voor de ondergang van vele boeren. Er bestaat geen doeltreffende bestrijding voor de resistente tweehuizige amarant, behalve het gebruiken van een grotere hoeveelheid hardnekkige herbiciden, het manueel wieden van de gewassen en een intensievere bewerking van de grond (ploegen), waardoor de bovenste bodemlaag verloren gaat. De aanwezigheid van de glyfosaatresistente tweehuizige amarant werd voor het eerst gemeld in 2005 in de staat Georgia (Culpepper, 2006). Amarant is windbestuivend en de resistentie verspreidt zich snel en over een grote afstand door middel van het beweeglijke stuifmeel van de plant (Sosnoski, 2007). Geholpen door de wind verplaatsen de resistente populaties van het onkruid zich zo snel dat er niet eens betrouwbare nationale schattingen van het getroffen areaal bestaan. Naar vermoeden zouden in 2009 alleen al in de staten Arkansas en Tennessee meer dan 500.000 hectare landbouwgrond aangetast zijn geraakt (Charlier, 2009). “We zien nu ook [tweehuizige amarant] die resistent is tegen glyfosaat… Dat wordt een groot probleem. We kunnen opnieuw gaan ploegen en op die manier bestrijden wat mogelijk is, maar totnogtoe is er geen chemisch middel om dit probleem aan te pakken.” - Ronnie Qualls, katoenboer uit Arkansas, 2009. Stanley Culpepper van de universiteit van Georgia is de onkruidspecialist die voor het eerst het bestaan van de resistente amarant bevestigde. Hij noemt de plant nu ’zeker het meest problematische onkruid voor katoen‘. Voor de bestrijding ervan beveelt Culpepper aan om bijkomende herbiciden te gebruiken en de katoen met de hand te wieden met een schoffel – een arbeidsintensief anachronisme in de Amerikaanse landbouw met zijn grote en sterk gemechaniseerde landbouwbedrijven.
Terug naar manueel wieden en schoffels
Omdat glyfosaat niet werkt tegen het onkruid, melden land- en tuinbouwzaken in de streek van de Mississippidelta dat gewone schoffels helemaal terug van weggeweest zijn (Charlier, 2009). “Het is al heel lang geleden dat we de katoen nog hebben geschoffeld [gewied],” zegt een katoenkweker uit Arkansas. Het manueel wieden van de plantages waar het onkruid welig op tiert, kost de katoenboeren in Georgia tot 240 dollar per hectare (Hollis, 2009). Boeren die niet manueel wieden of geen bijkomende herbiciden gebruiken, stevenen volgens onkruidspecialisten op een catastrofe af. “Ik zie nog altijd boeren die gewoon Roundup spuiten op Roundup Readykatoen. Wie dat blijft doen, zal niet overleven. Zelfs wie het tot nu toe heeft gered, zal in de toekomst niet kunnen overleven.” – Stanley Culpepper, onkruidspecialist van de universiteit van Georgia, 2009. Verhoogde weerstand De resistentie tegen glyfosaat blijkt zich niet alleen fysiek te verspreiden, maar ook sterker te worden: “Wanneer je vroeger 22 ons Roundup WeatherMax gebruikte op een resistente amarant, zou het ten minste symptomen veroorzaken,” zegt Larry Steckel, onkruidspecialist van de universiteit van Tennessee. “Nu kunnen we in bepaalde gevallen 152 ons spuiten en zien we geen enkel symptoom. Het is nauwelijks te geloven hoe sterk de resistentie is geworden en hoe snel ze zich heeft verspreid.” (Bennett, 2008b). Onkruidspecialisten raden de boeren aan om te werken met residuele herbiciden, die gebruik maken van verschillende chemische samenstellingen als tegengewicht voor het feit dat het Roundup Ready-systeem er niet in slaagt de amarant te bestrijden op maïs-, soja- en katoenplantages. Residuele herbiciden worden vroeger op het seizoen aangebracht en zijn ontwikkeld om in de bodem te blijven en er weken nadien nog opkomend onkruid te doden. Terwijl de problemen met de tweehuizige amarant blijven toenemen, proberen landbouwers en wetenschappers zo snel mogelijk oplossingen te vinden. Omdat ze zo sterk afhankelijk zijn van glyfosaat, zijn er geen goede bestrijdingsopties beschikbaar. De enige bestaande opties vergen veel werk en veel chemicaliën en veroorzaken dus hoge kosten voor de boeren en voor het milieu. De kortetermijnvoordelen die de Amerikaanse boeren hebben verleid tot Roundup Ready-gewassen worden snel tenietgedaan door de voorspelbare reactie van de natuur op het overmatige gebruik van één enkele herbicide.
Bronnen Baldwin F (2009a) Pigweed in Conventional Soybeans. Delta Farm Press, 2 september 2009. Baldwin F (2009b) Pigweed predictions becoming reality. Delta Farm Press, 4 augustus 2009. Baldwin F (2009c). Residuals showed value this year. Delta Farm Press, 23 september 2009. Bennett D (2008a). High incidence Arkansas’ resistant pigweeds. Delta Farm Press, 11 april 2008. Bennett D (2008b). Resistant pigweed ‘blowing up’ in Mid-South. Delta Farm Press, 30 juli 2008. Charlier T (2009). 'The perfect weed': An old botanical nemesis refuses to be rounded up. Memphis Commercial Appeal, 9 augustus 2009. Culpepper AS, Grey TL, Vencill WK, Kichler JM, Webster TM, Brown SM, York AC, Davis JW en Hanna WW (2006). Glyphosateresistant Palmer amaranth (Amaranthus palmeri) confirmed in Georgia. Weed Science 54:620-626. Hollis P (2009). Resistant Pigweed: Reduce Seed Bank. Southeast Farm Press, 18 september 2009. Robinson E (2009a). Triple G pushes yields, efficiency. Delta Farm Press, 22 september 2009. Robinson E (2009b). Land, labor, water – cotton keys. Delta Farm Press, 3 september 2009. Scott R en Smith K (2007). Prevention and Control of Glyphosate-Resistant Pigweed in Roundup Ready Soybean and Cotton. University of Arkansas Cooperative Extension Service, n.d. (c. 2007). http://www.uaex.edu/Other_Areas/publications/PDF/FSA-2152.pdf Sosnoski LM, Webster TM, Kichler JM, MacRae AW en Culpepper AS (2007). An estimation of pollen flight time and dispersal distance for glyphosate-resistant Palmer amaranth (Amaranthus palmeri). Proc. South. Weed Sci. Soc 60:229.
Gebrekkige prestaties van genetisch gewijzigd katoen in Colombia Het falen van ggo-katoen betekende een zware klap voor veel Colombiaanse boeren die in het seizoen 2008-2009 sowieso al met het water aan de lippen stonden. In de provincie Cordoba, de belangrijkste katoenstreek van Colombia, bleek de teelt van twee nieuwe variëteiten van ggo-katoen rampzalige resultaten op te leveren. Ze werden aangetast door rupsen en beschadigd door de herbiciden waartegen de planten bestand moesten zijn. De boeren hebben Monsanto voor het gerecht gedaagd. Ze beschuldigen het bedrijf ervan hen te hebben misleid over de variëteiten. In economisch opzicht brengen het ggo-zaad en de bijhorende herbiciden hoge kosten met zich mee en daardoor is meer dan de helft van de Colombiaanse katoenplantages ondanks overheidssubsidies vandaag niet langer rendabel. Zowel de totale nationale oogst als de rendabiliteit ervan zijn achteruitgegaan sinds Colombia de meest recente ggo-zaden heeft geplant – ook al is het katoenareaal recent nog uitgebreid. De voorzitter van de nationale federatie van katoenkwekers CONALGODON stelt dat de verwachtingen voor het seizoen 2008 “hooggespannen” waren met betrekking tot de nieuwe ggo-variëteiten met meerdere transgene eigenschappen, die voor het eerst in Colombia werden gezaaid. Maar de verwachtingen bleken niet uit te komen. De katoenkwekers zeggen dat de variëteiten op het veld ondermaats presteerden of zelfs helemaal mislukten. CONALGODON besloot bitter: “De uiteindelijke oogstresultaten, gemeten zowel op het veld als aan de vlokreinigingsmachines, bevestigen dat de verwachtingen groter waren dan de resultaten.” Wat ging er mis? De mislukking van genetisch gewijzigd katoen In de provincie Cordoba, die normaal gezien bijna 50% van de Colombiaanse katoen produceert, zijn twee nieuwe variëteiten van ggo-katoen mislukt. De types bevatten zowel genen voor herbicideresistentie (glyfosaat) als voor insectresistentie (Bt –Bacillus thuringiensis). Volgens de boeren was de katoen – in tegenstelling tot de verklaringen van het bedrijf – heel erg kwetsbaar voor rupsen van Spodoptera1 en werd het gewas ook beschadigd door het herbicide glyfosaat – twee zaken die normaal niet zouden mogen gebeuren. CONALGODON schat dat de boeren in Cordoba als gevolg daarvan 12,8% van hun volledige oogst hebben verloren (Fonseca Prada 2009a). Ook katoenkwekers in de provincie Tolima in Centraal-Colombia, meldden de mislukking van een nieuwe genetisch gemodificeerde variëteit van Monsanto, met een lagere vezelopbrengst tot gevolg (CONALGODON 2008). In schril contrast met de problemen met de nieuwe ggo-variëteiten, staat dat de best presterende variëteit in Cordoba in 2008/09 de conventionele zaadvariëteit Delta Opal was, met een opbrengst die hoger lag dan die van zowel de herbicideresistente als de 1
Terwijl Bt-katoenvariëteiten zijn ontwikkeld om bestand te zijn tegen rupsen van het genus Leptidoptera, beweerde Monsanto dat de Bt-genen ook plagen van Spodoptera met 50 tot 70% zou beperken. Volgens de boeren blijkt dit niet te kloppen. (zie: Lopez Gonzales E (2008). El fracaso del algodón tansgénico en el campo Colombiano, Grupo Semillas. http://www.semillas.org.co/sitio.shtml?apc=c1a1--&x=20155139g)
insectresistente ggo-zaden. Beperkt aanbod van zaaigoed Opbrengst van katoenvariëteiten, Cordoba, Colombia, plantseizoen 2008-2009 VARIËTEIT
TRANSGENE KENMERKEN
Delta Opal (conventioneel) NuOpal NuOpal BG RR
-
Bt-gen Herbicideresistentie Bt-gen (‘Bollgard’) DP 164 BG2 RR FLEX Herbicideresistentie Bt-gen (‘Bollgard2’) DP 455 BG RR Herbicideresistentie Bt-gen (‘Bollgard’) (Bron: Fonseca Prada 2009)
OPBRENGST/HECTARE (Vastgesteld, Provincie Cordoba, 2008-2009) 2.027kg 1.905 kg 1.883 kg 1.762 kg 956 kg
Enkele boeren van wie de katoenoogst mislukte, kochten het ggo-zaad omdat het de enig beschikbare soort was. Volgens CONALGODON moesten boeren door het te lage aanbod aan conventionele zaden een ggo-variëteit van Monsanto kopen die bijna drie keer meer kostte dan het conventionele Delta Opal-zaad. “Dit is een ware ramp. Doordat er geen ruimer aanbod aan variëteiten is, hebben de boeren geen alternatieven om te planten.” - Jorge Patiño, woordvoerder van Remolino, een federatie van katoenkwekers in Tolima, Colombia, 2009 (CONALGODON 2008). Gezien het overwicht van Monsanto op de Colombiaanse markt voor katoenzaad valt het niet te verwonderen dat sommige boeren geen andere keuze hadden dan genetisch gemodificeerde variëteiten te kopen. CONALGODON veroordeelde het aanbod als “onvoldoende, ongeschikt en ongelegen”. De kwekers klagen dat het beperkte aanbod van Monsanto niet divers genoeg is en wijzen op “hoge prijzen voor zaaigoed in vergelijking met de vastgestelde nettowinst.” (Fonseca Prada 2008). TAARTDIAGRAM: Beperkte keuze: beschikbaarheid van gecertificeerd katoenzaad, in het productiegebied aan de Colombiaanse kust, plantseizoen 2009-2010 (Bron: CONALGODON) Grafiek: prijzen en technologische kosten voor katoenzaad van Monsanto, Colombia, 2009 (Bron: Monsanto, omgezet in dollar tegen een koers van 1900 Colombiaanse peso voor 1 dollar, afgerond op 1 dollar) Variëteit
Kosten zaaigoed
Delta Opal (conventioneel) NuOpal (Bt) DP 455 (Bt/RR)* DP 164 (Bt 2/RR/“flex”)*
$179 $179 $187 $168
“Technologische Kosten” $0 $176 $234 $329
Kosten per zak v. 25kg $179 $355 $421 $497
In 2008-2009 in één of meer streken in Colombia mislukt op het veld.
Een sector in crisis Colombiaans katoen wordt gesubsidieerd in de vorm van een prijsgarantie door de overheid. De voorbije jaren schommelde het bedrag van de subsidie rond 0,09 dollar per kilo (ICAC 2006). Dat is bijna een derde van de internationale katoenprijs van 0,281 dollar per kilogram eind augustus 2009. Ondanks de subsidies is meer dan de helft van de Colombiaanse katoenboerderijen door de stijgende productiekosten onrendabel geworden (CONALGODON 2008). In 2008-2009 stegen de gemiddelde productiekosten met 13tot 30%, afhankelijk van de provincie. Ggo's zijn in aanzienlijke mate verantwoordelijk voor die kostenstijging. In sommige streken is de prijs van het glyfosaat van Monsanto (Roundup) onlangs verdubbeld (Mejia 2009). De prijzen voor transgeen zaaigoed liggen twee tot drie keer hoger dan die van conventionele zaden (zie grafiek). In de belangrijke katoenstreken Cordoba en Bolivar drijft het ggo-zaad de teeltkosten op, terwijl ook de kosten voor herbiciden en pesticiden zijn gestegen of in elk geval niet voldoende zijn gedaald om op te wegen tegen de stijgende uitgaven voor zaaigoed (Fonseca Prada 2009b, 2009c). Genetisch gemodificeerde katoen helpt dus duidelijk niet om de Colombiaanse boeren voor mislukte oogsten te behoeden. Als reactie op de groeiende problemen in de sector heeft de Colombiaanse overheid de subsidies voor 2010 opgetrokken (CONALGODON 2009). Monsanto voor de rechter gedaagd Als gevolg van de mislukking van de ggo-variëteiten van Monsanto in Cordoba en de problemen elders in het land, heeft de Colombiaanse regering nieuwe regels opgelegd aan Monsanto (Resolutie 682/09, februari 2009), waarin zij eist dat het bedrijf de boeren meer moet bijstaan met voorlichting. De boeren in Cordoba hebben Monsanto voor de rechter gedaagd om schadevergoeding te eisen voor hun verliezen. Vertegenwoordigers van Monsanto boden eerst een contante vergoeding aan, waardoor ze eigenlijk stilzwijgend de mislukking toegaven. Maar half 2009 vielen de gesprekken stil toen de boeren weigerden een juridische vrijstelling te ondertekenen die Monsanto als voorwaarde stelde voor de uitbetaling (Arroyo Muñoz 2009). De zaak lijkt nu naar de rechtbank te leiden.
Bronnen Arroyo Muñoz J (2009). Conalgodón vs. Monsanto. El Meridiano de Córdoba (Monteria, Colombia), 10 juni 2009. CONALGODON (2008). Cosecha del interior 2008: las cifras se mantienen. Revista CONALGODON, oktober - december 2008. CONALGODON (2009). Ministro de Agricultura anunció Nuevo Precio Mínimo de Garantía para 2010: $5 millones por tonelada de fibra (news release), n.d. (c. June 2009). http://www.conalgodon.com/portal/index.php Fonseca Prada LA (2008). Los transgénico exigen ajustes en las prácticas agrícolas in Revista CONALGODON, oktober-december 2008. Fonseca Prada LA (2009a). Balance y perspectivas del cultivo, Evaluación Valledupar (CONALGODON harvest evaluation conference presentation), 5 juni 2009. http://www.conalgodon.com/portal/index.php?option=com_content&task=view&id=58&Itemid=9 Fonseca Prada LA (2009b). Apertura temporada algodonera César y Bolívar Sur 2009/10. CONALGODON. September 2009. http://www.conalgodon.com.co/02estadisticas/reportes/Aperturas/Bolivar%202009%2010.pdf Fonseca Prada LA (2009c). Apertura temporada algodonera Córdoba 2009/10. CONALGODON. September 2009. http://www.conalgodon.com.co/02estadisticas/reportes/Aperturas/Cordoba%202009%2010.pdf International Cotton Advisory Committee (ICAC) (2006). Production and Trade Policies Affecting the Cotton Industry, Washington, 2006. URL: http://www.icac.org/govt_measures/documents/govt_measures06.pdf Mejia J (2009). Resultados y propuestas cosecha algodonera Sucre y Bolívar, Evaluación Valledupar, 5 juni 2009. Ruiz Moreno L (2009). Indicadores cosecha Costa 2008/09, Evaluación Valledupar, 5 juni 2009. Vargas C (2009). Presentation by Monsanto (no title). Evaluación Valledupar. 5 juni 2009.
Genetisch gemodificeerde soja brengt minder op Uit onderzoek blijkt dat de glyfosaattolerante ‘Roundup Ready-soja’ van Monsanto 5 tot 10% minder opbrengt dan moderne conventionele sojavariëteiten. Deze ggosojavariëteiten met een lagere opbrengst kosten de boeren elk jaar miljarden dollar. De lagere opbrengsten, 'yield drag' genoemd, illustreren de onvoorspelbaarheid en de onbedoelde gevolgen van genetische manipulatie. Verliezen door 'yield drag' waren en zijn nog altijd te vermijden door het gebruik van moderne conventionele variëteiten. Bewijzen van 'yield drag' Toen ggo-soja aan eind de jaren '90 werd toegelaten in de VS, kwam de 'yield drag' al snel aan het licht. Vroege studies door Charles Benbrook, een voormalig wetenschapsadviseur van de regering van de VS, en Roger Elmore van de universiteit van Nebraska brachten het probleem in kaart. Bij analyse van verschillende veldproeven in de VS in 1999 stelde Benbrook een gemiddelde opbrengstdaling van 5,3% vast bij Roundup Ready-soja, terwijl op sommige plaatsten de beste conventionele variëteiten de opbrengst van Roundup Ready met meer dan 10% overtroffen (Benbrook 1999). In 2001 maakten Elmore en zijn collega’s tijdens veldproeven een rechtstreekse vergelijking tussen zusterlijnen van Roundup Ready- en conventionele sojavariëteiten. Ze toonden aan dat de opbrengstdaling te wijten was aan de genetische manipulatie en niet aan andere factoren (Elmore 2001a). Elmore schatte de opbrengstdaling van Roundup Ready-soja ook op 5% tot 10%, afhankelijk van de variëteit en de omstandigheden (Elmore 2001b). De kosten van de opbrengstdaling In de VS, waar 95% van de soja Roundup Ready-soja is, plantten boeren in 2008 30,6 miljoen hectare met dit gewas aan, goed voor een oogst van 80,54 miljoen ton (USDA 2009). De opbrengstdaling van de Amerikaanse sojabonenoogst in 2008 bedroeg 4 tot 8 miljoen ton (Mt). Dat verlies is groter dan de jaarlijkse soja-export van de VS naar de EU (3,7 Mt) of Mexico (3,6 Mt) en is misschien zelfs groter dan de beide samen. Het cumulatieve verlies over de jaren heen is onthutsend groot. Door te kiezen voor de bedrieglijk eenvoudige methode van onkruidverdelging via Roundup Ready-soja in plaats van voor de beste conventionele variëteiten, hebben de boeren in de VS van 2006 tot en met 2009 naar schatting 31 miljoen ton minder soja geproduceerd dan ze hadden moeten oogsten. Voor de voorbije vier jaar bedragen de gezamenlijke kosten van dat verlies meer dan 11 miljard dollar (bij een prijs op de boerderij van 9,65 dollar per bushel). Gelijkaardige verliezen zijn er ook in andere landen die Roundup Ready-soja produceren, zoals Brazilië, dat naar verwachting over enkele jaren de VS zal voorbijsteken als de grootste sojaproducent ter wereld, en ook Argentinië.
Monsanto erkent laattijdig het probleem Monsanto heeft pas onlangs toegegeven dat Roundup Ready-soja minder opbrengt. Die stilzwijgende bekentenis kwam er met de lancering van ’Roundup Ready 2‘, een nieuwer type van glyfosaatresistente soja. Monsanto beweert dat Roundup Ready 2, dat in 2009 is ingevoerd op een beperkte oppervlakte in de VS, 7 tot 11% ‘meer’ opbrengt dan zijn voorganger (Monsanto 2009). Maar de opbrengst van Roundup Ready 2 ligt niet hoger dan die van geschikte conventionele sojavariëteiten. De aanpsraak op een hogere opbrengst verwijst slechts naar zijn voorganger. De Roundup Ready-genen zorgen immers voor resistentie tegen chemische herbiciden en niet voor kenmerken op het vlak van productiviteit. Volgens Monsanto werd Roundup Ready 2 gemaakt door het herbicideresistente gen op een andere plaats in het sojagenoom toe te voegen (Meyer 2006), waardoor de opbrengstdaling naar verluidt zou worden beperkt. “Twee jaar geleden was ik aanwezig op een bijeenkomst over een nieuwe sojaboontechnologie. Het bedrijf stelde dat er nu geen opbrengstdaling was met de nieuwe technologie. Toen de oorspronkelijke technologie werd gelanceerd, werd zij ook aangeprezen omdat zij niet zou leiden tot een lagere opbrengst. Wat moeten we geloven van die nieuwe sojaboontechnologieën?” - Chris Jeffries in The Seed Consultant (nieuwsbrief), mei 2009 Net zoals bij de eerste generatie glyfosaatresistente soja van Monsanto zijn er ook nu weer aanwijzingen dat de genetische manipulatie met Roundup Ready 2 onbedoelde gevolgen heeft. Planten van Roundup Ready 2 zijn 5% korter dan conventionele planten van hetzelfde type (Meyer 2006). Niemand weet hoe dat komt.
Bronnen Benbrook C (1999) Evidence of the Magnitude and Consequences of the Roundup Ready Soybean Yield Drag from University-Based Varietal Trials in 1998, AgBioTech InfoNet Technical Paper #1, 13 juli 1999. Elmore RW, Roeth FW, Klein RN, Knezevic SZ, Martin A, Nelson LA en Shapiro CA (2001a). Glyphosate-Resistant Soybean Cultivar Response to Glyphosate. Agron J. 93:404-407. Elmore RW, Roeth FW, Nelson LA, Shapiro CA, Klein RN, Knezevic SZ en Martin A (2001b). Glyphosate-Resistant Soybean Cultivar Yields Compared with Sister Lines. Agron J. 93: 408-412. Meyer J, Horak M, Rosenbaum E en Schneider R (2006). Petition for the Determination of Nonregulated Status for Roundup Ready2Yield Soybean MON 89788, Monsanto Company (Submission to the US Animal and Plant Health Inspection Service).
Monsanto (2009). Roundup Ready 2 Yield. November 2009. http://www.monsanto.com/rr2y/ United States Department of Agriculture (USDA). 2009. U.S. Soybean Industry: Background Statistics and Information, May 2009. http://www.ers.usda.gov/News/SoyBeanCoverage.htm
Rijstproducenten boeten voor toevallig verspreide ggo-rijst van Bayer In augustus 2006 werd de rijstmarkt wereldwijd opgeschrikt door de aankondiging van het Amerikaanse ministerie van Landbouw (USDA) dat de rijstoogst in de VS besmet was met een niet-toegelaten herbicidetolerante ggo-rijst van de firma Bayer. Daarop volgde een reeks gebeurtenissen die bijzonder duur uitvielen. De uiteindelijke kost voor de Amerikaanse rijstindustrie lag tussen 741 miljoen dollar en 1,29 miljard dollar. Kosten van bedrijven buiten de VS en nog hangende schadevorderingen tegen Bayer zijn daarin nog niet eens meegerekend. De oorsprong van de besmetting blijkt tot op vandaag een raadsel. Een dure besmetting De besmetting met transgene rijst werd voor het eerst vastgesteld in 2006, in de oogst van langekorrelrijst in Arkansas en enkele naburige Amerikaanse staten. De gebeurtenissen die daarop volgden, hadden niet enkel gevolgen voor de rijstboeren en -verwerkerst in de VS, maar ook voor de vervoerders, invoerders en handelaars van rijst over de hele wereld. Luttele dagen na de aankondiging sloten Japan, de EU en andere landen hun markt af voor de rijstimport uit de VS. Toch werd de volgende maanden in Europa, Afrika en elders besmetting met ggo-rijst vastgesteld. Dat leidde tot recalls van producten van de Filipijnen tot Ghana, en tot de toepassing van een strikt testprotocol in de EU. Het resultaat was een vrijwel onmiddellijke daling van de waarde van de Amerikaanse oogst op de termijnmarkt met 168 miljoen dollar (Raun 2007). Tegen het einde van het seizoen 2006-2007 had elk van de 6.085 rijstboerderijen die de VS in 2007 telde door de daling op de termijnmarkt en de gemiste uitvoer gemiddeld 70.000 dollar verlies geleden (USDA 2009). Toen Frankrijk in oktober 2006 aankondigde dat het een tweede illegaal transgen had aangetroffen in uit de VS ingevoerde rijst, werd het vertrouwen in Amerikaanse rijst nog verder ondermijnd (EU RAS 2006). De prijzen kelderden en de Amerikaanse rijstboeren en -verwerkers besteedden bijna honderd miljoen dollar om boerderijen, silo’s en zaadvoorraden ggo-vrij te maken. Doordat het transport was stilgevallen en de rijstvoorraden niet op de markt konden worden gebracht, leden ook transporteurs, handelaars en andere marktspelers verlies. De totale kost van het schandaal voor de Amerikaanse rijstindustrie wordt tussen 741 miljoen en 1,29 miljard dollar. Daarin zijn de kosten voor bedrijven in Europa en elders, die zich gedwongen zagen om de rijst te testen op besmetting met LL601 en eventueel te zuiveren, nog niet eens meegerekend. Hetzelfde geldt voor de betaling van nog hangende schadevorderingen en boetes door Bayer (zie verder).
TABLEAU:
Estimation du coût de la contamination du riz par LL601
Elément
Estimation faible
Estimation élevée
Assainissement (2006-07) Assainissement des fermes et test semences Assainissement des transformateurs et silos
4.3 87.6
5.4 91.0
Pertes agricoles et revenus Perte du revenu agricole (06-07) Pertes d’exportation (06-07) Pertes d’exportation après 2007
27.4 254.0 89.0
27.4 254.0 445.0
Marchés des produits de base Perte du marché à terme américain (2006)
168.0
168.0
Autres pertes (transporteurs, détaillants, etc.)
50.9
112.8
Perte totale (millions de dollars américains)
741.2
1,284.6 Source: Adapté de Greenpeace (2007).
Herkomst van de verontreiniging nooit verklaard Bijzonder onrustwekkend is dat de oorsprong van de besmetting tot op vandaag niet werd verklaard. Dit roept vragen op over de veiligheid van veldproeven met genetisch gemodificeerde gewassen en de zorgvuldigheid waarmee de ontwikkelaars van ggo's te werk gaan. De LL601-rijst werd eind de jaren '90 ontwikkeld door Bayer Cropscience (toen nog Aventis) en voor experimentele doeleinden geteeld in de Amerikaanse staat Louisiana. In 2001werd de commerciële ontwikkeling van LL601 stopgezet. Na de ontdekking van de besmetting besteedde het Amerikaanse ministerie van Landbouw (USDA) maar liefst 14 maanden en 8.500 werkuren aan een poging om te achterhalen hoe dit had kunnen gebeuren. Ondanks die inspanning kwamen de onderzoekers van het USDA in oktober 2007 tot de conclusie dat er onvoldoende gegevens waren over de manier waarop Bayer voorafgaand aan de besmetting met LL601was omgegaan. Bijgevolg konden niet achterhaald worden hoe de ggo-rijst in conventionele rijst was beland (USDA 2007). Schadevergoeding gevraagd Intussen kijken Bayer en de Amerikaanse rijstproducenten aan tegen meer dan 1.200 rechtszaken aangespannen door rijstboeren, rijsthandelaars en bedrijven uit de Europese voedingsindustrie die buiten hun weten om illegale ggo-rijst hebben ingevoerd. Bayer bestrijdt de rechtszaken en weigert de volle financiële verantwoordelijkheid voor de verspreiding van de niet-goedgekeurde transgene rijst op zich te nemen. In augustus 2008 is Bayer erin geslaagd een collectieve vordering ('class action') door landbouwers voor een Amerikaanse rechtbank te verhinderen, waardoor de boeren hun eisen individueel moesten voortzetten. In augustus 2009 stelden bijgevolg bijna 1500 boeren in Arkansas
nieuwe vorderingen in. Die kwamen bovenop de honderden andere individuele rechtszaken die eerder al waren aangespannen in verschillende rechtsgebieden in de VS. In december 2009 werd het eerste vonnis uitgesproken in de zaak van twee boeren uit Missouri. Ze kregen twee miljoen dollar toegewezen voor de schade die ze hadden geleden als gevolg van de besmetting. In het vonnis wees de jury erop dat Bayer laks was omgegaan met het zaaigoed. Bayer bracht daartegen in dat het bij zijn pogingen om verontreiniging te vermijden verder was gegaan dan de normen die gelden in de sector en stelde zelfs dat “[z]elfs de beste praktijken geen perfectie kunnen garanderen” (Harris 2009). Die toegeving maakt duidelijk dat verontreiniging en de hier beschreven economische gevolgen daarvan een permanente bedreiging zullen blijven zolang ggoteelten bestaan. GRAFIEK: Tijdschema van de besmetting met LL601-rijst 1999 - 2001 Veldproeven met de ggo-rijst van Bayer (LL601 genaamd) in Louisiana. In 2001 wordt de ontwikkeling stopgezet. Augustus 2006 USDA deelt mee dat de Amerikaanse voorraden LL601 bevatten. Japan en de EU schorten de import van rijst uit de VS op. September 2006 In meer dan 20% van de in de EU geteste monsters wordt LL601 aangetroffen. De internationale rijsthandelaren zetten de aankoop van rijst uit de VS stop. Oktober 2006 Frankrijk ontdekt een andere niet-goedgekeurde transgene rijstvariant van Bayer (LL62) in rijst uit de VS. November 2006 De EU gaat van start met strenge tests nadat LL601 is aangetroffen in rijst die door leveranciers in de VS gegarandeerd ggo-vrij was verklaard. De belangrijke rijstexporteurs Thailand en Vietnam verbinden zich ertoe om ggo-vrij te blijven. Januari – augustus 2007 Landbouwers uit de VS en Europese bedrijven spannen rechtszaken aan tegen Bayer en Amerikaanse rijstbedrijven. Oktober 2007 Na een onderzoek van 14 maanden geeft USDA toe dat het niet kan verklaren hoe de besmetting is gebeurd. Augustus 2008 Amerikaanse boeren krijgen te horen dat ze Bayer niet als groep kunnen dagvaarden, maar dat ze dat individueel moeten doen. Augustus 2009 1500 boeren uit vooral Arkansas dagen Bayer voor het gerecht voor de schade die ze hebben geleden door de LL601. Daarnaast zijn eerder al honderden individuele vorderingen ingesteld door boeren in verscheidene rechtsgebieden.
November 2009 In federale rechtbanken in de VS gaan de eerste rechtszaken tegen Bayer van start. Bronnen European Union Rapid Alert System for Food and Feed (EU RAS) (2006). Report of Week 41. http://ec.europa.eu/food/food/rapidalert/reports/week41-2006_en.pdf Greenpeace (2007). Risky Business -Economic and Regulatory Impacts from the Unintended Release of Genetically Engineered Rice Varieties into the Rice Merchandising System of the US (Report by Neal Blue Consulting). http://www.greenpeace.org/international/press/reports/risky-business Harris, A. 2009. Bayer Blamed at Trial for Crops ‘Contaminated’ by Modified Rice. Bloomberg News, 4 november 2009. http://www.bloomberg.com/apps/news?pid=email_en&sid=aT1kD1GOt0N0 Smith D en Manthey T (2009). Rice farmers in state, elsewhere file lawsuit on engineered strain. Arkansas Democrat-Gazette, 20 augustus 2009. United States District Court for the Eastern District of Missouri. Genetically Modified Rice Litigation. http://www.moed.uscourts.gov/mdl/06-1811.asp USDA (2009). US Census of Agriculture 2007. http://www.agcensus.usda.gov/ USDA (2007). USDA Concludes Genetically Engineered Rice Investigation (Release No. 0284.07). http://www.usda.gov/wps/portal/usdahome?contentidonly=true&contentid=2007/10/0284.xml
De prijs om ggo-vrij te blijven Uit opiniepeilingen over de hele wereld is herhaaldelijk gebleken dat de meerderheid van de mensen zich zorgen maakt over de veiligheid van genetisch gewijzigde voedingswaren. Ze vinden dat ggo's, als ze op de markt komen, moeten worden gescheiden en geëtiketteerd (Harris Poll (2004), Europese Commissie (2001), Yomiyuri Shimbum (1997) enz). Zowel vanuit commercieel en politiek als vanuit veiligheidsoogpunt is het bijgevolg wenselijk dat ggo's worden gescheiden van conventionele producten. De introductie van genetisch gewijzigde gewassen in de voedselketen brengt economische kosten mee voor landbouwers, graanhandelaars, de voedingsindustrie en uiteindelijk ook het publiek. In de breedste zin, worden de kosten veroorzaakt door ggo's weerspiegeld in de belangrijkste graanmarkten. Sinds 2000 heeft de graanbeurs van Tokyo een termijnmarkt voor ggo-vrije soja ingericht. Termijncontracten voor ggo-vrije soja halen er systematisch een hogere prijs dan andere contracten voor soja (TGE, 2009). Dit is het gevolg van de vraag van consumenten naar ggo-vrije voeding en van de bijkomende kosten die gangbare landbouwers moeten maken om besmetting met ggo-soja te voorkomen. Hogere kosten voor de zaadproducenten De kosten van ggo-voeding beginnen bij de productie van commercieel zaaigoed. Het is bekend dat genetisch gemodificeerd zaaigoed duurder is dan conventioneel zaaigoed. Minder goed geweten is dat transgene zaden ook de kosten van conventioneel zaaigoed kunnen opdrijven. Omwille van het gevaar van kruisbestuiving tussen genetisch gemodificeerde en ggo-vrije variëteiten moeten conventionele zaadproducenten maatregelen nemen om besmetting te voorkomen. Die maatregelen moeten strikt worden opgevolgd om situaties om situaties te vermijden zoals die in Chili, waar transgene maïs die werd gezaaid om zaad te produceren voor de uitvoer, het lokaal gebruikte zaaigoed besmette (INTA, 2008). Wetenschappers van de Europese Commissie schatten dat, mocht in Europa ggokoolzaad worden geteeld, de maatregelen om besmetting van conventioneel koolzaad op het niveau van de zaapdroductie te voorkomen de kosten van de zaadvermeerdering zou opdrijven met 10 % (Bock, 2002). Hogere kosten voor de landbouwers Op het niveau van de boerderij brengen ggo's nog andere uitgaven met zich mee. Hiertoe behoren onder meer de kosten om de teelt van ggo's en conventionele gewassen ruimtelijk en in de tijd van elkaar te scheiden, op het veld, tijdens en na de oogst. Wanneer bijvoorbeeld een zaaimachine overschakelt van het ene gewas op het andere, moet zij grondig worden gereinigd. Dat brengt extra werk met zich mee voor de boeren. Een andere mogelijkheid is dat de landbouwers hun materiaal ‘uitspoelen’ door conventionele gewassen na genetisch gemodificeerde gewassen te planten. In dat geval moet de boer omwille van een mogelijke besmetting een deel van de ggo-vrije oogst verkopen aan ggoprijs. Het voorkomen van besmetting met ggo’s op het niveau van de boerderij brengt ook kosten met zich mee voor het schoonmaken van ander materiaal, zoals oogstmachines, vrachtwagens, opslagplaatsen en drogers.
Een bijkomende kost op de boerderij veroorzaakt door ggo-zaden, is het bestrijden van spontaan groeiende planten. Wanneer conventionele variëteiten worden gezaaid op dezelfde akker of in de buurt van plaatsen waar eerder transgene gewassen zijn geteeld, kan het gebeuren dat daar ook nog ggo-zaden uit vorige seizoenen, ontkiemen. Van zodra die zaden ontkiemd zijn, moeten de planten worden gedood met herbiciden of worden weggehaald vooraleer ze beginnen te bloeien, om besmetting van conventionele gewassen te voorkomen. Het verwijderen van die spontaan groeiende ggo's kan voor de boeren duur uitvallen. Een Canadees onderzoek raamde de kosten van de introductie van ggo-tarwe. Het becijferde dat de bestrijding van spontaan groeiende planten met 5,15 Canadese dollar per ton de grootste kost op de boerderij zou worden (bij een besmettingsdrempel van 0,1%) (Huygen 2003). Dit komt neer op 3,96% van de boerderijprijs, vastgelegd door de Canadian Wheat Board voor het jaar waarin het onderzoek plaatsvond (voor de variëteit ‘red spring straight wheat’). Hogere kosten bij opslag en distributie Ook bij de opslag en het transport naar opslagplaatsen, silo’s en voedselverwerkende bedrijven moet de ggo-oogst gescheiden blijven van ggo-vrije oogsten, hetgeen opnieuw een meerkost genereert. De meerkosten op het niveau van de boerderij en van de verscheping samen varieert naargelang het gewas en de locatie. De kosten om conventionele Canadese tarwe van boerderij tot verwerking vrij te houden van ggo-besmetting, werden geschat 5,4% à 6% (Huygen et al 2003). Een ander recent onderzoek schatte de prijs voor de preventie van ggo-besmetting in de West-Australische koolzaadexport op 5 à 9% van de bedrijfskosten v de boer (Crowe 2006). En in 2009 werden de totale kosten voor zaadproducenten, boeren en graansilo’s in Europa in geval van introductie van genetisch gemodificeerd koolzaad op een schrikwekkende 21% van de boerderijprijs geschat (Menrad et al, 2009). Hogere kosten voor de voedselverwerkende bedrijven Wanneer de voedingsindustrie genetisch gewijzigde en ggo-vrije oogsten afzonderlijk moet behandelen, zoals consumenten en etiketteringsnormen vereisen, komen er nog eens extra kosten bovenop. Een onderzoek uit 2009 schatte de bijkomende kosten voor de Duitse industrie op 12,8% voor koolzaad, op 4,9% voor suikerbieten en 10,7% voor tarwe (Menrad et al, 2009). Kosten om ggo's te vermijden In plaats van transgene graangewassen gescheiden te houden van conventionele granen, kopen sommige voedselverwerkende bedrijven (vooral in Europa) helemaal geen genetisch gewijzigde ingrediënten. Ook dat brengt kosten met zich mee, omdat de bedrijven moeten bewijzen dat ze alle richtlijnen volgen om ggo’s te vermijden. Een studie uit 2007 onderzocht de uitgaven van de Duitse voedingsindustrie om het gebruik van ggo-koolzaad of ggo-maïs te vermijden. Bedrijven wezen op een waaier van kosten die verbonden zijn met ggo-vrije productie. De meest vermelde kosten hadden betrekking op het nemen van stalen en laboratoriumtests van binnenkomende ladingen, bijkomende documenten die nodig zijn en extra werk. De verschillende kosten werden
geschat op gemiddeld tussen 2,46 en 23,70 euro per ton koolzaad en maïs (Gawrun 2007). Onderzoek in verschillende delen van de wereld toont aan dat ggo-zaden aanzienlijke meerkosten met zich mee brengen voor boeren, graanhandelaren en de voedingsindustrie. Die kosten komen voor op elk niveau van het productiesysteem, van bij de zaadvermeerdering tot aan de verwerking tot voedingswaren. Dit probleem geldt momenteel voor wereldwijd belangrijke bulkproducten (maïs, soja en koolzaad) en zal waarschijnlijk nog een grotere impact krijgen wanneer nieuwe transgene gewassen worden goedgekeurd.
Bronnen Anoniem (1997). Survey on Genetically Engineered Agricultural Products, Yomiyuri Shimbum, 26 April 1997. Resultaten beschikbaar in het Engels in de Roper Center Japanese Public Opinion Database. http://www.ropercenter.uconn.edu/jpoll/JPOLL.html Bock A-K, Lheureux K, Libeau-Dulos M, Nilsagard H en Rodriguez-Cerezo E (2002). Scenarios for co-existence of genetically modified, conventional and organic crops in European agriculture. European Commission Joint Research Centre, mei 2002. Crowe B en Pluske J (2006). Is it Cost Effective to Segregate Canola in WA? Australasian Agribusiness Review, V. 14. 2006. Europese Commissie (2001). Europeans, Science, and Technology. Eurobarometer 55.2. Gawron J-C en Theuvsen L (2007). Costs of Processing Genetically Modified Organisms: Analysis of the Rapeseed and Corn Industries. 47ste jaarlijkse conferentie van de Duitse Vereniging van agro-economen. September 2007. http://purl.umn.edu/7601 Harris Interactive (2004). Harris Poll #49: Genetically Modified Foods and Crops: Public Still Divided on Benefits and Risks. 2 juli 2004. Huygen I, Veeman M en Lerohl M (2004). Cost Implications of Alternative GM Tolerance Levels: Non-Genetically Modified Wheat in Western Canada. AgBioForum 6, pp. s169-177. Menrad K, Gabriel A en Zapilko M (2009). Cost of GMO-related co-existence and traceability systems in food production in Germany. International Association of Agricultural Economists conferentietekst, Beijing, 16-22 augustus 2009. Tokyo Grain Exchange (TGE) (2009). Monthly Trading Data. http://www.tge.or.jp/english/trading/tra_m01.shtml
Ggo-besmetting ruïneert de Canadese lijnzaadindustrie Lijnzaad of vlas is een gewas dat aangepast is aan een noordelijk klimaat en dat vooral wordt geteeld voor zijn olierijke zaden, die worden gebruikt in voeding, diervoeder en voor industriële toepassingen. In 2009 bleek de export van Canadees lijnzaad naar Europa en Japan besmet te zijn met een genetisch gewijzigde lijnzaadvariëteit. Dit leidde tot een instorting van de markt, met als gevolg enorme economische verliezen veroorzaakte voor de Canadese landbouwers. Ook de verwerkende nijverheid en kleinhandelaars in Europa hadden te leiden onder de economische gevolgen, omdat in verscheidene landen producten werden teruggeroepen. In september 2009 werd de ggo-besmetting voor het eerst vastgesteld in een lading Canadees lijnzaad die werd uitgevoerd naar Duitsland. De markt reageerde heel snel. Slechts enkele dagen later kwam de voorzitter van de ‘Saskatchewan Flax Development Commission’ tot de harde conclusie: “eigenlijk is de vlasmarkt ingestort”. (Kuhlmann, 2009). Op het einde van het jaar was de situatie niet verbeterd en een groot deel van de Canadese oogst van 2009 bleef in de pakhuizen liggen bij gebrek aan kopers. Gevraagd of de export naar Europa – de traditionele bestemming van ongeveer 70% van het Canadese lijnzaad – zich had hersteld, antwoordde de voorzitter van de ‘Canadian Flax Council’ (een nationale organisatie van lijnzaadboeren) in december aan Reuters: “Ik denk niet dat er ook maar iets vertrokken is.” (Nickel, 2009) Besmetting door een gederegistreerd ggo-lijnzaad Lijnzaad veranderde van een winstgevend gewas in een economische ramp door de onverklaarde aanwezigheid van ‘Triffid’ in de Canadese export. Triffid is een ggo-variëteit ontworpen om bestand te zijn tegen een herbicide. Triffid werd ontwikkeld door het ‘Crop Development Centre’ (CDC) van de universiteit van Saskatchewan. In 1998 kreeg Triffid de definitieve wettelijke goedkeuring van de Canadese overheid en werd het opgenomen in het register van variëteiten die toegelaten zijn voor commerciële productie. De lijnzaadboeren waren gekant tegen Triffid, omdat ze vreesden dat de markt genetisch gemodificeerd lijnzaad zou afwijzen. Ze verhinderden dat de variëteit werd verkocht voor commerciële teelt. In 2001 wisten de boeren het CDC ervan te overtuigen om de variëteit al drie jaar na de goedkeuring weer uit het register te laten schrappen (CGC 2009). Tot de Canadian Flax Council daar in 2000 bezwaar tegen maakte, liet het CDC wel toe dat kleine pakketjes ggo-zaad werden verspreid door de wetenschapper die de variëteit had ontwikkeld. Dat jaar stelde de voorzitter van de Flax Council op vooruitziende wijze dat Triffid “letterlijk onze markt zou kunnen vermoorden” wanneer het in Europa zou worden aangetroffen. (Warick, 2000 & Pratt, 2009). Hoewel nog niet definitief vaststaat wat de bron is van de wijd verspreide besmetting die in 2009 in het Canadese lijnzaad werd vastgesteld, wordt gesuggereerd dat de oorzaak uiteindelijk zou kunnen liggen bij de stalen die bijna tien jaar geleden zijn verspreid. In een poging om te begrijpen hoe die besmetting is ontstaan, heeft de Canadese Flax Council de boeren opgeroepen om stalen van hun oogst van 2009 in te dienen om ze te laten testen.
De lijnzaadmarkt lamgelegd De eerste bevestiging van een besmetting met Triffid kwam er op 15 september 2009, toen een Duits voedingsbedrijf sporen van genetisch gemodificeerd materiaal aantrof in een lading Canadees lijnzaad waarvan het in augustus stalen had genomen. Daarop volgden al snel intensievere tests in de EU en tegen 10 december 2009 waren al zesentachtig andere gevallen van besmetting met Triffid bevestigd (EC RASFF, 2009). In november werd ook besmetting met Triffid aangetroffen in lijnzaad dat was uitgevoerd naar Japan, de derde grootste klant van Canadees lijnzaad (Yoshikawa & Maeda, 2009). Tegen het einde van 2009 hadden de tientallen gevallen van besmetting geleid tot een verlamming van de Canadese lijnzaadexport. Omdat het meeste Canadese lijnzaad wordt uitgevoerd via de St. Lawrence Seaway, die in de winter dichtvriest, zal het grootste deel van de Canadese lijnzaadoogst van 2009 waarschijnlijk in de pakhuizen blijven liggen tot in 2010, wanneer de sector opnieuw kopers voor het lijnzaad zal zoeken. Economische gevolgen Het nieuws over de besmetting met Triffid veroorzaakte meteen een instorting van de lijnzaadprijzen die de Canadese boeren betaald krijgen. Van de recordprijs van meer dan 12,50 Canadese dollar per bushel aan het begin van de zomer, daalden de prijzen tegen eind september tot 7,87 Canadese dollar in de haven van Ontario en 6,80 in Saskatchewan. Begin oktober besliste een verwerkend bedrijf uit Manitoba niet langer te bieden op de lijnzaadoogst (SFDC, 2009), wat aangeeft dat de vraag naar lijnzaad ernstig is verzwakt door de verontreiniging met Triffid. Sindsdien zijn de prijzen in Canada gestegen tot ongeveer 9,00 Canadese dollar per bushel. Maar de prijzen liggen nog altijd laag en de oogsten blijven in de opslagplaatsen liggen. Optimisten in Canada spreken van een herstel van de lijnzaadprijzen op de Europese markten (SFDC, 2009); maar dat ‘herstel’ is een illusie omdat er bijna geen volumes worden verscheept. Dit bewijst dat Canada door de besmetting met Triffid voor nieuwe contracten niet kan voldoen aan de Europese vereisten op het vlak van bioveiligheid. ‘Agriculture Canada’ raamt de lijnzaadoogst van 2009 op 965.000 ton, dat is meer dan 35 miljoen bushels (Agriculture Canada, 2009). Doordat de prijzen voor de boeren met gemiddeld 3,00 dollar per bushel zijn gedaald, hebben de Canadese boeren 106 miljoen dollar of meer van de waarde van hun oogst verloren. En de situatie kan nog erger worden: boeren die hun oogst hebben ingehouden en verwerkende bedrijven die lijnzaad hebben opgeslagen, worden momenteel geconfronteerd met een grote onzekerheid over de toekomstige prijzen. Zware tijden op komst Hoewel het nog te vroeg is voor gedetailleerde berekeningen, zal Triffid uiteindelijk nog meer kosten met zich mee brengen voor de Canadese lijnzaadindustrie. Voor 2010 wordt voorspeld dat er 24% minder zal worden aangeplant (SFDC, 2009) en door de ‘zware voorraden’ is tot een heel eind in 2010 geen herstel mogelijk (Agriculture Canada 2009). Voor die tijd moeten de Canadese lijnzaadboeren hun oogst testen om elke verontreiniging met Triffid te identificeren en te proberen verwijderen – een ingewikkeld en duur karwei dat volgens de Canadian Flax Council absoluut nodig is, wil de sector overleven. Lijnzaad wordt verkocht als een gezonde keuze voor brood en gebak en voor andere producten voor menselijke consumptie, waarbij vaak wordt gewezen op de hoge concentratie aan onverzadigde vetten en proteïnes. De verontreiniging met Triffid zal
ongetwijfeld vragen over de veiligheid oproepen bij de consumenten en de beschadigde reputatie van lijnzaad en lijnzaadolie zou wel eens duurder kunnen blijken dan de rechtstreekse schade voor de lijnzaadmarkt. Tijdschema van de besmetting: 1998: Definitieve goedkeuring door de Canadese overheid: Triffid wordt opgenomen in een register van commerciële variëteiten (maar wordt nooit op commerciële basis gezaaid). 2000: Het CDC staat de gratis verspreiding van kleine pakketten Triffid toe, ondanks de bezorgdheid van de boeren over ggo-verontreiniging. 2001: De ‘Flax Council of Canada’ slaagt erin om Triffid uit het register te laten schrappen. 2001 – begin 2009: Men gaat ervan uit dat Triffid uit de teelt is verdwenen. Augustus 2009: In de sector doen geruchten van ggo-verontreiniging in Canadees lijnzaad de ronde, wat leidt tot een daling van de prijzen September 2009: De ggo-besmetting wordt bevestigd in Canadees lijnzaad dat in Duitsland is ingevoerd. September 2009: Nadat de besmetting bevestigd is, komt er een sterke daling van de lijnzaadprijzen op de Canadese markten. September 2009 tot vandaag: In Europa worden producten teruggeroepen. Oktober 2009: De export naar Europa valt stil en omdat de markten lam liggen, stopt één lijnzaadkoper in Manitoba met bieden voor het gewas. November 2009: In Japan wordt een verontreiniging met Triffid vastgesteld. November 2009: De lijnzaadprijzen kennen een lichte opleving, maar de handel blijft stilliggen uit vrees dat de Canadese export zal worden afgewezen in de Europese havens omwille van de verontreiniging met Triffid. December 2009: Sinds september zijn in Europa in totaal 86 gevallen van besmetting met Triffid bevestigd. December 2009: Het grootste deel van de Canadese oogst van 2009 blijft opgeslagen tot het voorjaar van 2010.
Bronnen Agriculture Canada (2009). Canada: Grains and Oilseeds Outlook, 8 oktober 2009. CGC (Canadian Grains Commission) (2009). Background information on genetically modified material found in Canadian flaxseed. http://www.grainscanada.gc.ca/gmflax-lingm/pfsb-plcc-eng.htm EC RASFF (European Commission Rapid Alert System for Food and Feed) (2009). http://ec.europa.eu/food/food/rapidalert/rasff_portal_database_en.htm Flax Council of Canada (2009). Message to Producers: Flax Sampling. 30 oktober 2009. Kuhlmann A (2009). Chair’s Report. In Saskatchewan Flax Grower (nieuwsbrief van de Saskatchewan Flax Development Commission), september 2009. Nikel R (2009). Canada Flax Not Shipping to EU; Key Port to Close. Reuters, 9 december 2009. Pratt S (2009). GM flax breeder deflects criticism. Western Producer, 22 oktober 2009. SFDC (Saskatchewan Flax Development Commission) (2009). Market Support Program, november 2009. Warick J (2000). Flax farmers fear EU wrath: GMO samples could scare away biggest consumer group. Saskatoon StarPhoenix, 19 juli 2000. Yoshikawa M en Maeda R (2009). Japan finds GMO in Canadian flaxseed shipments. Reuters, 16 november 2009.